> nieuwsbrief > 2024 - nr 3
Inhoud
    
Hernieuwen
            ledenbijdrage voor 2024
Ten gevolge van de alweer gestegen druk- en portkosten
        dienen we de minimumbijdrage  voor
        2024 licht te verhogen tot 35 €. In ruil daarvoor verzekeren
        we u de stipte toezending van het nieuwe Jaarboek
            Joris van Severen – het 28e al –
        in de maand juni en van de vier nummers van ons kwartaalblad Nieuwsbrief
            Joris van Severen. Vanaf het bedrag
        van 40 € boeken we u met dank als steunend lid. Vereffening
        graag via onze rekening BE29 4650 2267
        2164 op naam van het Joris van Severen Instituut, Izegem. 
        
      
'Hier Dinaso! en
            archieven
          
      
Langs de
        volgende koppeling kan je de volledige reeks van Hier
          Dinaso! chronologisch bekijken. De
        makkelijkere toegang is: https://www.delpher.nl/nl/tijdschriften/results?query=Hier+Dinaso%21&coll=dts
      
De
        inventarissen van de archieven bewaard in het Fonds Joris van
        Severen en medestanders (Universiteitsarchief KULeuven) zijn
        sinds een aantal maanden online beschikbaar via: https://abs.lias.be/Query/archivplansuche.aspx?ID=135426
        . Het betreft niet enkel de inventaris van Joris van Severen die
        door Bart Coppein in 2003-2004 werd opgemaakt, maar ook de
        inventarissen van de archieven van de families Van Severen en
        Belpaire, Rachel Baes, Jef van Bilsen, Jef François, Jan van
        Herck, Theo Hosten, Genootschap Joris van Severen, Rudy Pauwels,
        Luk Kongs en het NSDC. Een aantal archieven werd echter nog niet
        geïnventariseerd, onder meer de archieven van André Belmans,
        Louis Gueuning, Vik Eggermont en anderen.
Verheugend nieuws
          
      
Christian de Borchgrave legt dezer dagen de laatste
        hand aan zijn biografie die Joris van Severen. Een politieke
          biografie als titel zal dragen. Ze zal in 2025 verschijnen
        bij de uitgeverij Ertsberg. We houden onze lezers
        vanzelfsprekend op de hoogte. Het blijft merkwaardig hoezeer de
        naam van Joris van Severen en zijn beweging het Verdinaso blijft
        boeien en fascineren, ook door de jongere generaties die de
        jaren van het interbellum niet meebeleefd hebben en slechts door
        hun geschiedkundige belangstelling kennen.
      
      
Grafrede Abbeville 19 mei 2024
Luc Seynaeve, voorzitter Joris van Severen Instituut
In
        iedere stad was vroeger op het plein een “kiosk”! Ook hier
        in Abbeville. Er beginnen er levens en liefdes. Soms eindigen ze
        daar ook. Joris van Severen en Jan Ryckoort werden er
        doodgeschoten.
Een
        kiosk doet iedereen dromen zowel de burger als de dakloze. Velen
        verloren er hun hart. Ook wij, want allen hier aanwezig zijn
        Joris van Severen en Jan Ryckoort genegen. Omtrent Van Severen
        lopen betitelingen én emoties soms hoog op: Vlaams-Nationaal,
        Heel-Nederlands, Groot-Nederlands, solidarisme, fascisme,
        collaborateur, militantenorde, elite,.stijl, etc... Hij is en
        blijft een omstreden figuur, een man met vele talenten, veel
        vrienden maar ook veel vijanden. Hij maakte politieke keuzes. 
Ook
        straks moet weer gekozen worden: voor Europa, de Vlaamse
        gemeenschap, de federale staat én de gemeenteraad. Ook
        hieromtrent is heel wat “emotie” én “bewogenheid”. We
        worden aangesproken door diverse politieke partijen. Onze
        parlementaire democratie leidt hoe dan ook tot een zekere
        “nuance” wat noodzakelijk is binnen een harmonische
        samenleving.
Joris
        van Severen werd in 1921 verkozen tot volksvertegenwoordiger
        voor de Frontpartij én dit werk oefende hij uit tot 1929. In
        eerste instantie was Van Severen een Vlaams-nationalist. Hij is
        dit ook in zekere mate gebleven, maar zijn volk wilde hij
        sturen. Zijn uiteindelijke politiek concept omvatte de
        realisatie van de hervereniging van de Nederlanden. Volk wordt
        staat.
De
        politieke visie van Van Severen is soms wat complex. Ik
        vergelijk het soms met de liefde-haat verhouding die Jacques
        Brel kende t.a.v. Vlaanderen. Ook Van Severen stootte af en trok
        aan. Houden van Vlaanderen is vaak iets bijzonders. Joris van
        Severen was een “pionier” i.v.m. maatschappelijke
        standpunten omtrent hoe de samenleving moest onderbouwd worden.
        Zeer origineel bovendien én vele volksvertegenwoordigers kunnen
        hiervan vandaag de dag iets leren.
Zoals
        : 
·      Het socio-economische model
        wordt gebaseerd op ‘harmonie’ en niet op “conflict”. We
        noemen dit solidarisme.
·      Een staatsmodel die Vlaanderen
        richting de Nederlanden oriënteert heeft een meerwaarde. In het
        Europa van vandaag en morgen zijn de Nederlanden “van een
        bijzondere betekenis”.
