> nieuwsbrief Joris  van Severen Instituut 2024- nr 2

Inhoud

Mededelingen


 Hernieuwen ledenbijdrage voor 2024

Lezers die hun bijdrage voor 2024 nog niet vereffenden vinden hierbij andermaal een betaalformulier. Ten gevolge van de alweer gestegen druk- en portkosten dienen we de minimumbijdrage licht te verhogen tot 35 €. In ruil daarvoor verzekeren we u de stipte toezending van het nieuwe Jaarboek Joris van Severen – het 28e al – in de meimaand en van de vier nummers van ons kwartaalblad Nieuwsbrief Joris van Severen. Vanaf het bedrag van 40 € boeken we u met dank als steunend lid. Vereffening graag via onze rekening BE29 4650 2267 2164 op naam van het Joris van Severen Instituut, Izegem.

 

Herdenkingsmomenten 2024

Bij middel bijliggend vouwblad vragen we graag uw aandacht voor de mede door het Joris van Severen Instituut en het Abbeville Comité geplande herdenkingsmomenten 2024. We hopen er u te mogen ontmoeten. Zie ook pp. 6 en volgende.

 

Hier Dinaso!

Langs de volgende koppeling kan je de volledige reeks van Hier Dinaso! chronologisch bekijken. De makkelijkere toegang is:

https://www.delpher.nl/nl/tijdschriften/results?query=Hier+Dinaso%21&coll=dts Dank zij een sterke zoekmotor op die site, de opzoeking uiterst snel verloopt. Zo zocht ik bijvoorbeeld info over de kleine afdeling van Verdinaso die in de gemeente Lommel zou hebben bestaan. Dat bleek zeer eenvoudig te zijn: gewoonweg de zoektermen Dinaso + Lommel invoeren en klaar is kees.

 

Het Joris van Severen Instituut

Op pagina 9 van dit nummer brengen we een overzicht van de samenstelling van het huidige bestuur van de vereniging, gevormd door enerzijds de Raad van Bestuur (m.a.w. het Dagelijks Bestuur) en anderzijds de Algemene Vergadering, die mede de krijtlijnen uitzet.


 

Ten geleide Jaarboek Joris van Severen 28 (2024)


 

Met de aflevering 2024 zijn we aan het 28e Jaarboek Joris van Severen toe. We brengen andermaal een ruime verscheidenheid aan bijdragen die op een of andere wijze inzoomen op de ondertitel van deze reeks: Joris van Severen, zijn persoon, zijn ideeën, zijn invloed en zijn werk.

Vooreerst rondt Romain Vanlandschoot met de Sisyphus-arbeid van Joris van Severen zijn verfijnde biografie over Van Severen af met de periode 26 mei 1929 – 6 oktober 1931, zijnde de periode direct voorafgaand aan de stichting van het Verdinaso. Daarbij komt ook de kritiek van o.m. Hendrik Elias op Van Severens evolutie richting ‘fascisme‘ volop aan bod. Tien jaar later, aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, zag het ideologische plaatje er helemaal anders uit: de tegenstrevers uit het Vlaams-nationalistische kamp beleden toen al lang het autoritaire nationaal-solidarisme, dat ze even later gedachteloos (?) zouden omruilen voor de ersatz van het totalitaire nationaalsocialisme.

In A.Th.L.M. Mertens, van Dinaso-student tot rector magnificus besteedt Ruud Bruijns uitgebreid aandacht aan de levensloop van deze Noord-Nederlandse Dinaso en zijn wel merkwaardig te noemen levensloop. Eens temeer blijkt daaruit hoezeer het Verdinaso-Nederland vooral in intellektuele kringen bijval en navolging vond.

In zijn essay over het maandblad Delta, verderop in dit jaarboek, besteedt Hans Nelis uitgebreid aandacht aan de Dietse Rijksgedachte zoals deze door het vernoemde maanblad uitgedragen werd. In de tijd eraan voorafgaand bestond er, al evenzeer als neo-Dinaso-initiatief, de Dietse Rijksorde Joris van Severen, waarover Luc Pauwels de sluier oplicht. Slechts weinigen hadden weet van haar bestaan, behalve de auteur, die er destijds lid van was.

Hans Nelis brengt in “Joris van Severen taai in ere gehouden”. De Werkgroep/Werkgemeenschap ’Delta’ – ‘De Lage Landen’ andermaal een overzichtsgeschiedenis van een als neo-Dinaso te kwalificeren initiatief, met name het tijdschrift Delta. Zijn essay vormt een eerste luik van wat een tweeluik zal worden.

In Motieven maandschrift ‘Delta’ doorheen de jaren poogt Maurits Cailliau tot een synthese te komen van wat in Delta maat- en normgevend was doorheen de lange geschiedenis van dit tijdschrift.

In Een onbekend beeldhouwwerk van Antoon van Parys besteedt Maurits Cailliau aandacht aan een merkwaardig beeldhouwwerk van de succesvolle beeldhouwer uit Deinze: een ‘kop’ die onmiskenbaar doet denken aan Joris van Severen, alhoewel de beeldhouwer het de naam ‘Mannenkop met uil’ gaf.

Maurits Bilcke sluit het jaarboek af met zijn gedicht 49 jaar Nadien. Een beklijvend getuigenis van een oud-Dinaso en veelzijdig kunstenaar, opgedragen aan Jef Werkers.

Dit 28e Jaarboek Joris van Severen is de tweede editie uitgegeven door het Joris van Severen Instituut. i.s.m. de Uitgeverij iD te Izegem. Voortaan zal gestreefd worden naar een bredere redactie bij het samenstellen van de jaarboekenreeks.

Maurits Cailliau


PS. Ruud Bruijns verklaarde zich bereid om op termijn de eindredactie van het Jaarboek Joris van Severen op zich te nemen. Van zijn kant bevestigde Sjors Remerswaal dit te doen voor de Nieuwsbrief Joris van Severen. Voor wat betreft de uitgaven van het Joris van Severen Instituut is de opvolging aldus verzekerd.

