> nieuwsbrief > 2024 - nr 1

Inhoud



 

  Kaftillustratie: de Standaard van de Dietse Rijksorde Joris van Severen.

 

 

Mededelingen


 

Hernieuwen ledenbijdrage voor 2024

We wensen onze lezers een voorspoedig en gelukkig 2024. De jaarwisseling heeft zich inmiddels voltrokken – en meteen is ook het tijdstip aangebroken voor het hernieuwen van de bijdragen voor 2024. Ten gevolge van de alweer gestegen druk- en portkosten dienen we de minimumbijdrage licht te verhogen tot 35 €. In ruil daarvoor verzekeren we u de stipte toezending van het nieuwe Jaarboek Joris van Severen – het 28e al – in de meimaand en van de vier nummers van ons kwartaalblad Nieuwsbrief Joris van Severen. Vanaf het bedrag van 40 € boeken we u met dank als steunend lid. Vereffening graag via onze rekening BE29 4650 2267 2164 op naam van het Joris van Severen Instituut, Izegem.

 

Jaarboek Joris van Severen 28 (2024)

Verderop in dit nummer leest u alvast iets over de inhoud van het nieuwe jaarboek. Ook het kaftje van dit nummer verwijst naar een van de jaarboekbijdragen.

 

Hier Dinaso!

Langs de volgende koppeling kan je de volledige reeks van Hier Dinaso! chronologisch bekijken: https://www.delpher.nl/nl/tijdschriften/results?query=&page=1&sortfield=date&cql%5B%5D=(alternative+all+%22hier+dinaso%22)&coll=dts

 

“De betwiste leider”

Verderop in dit nummer leest u een bijdrage met deze titel, ontleend aan de ADVN Mededelingen. Het betreft het voormalige Verbond Recht en Orde – en zijn leider - één van de vele neo-Dinaso-bewegingen die aanvang de jaren ’60 van de vorige eeuw actief waren. De daarbij gebruikte archiefstukken behoren tot het binnen het Studiecentrum Joris van Severen verzamelde materiaal dat overgedragen werd aan het ADVN.

 

Ten geleide Jaarboek 27 (2024)


Met deze aflevering zijn we aan het 28e Jaarboek Joris van Severen toe. We brengen andermaal een ruime verscheidenheid aan bijdragen die op een of andere wijze inzoomen op de ondertitel van deze reeks: Joris van Severen, zijn persoon, zijn ideeën, zijn invloed en zijn werk.

Vooreerst rondt Romain Vanlandschoot met De Sisyphus-arbeid van Joris van Severen zijn verfijnde biografie over Van Severen af met de periode 26 mei 1929 – 6 oktober 1931, zijnde de periode direct voorafgaand aan de stichting van het Verdinaso. Daarbij komt ook de kritiek van o.m. Hendrik Elias op Van Severens evolutie richting fascisme volop aan bod. Tien jaar later, aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, zag het ideologische plaatje er helemaal anders uit: de tegenstrevers uit het Vlaams-nationalistische kamp beleden toen al lang het nationaal-solidarisme, dat ze even later gedachtenloos (?) zouden omruilen voor de ersatz van het nationaalsocialisme.

In A.Th.L.M. Mertens, van Dinaso-student tot rector magnificus besteedt Ruud Bruijns uitgebreid aandacht aan de levensloop van deze Noord-Nederlandse Dinaso en zijn wel merkwaardig te noemen levensloop. Eens temeer blijkt daaruit hoezeer het Verdinaso-Nederland vooral in intellektuele kringen bijval en navolging vond.

In zijn essay over het maandblad Delta, verderop in dit jaarboek, besteedt Hans Nelis uitgebreid aandacht aan de Dietse Rijksgedachte zoals deze door het vernoemde maanblad uitgedragen werd. In de tijd eraan voorafgaand bestond er, al evenzeer als neo-Dinaso-initiatief, de Dietse Rijksorde Joris van Severen, waarover Luc Pauwels de sluiter oplicht. Slechts weinigen hadden weet van haar bestaan, behalve de auteur, die er destijds lid van was.

Hans Nelis brengt in “Joris van Severen taai in ere gehouden”. De Werkgroep/Werkgemeenschap ’Delta’ – ‘De Lage Landenandermaal een overzichtsgeschiedenis van een als neo-Dinaso te kwalificeren initiatief, met name het tijdschrift Delta.

In Motieven maandschrift ‘Delta’ doorheen de jaren poogt Maurits Cailliau tot een synthese te komen van wat in Delta maat- en normgevend was doorheen de lange geschiedenis van dit tijdschrift.

