> nieuwsbrief > 2001 nr 2
 
 
mededelingen
jaarboek
heraut van het vlaam nationalistisch anti-semitisme?
Lahaye
Jean-Marie Gantois over Joris Van Severen
Joris Van Severen en Willem Elsschot
herinneringen
sprokkels

MEDEDELINGEN

Hernieuwen bijdrage jaar 2001
De oproep tot hernieuwing van de bijdrage werd door ongeveer tweederde van de bestemmelingen stante pede beantwoord, waarbij niet weinigen bovendien hun bijdrage spontaan afrondden tot 1000 BEF. De penningmeester dankt van harte voor hun spontane reactie; ze vinden het *-teken op het verzendetiket (wanneer ze dit nummer als postzending ontvangen). Wie nog op z'n bijdrage liet wachten wordt verzocht zich alsnog in regel te stellen. Even herinneren: de bijdrage voor 2001 beloopt minimum 800 BEF - te vereffenen via onze rekening 000-1705814-69 -; ze verzekert u de toezending van het 5e Jaarboek Joris van Severen en de driemaandelijkse Nieuwsbrief Joris van Severen. Via deze heempagina kan overigens alleen deze Nieuwsbrief geraadpleegd worden; van het jaarboek vindt men verderop alleen een inhoudsopgave.

"De Leider van Wakken"
Zo heette het luik gewijd aan Joris van Severen, van de driedelige Histories-reeks, dat op 30 november 2000 te zien was op Canvas. Eraan vooraf gingen uitzendingen gewijd aan Léon Degrelle en Cyriel Verschaeve. Het programma werd vrij algemeen als ambivalent ervaren, maar wat de kijkcijfers betreft kan het, in zijn aard, als succes beschouwd worden. Wist Degrelle iets meer dan 100.000 kijkers te boeien, dan moest Verschaeve het stellen met iets minder dan 100.000. Joris van Severens charisma evenwel blijkt nog steeds aanwezig: niet minder dan 267.400 kijkers volgden het aan hem gewijde programma. De uitzending verwierf daarmee een marktaandeel van 11% en dit betekent dat ze voor heruitzending in aanmerking komt!

Signalementen


Verwarring voorkomen - andermaal
In de vorige Nieuwsbrief vroegen we aandacht voor het uit elkaar houden van de verschillende initiatieven die zich op de nagadachtenis van Joris van Severen beroepen. Terecht werden we terzake attent gemaakt op een hiaat. Naast de opgesomde initiatieven is er uiteraard ook nog steeds het Documentatiecentrum Joris van Severen te Aartselaar waarmee onze vzw nauw samenwerkt. Dit centrum inventariseert alle archieven en andere documentatie, met de bedoeling ze uiteindelijk over te dragen aan het Archief Joris van Severen dat uitgebouwd wordt binnen de KU Leuven.

Bedevaart naar Abbeville
De jaarlijkse bedevaart naar de graven van Joris van Severen en Jan Rijckoort, ingericht door Abbeville vzw, zal dit jaar doorgaan op zaterdag 19 mei. De jaarmis ingericht door de vzw Stichting Joris van Severen, in de abdijkerk te Assebroek/Brugge zal andermaal de bekroning vormen van de bedevaart. De practische gegevens verneemt u op eenvoudig e-post-verzoek - jorisvanseveren@tijd.com -; waarna we u graag de betreffende folder zullen toesturen m.b.t. de organisatie van de bedevaart (busreis) en herdenkingsmis (gevolgd door receptie en maaltijd).
 

Jaarboek Joris van Severen ( (2001)

Het - einde mei verschijnende - vijfde jaarboek brengt andermaal een aantal gedegen bijdragen die Joris van Severen en zijn beweging tot onderwerp hebben. Daaronder ook drie van de vier referaten die gehouden werden op het in 2000 te Wakken gehouden Tweede colloquium Joris van Severen. Het nieuwe jaarboek groeide andermaal uit tot 208 p. en is ruim geïllustreerd. We overlopen kort de inhoud:

* Aan het IJzerfront maakte Joris van Severen kennis en sloot hij vriendschap met de man die in latere jarer een beroemde cosmoloog - en de vader van de oerknaltheorie - zou worden. In Het absolute geloof van Georges Lemaître belicht Daniël Vanacker, op basis van Van Severens Oorlogsdagboek en de bewaard gebleven correspondentie hun verhouding.

* Tijdens dezelfde oorlogsjaren ontmoette Joris van Severen ook een oude collegevriend terug, die later onder het pseudoniem Paul Méral bekend en berucht zou worden. In "C'est plus qu'une amitié, notre supérieure et extrême unité". De brieven van Herman de Guchtenaere aan Joris van Severen zoekt Kurt Ravyts naar de raakvlakken waarop die vriendschap kon gedeien. Ook hij maakte daarbij gebruik van Van Severens Oorlogsdagboek en de bewaard gebleven correspondentie.

* Met de bijdrage van Maurits Duyck Van Keizer Karel tot Joris van Severen. De idee van de zeventien Provinciën krijgen we lezing van het eerste in deze bundel opgenomen colloquiumreferaat. In feite sloot het colloquium daarbij aan op de herdenkingen n.a.v. het Keizer Kareljaar. Vertrekkend van diens Pragmatieke Sanctie - volgens dewelke alle Nederlanden voor altijd één dienden te blijven - overloopt de auteur de voorbije eeuwen, op zoek naar sporen die deze eenheid beklemtoonden en schraagden.