 

 

Programma Herdenkingen 2024


Jaarmis  in  de Blindekenskapel, kreupelenstraat te brugge

Zaterdag 18 mei: 10.00 uur: Plechtige Gregoriaans gezongen H. Mis met homilie, geconcelebreerd door de E.H. Jan Tilleman en opgeluisterd door het koor ‘t Daghet, o.l.v. Lieven de Pillecyn, ter nagedachtenis van Joris van Severen, zijn lotgenoten en al onze overledenen in de Blindekenskapel, Kreupelenstraat te Brugge. Aansluitend volgt de:

 

Herdenking aan het Bourgoensche Cruyce

Zaterdag 18 mei: 11.30 uur: aan de toegangspoort tot het Bourgoensche Cruyce, het voormalige woonhuis van Joris van Severen in de Wollestraat te Brugge memoreert een gedenkplaat de namen van de vier Brugse slachtoffers van het Bloedbad van Abbeville. Sinds enkele decennia wordt daar door het Brugse Abbeville Comité jaarlijks een korte herdenkingsplechtigheid gehouden met volgend stramien: welkomstwoord, In Memoriam voor de vier Bruggelingen, bloemenhulde, toespraak namens het Brugse stadsbestuur, afscheidswoord, en het Gebed voor het Vaderland.

De afsluitende receptie heeft ook dit jaar plaats onmiddellijk na het einde van deze plechtigheid in hotel Erasmus in de Wollestraat.

 

Groet aan het graf te Abbeville

Zondag 19 mei: afspraak om 11.30 uur aan de zijingang tot het kerkhof te Abbeville. Aansluitend gezamenlijk bezoek aan het graf van Joris van Severen en Jan Ryckoort, alwaar korte plechtigheid, met neerlegging van bloemen namens het Joris van Severen Instituut en het Abbeville Comité. 1940-2024: tussen beide jaartallen liggen al 84 jaren. En evenzoveel jaren al waarop elk jaar nu eens meer dan weer minder mensen zich omstreeks de datum van 20 mei rondom het dubbelgraf van Joris van Severen en Jan Ryckoort schaarden in het teken van gedenken en herdenken. Dit gebeuren vormt een ononderbroken traditie, die we hopen ook dit jaar opnieuw te kunnen bestendigen.

 

 

AAN DE 500 VAN ABBEVILLE

HEM GEDENKEN IS HEM VOLGEN


 

Op 21 mei 1978 trokken 500 personen naar Abbeville om Joris van Severen en zijn trouwe volgeling Jan Ryckoort te gedenken. Het is een merkwaardig feit dat waar zijn oud-leden thans ook staan, zij hem blijven aanvaarden als hun leidsman, als de man die hun leven heeft gericht. Deze liefde, zoals alle liefde, moet vruchtbaar zijn.

 

Wij gedenken:

Dat hij alhoewel reeds V1aamsgezind in zijn collegeperiode, het in de loopgraven van "den IJzer" was tijdens de oorlog '14-‘18 dat hij zijn volk heeft leren liefhebben, terwijl hij vaststelde hoe dit volk van edele gaven ook was afgestompt, verlaagd en vernederd en hij zich voornam dit volk weer op te richten tot een waar prinsenvolk.

Daardoor onderscheidde hij zich ten zeerste van de andere Vlaamse Fronters en Vlaamse nationalisten. Hij begreep immers dat het niet voldoende was om van staat of nationalíteit te veranderen. Híj wist dat met de Spaanse en Franse overheersíngen en de scheuríng der Nederlanden, het volk in zijn diepste gaven was aangetast, zíjn intelligentia naar Noord-Neder1and was uitgeweken, enkel de Vlaamse armoede en de verfranste burgerij was achtergebleven. De Vlaamse armoede had vrede genomen met zijn achteruítstelling, z'n armoe, gebrek een houding en levensstijl. Het Noorden was een waterhoofd geworden en het Zuiden niets anders dan hart en maag.

Van Severen had dus begrepen dat een nieuwe adel diende gevormd. Partijpolitiekers, ook Vlaams natíonalen, dachten aan stemmen ronselen, Van Severen dacht aan mensen vormen. Zeker, hij maakte een schema van gemeenschapsordening in zijn Nationaal Solidaristische Beweging, maar hij begreep dat nieuwe structuren zonder nieuwe mensen waardeloos zou zijn.

Hij was terzelfdertijd realist. Hij wou de eenheid der Nederlanden zonder staatsscheuring, zonder oorlog, zonder bloedige revolutie. Hij keek in de geschiedenis en zag het feit dat de Nederlanden altijd hadden bestaan uit het grondgebied van Noord-Nederland en België en dat BELGICA eigenlijk NEDERLAND wil zeggen.

Hij was instaat geweest om de afkeergevoelens of de onverschilligheid tussen de Nederlandstalige en Franstalige Belgen te overbruggen. Zijn Dietse Beweging ageerde evenzo in Noord-Nederland als in Nederlandstalig en Franstalíg België.

Hij maande zijn volgelingen aan hun plaats in te nemen in het leger, de gendarmerie, de administratie, de economie en... zij deden het niet om eigen gewín maar ín dienst van de Beweging.

Zijn Beweging, zijn Verbond met leden, corporatíes, militanten en jeugd trad naar voren als één GEHEEL van nieuwe mensen, als de voorafbeelding van de komende gemeenschap. Dat was zijn doel, zíjn methode één en onverdeelbaar.

Zíjn lessen staan geschreven in het bloed van zijn martelaarschap.

HEM HERDENKEN IS HEM EN ZIJN   WIJZE LESSEN VOLGEN!

 

                                                                                                                                                                                                                                                                                               Dries Deschuyter (ps. Arthur Raman)

_________________

Bron: De Solidarist, maandblad van de Solidaristische Beweging, mei-juni 1978, pp. 4-5.

