> nieuwsbrief > 2024 - nr 1
    
Inhoud
  Kaftillustratie: de Standaard van
        de Dietse Rijksorde Joris van Severen. 
Hernieuwen ledenbijdrage voor 2024
We wensen onze
        lezers een voorspoedig en gelukkig 2024. De jaarwisseling heeft zich
          inmiddels voltrokken – en meteen is ook het tijdstip
          aangebroken voor het hernieuwen van de bijdragen voor 2024.
          Ten gevolge van de alweer gestegen druk- en portkosten dienen
          we de minimumbijdrage licht te verhogen tot 35 €. In ruil
          daarvoor verzekeren we u de stipte toezending van het nieuwe Jaarboek Joris van
            Severen – het 28e al – in de
          meimaand en van de vier nummers van ons kwartaalblad Nieuwsbrief Joris van
            Severen. Vanaf het bedrag van 40 €
          boeken we u met dank als steunend lid. Vereffening graag via
          onze rekening BE29 4650 2267 2164 op naam van het
        Joris van Severen Instituut, Izegem.
Jaarboek Joris van Severen 28 (2024)
Verderop in dit nummer leest u alvast iets over de inhoud
        van het nieuwe jaarboek. Ook het kaftje van dit nummer verwijst
        naar een van de jaarboekbijdragen.
Hier Dinaso!
Langs de volgende
        koppeling kan je de volledige reeks van Hier Dinaso!
        chronologisch bekijken: https://www.delpher.nl/nl/tijdschriften/results?query=&page=1&sortfield=date&cql%5B%5D=(alternative+all+%22hier+dinaso%22)&coll=dts
“De betwiste leider”
Verderop in dit
        nummer leest u een bijdrage met deze titel, ontleend aan de ADVN
          Mededelingen. Het betreft het voormalige Verbond Recht en
        Orde – en zijn leider - één van de vele neo-Dinaso-bewegingen
        die aanvang de jaren ’60 van de vorige eeuw actief waren. De
        daarbij gebruikte archiefstukken behoren tot het binnen het
        Studiecentrum Joris van Severen verzamelde materiaal dat
        overgedragen werd aan het ADVN.
Ten geleide Jaarboek 27 (2024)
Met deze
        aflevering zijn we aan het 28e Jaarboek Joris van Severen
        toe. We brengen andermaal een ruime verscheidenheid aan
        bijdragen die op een of andere wijze inzoomen op de ondertitel
        van deze reeks: Joris van Severen, zijn persoon, zijn
          ideeën, zijn invloed en zijn werk.
Vooreerst rondt
          Romain Vanlandschoot met De Sisyphus-arbeid
                    van Joris van Severen zijn verfijnde biografie
            over Van Severen af met de periode 26 mei 1929 – 6 oktober
            1931, zijnde de periode direct voorafgaand aan de stichting
            van het Verdinaso. Daarbij komt ook de kritiek van o.m.
            Hendrik Elias op Van Severens evolutie richting fascisme
            volop aan bod. Tien jaar later, aan de vooravond van de
            Tweede Wereldoorlog, zag het ideologische plaatje er
            helemaal anders uit: de tegenstrevers uit het
            Vlaams-nationalistische kamp beleden toen al lang het
            nationaal-solidarisme, dat ze even later gedachtenloos (?)
            zouden omruilen voor de ersatz van het nationaalsocialisme.
            
In A.Th.L.M. Mertens, van Dinaso-student
              tot rector magnificus besteedt Ruud
          Bruijns uitgebreid aandacht aan de levensloop van deze
        Noord-Nederlandse Dinaso en zijn wel merkwaardig te noemen
        levensloop. Eens temeer blijkt daaruit hoezeer het
        Verdinaso-Nederland vooral in intellektuele kringen bijval en
        navolging vond.
In zijn essay
        over het maandblad Delta, verderop in dit jaarboek,
        besteedt Hans Nelis uitgebreid aandacht aan de Dietse
        Rijksgedachte zoals deze door het vernoemde maanblad uitgedragen
        werd. In de tijd eraan voorafgaand bestond er, al evenzeer als
        neo-Dinaso-initiatief, de Dietse
              Rijksorde Joris van Severen, waarover Luc
          Pauwels de sluiter oplicht. Slechts weinigen hadden weet
        van haar bestaan, behalve de auteur, die er destijds lid van
        was.