* Een tweede colloquiumreferaat behandelde Joris van Severen en Duitsland. Drs. Luc Pauwels onderzocht Van Severens appreciatie van Duitsland en de Duitse cultuur doorheen de verschillende stadia van zijn leven. Vanaf het IJzerfront tot aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog; vanaf zijn bewondering voor Goethe en Nietzsche tot aan zijn afkeer voor Hitler, loopt een lange weg.

In het derde en langste colloquiumreferaat komt drs. Bart de Wever aan het woord. Hij betitelde zijn inbreng met De schaduw van de Leider. Joris van Severen en het na-oorlogs Vlaams-nationalisme. Van hem vernemen we op welke wijze en door middel van welke initiatieven Van Severens gedachtengoed verder leefde na de Tweede Wereldoorlog. Het is een bijdrage die de nodige stof tot discussie bevat en bij menigeen wel ambivalente gevoelens zal oproepen. Ze geeft niettemin op een correcte wijze de huidige stand van het wetenschappelijke historisch onderzoek weer.

Dichter en journalist Eric Verstraete was op 20 mei 2000 voor het eerst aanwezig op de herdenking te Abbeville. Aan de diepe indruk die de bedevaart op hem naliet, ontsproot zijn gedicht De adel van zijn geest. De redactie vond het een aangrijpend en waardig sluitstuk voor dit 5e jaarboek.

Tot einde mei kan dit 5e Jaarboek Joris van Severen nog tegen de voorintekensprijs (= ledenprijs) van 800 BEF (inclusief verzending) besteld worden, Na verschjinen bedraagt de boekhandelsprijs 900 BEF te verhogen met 100 BEF vezendkosten.
 

'Heraut van het Vlaams-
nationalistische antisemitisme'?

Maurits Cailliau, Ieper

Het staat er weliswaar tussen aanhalingstekens, maar de bedoeling van de auteur is onmiskenbaar: in de jaren van het interbellum ontpopte het Verdinaso zich als de gangmaker van het antisemitisme binnen het Vlaams-nationalistische wereldje. Wie tussen de regels weet te lezen moet evenwel ook vaststellen dat, naarmate de jaren dertig vorderden, de als paddestoelen opschietende fervent antisemitische groupuscules het pleit wonnen en het Verdinaso het nakijken gaven. Binnen Van Severens formatie trokken de fervente antisemieten er vanonder, om een rol te gaan spelen in de nieuwe organisaties. Dat de auteur ze in hun rol aldaar steevast als 'voormalig Dinaso', 'gewezen Dinaso' e.a. meer omschrijft is niet onjuist maar doet in feite weinig ter zake. Een eerste te onthouden vaststelling luidt dus dat het Verdinaso met het verstrijken van de jaren alsmaar minder de 'heraut' bleef.
Een tweede vaststelling die de lectuur van deze bijzonder degelijke, omvangrijke en vlot leesbare studie oplevert is: dat wie in die jaren niet op een of andere wijze een "vermeend" probleem met het jodendom had tot het ras van de "witte raven" behoorde. De gehele maatschappij-atmosfeer was er klaarblijkelijk van doordrongen. Het waren voorwaar niet alleen de Vlaamse nationalisten die problemen zagen; alle maatschappelijke geledingen waren erdoor aangevreten. De argumentatie was veelzijdig en slechts ten dele racistisch; religieuze en economische motieven speelden vaak een nog grotere rol. En binnen al deze strekkingen leefde er een soms latent maar vaker nog een expliciet verwoorde vorm van vijandigheid ten overstaan van de semieten en de "vermeende" gevaren die ze belichaamden.
Een derde vaststelling: er vallen tal van parallellen te trekken tussen wat toen het "jodenprobleem" genoemd werd en wat thans het "vreemdelingenprobleem" heet. De parallel wordt bijzonder acuut voor wat betreft de situatie die ontstond na de verdrijving van de joden uit het Derde Rijk. Eenzelfde "vermeend" gevoel van wantrouwen en onveiligheid beheerste toen de gemoederen van de brede massa. Ook toen kende iedereen wel zijn "goede" jood, zoals thans elkeen wel zijn "goed"-geïntegreerde asielzoeker kent. Maar net als thans blijkbaar niemand hen in dichtte drommen in z'n buurt wenst, wenste ook toen niemand een joodse overrompeling van zijn buurt. Ook toen zette het "wij"-gevoel zich af tegen "de anderen". Er zijn klaarblijkelijk sociologische wetmatigheden die zich moeilijk geweld laten aandoen en zich doorheen de decennia handhaven.
Vijfde vaststelling: de auteur verwijt Joris van Severen dat hij "anti-joodse bijdragen in Hier Dinaso! gedoogde"; hij die het als autoritaire leider toch alleen voor het zeggen had in het Verdinaso. Op het eerste gezicht een valabel argument, maar dan een dat volkomen voorbij gaat aan de toenmalige tijdsgeest. Zo heeft Van Severen ooit gepoogd de auteursrechten van een schotschrift van de hand van Ward Hermans af te kopen, teneinde het verticaal te kunnen klasseren; het is hem niet gelukt. Zijn "macht" reikte niet verder dan de sanctie die binnen elke vereniging geldt: uitsluiting van een lid. Hij heeft er vaak gebruik van gemaakt.
De tijdsgeest, steeds weer de tijdsgeest vormt het scharnierpunt dat teruggeplooid moet worden om het toenmalig discours met enige mate van objectiviteit te beoordelen. Aan die tijdsgeest kwam overigens geen einde met het einde van de Tweede Wereldoorlog. Nog tot een eind in de jaren vijftig bleef die nawerken en werd er door niemand erg aan getild. Toen de straatbengels die we eind de jaren veertig waren met elkaar overhoop kwamen te liggen en de verwijten over en weer vlogen had een kreet als "gij vuile Duits" geen andere draagwijdte dan "gij vuile jood". Met z'n allen verzamelden we ijverig de prentjesreeksen over "de rassen" - onder- en subrassen in oneindige variaties inbegrepen - die de chocoladerepen Jacques vergezelden. En wat met "jodenstreken" bedoeld werd - idem overigens wat "jezuïtenstreken" betreft - wist elkeen nog zonder naar een woordenboek te moeten grijpen. Dat was nota bene in de jaren vlak na de gruwelen die het joodse volk waren aangedaan, maar vóór het ontstaan van wat sindsdien de "Holocaust-industrie" genoemd wordt.
Zesde vaststelling: deze, het zij herhaald, zeer degelijke studie kon verschijnen bij Uitgeverij Lannoo, die, o ironie, ooit De Protocollen van de Wijzen van Sion op de markt bracht. Daarin werden de plannen en de tactiek uiteengezet waarmee de joden hoopten de wereldheerschappij te veroveren. Dat die Protocollen een perfide vervalsing waren is eerst jaren later definitief komen vast te staan. Terloops vermeldt de auteur niettemin dat uitgever Lannoo - destijds ook al een Dinaso - toen in zijn fondslijst ook titels voerde als Jodendom en christelijke naastenliefde. Om nog maar eens iets van de tijdsgeest te schetsen.
Maar hoe zit het nu concreet met Van Severens vermeend antisemitisme? Tegen de achtergrond van de daarnet al te summier geschetste tijdsgeest - de studie waarover we het hier hebben biedt terzake veel en veel méér - valt dat beslist nog mee. En dit bevestigt de auteur trouwens ook waar hij schrijft dat: "Van Severen zich [hierdoor] een typisch vertegenwoordiger van de katholieke leefwereld van weleer [toonde]." Zijn antisemitisme (als het dan toch zo genoemd dient te worden) berustte niet op rassistische premissen; hij ontleende zijn argumentatie letterlijk aan Vers un ordre social chrétien, het werk van de Franse katholieke socioloog René de La Tour du Pin, waarvan het hoofdstuk La question juive et la revolution sociale dateert uit 1898. Tot besluit van z'n vaststellingen en overwegingen stelde La Tour du Pin een drietal attitudes voorop; Van Severen onderschreef en citeerde ze woordelijk:

