> nieuwsbrief Joris van Severen Instituut 2024- nr 2
Inhoud
Lezers die hun
          bijdrage voor 2024 nog niet vereffenden vinden hierbij
          andermaal een betaalformulier. Ten gevolge van de alweer
            gestegen druk- en portkosten dienen we de minimumbijdrage
            licht te verhogen tot 35 €. In ruil daarvoor verzekeren we u
            de stipte toezending van het nieuwe Jaarboek Joris van
                Severen – het 28e al – in de
            meimaand en van de vier nummers van ons kwartaalblad Nieuwsbrief Joris van
                Severen. Vanaf het bedrag van 40 €
            boeken we u met dank als steunend lid. Vereffening graag via
            onze rekening BE29 4650 2267 2164 op naam van het
          Joris van Severen Instituut, Izegem.
Herdenkingsmomenten
              2024
Bij middel
          bijliggend vouwblad vragen we graag uw aandacht voor de mede
          door het Joris van Severen Instituut en het Abbeville Comité
          geplande
           herdenkingsmomenten 2024.
          We hopen er u te mogen ontmoeten. Zie ook pp. 6 en volgende.
Hier Dinaso!
Langs de
          volgende koppeling kan je de volledige reeks van Hier
            Dinaso! chronologisch bekijken. De
          makkelijkere toegang is:
https://www.delpher.nl/nl/tijdschriften/results?query=Hier+Dinaso%21&coll=dts
          Dank zij een
          sterke zoekmotor op die site, de opzoeking uiterst snel
          verloopt. Zo zocht ik bijvoorbeeld info over de kleine
          afdeling van Verdinaso die in de gemeente Lommel zou hebben
          bestaan. Dat bleek zeer eenvoudig te zijn: gewoonweg de
          zoektermen Dinaso + Lommel invoeren en klaar is kees.
Het Joris van Severen Instituut
Op pagina 9 van dit nummer brengen we een overzicht van de samenstelling van het huidige bestuur van de vereniging, gevormd door enerzijds de Raad van Bestuur (m.a.w. het Dagelijks Bestuur) en anderzijds de Algemene Vergadering, die mede de krijtlijnen uitzet.
        
Ten geleide Jaarboek Joris van Severen 28 (2024)
Met de aflevering 2024 zijn we aan het 28e Jaarboek
                Joris van Severen toe. We brengen
          andermaal een ruime verscheidenheid aan bijdragen die op een
          of andere wijze inzoomen op de ondertitel van deze reeks: Joris
            van Severen, zijn persoon, zijn ideeën, zijn invloed en zijn
            werk.
Vooreerst
            rondt Romain Vanlandschoot met de Sisyphus-arbeid van Joris van
                      Severen zijn verfijnde
              biografie over Van Severen af met de periode 26 mei 1929 –
              6 oktober 1931, zijnde de periode direct voorafgaand aan
              de stichting van het Verdinaso. Daarbij komt ook de
              kritiek van o.m. Hendrik Elias op Van Severens evolutie
              richting ‘fascisme‘ volop aan bod. Tien jaar later, aan de
              vooravond van de Tweede Wereldoorlog, zag het ideologische
              plaatje er helemaal anders uit: de tegenstrevers uit het
              Vlaams-nationalistische kamp beleden toen al lang het
              autoritaire nationaal-solidarisme, dat ze even later
              gedachteloos (?) zouden omruilen voor de ersatz van het
              totalitaire nationaalsocialisme. 
In A.Th.L.M. Mertens, van Dinaso-student
                tot rector magnificus besteedt Ruud
            Bruijns uitgebreid aandacht aan de levensloop van deze
          Noord-Nederlandse Dinaso en zijn wel merkwaardig te noemen
          levensloop. Eens temeer blijkt daaruit hoezeer het
          Verdinaso-Nederland vooral in intellektuele kringen bijval en
          navolging vond.
In zijn essay over het
          maandblad Delta, verderop in dit jaarboek, besteedt
          Hans Nelis uitgebreid aandacht aan de Dietse Rijksgedachte
          zoals deze door het vernoemde maanblad uitgedragen werd. In de
          tijd eraan voorafgaand bestond er, al evenzeer als
          neo-Dinaso-initiatief, de Dietse
                Rijksorde Joris van Severen, waarover Luc
            Pauwels de sluier oplicht. Slechts weinigen hadden weet
          van haar bestaan, behalve de auteur, die er destijds lid van
          was.
Hans
            Nelis brengt in “Joris
                  van Severen taai in ere gehouden”. De
                  Werkgroep/Werkgemeenschap ’Delta’ – ‘De Lage Landen’
            andermaal
            een overzichtsgeschiedenis van een als neo-Dinaso te
            kwalificeren initiatief, met name het tijdschrift Delta.
            Zijn essay vormt een eerste luik van wat een tweeluik zal
            worden.
In Motieven
                  maandschrift ‘Delta’ doorheen de jaren poogt Maurits Cailliau tot een synthese te komen
            van wat in Delta maat- en normgevend was doorheen de
            lange geschiedenis van dit tijdschrift.
In Een onbekend beeldhouwwerk van Antoon
                van Parys besteedt Maurits Cailliau
          aandacht aan een merkwaardig beeldhouwwerk van de succesvolle
          beeldhouwer uit Deinze: een ‘kop’ die onmiskenbaar doet denken
          aan Joris van Severen, alhoewel de beeldhouwer het de naam ‘Mannenkop
            met uil’ gaf.
Maurits Bilcke sluit het jaarboek af met zijn gedicht 49 jaar Nadien. Een
          beklijvend getuigenis van een oud-Dinaso en veelzijdig
          kunstenaar, opgedragen aan Jef Werkers.
Dit 28e Jaarboek
            Joris van Severen is de tweede editie uitgegeven door
          het Joris van Severen Instituut. i.s.m. de Uitgeverij iD te
          Izegem. Voortaan zal gestreefd worden naar een bredere
          redactie bij het samenstellen van de jaarboekenreeks.
Maurits Cailliau
          