 

 

Het JVS Instituut wordt bestuurd door een Raad van Bestuur én een Algemene Vergadering


Raad van Bestuur                                                    e-adres

Voorzitter: Luc Seynaeve                                          deverte@hotmail.com

1e Ondervoorzitter: Ruud Bruijns                             ruudbruyns@hotmail.com

2e Ondervoorzitter: Fréderic van Waeijenberge       frederic.vanwaeijenberge@telenet.be

Secretaris: Martine Inghelbrecht                               martine.inghelbrecht@skynet.be

Penningmeester: Paul Seynaeve                                paul.seynaeve@arbo-moeskroen.be

Leden: Luc Pauwels                                                  luc.t.pauwels@telenet.be

             Bert Dekeyzer                                               bert.dekeyzer@telenet.be

 

Leden van de Algemene Vergadering

Wido Bourel                                                          duingaard@telenet.be

Ruud Bruijns                                                          ruudbruyns@hotmail.com

Maurits Cailliau                                                     maurits.cailliau@skynet.be

Tom Cobbaert                                                        mail@tomcobbaert.eu

Bart Coppein                                                          bart_coppein@yahoo.com

Joris Declercq                                                        joris.declercq@skynet.be

Koenraad Degroote                                               degroote.koenraad@telenet.be

Bert Dekeyzer                                                       bert.dekeyzer@telenett.be

Martine Inghelbrecht                                             martine.inghelbrecht@skynet.be

André Janssens                                                      martine.inghelbrecht@skynet.be

Hugo Morael                                                         hugo@morael.be

Alain Mouton                                                       alain.mouton@trends.be

Luc Pauwels                                                         luc.t.pauwels@telenet.be

Luc Seynaeve                                                       deverte@hotmail.com

Paul Seynaeve                                                      paul.seynaeve@arbo-moeskroen.be

Wouter Vandenmeersch                                       wrf.vandenmeersch@yahoo.com

Fréderic van Waeijenberge                                  frederic.vanwaeijenberge@telenet.be

Pieter Jan Verstraete                                             pieterjan.verstraete@skynet.be

 

 

In Memoriam


 

Vik Eggermont (26 december 1929 – 3 december 2023) was van in z’n prille jaren actief in de nationale jeugdbeweging, o.m. als hopman van het Antwerpse Sint-Arnout-vendel, waarvan hij overigens de historiek schreef. Eens de jeugdbeweging ontgroeid werd hij de man die decennialang het Heel-Nederlandse maandblad Delta van de persen liet rollen, aldus blijvend getuigend voor de idealen die z’n jeugd bezield hadden.

Ondertussen was hij ook toegetreden tot de door Louis Gueuning opgerichte Joris van Severen Orde, later omgedoopt tot Ordo Sancti Michaelis. Later werd hij bestuurslid van het Studie- en Documentatiecentrum Joris van Severen, om bij de fusie erevoorzitter te worden van het Joris van Severen Instituut.

Over zijn rol en verdiensten, i.c. met betrekking tot het tijdschrift Delta brengt Hans Nelis uitgebreid verslag uit in zijn bijdrage “Joris van Severen taai in ere gehouden”. De Werkgroep/Werkgemeenschap ’Delta’ – ‘De Lage Landen’, in het Jaarboek Joris van Severen 28 (2024).

Vik Eggermont was, zoals reeds vermeld, bovenal de man van Delta (1964-2022), het blad van de Werkgemeenschap De Lage Landen. Hij gaf het maandblad (de laatste jaren verschenen het tweemaandelijks) uit en slaagde er altijd in om een nieuwe generatie jongeren aan zich te binden voor een degelijke inhoud van het blad. Dat was geen wonder want hij had zijn wortels in de jeugdbeweging.

Hij zette zijn eerste stappen binnen de nationalistische beweging in het na-oorlogse Vlaams Verbond van Katholieke Scouts, waarna hij de overstap maakte naar het Sint-Arnouts-vendel. Daar heerste een strenge orde en tucht, die hem zijn verdere leven zou kenmerken. Vik vroeg veel van mensen, maar spaarde zichzelf niet. Hij schopte het tot hopman en was ondanks zijn geringe gestalte onmiskenbaar een leidersfiguur.

Vik was ongekend fel naar zijn tegenstanders en was 'recht in de leer'. Al vroeg kwam hij in contact met het gedachtegoed van Joris van Severen en de door Louis Gueuning verder ontwikkelde doctrine en sinds 1955 droeg hij onvermoeibaar en met tomeloze energie diens gedachtegoed uit. Zijn koppigheid en standvastigheid waren legendarisch, maar hij kon eveneens zeer innemend en sympathiek zijn. Hij stak niet zelden als eerste de hand ter verzoening uit. Hij was een waar christen.

Hij was de drijvende kracht achter het Comité voor een nieuwe Benelux, dat vanuit de middens van 'zijn' Werkgemeenschap werd opgericht om het Benelux-verdrag na 2010 verlengd te zien, maar bovenal uitgebreid tot een politieke unie. Dankzij zijn contacten en vermogen om over politieke scheidslijnen nieuwe banden te smeden, werd het Comité een succes in zowel Nederland als in België. Het was zijn verdienste.

Vik was eveneens actief voor de Vereniging/Stichting Zannekin en het Studiecentrum Joris van Severen. Tot op hoge leeftijd woonde hij vergaderingen bij en kwam hij als 90-jarige zelfstandig met de auto vanuit Antwerpen naar Ieper. Hij bleef op leeftijd een kranige en strijdbare man. En zo willen we hem blijven gedenken - Vik als de eeuwige strijder, die nu letterlijk de hemelpoort mag bestormen. Hier beneden zullen we je missen.

Bij het vernemen van Viks heengaan getuigde een van z’n vrienden met de woorden: Ik denk dat Vik een van de zuiverste mensen was die ik ooit gekend heb, een echt voorbeeld van de aristoi-gedachte.”