·      De centrale plaats van het
        individu als “motor” binnen de maatschappelijke dynamiek is
        “essentieel”.
·      De overheid staat ten dienste
        van de maatschappij. Overheid en privé werken samen én de
        overheid fungeert als stuwdam t.a.v. het diepblauwe liberalisme.
Het
        zogenaamde politieke correcte denken catalogeert die ideologie
        van Van Severen als “fascisme” en “extreem rechts”. Bij
        gebrek aan historische én inhoudelijke kennis wordt door velen
        vlug gesproken in “labels” en “etiketten”.
Als
        voorzitter van het Joris van Severen Instituut wil ik de
        méérwaarde beklemtonen van een figuur als Van Severe.
        Uiteraard is niet alles juist te noemen. Ook na de moordpartij
        van Abbeville is het moeilijk geweest. Vooral omtrent het
        heikele thema aangaande collaboratie én geen collaboratie. 
Dit
        moet gezegd worden. Dit heeft geleid tot traumatisering. Zelfs
        tot op vandaag voelt dit niet goed aan. Vandaar de noodzaak aan
        verdere dialoog én discussie om steeds inhoudelijk de juiste
        historische context te duiden. Ook leden van het Verdinaso
        vervoegden de Witte Brigade. Deze info geef ik mee om te wijzen
        op de noodzaak van “nuance”.
Alles
        wat vandaag als “Vlaamsgezind” en “Oranje” kleurt krijgt
        vlug de stempel van extreem rechts. Dit is dan toch een te
        éénvoudige én onjuiste benadering. Een maatschappij zoals de
        onze, met een hoge graad van beschaving, kiest niet voor racisme
        noch voor een cordon sanitaire. Ieder mag niet te beroerd zijn
        in de spiegel te kijken. Niemand is zuiver tot op de graat. Het
        is ieders opdracht goed na te denken vooraleer iets verkondigt
        wordt. Vandaar, 84 jaar na de moord op Van Severen en Jan
        Ryckoort eren we hen door onze aanwezigheid aan dit graf te
        Abbeville. Twee Vlamingen met een bijzonder engagement én grote
        politieke klasse.
  

Beelden van de herdenkingen op
          18 en 19 mei 2024 
Boven links: Luc Seynaeve aan
          het woord aan het dubbelgraf te Abbeville
Boven rechts: Stefaan Coudenys
          aan de gedenksteen bij het Boergoensche Cruysse te Brugge
Onder: de bloemenkrans van
          2024 aan het graf van Joris van Severen en Jan Ryckoort
Toespraak Abbevillecomité - 19 mei 2024
Stefaan Coudenys
Enkele
        jaren terug was op deze herdenking Standaard-fotograaf
        Michel Hindryckx op bezoek. Wat hij verwachtte was niet wat hij
        vond: geen extreme groep van rabiate neofascisten, geen
        zwijmelende vaandelzwaaiers, geen mensen die leven in het
        verleden, hunkerend naar historische revanche voor het eigen
        grote gelijk.
Hier
        komen jaarlijks enkelingen samen die oog hebben – naar het
        woord van wijlen professor Erik Defoort – voor het sfumato
        van de geschiedenis: voor de kleine kantjes van elk mens,
        voor de ratio die tot politieke keuzes leidt, maar evengoed in
          extremis naar de ondergang kan voeren; voor de passie die
        bezielden bergen doet verzetten, maar net zo goed vermag
        andermans levensadem te smoren; voor het lot van kleine mensen
        die door toeval, tegenslag of brute pech verdronken worden in de
        maalstroom van het nu.
Het
        historisch onderzoek van het Joris van Severen-Instituut is
        baanbrekend, maar het Abbevillecomité dient een ander doel: we
        herdenken de mens die in al zijn ideeën en gevoelens op elk
        moment slechts een haar breed verwijderd is van de hemel of de
        hel. 
Hoe
        kan het dat hier een grootmoeder gebajoneteerd werd, een
        eenvoudige werkman gefusilleerd? Waarom werd hier een
        charismatische figuur als van Severen vermoord? Hoe kreeg zijn
        amanuensis hetzelfde lot toebedeeld? Diepmenselijk en tragisch
        is het besef dat dit leed gemaakt werd door handpoppen van de
        duivel die evenzeer geloofden in hun eigen grote gelijk.
        De vraag die ons bezig moet houden is deze: wat onderscheidde
        Caron, die de executies leidde, van Leclabart, die er een eind
        aan maakte? Waarom danst de ene mens naar de pijpen van de hel,
        en behoud de ander zijn redelijkheid?
Deze
        herdenking is een moment van pedagogie, een humaniora voor het
        leven. Hier leren we wat het betekent mens te zijn.
