|
|
|
|
|
|
|
|
Hernieuwen bijdrage jaar 2001
De oproep tot hernieuwing van de bijdrage werd door ongeveer tweederde
van de bestemmelingen stante pede beantwoord, waarbij niet weinigen
bovendien
hun bijdrage spontaan afrondden tot 1000 BEF. De penningmeester dankt
van
harte voor hun spontane reactie; ze vinden het *-teken op het
verzendetiket
(wanneer ze dit nummer als postzending ontvangen). Wie nog op z'n
bijdrage
liet wachten wordt verzocht zich alsnog in regel te stellen. Even
herinneren:
de bijdrage voor 2001 beloopt minimum 800 BEF - te vereffenen via onze
rekening 000-1705814-69 -; ze verzekert u de toezending van het 5e Jaarboek
Joris van Severen en de driemaandelijkse Nieuwsbrief Joris van
Severen.
Via deze heempagina kan overigens alleen deze
Nieuwsbrief geraadpleegd
worden; van het jaarboek vindt men verderop alleen een inhoudsopgave.
"De Leider van Wakken"
Zo heette het luik gewijd aan Joris van Severen, van de driedelige
Histories-reeks, dat op 30 november 2000 te zien was op Canvas. Eraan
vooraf
gingen uitzendingen gewijd aan Léon Degrelle en Cyriel
Verschaeve.
Het programma werd vrij algemeen als ambivalent ervaren, maar wat de
kijkcijfers
betreft kan het, in zijn aard, als succes beschouwd worden. Wist
Degrelle
iets meer dan 100.000 kijkers te boeien, dan moest Verschaeve het
stellen
met iets minder dan 100.000. Joris van Severens charisma evenwel blijkt
nog steeds aanwezig: niet minder dan 267.400 kijkers volgden het aan
hem
gewijde programma. De uitzending verwierf daarmee een marktaandeel van
11% en dit betekent dat ze voor heruitzending in aanmerking komt!
Signalementen
Verwarring voorkomen - andermaal
In de vorige Nieuwsbrief vroegen we aandacht voor het uit
elkaar
houden van de verschillende initiatieven die zich op de nagadachtenis
van
Joris van Severen beroepen. Terecht werden we terzake attent gemaakt op
een hiaat. Naast de opgesomde initiatieven is er uiteraard ook nog
steeds
het Documentatiecentrum Joris van Severen te Aartselaar waarmee
onze vzw nauw samenwerkt. Dit centrum inventariseert alle archieven en
andere documentatie, met de bedoeling ze uiteindelijk over te dragen
aan
het Archief Joris van Severen dat uitgebouwd wordt binnen de KU Leuven.
Bedevaart naar Abbeville
De jaarlijkse bedevaart naar de graven van Joris van Severen en Jan
Rijckoort, ingericht door Abbeville vzw, zal dit jaar doorgaan
op
zaterdag 19 mei. De jaarmis ingericht door de vzw Stichting Joris
van
Severen, in de abdijkerk te Assebroek/Brugge zal andermaal de
bekroning
vormen van de bedevaart. De practische gegevens verneemt u op eenvoudig
e-post-verzoek - jorisvanseveren@tijd.com -; waarna we u graag de
betreffende
folder zullen toesturen m.b.t. de organisatie van de bedevaart
(busreis)
en herdenkingsmis (gevolgd door receptie en maaltijd).
Jaarboek Joris van Severen ( (2001)
Het - einde mei verschijnende - vijfde jaarboek brengt andermaal een aantal gedegen bijdragen die Joris van Severen en zijn beweging tot onderwerp hebben. Daaronder ook drie van de vier referaten die gehouden werden op het in 2000 te Wakken gehouden Tweede colloquium Joris van Severen. Het nieuwe jaarboek groeide andermaal uit tot 208 p. en is ruim geïllustreerd. We overlopen kort de inhoud:
* Aan het IJzerfront maakte Joris van Severen kennis en sloot hij vriendschap met de man die in latere jarer een beroemde cosmoloog - en de vader van de oerknaltheorie - zou worden. In Het absolute geloof van Georges Lemaître belicht Daniël Vanacker, op basis van Van Severens Oorlogsdagboek en de bewaard gebleven correspondentie hun verhouding.
