Jaarboek
Joris van Severen – deel 8 (2004)
Een blik
op de inhoudstafel van dit achtste jaarboek laat opnieuw een wel zeer
verscheiden inhoud vermoeden. En dit is inderdaad ook het geval. We ontmoeten er
Joris van Severen – en zijn beweging - zowel in de intieme als in de openbare
sferen van hun bestaan. Chronologisch komen achtereenvolgens onder de
schijnwerper te staan:
Met Karel
de Schaepdrijver, de “sublieme deserteur” schetst Daniël Vanacker
andermaal een belangrijk hoofdstuk uit het frontleven van Joris van Severen
tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hun wederzijdse vriendschap werd, zo blijkt
overduidelijk, mede gevoed door de radicalisering van hun flamingantisme en hun
betrokkenheid bij de Frontbeweging. Hun relatie liep niet stuk toen in 1918
eindelijk “de vrede uitbrak”. Vanuit zijn Nederlands ballingsoord zou De
Schaepdrijver volop meewerken aan Van Severens tijdschrift Ter Waarheid
(zoals blijken zal uit het vervolg van dit verhaal in het volgende jaarboek).
De
relatie tussen Joris en “Maine” nam een aanvang tijdens de Eerste
Wereldoorlog (zoals we konden nalezen in deel 1 – in het Jaarboek 7 -
van dit tweeluik). In het tweede en afsluitende deel van Joris van Severen en
Germaine Duccobu: het verhaal van een onmogelijke liefde brengt Kurt Ravyts
het sober relaas over de naoorlogse jaren van deze relatie die in 1921 stukliep
en waaraan een definitief einde kwam met “Maines” plotse overlijden in de
zomer van 1924.
Romain
Vanlandschoot brengt ons met zijn indringend referaat terug naar het colloquium
van 2002, waar hij sprak over De lange weg van syndicalisme naar corporatisme
van Juul Declercq. In dit jaarboek komt deel 1 aan de beurt, te weten de
belangrijke jaren van 1918 tot 1925 tijdens dewelke de christelijke
arbeidersbeweging in West-Vlaanderen aan de rand van het Vlaams-nationalisme
kwam te staan. Hoe de wegen dan toch definitief uit elkaar liepen – en welke
rol Joris van Severen daarbij speelde - komt in dit eerste luik aan bod. In een
volgend jaarboek speurt de auteur na hoe de bochtige weg liep tussen 1925 en
1931, toen Juul Declercq tot het Verdinaso kwam.
Hoezeer
Joris van Severen gaandeweg alsmaar radicaler de (aanvankelijk)
Groot-Nederlandse kaart trok, toch kon hij niet steeds op de sympathie rekenen
van initiatieven die zich al evenzeer door dergelijke perspectieven lieten
bezielen. Dit geld zeker voor de – reeds in 1917 gestichte – Dietse Bond,
waarvan nochtans een aantal leden tot het Verdinaso toetraden. Sam van Clemen
ging na hoe De houding van de Dietsche Bond tegenover Joris van Severen en
het Verdinaso evolueerde tussen 1920 en 1940. De evolutie vond overigens ook
haar bijwijlen bitsige neerslag in de wederzijdse publicaties, enerzijds De
Dietsche Gedachte en anderzijds Hier Dinaso!
Uiteraard
boterde het ook zelden of nooit tussen de historicus en VNV-politicus Hendrik
Jozef Elias en de leider van het Verdinaso. In“Elias weet het beter!”
Hendrik Elias en Joris van Severen gaat Pieter Jan Verstraete hun relatie
na. Beiden – Elias en Van Severen – hebben elkaar hooguit een paar maal
persoonlijk ontmoet en van gedachten gewisseld. Des te vaker hebben ze de degens
gekruist in hun wederzijdse persorganen, waarbij Van Severen de klus meestal
delegeerde naar medestrijders met een vlijmscherpe pen. In de zomer van 1940 –
na de moord op Van Severen – poogde Elias wel tot opbouwende gesprekken te
komen met vooraanstaande Dinaso’s als Emiel Thiers, Luc Delafortrie en zelfs
Louis Gueuning. Geen van de drie bleek evenwel bereid een rol te spelen in het
collaboratiegebeuren op maat van Elias’ politieke formatie.
Joris
van Severen wist zich ‘omringd door dichters’, stelt Hendrik Carette in zijn
eigenzinnig essay met als titel De Muzenzoon en het verboden gedicht van
Christian Dotremont. De meest intrigerende onder hen is wellicht de
Franstalige Dotremont, die naderhand als schilder binnen de Cobra-beweging
naam zou maken - en wiens jeugdige verleden als volgeling van de Dinasoleider
later door zijn omgeving systematisch uit zijn levensloop verbannen werd.
Bij
wijze van besluit eindigt elk jaarboek met een aan Joris van Severen gewijd
gedicht. Vanzelfsprekend is dit deze keer Poème devant l’assasinat de
Joris van Severen, het gedicht van de jonge Christian Dotremont.
____________________________
Het Jaarboek Joris van Severen, deel 8, telt 208 pagina's. ISBN 90-76057-08-7. Ledenprijs: 27 Eur; niet-leden: 27 Eur (inclusief verzendkosten). Betalingen: postrekening 000-1705814-69 t.n.v. Studiecentrum Joris van Severen, 8900 Ieper.