PS.
          Ruud Bruijns verklaarde zich bereid om op termijn de
          eindredactie van het Jaarboek Joris van Severen op
          zich te nemen. Van zijn kant bevestigde Sjors Remerswaal dit
          te doen voor de Nieuwsbrief Joris van Severen. Voor
          wat betreft de uitgaven van het Joris van Severen Instituut is
          de opvolging aldus verzekerd.
Jaarmis 
              in  de
              Blindekenskapel, kreupelenstraat te brugge
Zaterdag
            18 mei: 10.00 uur: Plechtige
          Gregoriaans gezongen H. Mis met homilie, geconcelebreerd door
          de E.H. Jan Tilleman en opgeluisterd door het koor ‘t Daghet, o.l.v.
          Lieven de Pillecyn, ter nagedachtenis van Joris van Severen,
          zijn lotgenoten en al onze overledenen in de Blindekenskapel,
          Kreupelenstraat te Brugge. Aansluitend volgt de:
Herdenking aan het Bourgoensche Cruyce
Zaterdag
            18 mei: 11.30 uur: aan de
          toegangspoort tot het Bourgoensche Cruyce, het voormalige
          woonhuis van Joris van Severen in de Wollestraat te Brugge
          memoreert een gedenkplaat de namen van de vier Brugse
          slachtoffers van het Bloedbad
            van Abbeville. Sinds enkele decennia wordt daar door het
          Brugse Abbeville Comité
          jaarlijks een korte herdenkingsplechtigheid gehouden met
          volgend stramien: welkomstwoord, In Memoriam voor de vier
          Bruggelingen, bloemenhulde, toespraak namens het Brugse
          stadsbestuur, afscheidswoord, en het Gebed voor het Vaderland.
          
De
          afsluitende receptie
          heeft ook dit jaar plaats onmiddellijk na het einde van deze
          plechtigheid in hotel Erasmus in de Wollestraat.
Groet aan het graf te Abbeville
Zondag 19
            mei: afspraak om 11.30 uur aan de
          zijingang tot het kerkhof te Abbeville. Aansluitend
          gezamenlijk bezoek aan het graf van Joris van Severen en 
AAN DE 500 VAN ABBEVILLE
Op 21 mei 1978 trokken 500 personen naar Abbeville
          om Joris van Severen en zijn trouwe volgeling Jan Ryckoort te
          gedenken. Het is een merkwaardig feit dat waar zijn oud-leden
          thans ook staan, zij hem blijven aanvaarden als hun leidsman,
          als de man die hun leven heeft gericht. Deze liefde, zoals
          alle liefde, moet vruchtbaar zijn.
Wij gedenken:
Dat
          hij alhoewel reeds V1aamsgezind in zijn collegeperiode, het in
          de loopgraven van "den IJzer" was tijdens de oorlog '14-‘18
          dat hij zijn volk heeft leren liefhebben, terwijl hij
          vaststelde hoe dit volk van edele gaven ook was afgestompt,
          verlaagd en vernederd en hij zich voornam dit volk weer op te
          richten tot een waar prinsenvolk.
Daardoor
onderscheidde
          hij zich ten zeerste van de andere Vlaamse Fronters en Vlaamse
          nationalisten. Hij begreep immers dat het niet voldoende was
          om van staat of nationalíteit te veranderen. Híj wist dat met
          de Spaanse en Franse overheersíngen en de scheuríng der
          Nederlanden, het volk in zijn diepste gaven was aangetast,
          zíjn intelligentia naar Noord-Neder1and was uitgeweken, enkel
          de Vlaamse armoede en de verfranste burgerij was
          achtergebleven. De Vlaamse armoede had vrede genomen met zijn
          achteruítstelling, z'n armoe, gebrek een houding en
          levensstijl. Het Noorden was een waterhoofd geworden en het
          Zuiden niets anders dan hart en maag.
Van
          Severen had dus begrepen dat een nieuwe adel diende gevormd.
          Partijpolitiekers, ook Vlaams natíonalen, dachten aan stemmen
          ronselen, Van Severen dacht aan mensen vormen. Zeker, hij
          maakte een schema van gemeenschapsordening in zijn Nationaal
          Solidaristische Beweging, maar hij begreep dat nieuwe
          structuren zonder nieuwe mensen waardeloos zou zijn.
Hij
          was terzelfdertijd realist. Hij wou de eenheid der Nederlanden
          zonder staatsscheuring, zonder oorlog, zonder bloedige
          revolutie. Hij keek in de geschiedenis en zag het feit dat de
          Nederlanden altijd hadden bestaan uit het grondgebied van
          Noord-Nederland en België en dat BELGICA eigenlijk NEDERLAND
          wil zeggen.
Hij
          was instaat geweest om de afkeergevoelens of de
          onverschilligheid tussen de Nederlandstalige en Franstalige
          Belgen te overbruggen. Zijn Dietse Beweging ageerde evenzo in
          Noord-Nederland als in Nederlandstalig en Franstalíg België.
Hij
          maande zijn volgelingen aan hun plaats in te nemen in het
          leger, de gendarmerie, de administratie, de economie en... zij
          deden het niet om eigen gewín maar ín dienst van de Beweging.
Zijn
          Beweging, zijn Verbond met leden, corporatíes, militanten en
          jeugd trad naar voren als één GEHEEL van nieuwe mensen, als de
          voorafbeelding van de komende gemeenschap. Dat was zijn doel,
          zíjn methode één en onverdeelbaar.
Zíjn
          lessen staan geschreven in het bloed van zijn martelaarschap.
HEM HERDENKEN IS HEM EN ZIJN  
              WIJZE LESSEN VOLGEN!
  