Nms. het Joris van Severen Instituut

Viks bijdrage Winterbrief, verderop in dit nummer, kwam te laat binnen voor opname in de vorige Nieuwsbrief. Bij wijze van eerbetoon kreeg zijn eerder pessimistische boodschap alsnog een plaats in dit nummer.

 

 

De Conservatieve Revolutie en de Leuvense studenten (*) deel 1


Brent van de Winckel,

 

In zijn De student gaat voorbij schept Aster Berkhof een beeld van wat er aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog zoal in Leuven rondloopt: “V.N.V.-ers, ontgoochelde Dinaso’s, Blauwvoeters, belgicisten, separatisten, federalisten, Groot-Nederlanders, Bourgondisten lopen er in bonte wemeling en zonder noemenswaardige schokken te veroorzaken”.1 De Vlaamsgezinde voorzitter van het katholieke Sint-Thomasgenootschap schreef in december 1938 iets gelijkaardigs in Ons Leven: “Tussen twee lesuren in zit nummer één te bladeren in zijn Volkskamp, nummer twee zet aan een maat de korporatieve orde uiteen, met een Hier Dinaso! in handen en ondergaat wrevelig de opmerkingen van een nummer drie, die sarkastisch staat toe te zien. Nummer vier, die Jeugdfronter is, denkt het zijne over Dinaso en V.N.V.”2

Dat de studentenbevolking van Leuven tijdens de dertiger jaren door een verregaande politieke versnippering getekend werd, is allerminst een onderschatting. Onder invloed van de Revolution von Rechts-gedachte wensten alle voornoemde organisaties in hun eigen stijl te komen tot een oplossing voor de materiële en culturele crisis die het Avondland teisterde. In dit artikel zullen voornamelijk nummers twee en vier – de Dinaso-student en de Jeugdfronter – centraal staan.

Het primair bronnenmateriaal over Jeugdfront waarover de KUL beschikt, bleek tijdens het opzoekingswerk eerder karig. Naast een gestencild manifest dat ergens tussen 1937 en 1939 het licht zag, beschikt de universiteit slechts over één nummer van het nationaal kampblad uit 1939 en het openingsnummer van Universitair Front, dat specifiek als orgaan voor de universitaire afdelingen in Gent en Leuven dienst deed. Hetzelfde geldt voor de studentenwerking van het Verdinaso. Ondanks de sterke uitbouw ervan in Leuven, beschikt het Universiteitsarchief slechts over enkele uitgaven van hun maandblad, getiteld De Dinaso-Student. Een bezoek aan het ADVN in Antwerpen drong zich dus op.

Wat de secundaire bronnen betreft, heeft Louis Vos al redelijk wat geschiedkundig onderzoek verricht naar de tussenoorlogse studenten-beweging in het algemeen. Bronnen over Jeugdfront in het bijzonder blijken ook hier aan de schaarse kant te zijn.

Vooraleer we ingaan op het Dinaso en het Jeugdfront, is het belangrijk de Revolution von Rechts-gedachte te kaderen binnen de Conservatieve Revolutie. In het eerste deeltje zullen we naast deze theoretische omkadering ook summier ingaan op enkele voorvechters van deze Revolutie in Vlaanderen. In het tweede deel volgt een beschrijving van de verdeeldheid van de Vlaamse studentenbeweging in de jaren ‘30. In het derde deel komt de studentenwerking van het Dinaso aan bod, gevolgd door een analyse van het wereldbeeld van Jeugdfront, gebaseerd op hun manifest en aangevuld met de twee raadpleegbare bladen.

 

1. Revolution von Rechts

Wie een boek over de Vlaamsgezinde studentenbeweging opent, loopt een grote kans met de term Revolution von Rechts te worden geconfronteerd: nu eens wordt het terloops vermeld zonder dat men er dieper op ingaat, dan weer vormt het de titel van een heel hoofdstuk. De kans is groot dat men in diezelfde zin ook de naam Hans Freyer zal lezen. Deze heer, die soms ook de socioloog van de Conservatieve Revolutie genoemd wordt3, bracht in 1931 immers een boekje uit met deze term als titel. De inhoud van dit boekje zou ons te ver leiden en laten we hier dus buiten beschouwing. Voor een uitgebreide analyse van het boek en zijn auteur, verwijs ik naar het Engelstalig werk van Jerry Muller.4

Evenwel belangrijk te noteren is dat de Revolution von Rechts niet geheel dezelfde lading dekt als de term Conservatieve Revolutie. Het eerste dient te worden gezien als een onderdeel van het tweede. Het zou eerder een synoniem voor de jong-conservatieve stroming binnen de Conservatieve Revolutie zijn. Ook Freyer zelf wordt tot deze stroming gerekend.5 Het jong-conservatisme is op zoek naar de traditionele vorm en denkt in termen van orde, aristocratie en elite.6 Om tot deze orde te komen stelt de jong-conservatief het Rijk voorop. Hiermee doelt men echter niet op een Reich zoals Bismarck of Hitler geschapen hebben, aldus Armin Mohler, maar eerder op een historisch gegroeide samenlevingsvorm die de verschillende Europese volkeren overstijgt.7 Het boekje van Freyer zou ook in onze contreien gretig gelezen worden wanneer Victor Leemans – eveneens socioloog – het conservatief-revolutionaire gedachtegoed in Vlaanderen introduceerde. De titel van het boek zou al snel een “politiek slagwoord met grote weerklank” worden en Leemans, die oorspronkelijk leeraar was, ontpopte zich tot de heraut van de Revolution von Rechts in Vlaanderen.8 Wanneer hij in 1933 voorzitter werd van de Politieke Academie, die aan het eind van het jaar voordien door Lode Claes was opgericht, verspreidde hij het jong-conservatieve gedachtegoed verder onder de Leuvense studenten. Eerder gebruikte hij het in 1927 opgerichte weekblad Jong Dietschland al als spreekbuis voor “wie tot de jongere rechts-revolutionaire stromingen behoorde”. Het blad zou in de vroege jaren ‘30 in iedere editie van Ons Leven geadverteerd worden. Studenten hadden zelfs de plicht zich te abonneren, zo stelde de advertentie.

