> nieuwsbrief > 2004 - nr 3

Inhoud

Mededelingen

Uitnodiging tot het Vierde colloquium Joris van Severen 

·          datum: zaterdag 9 oktober 2004

·          plaats: Sint-Andriesabdij Zevenkerken 4, 8200 St.-Andries (Brugge). (Na inschrijving wordt u een wegwijzer toegestuurd)

·          ontvangst: 9.30 uur, koffie bij aankomst in de abdijhoeve

·          aanvang colloquium: 10.10 uur, Sint-Gregoriuszaal (vlakbij de hoeve)

·          einde: voorzien omstreeks 17.30 uur

programma:

·          welkomstwoord door de de heer Vik Eggermont, voorzitter Studiecentrum Joris van Severen.

·          referaat door de heer Daniël Vanacker: Joris van Severen en de Vlaamse Beweging aan het IJzerfront.

·          referaat door de heer Kurt Ravyts: De literaire voorkeuren van Joris van Severen tijdens de Eerste Wereldoorlog.

·          Gezamenlijk middagmaal (facultatief – zie verder)

·          referaat door de heer Paul Meeus: Joris van Severen als parlementair.

·          referaat door de heer Ward Kennes: Het Europabeeld van Joris van Severen in de jaren van ‘Ter Waarheid’.

·          referaat door de heer Bart Coppein: Een status quaestionis inzake het Archief en Fonds Joris van Severen in het Universiteitsarchief te Leuven.

Na elk referaat zal er gelegenheid zijn tot het stellen van vragen, waarbij de heer Frank Judo optreedt als moderator. Gezien het colloquium het karakter van een gesloten bijeenkomst draagt, is voorafgaande aanmelding noodzakelijk.

Ook voor het middagmaal (soep, hoofdschotel steak champignon, nagerecht) is inschrijving vooraf noodzakelijk d.m.v. aanmelding (tot uiterlijk 1 oktober) bij het secretariaat: Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper.  Zie aanmeldingsstrook op het einde van deze Nieuwsbrief.

De deelnameprijs bedraagt 6  € voor de leden van de vzw (niet-leden 9 €) zonder middagmaal en inclusief middagmaal 21 € (niet-leden 24 €). Dranken exclusief en dus persoonlijk af te rekenen. De bijdrage dient vooraf betaald te worden op postrekening 000-1705814-69 (internationaal: IBAN: BE71 001 7058 1469 / BIC: BPOTBEB1) t.n.v. het Studiecentrum Joris van Severen te Ieper.

Hernieuwen bijdrage – jaar 2004

Wie reeds zijn basisbijdrage van 21 € vereffende ontving reeds aanvang mei het 8e Jaarboek Joris van Severen. Wie dit totnogtoe naliet vindt verder in dit nummer – bij wijze van smaakmaker - een inhoudsoverzicht van het nieuwe jaarboek.

Gedenkboek Joris van Severen

Wij kwamen zopas – tengevolge van het overlijden van Jef Werkers – in het bezit van de laatste beschikbare exemplaren van het luxueuze in 1994 gepubliceerde gedenkboek Joris van Severen spreekt. Deze stevig ingebonden editie telt 352 pp en is overvloedig, deels in kleur, geïllustreerd. Wij bieden het onze leden aan voor 10  € + 2,50 € verzendkosten, hetzij 12,50 €. Onze postrekening 000-1705814-69 t.n.v. Studiecentrum JvS, met vermelding “Gedenkboek”.

Christian Dotremont

Over de dichter van het Poème devant l’assasinat de Joris van Severen handelt Hendrik Carette in ons jongste jaarboek. Het toeval wil dat aan Dotremont momenteel ook elders aandacht besteed wordt. Naast dichter was hij destijds immers ook de initiatiefnemer van de internationale schildersbeweging die onder de naam CoBrA geschiedenis schreef. Van 28 april tot 20 juni loopt in het Mesée des Beaux-Arts te Mons/Bergen een retrospectieve tentoonstelling gewijd aan Dotremonts schilderkunst.

Kort Manifest & Vrijbuiter

Onder de titel Tragiek en ideologie lazen we een uitgebreide recensie van het Jaarboek Joris van Severen – deel 7 in Kort Manifest (maart 2004, pp. 11-13), het tijdschrift van het Vormingsinstituut Wies Moens. Marc Joris besteedt daarbij vooral aandacht aan de jaarboekbijdragen van respectievelijk Kurt Ravyts, Daniël Vanacker, Edwin Truyens en Frank Judo.

Ook in het kwartaalblad Vrijbuiter (1e trimester 2004) van de gelijknamige jongerengroep, lazen we een degelijke recensie onder de ietwat misleidende titel Georges et les femmes. In tegenstelling tot wat de titel vermoeden laat komen wel degelijk alle jaarboekbijdragen evenwichtig aan bod.

Terre & Peuple en Voorpost

Enigszins tot onze verbazing namen we via Renaissance Européenne kennis van het feit dat de “bannière Wallonie” van Terre & Peuple zich dit jaar niet aansloot bij de op 8 mei door de vzw. Abbeville ingerichte bedevaart naar de graven van Joris van Severen en Jan Rijckoort, maar besloot de graven op eigen initiatief te bezoeken op 15 mei. Naar we vernamen traden zo’n 45 deelnemers aan. Respectievelijk in het Nederlands en het Frans – u leest deze teksten verder in dit nummer - werd aandacht besteed aan de blijvende betekenis van Joris van Severen. De plechtigheid werd als het ware een doublure van de herdenking ingericht door de vzw Abbeville op de voorafgaande zaterdag 8 mei: ook hier weerklonk het Appèl van de 17 Provinciën en werden bloemen neergelegd. Indien de beide manifestaties op dezelfde dag hadden kunnen plaatshebben, dan hadden er wellicht meer dan honderd mensen rond het dubbelgraf gestaan! We hopen dat beide initiatieven vanaf volgend jaar weer in eenklank kunnen plaats vinden.

Webpagina

Op de webpagina’s van baron Jean de Sélys-Longchamps valt er een vrij uitgebreide en min of meer objectieve bijdrage te lezen over de Opgang en ondergang van het Verdinaso. Het volstaat daartoe volgend webadres in te tikken: http://users.pandora.be/amarcord/selys/verdin01.html De baron legt overigen ook een ‘link’ naar ons Studiecentrum Joris van Severen.