* Tijdens dezelfde oorlogsjaren ontmoette Joris van Severen ook een oude collegevriend terug, die later onder het pseudoniem Paul Méral bekend en berucht zou worden. In "C'est plus qu'une amitié, notre supérieure et extrême unité". De brieven van Herman de Guchtenaere aan Joris van Severen zoekt Kurt Ravyts naar de raakvlakken waarop die vriendschap kon gedeien. Ook hij maakte daarbij gebruik van Van Severens Oorlogsdagboek en de bewaard gebleven correspondentie.
* Met de bijdrage van Maurits Duyck Van Keizer Karel tot Joris van Severen. De idee van de zeventien Provinciën krijgen we lezing van het eerste in deze bundel opgenomen colloquiumreferaat. In feite sloot het colloquium daarbij aan op de herdenkingen n.a.v. het Keizer Kareljaar. Vertrekkend van diens Pragmatieke Sanctie - volgens dewelke alle Nederlanden voor altijd één dienden te blijven - overloopt de auteur de voorbije eeuwen, op zoek naar sporen die deze eenheid beklemtoonden en schraagden.
* Een tweede colloquiumreferaat behandelde Joris van Severen en Duitsland. Drs. Luc Pauwels onderzocht Van Severens appreciatie van Duitsland en de Duitse cultuur doorheen de verschillende stadia van zijn leven. Vanaf het IJzerfront tot aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog; vanaf zijn bewondering voor Goethe en Nietzsche tot aan zijn afkeer voor Hitler, loopt een lange weg.
In het derde en langste colloquiumreferaat komt drs. Bart de Wever aan het woord. Hij betitelde zijn inbreng met De schaduw van de Leider. Joris van Severen en het na-oorlogs Vlaams-nationalisme. Van hem vernemen we op welke wijze en door middel van welke initiatieven Van Severens gedachtengoed verder leefde na de Tweede Wereldoorlog. Het is een bijdrage die de nodige stof tot discussie bevat en bij menigeen wel ambivalente gevoelens zal oproepen. Ze geeft niettemin op een correcte wijze de huidige stand van het wetenschappelijke historisch onderzoek weer.
Dichter en journalist Eric Verstraete was op 20 mei 2000 voor het eerst aanwezig op de herdenking te Abbeville. Aan de diepe indruk die de bedevaart op hem naliet, ontsproot zijn gedicht De adel van zijn geest. De redactie vond het een aangrijpend en waardig sluitstuk voor dit 5e jaarboek.
Tot einde mei kan dit 5e Jaarboek Joris van Severen
nog
tegen de voorintekensprijs (= ledenprijs) van 800 BEF (inclusief
verzending)
besteld worden, Na verschjinen bedraagt de boekhandelsprijs 900 BEF te
verhogen met 100 BEF vezendkosten.
'Heraut van het Vlaams-
nationalistische antisemitisme'?
Maurits Cailliau, Ieper
Het staat er weliswaar tussen aanhalingstekens, maar de bedoeling
van
de auteur is onmiskenbaar: in de jaren van het interbellum ontpopte het
Verdinaso zich als de gangmaker van het antisemitisme binnen het
Vlaams-nationalistische
wereldje. Wie tussen de regels weet te lezen moet evenwel ook
vaststellen
dat, naarmate de jaren dertig vorderden, de als paddestoelen
opschietende
fervent antisemitische groupuscules het pleit wonnen en het Verdinaso
het
nakijken gaven. Binnen Van Severens formatie trokken de fervente
antisemieten
er vanonder, om een rol te gaan spelen in de nieuwe organisaties. Dat
de
auteur ze in hun rol aldaar steevast als 'voormalig Dinaso', 'gewezen
Dinaso'
e.a. meer omschrijft is niet onjuist maar doet in feite weinig ter
zake.
Een eerste te onthouden vaststelling luidt dus dat het Verdinaso met
het
verstrijken van de jaren alsmaar minder de 'heraut' bleef.
Een tweede vaststelling die de lectuur van deze bijzonder degelijke,
omvangrijke en vlot leesbare studie oplevert is: dat wie in die jaren
niet
op een of andere wijze een "vermeend" probleem met het jodendom had tot
het ras van de "witte raven" behoorde. De gehele maatschappij-atmosfeer
was er klaarblijkelijk van doordrongen. Het waren voorwaar niet alleen
de Vlaamse nationalisten die problemen zagen; alle maatschappelijke
geledingen
waren erdoor aangevreten. De argumentatie was veelzijdig en slechts ten
dele racistisch; religieuze en economische motieven speelden vaak een
nog
grotere rol. En binnen al deze strekkingen leefde er een soms latent
maar
vaker nog een expliciet verwoorde vorm van vijandigheid ten overstaan
van
de semieten en de "vermeende" gevaren die ze belichaamden.