  1. Ne traiter les juifs comme des étrangers dangereux;
  2. Reconnaître et abjurer toutes les erreurs philosophiques, politiques et économiques dont ils nous ont empoisonnés;
  3. Reconstituer dans l'ordre économique comme dans l'ordre politiques les organes de la vie propre, qui nous rendaient indépendants d'eux et maîtres chez nous.
Wat punt 1. betreft dacht de Belgische Staatsveiligheid er precies eender over en liet dit merken toen ze in de prille meidagen van '40 maar liefst 8000 joden op transport stelde naar het zuiden. Het lot dat ook Joris van Severen beschoren was. Was ook de Staatsveiligheid dan antisemitisch ingesteld? Vanzelfsprekend niet; het was gewoon hun job mede gestalte te geven aan de zelfstandigheidspolitiek van de koning en de regering - politiek die door Van Severen en zijn beweging onverkort onderschreven werd - en derhalve argwaan te koesteren tenoverstaan van de massale inwijking van de Duitse en Oostenrijkse joden. Waarom Van Severens argwaan antisemitisme zou moeten heten en de argwaan van de regeringsinstanties als vanzelfsprekend geldt, hoeft vandaag de dag niet eens meer verklaard te worden. Ook hier dringt zich alweer een parallel op met het hedendaagse discours met betrekking tot asielzoekers en vreemdelingen! Met dit verschil dat wat toen als algemeen gangbare mening geventileerd werd ontsnapte aan de criminalisering waaraan gedachten en meningen vandaag de dag blootgesteld worden.
Een misschien onterechte kritische noot: al te weinig komt in deze studie de algemeen Europese context aan bod waarbinnen het antisemitisme kon gedijen. Het fenomeen had immers zowel Franse, Duits-Oostenrijkse, Poolse (!), religieuze en nog andere ideologische wortels, waarbij de klemtonen die het discours schraagden telkens anders lagen. Maar de inhoud van deze imposante studie stijgt nu al ver boven de titel uit, zodat bezwaarlijk van een tekort kan gewaagd worden. Een hiaat blijft het niettemin.1
__________________
N.a.v. Lieven Saerens, Vreemdelingen in een wereldstad. Een geschiedenis van Antwerpen en zijn joodse bevolking (1880-1944), Lannoo/Tielt, 2000, 848 p., ISBN 90 209 41097.
1 Het hiaat waarvan sprake in onze slotconclusie wordt ten dele opgevangen door o.m. volgende studies die - anders dan de titels laten vermoeden - het antisemitisme in een bredere West-Europese context plaatsen: F. Heer, Der Glaube des Adolf Hitler. Anatomie einer politischen Religiosität; K. Weißmann, Der Nationale Sozialismus. Ideologie und Bewegung1890-1933.