In Een onbekend beeldhouwwerk van Antoon van Parys besteedt Maurits Cailliau aandacht aan een merkwaardig beeldhouwwerk van de succesvolle beeldhouwer uit Deinze: een ‘kop’ die onmiskenbaar doet denken aan Joris van Severen, alhoewel d beeldhouwer het de naam ‘Mannenkop met uil’ gaf.

Maurits Bilcke sluit het jaarboek af met zijn gedicht 49 jaar Nadien. Een beklijvend getuigenis van een oud-Dinaso en veelzijdig kunstenaar, opgedragen aan Jef Werkers.


‘Storm op den Staat!’ de biografie van Nederlands nationalist Arnold Meijer

Sjors Remmerswaal

 

Het boek is een degelijke weergave van het leven van nationalistisch politicus Arnold Meijer, zonder veel in te gaan op zijn ideologische ontwikkelingen, een tour langs persoonlijke levensfasen. Een evenwichtige poging met een zekere distantie, waardoor er nauwelijks eigentijdse meningen vallen die een dergelijke beschrijving geweld aan zouden doen, zoals soms bij biografieën van controversiële personen het geval is. Vanwege de aard van de opzet is weinig meegenomen van de interactie of ideologische verschillen tussen de politieke formaties in de periode dat Meijer zelf als voorman van een fascistische beweging actief was. Hoe in de toenmalige katholieke zuil werd aangekeken tegen Meijer en zijn fascistische organisatie en opvattingen blijft grotendeels in het ongewisse, hiervoor zal men zich moeten wenden tot de bestaande literatuur.  

Vorming

Zijn achtergrond en eerste stappen in het jongvolwassen leven zijn van grote invloed op latere politiek-maatschappelijke keuzes. Opgegroeid in een welgestelde, rooms-katholieke boerenfamilie verhuisde Meijer in september 1926 naar het Groot-Seminarie Warmond, waar toen de priesters van het Bisdom Haarlem werden opgeleid. Op het seminarie ontwaakte Meijers belangstelling voor politiek, vermoedelijk ook de wens van Meijer een leidende rol te spelen. De studenten kregen op het seminarie voortdurend te horen dat zij de elite van de kerk zouden vormen, voorbestemd om leiding te geven aan gelovigen bij wie geen twijfel mocht rijzen over hetgeen naar voren werd gebracht. Er werd in zijn familie hoog tegen de priesterstudent opgezien.

Meijer had veel interesse in toneel en literatuur, met name ging de belangstelling uit naar katholieke schrijvers in Nederland, België en Frankrijk. Vanuit de behoefte zijn ideeën met anderen te delen correspondeerde hij over Franse literatuur en de Action Française. In zijn studie naar het bolsjewisme, maar door het lezen van allerlei geschriften, raakte hij steeds meer in de ban van het fascisme, in de jaren twintig en dertig een opkomende politieke stroming met antwoorden op de tekortkomingen van de parlementaire democratie. Later heeft met name de literaire zoektocht ervoor gezorgd dat hij door onder druk van de praeses (de overste van de katholieke priesteropleiding), zijn studies aldaar moest stopzeten.

Buiten de seminarie zocht hij contact met de Brabantse priester Wouter Lutkie, die hij van zijn geschriften kende. Een sociaal bewogen katholiek wiens dagen grotendeels waren gevuld met het redigeren en schrijven van artikels en een van de bekendste voorvechters van het fascisme in Nederland. Meijer kon hem openhartig zijn politieke ideeën voorleggen. Een andere priester bij wie hij gedurende zijn studententijd op het seminarie geestelijk steun zocht was de Rijpweterings pastoor Thomas Kwakman, diens opvattingen waren doorspekt met kritiek en afwijzing van de parlementaire democratie.

Contact met Dinaso’s

Als gevolg van Meijers positieve analyses van het opkomende fascisme werd hij als eerste lid van de Nationale Unie, een rechtse anti-democratische beweging. Om vervolgens betroken te raken bij het Algemeen Nederlandsche Fascisten Bond en daar al snel voorman van de afdelingen in het zuiden van het land te worden. Deze afdelingen splitste de gedreven Meijer al snel af om vervolgens zijn eigen organisatie te stichten, het Zwart Front, een revolutionaire, fascistische beweging, die in de jaren van bestaan vooral een rellerig en plebejisch karakter had. Waardoor hij regelmatig voor de rechter moest verschijnen. Vanaf begin 1940 werd de organisatie omgedoopt tot Nationaal Front, met als doel meer verbreding, ze zou uiteindelijk door de Duitse bezetter verboden worden.

Vanaf 1934 correspondeerde Meijer met mensen uit de Vlaams-nationale beweging. Die contacten kwamen voor een groot deel voort uit zijn sympathie voor een Groot-Nederland, dus de hereniging van Vlaanderen en Nederland. Veel substantieel contact was er niet met leden van het Verdinaso. Meijer had een persoonlijk aversie tegen Joris van Severen en hij zag hem als een concurrent, omdat hijzelf de leider van Groot-Nederland wilde worden en Van Severen van Dietsland.