‘Wahrheit’ of ‘Dichtung’ – andermaal

Jef Werkers

Om aan te sluiten bij de conclusie van prof. dr. Piet Tommissen (in de Nieuwsbrief 1/2004, pp.14-15) het volgende: het ligt niet in mijn bedoeling na te gaan “hoe de vork precies aan de steel steekt”. Ik heb slechts de documenten, die het Documentatiecentrum te Aartselaar geanalyseerd heeft, nagekeken. Daaruit blijkt dat:

Jaarboek 8

inhoud

Steven Barends vervloekte Joris van Severen

Piet Tommissen, Grimbergen

Onlangs schonk me de dichter Adriaan de Roover (°1923), met wie ik reeds meer dan 50 jaar bevriend ben, een anno 1936 in Nederland op 1000 exemplaren (500 voor Nederland en 500 voor Vlaanderen) gepubliceerde bundel ‘nieuwe gedichten van jonge Dietschers’: vier Nederlanders en de Vlamingen Wies Moens (1898-1987), Marcel van de Velde (1898-1964) en Ferdinand Vercnocke (1906-1989).1 Tot mijn grote verbazing droeg het derde gedicht van Steven Barends (1915-1994?) de titel Antwoord aan Van Severen. In weerwil van het feit dat Pieter Jan Verstraete (°1956) er een paar jaar geleden gewag van maakte2 , vermoed ik dat slechts weinigen nog weet hebben van het bestaan van dit curieus gewrocht. Om die reden weze het hier afgedrukt:3

1.

Daar waren dagen dat de Dietsche zaak

In Vlaanderen schier verloren scheen

en dat geen enkel man de taak

begreep, en elk was moegestrêen.

2.

Daar waren dagen, dat de Dietsche strijd

te vallen scheen – dat alles om ons week,

en slechts papier nog riep om de gerechtigheid,

en weinigen maar vochten, woest en bleek.

3. 

De krijg kwam en de Duts en het “verraad”

aan België om de Dietsche trouw.

De vrede bracht de Franskiljonsche staat

en Borms ging in de cel als een rabauw,

4.

met honderd andren, maar hun laatste woord

was: Dietschland, Dietschland! eer de cel zich sloot,

en ’t volk, ons volk heeft ook dien roep gehoord

en brak hem vrij, uit àl te vroegen dood.

5. 

Nu roepen weer de klokken over ’t land,

en kleuren Noord en Zuid de kaken rood,

om nieuwe, nooit zo graat gekende schand:

De zilverlingen vonden Judas in de eigen schoot

6.  

van moeder Vlaandren… Eén, die ééns gestaan

had in de eerste rij – die ééns den eed

gezworen had, verkocht voor ijdlen waan,

voor ’t Welsche goud, zijn Moeder en haar leed.

7.  

Van Severen werd Leliaart. O, hoor de kopren monden

Die klagen over ’t Dietsche land, die roepen en verkonden:

Daar was in duizend jaar geen schand

Zoo vurig-rood in Vlaandrenland,

Geen daad zoo vuig als deze daad

Geen moord zoo valsch als dir verraad!

8.

Zoo klagen over ’t Dietsche land wijduit de kopren monden:

Van Severen’s troep werd Leliaart.

                Tienmaal gevloekt die honden!

Die strofen deden me de wenkbrauwen fronsen toen ik ze onder ogen kreeg. Niet wegens hun gebrek aan kwaliteit, want het geheel komt eerder als een poëtisch misbaksel dan wel als een degelijk gedicht over. Evenmin omdat Barends op een zo venijnige manier zijn walg over de Nieuwe Marsrichting heeft lucht gegeven – dat was tenslotte zijn democratisch recht. Neen, mijn reactie hield met Barends zelf verband. Ik denk namelijk dat hij nu niet bepaald dé geschikte man was om Van Severen van verraad te beschuldigen.

Samuel (later: Steven) Barends kwam reeds in 1934, amper 19 jaar oud, in fascistisch vaarwater terecht en debuteerde in Zwart Front, het weekblad van de gelijknamige partij van Arnold Meijer (1905-1965). Deze partij stond de hereniging van Nederland en Vlaanderen voor, zodat Meijer en zijn aanhang verrast moeten opgekeken hebben toen Van Severen het unificatieconcept tot de zogeheten Romaanse gouwen van België uitbreidde. Vandaar Barends’ repliek in de vorm van het boven afgedrukt ‘gedicht’.4

Ware het daarbij gebleven, er zou geen vuiltje aan de lucht zijn geweest. Doch Barends evolueerde zelf in een richting die van hem een leliaert maakte, een anderssoortige leliaert weliswaar maar toch een leliaert. Eerst wou hij in Spanje gaan vechten maar aan dat plan herinneren enkel de gebundelde strijdliederen Viva la muerte! (1938). Kort daarop ging hij in op de suggestie van George Kettmann jr. (1898-1970)5, de eigenaar van de uitgeverij ‘De Amsterdamsche Keurkamer’, om Hitlers Mein Kampf te vertalen. Tijdens de oorlog werd hij lid van de Germaanse SS en trok als oorlogscorrespondent naar het Oostfront. Na 1945 dook hij in Duitsland onder. Voor zover mij bekend was Barends laatste wapenfeit de publicatie van een gedicht en een kort verhaal – beide in het Duits gesteld – in de eerste jaargang (1953) van het Vlaamse tijdschrift De Tafelronde.6

De bekende essayist Menno ter Braak (1902-1940) heeft wellicht de felste kritiek op Barends’ publicaties geschreven. In een uitvoerige bespreking lezen we deze zinnen: “Ook de heer Barends is overtuigd Dietser, maar bij hem kan men de klinkers ie en ui al veel gemakkelijker verwisselen dan bij zijn collega Kettmann” en “ De Dietse heer Barends geneert zich niet te verklappen, dat hij de idee van de uitbreiding van het Duitse ‘Lebensraum’ door moord van harte toejuicht.”7 Wat er ook van zij, in de veronderstelling dat op Van Severen het predikaat ‘leliaert’ van toepassing zou zijn, dan verdient Barends m.i. het predikaat ‘super-leliaert’ opgespeld. Zedeles: hoe een dubbeltje rollen kan…

_______________

1 Ochtendappèl. Eenige nieuwe gedichten van jonge Dietschers. Eerste reeks, A’dam: De Amsterdamsche Keurkamer, 1936, 31 pp. De nochtans accurate P.J. Verstraete spreekt ten onrechte van een boek: a.a. (vt 2), p. 26.