De Conservatieve Revolutie en de Leuvense studenten (deel 2)
Brent van de Winckel,
3. De Dinaso-Student
In
        december 1934 verschijnt de eerste editie van De
          Dinaso-Student, het maandblad van de studentenwerking van
        het Verdinaso. De aankondiging van de Nieuwe Marsrichting en de
        breuk tussen Van Severen en Wies Moens waren op dat moment net
        achter de rug. Het studentenblad zou uiteindelijk slechts twee
        jaargangen standhouden, vooraleer het eenvoudigweg als bijlage
        bij Hier Dinaso! gevoegd werd. Met deze keuze wilde men
        zogezegd “zijn taak die het in den harden strijd om
        Dietschland en Orde te vervullen heeft, op grootere en ruimere
        schaal voortzetten en uitbouwen”.22
Het
        krimpende ledenaantal zal wellicht ook een rol gespeeld hebben:
        waar de beweging in 1933 nog aan een sterke opmars bezig was
        binnen het Leuvense KVHV, telde de afdeling in Leuven in het
        academiejaar ‘34-’35 nog slechts 65 leden. In Gent was de
        situatie heel anders. Ondanks een breuk tussen de
        Dinaso-studenten en het GSC in oktober 1935 en het ontslag van
        die eersten uit het bestuur, slaagde de Gentse studentenafdeling
        erin een bloeiende werking uit te bouwen die stand zou houden
        tot de stichting van het KVHV in 1939.23
Wat De
          Dinaso-Student als blad betreft, valt op hoezeer het
        gericht is op de vorming van haar leden. Het overgrote deel van
        de artikels is gewijd aan de rol die de Dinaso-studenten binnen
        de studentenwereld te spelen hadden en aan de taak die zij te
        vervullen hadden binnen de Dietse staat. Verder zijn er enorm
        veel boekbesprekingen te lezen. De eerste jaargang telt er meer
        dan twintig, waaronder recensies van werken van Carl Schmitt en
        Hans Freyer. Ondanks het korte leven van het blad – er
        verschenen slechts 19 uitgaven in twee jaar tijd –, bieden de
        artikels een goed inzicht in het conservatief-revolutionaire
        gedachtegoed dat de Dinaso-studenten uitdroegen. Expliciet
        blijkt dit bijvoorbeeld uit het hoofdartikel van het tweede
        nummer.24 In dit nummer opent Jef van Bilsen de
        aanval op “geheel de maatschappij van het liberale
        Studentendom”. Hij omschrijft de taak van de Dinaso-student
        als de verlossing van het studentengeslacht van al wat liberaal,
        ordeloos en materialistisch is. Beide jaargangen zijn doorspekt
        van retoriek als deze, waarbij ook het traditioneel-studentikoze
        het zwaar te verduren krijgt. Niet alleen de liberale
        “burger-student”, zoals Jef van Bilsen hem noemt, maar ook
        de romantische “panem et circenses”-student moeten het
        ontgelden. In het laatste nummer van de eerste jaargang komt hij
        hier nogmaals op terug:
“Het is hoog tijd dat wij gedaan maken met de
        romantiek der zoo genaamde 
        “alter Burschen Herrlichkeit”, waarvan Leuven nu —
        en meer nog in de komende weken — het treurig tooneel is.”25
Hiertegenover
        stelt het Dinaso een nieuw studententype. Zowat alle kernwoorden
        van het jong-conservatisme komen prominent terug bij het
        bespreken van dit type en zijn rol in de samenleving: stijl,
        houding, eenvoud, moed, offerzin, enzovoort. Uit zowat ieder
        vormingsartikel kan men hetzelfde besluit nemen, namelijk dat
        het uiteindelijke doel van het blad het scheppen van een nieuwe
        aristocratie is.

Hoofding
          ‘’De Dinaso-Student’ 
En
        toch vallen er ook kenmerken van de andere stromingen van de
        Conservatieve Revolutie te bespeuren in De Dinaso-Student.
        De meest duidelijke invloed is de Völkische. Doorheen
        de negentien uitgaven neemt de volksgemeenschap een centrale rol
        in. Zou de erfenis van Wies Moens – Diets, katholiek en Völkisch
        26 – hier iets mee te maken hebben? Ondanks de
        breuk tussen Moens en het Verdinaso, wordt zijn naam immers
        meermaals lovend aangehaald in De Dinaso-Student.
        Anderzijds is en blijft het volkse concept iets dat haast
        omnipresent is in de retoriek van het interbellum. Ook ras
        blijft niet onbenoemd; het jodenvraagstuk steekt namelijk in
        verschillende afleveringen zijn kop op.
Anderzijds
        kan men bepaalde retoriek situeren binnen het
        nationaal-revolutionaire. Nemen we het bovenvermelde artikel van
        Jef van Bilsen als voorbeeld, dan valt op hoe hij de taak van de
        Dinaso-studenten ziet als een aanval, als een confrontatie: het
        is een aanval op de “egoïst”, op de “Vlaamschen
        politieken slijkarrivist”, op de
        “ivoren-toren-boeken-wormen”, enzovoort…24 Op
        bijna iedere bladzijde valt het woord ‘kamp’ wel te lezen,
        al dan niet in drukletters.
Het is
        dus moeilijk om de studentenwerking van het Dinaso vast te
        pinnen binnen één stroming. Het spreekt voor zich dat het
        jong-conservatisme van Van Severen, waarbij de nadruk op
        aristocratisering ligt, een belangrijke plek inneemt.
        Tegelijkertijd valt ook de Völkische invloed van Wies
        Moens nog te lezen. Zoals het studenten betaamt, zijn zij steeds
        wat radicaler dan de moederorganisatie en gebruiken zij graag
        grote taal. De confrontatieretoriek uit het
        nationaal-revolutionaire hoeft met andere woorden ook niet echt
        te verbazen.
Voor
        dit artikel werd voornamelijk gebruik gemaakt van twee artikels
        van Jef van Bilsen. De rest van de twee jaargangen heb ik
        slechts diagonaal gelezen. Een meer diepgaande analyse van het
        blad is dus nodig. Hier hoop ik mij in de toekomst dan ook aan
        te wijden.