In de publicaties van Zwart Front en Verdinaso schilderden beide organisaties elkaar regelmatig negatief af. Het zou dan ook nooit tot samenwerking komen tussen beide bewegingen, laat staan tot een fusie. Wel werden er vanaf 1 juli 1939 gesprekken gevoerd tussen Meijer en Ernst Voorhoeve, de voorman van de Nederlandse afdeling van het Verdinaso, maar die verliepen slecht. Meijer was het niet eens met het voorgestelde directorium of driemanschap, hij wilde eenhoofdige leiding met zichzelf aan de top. Dit leidde tot een ruzie met Voorhoeve, waarna Meijer er geen zin meer in had. Uiteindelijk fuseerde Dinaso Nederland met de Nederlandsche Volkspartij in 1939 en ging al snel daarna op in de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB).

Ideeëngang

Welke ideologische zoektochten heeft Arnold Meier ondernomen, van katholieke boerenzoon, via het fascisme en Nederlands nationalisme. Een eerste blik in zijn interesses komt naar voren door onenigheden op het seminarium waaruit duidelijk wordt dat Meijer bundels bezat als Sine Nomine van J. Engelman, ’t Mes van E. Michel, Kruistochten van A. Donder, Westersche Nachten van T. de Vries en Het Vaderland van G. Wijdeveld.

Hieruit blijkt interesse voor het toenmalige literaire en intellectuele leven, waar vanuit de katholieke hoek opstandige, jonge schrijvers zoals Michel en Wijdeveld kritiek leverden op de gezapig en oppervlakkigheid van het rijke roomse leven en de katholieke instellingen. In deze literaire stroming gingen jonge katholieke schrijvers het debat aan met hun seculaire generatiegenoten, op dat moment in het streng verzuilde Nederland een bijzonderheid en een ontwikkeling die de kerkelijke autoriteiten niet wensten, zoals wel bleek uit het conflict dat ontstond tussen Meijer en praeses op het seminarie vanwege het lezen van deze schrijvers.

Uit briefwisselingen met Lutkie valt bij Meijer de interesse te ontwaren voor allerlei meer politieke geschriften, zoals de Cahiers Leon Bloy, Restauration Francaise van A. Blanc de Saint Bonnet, das Nachrichtenblatt über die faschistischen Korporationen van de Italiaanse overheid en Lutkies blad Aristo. Zijn politieke ideeën blijken hierbij aan te sluiten, namelijk de krachteloosheid van democratie en de nefaste gelijkheidsgedachte van het socialisme en het liberalisme waarmee de afstand tussen de verschillende sociale groepen wordt vergroot. Meijer wenste een grotere rol voor de godsdienst en een autoritair geleide democratie, met een samengaan van Nederland en Vlaanderen in een Groot-Nederland. Joden zouden worden gescheiden van Nederlanders en een kleinere rol krijgen door hen gastrecht aan te bieden.

Leiderschap

Kaderleden van het Zwart Front prezen Meijers beginselvastheid, daarbij bleef hij altijd veel waarden aan ideologie hechten en weigerde water bij de wijn te doen, iets dat ook veel mensen juist afstootte. Hij wordt verder gekarakteriseerd als een sterke persoonlijkheid, een sociaal en rechtvaardig mens, met een flinke dosis humor, bescheidenheid en mild in beoordelen van zijn medemensen.

Gezien het gebrek aan succes van de politieke bewegingen het Zwart Front en het National Front, beiden zouden altijd in de marge van de politiek blijven en zelfs klein ten opzichte van de veel grotere NSB, is het wel duidelijk dat Arnold Meijer als leider niet is geslaagd. Dit ondanks het in dienst stellen van zijn leven voor zijn fascistische overtuiging, welke hij tot het einde van zijn leven behield, maar hem bij lange na niet de volgelingen opleverde om veranderingen te bewerkstellen.

Een zeker obstakel was wel dat Meijer zichzelf als de uitverkoren leider zag, niemand naast zich duldde en daarom alle mogelijke fusies met andere groeperingen mislukten. Ook hield hij binnen zijn eigen organisaties overal de vinger aan de pols en hij was veel te veel met de kleinere aangelegenheden bezig. Deze werkwijze heeft hem na zijn politieke carrière wel succes opgeleverd toen hij als ondernemer een hotel en bungalowpark uit de grond stampte, een bedrijf dat tot op de dag van vandaag nog bestaat.

In het boek komt Arnold Meijer naar voren als een idealist, gegrepen door de fascistische politieke stroming in een chaotische tijd van het interbellum in Europa, met welke ideeën hij hoopte ‘alles voor het vaderland’ ten goede te veranderen, uiteindelijk met een zeer pover resultaat.