Hans Nelis brengt in “Joris
                van Severen taai in ere gehouden”. De
                Werkgroep/Werkgemeenschap ’Delta’ – ‘De Lage Landen’
          andermaal
          een overzichtsgeschiedenis van een als neo-Dinaso te
          kwalificeren initiatief, met name het tijdschrift Delta.
In Motieven maandschrift
              ‘Delta’ doorheen de jaren poogt Maurits Cailliau tot een synthese te komen
          van wat in Delta maat- en normgevend was doorheen de
          lange geschiedenis van dit tijdschrift.
In Een onbekend beeldhouwwerk van Antoon van
              Parys besteedt Maurits Cailliau aandacht
        aan een merkwaardig beeldhouwwerk van de succesvolle beeldhouwer
        uit Deinze: een ‘kop’ die onmiskenbaar doet denken aan Joris van
        Severen, alhoewel d beeldhouwer het de naam ‘Mannenkop met
          uil’ gaf.
Maurits Bilcke
        sluit het jaarboek af met zijn gedicht 49
              jaar Nadien. Een beklijvend getuigenis van
        een oud-Dinaso en veelzijdig kunstenaar, opgedragen aan Jef
        Werkers.
      
      

Sjors
              Remmerswaal
Het boek is een
        degelijke weergave van het leven van nationalistisch politicus
        Arnold Meijer, zonder veel in te gaan op zijn ideologische
        ontwikkelingen, een tour langs persoonlijke levensfasen. Een
        evenwichtige poging met een zekere distantie, waardoor er
        nauwelijks eigentijdse meningen vallen die een dergelijke
        beschrijving geweld aan zouden doen, zoals soms bij biografieën
        van controversiële personen het geval is. Vanwege de aard van de
        opzet is weinig meegenomen van de interactie of ideologische
        verschillen tussen de politieke formaties in de periode dat
        Meijer zelf als voorman van een fascistische beweging actief
        was. Hoe in de toenmalige katholieke zuil werd aangekeken tegen
        Meijer en zijn fascistische organisatie en opvattingen blijft
        grotendeels in het ongewisse, hiervoor zal men zich moeten
        wenden tot de bestaande literatuur.  
Vorming
Zijn achtergrond
        en eerste stappen in het jongvolwassen leven zijn van grote
        invloed op latere politiek-maatschappelijke keuzes. Opgegroeid
        in een welgestelde, rooms-katholieke boerenfamilie verhuisde
        Meijer in september 1926 naar het Groot-Seminarie Warmond, waar
        toen de priesters van het Bisdom Haarlem werden opgeleid. Op het
        seminarie ontwaakte Meijers belangstelling voor politiek,
        vermoedelijk ook de wens van Meijer een leidende rol te spelen.
        De studenten kregen op het seminarie voortdurend te horen dat
        zij de elite van de kerk zouden vormen, voorbestemd om leiding
        te geven aan gelovigen bij wie geen twijfel mocht rijzen over
        hetgeen naar voren werd gebracht. Er werd in zijn familie hoog
        tegen de priesterstudent opgezien. 
Meijer had veel
        interesse in toneel en literatuur, met name ging de
        belangstelling uit naar katholieke schrijvers in Nederland,
        België en Frankrijk. Vanuit de behoefte zijn ideeën met anderen
        te delen correspondeerde hij over Franse literatuur en de Action
        Française. In zijn studie naar het bolsjewisme, maar door het
        lezen van allerlei geschriften, raakte hij steeds meer in de ban
        van het fascisme, in de jaren twintig en dertig een opkomende
        politieke stroming met antwoorden op de tekortkomingen van de
        parlementaire democratie. Later heeft met name de literaire
        zoektocht ervoor gezorgd dat hij door onder druk van de praeses
        (de overste van de katholieke priesteropleiding), zijn studies
        aldaar moest stopzeten.
Buiten de
        seminarie zocht hij contact met de Brabantse priester Wouter
        Lutkie, die hij van zijn geschriften kende. Een sociaal bewogen
        katholiek wiens dagen grotendeels waren gevuld met het redigeren
        en schrijven van artikels en een van de bekendste voorvechters
        van het fascisme in Nederland. Meijer kon hem openhartig zijn
        politieke ideeën voorleggen. Een andere priester bij wie hij
        gedurende zijn studententijd op het seminarie geestelijk steun
        zocht was de Rijpweterings pastoor Thomas Kwakman, diens
        opvattingen waren doorspekt met kritiek en afwijzing van de
        parlementaire democratie. 