4. Aan de jeugd van Vlaanderen
Net
        zoals bij het VNV en het Verdinaso het geval was, ontstond ook
        in de schoot van de Katholieke Vlaamsche Volkspartij een
        jongerenbeweging. Deze Vlaamsch-Katholieke Politieke Jeugd,
        opgericht in november 1935, wilde de kloof tussen de partij en
        de jeugd overbruggen en wilde afstappen van het anti-Belgicisme,
        dat in die tijd tot de essentie van het Vlaams-nationalisme
        behoorde.27 Net zoals het JVF zou de VKPJ echter niet
        van de grond komen. Na de electorale doorbraak van VNV en REX en
        het verlies van de katholieken in mei 1936 bleek duidelijk dat
        een andere strategie nodig was om de Vlaamse jeugd te verenigen.
Aanleunend
        bij de KVV en strevend naar een concentratie van alle katholieke
        Vlamingen, werd te Brussel op 5 september 1937 het Jeugdfront
        opgericht. Aan de wieg stonden voormannen van het HVKA, het AKVS
        en het JVF. Jeugdfront was dus als het ware een synthese van de
        katholieke actie- en de Revolution von Rechts-gedachte.28
        Met een handig staaltje Realpolitik kozen ze KVV als
        basis, zonder dat ze er daarom een onderdeel van waren zoals de
        VPKJ.29 Zij bleven daarentegen volledig
        onafhankelijk, zo ook van de Katholieke Actie, waaraan het JVF
        wel ondergeschikt was. Jeugdfront hoopte op termijn de partij
        van haar denkbeelden te doordringen en haar van binnenuit te
        vernieuwen om zodoende een Vlaamse concentratie tot stand te
        brengen.30
Ergens
        tussen ‘37 en ‘39 gaf Jeugdfront een politiek manifest uit.31
        Hierin zetten zij hun doel, hun eisen en hun staatsopvatting
        uiteen. De vereniging veroordeelde zowel de communistische als
        de fascistische staat, die zij beide als totalitair en
        autoritair beschrijft (p. 12). Anderzijds verzette zij zich
        tegen een “vrijheidsdoodend liberalisme”, een “modern
        kapitalisme”, een “menschverlagend marxisme”, en… tegen
        een “al te veel op de spits gedreven nationalisme”. Elk van
        hen had in hun ogen bijgedragen tot de versnippering van het
        Vlaamse volk (pp. 3-4). In de plaats stelde Jeugdfront “zich
        ten doel een nieuwe Staatsorde op te bouwen op basis van
        kristelijke solidariteit, volksche grondslag en persoonlijke
        vrijheid” (p. 12). De menselijke persoonlijkheid vormt een
        rode draad doorheen het manifest en sluit goed aan bij het
        jong-conservatisme van Joris van Severen.
Om van
        de jong-conservatieve stroming te kunnen spreken, moet de
        beweging echter aan nog enkele voorwaarden voldoen. Orde komt in
        het manifest meermaals voor wanneer men spreekt over het
        waarmaken van de christelijke, volkse en solidaristische orde.
        Van een elite of aristocratie is niet direct sprake. In de
        samenvattende oproep aan het einde van het document noemt
        Jeugdfront zichzelf wel de grondlegger van een herboren Vlaamse
        natie (p. 17), doch beweren alle jongerenorganisaties dit niet,
        of zij nu rechts of links zijn?
Dat
        Jeugdfront een volkse orde nastreeft, mag uiteraard niet de
        indruk wekken dat zij per se tot de Völkische stroming
        binnen de Conservatieve Revolutie zou behoren. Zij zagen de
        Vlaamse strijd immers niet als een taalkwestie, maar als een
        nationaliteitenprobleem.[30] De oplossing zou daarenboven geen
        onafhankelijk Vlaanderen zijn, maar een erkenning van de Vlaamse
        volksgemeenschap en een hervorming van België op plurinationale
        grondslag (p. 6). Dat zij geen onafhankelijk Vlaanderen
        voorstaan, benadrukten zij verder in hun kampblad: “Elk
        separatisme en andere negativismen keeren wij beslist den rug
        toe”32 Alhoewel het volk wel een belangrijke rol
        speelt in hun manifest, vinden zij “de leuze: één Volk,
        één Staat […] een dwaasheid, die zoowel door de geschiedenis
        als door het gezond verstand weersproken wordt”.15
Dit
        brengt ons bij een ander slagwoord van het jong-conservatisme:
        ‘rijk’. Waar het JVF nog van een soort Dietsland droomde
        zonder de weg ernaartoe te bepalen en zonder België af te
        zweren, zien we bij Jeugdfront een plurinationaal ideaal dat
        overeen lijkt te komen met de huidige Benelux, mocht deze ook
        tot een politieke eenheid geleid hebben.[30] In deze benadering
        komen duidelijk de invloeden van het JVF en van de Nieuwe
        Marsrichting van het Verdinaso naar boven.
Uit de
        naam van de organisatie en de nadruk die het manifest meermaals
        op de natie legt, zou men tot slot misschien kunnen afleiden dat
        zij wat nationaal-revolutionaire trekken heeft. In alle
        eerlijkheid zullen we moeten concluderen dat Jeugdfront van elk
        van de drie hoofdstromingen wel wat kenmerken vertoont en dat
        het op basis van de beschikbare bronnen niet mogelijk is om de
        beweging in een groep onder te brengen. In feite was Jeugdfront
        ook een amalgaam van het Völkische AKVS en het
        jong-conservatieve Dinaso. Dat er ook wat
        nationaal-revolutionair gedachtegoed aan te pas kwam, hoeft dus
        geen heel grote verrassing te zijn.