__________________

N.a.v. André van Noort,Storm op den Staat!’ Arnold Meijer (1905-1965). Uitgeverij Verloren, 257 bladzijden, € 25,-, isbn 9789464550221


Maurits Cailliau als netwerker


Hans Nelis

 

Een netwerker is iemand die “contacten legt en onderhoudt”. In het Liber amicorum komt Maurits Cailliau naar voren als iemand die aan deze omschrijving beantwoordt. Tijdens mijn onderzoek ter voorbereiding van de essays over de Dietse Solidaristische Beweging (DSB) (Jaarboek 26) en de Solidaristische Beweging (SB) (Jaarboek 27), stootte ik in het ADVN op enkele brieven die aantonen dat Maurits contact had met de (D)SB voorman Maarten van Nierop en hem via zijn netwerk een belangrijke dienst bewees. Maurits had Van Nierop voor het eerst ontmoet op een Joris van Severen-herdenking in mei 1972. Ze hadden “een haastig gesprek” gehad maar verder contact was nadien niet meer onderhouden. Twee jaar later, op 15 december 1974, ontving Michel Nyckees, de penningmeester van de DSB, vanuit Duitsland van Maurits een interessant document: een (in het Duits opgesteld) Solidaristisch Manifest1 dat uitging van de Aktion Neue Rechte (ANB).2 De ANB was een afsplitsing van de NPD, de Nationaldemokratische Partei Deutschlands, en bestond van 1972 tot 1974. Op 7 januari 1974 stuurde Maarten van Nierop een bedankingsbrief aan Maurits. Van Nierop was zelf een groot netwerker die koortsachtig zocht naar verenigingen van gelijkgezinden (op solidaristische basis) in Europa. De DSB onderhield nauwe contacten met het Mouvement Solidariste Français maar Van Nierop had “tot dusver vruchteloos naar het bestaan van een geestverwante groep in Duitsland gezocht”. Hij was uiteraard benieuwd via welk netwerk Maurits dit voor hem klaar gespeeld had. Die antwoordde prompt, op 9 Januari 1974:

Hoe ik aan dat Duitstalig Solidaristisch Manifest kwam is gauw verteld. In de tijd van het Blauwvoetjeugdverbond hadden wij regelmatig contact met de Bund Heimattreuer Jugend. Uit die contacten zijn wederzijds vriendschapsbanden gegroeid. Een vriend van mij heeft zo contact behouden met Ulrich Behrenz (uit Hamburg). Door een toevallige samenloop van omstandigheden heb ik Behrenz niet ontmoet. Achteraf kreeg ik evenwel inzage in de documentatie die hij achtergelaten heeft. Daaronder het Manifest.”

Een staaltje van netwerking in een tijd toen digitale toepassingen nog niet bestonden! Dat die netwerking verliep via het kanaal van de Dietse jeugdbeweging zal bij de lezers van het Liber amicorum geen verwondering wekken…

Dat ook de DSB in Maurits’ netwerk een plaats(je) had is eveneens interessant. In 1972, was er wel degelijk een vervolg op de ontmoeting Cailliau-Van Nierop geweest:

“Wel heb ik dat jaar bezoek gekregen van Jacques uit Roeselare (zijn familienaam ontsnapt me momenteel).”3 Bij die gelegenheid moet er wellicht overleg geweest zijn over een mogelijke toetreding van Maurits tot de DSB. Maurits hield de boot echter af: “Ik meen hem toen uiteengezet te hebben dat een intensieve inzet voor mij momenteel niet in aanmerking kan komen, t.g. vooral van onze gezinssituatie (mijn kinderen zijn 4, 3 en anderhalf jaar oud) en bijkomend t.g.v. praktische omstandigheden (ik beschik bv. over geen ander vervoermiddel dan m’n fiets).”

Er was echter nog een andere reden waarom Maurits aan de zijlijn bleef:

Sedert ons (inderdaad te kort) gesprek (met MvN) destijds ben ik trouwens zowat bij de concurrentie beland: het ‘Solidaristisch Verbond’ (SV) van formateur Arthur Raman.