Contact met Dinaso’s
Als gevolg van
        Meijers positieve analyses van het opkomende fascisme werd hij
        als eerste lid van de Nationale Unie, een rechtse
        anti-democratische beweging. Om vervolgens betroken te raken bij
        het Algemeen Nederlandsche Fascisten Bond en daar al snel
        voorman van de afdelingen in het zuiden van het land te worden.
        Deze afdelingen splitste de gedreven Meijer al snel af om
        vervolgens zijn eigen organisatie te stichten, het Zwart Front,
        een revolutionaire, fascistische beweging, die in de jaren van
        bestaan vooral een rellerig en plebejisch karakter had. Waardoor
        hij regelmatig voor de rechter moest verschijnen. Vanaf begin
        1940 werd de organisatie omgedoopt tot Nationaal Front, met als
        doel meer verbreding, ze zou uiteindelijk door de Duitse
        bezetter verboden worden.
Vanaf 1934
        correspondeerde Meijer met mensen uit de Vlaams-nationale
        beweging. Die contacten kwamen voor een groot deel voort uit
        zijn sympathie voor een Groot-Nederland, dus de hereniging van
        Vlaanderen en Nederland. Veel substantieel contact was er niet
        met leden van het Verdinaso. Meijer had een persoonlijk aversie
        tegen Joris van Severen en hij zag hem als een concurrent, omdat
        hijzelf de leider van Groot-Nederland wilde worden en Van
        Severen van Dietsland. 
In de publicaties
        van Zwart Front en Verdinaso schilderden beide organisaties
        elkaar regelmatig negatief af. Het zou dan ook nooit tot
        samenwerking komen tussen beide bewegingen, laat staan tot een
        fusie. Wel werden er vanaf 1 juli 1939 gesprekken gevoerd tussen
        Meijer en Ernst Voorhoeve, de voorman van de Nederlandse
        afdeling van het Verdinaso, maar die verliepen slecht. Meijer
        was het niet eens met het voorgestelde directorium of
        driemanschap, hij wilde eenhoofdige leiding met zichzelf aan de
        top. Dit leidde tot een ruzie met Voorhoeve, waarna Meijer er
        geen zin meer in had. Uiteindelijk fuseerde Dinaso Nederland met
        de Nederlandsche Volkspartij in 1939 en ging al snel daarna op
        in de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB). 
Ideeëngang 
Welke
        ideologische zoektochten heeft Arnold Meier ondernomen, van
        katholieke boerenzoon, via het fascisme en Nederlands
        nationalisme. Een eerste blik in zijn interesses komt naar voren
        door onenigheden op het seminarium waaruit duidelijk wordt dat
        Meijer bundels bezat als Sine Nomine van J. Engelman, ’t
          Mes van E. Michel, Kruistochten van A. Donder,
        Westersche Nachten van T. de Vries en Het Vaderland
        van G. Wijdeveld.
Hieruit blijkt
        interesse voor het toenmalige literaire en intellectuele leven,
        waar vanuit de katholieke hoek opstandige, jonge schrijvers
        zoals Michel en Wijdeveld kritiek leverden op de gezapig en
        oppervlakkigheid van het rijke roomse leven en de katholieke
        instellingen. In deze literaire stroming gingen jonge katholieke
        schrijvers het debat aan met hun seculaire generatiegenoten, op
        dat moment in het streng verzuilde Nederland een bijzonderheid
        en een ontwikkeling die de kerkelijke autoriteiten niet wensten,
        zoals wel bleek uit het conflict dat ontstond tussen Meijer en
        praeses op het seminarie vanwege het lezen van deze schrijvers.
Uit
        briefwisselingen met Lutkie valt bij Meijer de interesse te
        ontwaren voor allerlei meer politieke geschriften, zoals de Cahiers
        Leon Bloy, Restauration Francaise van A. Blanc de Saint
        Bonnet, das Nachrichtenblatt über die faschistischen
          Korporationen van de Italiaanse overheid en Lutkies blad Aristo.
        Zijn politieke ideeën blijken hierbij aan te sluiten, namelijk
        de krachteloosheid van democratie en de nefaste
        gelijkheidsgedachte van het socialisme en het liberalisme
        waarmee de afstand tussen de verschillende sociale groepen wordt
        vergroot. Meijer wenste een grotere rol voor de godsdienst en
        een autoritair geleide democratie, met een samengaan van
        Nederland en Vlaanderen in een Groot-Nederland. Joden zouden
        worden gescheiden van Nederlanders en een kleinere rol krijgen
        door hen gastrecht aan te bieden.