Een derde vaststelling: er vallen tal van parallellen te trekken tussen
wat toen het "jodenprobleem" genoemd werd en wat thans het
"vreemdelingenprobleem"
heet. De parallel wordt bijzonder acuut voor wat betreft de situatie
die
ontstond na de verdrijving van de joden uit het Derde Rijk. Eenzelfde
"vermeend"
gevoel van wantrouwen en onveiligheid beheerste toen de gemoederen van
de brede massa. Ook toen kende iedereen wel zijn "goede" jood, zoals
thans
elkeen wel zijn "goed"-geïntegreerde asielzoeker kent. Maar net
als
thans blijkbaar niemand hen in dichtte drommen in z'n buurt wenst,
wenste
ook toen niemand een joodse overrompeling van zijn buurt. Ook toen
zette
het "wij"-gevoel zich af tegen "de anderen". Er zijn klaarblijkelijk
sociologische
wetmatigheden die zich moeilijk geweld laten aandoen en zich doorheen
de
decennia handhaven.
Vijfde vaststelling: de auteur verwijt Joris van Severen dat hij
"anti-joodse
bijdragen in Hier Dinaso! gedoogde"; hij die het als
autoritaire
leider toch alleen voor het zeggen had in het Verdinaso. Op het eerste
gezicht een valabel argument, maar dan een dat volkomen voorbij gaat
aan
de toenmalige tijdsgeest. Zo heeft Van Severen ooit gepoogd de
auteursrechten
van een schotschrift van de hand van Ward Hermans af te kopen, teneinde
het verticaal te kunnen klasseren; het is hem niet gelukt. Zijn "macht"
reikte niet verder dan de sanctie die binnen elke vereniging geldt:
uitsluiting
van een lid. Hij heeft er vaak gebruik van gemaakt.
De tijdsgeest, steeds weer de tijdsgeest vormt het scharnierpunt dat
teruggeplooid moet worden om het toenmalig discours met enige mate van
objectiviteit te beoordelen. Aan die tijdsgeest kwam overigens geen
einde
met het einde van de Tweede Wereldoorlog. Nog tot een eind in de jaren
vijftig bleef die nawerken en werd er door niemand erg aan getild. Toen
de straatbengels die we eind de jaren veertig waren met elkaar overhoop
kwamen te liggen en de verwijten over en weer vlogen had een kreet als
"gij vuile Duits" geen andere draagwijdte dan "gij vuile jood". Met z'n
allen verzamelden we ijverig de prentjesreeksen over "de rassen" -
onder-
en subrassen in oneindige variaties inbegrepen - die de chocoladerepen
Jacques
vergezelden. En wat met "jodenstreken" bedoeld werd - idem overigens
wat
"jezuïtenstreken" betreft - wist elkeen nog zonder naar een
woordenboek
te moeten grijpen. Dat was nota bene in de jaren vlak na de gruwelen
die
het joodse volk waren aangedaan, maar vóór het ontstaan
van
wat sindsdien de "Holocaust-industrie" genoemd wordt.
Zesde vaststelling: deze, het zij herhaald, zeer degelijke studie kon
verschijnen bij Uitgeverij Lannoo, die, o ironie, ooit De Protocollen
van de Wijzen van Sion op de markt bracht. Daarin werden de
plannen
en de tactiek uiteengezet waarmee de joden hoopten de
wereldheerschappij
te veroveren. Dat die Protocollen een perfide vervalsing waren is eerst
jaren later definitief komen vast te staan. Terloops vermeldt de auteur
niettemin dat uitgever Lannoo - destijds ook al een Dinaso - toen in
zijn
fondslijst ook titels voerde als Jodendom en christelijke
naastenliefde.
Om nog maar eens iets van de tijdsgeest te schetsen.
Maar hoe zit het nu concreet met Van Severens vermeend antisemitisme?