Een witte raaf:
Parlementair H. Lahaye in de bres voor
de nagedachtenis van Joris van Severen? (bis)

De witte raaf - waarover méér in de vorige Nieuwsbrief - blijkt uiteindelijk verstek gegeven te hebben. Dit blijkt uit de vraag die parlementair medewerker Paul Meeus terzake richtte aan de Bibliotheek van het Parlement. We geven eerst z'n vraag en vervolgens het antwoord van de adviseur Paul Sarens van die bibliotheek.

Geachte Heer, Mevrouw,
Volgens bepaalde historische bronnen zou voormalig liberaal volksvertegenwoordiger Hilaire Lahaye tussen 19 en 25 juli 1951 een verzoek tot interpellatie van de ministers van Landsverdediging en Justitie ingediend hebben bij de Kamervoorzitter aangaande o.m. de moorden gepleegd op 20 mei 1940 te Abbeville.
Is het mogelijk na te gaan of deze interpellatie effectief heeft plaatsgevonden (mogelijk pas na de opening van het parlementaire jaar)? Zo ja, dan bekwam ik graag een kopie van de interpellatie en het antwoord erop.

Het antwoord:

Geachte Heer Meeus,
In verband met uw vraag naar een eventueel verzoek tot interpellatie i.v.m. de moorden van Abbeville, heb ik in de tabellen van de Handelingen van de Kamer van de zittingen 1950-1951 en 1951-1952 geen enkel spoor gevonden van een interpellatie van volksvertegenwoordiger Hilaire Lahaye in verband met dit onderwerp.
Met meeste hoogachting,

Jean-Marie Gantois over Joris van Severen

In een lange brief, gedateerd 17 augustus 1949 en gericht aan zijn 'Waarde Vriend Cyriel Rousseeu'1, noteerde J.M. Gantois2 zijn kijk op Joris van Severen. Zoals uit het manuscript blijkt beheerste Gantois meer dan behoorlijk het Nederlands; toch hebben we links en rechts een kleine toevoeging aangebracht - de woorden tussen [...] - teneinde een en ander vlotter leesbaar te maken. Klaarblijkelijk gaat Gantois in z'n brief in op een vraag van Rousseau naar Gantois' appreciatie van Joris van Severen. De tekstgedeelten die in de brief door onderlijning beklemtoond werden, worden hieronder cursief weergegeven. In een vorige brief van Gantois, gedateerd 18 juni 1949, was Joris van Severen ook reeds ter sprake gekomen. De originele brieven bevindt zich in het archief van mr. Edmond Camerlynck, bij leven secretaris van de huidige Vereniging/Stichting ZANNEKIN. (Maurits Cailliau)
(...) "Van Severen had toch gelijk als hij beweerde dat de vorming van een geschoolde keurtroep een nationale behoefte was (en blijft)." (...) (Brief van 18 juni 1949).