Leiderschap
Kaderleden van
        het Zwart Front prezen Meijers beginselvastheid, daarbij bleef
        hij altijd veel waarden aan ideologie hechten en weigerde water
        bij de wijn te doen, iets dat ook veel mensen juist afstootte.
        Hij wordt verder gekarakteriseerd als een sterke
        persoonlijkheid, een sociaal en rechtvaardig mens, met een
        flinke dosis humor, bescheidenheid en mild in beoordelen van
        zijn medemensen. 
Gezien het gebrek
        aan succes van de politieke bewegingen het Zwart Front en het
        National Front, beiden zouden altijd in de marge van de politiek
        blijven en zelfs klein ten opzichte van de veel grotere NSB, is
        het wel duidelijk dat Arnold Meijer als leider niet is geslaagd.
        Dit ondanks het in dienst stellen van zijn leven voor zijn
        fascistische overtuiging, welke hij tot het einde van zijn leven
        behield, maar hem bij lange na niet de volgelingen opleverde om
        veranderingen te bewerkstellen. 
Een zeker
        obstakel was wel dat Meijer zichzelf als de uitverkoren leider
        zag, niemand naast zich duldde en daarom alle mogelijke fusies
        met andere groeperingen mislukten. Ook hield hij binnen zijn
        eigen organisaties overal de vinger aan de pols en hij was veel
        te veel met de kleinere aangelegenheden bezig. Deze werkwijze
        heeft hem na zijn politieke carrière wel succes opgeleverd toen
        hij als ondernemer een hotel en bungalowpark uit de grond
        stampte, een bedrijf dat tot op de dag van vandaag nog bestaat.
In het boek komt
        Arnold Meijer naar voren als een idealist, gegrepen door de
        fascistische politieke stroming in een chaotische tijd van het
        interbellum in Europa, met welke ideeën hij hoopte ‘alles voor
        het vaderland’ ten goede te veranderen, uiteindelijk met een
        zeer pover resultaat.
__________________
N.a.v. André van Noort,‘Storm op den Staat!’ Arnold Meijer
              (1905-1965). Uitgeverij Verloren, 257
        bladzijden, € 25,-, isbn 9789464550221
      
      
        
Hans Nelis
Een netwerker is
        iemand die “contacten legt en onderhoudt”. In het Liber
          amicorum komt Maurits Cailliau naar voren als iemand die
        aan deze omschrijving beantwoordt. Tijdens mijn onderzoek ter
        voorbereiding van de essays over de Dietse
          Solidaristische Beweging (DSB) (Jaarboek 26) en de
        Solidaristische
          Beweging (SB) (Jaarboek 27), stootte ik in het
        ADVN op enkele brieven die aantonen dat Maurits contact had met
        de (D)SB voorman Maarten van Nierop en hem via zijn netwerk een
        belangrijke dienst bewees. Maurits had Van Nierop voor het eerst
        ontmoet op een Joris van Severen-herdenking in mei 1972. Ze
        hadden “een haastig gesprek” gehad maar verder contact
        was nadien niet meer onderhouden. Twee jaar later, op 15
        december 1974, ontving Michel Nyckees, de penningmeester van de
        DSB, vanuit Duitsland van Maurits een interessant document: een
        (in het Duits opgesteld) Solidaristisch Manifest1
        dat uitging van de Aktion Neue Rechte (ANB).2
        De ANB was een afsplitsing van de NPD, de Nationaldemokratische
          Partei Deutschlands, en bestond van 1972 tot 1974. Op 7
        januari 1974 stuurde Maarten van Nierop een bedankingsbrief aan
        Maurits. Van Nierop was zelf een groot netwerker die
        koortsachtig zocht naar verenigingen van gelijkgezinden (op
        solidaristische basis) in Europa. De DSB onderhield nauwe
        contacten met het Mouvement
          Solidariste Français maar Van Nierop had “tot dusver
          vruchteloos naar het bestaan van een geestverwante groep in
          Duitsland gezocht”. Hij was uiteraard benieuwd via welk
        netwerk Maurits dit voor hem klaar gespeeld had. Die antwoordde
        prompt, op 9 Januari 1974:
“Hoe ik aan
          dat Duitstalig Solidaristisch Manifest kwam is gauw verteld.