De ironie hierbij is dat Raman in 1974 het hele jaar door verwoede pogingen deed om tot een vereniging te komen van ‘alle’ solidaristen, met in de eerste plaats…de DSB van Maarten van Nierop! In dat jaar publiceerde Maurits twee artikelen (Jeugdproblematiek, Jeugd en Kontestatie) in De Solidarist (het strijdblad van het SV) en behoorde hij tot het SV-kader (hij was lid van het Directorium). Op het SV-congres van 2 maart 1974 in Gent was er een voordracht gepland van Maurits onder de titel ‘Jeugdproblematiek’ maar die werd uiteindelijk gegeven door Dr. O. Pauwelyn (blijkens de brief aan Van Nierop was Maurits via deze stadsgenoot van hem bij het SV betrokken geraakt). In december 1974 versmolt het SV uiteindelijk met de DSB, met vorming van de SB. Of Maurits na die datum nog lid van de SB gebleven is heeft hij me tijdens onze gesprekken niet verteld. Vanaf januari 1975 ben ik zijn naam in ieder geval niet meer in De Solidarist tegengekomen. Zat Maarten van Nierop dan toch niet vast verankerd in Maurits’ netwerk (of in zijn hart)? En vice versa?

___________________________

1 De Duitstalige tekst van dit Manifest werd opgenomen in de Nieuwsbrief Joris van Severen 2011/2, p. 15-18.

2 https://de.wikipedia.org/wiki/Aktion_Neue_Rechte_(Deutschland)

3 J.B.  Jacques (Jaak) was één van de personen die getuigd hebben bij de voorbereiding van   mijn stuk over de DSB in het Jaarboek 26.

 

Tekst QR-scan aan de gedenkplaat aan het Cruyce van Bourgonje te Brugge

Ter hoogte van het voormalige woonhuis van Joris van Severen in de Wollestraat te Brugge, bevindt zich de gedenkplaat herinnerend aan de vier Brugse slachtoffers van het ‘Bloedbad van Abbeville’ van 20 mei 1940.

Sinds kort werd deze gedenkplaat aangevuld met een QR-code die in vier talen – het Nederlands, Frans Duits en Engels – toelichting verschaft bij het gebeuren waarnaar de gedenkplaat memoreert. In de vier talen gebeurt dit middels onderstaande tekst:

 

Arrestaties

Op 10 mei 1940 begon voor ons land de Tweede Wereldoorlog. De overheid liet meteen een aantal mensen interneren, die ze op proscriptielijsten als staatsgevaarlijk genoteerd had. Ook in Brugge arresteerde de politie 78 mensen. De arrestanten werden zonder enige verantwoording in de stadsgevangenis van het Pandreitje opgesloten. Van daaruit werden ze op 15 mei op transport gezet naar Duinkerke, Béthune en verder naar Abbeville, waar ze op 19 mei aan Franse militairen overgedragen werden. De Fransen wisten niet beter dan dat het om collaborateurs ging, leden van een vijfde colonne die de Duitsers bij hun militaire inval ondersteunden. De Fransen sloten de gevangenen op in de kelder van een muziekkiosk.

Op 20 mei 1940 stond het Duitse leger op het punt Abbeville in te nemen. Enkele militairen wilden verhinderen dat de gevangenen door de Duitsers bevrijd werden. In groepjes van vier haalden ze de arrestanten uit de kelder en schoten hen dood. De executies gingen door tot de Franse luitenant Leclabart tussenbeide kwam en een einde maakte aan het bloedbad. De moordpartij in Abbeville kostte uiteindelijk het leven aan 21 mensen.

 

Vier Brugse slachtoffers '

Onder de 21 slachtoffers waren er vier Bruggelingen:

Louis Caestecker was op 21 juli 1912 in Brugge geboren. De jonge loodgieter was niet politiek actief, maar had een vriend die communist was. Louis werd ervan verdacht ook sympathie te hebben voor de Sovjetunie -in die dagen een bondgenoot van nazi-Duitsland. Dat bracht Louis op de proscriptielijst De politie kwam hem op 10 mei arresteren, maar hij was niet thuis. Op aanraden van zijn moeder, ging Louis zich later op die dag zelf aangeven: hij had helemaal niets te verbergen. Hij werd opgesloten en samen met 77 anderen naar Frankrijk gedeporteerd, om er in Abbeville doodgeschoten te worden.

Maria Ceuterick werd geboren in Gent op 6 augustus 1879. Haar dochter was getrouwd met de Nederlandse architect Ernst Warris, die als protestantse Nederlander in het katholieke Brugge weinig sympathie verwierf. Op 10 mei was Ernst Warris in Rotterdam op ziekenbezoek bij zijn moeder. Zijn gezin - schoonmoeder, vrouw en dochter - bleef in Brugge achter. Toen de politie Ernst Warris kwam arresteren, vonden ze hem niet thuis; ze pakte dan maar de drie vrouwen op en zette hen gevangen, eerst in het politiecommissariaat in de Hoogstraat en dan in het Pandreitje. Ook zij werden enkele dagen later op transport gezet naar Abbeville. Moeder en dochter ontsnapten aan de dood, maar Maria Ceuterick werd uit de kelder gesleept, met bajonetsteken neergestoken en met geweerkolven de schedel ingeslagen. Ze was 60 jaar.

