> nieuwsbrief > 2024 - nr 3

Inhoud


Mededelingen


Hernieuwen ledenbijdrage voor 2024

Ten gevolge van de alweer gestegen druk- en portkosten dienen we de minimumbijdrage  voor 2024 licht te verhogen tot 35 €. In ruil daarvoor verzekeren we u de stipte toezending van het nieuwe Jaarboek Joris van Severen – het 28e al – in de maand juni en van de vier nummers van ons kwartaalblad Nieuwsbrief Joris van Severen. Vanaf het bedrag van 40 € boeken we u met dank als steunend lid. Vereffening graag via onze rekening BE29 4650 2267 2164 op naam van het Joris van Severen Instituut, Izegem

'Hier Dinaso! en archieven


Langs de volgende koppeling kan je de volledige reeks van Hier Dinaso! chronologisch bekijken. De makkelijkere toegang is: https://www.delpher.nl/nl/tijdschriften/results?query=Hier+Dinaso%21&coll=dts

De inventarissen van de archieven bewaard in het Fonds Joris van Severen en medestanders (Universiteitsarchief KULeuven) zijn sinds een aantal maanden online beschikbaar via: https://abs.lias.be/Query/archivplansuche.aspx?ID=135426 . Het betreft niet enkel de inventaris van Joris van Severen die door Bart Coppein in 2003-2004 werd opgemaakt, maar ook de inventarissen van de archieven van de families Van Severen en Belpaire, Rachel Baes, Jef van Bilsen, Jef François, Jan van Herck, Theo Hosten, Genootschap Joris van Severen, Rudy Pauwels, Luk Kongs en het NSDC. Een aantal archieven werd echter nog niet geïnventariseerd, onder meer de archieven van André Belmans, Louis Gueuning, Vik Eggermont en anderen.

 

Verheugend nieuws


Christian de Borchgrave legt dezer dagen de laatste hand aan zijn biografie die Joris van Severen. Een politieke biografie als titel zal dragen. Ze zal in 2025 verschijnen bij de uitgeverij Ertsberg. We houden onze lezers vanzelfsprekend op de hoogte. Het blijft merkwaardig hoezeer de naam van Joris van Severen en zijn beweging het Verdinaso blijft boeien en fascineren, ook door de jongere generaties die de jaren van het interbellum niet meebeleefd hebben en slechts door hun geschiedkundige belangstelling kennen.


 

Grafrede Abbeville 19 mei 2024


Luc Seynaeve, voorzitter Joris van Severen Instituut

 

In iedere stad was vroeger op het plein een “kiosk”! Ook hier in Abbeville. Er beginnen er levens en liefdes. Soms eindigen ze daar ook. Joris van Severen en Jan Ryckoort werden er doodgeschoten.

Een kiosk doet iedereen dromen zowel de burger als de dakloze. Velen verloren er hun hart. Ook wij, want allen hier aanwezig zijn Joris van Severen en Jan Ryckoort genegen. Omtrent Van Severen lopen betitelingen én emoties soms hoog op: Vlaams-Nationaal, Heel-Nederlands, Groot-Nederlands, solidarisme, fascisme, collaborateur, militantenorde, elite,.stijl, etc... Hij is en blijft een omstreden figuur, een man met vele talenten, veel vrienden maar ook veel vijanden. Hij maakte politieke keuzes.

Ook straks moet weer gekozen worden: voor Europa, de Vlaamse gemeenschap, de federale staat én de gemeenteraad. Ook hieromtrent is heel wat “emotie” én “bewogenheid”. We worden aangesproken door diverse politieke partijen. Onze parlementaire democratie leidt hoe dan ook tot een zekere “nuance” wat noodzakelijk is binnen een harmonische samenleving.

Joris van Severen werd in 1921 verkozen tot volksvertegenwoordiger voor de Frontpartij én dit werk oefende hij uit tot 1929. In eerste instantie was Van Severen een Vlaams-nationalist. Hij is dit ook in zekere mate gebleven, maar zijn volk wilde hij sturen. Zijn uiteindelijke politiek concept omvatte de realisatie van de hervereniging van de Nederlanden. Volk wordt staat.

De politieke visie van Van Severen is soms wat complex. Ik vergelijk het soms met de liefde-haat verhouding die Jacques Brel kende t.a.v. Vlaanderen. Ook Van Severen stootte af en trok aan. Houden van Vlaanderen is vaak iets bijzonders. Joris van Severen was een “pionier” i.v.m. maatschappelijke standpunten omtrent hoe de samenleving moest onderbouwd worden. Zeer origineel bovendien én vele volksvertegenwoordigers kunnen hiervan vandaag de dag iets leren.

Zoals :

·      Het socio-economische model wordt gebaseerd op ‘harmonie’ en niet op “conflict”. We noemen dit solidarisme.

·      Een staatsmodel die Vlaanderen richting de Nederlanden oriënteert heeft een meerwaarde. In het Europa van vandaag en morgen zijn de Nederlanden “van een bijzondere betekenis”.