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                  Dries Deschuyter (ps.
          Arthur Raman)
_________________
Bron: De Solidarist, maandblad van de Solidaristische
            Beweging, mei-juni 1978, pp. 4-5.
Het JVS Instituut wordt bestuurd door een Raad van Bestuur én een Algemene Vergadering
Raad van Bestuur                          
                        
                         
               
               e-adres
Voorzitter: Luc Seynaeve                 
                 
                     
              deverte@hotmail.com
1e Ondervoorzitter: Ruud Bruijns    
                  
                       
                 ruudbruyns@hotmail.com
2e Ondervoorzitter: Fréderic van
          Waeijenberge      
          frederic.vanwaeijenberge@telenet.be
Secretaris: Martine Inghelbrecht     
                      
                       
              martine.inghelbrecht@skynet.be
Penningmeester:
          Paul Seynaeve       
                 
                     
              paul.seynaeve@arbo-moeskroen.be
Leden: Luc Pauwels                         
                      
                   
                 luc.t.pauwels@telenet.be
            
          Bert Dekeyzer                     
                      
                       
              bert.dekeyzer@telenet.be
Leden van de Algemene Vergadering
Wido
          Bourel                                     
                       
                    duingaard@telenet.be
Ruud
          Bruijns                                    
                      
                      ruudbruyns@hotmail.com
Maurits
          Cailliau                                
  
                       
                 maurits.cailliau@skynet.be
Tom
          Cobbaert                                   
  
                       
                 mail@tomcobbaert.eu
Bart
          Coppein                                     
                 
                     
          bart_coppein@yahoo.com
Joris
          Declercq                                   
  
                       
                 joris.declercq@skynet.be
Koenraad Degroote                           
  
                       
                degroote.koenraad@telenet.be
Bert
          Dekeyzer                            
                       
                       
              bert.dekeyzer@telenett.be
Martine
          Inghelbrecht                        
                 
                     
          martine.inghelbrecht@skynet.be
André
          Janssens                                  
  
                       
                martine.inghelbrecht@skynet.be
Hugo
          Morael                                     
  
                       
                hugo@morael.be
Alain
          Mouton                                  
                      
                     alain.mouton@trends.be
Luc Pauwels                                     
                      
                    luc.t.pauwels@telenet.be
Luc Seynaeve                                    
                 
                   
          deverte@hotmail.com
Paul Seynaeve                                  
                      
                 
              paul.seynaeve@arbo-moeskroen.be
Wouter Vandenmeersch        
  
                       
                       
               wrf.vandenmeersch@yahoo.com
Fréderic van Waeijenberge       
                     
                   
              frederic.vanwaeijenberge@telenet.be
Pieter Jan Verstraete            
                       
                       
                   