Jan Ryckoort werd geboren te Harelbeke op 1 september 1889. Hij was gehuwd en vader van twee kinderen. Deze kunstschilder fungeerde als privésecretaris van Joris van Severen. Hij werd samen met van Severen op transport gezet naar Abbeville. Als hij er van Severen volgt om met de Franse militairen te onderhandelen, wordt hij samen met hem doodgeschoten.

Joris van Severen was geboren in Wakken op 19juni 1894 en was één van de leiders van de Frontbeweging tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hij werd na de oorlog volksvertegenwoordiger voor de Frontpartij, maar keerde de parlementaire democratie de rug toe en stichtte begin jaren '30 het Verdinaso (Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen), een politieke beweging die een Nieuwe Orde voorstond. Toch gaf Joris van Severen aan dat hij met zijn Verdinaso de koning en het land in het verzet tegen de Duitsers zou volgen. Binnen de schoot van de regering Pierlot bestond daarom onenigheid of Van Severen wel geïnterneerd moest worden, maar voordat iemand tussenbeide kon komen was het konvooi al op weg naar Abbeville. Daar probeerde hij samen met zijn secretaris Jan Ryckoort op de Franse militairen in te praten en hen te overtuigen van de onschuld van de gevangenen, maar dat mocht niet baten: beiden werden standrechtelijk geëxecuteerd. `

 

Epiloog

Na de tussenkomst van luitenant Leclabart werden de gevangenen uit de kiosk gehaald en opnieuw op transport gezet, deze keer richting Rouen, waar ze tot na de wapenstilstand van juni 1940 bleven. Op 21 mei 1940 kwam het Duitse leger in Abbeville aan. Ze vonden er aan de kiosk de lijken van de vermoorde gevangenen en lieten hen begraven op het stedelijke kerkhof. De Duitse militaire justitie opende meteen een onderzoek - onder de slachtoffers bevonden zich vier Duitsers, van wie één een agent van de Abwehr, de Duitse inlichtingendienst. De verantwoordelijke Franse militairen, luitenant Caron en sergeant Mollet werden in 1942 door een militaire rechtbank ter dood veroordeeld en terechtgesteld. Kapitein Dingeon, die het bevel voor de executies gegeven had, was al in 1941 in Vichy-Frankrijk om het leven gekomen.

In 1978 erkende de Belgische overheid de doden van Abbeville als oorlogsslachtoffers. De stoffelijke resten van Louis Caestecker en Maria Ceuterick werden vanuit Abbeville naar De Panne overgebracht en er bijgezet op het militaire kerkhof. De erven Van Severen en Ryckoort pasten hiervoor: Jan Ryckoort en Joris van Severen kregen in de jaren 1950 een praalgraf in Abbeville, waar ze nog altijd rusten.


Een betwiste leider 


Tom Cobbaert

 

Een jaar geleden, op 25 juni 2022, werd het Studiecentrum Joris van Severen ontbonden en de werking ervan overgenomen door de tot Joris van Severen Instituut vervelde Stichting Joris van Severen. Het Studiecentrum, in juli 1996 opgericht als één van de opvolgers van het Nationaal Studie- en Documentatiecentrum Joris van Severen (NSDC), had tot doel de studie rond de persoon en het werk van de Verdinaso-leider te bevorderen door middel van colloquia en jaarboeken.

Het Studiecentrum verzamelde zelf geen collectie, maar beheerde wel een kopie van de NSDC-collectie. Met behulp van dit schaduwarchief konden onderzoekers het Van Severen-archief blijven raadplegen in afwachting van de inventarisatie door het Universiteitsarchief van de KUL Leuven, aan wie de collectie in de jaren 1990 werd toevertrouwd.

Kort na de ontbinding van het Studiecentrum besloot secretaris Maurits Cailliau het schaduwarchief in het advn onder te brengen en bezorgde als 'toemaatje' één van de laatste giften aan het Studiecentrum.

In het kleine pakket zat een bonte verzameling van documenten, foto's en voorwerpen die, zo bleek al snel, ooit in het bezit waren van Armand Wijckmans, de beruchte leider van het rechts-radicale Verbond Recht en Orde.

Wijckmans werd op 17 maart 1937 geboren in Duisburg en groeide op in Berchem. Als jongvolwassene was hij achtereenvolgens actief als jeugdleider bij een plaatselijke groep van ksa Jong-Vlaanderen, het Cyriel Verschaeve-vendel (1956-1957) van het adjv (Algemeen Diets Jeugdverbond), het Herman van den Reeck-vendel (1958-1959) en het Sint-]orís-vendel van het Blauwvoetjeugdverbond (bjv), zijnde de opvolger van het adjv.