          In de tijd van het Blauwvoetjeugdverbond hadden wij regelmatig
          contact met de Bund Heimattreuer Jugend. Uit die contacten
          zijn wederzijds vriendschapsbanden gegroeid. Een vriend van
          mij heeft zo contact behouden met Ulrich Behrenz (uit
          Hamburg). Door een toevallige samenloop van omstandigheden heb
          ik Behrenz niet ontmoet. Achteraf kreeg ik evenwel inzage in
          de documentatie die hij achtergelaten heeft. Daaronder het
          Manifest.” 
Een staaltje van
        netwerking in een tijd toen digitale toepassingen nog niet
        bestonden! Dat die netwerking verliep via het kanaal van de
        Dietse jeugdbeweging zal bij de lezers van het Liber
          amicorum geen verwondering wekken…
Dat ook de DSB in
        Maurits’ netwerk een plaats(je) had is eveneens interessant. In
        1972, was er wel degelijk een vervolg op de ontmoeting
        Cailliau-Van Nierop geweest:
“Wel heb ik dat
          jaar bezoek gekregen van Jacques uit Roeselare (zijn
          familienaam ontsnapt me momenteel).”3 Bij die
        gelegenheid moet er wellicht overleg geweest zijn over een
        mogelijke toetreding van Maurits tot de DSB. Maurits hield de
        boot echter af: “Ik meen hem toen uiteengezet te hebben dat
          een intensieve inzet voor mij momenteel niet in aanmerking kan
          komen, t.g. vooral van onze gezinssituatie (mijn kinderen zijn
          4, 3 en anderhalf jaar oud) en bijkomend t.g.v. praktische
          omstandigheden (ik beschik bv. over geen ander vervoermiddel
          dan m’n fiets).”
Er was echter nog
        een andere reden waarom Maurits aan de zijlijn bleef:
“Sedert ons
          (inderdaad te kort) gesprek (met MvN) destijds ben ik
          trouwens zowat bij de concurrentie beland: het ‘Solidaristisch
          Verbond’ (SV) van formateur Arthur Raman.”
De ironie hierbij
        is dat Raman in 1974 het hele jaar door verwoede pogingen deed
        om tot een vereniging te komen van ‘alle’ solidaristen, met in
        de eerste plaats…de DSB van Maarten van Nierop! In dat jaar
        publiceerde Maurits twee artikelen (Jeugdproblematiek, Jeugd
          en Kontestatie) in De Solidarist (het strijdblad
        van het SV) en behoorde hij tot het SV-kader (hij was lid van
        het Directorium).
        Op het SV-congres van 2 maart 1974 in Gent was er een voordracht
        gepland van Maurits onder de titel ‘Jeugdproblematiek’
        maar die werd uiteindelijk gegeven door Dr. O. Pauwelyn
        (blijkens de brief aan Van Nierop was Maurits via deze
        stadsgenoot van hem bij het SV betrokken geraakt). In december
        1974 versmolt het SV uiteindelijk met de DSB, met vorming van de
        SB. Of Maurits na die datum nog lid van de SB gebleven is heeft
        hij me tijdens onze gesprekken niet verteld. Vanaf januari 1975
        ben ik zijn naam in ieder geval niet meer in De Solidarist
        tegengekomen. Zat Maarten van Nierop dan toch niet vast
        verankerd in Maurits’ netwerk (of in zijn hart)? En vice
          versa?
___________________________
1 De Duitstalige
        tekst van dit Manifest werd opgenomen in de Nieuwsbrief
          Joris van Severen 2011/2, p. 15-18.
2 https://de.wikipedia.org/wiki/Aktion_Neue_Rechte_(Deutschland)
3 J.B.  Jacques (Jaak) was één
        van de personen die getuigd hebben bij de voorbereiding van   mijn stuk over de
        DSB in het Jaarboek 26.
Tekst QR-scan
              aan de gedenkplaat aan het Cruyce van Bourgonje te Brugge
Ter
            hoogte van het voormalige woonhuis van Joris van Severen in
            de Wollestraat te Brugge, bevindt zich de gedenkplaat
            herinnerend aan de vier Brugse slachtoffers van het
            ‘Bloedbad van Abbeville’ van 20 mei 1940.