"Ik heb geen tijd - en het had ook geen zin - lange brieven te besteden aan de beoordeling van Van Severen. Ik ken beter dan wie ook zijn gebreken: vooral de Maurrasiaanse en de zuiderse invloed die hij onderging, en met alles wat hij ten overstaan van [het] Walenland voorstelde kunnen wij zeker geen vrede nemen. Te meer met wat hij tot 1938 als 'nieuwe marsrichting' beschouwde, want hij was ook aan 't keren onder de invloed van een zekere Van Bijleveld3, en zijn 'nieuwere marsrichting' had zeker vele fouten hersteld: lees zijn allerlaatste geschriften. Maar Van Severen had toch de grote verdienste zich buiten en boven het Vlaams provincialisme opgetrokken te hebben, en alhoewel zijn oplossing niet volmaakt was, had ze toch de verdienste - te bestaan! Als men bedenkt dat de 'vlaams-nationalisten' (sic) er ernstig aan dachten 'Wallonië' aan Frankrijk te geven! Veronderstel dat Frankrijk met zijn macht tot op tien kilometer van Brussel en Tongeren zou gekomen zijn, wat zou gebleven zijn van een Vlaanderen dat alleen nooit gelukte boven [het] Walenland te zegevieren en dat dàt enig politiek kunstwerk in Europa heeft kunnen verwezenlijken: de enige 'onderdrukte meerderheid' in eigen land te zijn.
Een flater was het zeker alle Walen als geromaniseerde Dietsers te beschouwen, maar geen flater, wel een misdaad is het de 'Wallons nês de parents flamands' van Ploegsteert, Komen, Dottenijs, enz., over te geven of over te laten. Dat heet, denk ik, in de verkiezingsterminologie: 'afbakening van de taalgrens'. Ik las dat met verbazing in het kiesmanifest dat u me overmaakte. Komen dus de 'Vlamingen' hun minderwaardigheidkomplex, hun minimalisme en middelmatisme niet [te] boven? In de grond heeft 'Vlaanderen' Van Severen niet begrepen omdat hij te groot was. De doorsnee-Vlaming blijft een kleine provinciaal die, met een prachtige kultuur en alle mogelijke deugden en talenten, in politicis niet hoger dan de kleinste dorpspolitiek kan. U heeft het zelf ondervonden.
Zolang men zich met de roerende 'rommel' over 'Kassel, heilige berg' enz. en 'de A als natuurlijke grens' van Vlaanderen' vergenoegt, volgden enkele mensen. Maar terstond toen 'Zannekin'4 ondernomen heeft bredere horizonten aan ons volk te geven, wekte een samenzwering al degenen die een physische schrik hebben aan elke grootheid. De Somme-grens! De brave dr. Muylle maakte een ziekte door, A. Mermans stond verbaasd, Jan Brans, Van de Woude en anderen, die nooit een vinger voor Frans-Vlaanderen geroerd hadden, kwamen eensklaps met theoriën [?= moeilijk leesbaar] om [aan] te tonen dat 'St.-Omaars diep in Frankrijk ligt' en dat de 'Nieuwe Dijk' de door de natuur aangewezen grens is van Vlaanderens begeerten en dromen! (...)" (Brief van 17 augustus 1949).
_______________
1 Cyriel Rousseeu (1882-1968) was vóór de Eerste Wereldoorlog, samen met o.m. August Borms, de bezieler van de Pro Westlandia-aktie ten bate van Frans-Vlaanderen.
2 Jean-Marie Gantois ((1904-1968) werd als zoon van een Franssprekend doktersgezin geboren te Waten. Hij werd de grote bezieler van het Vlaams Verbond van Frankrijk dat de periodieken De Torrewachter en Le Lion de Flandre uitgaf. Van hem stammt de belijdenis: Ik ben geen Groot-Nederlander; ik ben geen Heel-Nederlander. Ik ben Nederlander!
3 H. van Byleveld was het pseudoniem waaronder Jean-Marie Gantois in 1940 zijn studie Nederland in Frankrijk. De zuidergens der Nederlanden gepubliceerd had. Volgens het 'woord vooraf' was de studie echter reeds in augustus 1939 voltooid geworden. Daar Gantois wel eens bij Van Severen thuis kwam - o.m. op 22 mei 1939 - mag verondersteld worden dat deze laatste met de grote lijnen van de studie vertrouwd was.
4 Met Zannekin bedoelt Gantois in deze context niet de huidige Vereniging/Stichting ZANNEKIN, wel de Werkgemeenschap Zannekin, die tijdens de Tweede Wereldoorlog werkzaam was en waartoe o.m. ook Cyriel Rousseeu behoorde.
 

Joris van Severen en Willem Elsschot

Willem Elsschots' nonconformistische houding ten overstaan van August Borms - zijn bekende Bormsgedicht - is genoegzaam bekend; hij heeft het trouwens nooit verloochend.1 Dat Elsschot ook correspondeerde met de zwaar wegens collaboratie veroordeelde Ward Hermans, is minder evident maar blijkt onomstotelijk uit zijn gepubliceerde briefwisseling.2
De recente film Lijmen naar het gelijknamige werk van Elsschot wordt afgesloten met tijdsbeelden uit de jaren '30. Is het toeval dat het Verdinaso prominent aanwezig is in deze montage, met beelden van Joris van Severen en van de landdag te Antwerpen?
En in de briefwisseling van Elsschot (in 1993 uitgegeven) komt Van Severen ook - zijdelings weliswaar - ter sprake. Want wat lezen we in een brief van Willem Elsschot aan de gevangen Ward Hermans (11 januari 1955)?
"Ik wens u (Hermans) het beste jaar 1955 dat iemand in uw conditie verwachten kan en dat ik, voor het uit is, het genoegen zal smaken u persoonlijk de hand te drukken. Ik hoop dat zij u allen ontslagen voor de nieuwe oorlog3 begint, anders is misschien uw aller bestemming Abbeville."
_____________________
1 Toen K. Dillen, n.a.v. een Bormsavond in 1950 aan Elsschot diens toestemming vroeg om het Bormsgedicht voor te dragen, kreeg hij die grif. Elsschot zei toen: "'n Mens mag zijn eigen kinderen niet verloochenen en hou jullie verdoemelijk taai, hé jongens!" (Zie: P. J. Verstraete, Karel Dillen, portet van een rebel, Aksent, Bornem, 1992, p. 60.
2 Willem Elsschot, Brieven, Querido, Amsterdam, 1993, p. 897.
3 De Koude Oorlog woedde toen in alle hevigheid tussen Oost en West; een escalatie naar een gewapend conflict kon iedere dag losbarsten.
 

In memoriam

Odo Spitaels, geboren te Fort Garry in Canada op 5 oktober 1912, was de echtgenoot van Cecilia de Langhe die sinds 1934 het Verdivro (Verbond van Dinaso-vrouwen en -meisjes) leidde.
Sinds juni 1934 ploegoeverste in de DM (Dinaso Militie) werd hij begin 1935 aangesteld als vendelleider in de DMO (Dinaso Militanten Orde). Ook in de studentenafdeling was hij actief: op de Landdag voor Dinaso-studenten (13, 14 en 15 april 1935 te Nijlen) trad hij als feestredenaar op en leidde het afsluitend groot kampvuur.
Het echtpaar Spitaels-de Langhe vertrok naar het voormalige Congo waardoor een einde kwam aan hun directe Dinaso-activiteiten en Jo Devil de leiding van het Verdivro overnam. Odo Spitaels beëindigde zijn koloniale loopbaan als directeur-generaal van Economische Zaken in Congo. Later vestigde het echtpaar zich te Gooik waar Odo op 3 oktober 2000 overleed.