Tegen de achtergrond van de daarnet al te summier geschetste tijdsgeest
- de studie waarover we het hier hebben biedt terzake veel en veel
méér
- valt dat beslist nog mee. En dit bevestigt de auteur trouwens ook
waar
hij schrijft dat: "Van Severen zich [hierdoor] een typisch
vertegenwoordiger
van de katholieke leefwereld van weleer [toonde]." Zijn antisemitisme
(als
het dan toch zo genoemd dient te worden) berustte niet op rassistische
premissen; hij ontleende zijn argumentatie letterlijk aan Vers un
ordre
social chrétien, het werk van de Franse katholieke socioloog
René de La Tour du Pin, waarvan het hoofdstuk La question
juive
et la revolution sociale dateert uit 1898. Tot besluit van z'n
vaststellingen
en overwegingen stelde La Tour du Pin een drietal attitudes voorop; Van
Severen onderschreef en citeerde ze woordelijk:
Een witte raaf:
Parlementair H. Lahaye in de bres voor
de nagedachtenis van Joris van Severen? (bis)
De witte raaf - waarover méér in de vorige Nieuwsbrief - blijkt uiteindelijk verstek gegeven te hebben. Dit blijkt uit de vraag die parlementair medewerker Paul Meeus terzake richtte aan de Bibliotheek van het Parlement. We geven eerst z'n vraag en vervolgens het antwoord van de adviseur Paul Sarens van die bibliotheek.
Geachte Heer, Mevrouw,
Volgens bepaalde historische bronnen zou voormalig liberaal
volksvertegenwoordiger
Hilaire Lahaye tussen 19 en 25 juli 1951 een verzoek tot interpellatie
van de ministers van Landsverdediging en Justitie ingediend hebben bij
de Kamervoorzitter aangaande o.m. de moorden gepleegd op 20 mei 1940 te
Abbeville.
Is het mogelijk na te gaan of deze interpellatie effectief heeft
plaatsgevonden
(mogelijk pas na de opening van het parlementaire jaar)? Zo ja, dan
bekwam
ik graag een kopie van de interpellatie en het antwoord erop.
Het antwoord:
Geachte Heer Meeus,
In verband met uw vraag naar een eventueel verzoek tot interpellatie
i.v.m. de moorden van Abbeville, heb ik in de tabellen van de
Handelingen
van de Kamer van de zittingen 1950-1951 en 1951-1952 geen enkel spoor
gevonden
van een interpellatie van volksvertegenwoordiger Hilaire Lahaye in
verband
met dit onderwerp.
Met meeste hoogachting,
Jean-Marie Gantois over Joris van Severen
In een lange brief, gedateerd 17 augustus 1949 en gericht aan zijn 'Waarde Vriend Cyriel Rousseeu'1, noteerde J.M. Gantois2 zijn kijk op Joris van Severen. Zoals uit het manuscript blijkt beheerste Gantois meer dan behoorlijk het Nederlands; toch hebben we links en rechts een kleine toevoeging aangebracht - de woorden tussen [...] - teneinde een en ander vlotter leesbaar te maken. Klaarblijkelijk gaat Gantois in z'n brief in op een vraag van Rousseau naar Gantois' appreciatie van Joris van Severen. De tekstgedeelten die in de brief door onderlijning beklemtoond werden, worden hieronder cursief weergegeven. In een vorige brief van Gantois, gedateerd 18 juni 1949, was Joris van Severen ook reeds ter sprake gekomen. De originele brieven bevindt zich in het archief van mr. Edmond Camerlynck, bij leven secretaris van de huidige Vereniging/Stichting ZANNEKIN. (Maurits Cailliau)(...) "Van Severen had toch gelijk als hij beweerde dat de vorming van een geschoolde keurtroep een nationale behoefte was (en blijft)." (...) (Brief van 18 juni 1949).
"Ik heb geen tijd - en het had ook geen zin - lange brieven te
besteden
aan de beoordeling van Van Severen. Ik ken beter dan wie ook zijn
gebreken:
vooral de Maurrasiaanse en de zuiderse invloed die hij onderging, en
met
alles wat hij ten overstaan van [het] Walenland voorstelde kunnen wij
zeker
geen vrede nemen. Te meer met wat hij tot 1938 als 'nieuwe
marsrichting'
beschouwde, want hij was ook aan 't keren onder de invloed van een
zekere
Van Bijleveld3, en
zijn
'nieuwere marsrichting' had zeker vele fouten hersteld: lees zijn
allerlaatste
geschriften. Maar Van Severen had toch de grote verdienste zich buiten
en boven het Vlaams provincialisme opgetrokken te hebben, en alhoewel
zijn
oplossing niet volmaakt was, had ze toch de verdienste - te bestaan!