·      De centrale plaats van het individu als “motor” binnen de maatschappelijke dynamiek is “essentieel”.

·      De overheid staat ten dienste van de maatschappij. Overheid en privé werken samen én de overheid fungeert als stuwdam t.a.v. het diepblauwe liberalisme.

Het zogenaamde politieke correcte denken catalogeert die ideologie van Van Severen als “fascisme” en “extreem rechts”. Bij gebrek aan historische én inhoudelijke kennis wordt door velen vlug gesproken in “labels” en “etiketten”.

Als voorzitter van het Joris van Severen Instituut wil ik de méérwaarde beklemtonen van een figuur als Van Severe. Uiteraard is niet alles juist te noemen. Ook na de moordpartij van Abbeville is het moeilijk geweest. Vooral omtrent het heikele thema aangaande collaboratie én geen collaboratie.

Dit moet gezegd worden. Dit heeft geleid tot traumatisering. Zelfs tot op vandaag voelt dit niet goed aan. Vandaar de noodzaak aan verdere dialoog én discussie om steeds inhoudelijk de juiste historische context te duiden. Ook leden van het Verdinaso vervoegden de Witte Brigade. Deze info geef ik mee om te wijzen op de noodzaak van “nuance”.

Alles wat vandaag als “Vlaamsgezind” en “Oranje” kleurt krijgt vlug de stempel van extreem rechts. Dit is dan toch een te éénvoudige én onjuiste benadering. Een maatschappij zoals de onze, met een hoge graad van beschaving, kiest niet voor racisme noch voor een cordon sanitaire. Ieder mag niet te beroerd zijn in de spiegel te kijken. Niemand is zuiver tot op de graat. Het is ieders opdracht goed na te denken vooraleer iets verkondigt wordt. Vandaar, 84 jaar na de moord op Van Severen en Jan Ryckoort eren we hen door onze aanwezigheid aan dit graf te Abbeville. Twee Vlamingen met een bijzonder engagement én grote politieke klasse.

 

 

 

 

Beelden van de herdenkingen op 18 en 19 mei 2024

Boven links: Luc Seynaeve aan het woord aan het dubbelgraf te Abbeville

Boven rechts: Stefaan Coudenys aan de gedenksteen bij het Boergoensche Cruysse te Brugge

Onder: de bloemenkrans van 2024 aan het graf van Joris van Severen en Jan Ryckoort

 

 

Toespraak Abbevillecomité - 19 mei 2024


Stefaan Coudenys

 

Enkele jaren terug was op deze herdenking Standaard-fotograaf Michel Hindryckx op bezoek. Wat hij verwachtte was niet wat hij vond: geen extreme groep van rabiate neofascisten, geen zwijmelende vaandelzwaaiers, geen mensen die leven in het verleden, hunkerend naar historische revanche voor het eigen grote gelijk.

Hier komen jaarlijks enkelingen samen die oog hebben – naar het woord van wijlen professor Erik Defoort – voor het sfumato van de geschiedenis: voor de kleine kantjes van elk mens, voor de ratio die tot politieke keuzes leidt, maar evengoed in extremis naar de ondergang kan voeren; voor de passie die bezielden bergen doet verzetten, maar net zo goed vermag andermans levensadem te smoren; voor het lot van kleine mensen die door toeval, tegenslag of brute pech verdronken worden in de maalstroom van het nu.

Het historisch onderzoek van het Joris van Severen-Instituut is baanbrekend, maar het Abbevillecomité dient een ander doel: we herdenken de mens die in al zijn ideeën en gevoelens op elk moment slechts een haar breed verwijderd is van de hemel of de hel.

Hoe kan het dat hier een grootmoeder gebajoneteerd werd, een eenvoudige werkman gefusilleerd? Waarom werd hier een charismatische figuur als van Severen vermoord? Hoe kreeg zijn amanuensis hetzelfde lot toebedeeld? Diepmenselijk en tragisch is het besef dat dit leed gemaakt werd door handpoppen van de duivel die evenzeer geloofden in hun eigen grote gelijk.
De vraag die ons bezig moet houden is deze: wat onderscheidde Caron, die de executies leidde, van Leclabart, die er een eind aan maakte? Waarom danst de ene mens naar de pijpen van de hel, en behoud de ander zijn redelijkheid?

Deze herdenking is een moment van pedagogie, een humaniora voor het leven. Hier leren we wat het betekent mens te zijn.