Op 13 december 2000 overleed te Antwerpen Arsène van Genechten, doctor in de Rechten. Hij werd in 1919 te Leopoldsburg geboren en studeerde aan de Leuvense Universiteit. Daar was hij Dinaso-student.

Bau Cosemans was lid van de Antwerpse DMO en werkte later actief mee in de clandestiene Joris van Severen Orde. Ook na de oorlog vond men hem steeds bereid een handje toe te steken bij het postklaar maken van tijdschriften als Ter Waarheid over Joris van Severen en Delta.
Aan hem danken we ook de gouden en zilveren Verdinaso-kentekens die hij, als juwelier enkele jaren geleden belangeloos voor het Joris van Severencentrum realiseerde. Limburger van geboorte (ºHasselt 1915) vestigde hij zich reeds zeer vroeg te Antwerpen, waar hij op Kerstdag 2000 overleed.

Kort voor haar 90e verjaardag, op 10 januari 2001, overleed te Antwerpen Maria Baeyens, lid van de Baeyens-Dinaso-familie. Zoals haar broers en haar zussen werd zij lid van het Verdinaso en huwde Dinaso-militant Frans Michiels. (JW)

In het najaar van 2000 overleed L.C.J.M. Knitel, rustend arts voor longziekten. Geboren in 1914 werd hij in 1933 lid van de afdeling Amsterdam van het Verdinaso. Dit na een "propaganda-expeditie" van o.a. Jef van Bilsen in december 1932. In de zomer van 1940 haakte hij af toen Ernst Voorhoeve het Verdinaso-Nederland naar de NSB van Anton Mussert leidde, maar hij bleef al die jaren wel contact houden met Van Bilsen. (MC)

Te Hasselt overleed op 21 februari jl., een week voor z'n 75e verjaardag, Desiré Dylst. Als gewezen Jong-Dinaso was hij steeds aanwezig bij de jaarlijkse plechtigheid in Abbeville. Tijdens W.O. II stond hij in het verzet; na die oorlog voerde hij in z'n Limburgse heimat de strijd om de terugkeer van koning Leopold III. Halverwege de jaren zestig - toen de mijnsluitingen zich aankondigden - werd hij de drijvende kracht van de Vriendenkring Limburg en van het Europees Studiecomité voor Chemische Valorisatie van Steenkolen. (MC)

Bert de Bois werd geboren in Berchem-Antwerpen op 20.10.1909. Hij overleed te Brasschaat op 7 februari 2001. De gebroeders De Bois waren mede van de eerste leden van de afdeling Antwerpen en leidden de afdeling Berchem. Bert was onderwijzer, deed aan voordrachtkunst en sprak op volksvergaderingen als Dinaso. Tal van z'n gedichten werden in de scholen aangeleerd. Hij was ook de regisseur van het zangfeest dat te Brussel plaats had. (AvO)

Na het overlijden van Jozef Weyns bleef z'n echtgenote Paula Weyns-Mijlemans contact houden met de vrienden van haar man. Toen Jozef Weyns geheim lid werd van het Verdinaso was hij conservator van het Museum van de Koloniën te Tervuren. Hij werd de leidende figuur in z'n geboortestreek Heist op den Berg. Later werd hij de ontwerper van het openluchtmuseum in Bokrijk. Met Paula hielden we z'n herinnering levend o.m. naar aanleiding van de traditionele Meiboomplantingen in Beerzel-Putte. Zij werd geboren op 5.12.1921 en overleed te Beersel op 16.2.2001. (AvO)
 

Herinneringen....(11)

Alfons van Opstal, Schilde

Alfons van Opstal heeft in het Verdinaso en meer bepaald in de Dietse Militantenorde - en haar voorgangers - een belangrijke rol gespeeld. Sedert kort zette hij zich aan het neerschrijven van zijn herinneringen aan de jaren van het interbellum. We meenden er goed aan te doen fragmenten daarvan te publiceren. Zij dragen er immers toe bij de tijd van toen te ontsluiten en toegankelijker te maken voor de jongere generaties.
De lezer zal zich herinneren dat we op het einde van ons vorig relaas (cf.Nieuwsbrief 1/01) vlijtig orde-oefeningen aan het instuderen waren. Ook daarbij was de onze eigen Uilenspiegel-geest nooit veraf. Eenmaal in het gelid kwamen de liederen los en daarbij bleef de zelfspot niet achterwege:
Napoleon die goeie die goeie vent, hali halo
gaf ons een kwartje traktement, hali halo.
Maar Willem I die goeie man,
die maakte er zeven stuivers van.

Wij hebben nog een model geweer, hali halo
't Vizier gaat op en neer, hali halo.
Maar als je schiet dan merkt ge wel:
uw vingers raken in de knel.

Wij hebben een paar schoenen staan, hali halo
om 's zondags naar de kerk te gaan.
Er zitten haast geen neuzen op;
Ge schaamt je ogen uit je kop.