2 P.J. Verstraete, “Steven Barends, ‘zwart’ dichter, een levensschets”, in TeKoS, 17e jg., nr. 85, tweede trimester 1997, pp. 24-32. De verdienstelijke auteur baseert zich op G. Groenevelds biografie van Barends (vt 4), maar last toch een paar niet onbelangrijke nieuwe details in. Hij is van mening dat er “nog speurwerk verricht” moet worden (p. 32), een verzuchting die ik onderschrijf. Terloops zij ook nog opgemerkt dat Barends ‘gedicht’ Antwoord aan Van Severen het 6e Jaarboek Joris van Severen (2002) – evenwel zonder bronvermelding - afsloot (p. 206).

3 A.w. (vt 1), pp. 8-9.

4 Gerard Groeneveld, Steven Barends. Querulant in fascistisch letterland, Nijmegen: Uitg. Flanor, 2002, 36 pp.; aldaar p. 12. Ook P.J. Verstraete, a.a. (vt 2), p. 26.

5 Over Barends, vgl. a.w. (vt 4) en a.a. (vt 2). Voorts Adriaan Venema (1941-1993), Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 2. De harde kern, A’dam: Uitg. De Arbeiderspers, 1989, 582 pp.; aldaar pp. 392-416.

6 Over hem, vgl. de monografie van Willem S. Huberts (°1953), Schrijver tussen daad en gedachte. Leven en werken van George Kettmann Jr. (1898-1970), met een bibliografie, Den Haag: Stichting Bibliographia Neerlandica, 187, 250 pp.

7 Menno ter Braak, Verzameld werk. Deel 7: Kronieken, A’dam: Van Oorschot, 1951, 663 pp., aldaar pp. 219-225: Dietser of Duitser? (eerst verschenen in de krant Het Vaderland van 9 april 1939).

Boodschap Abbeville 8 mei 2004

Hier staan wij, 64 jaar na de laffe moord op Joris van Severen en Jan Rijckoort. In 2004, een jaar met een bijzondere betekenis. Toen zich immers in deze stad op 20 mei 1940 een drama afspeelde werd ook het doodvonnis getekend van het oude Europa. Een Europa, dat met zijn waarden, eeuwenlang als lichtbaken voor de hele wereld heeft gefungeerd. Dat Europa heeft de voorbije dagen een nieuwe wending genomen. Binnen de Europese Unie werden 10 nieuwe lidstaten opgenomen, zodat de Unie nu 25 leden telt.

Daarmee wordt de facto een einde gesteld aan een splitsing die teruggaat op het einde van de Tweede Wereldoorlog of zelfs vroeger. Het einde van het eerste wereldconflict –de zogenaamde Grande Guerre - waar toen al de basis gelegd werd van de verzwakking en teloorgang van het Westerse avondland, van het echte Europa dat ook Joris van Severen dierbaar was.

Zijn volgeling Louis Gueuning leerde ons dat wij als mens drie roepingen kennen: die van de persoon, die van de Nederlanden en die van Europa. Anno 2004 moeten we stellen dat die Europese roeping verder af is dan ooit.

Akkoord, de toetreding van landen als Estland, Letland of Litouwen die meer dan een decennium geleden het juk van het communisme van zich hebben afgeworpen is een goede zaak, maar we trappen een open deur in door te stellen dat Europa haar ziel heeft verloren. Europa is een bureaucratisch, technocratisch en economistisch geheel geworden. Terwijl Europa – en ik citeer hier opnieuw Louis Gueuning - een spiritualiteit is. De historicus Joseph Calmette, die ooit een biografie schreef over Karel de Grote, heeft het zo gezegd: “Tussen alle onderdelen van Europa bestaat een spirituele band.”

En het kerngebied van dat Europa blijft nog altijd de Nederlanden. We kunnen ons afvragen of de afwezigheid van de Europese ziel niet te maken heeft met de zwakte van de Nederlanden. Immers, zei Joris van Severen niet: “Geen enkel land is zozeer doordrongen van de Europese Geest als precies de Nederlanden.” De Nederlanden, die eigenlijk een afspiegeling zijn van dat spirituele Europa, lijden ook onder die verdeeldheid. De Nederlanden – waarvan we ons hier op het zuidelijkste punt bevinden - zijn het werkelijke hart en het geestelijke middelpunt van Europa. Zij lijden het meest onder een Europese verdeeldheid. Zij bereiken het toppunt van hun  bloei wanneer Europa door hun werk één is geworden. De Nederlanden hebben net als Europa een roeping. Maar slechts weinigen nemen ze ernstig. Terwijl de Nederlanden in hun eenheid en verscheidenheid zo mooi zijn. De Nederlanden hebben de bestemming om Europa te verenigen. Ze mogen dan nog verspreid zijn over België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk en Duitsland; ondanks die artificiële grenzen blijven de Nederlanden een eenheid vormen. De Nederlanden zijn “la vivante réalité d’une terre commune”, zoals de Zwijger ooit zei. Denken we maar aan Brabant, het aloude kerngebied van de Nederlanden. Brabant dat overal in Europa een begrip is, van Noorwegen tot Italië.

Hetzelfde geldt voor het aloude graafschap Vlaanderen. Vlaanderen is geen roepingloze staat. Vlaanderen is veel mooier dan een staat. Het is een levend lid van de Nederlandse Natie die zich uitstrekt van Picardië tot Friesland. Een aloud graafschap dat zijn eigen culturele synthese tussen Noord-Europa over Zeeland en Holland en Frankrijk over Rijsel, Atrecht en hier Abbeville bestendig uitdraagt.