 

 

De Conservatieve Revolutie en de Leuvense studenten (deel 2)


Brent van de Winckel,

 

3. De Dinaso-Student

 

In december 1934 verschijnt de eerste editie van De Dinaso-Student, het maandblad van de studentenwerking van het Verdinaso. De aankondiging van de Nieuwe Marsrichting en de breuk tussen Van Severen en Wies Moens waren op dat moment net achter de rug. Het studentenblad zou uiteindelijk slechts twee jaargangen standhouden, vooraleer het eenvoudigweg als bijlage bij Hier Dinaso! gevoegd werd. Met deze keuze wilde men zogezegd “zijn taak die het in den harden strijd om Dietschland en Orde te vervullen heeft, op grootere en ruimere schaal voortzetten en uitbouwen”.22

Het krimpende ledenaantal zal wellicht ook een rol gespeeld hebben: waar de beweging in 1933 nog aan een sterke opmars bezig was binnen het Leuvense KVHV, telde de afdeling in Leuven in het academiejaar ‘34-’35 nog slechts 65 leden. In Gent was de situatie heel anders. Ondanks een breuk tussen de Dinaso-studenten en het GSC in oktober 1935 en het ontslag van die eersten uit het bestuur, slaagde de Gentse studentenafdeling erin een bloeiende werking uit te bouwen die stand zou houden tot de stichting van het KVHV in 1939.23

Wat De Dinaso-Student als blad betreft, valt op hoezeer het gericht is op de vorming van haar leden. Het overgrote deel van de artikels is gewijd aan de rol die de Dinaso-studenten binnen de studentenwereld te spelen hadden en aan de taak die zij te vervullen hadden binnen de Dietse staat. Verder zijn er enorm veel boekbesprekingen te lezen. De eerste jaargang telt er meer dan twintig, waaronder recensies van werken van Carl Schmitt en Hans Freyer. Ondanks het korte leven van het blad – er verschenen slechts 19 uitgaven in twee jaar tijd –, bieden de artikels een goed inzicht in het conservatief-revolutionaire gedachtegoed dat de Dinaso-studenten uitdroegen. Expliciet blijkt dit bijvoorbeeld uit het hoofdartikel van het tweede nummer.24 In dit nummer opent Jef van Bilsen de aanval op “geheel de maatschappij van het liberale Studentendom”. Hij omschrijft de taak van de Dinaso-student als de verlossing van het studentengeslacht van al wat liberaal, ordeloos en materialistisch is. Beide jaargangen zijn doorspekt van retoriek als deze, waarbij ook het traditioneel-studentikoze het zwaar te verduren krijgt. Niet alleen de liberale “burger-student”, zoals Jef van Bilsen hem noemt, maar ook de romantische “panem et circenses”-student moeten het ontgelden. In het laatste nummer van de eerste jaargang komt hij hier nogmaals op terug:

 

“Het is hoog tijd dat wij gedaan maken met de romantiek der zoo genaamde  “alter Burschen Herrlichkeit”, waarvan Leuven nu — en meer nog in de komende weken — het treurig tooneel is.”25

 

Hiertegenover stelt het Dinaso een nieuw studententype. Zowat alle kernwoorden van het jong-conservatisme komen prominent terug bij het bespreken van dit type en zijn rol in de samenleving: stijl, houding, eenvoud, moed, offerzin, enzovoort. Uit zowat ieder vormingsartikel kan men hetzelfde besluit nemen, namelijk dat het uiteindelijke doel van het blad het scheppen van een nieuwe aristocratie is.

 

 

Hoofding ‘’De Dinaso-Student’

 

En toch vallen er ook kenmerken van de andere stromingen van de Conservatieve Revolutie te bespeuren in De Dinaso-Student. De meest duidelijke invloed is de Völkische. Doorheen de negentien uitgaven neemt de volksgemeenschap een centrale rol in. Zou de erfenis van Wies Moens – Diets, katholiek en Völkisch 26 – hier iets mee te maken hebben? Ondanks de breuk tussen Moens en het Verdinaso, wordt zijn naam immers meermaals lovend aangehaald in De Dinaso-Student. Anderzijds is en blijft het volkse concept iets dat haast omnipresent is in de retoriek van het interbellum. Ook ras blijft niet onbenoemd; het jodenvraagstuk steekt namelijk in verschillende afleveringen zijn kop op.

Anderzijds kan men bepaalde retoriek situeren binnen het nationaal-revolutionaire. Nemen we het bovenvermelde artikel van Jef van Bilsen als voorbeeld, dan valt op hoe hij de taak van de Dinaso-studenten ziet als een aanval, als een confrontatie: het is een aanval op de “egoïst”, op de “Vlaamschen politieken slijkarrivist”, op de “ivoren-toren-boeken-wormen”, enzovoort…24 Op bijna iedere bladzijde valt het woord ‘kamp’ wel te lezen, al dan niet in drukletters.

Het is dus moeilijk om de studentenwerking van het Dinaso vast te pinnen binnen één stroming. Het spreekt voor zich dat het jong-conservatisme van Van Severen, waarbij de nadruk op aristocratisering ligt, een belangrijke plek inneemt. Tegelijkertijd valt ook de Völkische invloed van Wies Moens nog te lezen. Zoals het studenten betaamt, zijn zij steeds wat radicaler dan de moederorganisatie en gebruiken zij graag grote taal. De confrontatieretoriek uit het nationaal-revolutionaire hoeft met andere woorden ook niet echt te verbazen.

Voor dit artikel werd voornamelijk gebruik gemaakt van twee artikels van Jef van Bilsen. De rest van de twee jaargangen heb ik slechts diagonaal gelezen. Een meer diepgaande analyse van het blad is dus nodig. Hier hoop ik mij in de toekomst dan ook aan te wijden.