            pieterjan.verstraete@skynet.be
Vik
              Eggermont (26 december 1929 – 3 december
          2023) was van in z’n prille jaren actief in de nationale
          jeugdbeweging, o.m. als hopman van het Antwerpse Sint-Arnout-vendel,
          waarvan hij overigens de historiek schreef. Eens de
          jeugdbeweging ontgroeid werd hij de man die decennialang het
          Heel-Nederlandse maandblad Delta van de persen liet
          rollen, aldus blijvend getuigend voor de idealen die z’n jeugd
          bezield hadden.
Ondertussen was hij ook
          toegetreden tot de door Louis Gueuning opgerichte Joris
            van Severen Orde, later omgedoopt tot Ordo Sancti
            Michaelis. Later werd hij bestuurslid van het
            Studie- en Documentatiecentrum Joris van Severen, om
          bij de fusie erevoorzitter te worden van het Joris van
            Severen Instituut.
Over zijn rol en verdiensten,
          i.c. met betrekking tot het tijdschrift Delta brengt
          Hans Nelis uitgebreid verslag uit in zijn bijdrage “Joris van
            Severen taai in ere gehouden”. De Werkgroep/Werkgemeenschap
            ’Delta’ – ‘De Lage Landen’, in het Jaarboek Joris van
            Severen 28 (2024).
Vik
          Eggermont was, zoals reeds vermeld, bovenal de man van Delta
          (1964-2022), het blad van de Werkgemeenschap De Lage Landen.
          Hij gaf het maandblad (de laatste jaren verschenen het
          tweemaandelijks) uit en slaagde er altijd in om een nieuwe
          generatie jongeren aan zich te binden voor een degelijke
          inhoud van het blad. Dat was geen wonder want hij had zijn
          wortels in de jeugdbeweging.
Hij zette
          zijn eerste stappen binnen de nationalistische beweging in het
          na-oorlogse Vlaams Verbond van Katholieke Scouts, waarna hij
          de overstap maakte naar het Sint-Arnouts-vendel. Daar
          heerste een strenge orde en tucht, die hem zijn verdere leven
          zou kenmerken. Vik vroeg veel van mensen, maar spaarde
          zichzelf niet. Hij schopte het tot hopman en was ondanks zijn
          geringe gestalte onmiskenbaar een leidersfiguur.
Vik was
          ongekend fel naar zijn tegenstanders en was 'recht in de
          leer'. Al vroeg kwam hij in contact met het gedachtegoed van
          Joris van Severen en de door Louis Gueuning verder ontwikkelde
          doctrine en sinds 1955 droeg hij onvermoeibaar en met tomeloze
          energie diens gedachtegoed uit. Zijn koppigheid en
          standvastigheid waren legendarisch, maar hij kon eveneens zeer
          innemend en sympathiek zijn. Hij stak niet zelden als eerste
          de hand ter verzoening uit. Hij was een waar christen.
Hij was de
          drijvende kracht achter het Comité voor een nieuwe Benelux,
          dat vanuit de middens van 'zijn' Werkgemeenschap werd
          opgericht om het Benelux-verdrag na 2010 verlengd te zien,
          maar bovenal uitgebreid tot een politieke unie. Dankzij zijn
          contacten en vermogen om over politieke scheidslijnen nieuwe
          banden te smeden, werd het Comité een succes in zowel
          Nederland als in België. Het was zijn verdienste.
Vik was
          eveneens actief voor de Vereniging/Stichting Zannekin
          en het Studiecentrum Joris van Severen. Tot op hoge
          leeftijd woonde hij vergaderingen bij en kwam hij als
          90-jarige zelfstandig met de auto vanuit Antwerpen naar Ieper.
          Hij bleef op leeftijd een kranige en strijdbare man. En zo
          willen we hem blijven gedenken - Vik als de eeuwige strijder,
          die nu letterlijk de hemelpoort mag bestormen. Hier beneden
          zullen we je missen.
Bij het
          vernemen van Viks heengaan getuigde een van z’n vrienden met
          de woorden: “Ik denk dat Vik een van de zuiverste
              mensen was die ik ooit gekend heb, een echt voorbeeld van
              de aristoi-gedachte.”
Nms.
          het Joris van Severen Instituut
Viks bijdrage Winterbrief,
          verderop in dit nummer, kwam te laat binnen voor opname in de
          vorige Nieuwsbrief. Bij wijze van eerbetoon kreeg zijn eerder
          pessimistische boodschap alsnog een plaats in dit nummer.
De Conservatieve Revolutie en de Leuvense studenten (*) deel 1
Brent van de Winckel,
In
          zijn De student gaat voorbij schept Aster Berkhof een
          beeld van wat er aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog
          zoal in Leuven rondloopt: “V.N.V.-ers, ontgoochelde Dinaso’s,
          Blauwvoeters, belgicisten, separatisten, federalisten,
          Groot-Nederlanders, Bourgondisten lopen er in bonte wemeling
          en zonder noemenswaardige schokken te veroorzaken”.1
          De Vlaamsgezinde voorzitter van het katholieke
          Sint-Thomasgenootschap schreef in december 1938 iets
          gelijkaardigs in Ons Leven: “Tussen twee lesuren in
          zit nummer één te bladeren in zijn Volkskamp, nummer
          twee zet aan een maat de korporatieve orde uiteen, met een Hier
            Dinaso! in handen en ondergaat wrevelig de opmerkingen
          van een nummer drie, die sarkastisch staat toe te zien. Nummer
          vier, die Jeugdfronter is, denkt het zijne over Dinaso en
          V.N.V.”2
Dat
          de studentenbevolking van Leuven tijdens de dertiger jaren
          door een verregaande politieke versnippering getekend werd, is
          allerminst een onderschatting. Onder invloed van de Revolution
            von Rechts-gedachte wensten alle voornoemde organisaties
          in hun eigen stijl te komen tot een oplossing voor de
          materiële en culturele crisis die het Avondland teisterde. In
          dit artikel zullen voornamelijk nummers twee en vier – de
          Dinaso-student en de Jeugdfronter – centraal staan.
Het
          primair bronnenmateriaal over Jeugdfront waarover de KUL
          beschikt, bleek tijdens het opzoekingswerk eerder karig. Naast
          een gestencild manifest dat ergens tussen 1937 en 1939 het
          licht zag, beschikt de universiteit slechts over één nummer
          van het nationaal kampblad uit 1939 en het openingsnummer van
          Universitair Front, dat specifiek als orgaan voor de
          universitaire afdelingen in Gent en Leuven dienst deed.