Jef Missoorten, onze "kolonel", kreeg last met het martiaal gehalte van onze liedteksten en beval; "een ànder lied!". We zongen rustig verder, de echo van ons lied overstemde zijn stentorstem:
Wij hebben ook een luitenant (Oscar van Keirsbilck).
Die vent die heeft van niets verstand:
hij commandeert en exerceert,
maar heel de rotzooi draait verkeerd.

Wij hebben ook een kapitein (Tuur Nollet):
Zijn frak tekort, zijn broek te klein;
Na dertig jaren bange held,
kreeg hij zijn strepen opgespeld.

Dan hebben we nog een kolonel:
Die vent hij lust zijn glaasje wel.
Al rijdt hij nog zo fier te paard,
soms houdt hij 't beestje bij de staart.

Dan hebben we nog een generaal.
Voorwaar een man van vuur en staal.
Maar als de vijand attakeert,
Is hij de eerste die hem smeert.

"Halt! In twee gelederen! Geef acht!" De orde-oefeningen gingen nog 'n tiental minuten door. Tot op eens een andere stem aan het bevelen ging: "Stoppen! Hé! Stoppen! Maakt dat ge daar weg komt, of we schieten als onder de mussen!" Twee rijkswachters waren uit het niets opgedoken. Maar onze kolonel liet zich niet zomaar commanderen door 'n rijkswachtbrigadier! Zijn bevel behield de bovenhand en doodleuk commandeerde hij: "Links per twee! Een lied!" en reeds weerklonk ons rebellenlied Als Uilenspiegel is opgestaan... We marsjeerden terug naar de hoofdweg om aldaar, met een nieuw lied op de lippen, prompt het "Rechts omkeert!" uit te voeren en terug richting rijkswacht op te rukken. Met het Wij mannen van het Verdinaso... gaven we de beide "wachters" een lesje in tuchtvol optreden. Uiteindelijk weerklonk het "Afdeling halt! Verbreek het gelid! Smakelijk eten!"
Elkeen viste z'n zondagskostje uit z'n ransel en sprak het aan. John Rooms, een zeeman, ging vlak bij de gendarmes aan de graskant zitten, plooide z'n knapzak open en gluurde om de paar seconden naar de beide broeders van liefde, tot deze als het ware afdropen. Niet na ons nog de welgemeende raad gegeven te hebben om "uit de bossen te blijven".
Tegen 14.00 uur kwamen we na een flinke mars aan het lokaal. Sooi en z'n mannen hadden de kleine gelagzaal ontruimd door alle tafels tegen de zijmuren te schuiven, zodat er naast 'n dozijn zitplaatsen ruimte kwam voor een 20-tal staanplaatsen. Maar waar moesten wij een plaats vinden? Toch niet tussen de bezoekers waarvan we 'n tegenactie verwachten? Dan maar langs de wanden, op de tafels!
Juul Declercq - de Izegemnaar - was hier de geschikte spreker. De meesten van ons kende hij wel; in onze arbeidersdorpen was hij overigens de meest gevraagde inleider. "Kameraden, geachte toehoorders", zo luidde z'n geijkte openingszin, gewoon, eerder vertrouwelijk, alsof hij eens met hen kwam keuvelen. Het zaaltje was goed volgelopen, op 'n paar uitzonderingen na, allemaal arbeiders, meest socialisten van rond Turnhout. Ze waren misschien wel met hun fiets naar Ravels afgezakt om maar eens definitief komaf te maken met de fascisten (zoals hun pers ons noemde). Maar ja! dat ging er hier allemaal anders aan toe dan verwacht! Bovendien bleken de lui aan de deur hen bekende mede-arbeiders te zijn. Ten overvloede had Sooi een paar rooie diehards bij het binnengaan op het hart gedrukt "braaf te zijn bij ons, zo niet dan maar rechtsomkeer te maken".
En dan weerklonk ons Laat de klaroenen schallen... dat eenieder stil maakte. Rene Dillen stelde Juul Declercq voor, die met z'n vertrouwde "Kameraden..." van wal stak. Hij sprak over de verdeeldheid onder de arbeiders in kleursyndicaten en -partijen, geleid door onbevoegden en stelde daar tegenover de organische opbouw van de maatschappij door middel van een corporatieve orde. Afgezien van onze nogal ongewone opstelling werd het een stijlvolle vergadering, waarbij Juul Declercq hartelijk toegejuicht werd. Als intermezzo brachten we het lied Hoort gij het grollen in straten en stegen, de revolutie groeit thans allerwegen... ten gehore, waarna Jan Vogels een meer streekgebonden uiteenzetting bracht. Gewestleider Dillen sloot het officiële gedeelte af met er op te wijzen dat straks een gezellig samenzijn volgde. Na het Wilhelmus was het zo ver. De stoelen kwamen weer rondom de tafels te staan en er ontstond meteen een gemoedelijke sfeer. Als resultaat konden we enkele toetredingen en abonnementen noteren, maar wat belangrijker was: na deze volksvergadering zijn er in het Turnhoutse nooit meer relletjes geweest. Het ledenaantal is in die streek blijven stijgen, met onder hen uitgesproken interessante mensen die verder tot de groei van het Verdinaso hebben bijgedragen.
Dezelfde avond kwamen wij nog tijdig in Antwerpen aan om Juul Declercq - die ijzeren Westvlaamse kop die van bij het ontstaan van ons verbond trouw naast Van Severen stond - toe te laten z'n laatste trein naar het verre West-Vlaanderen te halen. Onze twaalf-urendag zat er op en gaf ons andermaal het voldane gevoel : "taak volbracht!"
 