 

4. Aan de jeugd van Vlaanderen

 

Net zoals bij het VNV en het Verdinaso het geval was, ontstond ook in de schoot van de Katholieke Vlaamsche Volkspartij een jongerenbeweging. Deze Vlaamsch-Katholieke Politieke Jeugd, opgericht in november 1935, wilde de kloof tussen de partij en de jeugd overbruggen en wilde afstappen van het anti-Belgicisme, dat in die tijd tot de essentie van het Vlaams-nationalisme behoorde.27 Net zoals het JVF zou de VKPJ echter niet van de grond komen. Na de electorale doorbraak van VNV en REX en het verlies van de katholieken in mei 1936 bleek duidelijk dat een andere strategie nodig was om de Vlaamse jeugd te verenigen.

Aanleunend bij de KVV en strevend naar een concentratie van alle katholieke Vlamingen, werd te Brussel op 5 september 1937 het Jeugdfront opgericht. Aan de wieg stonden voormannen van het HVKA, het AKVS en het JVF. Jeugdfront was dus als het ware een synthese van de katholieke actie- en de Revolution von Rechts-gedachte.28 Met een handig staaltje Realpolitik kozen ze KVV als basis, zonder dat ze er daarom een onderdeel van waren zoals de VPKJ.29 Zij bleven daarentegen volledig onafhankelijk, zo ook van de Katholieke Actie, waaraan het JVF wel ondergeschikt was. Jeugdfront hoopte op termijn de partij van haar denkbeelden te doordringen en haar van binnenuit te vernieuwen om zodoende een Vlaamse concentratie tot stand te brengen.30

 

Ergens tussen ‘37 en ‘39 gaf Jeugdfront een politiek manifest uit.31 Hierin zetten zij hun doel, hun eisen en hun staatsopvatting uiteen. De vereniging veroordeelde zowel de communistische als de fascistische staat, die zij beide als totalitair en autoritair beschrijft (p. 12). Anderzijds verzette zij zich tegen een “vrijheidsdoodend liberalisme”, een “modern kapitalisme”, een “menschverlagend marxisme”, en… tegen een “al te veel op de spits gedreven nationalisme”. Elk van hen had in hun ogen bijgedragen tot de versnippering van het Vlaamse volk (pp. 3-4). In de plaats stelde Jeugdfront “zich ten doel een nieuwe Staatsorde op te bouwen op basis van kristelijke solidariteit, volksche grondslag en persoonlijke vrijheid” (p. 12). De menselijke persoonlijkheid vormt een rode draad doorheen het manifest en sluit goed aan bij het jong-conservatisme van Joris van Severen.

Om van de jong-conservatieve stroming te kunnen spreken, moet de beweging echter aan nog enkele voorwaarden voldoen. Orde komt in het manifest meermaals voor wanneer men spreekt over het waarmaken van de christelijke, volkse en solidaristische orde. Van een elite of aristocratie is niet direct sprake. In de samenvattende oproep aan het einde van het document noemt Jeugdfront zichzelf wel de grondlegger van een herboren Vlaamse natie (p. 17), doch beweren alle jongerenorganisaties dit niet, of zij nu rechts of links zijn?

Dat Jeugdfront een volkse orde nastreeft, mag uiteraard niet de indruk wekken dat zij per se tot de Völkische stroming binnen de Conservatieve Revolutie zou behoren. Zij zagen de Vlaamse strijd immers niet als een taalkwestie, maar als een nationaliteitenprobleem.[30] De oplossing zou daarenboven geen onafhankelijk Vlaanderen zijn, maar een erkenning van de Vlaamse volksgemeenschap en een hervorming van België op plurinationale grondslag (p. 6). Dat zij geen onafhankelijk Vlaanderen voorstaan, benadrukten zij verder in hun kampblad: “Elk separatisme en andere negativismen keeren wij beslist den rug toe”32 Alhoewel het volk wel een belangrijke rol speelt in hun manifest, vinden zij “de leuze: één Volk, één Staat […] een dwaasheid, die zoowel door de geschiedenis als door het gezond verstand weersproken wordt”.15

Dit brengt ons bij een ander slagwoord van het jong-conservatisme: ‘rijk’. Waar het JVF nog van een soort Dietsland droomde zonder de weg ernaartoe te bepalen en zonder België af te zweren, zien we bij Jeugdfront een plurinationaal ideaal dat overeen lijkt te komen met de huidige Benelux, mocht deze ook tot een politieke eenheid geleid hebben.[30] In deze benadering komen duidelijk de invloeden van het JVF en van de Nieuwe Marsrichting van het Verdinaso naar boven.

Uit de naam van de organisatie en de nadruk die het manifest meermaals op de natie legt, zou men tot slot misschien kunnen afleiden dat zij wat nationaal-revolutionaire trekken heeft. In alle eerlijkheid zullen we moeten concluderen dat Jeugdfront van elk van de drie hoofdstromingen wel wat kenmerken vertoont en dat het op basis van de beschikbare bronnen niet mogelijk is om de beweging in een groep onder te brengen. In feite was Jeugdfront ook een amalgaam van het Völkische AKVS en het jong-conservatieve Dinaso. Dat er ook wat nationaal-revolutionair gedachtegoed aan te pas kwam, hoeft dus geen heel grote verrassing te zijn.