          Hetzelfde geldt voor de studentenwerking van het Verdinaso.
          Ondanks de sterke uitbouw ervan in Leuven, beschikt het
          Universiteitsarchief slechts over enkele uitgaven van hun
          maandblad, getiteld De Dinaso-Student. Een bezoek aan
          het ADVN in Antwerpen drong zich dus op.
Wat
          de secundaire bronnen betreft, heeft Louis Vos al redelijk wat
          geschiedkundig onderzoek verricht naar de tussenoorlogse
          studenten-beweging in het algemeen. Bronnen over Jeugdfront in
          het bijzonder blijken ook hier aan de schaarse kant te zijn.
Vooraleer
          we ingaan op het Dinaso en het Jeugdfront, is het belangrijk
          de Revolution von Rechts-gedachte te kaderen binnen de
          Conservatieve Revolutie. In het eerste deeltje zullen we naast
          deze theoretische omkadering ook summier ingaan op enkele
          voorvechters van deze Revolutie in Vlaanderen. In het tweede
          deel volgt een beschrijving van de verdeeldheid van de Vlaamse
          studentenbeweging in de jaren ‘30. In het derde deel komt de
          studentenwerking van het Dinaso aan bod, gevolgd door een
          analyse van het wereldbeeld van Jeugdfront, gebaseerd op hun
          manifest en aangevuld met de twee raadpleegbare bladen.
1. Revolution von
              Rechts
Wie
          een boek over de Vlaamsgezinde studentenbeweging opent, loopt
          een grote kans met de term Revolution von Rechts te
          worden geconfronteerd: nu eens wordt het terloops vermeld
          zonder dat men er dieper op ingaat, dan weer vormt het de
          titel van een heel hoofdstuk. De kans is groot dat men in
          diezelfde zin ook de naam Hans Freyer zal lezen. Deze heer,
          die soms ook de socioloog van de Conservatieve Revolutie
          genoemd wordt3, bracht in 1931 immers een boekje
          uit met deze term als titel. De inhoud van dit boekje zou ons
          te ver leiden en laten we hier dus buiten beschouwing. Voor
          een uitgebreide analyse van het boek en zijn auteur, verwijs
          ik naar het Engelstalig werk van Jerry Muller.4
Evenwel
          belangrijk te noteren is dat de Revolution von Rechts
          niet geheel dezelfde lading dekt als de term Conservatieve
          Revolutie. Het eerste dient te worden gezien als een onderdeel
          van het tweede. Het zou eerder een synoniem voor de
          jong-conservatieve stroming binnen de Conservatieve Revolutie
          zijn. Ook Freyer zelf wordt tot deze stroming gerekend.5
          Het jong-conservatisme is op zoek naar de traditionele vorm en
          denkt in termen van orde, aristocratie en elite.6
          Om tot deze orde te komen stelt de jong-conservatief het Rijk
          voorop. Hiermee doelt men echter niet op een Reich
          zoals Bismarck of Hitler geschapen hebben, aldus Armin Mohler,
          maar eerder op een historisch gegroeide samenlevingsvorm die
          de verschillende Europese volkeren overstijgt.7 Het
          boekje van Freyer zou ook in onze contreien gretig gelezen
          worden wanneer Victor Leemans – eveneens socioloog – het
          conservatief-revolutionaire gedachtegoed in Vlaanderen
          introduceerde. De titel van het boek zou al snel een “politiek
          slagwoord met grote weerklank” worden en Leemans, die
          oorspronkelijk leeraar was, ontpopte zich tot de heraut van de
          Revolution von Rechts in Vlaanderen.8
          Wanneer hij in 1933 voorzitter werd van de Politieke Academie,
          die aan het eind van het jaar voordien door Lode Claes was
          opgericht, verspreidde hij het jong-conservatieve gedachtegoed
          verder onder de Leuvense studenten. Eerder gebruikte hij het
          in 1927 opgerichte weekblad Jong Dietschland al als
          spreekbuis voor “wie tot de jongere rechts-revolutionaire
          stromingen behoorde”. Het blad zou in de vroege jaren ‘30 in
          iedere editie van Ons Leven geadverteerd worden.
          Studenten hadden zelfs de plicht zich te abonneren, zo stelde
          de advertentie.
In
          hetzelfde jaar dat Leemans de leiding nam over de Politieke
          Academie, publiceerde hij naast een monografie over de Duitse
          jurist Carl Schmitt ook Het nieuwe front, een
          interpretatie van Freyers werk dat eveneens graag gelezen werd
          in Vlaanderen.9 In dit boek pleit hij voor een
          dynamische levensfilosofie, die een front moest opwerpen tegen
          het goddeloze materialisme van de techniek.10 De
          invloed van Freyer, maar ook van Carl Schmitt, Ferdinand
          Tönnies en Oswald Spengler komen hier op de voorgrond.
Leemans
          was zeker niet de enige Vlaamse exponent van de
          jong-conservatieven met enige invloed op de studenten. Ook
          Joris van Severen en zijn Verdinaso belichaamden deze
          stroming.11 In de brochure van Oranjejeugd12
          lezen we twee citaten van de leider zelf die perfect
          aansluiten op de grondwaarden van het jong-conservatisme:
“Voor ons culmineert het leven in de volmaking van
            de menselijke persoon. Maar wij weten dat die volmaking
            slechts mogelijk is in de orde en waar de orde heerst.” (p.
            27)
“De strijd die wij voeren, wordt meer en meer
            gevoerd in een geest van waarachtige aristocratie.” (p. 34)
Ook
          voor de rijksgedachte kan een parallel gevonden worden. Van
          Severen verwierp immers de Groot-Nederlandse taaleenheid ten
          gunste van een Heel-Nederlandse historische eenheid. Deze
          Bourgondische oplossing werd echter niet door iedereen even
          positief ontvangen, met het ontslag van Wies Moens uit de
          beweging tot gevolg. Het initiële succes en de latere terugval
          van de studentenafdelingen van het Verdinaso door toedoen van
          de Nieuwe Marsrichting komen later nog aan bod.
Naast
          de jong-conservatieven onderscheidde Mohler nog vier andere
          groepen: de nationaal-revolutionairen; de Völkischen;
          de Bündischen en de Landvolkbewegung. Waar de
          nationaal-revolutionairen “op zoek zijn naar een zuiverende
          storm” en denken in termen van natie, actie en confrontatie,