Maar ook die rol is blijkbaar steeds moeilijker waar te maken. En dat komt omdat men in Europa in het algemeen en de Nederlanden in het bijzonder niet meer aan die derde roeping weet te beantwoorden. Ik heb het over de roeping van de persoon. De mens moet worden wat hij is. Door datgene te doen waarvoor hij geroepen is. Hoe kan hij dat? Wel, door te antwoorden op een oproep die van zeer hoog komt en die eens in de diepte van de mens weerklinkt. Deze oproep nodigt hem uit om iets eigens te scheppen waardoor hij zichzelf wordt. De mens draagt slechts vruchten en komt alleen tot het geluk door de liefde voor deze oproep. En die is niets anders dan trouw aan deze roeping. Echter zijn wij Nederlanders, zijn wij Europeanen nog trouw aan deze roeping? Meer nog, zijn onze bestuurders trouw aan deze roeping? Filips de Goede, Karel de Stoute, Karel V waren het zeker. Net zoals Willem de Zwijger. Maar onze huidige staatslui? Hun trouw gaat in vele gevallen niet verder dan een verknochtheid aan het partijenregime. Hoe kan men aan iets trouw zijn wanneer men er in werkelijkheid de slaaf of lijfeigene van is? Meer nog, sommigen zijn niet enkel de slaaf van het partijenregime, maar hebben er zelfs geen probleem mee om als zetbaas van vreemde mogendheden te fungeren. Want laten we eerlijk zijn: waarom is de Benelux nog altijd een lege doos? De vraag stellen is ze beantwoorden. Omdat sommige van onze politici samenheulen met andere mogendheden om die Benelux geen kans te geven. Het is wachten op staatslui die het tij kunnen keren. Staatslieden met goede bedoelingen zullen er wel altijd zijn. Maar wat de Nederlanden nodig hebben, zijn mensen met een visie die een klaar antwoord geven op hun roeping.

Figuren als een Jan Rijckoort en Joris van Severen wisten wat het was om aan hun roeping een antwoord te geven. Zij wisten het reeds: de roeping kiest de persoon, niet omgekeerd. Door trouw te blijven aan hun roeping hebben ze het met hun leven moeten bekopen. En dat zullen wij altijd indachtig zijn.

Un Eveilleur de peuples

Georges Hupin

Joris van Severen et son secrétaire Jan Rijckoort ont été les victimes, le 20 mai 1940, au milieu de la débâcle des armées alliées, d’un répugnant crime de guerre. Déportés vers le sud de la France avec un groupe de ‘suspects’, leur convoi avait été coupé par la percée foudroyante des armées allemandes. Celles-ci les avaient rattrapés à Abbeville. Avant d’investir la ville, les Allemands l’avaient durement pilonnée avec leur artillerie et leurs Stukas. De très nombreuses maisons ont alors été détruites et un grand nombre de Français, des soldats mais aussi des civils, ont été tués ou blessés.

Joris van Severen et ses compagnons d’infortune se trouvaient à ce moment, enfermés d’un kiosque à musique, sous la garde d’une section comandée par un officier, le lieutenant Caron. L’epoque était secouée par une lamentable hysterie collective: dans la cohue des fuyards, on soupçonnait chaque prêtre et chaque religieuse de dissimuler sous leur robe la tenue des redoutables parachutistes allemands. On a alors ‘réglé leur compte’ à nombre de malheureux qui avaient un accent ‘bizarre’. Caron et ses hommes venaient tout juste de vivre une terreur panique. Ils avaient bu pour se donner ‘du coeur’. L’appetit de vengeance, soutenu peut-être par des convictions patriotique orientées, trouvait ici un objet à sa portée: des espions et des traîtres de qui venait tout le mal. Ce sont là les ingrédients du drame.

Joris van Severen était pourtant tout le contraire d’un traître ou d’un défaitiste. Patriote ardent d’une loyauté à toute épreuve, il avait eu une conduite modèle durant la guerre de 1914-18, comme sous-officier d’abord et, ensuite, comme officier. Comme tous ceux qui avaient réellement connu le feu des première lignes, il était opposé à la guerre et aux bellicistes, comme l’était Giono, comme Céline, comme Jünger, comme Drieux. Il connaissait l’amertune des soldats trompés par la propagande, parfois cynique, des humanitaires comme des va-t-en-guerre. Toutefois, dès la mobilisation générale en 1939, Joris van Severen avait solennellement rangé derrière le Roi, commandant en chef de l’armée, son Verdinaso, rassemblement des nationaux solidaristes des Grands-Pays-Bas. Le gouvernement belge ne l’en avait pas moins fait arrêter le 10 mai au matin, en même temps qu’une bonne partie de l’opposition.

La première victime de la guerre est, dit-on, la vérité. Plus encore que de la guerre, c’est de la paix que la vérité de Joris van Severen a eu à pâtir. Car il est malencontreux d’être la victime d’un crime commis par les vainqueurs. Ceux-ci ont laissé peser sur les victimes du massacre un ignoble presomption. Ils ont tuées une seconde fois dans leur honneur. Ce serait cependant une injure à la haute figure de Joris van Severen que de ravaler sa mémoire avec celle des seize autres pauvres victimes désarmées de ce odieux carnage. Car, ayant au cours de sa vie affronté à de multiples reprises le couple divin de la peur et du courage célèbre par Drieux, cette fois encore il lui à fait face. Les massacreurs avaient commencé par désigner un petit groupe d’otages et les avait alignés, devant le kiosque. Lorsque les autres prisonniers, ayant entendu la salve, ont vu la porte de leur prison s’ouvrir à nouveau, ils ont compris le sort qu’on leur réservait. Quand la porte s’est ouverte pour la troisième fois, Joris van Severen et Jan Rijckoort se sont désignes aux-mêmes. Une fois dehors, ils se sont adressés à l’officier, lui rappelant ses responsabilités. Le feu n’en a pas moins été ordonné. Mais il a été arrêté là. Les héros sont mort en héros.

_______________

Uit: Renaissance Européenne, nr. 59, 2e trimester 2004, pp. 19-20; tevens ook de Franstalige bezinning te Abbeville op 15 mei 2004.

Abbeville, 15 mei 2004

Roeland Raes

Vlamingen, Walen, bewoners van ‘Noord-Frankrijk”, verblijvend in de aloude 17 procinciën en daarbuiten, zijn vandaag samengekomen om op passende wijze hulde te brengen aan een man die 64 jaar geleden hier in Abbeville op schandalige wijze vermoord werd en wiens sober maar indrukwekkend grafmonument zich hier bevindt.

Waarom? Waarom na al die jaren? De enige uitleg ligt in de uitzonderlijke persoonlijkheid van Joris van Severen. Hij straalde onwrikbare trouw aan zijn beginselen uit, beginselen die wij kunnen samenvatten als volgt:

Om die beginselen uit te dragen, gebruikte hij verscheidene wegen:

Joris van Severen was in de beste en edelste zin een aristocraat, niet op grond van afstamming of materieel bezit, maar omdat hij zowel bij zijn trouwe volgelingen, als bij wie poogde zich van zijn levenshouding te doordringen, de drang wekte zich volledig in te zetten, zich intellectueel te bekwamen en moreel te verfijnen; kortom als “aristoi” voor hun volk in te zetten, daarbij geen onderscheid makend tussen rang, stand noch bezit.