Het belangrijkste om uit dit artikel mee te nemen is dat het hier niet gaat om een eindsom. We maakten een analyse op basis van schaars bronnenmateriaal, waarmee het wereldbeeld van twee studentenverenigingen aan de slagwoorden van de drie hoofdstromingen binnen de Conservatieve Revolutie getoetst werd. Het zou dus beter zijn dit artikel als een begin te zien, in de hoop dat eens een meer volledige analyse kan leiden tot een correcte indeling van het Dinaso en het Jeugdfront, of het nu bij de jong-conservatieven, bij de Völkischen, of bij de nationaal-revolutionairen is.

_______________

 

Bibliografie

 

 1 Berkhof, A. (1963). ‘Over toekomstige leiders van het volk’. In De student gaat voorbij (pp. 67-68). Hasselt: Uitgeverij Heideland-Orbis.

 2 Vos, L (1976). ‘Politiek-ideologische formaties te Leuven’. In Een eeuw Vlaamse studentenbeweging te Leuven (pp. 108-109). Leuven: Acco.

 3 Arckens, E. (2015). ‘Facetten van de conservatieve revolutie. De onontkombaarheid van Luc Pauwels’ ideologisch oxymoron’. In Liber amicorum Luc Pauwels (pp. 28-32). Izegem: Uitgeverij iD.’

 4 Muller, J. (1988) The Other God that Failed: Hans Freyer and the Deradicalization of German Conservatism. Princeton: Princeton University Press.

 5 Pauwels, L. (2021). Joris van Severen. Op leven en dood, letterlijk (p. 446). Doorbraak boeken.

 6 Pauwels, L. (2015). ‘Joris van Severen in het brede Europese perspectief’. In Joris van Severen Jaarboek 19 (pp. 9-36). Ieper: Studie- en Coördinatiecentrum Joris van Severen.

 7 Mohler, A. (1989) Die konservative Revolution in Deutschland 1918-1932. Ein Handbuch (pp. 138-142). Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft.

 8 Boehme, O. (1998). ‘Academici en de revolutie van rechts tijdens het interbellum’. In Wetenschappelijke Tijdingen op het Gebied van de Geschiedenis van de Vlaamse Beweging, 57(1), p. 48.

 9 Verstraete, P.J. (2016). Victor Leemans, een biografische kennismaking (pp. 22-23). Uitgegeven in eigen beheer.

10 Boehme, O. (1999). ‘Tussen de fronten: Het jong-conservatisme van Victor Leemans’. In Wetenschappelijke Tijdingen op het Gebied van de Geschiedenis van de Vlaamse Beweging, 58(3), pp. 131-154.

11 de Bois, H. & Pauwels, L. (1994). ‘Joris van Severen en de Konservatieve Revolutie’. In M. Cailliau (red.), Gedenkboek Joris van Severen 1894-1994 (pp. 177-226). Aartselaar: Nationaal Studie - en Documentatiecentrum Joris van Severen.

12 Meeus, P. (1986). ‘Een bewogen leven, 1894-1940’. In M. Cailliau & P. Meeus, Joris van Severen (p. 12). Turnhout: Oranjejeugd.

13 Mohler, A. (1989) Die konservative Revolution in Deutschland 1918-1932. Ein Handbuch (pp. 142-146). Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft.

14 Gevers, L. (1987). Bewogen jeugd. Ontstaan en ontwikkeling van de katholieke Vlaamse studentenbeweging (1830-1894) (pp. 91-92).

15 ‘Aan de Rederijkers, toekomstige hoogeschool-studenten’ (september 1939). In Universitair Front, 1(1), p. 1.

16 Vos, L. (1982). ‘Het einde van de traditie, 1933-35’. In Bloei en ondergang van het AKVS, II (pp. 253-276). Leuven: Davidsfonds.

17 Vos, L. (1976). ‘Ondergang (1931-1933)’. In L. Vos & L. Gevers, Dat volk moet herleven. Het studententijdschrift De Vlaamsche Vlagge 1875-1933 (pp. 272-284). Leuven: Davidsfonds.

18 Van Clemen, S. (2002). ‘Jef van Bilsen als hoofdman van de Leuvense studentenafdeling van het Verdinaso (1932-1936)’. In Joris van Severen Jaarboek 6 (pp. 56-106). Ieper: Studie- en Coördinatiecentrum Joris van Severen.

19 Das Dritte Reich (20 juni 1932). In Ons Leven, 44(10), p. 3.

20 Vos, L (1976). ‘De Dinaso-student.’ In Een eeuw Vlaamse studentenbeweging te Leuven (p. 109). Leuven: Acco.

21 Palinckx, K. (1995). ‘"NU NAAR GENT!". Vlaams-nationale en katholieke studentenbeweging te Gent 1928-1940’ (pp. 173; 176-177). Gent: Archief RUG.