De leidersdrang van Wijckmans, de daaruit volgende conflicten en de invloed van het Joris van Severen Komitee van oud-dinaso Roger Liefooghe resulteerden in het voorjaar van 1960 tot de afscheuring van het Sint-Joris-vendel uit het bjv. Het vendel herdoopte zich tussen april 1960 en januari 1961 achtereenvolgens tot Nederlands Nationale Jeugdbeweging, Nederlands jeugdverbond, Jongerengemeenschap Joris van Severen, Jongerenverbond Recht en Orde en uiteindelijk Verbond Recht en Orde (vro). Het vro was uitgesproken heel-Nederlands en solidaristisch en behoorde via het Komitee tot de invloedsfeer van de Waalse Verdinaso-leider Louis Gueuning en zijn Organisatie voor Algemeen Welzijn (oaw).

Het belangrijkste document van de bundel, het persoonlijk 'Dienstboek' van Wijckmans, documenteert in detail de beginjaren van het vro (april 1960 tot april 1963) en vooral de praktische organisatie van het Verbond. Uit dezelfde jaren dateren zijn citatenboekje, persoonlijke lidkaart, leidersband en foto's van de begrafenis van Jan Maes (1890-1962).

 

 

Jan Maes (1890-1962) in DMO-uniform

 

 

Die laatste was een veelvoudig gedecoreerd oud-strijder van de Eerste Wereldoorlog, vendelleider en inspecteur van de Dinaso Militanten Orde (dmo) en vanaf 1961 lid van de leiding van het vro. Na het overlijden van Maes in april 1962 ontving Wijckmans een aantal van zijn persoonlijke documenten onder meer een gesigneerde portretfoto van Maes (5) en diens lidboekjes van het Verdinaso, het Verbond van Dinaso Corporaties en het Genootschap Joris van Severen.

De jaren 1964-1966, een voor het vro woelige periode, zijn daarentegen niet vertegenwoordigd in het pakket. In 1964 kwam het tot een (eerste) breuk tussen Wijckmans en de groep Gueuning, waarbij een groep rond Vik Eggermont de Werkgroep Delta oprichtte en zich afscheurde. Het restant van het Verbond sloot zich vervolgens aan bij de Beweging voor de Verenigde Staten van Europa (bvse) van Walter Kunnen. De persoonlijkheid van Wijckmans zorgde echter ook hier voor wrijving en in het najaar van 1966 stond het vro opnieuw op eigen benen.

Wijckmans greep die herwonnen zelfstandigheid aan om contacten te leggen met de nieuw-rechtse groepen Aktiecentrum Delta en het Centre des Etudiants Nationaux (cen) rond het tijdschrift Revolution Européene. Dit resulteerde in een gezamenlijke studiedag in de Abdij van Postel (9 april 1967), waaraan ook de werkgroep ‘Point n'est besoin’ van Herman Jansseune en de Aktiegroepen Democratisch Solidarisme (ads) van Joos Somers deelnamen, en een nationale kaderdag in Antwerpen (24 september 1967).

 

Op 9 april 1967 werd verzamelen geblazen aan het graf van Jan Maes op het kerkhof van Postel, waar aantraden: het Verbond Recht en Orde, het Actiecentrum Delta en de groepen aangesloten bij Révolution Européenne, met hun respectievelijke vaandels

 

V.l.n.r.: Armand Wijckmans, Marten van Nierop en Tuur de Bruyn

 

 

 

Van beide gebeurtenissen zitten er telkens een dozijn foto's in het pakket, zoals een foto van de vaandrigs van vro (met de officieuze Benelux-vlag), cen en het Aktiecentrum Delta bij een hulde aan het graf van Jan Maes in Postel en een foto van het slotmoment van de kaderdag met een redevoering van de Rupelse vro-leider Jan van Landeghem aan het monument De Buildrager.

In die periode slaagde het vro er bovendien in om meerdere lokale afdelingen op te zetten, een militantengroep met de naam Studenten- en Arbeidersfront (saf) en een Nederlandse tak Aktiecentrum Benelux. Die groei uitte zich ook in actievere propaganda, wat in deze verzameling wordt geïllustreerd door een pamflet (8) en een drukcliché met de 'Dietse Leeuw'.

Lidkaart Verbond Recht en Orde

 

 

Dit relatief succes kon echter de ondergang van het vro niet verhinderen.

Een foto uit september 1970 toont de drie hoofdrolspelers van het einde van het Verbond. Na nieuwe spanningen rond de figuur van Wijckmans  werd hij in augustus 1969 opzij geschoven en vervangen door zijn secretaris Tuur de Bruyn. Meteen daarna slorpte de pas opgerichte Dietse Solidaristische Beweging (dsb) van Maarten van Nierop (midden) het zieltogende vro op.