          zijn de Völkischen “op zoek naar de oorsprong”. [6]
          Voor hen staat het volk, het ras en/of de taal centraal.
          Nationaal-revolutionairen behoren, in tegenstelling tot de
          vertegenwoordigers van de andere stromingen, doorgaans tot een
          specifieke leeftijdsgroep. Zij behoren bijna uitzonderlijk tot
          de frontgeneratie die tijdens de Eerste Wereldoorlog voor
          Duitsland kampte en daarna moeite had om zich in de
          Weimarrepubliek te integreren.13 Alhoewel ook
          Vlaanderen nationaal-revolutionairen gekend heeft, zijn zij
          voor dit artikel minder relevant. Hetzelfde geldt voor de Bündischen
          en de Landvolkbewegung, die eerder concrete
          historische fenomenen waren dan ideologische stromingen.
De Völkischen
          daarentegen zijn wel interessant, aangezien zij leiden tot de
          vaststelling dat de Duitse groepen niet direct overdraagbaar
          zijn naar de Vlaamse context. In Duitsland ontpopte deze groep
          zich al in de negentiende eeuw immers tot de meest
          anti-christelijke en heidense binnen de Conservatieve
          Revolutie. In Vlaanderen daarentegen is deze stroming net tot
          in haar kern met het christendom verbonden. Zo zijn
          bijvoorbeeld Cyriel Verschaeve, Robrecht de Smet en Jean-Marie
          Gantois allen voortrekkers van deze stroming geweest. Verder
          hebben deze drie heren met elkaar gemeen priester te zijn
          geweest. 6
Men
          denke verder ook aan Albrecht Rodenbach en zijn erfgenamen.
          Zij zijn allerminst te vergelijken met de Wandervögel,
          die Mohler tot de Bündischen rekent, en zijn eveneens
          doorspekt met het katholiek geloof dat we bij de Vlaamse Völkischen
          opmerken. Heel de blauwvoeterij vertrok immers vanuit een
          Gezelliaanse beleving van natuur en samenleving en vanuit een
          heimwee naar de christelijke kerels uit de Vlaamse
          middeleeuwen. Ze keerden zich tegen “reformatie en
          renaissance, de verlichting en haar geesteskinderen, het
          rationalisme, het anti-godsdienstig liberalisme en het
          socialisme”.14 De opvolgers van de blauwvoeterij,
          van AKVS tot DJV tot NSV!, zouden diezelfde
          conservatief-revolutionaire geest verderzetten.
2. Ideologische
              concurrentie
Zoals
          in de inleiding al werd geïllustreerd, zag het Leuvense
          studententoneel eruit als een ideologisch lappendeken, waarbij
          de traditionele studentenverenigingen door verschillende
          Nieuwe Orde-verenigingen beconcurreerd werden. Elk van hen, of
          ze nu door de Revolution von Rechts beïnvloed werden
          of eruit ontstaan waren, had een eigen visie op de wereld en
          op waar deze heen moest. Gent was wat betreft deze
          verdeeldheid nog een stuk erger, zoals ook blijkt uit de
          eerste uitgave van Universitair Front, het nationaal
          blad van de universitaire afdelingen van Jeugdfront:
“Te Leuven is het gevaar eerder gering: aan onze
          Katholieke Alma Mater zijn er enkel katholieke
          studentengroepeeringen, al loopen ze over al de gammen van de
          rechtsche politiek. Doch moest ge, wegens omstandigheden,
          genoodzaakt zijn naar Gent te gaan studeeren, kijkt dan uit uw
          oogen: daar varieert de schotel van uiterst links, naar
          uiterst rechts met al de middenschakeeringen en de
          gevaarlijkste groepeeringen doen zich vaak het meest
          onschuldig voor.”15
De
          dertiger jaren waren bijzondere tijden. Er was eerst en vooral
          de ondergang van het Algemeen Katholiek Vlaams
          Studentenverbond en van het tijdschrift De Vlaamsche
            Vlagge. Het AKVS ontwikkelde een radicale,
          Vlaams-nationalistische en anti-Belgische opstelling tegenover
          de politiek. De Kerk en haar bisschoppen van hun zijde zagen
          dit nationalisme als een gevaar en trachtten de studenten te
          bedwingen met verbodsbepalingen en te verdrukken door
          concurrerende Katholieke Actie-groeperingen op te richten.16
          De Vlaamsche Vlagge onderging hetzelfde noodlot wanneer
          een nieuwe generatie zich onder invloed van de Katholieke
          Actie-gedachte niet meer kon vinden in de opstandigheid
          tegenover de Kerk.17
Nieuwe
          organisaties, aangepast aan het evoluerende maatschappijbeeld,
          zouden het vacuüm opvullen en de laatste restanten van de oude
          studentenbeweging wegconcurreren. In oktober 1932 werd te
          Leuven de studentenafdeling van het Verdinaso opgericht onder
          Jef van Bilsen, tijdens zijn scholierentijd nog lid geweest
          van het AKVS. Wanneer de Politieke Academie van start gaat in
          1933, woont Van Bilsen trouw de lezingen van Leemans bij en
          raakt hij onder diens invloed geïnteresseerd in de werken van
          Carl Schmitt.18
Net
          voor het zomerverlof van datzelfde jaar had Piet Meuwissen, de
          kersverse KVHV-Praeses, nog het Derde Rijk
          uitgeroepen, waartoe de studentenbeweging zou aantreden.19
          Onder zijn Praesesschap onderging het Verbond een
          heroriëntatie richting een eensgezinde corporatie van
          verenigingen, waaruit de toekomstige aristocratie van
          Vlaanderen zou opstaan. De ideologische gelijkenissen tussen
          Verbond en Verdinaso hoeven hier niet te verbazen: in het
          academiejaar ‘33-’34 hadden de Dinaso’s zelfs de meeste macht
          binnen het KVHV.20 Deze macht zou echter snel
          slinken wanneer Joris van Severen de Nieuwe Marsrichting van
          het Verdinaso aankondigt en naarmate het Hoogstudentenverbond
          voor Katholieke Actie aan invloed wint. Vanuit dit HVKA zou
          zich op de restanten van het AKVS een Jong Volksch Front
          organiseren dat katholieke en Vlaamse actie met elkaar verbond
          zonder tegenwerking van de bisschoppen te ervaren. Het JVF zou
          echter niet al te vlot van de grond komen in de
          studentensteden en de studentenafdeling werd in 1938 alweer
          opgeheven.
Zij
          die het wegkwijnende AKVS en het geheroriënteerde Verdinaso