Het
        belangrijkste om uit dit artikel mee te nemen is dat het hier
        niet gaat om een eindsom. We maakten een analyse op basis van
        schaars bronnenmateriaal, waarmee het wereldbeeld van twee
        studentenverenigingen aan de slagwoorden van de drie
        hoofdstromingen binnen de Conservatieve Revolutie getoetst werd.
        Het zou dus beter zijn dit artikel als een begin te zien, in de
        hoop dat eens een meer volledige analyse kan leiden tot een
        correcte indeling van het Dinaso en het Jeugdfront, of het nu
        bij de jong-conservatieven, bij de Völkischen, of bij
        de nationaal-revolutionairen is.
_______________
Bibliografie
 1
        Berkhof, A. (1963). ‘Over toekomstige leiders van het volk’.
        In De student gaat voorbij (pp. 67-68). Hasselt:
        Uitgeverij Heideland-Orbis.
 2
        Vos, L (1976). ‘Politiek-ideologische formaties te Leuven’.
        In Een eeuw Vlaamse studentenbeweging te Leuven (pp.
        108-109). Leuven: Acco.
 3
        Arckens, E. (2015). ‘Facetten van de conservatieve revolutie.
        De onontkombaarheid van Luc Pauwels’ ideologisch oxymoron’.
      In Liber
          amicorum Luc Pauwels (pp. 28-32). Izegem: Uitgeverij
        iD.’
 4 Muller, J.
        (1988) The Other God that Failed: Hans Freyer and the
          Deradicalization of German Conservatism. Princeton: Princeton University Press.
 5
        Pauwels, L. (2021). Joris van Severen. Op leven en dood,
          letterlijk (p. 446). Doorbraak boeken.
 6
        Pauwels, L. (2015). ‘Joris van Severen in het brede Europese
        perspectief’. In Joris van Severen Jaarboek 19 (pp.
        9-36). Ieper: Studie- en Coördinatiecentrum Joris van Severen.
 7 Mohler, A. (1989) Die
          konservative Revolution in Deutschland 1918-1932. Ein Handbuch (pp.
        138-142). Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft.
 8
        Boehme, O. (1998). ‘Academici en de revolutie van rechts
        tijdens het interbellum’. In Wetenschappelijke Tijdingen
          op het Gebied van de Geschiedenis van de Vlaamse Beweging,
        57(1), p. 48.
 9
        Verstraete, P.J. (2016). Victor Leemans, een biografische
          kennismaking (pp. 22-23). Uitgegeven in eigen beheer.
10 Boehme, O. (1999).
        ‘Tussen de fronten: Het jong-conservatisme van Victor
        Leemans’. In Wetenschappelijke Tijdingen op het Gebied van
          de Geschiedenis van de Vlaamse Beweging, 58(3), pp.
        131-154.
11 de Bois, H. &
        Pauwels, L. (1994). ‘Joris van Severen
        en de Konservatieve Revolutie’. In M. Cailliau (red.), Gedenkboek
          Joris van Severen 1894-1994 (pp. 177-226). Aartselaar:
        Nationaal Studie - en Documentatiecentrum Joris van Severen.
12 Meeus, P. (1986).
        ‘Een bewogen leven, 1894-1940’. In M. Cailliau & P.
        Meeus, Joris van Severen (p. 12). Turnhout: Oranjejeugd.
13 Mohler, A. (1989) Die
          konservative Revolution in Deutschland 1918-1932. Ein Handbuch
        (pp. 142-146). Darmstadt:
        Wissenschaftliche Buchgesellschaft.
14 Gevers, L. (1987). Bewogen
          jeugd. Ontstaan en ontwikkeling van de katholieke
          Vlaamse studentenbeweging (1830-1894) (pp. 91-92).
15 ‘Aan de
        Rederijkers, toekomstige hoogeschool-studenten’ (september
        1939). In Universitair Front, 1(1), p. 1.
16 Vos, L. (1982).
        ‘Het einde van de traditie, 1933-35’. In Bloei en
          ondergang van het AKVS, II (pp. 253-276). Leuven:
        Davidsfonds.
17 Vos, L. (1976).
        ‘Ondergang (1931-1933)’. In L. Vos & L. Gevers, Dat
          volk moet herleven. Het studententijdschrift De Vlaamsche
          Vlagge 1875-1933 (pp. 272-284). Leuven: Davidsfonds.
18 Van Clemen, S.
        (2002). ‘Jef van Bilsen als hoofdman van de Leuvense
        studentenafdeling van het Verdinaso (1932-1936)’. In Joris
          van Severen Jaarboek 6 (pp. 56-106). Ieper: Studie- en
        Coördinatiecentrum Joris van Severen.
19 Das Dritte Reich (20 juni 1932). In Ons Leven,
        44(10), p. 3.
20 Vos, L (1976). ‘De
        Dinaso-student.’ In Een eeuw Vlaamse studentenbeweging te
          Leuven (p. 109). Leuven: Acco.
21 Palinckx, K. (1995).
        ‘"NU NAAR GENT!". Vlaams-nationale en katholieke
          studentenbeweging te Gent 1928-1940’ (pp. 173; 176-177).