22 Aan onze lezers (1936, december). De Dinaso-Student, 2(12), p. 2.

23 Palinckx, K. (1995). ‘"NU NAAR GENT!". Vlaams-nationale en katholieke studentenbeweging te Gent 1928-1940’ (pp. 203-206; 232-233; 235-236). Gent: Archief RUG.

24 Van Bilsen, J. (1935, januari). ‘De taak’. In De Dinaso-Student, 1(*2), p. 3.

25 Van Bilsen, J. (1935, oktober). ‘Kampoverwegingen’. In De Dinaso-Student, 1(*11-12), p. 3.

26 Tommissen, P. (1984). ‘Heraut van de revolutie van rechts in Vlaanderen?’ In E. Verstraete (red.), Wies Moens: Gedenkboek. Antwerpen: Stichting Mercator-Plantijn.

27 Gerard, E. (1998). ‘Vlaamsch-Katholieke Politieke Jeugd (VKPJ)’. In Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging (p. 3377).

28 Gerard, E. (1998). ‘Jeugdfront’. In Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging (pp. 1568-1569).

29 Elias, H.J. (1969). 25 jaar Vlaamse Beweging 1914/1939, IV (pp. 101-104). Antwerpen - Utrecht: Uitgeverij De Nederlandsche Boekhandel.

30 Vos, L. (2011). ‘Dromen van een nieuwe orde’. In Idealisme en engagement. De roeping van de katholieke studerende jeugd in Vlaanderen (1936-1940) (pp. 229-249). Leuven: Acco.

31 Jeugdfront. (s.d.). Aan de jeugd van Vlaanderen: manifest van Jeugdfront. Brussel: Jeugdfront.

32 ‘Vlaanderen waarheen?…’ (1939). In Front, kampblad van Jeugdfront, 2(8), pp. 1-2.

 

 

Scriptieprijs Joris van Severen Instituut


 

Het Joris van Severen Instituut is een vereniging die de studie naar de persoon en de ideeën van Joris van Severen (1894-1940) wenst te bevorderen. In de loop van de afgelopen decennia is daartoe een archief aangelegd rond Joris van Severen en zijn bewogen politieke loopbaan, in het bijzonder het Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen (Verdinaso). Dit archief is in 2000 overgedragen aan de universiteitsbibliotheek van de Katholieke Universiteit Leuven en werd aldaar ondertussen grotendeels geïnventariseerd door dr. Bart Coppein.

Het doel van de archiefoverdracht was om de wetenschappelijke studie over Joris van Severen en het Verdinaso te stimuleren. Het Instituut wil deze studie actief gaan bevorderen door het instellen van een scriptieprijs voor studenten, waaraan een geldbedrag van 500 € is verbonden.

Graag zouden we iedereen willen vragen om deze scriptieprijs onder de aandacht te brengen van studenten en van de bij u bekende professoren. Het Joris van Severen-archief aan de KU Leuven is nog grotendeels onontgonnen en een wetenschappelijke biografie ontbreekt vooralsnog. Er is met andere woorden sprake van historisch onontgonnen terrein en ook ideologisch roept de persoonlijkheid van Joris van Severen nog steeds veel vragen op rond zijn politieke ontwikkeling. Ook is er nog nauwelijks iets bekend over de samenstelling van zijn aanhang.

Op basis van de voorhanden inzendingen zal een commissie binnen het Joris van Severen Instituut de prijs al dan niet toekennen aan een scriptie die handelt over de persoon Joris van Severen, het Verdinaso of één van de naoorlogse Nachfolge-bewegingen. De scriptie hoeft niet noodzakelijk een eindscriptie te zijn, maar dient minstens vijftien A4-pagina’s te omvatten. Het Joris van Severen Instituut zal de uitreiking van deze scriptieprijs gepast omkaderen en de auteur de gelegenheid bieden om de scriptie te publiceren in het Jaarboek van het Instituut. De auteur zal een exemplaar van het jaarboek en tien nadrukken ontvangen. Mocht u nog vragen of opmerkingen hebben, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen.

Voor de beoordelingscommissie, Drs. R.A.B. Bruijns, p/a Secretariaat Joris van Severen Instituut, Nieuwpoortsesteenweg 395, 0202, 8400 Oostende.