          ontvluchtten, kwamen al snel terecht in de studentenafdelingen
          van het VNV. Van de Dietse oriëntatie en de militaire
          uiterlijke stijl ging een zekere aantrekking uit, die zowel
          AKVS’er als oud-Dinaso kon bekoren. Nadat eerder al een
          studentenafdeling in Gent was opgericht, zouden ook enkele
          Leuvense studenten hun eigen afdeling oprichten. De
          VNV-studenten speelden in op de Grammens-acties en konden zo
          profiteren van heel wat aandacht. Ondanks een initiële
          ontgoocheling, zou de afdeling dus vrij snel groeien en aan de
          vooravond van de Tweede Wereldoorlog de bovenhand binnen het
          KVHV halen.
Gesterkt
          door de vernederlandsing van de Rijksuniversiteit in 1930 en
          door de toevloed van een tweehonderdtal radicale flaminganten
          uit Leuven die daar een gevolg van was, voltrok zich ook in
          Gent eenzelfde ruk naar rechts. Het AVHV, dat sinds 1919 het
          overkoepelend orgaan voor de Vlaamse verenigingen vormde,
          raakte financieel en organisatorisch in de problemen. De
          doodsteek werd in maart 1933 gegeven met de oprichting van het
          Gentsch Studentencorps. Net zoals bij KVHV in Leuven het geval
          was, werd het GSC sinds zijn oprichting en ondanks zijn
          onpartijdigheid gedomineerd door Dinaso-studenten. Na de
          Nieuwe Marsrichting kwam ook hier het VNV aan de macht.21
Over
          de relaties tussen al deze Leuvense, Gentse en overkoepelende
          verenigingen en de onderlinge invloed valt nog veel te zeggen.
          Bestaande studentenverenigingen, zoals het KVHV, evolueerden
          mee met de maatschappij en maakten een heroriëntatie door. De
          jongeren- of studentenafdelingen van politieke partijen
          inspireerden de studenten met hun idealen en evolueerden mee
          met het slagen en falen van de moederpartij. Nog andere
          verenigingen, waaronder de directe opvolgers van het AKVS,
          zouden nooit van de grond komen en zijn niet meer dan “een
          mooie droom geweest”, zoals Berkhof het omschrijft.1
(wordt
            vervolgd)
_______________
(*)Een
            eerste versie van dit artikel verscheen in TeKoS, 43(190).
            De nadruk lag toen voornamelijk op het Jeugdfront. Voor dit
            Jaarboek werd het artikel lichtelijk herwerkt en werd ook
            een deeltje over de studentenwerking van het Dinaso
            toegevoegd.
Bibliografie
 1
          Berkhof, A. (1963). ‘Over toekomstige leiders van het volk’.
          In De student gaat voorbij (pp. 67-68). Hasselt:
          Uitgeverij Heideland-Orbis.
 2
          Vos, L (1976). ‘Politiek-ideologische formaties te Leuven’. In
          Een eeuw Vlaamse studentenbeweging te Leuven (pp.
          108-109). Leuven: Acco.
 3
          Arckens, E. (2015). ‘Facetten van de conservatieve revolutie.
          De onontkombaarheid van Luc Pauwels’ ideologisch oxymoron’. In Liber
            amicorum Luc Pauwels (pp. 28-32). Izegem: Uitgeverij
          iD.’
 4 Muller,
          J. (1988) The Other God that Failed: Hans Freyer and the
            Deradicalization of German Conservatism. Princeton: Princeton University Press.
 5 Pauwels, L. (2021). Joris van Severen. Op leven
            en dood, letterlijk (p. 446). Doorbraak boeken.
 6
          Pauwels, L. (2015). ‘Joris van Severen in het brede Europese
          perspectief’. In Joris van Severen Jaarboek 19 (pp.
          9-36). Ieper: Studie- en Coördinatiecentrum Joris van Severen.
 7 Mohler, A. (1989) Die
            konservative Revolution in Deutschland 1918-1932. Ein Handbuch (pp.
          138-142). Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft.
 8
          Boehme, O. (1998). ‘Academici en de revolutie van rechts
          tijdens het interbellum’. In Wetenschappelijke Tijdingen
            op het Gebied van de Geschiedenis van de Vlaamse Beweging,
          57(1), p. 48.
 9
          Verstraete, P.J. (2016). Victor Leemans, een biografische
            kennismaking (pp. 22-23). Uitgegeven in eigen beheer.
10 Boehme, O. (1999).
          ‘Tussen de fronten: Het jong-conservatisme van Victor
          Leemans’. In Wetenschappelijke Tijdingen op het Gebied van
            de Geschiedenis van de Vlaamse Beweging, 58(3), pp.
          131-154.
11 De Bois, H. &
          Pauwels, L. (1994). ‘Joris van Severen
          en de Konservatieve Revolutie’. In M. Cailliau (red.), Gedenkboek
            Joris van Severen 1894-1994 (pp. 177-226). Aartselaar:
          Nationaal Studie - en Documentatiecentrum Joris van Severen.
12 Meeus, P. (1986).
          ‘Een bewogen leven, 1894-1940’. In M. Cailliau & P. Meeus,
          Joris van Severen (p. 12). Turnhout: Oranjejeugd.
13 Mohler, A. (1989) Die
            konservative Revolution in Deutschland 1918-1932. Ein
            Handbuch (pp. 142-146). Darmstadt:
          Wissenschaftliche Buchgesellschaft.
14 Gevers, L. (1987).
          Bewogen jeugd. Ontstaan en ontwikkeling van de katholieke
            Vlaamse studentenbeweging (1830-1894) (pp. 91-92).
15 ‘Aan de
          Rederijkers, toekomstige hoogeschool-studenten’ (september
          1939). In Universitair Front, 1(1), p. 1.
16 Vos, L. (1982).
          ‘Het einde van de traditie, 1933-35’. In Bloei en
            ondergang van het AKVS, II (pp. 253-276). Leuven:
          Davidsfonds.
17 Vos, L. (1976).
          ‘Ondergang (1931-1933)’. In L. Vos & L. Gevers, Dat
            volk moet herleven. Het studententijdschrift De Vlaamsche
            Vlagge 1875-1933 (pp. 272-284). Leuven: Davidsfonds.
18 Van Clemen, S.
          (2002). ‘Jef van Bilsen als hoofdman van de Leuvense
          studentenafdeling van het Verdinaso (1932-1936)’. In Joris
            van Severen Jaarboek 6 (pp. 56-106). Ieper: Studie- en
          Coördinatiecentrum Joris van Severen.
19 Das Dritte Reich (20 juni 1932). In Ons Leven,
          44(10), p. 3.
20 Vos, L (1976). ‘De
          Dinaso-student.’ In Een eeuw Vlaamse studentenbeweging te
            Leuven (p. 109). Leuven: Acco.
21 Palinckx, K.
          (1995). ‘"Nu naar Gent!". Vlaams-nationale en katholieke
            studentenbeweging te Gent 1928-1940’ (pp. 173; 176-177).
          Gent: Archief RUG.
        