        Gent: Archief RUG.
22 Aan onze lezers
        (1936, december). De Dinaso-Student, 2(12), p. 2.
23 Palinckx, K. (1995).
        ‘"NU NAAR GENT!". Vlaams-nationale en katholieke
          studentenbeweging te Gent 1928-1940’ (pp. 203-206;
        232-233; 235-236). Gent: Archief RUG.
24 Van Bilsen, J.
        (1935, januari). ‘De taak’. In De Dinaso-Student,
        1(*2), p. 3.
25 Van Bilsen, J.
        (1935, oktober). ‘Kampoverwegingen’. In De
          Dinaso-Student, 1(*11-12), p. 3.
26 Tommissen, P.
        (1984). ‘Heraut van de revolutie van rechts in Vlaanderen?’
        In E. Verstraete (red.), Wies Moens: Gedenkboek.
        Antwerpen: Stichting Mercator-Plantijn.
27 Gerard, E. (1998).
        ‘Vlaamsch-Katholieke Politieke Jeugd (VKPJ)’. In Nieuwe
          Encyclopedie van de Vlaamse Beweging (p. 3377).
28 Gerard, E. (1998).
        ‘Jeugdfront’. In Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse
          Beweging (pp. 1568-1569).
29 Elias, H.J. (1969).
        25 jaar Vlaamse Beweging 1914/1939, IV (pp. 101-104).
        Antwerpen - Utrecht: Uitgeverij De Nederlandsche Boekhandel.
30 Vos, L. (2011).
        ‘Dromen van een nieuwe orde’. In Idealisme en
          engagement. De roeping van de katholieke studerende jeugd in
          Vlaanderen (1936-1940) (pp. 229-249). Leuven: Acco.
31 Jeugdfront. (s.d.).
        Aan de jeugd van Vlaanderen: manifest van Jeugdfront.
        Brussel: Jeugdfront.
32 ‘Vlaanderen
        waarheen?…’ (1939). In Front, kampblad van Jeugdfront, 2(8),
        pp. 1-2.
Scriptieprijs Joris van Severen Instituut
Het Joris van Severen
            Instituut is een vereniging die de studie naar de
        persoon en de ideeën van Joris van Severen (1894-1940) wenst te
        bevorderen. In de loop van de afgelopen decennia is daartoe een
        archief aangelegd rond Joris van Severen en zijn bewogen
        politieke loopbaan, in het bijzonder het Verbond van Dietse
        Nationaal-Solidaristen (Verdinaso). Dit archief is in 2000
        overgedragen aan de universiteitsbibliotheek van de Katholieke
        Universiteit Leuven en werd aldaar ondertussen grotendeels
        geïnventariseerd door dr. Bart Coppein. 
Het doel van de archiefoverdracht was om de
        wetenschappelijke studie over Joris van Severen en het Verdinaso
        te stimuleren. Het Instituut wil deze studie actief gaan
        bevorderen door het instellen van een scriptieprijs voor
        studenten, waaraan een geldbedrag van 500 € is verbonden.
        
Graag zouden we iedereen willen vragen om deze
        scriptieprijs onder de aandacht te brengen van studenten
        en van de bij u bekende professoren. Het Joris van
        Severen-archief aan de KU Leuven is nog grotendeels onontgonnen
        en een wetenschappelijke biografie ontbreekt vooralsnog. Er is
        met andere woorden sprake van historisch onontgonnen terrein en
        ook ideologisch roept de persoonlijkheid van Joris van Severen
        nog steeds veel vragen op rond zijn politieke ontwikkeling. Ook
        is er nog nauwelijks iets bekend over de samenstelling van zijn
        aanhang. 
Op basis van de voorhanden inzendingen zal een
        commissie binnen het Joris van Severen Instituut de prijs al dan
        niet toekennen aan een scriptie die handelt over de persoon
        Joris van Severen, het Verdinaso of één van de naoorlogse
        Nachfolge-bewegingen. De scriptie hoeft niet noodzakelijk een
        eindscriptie te zijn, maar dient minstens vijftien A4-pagina’s
        te omvatten. Het Joris van Severen Instituut zal de uitreiking
        van deze scriptieprijs gepast omkaderen en de auteur de
        gelegenheid bieden om de scriptie te publiceren in het Jaarboek
        van het Instituut. De auteur zal een exemplaar van het jaarboek
        en tien nadrukken ontvangen. Mocht u nog vragen of opmerkingen
        hebben, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. 