In hetzelfde jaar dat Leemans de leiding nam over de Politieke Academie, publiceerde hij naast een monografie over de Duitse jurist Carl Schmitt ook Het nieuwe front, een interpretatie van Freyers werk dat eveneens graag gelezen werd in Vlaanderen.9 In dit boek pleit hij voor een dynamische levensfilosofie, die een front moest opwerpen tegen het goddeloze materialisme van de techniek.10 De invloed van Freyer, maar ook van Carl Schmitt, Ferdinand Tönnies en Oswald Spengler komen hier op de voorgrond.

Leemans was zeker niet de enige Vlaamse exponent van de jong-conservatieven met enige invloed op de studenten. Ook Joris van Severen en zijn Verdinaso belichaamden deze stroming.11 In de brochure van Oranjejeugd12 lezen we twee citaten van de leider zelf die perfect aansluiten op de grondwaarden van het jong-conservatisme:

 

“Voor ons culmineert het leven in de volmaking van de menselijke persoon. Maar wij weten dat die volmaking slechts mogelijk is in de orde en waar de orde heerst.” (p. 27)

“De strijd die wij voeren, wordt meer en meer gevoerd in een geest van waarachtige aristocratie.” (p. 34)

 

Ook voor de rijksgedachte kan een parallel gevonden worden. Van Severen verwierp immers de Groot-Nederlandse taaleenheid ten gunste van een Heel-Nederlandse historische eenheid. Deze Bourgondische oplossing werd echter niet door iedereen even positief ontvangen, met het ontslag van Wies Moens uit de beweging tot gevolg. Het initiële succes en de latere terugval van de studentenafdelingen van het Verdinaso door toedoen van de Nieuwe Marsrichting komen later nog aan bod.

Naast de jong-conservatieven onderscheidde Mohler nog vier andere groepen: de nationaal-revolutionairen; de Völkischen; de Bündischen en de Landvolkbewegung. Waar de nationaal-revolutionairen “op zoek zijn naar een zuiverende storm” en denken in termen van natie, actie en confrontatie, zijn de Völkischen “op zoek naar de oorsprong”. [6] Voor hen staat het volk, het ras en/of de taal centraal. Nationaal-revolutionairen behoren, in tegenstelling tot de vertegenwoordigers van de andere stromingen, doorgaans tot een specifieke leeftijdsgroep. Zij behoren bijna uitzonderlijk tot de frontgeneratie die tijdens de Eerste Wereldoorlog voor Duitsland kampte en daarna moeite had om zich in de Weimarrepubliek te integreren.13 Alhoewel ook Vlaanderen nationaal-revolutionairen gekend heeft, zijn zij voor dit artikel minder relevant. Hetzelfde geldt voor de Bündischen en de Landvolkbewegung, die eerder concrete historische fenomenen waren dan ideologische stromingen.

De Völkischen daarentegen zijn wel interessant, aangezien zij leiden tot de vaststelling dat de Duitse groepen niet direct overdraagbaar zijn naar de Vlaamse context. In Duitsland ontpopte deze groep zich al in de negentiende eeuw immers tot de meest anti-christelijke en heidense binnen de Conservatieve Revolutie. In Vlaanderen daarentegen is deze stroming net tot in haar kern met het christendom verbonden. Zo zijn bijvoorbeeld Cyriel Verschaeve, Robrecht de Smet en Jean-Marie Gantois allen voortrekkers van deze stroming geweest. Verder hebben deze drie heren met elkaar gemeen priester te zijn geweest. 6

Men denke verder ook aan Albrecht Rodenbach en zijn erfgenamen. Zij zijn allerminst te vergelijken met de Wandervögel, die Mohler tot de Bündischen rekent, en zijn eveneens doorspekt met het katholiek geloof dat we bij de Vlaamse Völkischen opmerken. Heel de blauwvoeterij vertrok immers vanuit een Gezelliaanse beleving van natuur en samenleving en vanuit een heimwee naar de christelijke kerels uit de Vlaamse middeleeuwen. Ze keerden zich tegen “reformatie en renaissance, de verlichting en haar geesteskinderen, het rationalisme, het anti-godsdienstig liberalisme en het socialisme”.14 De opvolgers van de blauwvoeterij, van AKVS tot DJV tot NSV!, zouden diezelfde conservatief-revolutionaire geest verderzetten.

 

2. Ideologische concurrentie

Zoals in de inleiding al werd geïllustreerd, zag het Leuvense studententoneel eruit als een ideologisch lappendeken, waarbij de traditionele studentenverenigingen door verschillende Nieuwe Orde-verenigingen beconcurreerd werden. Elk van hen, of ze nu door de Revolution von Rechts beïnvloed werden of eruit ontstaan waren, had een eigen visie op de wereld en op waar deze heen moest. Gent was wat betreft deze verdeeldheid nog een stuk erger, zoals ook blijkt uit de eerste uitgave van Universitair Front, het nationaal blad van de universitaire afdelingen van Jeugdfront:

 

“Te Leuven is het gevaar eerder gering: aan onze Katholieke Alma Mater zijn er enkel katholieke studentengroepeeringen, al loopen ze over al de gammen van de rechtsche politiek. Doch moest ge, wegens omstandigheden, genoodzaakt zijn naar Gent te gaan studeeren, kijkt dan uit uw oogen: daar varieert de schotel van uiterst links, naar uiterst rechts met al de middenschakeeringen en de gevaarlijkste groepeeringen doen zich vaak het meest onschuldig voor.”15

 