Als
men bedenkt dat de 'vlaams-nationalisten' (sic) er ernstig aan dachten
'Wallonië' aan Frankrijk te geven! Veronderstel dat Frankrijk met
zijn macht tot op tien kilometer van Brussel en Tongeren zou gekomen
zijn,
wat zou gebleven zijn van een Vlaanderen dat alleen nooit gelukte boven
[het] Walenland te zegevieren en dat dàt enig politiek kunstwerk
in Europa heeft kunnen verwezenlijken: de enige 'onderdrukte
meerderheid'
in eigen land te zijn.
Een flater was het zeker alle Walen als geromaniseerde Dietsers
te beschouwen, maar geen flater, wel een misdaad is het de 'Wallons
nês
de parents flamands' van Ploegsteert, Komen, Dottenijs, enz., over te
geven
of over te laten. Dat heet, denk ik, in de verkiezingsterminologie:
'afbakening
van de taalgrens'. Ik las dat met verbazing in het kiesmanifest dat u
me
overmaakte. Komen dus de 'Vlamingen' hun minderwaardigheidkomplex, hun
minimalisme en middelmatisme niet [te] boven? In de grond heeft
'Vlaanderen'
Van Severen niet begrepen omdat hij te groot was. De
doorsnee-Vlaming
blijft een kleine provinciaal die, met een prachtige kultuur en alle
mogelijke
deugden en talenten, in politicis niet hoger dan de kleinste
dorpspolitiek
kan. U heeft het zelf ondervonden.
Zolang men zich met de roerende 'rommel' over 'Kassel, heilige berg'
enz. en 'de A als natuurlijke grens' van Vlaanderen' vergenoegt,
volgden
enkele mensen. Maar terstond toen 'Zannekin'4
ondernomen heeft bredere horizonten aan ons volk te geven, wekte een
samenzwering
al degenen die een physische schrik hebben aan elke grootheid.
De
Somme-grens! De brave dr. Muylle maakte een ziekte door, A. Mermans
stond
verbaasd, Jan Brans, Van de Woude en anderen, die nooit een vinger voor
Frans-Vlaanderen geroerd hadden, kwamen eensklaps met theoriën [?=
moeilijk leesbaar] om [aan] te tonen dat 'St.-Omaars diep in Frankrijk
ligt' en dat de 'Nieuwe Dijk' de door de natuur aangewezen grens is van
Vlaanderens begeerten en dromen! (...)" (Brief van 17 augustus 1949).
_______________
1 Cyriel Rousseeu
(1882-1968) was vóór de Eerste Wereldoorlog, samen met
o.m.
August Borms, de bezieler van de Pro Westlandia-aktie ten bate van
Frans-Vlaanderen.
2 Jean-Marie Gantois
((1904-1968) werd als zoon van een Franssprekend doktersgezin geboren
te
Waten. Hij werd de grote bezieler van het Vlaams Verbond van Frankrijk
dat de periodieken De Torrewachter en Le Lion de Flandre
uitgaf. Van hem stammt de belijdenis: Ik ben geen Groot-Nederlander; ik
ben geen Heel-Nederlander. Ik ben Nederlander!
3 H. van Byleveld
was het pseudoniem waaronder Jean-Marie Gantois in 1940 zijn studie Nederland
in Frankrijk. De zuidergens der Nederlanden gepubliceerd had.
Volgens
het 'woord vooraf' was de studie echter reeds in augustus 1939 voltooid
geworden. Daar Gantois wel eens bij Van Severen thuis kwam - o.m. op 22
mei 1939 - mag verondersteld worden dat deze laatste met de grote
lijnen
van de studie vertrouwd was.
4 Met Zannekin
bedoelt
Gantois in deze context niet de huidige Vereniging/Stichting ZANNEKIN,
wel de Werkgemeenschap Zannekin, die tijdens de Tweede
Wereldoorlog
werkzaam was en waartoe o.m. ook Cyriel Rousseeu behoorde.
Joris van Severen en Willem Elsschot
Willem Elsschots' nonconformistische houding ten overstaan van
August
Borms - zijn bekende Bormsgedicht - is genoegzaam bekend; hij heeft het
trouwens nooit verloochend.1
Dat Elsschot ook correspondeerde met de zwaar wegens collaboratie
veroordeelde
Ward Hermans, is minder evident maar blijkt onomstotelijk uit zijn
gepubliceerde
briefwisseling.2
De recente film Lijmen naar het gelijknamige werk van Elsschot
wordt afgesloten met tijdsbeelden uit de jaren '30. Is het toeval dat
het
Verdinaso prominent aanwezig is in deze montage, met beelden van Joris
van Severen en van de landdag te Antwerpen?