Voor de
        beoordelingscommissie, Drs. R.A.B. Bruijns, p/a Secretariaat
        Joris van Severen Instituut, Nieuwpoortsesteenweg 395, 0202,
        8400 Oostende.
Maurits Cailliau als netwerker (2)
Hans Nelis
        Sinds 2021 doe ik onderzoek naar de geschiedenis en het
        gedachtegoed van neo-Dinaso groepen.1 Daar komt heel
        wat archiefonderzoek bij kijken. In het ADVN met zijn rijk
        archief “voor nationale bewegingen” ben ik stilaan
        kind aan huis. Alleen al het zicht van de mappen met documenten,
        die steeds netjes op een tafel in de leeszaal voor me
        klaarliggen, is een bron van intellectueel genot. Ze inkijken is
        dat des te meer, steeds weer gaat er een wereld open en is er
        wel een Aha-Erlebnis. Bij één van mijn bezoeken
        raadpleegde ik alle nummers van ‘Samen in de Nederlanden’,
        dat in de periode 1967-1968 (naast het al sinds 1961 bestaande Kontaktblad)
        door het Verbond Recht en Orde2 uitgebracht
        werd. Gelukkig is het eerst verschenen nummer (maart 1967)
        bewaard gebleven. Op blz. 1 en 2 staat een bijdrage van de hand
        van Maurits Cailliau (zijn naam is helaas verkeerdelijk gespeld
        als ‘Cailleau’), getiteld “Allen samen in de
          Nederlanden”. Was het Maurits zelf die mee het
        strijdblad boven de doopvont gehouden heeft? Zijn artikel ademt
        een sfeer van hoopvolle verwachting uit en het begrip “Allen
          samen” duidt zowel op organisatorische samenhorigheid
        als op de eenheid van de Nederlanden. Ik wil u een paar mooie
        passages niet onthouden:
“Wij
        schrijven 1967. En nooit allicht is in de laatste eeuwen de tijd
        zo vol onverhoopte toekomstmogelijkheden geweest voor onze Lage
        Landen en het volk dat ze tot vaderland heeft... De geschiedenis
        ging haar gang, de omstandigheden zijn gewijzigd. De
        mogelijkheden voor ons volk zijn gebleven, in de mate waarin ze
        geankerd waren en zijn in zijn geografische ruimte: ze zijn
        verhevigd en geactualiseerd in hun geopolitieke binding en
        bestemming.3... ‘SAMEN’. Zo, en niet anders
        hebben wij gemeend dit blad te moeten heten. Samen, omdat wij
        maar al te diep beseffen hoe onmachtig tot verwerkelijking, hoe
        krachten-verspillend en -verlammend onze versnippering werkt. En
        ook, hoe machtig de tegenkrachten zijn, en hoe handig zij onze
        onmacht en verdeeldheid uitbuiten... Naar buiten uit menen wij
        tot opdracht te hebben voor te lichten, omtrent alles wat het
        ‘samen’-groeien naar meer eenheid van ons volk aangaat. Dat
        wij die groei in de mate van onze krachten zullen stimuleren is
        een evidentie!”4
_________________
Noten
          
1 Jaarboeken 26, 27 en 28. Bijdragen over de DSB, de SB en Delta.
2 Tom Cobbaert, ‘De
        betwiste leider’, in Nieuwsbrief Joris van Severen, 28
        (1e trimester 2024), 14-18. Voorheen verschenen in ADVN
          -Mededelingen, 80, 3-5.
3 De laatste zin zou
        niet misstaan in de bijdrage die ik momenteel voorbereid voor
        het Jaarboek 29 (2e deel van het Delta verhaal,
        met als thema “De Nederlanden”).
4 Dat devies heeft
        Maurits ruimschoots in de praktijk gebracht. Dat heeft ook Vik
        Eggermont zijn even lang geprobeerd. Hoe hij Delta heeft
        ingezet om de “eenheid van ons volk te stimuleren”
        las u in het Jaarboek 28.3
Het grote misverstaan. Nadenken over de hereniging van de Nederlanden
Maurits Cailliau
De betreurde Karel Luyckx (aan
        wie we in de vorige Nieuwsbrief n.a.v. z’n overlijden,
        een eresaluut brachten), heeft het verschijnen van de door hem
        samengestelde bundel amper mogen meemaken. Hij had het idee
        opgevat om middels dit boek een aantal Nederlanders uit Noord en
        Zuid (dus inclusief Vlamingen) aan het woord te laten over een
        hereniging van de in 1830 in twee staten opgedeelde Nederlanden
        en vond daartoe een dertigtal pennen bereid.
Pennen van wel heel erg
        verscheiden allooi weliswaar. Want nogal wat onder hen mikten
        veeleer op een vereniging van Vlaanderen met Nederland
        dan op een hereniging van de toenmalige Nederlanden. In
        de meest serieuze bijdrage (dixit Hendrik Carette in Meervoud)
        – deze van Peter Debrabandere, de hoofdredacteur van Neerlandia
        – wordt daar terecht de aandacht op gevestigd: “Wie de term
        hereniging gebruikt, moet beseffen dat die eigenlijk alleen maar
        kan slaan op het opnieuw bij elkaar brengen van wat ooit bij
        elkaar hoorde: de Bourgondische Nederlanden (15e
        eeuw), de Zeventien Provinciën (16e eeuw) en later
        het Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830), ongeveer het huidige
        Nederland, België en Luxemburg. De term hereniging steunt dus
        op een historische motivatie. Een pleidooi voor de hereniging
        van Nederland en Vlaanderen steunt op de foute veronderstelling
        dat er ooit een exclusief Nederlands-Vlaamse eenheid geweest is,
        die nu hersteld zou kunnen of moeten worden.”
‘Het grote misverstaan.
          Nadenken over de hereniging van de Nederlanden’ werd, mede door deze
        misvatting, meteen ook tot een spreekbuis voor een amalgaan van
        Groot- en Heel-Nederlanders, waarbij de eerstgenoemden volop
        getuigen over hun wel zeer gebrekkige kennis van onze
        geschiedenis – en meteen de geschiedenisvervalsing van onze
        gewesten doorheen de eeuwen in de hand konden werken. De bundel
        ontbreekt het mede daardoor wel aan draagkracht en
        propagandistische daadkracht omtrent de vooropgezette te
        propageren herenigings-idee. 