Voor u, die vaak van ver, naar deze herdenking gekomen zijn, is het overbodig hier dieper op het leven van Joris van Severen in te gaan: de tijdschriften die de groepen dewelke hier vertegenwoordigd zijn uitgeven, hebben al herhaaldelijk over hem gehandeld. Waar ik vandaag de aandacht op wil vestigen, is dit: naar burgerlijke normen gemeten is Joris van Severen mislukt.

* In de eerste oorlogsdagen werd hij opgepakt – zonder aanwijsbare reden – en niemand van zijn hooggeplaatste vrienden, niemand van zijn nochtans talrijke militanten kon beletten dat hij mat tientallen andere “verdachten” – de meeste even onschuldig aan de betichting van spionage als hij – in alle haast en zonder zelfs maar ondervraagd te zijn geweest, naar Frankrijk te worden gevoerd om dan hier in Abbeville te stranden en op brutale wijze te worden omgebracht.

* Hoezeer Van Severens beweging, het Verdinaso, hieärchisch gestructu-reerd was, zeer spoedig na het verdwijnen van haar leider viel de beweging uiteen in diverse strekkingen, die reikten van aanvaarden van de nationaal-socialistische oplossingen, alover attentisme tot rechtsgezinde weerstand. Ook 60 jaar later, al zijn de actoren zowat allemaal overleden of hoogbejaard, lopen de discussies nog verder over wat Van Severen bedoelde met zijn marsrichting vanaf 1934: tactiek of weloverwogen politiek?

* Na de Tweede Wereldoorlog werd herhaaldelijk gepoogd een nieuw Ver-dinaso op te richten. Alle pogingen mislukten.

Wat wel overbleef was het doordringen van Van Severens Heelnederlandse idealen (sommigen spreken van Bourgondische) in diverse kringen en bewegingen, die vaak sterk van elkaar verschillen, maar een aantal essentiële aandachts- en programmapunten gemeen hebben, al was het maar:

Het is voor de militanten van Terre & Peuple, van Voorpost van Nation en van Jeunesses Identitaires een eer en een voorrecht vandaag samen aanwezig te zijn, en – over mogelijke meningsverschillen en praktische stellingen heen - te bevestigen, dat de les en het voorbeeld van Joris van Severen in ons hart én in ons verstand  blijven voortleven.

Deze herdenking is bescheiden bedoeld, eerder een moment van bezinning op een persoon èn op een leer. Met de bedoeling het volgend jaar, en vele daaropvolgende jaren, tot één enkele stijlvolle herdenking te komen, waarbij allen kunnen betrokken worden, die zich optrekken aan het voorbeeld van de men die hier – samen met zijn trouwe militant Jan Rijckoort – begraven ligt.

Wanneer wij straks naar onze streek terugkeren moet ons enige besluit zijn: onder sterk gewijzigde omstandigheden, in onze kring en werkmidden, te leven en te strijden in de geest van Joris van Severen.

In Memoriam

Walter van Thillo (Edegem, 8 januari 1912-Berchem, 10 december 2003). Als jong onderwijzer was hij bij de eerste ploeg leerkrachten die het door Lieven Gevaert opgerichte St.-Lievenscollege op gang brachten. Hij beëin-digde er zijn gewaardeerde opvoederstaak als directeur in de afdeling Lager Onderwijs. Zeer muzikaal begaafd leidde hij jarenlang het knapenkoor. Ge-trouw aan zijn roeping als opvoeder bleef hij zijn jeugdideaal trouw. Geheim lid van het Verdinaso en van de Onderwijzerscorporatie bleef hij alle initiatieven steunen die de visie van Joris van Severen verder uitdroe-gen. Hij was bij de eersten die gehoor gaven aan de oproep van het Natio-naal Studie- en Documentatiecentrum om een reis te boeken voor een jonge-re naar Abbeville. Een stille werkzame kracht, waar zijn oud-leerlingen, zijn vrienden en kennissen steeds met waardering en ontzag naar opkeken. 

Met Jef Werkers (Kieldrecht, 26 februari 1911-Edegem, 25 mei 2004) gaat een der laatste getuigen heen van een tragische episode uit onze geschiedenis. Toen een kleine groep getrouwen van Joris van Severen, onder leiding van Louis Gueuning, het uiterste deed om dit volk te vrijwaren voor de bekoringen waaraan het was blootgesteld. Jef Werkers behoorde tot diegenen die in dit “uur van uiterst gevaar”, zoals we elk jaar te Abbeville nog luidop belijden, elke morgen mocht bidden “… opdat ons hoofd vanavond nog op onze schouders sta”.1

Jef, uw ganse leven zijt gij uw grote voorganger, Joris van Severen, trouw gebleven. Niet uit een gevoel van knechtschap, maar omdat gij instinctmatig aanvoelde dat hier een man bezig was geweest, die in zijn denken en actie iets legde wat elders afwezig was, een stukje “supplément d’âme” zoals Bergson het noemde. Iets dat in staat had moeten zijn, als de Voorzienigheid het tenminste had gewild, dit volk terug te brengen tot zijn vroegere grootheid, toen het aan heel Europa lessen in beschaving gaf.

Dat is iemand zoals u beslist niet gemakkelijk gevallen. Daarvoor had ge te veel een kritische en onafhankelijke geest. Het kenmerk van ware intelligentie is nu eenmaal de onzekerheid, het vermogen om alles steeds opnieuw in vraag te stellen. Diegenen die u van nabij hebben gekend, weten dat dit uw wezenskenmerk was.

Jef, gij zijt uw hele leven gehecht gebleven aan idealen en personen die – hoe kan het in deze mediocre wereld anders? – in de politiek geen onmiddellijke en duidelijk zichtbare successen gehad hebben. Maar die mijlpalen waren, vuurbakens, die andere mensen richting gaven aan denken en leven. Fundamentele zaken die in hun kern een aantal ingrijpende essentiële vragen bevatten. Vragen die behoren tot de sfeer van religie, ethiek en ware politiek. Niet de “politique politicienne” die we dagelijks om ons heen waarnemen, maar de politiek van de ware staatsman, dit is: de kunst om een gemeenschap naar haar hoogste ontplooiing te leiden. En in deze relatie telt duidelijk niet het resultaat of de efficiëntie, maar wél de keuze van de te volgen weg. En dat betekent helemaal niet dat er op langere termijn geen overwinning zal behaald worden, ook op politiek vlak.