De dertiger jaren waren bijzondere tijden. Er was eerst en vooral de ondergang van het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond en van het tijdschrift De Vlaamsche Vlagge. Het AKVS ontwikkelde een radicale, Vlaams-nationalistische en anti-Belgische opstelling tegenover de politiek. De Kerk en haar bisschoppen van hun zijde zagen dit nationalisme als een gevaar en trachtten de studenten te bedwingen met verbodsbepalingen en te verdrukken door concurrerende Katholieke Actie-groeperingen op te richten.16 De Vlaamsche Vlagge onderging hetzelfde noodlot wanneer een nieuwe generatie zich onder invloed van de Katholieke Actie-gedachte niet meer kon vinden in de opstandigheid tegenover de Kerk.17

Nieuwe organisaties, aangepast aan het evoluerende maatschappijbeeld, zouden het vacuüm opvullen en de laatste restanten van de oude studentenbeweging wegconcurreren. In oktober 1932 werd te Leuven de studentenafdeling van het Verdinaso opgericht onder Jef van Bilsen, tijdens zijn scholierentijd nog lid geweest van het AKVS. Wanneer de Politieke Academie van start gaat in 1933, woont Van Bilsen trouw de lezingen van Leemans bij en raakt hij onder diens invloed geïnteresseerd in de werken van Carl Schmitt.18

Net voor het zomerverlof van datzelfde jaar had Piet Meuwissen, de kersverse KVHV-Praeses, nog het Derde Rijk uitgeroepen, waartoe de studentenbeweging zou aantreden.19 Onder zijn Praesesschap onderging het Verbond een heroriëntatie richting een eensgezinde corporatie van verenigingen, waaruit de toekomstige aristocratie van Vlaanderen zou opstaan. De ideologische gelijkenissen tussen Verbond en Verdinaso hoeven hier niet te verbazen: in het academiejaar ‘33-’34 hadden de Dinaso’s zelfs de meeste macht binnen het KVHV.20 Deze macht zou echter snel slinken wanneer Joris van Severen de Nieuwe Marsrichting van het Verdinaso aankondigt en naarmate het Hoogstudentenverbond voor Katholieke Actie aan invloed wint. Vanuit dit HVKA zou zich op de restanten van het AKVS een Jong Volksch Front organiseren dat katholieke en Vlaamse actie met elkaar verbond zonder tegenwerking van de bisschoppen te ervaren. Het JVF zou echter niet al te vlot van de grond komen in de studentensteden en de studentenafdeling werd in 1938 alweer opgeheven.

Zij die het wegkwijnende AKVS en het geheroriënteerde Verdinaso ontvluchtten, kwamen al snel terecht in de studentenafdelingen van het VNV. Van de Dietse oriëntatie en de militaire uiterlijke stijl ging een zekere aantrekking uit, die zowel AKVS’er als oud-Dinaso kon bekoren. Nadat eerder al een studentenafdeling in Gent was opgericht, zouden ook enkele Leuvense studenten hun eigen afdeling oprichten. De VNV-studenten speelden in op de Grammens-acties en konden zo profiteren van heel wat aandacht. Ondanks een initiële ontgoocheling, zou de afdeling dus vrij snel groeien en aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog de bovenhand binnen het KVHV halen.

Gesterkt door de vernederlandsing van de Rijksuniversiteit in 1930 en door de toevloed van een tweehonderdtal radicale flaminganten uit Leuven die daar een gevolg van was, voltrok zich ook in Gent eenzelfde ruk naar rechts. Het AVHV, dat sinds 1919 het overkoepelend orgaan voor de Vlaamse verenigingen vormde, raakte financieel en organisatorisch in de problemen. De doodsteek werd in maart 1933 gegeven met de oprichting van het Gentsch Studentencorps. Net zoals bij KVHV in Leuven het geval was, werd het GSC sinds zijn oprichting en ondanks zijn onpartijdigheid gedomineerd door Dinaso-studenten. Na de Nieuwe Marsrichting kwam ook hier het VNV aan de macht.21

Over de relaties tussen al deze Leuvense, Gentse en overkoepelende verenigingen en de onderlinge invloed valt nog veel te zeggen. Bestaande studentenverenigingen, zoals het KVHV, evolueerden mee met de maatschappij en maakten een heroriëntatie door. De jongeren- of studentenafdelingen van politieke partijen inspireerden de studenten met hun idealen en evolueerden mee met het slagen en falen van de moederpartij. Nog andere verenigingen, waaronder de directe opvolgers van het AKVS, zouden nooit van de grond komen en zijn niet meer dan “een mooie droom geweest”, zoals Berkhof het omschrijft.1

(wordt vervolgd)

_______________

 

(*)Een eerste versie van dit artikel verscheen in TeKoS, 43(190). De nadruk lag toen voornamelijk op het Jeugdfront. Voor dit Jaarboek werd het artikel lichtelijk herwerkt en werd ook een deeltje over de studentenwerking van het Dinaso toegevoegd.

 

Bibliografie

 

 1 Berkhof, A. (1963). ‘Over toekomstige leiders van het volk’. In De student gaat voorbij (pp. 67-68). Hasselt: Uitgeverij Heideland-Orbis.

 2 Vos, L (1976). ‘Politiek-ideologische formaties te Leuven’. In Een eeuw Vlaamse studentenbeweging te Leuven (pp. 108-109). Leuven: Acco.

 3 Arckens, E. (2015). ‘Facetten van de conservatieve revolutie. De onontkombaarheid van Luc Pauwels’ ideologisch oxymoron’. In Liber amicorum Luc Pauwels (pp. 28-32). Izegem: Uitgeverij iD.’

 4 Muller, J. (1988) The Other God that Failed: Hans Freyer and the Deradicalization of German Conservatism. Princeton: Princeton University Press.

 5 Pauwels, L. (2021). Joris van Severen. Op leven en dood, letterlijk (p. 446). Doorbraak boeken.

 6 Pauwels, L. (2015). ‘Joris van Severen in het brede Europese perspectief’. In Joris van Severen Jaarboek 19 (pp. 9-36). Ieper: Studie- en Coördinatiecentrum Joris van Severen.