Sinds
            kort werd deze gedenkplaat aangevuld met een QR-code die in
            vier talen – het Nederlands, Frans Duits en Engels –
            toelichting verschaft bij het gebeuren waarnaar de
            gedenkplaat memoreert. In de vier talen gebeurt dit middels
            onderstaande tekst:
Arrestaties 
Op 10 mei 1940
          begon voor ons land de Tweede Wereldoorlog. De overheid liet
          meteen een aantal mensen interneren, die ze op
          proscriptielijsten als staatsgevaarlijk genoteerd had. Ook in
          Brugge arresteerde de politie 78 mensen. De arrestanten werden
          zonder enige verantwoording in de stadsgevangenis van het
          Pandreitje opgesloten. Van daaruit werden ze op 15 mei op
          transport gezet naar Duinkerke, Béthune en verder naar
          Abbeville, waar ze op 19 mei aan Franse militairen
          overgedragen werden. De Fransen wisten niet beter dan dat het
          om collaborateurs ging, leden van een vijfde colonne die de
          Duitsers bij hun militaire inval ondersteunden. De Fransen
          sloten de gevangenen op in de kelder van een muziekkiosk.
Op 20 mei 1940
          stond het Duitse leger op het punt Abbeville in te nemen.
          Enkele militairen wilden verhinderen dat de gevangenen door de
          Duitsers bevrijd werden. In groepjes van vier haalden ze de
          arrestanten uit de kelder en schoten hen dood. De executies
          gingen door tot de Franse luitenant Leclabart tussenbeide kwam
          en een einde maakte aan het bloedbad. De moordpartij in
          Abbeville kostte uiteindelijk het leven aan 21 mensen.
Vier Brugse slachtoffers '
Onder de 21
          slachtoffers waren er vier Bruggelingen:
Louis
            Caestecker was op 21 juli
          1912 in Brugge geboren. De jonge loodgieter was niet politiek
          actief, maar had een vriend die communist was. Louis werd
          ervan verdacht ook sympathie te hebben voor de Sovjetunie -in
          die dagen een bondgenoot van nazi-Duitsland. Dat bracht Louis
          op de proscriptielijst De politie kwam hem op 10 mei
          arresteren, maar hij was niet thuis. Op aanraden van zijn
          moeder, ging Louis zich later op die dag zelf aangeven: hij
          had helemaal niets te verbergen. Hij werd opgesloten en samen
          met 77 anderen naar Frankrijk gedeporteerd, om er in Abbeville
          doodgeschoten te worden.
Maria
            Ceuterick werd geboren
          in Gent op 6 augustus 1879. Haar dochter was getrouwd met de
          Nederlandse architect Ernst Warris, die als protestantse
          Nederlander in het katholieke Brugge weinig sympathie
          verwierf. Op 10 mei was Ernst Warris in Rotterdam op
          ziekenbezoek bij zijn moeder. Zijn gezin - schoonmoeder, vrouw
          en dochter - bleef in Brugge achter. Toen de politie Ernst
          Warris kwam arresteren, vonden ze hem niet thuis; ze pakte dan
          maar de drie vrouwen op en zette hen gevangen, eerst in het
          politiecommissariaat in de Hoogstraat en dan in het
          Pandreitje. Ook zij werden enkele dagen later op transport
          gezet naar Abbeville. Moeder en dochter ontsnapten aan de
          dood, maar Maria Ceuterick werd uit de kelder gesleept, met
          bajonetsteken neergestoken en met geweerkolven de schedel
          ingeslagen. Ze was 60 jaar.
Jan Ryckoort werd geboren
          te Harelbeke op 1 september 1889. Hij was gehuwd en vader van
          twee kinderen. Deze kunstschilder fungeerde als
          privésecretaris van Joris van Severen. Hij werd samen met van
          Severen op transport gezet naar Abbeville. Als hij er van
          Severen volgt om met de Franse militairen te onderhandelen,
          wordt hij samen met hem doodgeschoten.