Dit is de énige juiste manier om uw leven en activiteit te beoordelen. Uw rol in de Joris van Severen-Orde, uw leraarschap, uw werk als familie- en heemkundige, uw vader zijn van een groot gezin, de taak die gij sinds het overlijden van Louis Gueuning op u genomen hebt en die u zowat tot de “éminence grise” van onze beweging maakte, maar vooral uw onmogelijk naar waarde te schatten arbeid voor het archief en de studie van Joris van Severen en het Verdinaso, bekroond met een officiële opname in het archief van de Katholieke Universiteit te Leuven.

Vik Eggermont

1Allusie wordt hier gemaakt op een eerste “Gebed voor de tijden van gevaar” in 1941 geschreven door Louis Gueuning in de stijl van die jaren. Het werd later vervangen door het sobere gebed dat wij thans nog gebruiken. De originele Franse tekst is gelukkig bewaard gebleven (vergeten wij niet dat uit die tijd bitter weinig geschreven bronnen tot ons zijn gekomen). Wij geven hem hieronder weer ter informatie van onze lezers. Nederlandse vertaling is vrij gemakkelijk.

Seigneur, nous ne savons pas ce qui nous attend aujourd’hui,

Nous aurons peut-être à faire des choses bien difficiles;

Nous aurons peut-être à faire des choses terribles.

Nous ne savons pas si nous aurons encore ce soir notre tête sur nos épaules.

Nous y tenons pourtant, à notre tête, et nous ne demanderions pas mieux que de la lever longtemps encore vers le ciel.

Mais vous le voudrez peut-être autrement parce que nous sommes des Dinasos, des Dinasos de Joris van Severen et qu’un Dinaso ne doit pas s’occuper de ses petites affaires personnelles.

Mais, vous le voudrez peut-être autrement parce que nous sommes de la lignée de tous ceux qui sont mort pour la patrie thiosie: Indutiomar et Ambiorix, le fier Jacob van Artevelde, Hornes, Egmont et De Coninck, le Hardi et le Taciturne.

Et peut-être parce que vous trouvez que ce n’est pas encore le compte: nous sommes là si vous le voulez; donnez-nous la force, Seigneur, et prenez pitié de ce peuple.  

SPROKKELS

 

In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

SEVEREN, GEORES EDMOND EDOUARD) VAN, genannt Joris, geb. 19.7.1884 in Wakken, ermordet 20.5 1 940) in Abbeville, flämischer Nationalist, Führer des “Verbond van Dietsche Nationaalsolidaristen” (VERDINASO) 1931-1940.

Als Sohn eines Rechtsanwalts in einem westlflämischen Dorf geboren, erhielt Van Severen eine französische Erziehung durch die Jesuiten. Er unterbrach das Jurastudium in Gent, um am Ersten Weltkrieg teilzunehmen. Als Angehöriger der belgischen Frontpropaganda, zuletzt im Rang eines Unterleutnants, bedauerte er die Zurücksetzung der flämischen Soldaten gegenüber den wallonischen an der Yser-Front und schloss sich der flämischen “Frontbeweging” an die von Frans Daels. Hendrik Borginon, Filip de Pilleceyn, Adiel Debeuckelaere und Victor Vangramberen geleitet wurde. Als sie sich nach dem Krieg zur national-flämischen “Frontpartij” entwickelte. war Van Severen 1921-1929 einer ihrer fünf vertreter im Parlament. Nach dem Krieg setzte Van Severen sein Studium in Gent fort. Er liess sich zum Vorsitzenden des Flämischen Studentenbundes wählen und gab die Zeitschrift Ter Waarheid heraus, in der er für die Politik der Frontpartij warb. Als Nahziel nannte er die Gleichstellung von Flamen und Wallonen und die Anerkennung des Flämischen als zweiter Staatssprache.

Als Abgeordnetcr der Frontpartij agitierte Van Severen gegen die belgischen Staat unter zwei Perspektiven. Die naheliegende war die Sezession Flanderns. Sollte sich ein selbstständiges Flandern nicht verwirklichen lassen, dann wollte er das ganze Belgien wie vor 1830 wieder mit den Niederlanden vereinigt wissen, damit die Wallonen gcgenüber den vereinigten Dietschen in die Minderheit kämen. An der Aufrechterhaltung Belgiens in der gegenwärtigen Form war er nichr interessiert. Er hasste den Staat. in dem er lebte. Sein deutlichster Zwischenruf im Parlament lautete: “La Belgique? Qu’elle crève!”

Bereits 1923 gab sich Van Severen als Verehrer Mussolinis und der faschistischen Bewegung zu erkennen. lhre Ordnungsprinzipien machte er sich zu eigen, als er 1927 mit seinen Fraktionskollegen Borginon die Gründung des Algemeen Vlaamsch Nationaal Verbond (AVNV ) betrieb, der die Einheitspartei Flanderns werden sollte. 1928 war die Organisation in Gaue, Arrondissements und Gemeinden vollzogen. Das Leitungsgremium setzte sich aus den fünf Gauleitern zusammen; einer von ihnen war Van Severen. Das politische Ziel war die Vereinigung Flanderns mit den Niederlanden. Die Frontpartij, deren Abgeordneter Van Severen war, wehrte  sich gegen die neue Konkurrenzpartei und war nicht zu eine Fusion bereit. Als Van Severen 29.11.1928 eine flammende antibelgische Rede im Parlament vortrug, deren Inhalt nicht von der Fraktionsspitze gebilligt war und die in ihrer Radikalität alles bis dahin Bekannte übertraf, rnusste er die Partei verlassen. Obgleich er 1929 bei den nächsten Wahlen mehr Stimmen erhielt als 1925, verhinderte die katholische Opposition in geschickter Ausleguug des komplizierten belgischen Wahlsystems, dass Van Severen ein Mandat erhielt. Die Flamen zogen ohne Van Severen mit acht Ahgeordneten in die Kammer ein.