En in de briefwisseling van Elsschot (in 1993 uitgegeven) komt Van
Severen ook - zijdelings weliswaar - ter sprake. Want wat lezen we in
een
brief van Willem Elsschot aan de gevangen Ward Hermans (11 januari
1955)?
"Ik wens u (Hermans) het beste jaar 1955 dat iemand in uw conditie
verwachten kan en dat ik, voor het uit is, het genoegen zal smaken u
persoonlijk
de hand te drukken. Ik hoop dat zij u allen ontslagen voor de nieuwe
oorlog3
begint, anders is misschien uw aller bestemming Abbeville."
_____________________
1 Toen K. Dillen, n.a.v.
een Bormsavond in 1950 aan Elsschot diens toestemming vroeg om het
Bormsgedicht
voor te dragen, kreeg hij die grif. Elsschot zei toen: "'n Mens mag
zijn
eigen kinderen niet verloochenen en hou jullie verdoemelijk taai,
hé
jongens!" (Zie: P. J. Verstraete,
Karel Dillen, portet van een rebel,
Aksent, Bornem, 1992, p. 60.
2 Willem Elsschot, Brieven,
Querido, Amsterdam, 1993, p. 897.
3 De Koude Oorlog woedde
toen in alle hevigheid tussen Oost en West; een escalatie naar een
gewapend
conflict kon iedere dag losbarsten.
In memoriam
Odo Spitaels, geboren te Fort Garry in Canada op 5 oktober
1912,
was de echtgenoot van Cecilia de Langhe die sinds 1934 het
Verdivro
(Verbond van Dinaso-vrouwen en -meisjes) leidde.
Sinds juni 1934 ploegoeverste in de DM (Dinaso Militie) werd hij begin
1935 aangesteld als vendelleider in de DMO (Dinaso Militanten Orde).
Ook
in de studentenafdeling was hij actief: op de Landdag voor
Dinaso-studenten
(13, 14 en 15 april 1935 te Nijlen) trad hij als feestredenaar op en
leidde
het afsluitend groot kampvuur.
Het echtpaar Spitaels-de Langhe vertrok naar het voormalige Congo
waardoor
een einde kwam aan hun directe Dinaso-activiteiten en Jo Devil de
leiding
van het Verdivro overnam. Odo Spitaels beëindigde zijn koloniale
loopbaan
als directeur-generaal van Economische Zaken in Congo. Later vestigde
het
echtpaar zich te Gooik waar Odo op 3 oktober 2000 overleed.
Op 13 december 2000 overleed te Antwerpen Arsène van Genechten, doctor in de Rechten. Hij werd in 1919 te Leopoldsburg geboren en studeerde aan de Leuvense Universiteit. Daar was hij Dinaso-student.
Bau Cosemans was lid van de Antwerpse DMO en werkte later
actief
mee in de clandestiene Joris van Severen Orde. Ook na de oorlog vond
men
hem steeds bereid een handje toe te steken bij het postklaar maken van
tijdschriften als Ter Waarheid over Joris van Severen en Delta.
Aan hem danken we ook de gouden en zilveren Verdinaso-kentekens die
hij, als juwelier enkele jaren geleden belangeloos voor het Joris van
Severencentrum
realiseerde. Limburger van geboorte (ºHasselt 1915) vestigde hij
zich
reeds zeer vroeg te Antwerpen, waar hij op Kerstdag 2000 overleed.