 7 Mohler, A. (1989) Die konservative Revolution in Deutschland 1918-1932. Ein Handbuch (pp. 138-142). Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft.

 8 Boehme, O. (1998). ‘Academici en de revolutie van rechts tijdens het interbellum’. In Wetenschappelijke Tijdingen op het Gebied van de Geschiedenis van de Vlaamse Beweging, 57(1), p. 48.

 9 Verstraete, P.J. (2016). Victor Leemans, een biografische kennismaking (pp. 22-23). Uitgegeven in eigen beheer.

10 Boehme, O. (1999). ‘Tussen de fronten: Het jong-conservatisme van Victor Leemans’. In Wetenschappelijke Tijdingen op het Gebied van de Geschiedenis van de Vlaamse Beweging, 58(3), pp. 131-154.

11 De Bois, H. & Pauwels, L. (1994). ‘Joris van Severen en de Konservatieve Revolutie’. In M. Cailliau (red.), Gedenkboek Joris van Severen 1894-1994 (pp. 177-226). Aartselaar: Nationaal Studie - en Documentatiecentrum Joris van Severen.

12 Meeus, P. (1986). ‘Een bewogen leven, 1894-1940’. In M. Cailliau & P. Meeus, Joris van Severen (p. 12). Turnhout: Oranjejeugd.

13 Mohler, A. (1989) Die konservative Revolution in Deutschland 1918-1932. Ein Handbuch (pp. 142-146). Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft.

14 Gevers, L. (1987). Bewogen jeugd. Ontstaan en ontwikkeling van de katholieke Vlaamse studentenbeweging (1830-1894) (pp. 91-92).

15 ‘Aan de Rederijkers, toekomstige hoogeschool-studenten’ (september 1939). In Universitair Front, 1(1), p. 1.

16 Vos, L. (1982). ‘Het einde van de traditie, 1933-35’. In Bloei en ondergang van het AKVS, II (pp. 253-276). Leuven: Davidsfonds.

17 Vos, L. (1976). ‘Ondergang (1931-1933)’. In L. Vos & L. Gevers, Dat volk moet herleven. Het studententijdschrift De Vlaamsche Vlagge 1875-1933 (pp. 272-284). Leuven: Davidsfonds.

18 Van Clemen, S. (2002). ‘Jef van Bilsen als hoofdman van de Leuvense studentenafdeling van het Verdinaso (1932-1936)’. In Joris van Severen Jaarboek 6 (pp. 56-106). Ieper: Studie- en Coördinatiecentrum Joris van Severen.

19 Das Dritte Reich (20 juni 1932). In Ons Leven, 44(10), p. 3.

20 Vos, L (1976). ‘De Dinaso-student.’ In Een eeuw Vlaamse studentenbeweging te Leuven (p. 109). Leuven: Acco.

21 Palinckx, K. (1995). ‘"Nu naar Gent!". Vlaams-nationale en katholieke studentenbeweging te Gent 1928-1940’ (pp. 173; 176-177). Gent: Archief RUG.


 

Het Abbevillecomité – een korte geschiedenis


Stefaan Coudenys
 

Informativa vzw biedt als socio-culturele vereniging van Vlaams-nationale origine al vele tientallen jaren een cultureel programma aan een trouw gezelschap van cultuurminnende Bruggelingen. Via maandelijkse referaten en een jaarlijkse excursie organiseert de vereniging voor haar leden een brede waaier lezingen over historische, muzikale of wetenschappelijke onderwerpen.

Het was begin jaren ’90, toen de vereniging het woord gaf aan mevr. Gaby Warris. Ze was als weduwe net teruggekeerd naar haar geboortestad Brugge en kreeg als laatste overlevende van het bloedbad in Abbeville het podium om het verhaal van haar helletocht in mei 1940 te doen. Ze was daartoe uitgenodigd door wijlen Marc De Vriese, zeer actief in de vereniging en bekend met het verhaal van Gaby Warris dankzij het standaardwerk Dossier Abbeville dat dr. Carlos Vlaemynck erover geschreven had. Die studie had in 1977 tot parlementair werk van de Brugse senator Guido Van In geleid, die erin slaagde om de vergeten doden van Abbeville als oorlogsslachtoffers te laten erkennen. In de nasleep van die erkenning bood de Belgische overheid aan om de stoffelijke resten van de slachtoffers vanuit Abbeville naar België over te brengen. De nabestaanden van Louis Caestecker en Maria Ceuterick gingen in 1979 op dat aanbod in: zij kregen een laatste rustplaats op de militaire begraafplaats van De Panne.

Toen mevr. Warris begin jaren ’90 terug in Brugge kwam wonen, nam ze met het stadsbestuur contact op met de vraag om de namen van de Brugse slachtoffers van Abbeville toe te voegen aan de lijst van oorlogsslachtoffers, die bijgehouden wordt op de marmeren gedenkplaten op de buitenmuur van de militaire kapel in de Kartuizerinnenstraat in Brugge. Dat stuitte echter op onbegrip, onwil en verzet van de verenigingen van oud-strijders en verzetslieden, vooral door de associatie met de naam Van Severen. Een vergelijk bleek niet mogelijk.

 

  De dank zij het Abbeville Comité aangebrachte gedenkplaat aan het Cruyce van Bourgonje

 

Om die reden werd het Abbevillecomité als een vereniging ad hoc opgericht, met als doel fondsen te werven voor het ontwerpen en plaatsen van een gedenkplaat, gewijd aan de Brugse oorlogsslachtoffers van Abbeville. Het monument werd getekend door Gaby Warris, die een begenadigd kunstenares was. Algauw werd ook een ideale locatie gevonden in het poortgebouw in de Wollestraat dat toegang geeft tot het Bourgoensche Cruyse, waar Joris van Severen de laatste jaren van zijn leven had doorgebracht. Tom Allewaert was als eigenaar van het gebouw trouwens verwant aan Jan Ryckoort, wat de cirkel helemaal rond maakte.