Nach dieser Enttäuschung gründete Van Severen als erstes zur Eindämmung der flamenfeindlichen sozialistischen Kampfgruppen im September 1930 die Vlaamsch-Nationale Militie, die sich später Dinaso-Militie oder Militanten Orden nannte, eine Art von paramilitärischem Kader, dessen Motto “Zucht, Ordnung, Bereitschaft” lautete. Die 800 Mitglieder rekrutierten sich vorwiegend aus Van Severens westf1andrische Anhängerschaft und aus Studenten der Universitäten Gent und Löwen. Am 6.10.1931 gab Van Severen die Gründung des Verbond van Dietsche Nationaalso1idaristen (VERDINASO) bekannt, der bald rnehrere tausend Mitglieder zählte. Es handelte sich nicht um eine politische Partei, sondern um eine politische Reformbewegung mit dem Ziel, den Flamen einen Nationalstolz zu vermitteln und sie für den Zusammenschluss mit den Niederländern zu gewinnen, mit denen sie durch Sprache und Kultur von altersher verbunden waren. Van Severen war der uneingeschränkte Führer, der die Politik der Bewegung bestirnmte. Die “Dinaso’s”, wie sich die Mitglieder des neuen “Ordens” nannten, waren straff organisiert. Die Milizionäre trugen grüne Uniformen. lhre orange-blau-weissen Standarten hatten die Aufschrift “Dietsland en Orde”. Sie grüssten nach faschistischer Art mit erhobenem rechten Arm und den Worten “Heil ’t Dinaso”. Das parteiemblem bestand aus einem Pflug als Symbol für das Bauerntum und einem Zahnrad als Symbol des lndustriearbeiters mit einen darübergelegten Schwert als Zeichen der Autorität. Der Kreis darumherum sollte die Gemeinschaft des Ordens und die flämische Volksgemeinschaft symholisieren. Das Zentrum der Bewegung lag in Westflandern. Brügge, wo sich bereits in den Wahlen von 1921 bis 1929 eine konstante Anhängerschaft Van Severens. herausgebildet hatte, war die Hochburg. In Gent befand sich das “Grüne Haus” des VERDINASO. Die jährlichen Landtage wurden in Antwerpen abgehalten. 1932 kam es dort zo Strassenschlachten mit den Sozialisten, Es gab zunächst zwei Presseorgane, nämlich De West-VIaming. die von VAN SEVEREN redigiert wurde und De Vlag, die der Abgeordnete Wies Moens herausgab. Spâter worden beide Zeitungen zu Hier Dinaso! vereinigt, die die Lehre vom “neuen dietschen Menschen” propagierte.

Die Ideologie des VERDINASO bezog Van Severen von der Action française des Charles Maurras und vom italienischen Faschismus des Benito Mussolini. Da Demokratie und Parlamentarismus eine verantwortungsvolle Politik für das Gemeinwesen unmöglich machten, seien sie abzulehnen. Das Fundament des neuen Staates sollte die “nationale Solidarität” unter autoritärer Führerschaft sein, die sich in der fruchtbaren Mitwirkung der Stände zu bewähren hatte. Der korporative Staatsgedanke zog vorübergehend auch Arbeiter an, bis sie durch den Führerkult der Bewegung abgestossen wurden und in die demokratisch orientierten Arbeiterverbände zurückkehrten. Zu den konstitutiven Elementen des VERDINASO gehörten ein ausgeprägter Antiklerika1ismus und ein radikaler Antisemitismus.

Bei der Darstellung des VERD1NASO in der Öffentlichkeit orientierte sich Van Severen in der Anfangszeit am Nationalsozialismus. Es gab Appelle. Aufmärsche, Versammlungen und Feiern von militärähnhichem Gepräge. Angesichts der unberechenbaren Aussenpolitik Hitlers löste er sich jedoch von den deutschen Mustern  und suchte eigene Propagandaformen.

Mit dem Ziel der Errichtung eines “Dietschland”, in dem sich alle niederländisch sprechenden Bevölkerungsgruppen Hollands und Belgiens vereinigen sollten bedrohte VERDINASO den belgischen Staat in seiner Existenz. Auch die flämischen und niederländischen Auswanderer in Südafrika und Südamerika wurden für den Gedanken mobilisiert. Die belgische Regierung bekämpfte VERDINASO vor allem mit verwaltungsmassnahmen. Dazu gehörten das Verbot der Milizuniform in der Öffentlichkeit, die Verweigerung von Arbeitslosenunterstützung für VERDINASO-Angehörige und das Verbot für Staatsbeamte, sich der staatsfeindlichen Bewegung anzuschliessen. Da sich VERDINASO wegen seiner Ablehnung demokratischer und parlamentarischer Formen nicht als übliche Partei betrachtete und an keinen Wahlen teilnahm, blockierte sich Van Severen den Weg zur politischen Macht. Er lehnte auch die Annahme eines öffentlichen Amtes als Verrat an seiner Idee ab. Die Volksrevolution, auf die er wartete, kam nicht. Um den staatlichen Pressionen zu entgehen, deutete Van Severen am 14.7.1934 in einer Ansprache in Kemzeke einen konzeptionellen Wandel seiner Politik an, der 1936 in die Tat umgesetzt werden konnte, als das verhasste französisch-belgische Militärbündis aus dem Jahr 1920, das die Solidarität aller Französischsprechenden unterstrichen hatte, annulliert wurde. Van Severen gab die bisherige Dietschland-Idee einer Verschmelzung von Flandern und den Niederlanden auf und machte die Öffentlichkeit mit dem neuen Ziel bekannt: das “Dietse Rijk” in der Form eines dietschen Volksstaats. Danach sollten Belgien, Luxemburg und einige nordostfranzösische Provinzen eine politische und militärische Union mit den Niederlanden eingehen, um die Pays-Bas des 16. Jahrhunderts mit ihren 17 Provinzen wiederherzustellen und den historischen Traum vom grossburgundischen Reich zu realisieren. Den Wallonen, die 1936 als “Schicksalsgenossen” der Dietschen anerkannt und 1938 sogar als “romanisierte” Dietsche bezeichnet wurden, sollte eine regionale Autonomie gewährt werden. Mit diesem Konzept näherte sich Van Severen der grossbelgisch-burgundischen Idee, die von den Rexisten vertreten wurde. Da die neue Zielsetzung den Bestand Belgiens nicht mehr gefährdete, hoffte Van Severen auf die Zurücknahme der staatlichen Unterdrückungsmassnahmen.