De omstreden Wijckmans droeg, zoals op de foto te zien is, nog altijd het uniform van de dsb, maar verdween in de daaropvolgende jaren van het toneel. Hij bekeerde zich tot de mormonenkerk, verhuisde naar de Verenigde Staten en werd er pastor. Bij zijn oversteek naar Amerika liet Wijckmans wel een aantal stukken na die via verschillende tussenstations uiteindelijk in de collectie van het advn terecht zijn gekomen en bijdragen aan de illustratie van de woelige geschiedenis van het vro.

_______________

Bronnen bij deze bijdrage:

Archief Studiecentrum Joris van Severen (AC1174); M. Cailliau & R. Nauwelaerts, Oranje Dassen doorgelicht, Ieper, 2018; J. Creve, Verbond Recht en Orde, 2023 op https//nevb.be; Ba, De Wever, ‘De schaduw van de leider, Joris van Severen en het naoorlogs Vlaams-nationalisme (1945-1970’), in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, jg, 31, 2001, nr. 1-2, pp. 177-252; lnzage-dossier AIVD Verbond Recht en Orde, geraadpleegd op 30 mei 2023, op:

https://www.inlichtingendienstennl/groepen/vro; E. Verhoeyen, ‘L'extrême-droite en Belgique. lll. Les mouvements solidaristes, in: Courrier hebdomodoire du CR/SP, nr. 715-716; E. Verhoeyen & F. Uytterhaegen, De kreeft met de zwarte scharen, Gent, 1981. Tekst overgenomen uit advn-Mededelingen 80, pp. 3-5.

PS: Abonneren op de ADVN-Mededelingen kan gratis mits eenvoudig verzoek via aanvraag bij: info@adnv.be

 

In Memoriam


Karel Luyckx (Deurne 9.2.1942 – Zeebrugge 3.10.2023) bleef de nationalisten en identitaire bewegingen steunen waar hij kon. In de zeventiger jaren engageerde Karel zich in de neo-dinaso beweging DSB van Maarten van Nierop. Hij werd er militantenleider. Karel had een grote bewondering voor Joris van Severen en het Verdinaso. Niet alleen omwille van de orde, stijl en discipline die er van uitgingen maar vooral omdat de finaliteit van de Vlaamse Beweging in een groter geheel, de Verenigde Nederlanden, werd gesitueerd. Het Dinaso-embleem sierde z’n overlijdensbericht.(Luc Vermeulen)

 

 

Het verschil tussen de mens en de beschaving:

Bij de mens gaat de dood de ontbinding vooraf

Bij de beschaving gaat de ontbinding de dood vooraf

 

 

 

Sprokkels


In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

 

Koenraad Tinel

“Vader Tinel was een gedecoreerde veteraan uit de Eerste Wereldoorlog, die in de jaren dertig in de ban kwam van het ‘edelfascisme’ van Joris van Severen en zijn Verbond van Dietse Nationaalsolidaristenn (Verdinaso). ‘Van Severen’, schrijft Tinel, ‘was een vriend aan huis, er hingen overal foto’s van hem. Hij maakte mijn moeder het hof: “Tu est la femme de ma vie.” De roddel ging rond dat ik een zoon van Van Severen was.’”

______________________

Bron: Knack, 4 oktober 2023, p. 94.

 

Bernt van de Winckel

In het artikel Jeugdfront en de conservatieve Revolutie, door Bernt van de Winckel in TeKoS 191/2023, komen Joris van Severen en het Verdinaso regelmatig voorbij. Teveel en doorheen heel het artikel, om in deze ‘sprokkels’ mee te nemen in een Nieuwsbrief. Wellicht komen we in ’n volgend nummer hierop terug.

 

L’Égrégore

In het Franstalige tijdschrift  L’Égrégore verscheen recent, van de hand van Ruud Bruijns, een ingekorte versie van zijn jaarboekbijdrage ‘Joris van Severen en Pierre Nothomb’ (Jaarboek Joris van Severen 24 (2020), pp. 71-94). Onder de titel ‘Pierre Nothomb et Joris van Severen’ wordt dieper ingegaan op hun vriendschap en de daaruit voortspruitende samenwerking. Het tijdschrift L'Égrégore, uitgebracht onder Cahiers Fondation Pierre Nothomb, komt jaarlijks uit en bevat bespiegelingen over aspecten van het leven van Pierre Nothomb, de Ardennen/Luxemburg, en de Europese cultuur in het algemeen.

 

Kort Manifest

In Kort Manifest, het tijdschrift van het Vormingsinstituut Wies Moens, (nr. 286, pp. 11-12) besprak Edwin Truyens opvallend positief het Jaarboek Joris van Severen 27 (2014). Zijn slotzin is het aanhalen waard: “Al bij al een uitermate interessant jaarboek.”