Het monument werd ingewijd op 9 november 1996. Het Abbevillecomité nam de verantwoordelijkheid op zich om er jaarlijks een herdenkingsmoment te organiseren. Onder impuls van schepen Jean-Marie Bogaert werd vanaf 2006 ook het stadsbestuur van Brugge bij de herdenking betrokken: als stedelijke overheid was zij tenslotte verantwoordelijk voor de wederrechtelijke arrestaties van mei 1940.

Het Abbevillecomité werd vele jaren enthousiast door Marc De Vriese geleid, tot hij in 2011 de fakkel doorgaf. Onder zijn impuls werd toenadering gezocht met de Stichting Joris van Severen om de herdenkingsmomenten van beide verenigingen op elkaar af te stemmen. Marc overleed in 2015. Gaby Warris bleef tot haar overlijden in 2013 lid van het Comité, net als Tom Allewaert (+ 2019) en Guido Van In (+ 2020).

Het Abbevillecomité blijft zich tot doel stellen de slachtoffers van Abbeville in herinnering te houden, en het bloedbad van 20 mei 1940 als emblematisch voor de gruwel die de oorlog is. Het Comité wil niet veroordelen – alle schuldigen zijn al lang in de mist van het verleden verdwenen; niet vereren – de slachtoffers werden niet gearresteerd om hun grootse daden, of gebrek daaraan; niet rancuneus terugblikken vanuit een eigen onwankelbaar gelijk. Het Abbevillecomité wil enkel herinneren, of beter nog, inneren: bij onszelf te rade gaan en hopen dat wij zelf de moed hebben om in een wereld van onmenselijkheid toch Mens te blijven.

 

Het Abbevillecomité: voorzitter: Stefaan Coudenys. Leden: Tom Allewaert (†), André Buysse, Jean-Marie Bogaert, Marc Devriese (†), Isabelle Ryckoort, Raymond Reynaert (†), Luc Seynaeve, Guido Van In (†), Gaby Warris- Lynkamp (†), Gaby Zouliamis-Warris.

 

 

Winterbrief

Vik Eggermont (†)

 

Misschien zullen sommigen zich al meermaals verbaasd hebben over mijn pessimistische kijk op de toekomst van Europa. Weliswaar heeft de eeuwenoude haat hier in ons uitgebluste Westen plaats gemaakt voor de ijzingwekkende onverschilligheid van het materialisme, maar toch mogen we die “vrede” niet overschatten. Hoe verder men naar het oosten gaat, hoe meer die nog voelbaar is. Een man die wegens zaken ginds lang verbleven heeft, wist mij te vertellen over die haat die onder de asse nog altijd gloeit. Eén vonk volstaat om de boel opnieuw te laten ontploffen tussen Serven, Kroaten, Kosovaren, Albaniërs en al de anderen, zegde hij. Kans op blijvende vrede hier in onze gewesten, de gewesten van het Midden, die microkosmos van Europa, de sluitsteen van het Westen, achtte hij veel hoger. Helaas wat is een bende politieke lilliputters van dit volk aan het maken? Een bende individuen in plaats van een doorleefde gemeenschap.

De kern van dit denken werd ontegensprekelijk gezaaid door Joris van Severen, en het werd verder ontwikkeld door de “personalist” Louis Gueuning. Om hem te begrijpen moet men best de “volledige” Gueuning kennen, dus ook de man die na een dag werken in zijn tuin in Mainvault, met vuile handen en op klompen, enthousiast kon vertellen over zijn “rode besjes” die het dit jaar uitzonderlijk gedaan hadden, of over zijn “choux fleurs” die compleet de mist waren ingegaan. Of de Gueuning die op zijn ‘motocyclette’ door Sint-Pieters-Leeuw raasde. Hij stond overigens in dat denken niet alleen. Er was bv. de Franse filosoof en publicist Gustave Thibon die ons voorhield: “ware trouw is de trouw die de lijn verder trekt”), en die meermaals op het kasteeltje van de Luikse industrie-familie de Lovinfosse (“Mantra”) in Waasmunster voordrachten kwam geven, telkens door onze goede vriend Maurits Duyck bijgewoond.

Maar ach, dat pessimisme van ons, wat houdt dat in? Was het niet André Demedts die er ons al aan herinnerde dat als de zogenaamde optimisten het al lang hebben opgegeven, de pessimisten het nog steeds zullen volhouden?

 

 

Sprokkels


In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

 

Verdinaso en modernisme

Het best bewaarde architectuurgeheim van Oostende? Dat moet Villa Ooievaar zijn. Eindelijk kan de Schotse kunstenares Lucy McKenzie haar woning beginnen te restaureren. Haar majestueuze pakketbootvilla is in 1935 gebouwd voor de katholieke dokter Depuydt, die maar liefst dertien kinderen had. Vandaar de bronzen ooievaar op het platte dak. Ik was verwonderd dat je zo’n parel gewoon op Immoweb kon vinden’, zegt McKenzie, die als een blok viel voor het modernistische meesterwerk aan de drukke Elisabethlaan.

Dat de architect, Josef De Bruycker (1891-1942), lid was van het extreemrechtse Verdinaso hield McKenzie niet tegen om de villa te kopen. Architect-meubelontwerper De Bruycker heeft vooral in Roeselare, zijn bakermat, zijn belangrijkste realisaties gedaan. Een van zijn privéprojecten, de woning De Buscher-Declercq, won in 2021 trouwens de Onroerenderfgoedprijs voor de markante restauratie, die maar liefst twintig jaar duurde. McKenzie bezocht die woning, dus ze weet waar ze aan begint.

_________________

Bron: Thijs Demeulemeester in De Tijd, 26.01.2024: Binnenkijken in de modernistische Villa Ooievaar in Oostende tijd.be