Einige Mitglieder des VERDINAS0, unter ihnen Wies Moens, machten diese Kursänderung nicht mit und traten empört aus der Vereinigung aus, als die VERDINASO-Gruppen bei öffentlichen Kundgebungen neben der Parteifahne die belgische Flagge hissten und die belgische Nationalhymne sangen. Das belgische Königshaus, vormals Symbol der aufgezwungenen Staatlichkeit Belgiens, wurde in dem Masse bejaht wie der Sprachenstreit abflautc. Anderen Mitgliedern, die VERDINASO verliessen, fiel der Verzicht auf die faschistischen und nationalsozialistischen Komponenten, zum Beispiel den Antisemitismus, schwcr. Die Idee der “burgundischen Solidarität” reichte ihnen als politisches Programm nicht aus.

Da VERDINASO kein von den Mitgliedern verabschiedetes politisches Programm besass, konnte Van Severen alle programmatischen Kursänderungen als jeweils “nieuwe marsrichting” aufgrund seiner Führungsfunktion verordnen. Ohwohl 1936 viele der alten Grundideen preisgegeben wurden, hielt sich die Zahl der Austritte im Rahmen. Der Mitgliederstand lag vor dem Zweiten Weltkrieg bei etwa 15 000. Unter ihnen waren 5000 Grünhemden als Aktivisten. Die ZahI der Sympathisanten war sowohl in Belgien als auch in den Niederlanden sehr gross. Die Faszination der Bewegung lag nicht im politischen Programm, sondern im Korpsgeist der Mitglieder. Ihre Disziplin zeigte sich bei den Aufmärschen und den pararnilitärischen Übungen. Sie fühlten sich als nationaldietsche Elite, die berufen war, eine neue Ordnung in einem neuen Staat zu schaffen.

Der grösste Widerstand gegen VERDINASO kam nach dem Kurswechsel aus den Niederlanden. Die überwiegend kalvinistischen Niederländer hatten kein Interesse daran, nach der Vereinigung mit den Belgiern unter die Herrschaft einer katholischen Mehrheit zu kommen und ihren Reichtum mit den armen Belgiern zu teilen. Aber auch die im “Vlaaamsch Nationaal Verbond” (VNV) des Staf de Clercq organisierten Flamen lehnten die langfristigen VERDINASO-Ziele ab und konzentrierten sich auf die kurzfristige Verbesserung ihrer Situation im belgischen Staat. Die französischsprechenden Bürger des anvisierten burgundischen Staates misstrauten den Autonomieversprechungen.

Von deutscher Seite wurde die Entwicklung des VERDINASO zwar mit Interesse verfolgt, aber niemand glaubte an seine Machtergreifung. Die Berichterstattung in der deutschen Presse war sachlich-informativ. Über interne Vorgänge war die Führung des Dritten Reiches durch V-Leute des “Volksbunds für das Deutschtum im Ausland” informiert. Aus ihren Berichten wurde deutlich, dass Van Severen keine Unterstützung aus Deutschland wünschte. Er erklärte sogar, er werde Einladungen ins Reich keine Folge leisten.

Ab 1936 unterstützte Van Severen die Politik der Neutralität und Unabhängigkeit, die die niederländische und die belgische Regierung am Vorabend des Zweiten Weltkriegs betrieben. Trotzdem wurde er nach Kriegsbeginn als Faschist verleumdet. Die Zeitung La dernière Heure bezeichnete ihn Anfang April 1940 als Verräter und zukünftigen Quisling Belgiens. Als die Wehrmacht am 10.5. 1940 in Belgien einmarschierte, rief Van Severen seine Anhänger zur Vaterlandsverteidigung auf. Die belgische Regierung liess jedoch alle mutmasslichen Angehörigen der Fünften Kolonne, d. h. alle Aktivisten aus der Zeit des Ersten Weltkrieges und alle Sympathisanten der Hitlerregierung, nach vorgefertigten Listen verhaften. Auch Van Severen gehörte dazu. Mit einem Gefangenentransport kam er über die belgisch-französische Grenze nach Abbeville. Dort wurden 21 Männer aus der Gruppe ohne gerichtliches Verfahren und ohne Angabe von Gründen von französischen Soldaten massakriert. Van Severen war unter ihnen. Sein Nachfolger versuchte eine Fusion des VERDINASO mit der “Légion nationale” des Paul Hoornaert, um ein Gegengewicht zu Rex und den VNV zu schaffen, aber das Projekt scheiterte. VERDINASO zerfiel in belgizistische Widerstandsgruppen und in kollaborationistische Zirkel. Lediglich die Zeitschrift Hier Dinaso! überlebte, ab 15.6.1941 unter dem neuen Namen De Nationaal-Socialist.  

__________________

Franz W. Seidler, Die Kollaboration 1939-1945. Herbig Verlag, München, 1995, pp. 490-494.

Identiteit

“(…) Niet alleen links-liberale Bekende Vlamingen maken zich sterk voor de Belgische eenheid en eigenheid. Ook rechtse Onbekende Walen doen dat. Nieuwrechtse Franstalig-Belgische kringen zijn, in de geest van Joris van Severens pro-Belgische marsrichting, fel belgicistisch door hun “Dietse” (thiois) verbondenheid met het rechtsere Vlaanderen. (…)

_______________

Dagobert Kesselstein, ‘Identiteit, met of zonder’, in: ’t Pallieterke, 17 maart 2004, n.a..v. een bespreking van het tijdschrift Identiteit.

Leopold III over het Verdinaso

“(…) Sterk gedisciplineerd doch niet talrijk beoogt [het Verdinaso] de wedergeboorte van het Bourgondische Rijk met als hoofd den Belgischen Koning (invloed van Maurras. (…)”

_______________

Als aangehaald door Jean Vanwelkenhuyzen in: 1936 – Leopold III, Degrelle, Van Zeeland et les autres, Ed. Racine, Brussel, 2004, p. 64, ISBN. 2-87386-319-6. De beklemtoning is, luidens de auteur, van Leopold III.  

____________________________________________________

Aanmeldingsstrook 4e colloquium Joris van Severen

(tot uiterlijk 1 oktober terug te sturen aan het secretariaat: Paddevijverstraat 2, B 8900 Ieper. E-post: jorisvanseveren@tijd.com

Ondergetekende ………………………………………………………………………(naam)

(adres)……………………………………………(telefoon)…………………

zal deelnemen aan het 4e Colloquium Joris van Severen op 9 oktober 2004 in de Sint-Andriesabdij, Zevenkerken 4, 8200 St.-Andries (Brugge). Het verschuldigde bedrag van 6  € / 21  € inclusief middagmaal (leden) of 9  € / 24  € (niet-leden)  werd dd. …………………… betaald.