De hoger omschreven
        “mankementen” in acht genomen kunnen we de lectuur van deze
        verzamelbundel niettemin aanbevelen. “In het huis des vaders
        zijn immers vele woningen” – en is er plaats voor allen die
        zich Nederlanders weten. Dat het Groot-Nederlandse perspectief
        – alleen maar berustend op het taalgegeven – een eeuwenlang
        gemeenschappelijk Heel-Nederlands verleden zou overstijgen, is
        een stelling die destijds al een Wies Moens, geconfronteerd met
        de realiteit van de feitelijkheden, achter zich diende te laten.
Al met al brengt dit boek
        uiteenlopende waarheden en inzichten samen die niet steeds
        convergeren, maar het waard zijn er kennis van te nemen. En
        biedt het aanleiding om zich te bezinnen over waar het in 1830
        fot gelopen is.
Met bijdragen
        van:
Kees
        Middelhoff ( ) – Thierry Butez – Derk Jan Eppink – Joost Hintjen –
        Marlies Lamont-Brouwers – Miguel Timmermans – Paul van Vliet
        ( ) – Nicoline van der Sijs – Kelly Keasberry –
        Eddy Serie – Peter Debrabandere – Marinel Gerritsen –
        Ankie Gijsel – Vik Eggermont ( ) – Matthias Storme
        – Gerard den Burger – Alexander Karel Evrard – Kurt Lapere
        – Marita Mathijsen – Jan Peumans – Henk Houwaart – Elly
        van der Smissen – Iem Al Biyati – Ignace Lowie – Jan
        Neckers – Ulrich van Spitael – Marleen Tollenaere – Hans
        Nelis – Philippe Degrande.
__________________
Na.v. Karel Luyckx (red), Het
          Grote misverstaan. Nadenken over de hereniging van de
          Nederlanden, Uitg. Sterck & De Vreese, 2023, gen., 204
        pp., ISBN 9789464710618, 27,50 €
                               
        
In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar
          naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het
          Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende
          passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven.
          We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar
          publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons
          kopie van de betreffende passages toe te sturen.
Tentoonstelleling Rachel Baes in de
            ‘Bozar’
“(…) Twee kunstenaressen
        springen eruit in Bozar: Jane Graverol en Rachel Baes. Hun
        schilderijen zitten vooral in privécollecties of in de depots
        van musea en zijn dus niet vaak te zien. Rachel
        Baes was een tragisch figuur. In de jaren 30 was zij de minnares
        van de extreemrechtse Verdinaso-leider Joris Van Severen. Na
        zijn dood schilderde ze vooral onschuldige meisjes in
        beklemmende omgevingen. Rachel Baes zat in de kringen van René
        Magritte, werd door hem ook – op surrealistische wijze –
        geportretteerd, maar ze eindigde verbitterd en eenzaam in een
        groot huis in Brugge. (…)”“Histoire de ne pas rire“ is
        te bezoeken in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten te
        Brussel van 21 februari tot 21 juli 2024. 
________________________
https://www.vrt.be/Twee
grote
          tentoonstellingen over het surrealisme in Brussel: "We kunnen
          wel wat verbeelding gebruiken"  | VRT NWS: nieuws
Via deze
        link valt ook de ‘Histories’-uitzending te bekijken, gewijd
        aan Rachet Baes.
Tijl Uilensiegel
“(…) In 1867 schreef Charles De Coster een roman
        waarin Tijl werd afgebeeld als een vrijheidsstrijder tegen de
        Spaanse overheersing. Terwijl de middeleeuwse Tijl een eerder
        subversieve schelm is die zowel communisten als liberalen
        aanspreekt, was het De Costers meer traditioneel heroïsche
        karakter dat paste bij het anti-Bourgondisme van verschillende
        nationaal-socialistische bewegingen in Vlaanderen. Wies Moens,
        medeoprichter van de fascistische beweging Verdinaso, schreef
        liedjes over de nar die werden gezongen door de paramilitaire
        groepen van Verdinaso. (…) In 1998 schreef Marnix Beyen een
        uitgebreide studie over Uilenspiegel. De meeste studies richten
        zich, net als die van Beyen, op de figuur in Vlaanderen. Ook al
        zijn de levendige culturele toe-eigeningen van Tijl in de eerste
        plaats Vlaams, er is ook reden om aan te nemen dat Uilenspiegel
        mogelijk een Nederlands naleven heeft gehad na de fusie van het
        Verdinaso met de Nederlandse Nationaal Socialistische Beweging
        (NSB) in 1940. Dit zou ook zijn hedendaagse heropleving kunnen
        verklaren in Nederlandse neofascistische jongerenorganisaties.
        Het is de geschiedenis van deze Belgisch-Nederlandse connectie
        die ik nu onderzoek als EHRI fellow, bij het CegeSoma in Brussel
        en het NIOD in Amsterdam. Naast deze specifieke transnationale
        connectie ben ik ook geïnteresseerd in hoe de toe-eigening van
        Tijl past in de herstructurering van de culturele productie na
        de bezetting. Dit is een onderwerp waar ik meer bekend mee ben
        in het geval van Nederland, maar mijn archiefonderzoek brengt al
        overeenkomsten aan het licht tussen Nederlandse en Vlaamse
        fascistische organisaties in termen van hun visie op de
        institutionalisering en controle van de artistieke productie.
        (…)”
________________________
Bron: EHRI-
Conny
          Kristel-fellowship voor Solange Manche | Cegesoma