Kort voor haar 90e verjaardag, op 10 januari 2001, overleed te Antwerpen Maria Baeyens, lid van de Baeyens-Dinaso-familie. Zoals haar broers en haar zussen werd zij lid van het Verdinaso en huwde Dinaso-militant Frans Michiels. (JW)
In het najaar van 2000 overleed L.C.J.M. Knitel, rustend arts voor longziekten. Geboren in 1914 werd hij in 1933 lid van de afdeling Amsterdam van het Verdinaso. Dit na een "propaganda-expeditie" van o.a. Jef van Bilsen in december 1932. In de zomer van 1940 haakte hij af toen Ernst Voorhoeve het Verdinaso-Nederland naar de NSB van Anton Mussert leidde, maar hij bleef al die jaren wel contact houden met Van Bilsen. (MC)
Te Hasselt overleed op 21 februari jl., een week voor z'n 75e verjaardag, Desiré Dylst. Als gewezen Jong-Dinaso was hij steeds aanwezig bij de jaarlijkse plechtigheid in Abbeville. Tijdens W.O. II stond hij in het verzet; na die oorlog voerde hij in z'n Limburgse heimat de strijd om de terugkeer van koning Leopold III. Halverwege de jaren zestig - toen de mijnsluitingen zich aankondigden - werd hij de drijvende kracht van de Vriendenkring Limburg en van het Europees Studiecomité voor Chemische Valorisatie van Steenkolen. (MC)
Bert de Bois werd geboren in Berchem-Antwerpen op 20.10.1909. Hij overleed te Brasschaat op 7 februari 2001. De gebroeders De Bois waren mede van de eerste leden van de afdeling Antwerpen en leidden de afdeling Berchem. Bert was onderwijzer, deed aan voordrachtkunst en sprak op volksvergaderingen als Dinaso. Tal van z'n gedichten werden in de scholen aangeleerd. Hij was ook de regisseur van het zangfeest dat te Brussel plaats had. (AvO)
Na het overlijden van Jozef Weyns bleef z'n echtgenote Paula
Weyns-Mijlemans contact houden met de vrienden van haar man. Toen
Jozef
Weyns geheim lid werd van het Verdinaso was hij conservator van het
Museum
van de Koloniën te Tervuren. Hij werd de leidende figuur in z'n
geboortestreek
Heist op den Berg. Later werd hij de ontwerper van het openluchtmuseum
in Bokrijk. Met Paula hielden we z'n herinnering levend o.m. naar
aanleiding
van de traditionele Meiboomplantingen in Beerzel-Putte. Zij werd
geboren
op 5.12.1921 en overleed te Beersel op 16.2.2001. (AvO)
Alfons van Opstal, Schilde
Alfons van Opstal heeft in het Verdinaso en meer bepaald in de Dietse Militantenorde - en haar voorgangers - een belangrijke rol gespeeld. Sedert kort zette hij zich aan het neerschrijven van zijn herinneringen aan de jaren van het interbellum. We meenden er goed aan te doen fragmenten daarvan te publiceren. Zij dragen er immers toe bij de tijd van toen te ontsluiten en toegankelijker te maken voor de jongere generaties.De lezer zal zich herinneren dat we op het einde van ons vorig relaas (cf.Nieuwsbrief 1/01) vlijtig orde-oefeningen aan het instuderen waren. Ook daarbij was de onze eigen Uilenspiegel-geest nooit veraf. Eenmaal in het gelid kwamen de liederen los en daarbij bleef de zelfspot niet achterwege:
Napoleon die goeie die goeie vent, hali haloJef Missoorten, onze "kolonel", kreeg last met het martiaal gehalte van onze liedteksten en beval; "een ànder lied!". We zongen rustig verder, de echo van ons lied overstemde zijn stentorstem:
gaf ons een kwartje traktement, hali halo.
Maar Willem I die goeie man,
die maakte er zeven stuivers van.Wij hebben nog een model geweer, hali halo
't Vizier gaat op en neer, hali halo.
Maar als je schiet dan merkt ge wel:
uw vingers raken in de knel.Wij hebben een paar schoenen staan, hali halo
om 's zondags naar de kerk te gaan.
Er zitten haast geen neuzen op;
Ge schaamt je ogen uit je kop.
Wij hebben ook een luitenant (Oscar van Keirsbilck)."Halt! In twee gelederen! Geef acht!" De orde-oefeningen gingen nog 'n tiental minuten door. Tot op eens een andere stem aan het bevelen ging: "Stoppen! Hé! Stoppen! Maakt dat ge daar weg komt, of we schieten als onder de mussen!" Twee rijkswachters waren uit het niets opgedoken. Maar onze kolonel liet zich niet zomaar commanderen door 'n rijkswachtbrigadier! Zijn bevel behield de bovenhand en doodleuk commandeerde hij: "Links per twee! Een lied!" en reeds weerklonk ons rebellenlied Als Uilenspiegel is opgestaan... We marsjeerden terug naar de hoofdweg om aldaar, met een nieuw lied op de lippen, prompt het "Rechts omkeert!" uit te voeren en terug richting rijkswacht op te rukken. Met het Wij mannen van het Verdinaso... gaven we de beide "wachters" een lesje in tuchtvol optreden. Uiteindelijk weerklonk het "Afdeling halt! Verbreek het gelid! Smakelijk eten!"