SPROKKELS

In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.
Schuld en boete?
Lionel Vandenberghes oproep tot verzoening maakte nogal wat pennen los, waarbij o.i. geheel onterecht - het ging immers over "schuld en boete, vergeving en verzoening" inzake collaborateurs en verzetslieden tijdens W.O.II - de naam van Joris van Severen viel. In Wij schreef "historicus en publicist" Frank Seberechts terzake: "Het is onmogelijk binnen het bestek van een artikel de geschiedenis (...) van het Vlaams-nationalisme uit de doeken te doen (...). We doen hiervoor een beroep op de recente historiografie (...). Daaruit blijkt dat reeds kort na de Eerste Wereldoorlog een gedeelte van het Vlaams-nationalisme voor een autoritaire visie op politiek en maatschappij koos. Figuren als Jozuë de Decker, Robrecht de Smet, Cyriel Verschaeve, Odiel Spruytte en Joris van Severen warin hierin de voorgangers."
Volgt dan het verhaal van collaboratie en repressie en de samenhorigheid die daardoor ontstond in die middens. Als gevolg daarvan "[werden] figuren die - in de context van het verhaal, tijdens de bezetting! - fundamenteel ondemocratisch hadden gehandeld - en dus tegen de wil van het grootste deel van het volk dat ze pretendeerden te vertegenwoordigen - iconen: August Borms, Cyriel Verschaeve, Staf de Clercq, Joris van Severen e.a."
___________________
Frank Seberechts, Schuld en boete, vergeving en verzoening, in: Wij. Vlaams nationaal weekblad, 18 mei 2000, p. 5-6.

Notoire collaborateur
Een nog straffer vervolg op dit verhaal volgt een week later, wanneer ere-senator Oswald van Ooteghem in een lezersbrief reageert op de bijdrage van Seberechts. We citeren: "Het toppunt is wel dat Seberechts de namen noemt van de figuren die fundamenteel ondemocratisch hebben gehandeld en die door de Vlaams-nationale organisaties als slachtoffers van de Belgische staat worden beschouwd. Een van die figuren is volgens hem Joris van Severen. Zoals iedereen weet was Joris van Severen geen slachtoffer van de Belgische staat, maar ... een notoire collaborateur die in Abbeville zelfmoord heeft gepleegd." Wanneer we dit lezen zoals het er staat, dan moeten we de ere-senator misschien een hoog ironisch gehalte toemeten. We vrezen evenwel dat hij daarmee zijn niet historisch onderlegde lezers (en dan vooral de jongeren onder hen) op het verkeerde been gezet heeft - en een nieuwe mythe gelanceerd heeft.
________________
Oswald van Ooteghem, Zwart-wit (2), in Wij. Vlaams nationaal weekblad, 25 mei 2000, p. 15.

De proef op de som
"LANS-leden [zie vorig nummer onder 'Stropers?'] noemen zich aanhangers van het nationaal-solidarisme van de Vlaming Joris van Severen. (...) Na de inval van de Wehrmacht in België in 1940 werd collaborateur Van Severen geëxecuteerd. (...) De overeenkomsten tussen de nationaal-solidaristen en de nationaal-socialisten waren groot. (...)"
________________
Gerrit de Wit, in: De Fabel van de illegaal, homepage, mei 2000.

Juul Declercq: niet bang zich te verbranden aan koud water
"De algemene gedachtenwereld van de Oranjekring [studentenkring in Gent omstreeks 1947, bezield door Wim Jorissen - nvdr] bleek na mijn tussenkomst na de voordracht door Juul Declercq. Declercq was in West-Vlaanderen vóór Tweede Wereldoorlog de rechterhand van Dinasoleider Joris van Severen geweest. (...) De inhoud van zijn voordracht ben ik vergeten, maar ik herinner me nog wel mijn uitroep tijdens het vragenuurtje na het antwoord van de spreker op iemands vraag: 'Maar meneer Declercq, dan bent u een fascist!' Waarop hij onmiddellijk en zelfzeker repliceerde: 'Maar natuurlijk ben ik een fascist.' Deze uitspraak vervulde mij met ontzetting en ik ging nadien nooit meer naar de Oranjekring."
______________
Adriaan Verhulst, Zoon van een "foute" Vlaming, Pelckmans, Kapellen, 2000, p. 98.

Het enigma en de mythe van Joris van Severen
"Omstreden figuren blijven ook meestal mysterieuze figuren. Het paradoxale, de onverwachte schijnbaar onoverbrugbare tegenstellingen zijn bij deze figuur nooit ver weg. En Van Severen gold in zijn tijd en tot op heden zeker als zo'n omstreden figuur en dit niettegenstaande zijn diepe ernst en waardigheid, kortom zijn haast mythische ongenaakbaarheid. (...)"
_______________
Hendrik Carette in Meervoud. Vlaams radicaal en progressief maandblad, dec. 2000, p. 22.