        
Het
              Abbevillecomité – een korte geschiedenis
             
          
Informativa vzw biedt als
          socio-culturele vereniging van Vlaams-nationale origine al
          vele tientallen jaren een cultureel programma aan een trouw
          gezelschap van cultuurminnende Bruggelingen. Via maandelijkse
          referaten en een jaarlijkse excursie organiseert de vereniging
          voor haar leden een brede waaier lezingen over historische,
          muzikale of wetenschappelijke onderwerpen. 
Het was begin
          jaren ’90, toen de vereniging het woord gaf aan mevr. Gaby
          Warris. Ze was als weduwe net teruggekeerd naar haar
          geboortestad Brugge en kreeg als laatste overlevende van het
          bloedbad in Abbeville het podium om het verhaal van haar
          helletocht in mei 1940 te doen. Ze was daartoe uitgenodigd
          door wijlen Marc De Vriese, zeer actief in de vereniging en
          bekend met het verhaal van Gaby Warris dankzij het
          standaardwerk Dossier Abbeville dat dr. Carlos
          Vlaemynck erover geschreven had. Die studie had in 1977 tot
          parlementair werk van de Brugse senator Guido Van In geleid,
          die erin slaagde om de vergeten doden van Abbeville als
          oorlogsslachtoffers te laten erkennen. In de nasleep van die
          erkenning bood de Belgische overheid aan om de stoffelijke
          resten van de slachtoffers vanuit Abbeville naar België over
          te brengen. De nabestaanden van Louis Caestecker en Maria
          Ceuterick gingen in 1979 op dat aanbod in: zij kregen een
          laatste rustplaats op de militaire begraafplaats van De Panne.
Toen mevr. Warris
          begin jaren ’90 terug in Brugge kwam wonen, nam ze met het
          stadsbestuur contact op met de vraag om de namen van de Brugse
          slachtoffers van Abbeville toe te voegen aan de lijst van
          oorlogsslachtoffers, die bijgehouden wordt op de marmeren
          gedenkplaten op de buitenmuur van de militaire kapel in de
          Kartuizerinnenstraat in Brugge. Dat stuitte echter op
          onbegrip, onwil en verzet van de verenigingen van
          oud-strijders en verzetslieden, vooral door de associatie met
          de naam Van Severen. Een vergelijk bleek niet mogelijk.
  De dank zij het Abbeville Comité aangebrachte
            gedenkplaat aan het Cruyce van Bourgonje
Om die reden werd
          het Abbevillecomité als een
          vereniging ad hoc opgericht, met als doel fondsen te werven
          voor het ontwerpen en plaatsen van een gedenkplaat, gewijd aan
          de Brugse oorlogsslachtoffers van Abbeville. Het monument werd
          getekend door Gaby Warris, die een begenadigd kunstenares was.
          Algauw werd ook een ideale locatie gevonden in het poortgebouw
          in de Wollestraat dat toegang geeft tot het Bourgoensche
          Cruyse, waar Joris van Severen de laatste jaren van zijn leven
          had doorgebracht. Tom Allewaert was als eigenaar van het
          gebouw trouwens verwant aan Jan Ryckoort, wat de cirkel
          helemaal rond maakte.
Het monument werd
          ingewijd op 9 november 1996. Het Abbevillecomité nam de
          verantwoordelijkheid op zich om er jaarlijks een
          herdenkingsmoment te organiseren. Onder impuls van schepen
          Jean-Marie Bogaert werd vanaf 2006 ook het stadsbestuur van
          Brugge bij de herdenking betrokken: als stedelijke overheid
          was zij tenslotte verantwoordelijk voor de wederrechtelijke
          arrestaties van mei 1940.
Het
          Abbevillecomité werd vele jaren enthousiast door Marc De
          Vriese geleid, tot hij in 2011 de fakkel doorgaf. Onder zijn
          impuls werd toenadering gezocht met de Stichting Joris van
          Severen om de herdenkingsmomenten van beide verenigingen op
          elkaar af te stemmen. Marc overleed in 2015. Gaby Warris bleef
          tot haar overlijden in 2013 lid van het Comité, net als Tom
          Allewaert (+ 2019) en Guido Van In (+ 2020). 
Het
          Abbevillecomité blijft zich tot doel stellen de slachtoffers
          van Abbeville in herinnering te houden, en het bloedbad van 20
          mei 1940 als emblematisch voor de gruwel die de oorlog is. Het
          Comité wil niet veroordelen – alle schuldigen zijn al lang in
          de mist van het verleden verdwenen; niet vereren – de
          slachtoffers werden niet gearresteerd om hun grootse daden, of
          gebrek daaraan; niet rancuneus terugblikken vanuit een eigen
          onwankelbaar gelijk. Het Abbevillecomité wil enkel herinneren,
          of beter nog, inneren: bij onszelf te rade gaan en hopen dat
          wij zelf de moed hebben om in een wereld van onmenselijkheid
          toch Mens te blijven. 
Het Abbevillecomité: voorzitter:
          Stefaan Coudenys. Leden: Tom Allewaert (†), André Buysse,
          Jean-Marie Bogaert, Marc Devriese (†), Isabelle Ryckoort,
          Raymond Reynaert (†), Luc Seynaeve, Guido Van In (†), Gaby
          Warris- Lynkamp (†), Gaby Zouliamis-Warris.
Vik Eggermont (†)
Misschien
          zullen sommigen zich al meermaals verbaasd hebben over mijn
          pessimistische kijk op de toekomst van Europa. Weliswaar heeft
          de eeuwenoude haat hier in ons uitgebluste Westen plaats
          gemaakt voor de ijzingwekkende onverschilligheid van het
          materialisme, maar toch mogen we die “vrede” niet
          overschatten. Hoe verder men naar het oosten gaat, hoe meer
          die nog voelbaar is. Een man die wegens zaken ginds lang
          verbleven heeft, wist mij te vertellen over die haat die onder
          de asse nog altijd gloeit. Eén vonk volstaat om de boel
          opnieuw te laten ontploffen tussen Serven, Kroaten, Kosovaren,
          Albaniërs en al de anderen, zegde hij. Kans op blijvende vrede
          hier in onze gewesten, de gewesten van het Midden, die
          microkosmos van Europa, de sluitsteen van het Westen, achtte
          hij veel hoger. Helaas wat is een bende politieke lilliputters
          van dit volk aan het maken? Een bende individuen in plaats van
          een doorleefde gemeenschap. 
De
          kern van dit denken werd ontegensprekelijk gezaaid door Joris
          van Severen, en het werd verder ontwikkeld door de
          “personalist” Louis Gueuning. Om hem te begrijpen moet men
          best de “volledige” Gueuning kennen, dus ook de man die na een
          dag werken in zijn tuin in Mainvault, met vuile handen en op
          klompen, enthousiast kon vertellen over zijn “rode besjes” die
          het dit jaar uitzonderlijk gedaan hadden, of over zijn “choux
          fleurs” die compleet de mist waren ingegaan. Of de Gueuning
          die op zijn ‘motocyclette’ door Sint-Pieters-Leeuw raasde. Hij
          stond overigens in dat denken niet alleen. Er was bv. de
          Franse filosoof en publicist Gustave Thibon die ons voorhield:
          “ware trouw is de trouw die de lijn verder trekt”), en die
          meermaals op het kasteeltje van de Luikse industrie-familie de
          Lovinfosse (“Mantra”) in Waasmunster voordrachten kwam geven,
          telkens door onze goede vriend Maurits Duyck bijgewoond.
Maar
          ach, dat pessimisme van ons, wat houdt dat in? Was het niet
          André Demedts die er ons al aan herinnerde dat als de
          zogenaamde optimisten het al lang hebben opgegeven, de
          pessimisten het nog steeds zullen volhouden?
In deze rubriek verwijzen we zonder veel
            commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen
            en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest
            treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na
            te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien
            naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren
            en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.
Verdinaso en
              modernisme
Het best bewaarde
          architectuurgeheim van Oostende? Dat moet Villa Ooievaar zijn.
          Eindelijk kan de Schotse kunstenares Lucy McKenzie haar woning
          beginnen te restaureren. Haar majestueuze pakketbootvilla is
          in 1935 gebouwd voor de katholieke dokter Depuydt, die maar
          liefst dertien kinderen had. Vandaar de bronzen ooievaar op
          het platte dak. Ik was verwonderd dat je zo’n parel gewoon op
          Immoweb kon vinden’, zegt McKenzie, die als een blok viel voor
          het modernistische meesterwerk aan de drukke Elisabethlaan.
Dat de architect, Josef De
          Bruycker (1891-1942), lid was van het extreemrechtse Verdinaso
          hield McKenzie niet tegen om de villa te kopen.
          Architect-meubelontwerper De Bruycker heeft vooral in
          Roeselare, zijn bakermat, zijn belangrijkste realisaties
          gedaan. Een van zijn privéprojecten, de woning De
          Buscher-Declercq, won in 2021 trouwens de
          Onroerenderfgoedprijs voor de markante restauratie, die maar
          liefst twintig jaar duurde. McKenzie bezocht die woning, dus
          ze weet waar ze aan begint.
_________________
Bron: Thijs
          Demeulemeester in De Tijd, 26.01.2024: Binnenkijken
in
            de modernistische Villa Ooievaar in Oostende tijd.be