 

 

Maurits Cailliau als netwerker (2)


Hans Nelis


Sinds 2021 doe ik onderzoek naar de geschiedenis en het gedachtegoed van neo-Dinaso groepen.1 Daar komt heel wat archiefonderzoek bij kijken. In het ADVN met zijn rijk archief “voor nationale bewegingen” ben ik stilaan kind aan huis. Alleen al het zicht van de mappen met documenten, die steeds netjes op een tafel in de leeszaal voor me klaarliggen, is een bron van intellectueel genot. Ze inkijken is dat des te meer, steeds weer gaat er een wereld open en is er wel een Aha-Erlebnis. Bij één van mijn bezoeken raadpleegde ik alle nummers van ‘Samen in de Nederlanden’, dat in de periode 1967-1968 (naast het al sinds 1961 bestaande Kontaktblad) door het Verbond Recht en Orde2 uitgebracht werd. Gelukkig is het eerst verschenen nummer (maart 1967) bewaard gebleven. Op blz. 1 en 2 staat een bijdrage van de hand van Maurits Cailliau (zijn naam is helaas verkeerdelijk gespeld als ‘Cailleau’), getiteld “Allen samen in de Nederlanden”. Was het Maurits zelf die mee het strijdblad boven de doopvont gehouden heeft? Zijn artikel ademt een sfeer van hoopvolle verwachting uit en het begrip “Allen samen” duidt zowel op organisatorische samenhorigheid als op de eenheid van de Nederlanden. Ik wil u een paar mooie passages niet onthouden:

“Wij schrijven 1967. En nooit allicht is in de laatste eeuwen de tijd zo vol onverhoopte toekomstmogelijkheden geweest voor onze Lage Landen en het volk dat ze tot vaderland heeft... De geschiedenis ging haar gang, de omstandigheden zijn gewijzigd. De mogelijkheden voor ons volk zijn gebleven, in de mate waarin ze geankerd waren en zijn in zijn geografische ruimte: ze zijn verhevigd en geactualiseerd in hun geopolitieke binding en bestemming.3... ‘SAMEN’. Zo, en niet anders hebben wij gemeend dit blad te moeten heten. Samen, omdat wij maar al te diep beseffen hoe onmachtig tot verwerkelijking, hoe krachten-verspillend en -verlammend onze versnippering werkt. En ook, hoe machtig de tegenkrachten zijn, en hoe handig zij onze onmacht en verdeeldheid uitbuiten... Naar buiten uit menen wij tot opdracht te hebben voor te lichten, omtrent alles wat het ‘samen’-groeien naar meer eenheid van ons volk aangaat. Dat wij die groei in de mate van onze krachten zullen stimuleren is een evidentie!”4

_________________

Noten

1 Jaarboeken 26, 27 en 28. Bijdragen over de DSB, de SB en Delta.

2 Tom Cobbaert, ‘De betwiste leider’, in Nieuwsbrief Joris van Severen, 28 (1e trimester 2024), 14-18. Voorheen verschenen in ADVN -Mededelingen, 80, 3-5.

3 De laatste zin zou niet misstaan in de bijdrage die ik momenteel voorbereid voor het Jaarboek 29 (2e deel van het Delta verhaal, met als thema “De Nederlanden”).

4 Dat devies heeft Maurits ruimschoots in de praktijk gebracht. Dat heeft ook Vik Eggermont zijn even lang geprobeerd. Hoe hij Delta heeft ingezet om de “eenheid van ons volk te stimuleren” las u in het Jaarboek 28.3

 

 

Het grote misverstaan. Nadenken over de hereniging van de Nederlanden


Maurits Cailliau

 

De betreurde Karel Luyckx (aan wie we in de vorige Nieuwsbrief n.a.v. z’n overlijden, een eresaluut brachten), heeft het verschijnen van de door hem samengestelde bundel amper mogen meemaken. Hij had het idee opgevat om middels dit boek een aantal Nederlanders uit Noord en Zuid (dus inclusief Vlamingen) aan het woord te laten over een hereniging van de in 1830 in twee staten opgedeelde Nederlanden en vond daartoe een dertigtal pennen bereid.

Pennen van wel heel erg verscheiden allooi weliswaar. Want nogal wat onder hen mikten veeleer op een vereniging van Vlaanderen met Nederland dan op een hereniging van de toenmalige Nederlanden. In de meest serieuze bijdrage (dixit Hendrik Carette in Meervoud) – deze van Peter Debrabandere, de hoofdredacteur van Neerlandia – wordt daar terecht de aandacht op gevestigd: “Wie de term hereniging gebruikt, moet beseffen dat die eigenlijk alleen maar kan slaan op het opnieuw bij elkaar brengen van wat ooit bij elkaar hoorde: de Bourgondische Nederlanden (15e eeuw), de Zeventien Provinciën (16e eeuw) en later het Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830), ongeveer het huidige Nederland, België en Luxemburg. De term hereniging steunt dus op een historische motivatie. Een pleidooi voor de hereniging van Nederland en Vlaanderen steunt op de foute veronderstelling dat er ooit een exclusief Nederlands-Vlaamse eenheid geweest is, die nu hersteld zou kunnen of moeten worden.”

‘Het grote misverstaan. Nadenken over de hereniging van de Nederlanden’ werd, mede door deze misvatting, meteen ook tot een spreekbuis voor een amalgaan van Groot- en Heel-Nederlanders, waarbij de eerstgenoemden volop getuigen over hun wel zeer gebrekkige kennis van onze geschiedenis – en meteen de geschiedenisvervalsing van onze gewesten doorheen de eeuwen in de hand konden werken. De bundel ontbreekt het mede daardoor wel aan draagkracht en propagandistische daadkracht omtrent de vooropgezette te propageren herenigings-idee.