Die vent die heeft van niets verstand:
hij commandeert en exerceert,
maar heel de rotzooi draait verkeerd.Wij hebben ook een kapitein (Tuur Nollet):
Zijn frak tekort, zijn broek te klein;
Na dertig jaren bange held,
kreeg hij zijn strepen opgespeld.Dan hebben we nog een kolonel:
Die vent hij lust zijn glaasje wel.
Al rijdt hij nog zo fier te paard,
soms houdt hij 't beestje bij de staart.Dan hebben we nog een generaal.
Voorwaar een man van vuur en staal.
Maar als de vijand attakeert,
Is hij de eerste die hem smeert.
In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.Schuld en boete?
Notoire collaborateur
Een nog straffer vervolg op dit verhaal volgt een week later, wanneer
ere-senator Oswald van Ooteghem in een lezersbrief reageert op de
bijdrage
van Seberechts. We citeren: "Het toppunt is wel dat Seberechts de namen
noemt van de figuren die fundamenteel ondemocratisch hebben gehandeld
en
die door de Vlaams-nationale organisaties als slachtoffers van de
Belgische
staat worden beschouwd. Een van die figuren is volgens hem Joris van
Severen.
Zoals iedereen weet was Joris van Severen geen slachtoffer van de
Belgische
staat, maar ... een notoire collaborateur die in Abbeville zelfmoord
heeft
gepleegd." Wanneer we dit lezen zoals het er staat, dan moeten we de
ere-senator
misschien een hoog ironisch gehalte toemeten. We vrezen evenwel dat hij
daarmee zijn niet historisch onderlegde lezers (en dan vooral de
jongeren
onder hen) op het verkeerde been gezet heeft - en een nieuwe mythe
gelanceerd
heeft.
________________
Oswald van Ooteghem, Zwart-wit (2), in Wij. Vlaams nationaal
weekblad, 25 mei 2000, p. 15.
De proef op de som
"LANS-leden [zie vorig nummer onder 'Stropers?'] noemen zich aanhangers
van het nationaal-solidarisme van de Vlaming Joris van Severen. (...)
Na
de inval van de Wehrmacht in België in 1940 werd collaborateur Van
Severen geëxecuteerd. (...) De overeenkomsten tussen de
nationaal-solidaristen
en de nationaal-socialisten waren groot. (...)"
________________
Gerrit de Wit, in: De Fabel van de illegaal, homepage, mei
2000.
Juul Declercq: niet bang zich te verbranden aan koud water
"De algemene gedachtenwereld van de Oranjekring [studentenkring in
Gent omstreeks 1947, bezield door Wim Jorissen - nvdr] bleek na mijn
tussenkomst
na de voordracht door Juul Declercq. Declercq was in West-Vlaanderen
vóór
Tweede Wereldoorlog de rechterhand van Dinasoleider Joris van Severen
geweest.
(...) De inhoud van zijn voordracht ben ik vergeten, maar ik herinner
me
nog wel mijn uitroep tijdens het vragenuurtje na het antwoord van de
spreker
op iemands vraag: 'Maar meneer Declercq, dan bent u een fascist!'
Waarop
hij onmiddellijk en zelfzeker repliceerde: 'Maar natuurlijk ben ik een
fascist.' Deze uitspraak vervulde mij met ontzetting en ik ging nadien
nooit meer naar de Oranjekring."
______________
Adriaan Verhulst, Zoon van een "foute" Vlaming, Pelckmans,
Kapellen,
2000, p. 98.
Het enigma en de mythe van Joris van Severen
"Omstreden figuren blijven ook meestal mysterieuze figuren. Het
paradoxale,
de onverwachte schijnbaar onoverbrugbare tegenstellingen zijn bij deze
figuur nooit ver weg. En Van Severen gold in zijn tijd en tot op heden
zeker als zo'n omstreden figuur en dit niettegenstaande zijn diepe
ernst
en waardigheid, kortom zijn haast mythische ongenaakbaarheid. (...)"
_______________
Hendrik Carette in Meervoud. Vlaams radicaal en progressief
maandblad,
dec. 2000, p. 22.