De hoger omschreven “mankementen” in acht genomen kunnen we de lectuur van deze verzamelbundel niettemin aanbevelen. “In het huis des vaders zijn immers vele woningen” – en is er plaats voor allen die zich Nederlanders weten. Dat het Groot-Nederlandse perspectief – alleen maar berustend op het taalgegeven – een eeuwenlang gemeenschappelijk Heel-Nederlands verleden zou overstijgen, is een stelling die destijds al een Wies Moens, geconfronteerd met de realiteit van de feitelijkheden, achter zich diende te laten.

Al met al brengt dit boek uiteenlopende waarheden en inzichten samen die niet steeds convergeren, maar het waard zijn er kennis van te nemen. En biedt het aanleiding om zich te bezinnen over waar het in 1830 fot gelopen is.

 

Met bijdragen van:

Kees Middelhoff ( ) – Thierry Butez – Derk Jan Eppink – Joost Hintjen – Marlies Lamont-Brouwers – Miguel Timmermans – Paul van Vliet ( ) – Nicoline van der Sijs – Kelly Keasberry – Eddy Serie – Peter Debrabandere – Marinel Gerritsen – Ankie Gijsel – Vik Eggermont ( ) – Matthias Storme – Gerard den Burger – Alexander Karel Evrard – Kurt Lapere – Marita Mathijsen – Jan Peumans – Henk Houwaart – Elly van der Smissen – Iem Al Biyati – Ignace Lowie – Jan Neckers – Ulrich van Spitael – Marleen Tollenaere – Hans Nelis – Philippe Degrande.

__________________

Na.v. Karel Luyckx (red), Het Grote misverstaan. Nadenken over de hereniging van de Nederlanden, Uitg. Sterck & De Vreese, 2023, gen., 204 pp., ISBN 9789464710618, 27,50 €

                               

 

Sprokkels


In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

 

Tentoonstelleling Rachel Baes in de ‘Bozar’

“(…) Twee kunstenaressen springen eruit in Bozar: Jane Graverol en Rachel Baes. Hun schilderijen zitten vooral in privécollecties of in de depots van musea en zijn dus niet vaak te zien. Rachel Baes was een tragisch figuur. In de jaren 30 was zij de minnares van de extreemrechtse Verdinaso-leider Joris Van Severen. Na zijn dood schilderde ze vooral onschuldige meisjes in beklemmende omgevingen. Rachel Baes zat in de kringen van René Magritte, werd door hem ook – op surrealistische wijze – geportretteerd, maar ze eindigde verbitterd en eenzaam in een groot huis in Brugge. (…)”“Histoire de ne pas rire“ is te bezoeken in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten te Brussel van 21 februari tot 21 juli 2024.

________________________

https://www.vrt.be/Twee grote tentoonstellingen over het surrealisme in Brussel: "We kunnen wel wat verbeelding gebruiken"  | VRT NWS: nieuws

Via deze link valt ook de ‘Histories’-uitzending te bekijken, gewijd aan Rachet Baes.

 

Tijl Uilensiegel

“(…) In 1867 schreef Charles De Coster een roman waarin Tijl werd afgebeeld als een vrijheidsstrijder tegen de Spaanse overheersing. Terwijl de middeleeuwse Tijl een eerder subversieve schelm is die zowel communisten als liberalen aanspreekt, was het De Costers meer traditioneel heroïsche karakter dat paste bij het anti-Bourgondisme van verschillende nationaal-socialistische bewegingen in Vlaanderen. Wies Moens, medeoprichter van de fascistische beweging Verdinaso, schreef liedjes over de nar die werden gezongen door de paramilitaire groepen van Verdinaso. (…) In 1998 schreef Marnix Beyen een uitgebreide studie over Uilenspiegel. De meeste studies richten zich, net als die van Beyen, op de figuur in Vlaanderen. Ook al zijn de levendige culturele toe-eigeningen van Tijl in de eerste plaats Vlaams, er is ook reden om aan te nemen dat Uilenspiegel mogelijk een Nederlands naleven heeft gehad na de fusie van het Verdinaso met de Nederlandse Nationaal Socialistische Beweging (NSB) in 1940. Dit zou ook zijn hedendaagse heropleving kunnen verklaren in Nederlandse neofascistische jongerenorganisaties. Het is de geschiedenis van deze Belgisch-Nederlandse connectie die ik nu onderzoek als EHRI fellow, bij het CegeSoma in Brussel en het NIOD in Amsterdam. Naast deze specifieke transnationale connectie ben ik ook geïnteresseerd in hoe de toe-eigening van Tijl past in de herstructurering van de culturele productie na de bezetting. Dit is een onderwerp waar ik meer bekend mee ben in het geval van Nederland, maar mijn archiefonderzoek brengt al overeenkomsten aan het licht tussen Nederlandse en Vlaamse fascistische organisaties in termen van hun visie op de institutionalisering en controle van de artistieke productie. (…)”

________________________

Bron: EHRI- Conny Kristel-fellowship voor Solange Manche | Cegesoma