Joris van
            Severen was geboren in
          Wakken op 19juni 1894 en was één van de leiders van de
          Frontbeweging tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hij werd na de
          oorlog volksvertegenwoordiger voor de Frontpartij, maar keerde
          de parlementaire democratie de rug toe en stichtte begin jaren
          '30 het Verdinaso (Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen),
          een politieke beweging die een Nieuwe Orde voorstond. Toch gaf
          Joris van Severen aan dat hij met zijn Verdinaso de koning en
          het land in het verzet tegen de Duitsers zou volgen. Binnen de
          schoot van de regering Pierlot bestond daarom onenigheid of
          Van Severen wel geïnterneerd moest worden, maar voordat iemand
          tussenbeide kon komen was het konvooi al op weg naar
          Abbeville. Daar probeerde hij samen met zijn secretaris Jan
          Ryckoort op de Franse militairen in te praten en hen te
          overtuigen van de onschuld van de gevangenen, maar dat mocht
          niet baten: beiden werden standrechtelijk geëxecuteerd. `
Epiloog
Na de
          tussenkomst van luitenant Leclabart werden de gevangenen uit
          de kiosk gehaald en opnieuw op transport gezet, deze keer
          richting Rouen, waar ze tot na de wapenstilstand van juni 1940
          bleven. Op 21 mei 1940 kwam het Duitse leger in Abbeville aan.
          Ze vonden er aan de kiosk de lijken van de vermoorde
          gevangenen en lieten hen begraven op het stedelijke kerkhof.
          De Duitse militaire justitie opende meteen een onderzoek -
          onder de slachtoffers bevonden zich vier Duitsers, van wie één
          een agent van de Abwehr, de Duitse inlichtingendienst. De
          verantwoordelijke Franse militairen, luitenant Caron en
          sergeant Mollet werden in 1942 door een militaire rechtbank
          ter dood veroordeeld en terechtgesteld. Kapitein Dingeon, die
          het bevel voor de executies gegeven had, was al in 1941 in
          Vichy-Frankrijk om het leven gekomen.
In 1978 erkende
          de Belgische overheid de doden van Abbeville als
          oorlogsslachtoffers. De stoffelijke resten van Louis
          Caestecker en Maria Ceuterick werden vanuit Abbeville naar De
          Panne overgebracht en er bijgezet op het militaire kerkhof. De
          erven Van Severen en Ryckoort pasten hiervoor: Jan Ryckoort en
          Joris van Severen kregen in de jaren 1950 een praalgraf in
          Abbeville, waar ze nog altijd rusten.
        
      
Tom Cobbaert
Een jaar geleden,
        op 25 juni 2022, werd het Studiecentrum Joris van Severen
        ontbonden en de werking ervan overgenomen door de tot Joris van
        Severen Instituut vervelde Stichting Joris van Severen. Het
        Studiecentrum, in juli 1996 opgericht als één van de opvolgers
        van het Nationaal Studie- en Documentatiecentrum Joris van
        Severen (NSDC), had tot doel de studie rond de persoon en het
        werk van de Verdinaso-leider te bevorderen door middel van
        colloquia en jaarboeken.
Het Studiecentrum
        verzamelde zelf geen collectie, maar beheerde wel een kopie van
        de NSDC-collectie. Met behulp van dit schaduwarchief konden
        onderzoekers het Van Severen-archief blijven raadplegen in
        afwachting van de inventarisatie door het Universiteitsarchief
        van de KUL Leuven, aan wie de collectie in de jaren 1990 werd
        toevertrouwd.
Kort na de
        ontbinding van het Studiecentrum besloot secretaris Maurits
        Cailliau het schaduwarchief in het advn onder te brengen
        en bezorgde als 'toemaatje' één van de laatste giften aan het
        Studiecentrum.
In het kleine
        pakket zat een bonte verzameling van documenten, foto's en
        voorwerpen die, zo bleek al snel, ooit in het bezit waren van
        Armand Wijckmans, de beruchte leider van het rechts-radicale
        Verbond Recht en Orde.
Wijckmans werd op
        17 maart 1937 geboren in Duisburg en groeide op in Berchem. Als
        jongvolwassene was hij achtereenvolgens actief als jeugdleider
        bij een plaatselijke groep van ksa Jong-Vlaanderen,
        het Cyriel Verschaeve-vendel (1956-1957) van het adjv (Algemeen Diets
        Jeugdverbond), het Herman van den Reeck-vendel (1958-1959) en
        het Sint-]orís-vendel van het Blauwvoetjeugdverbond (bjv), zijnde de
        opvolger van het adjv.
        
De leidersdrang
        van Wijckmans, de daaruit volgende conflicten en de invloed van
        het Joris van Severen Komitee van oud-dinaso Roger Liefooghe
        resulteerden in het voorjaar van 1960 tot de afscheuring van het
        Sint-Joris-vendel uit het bjv.
        Het vendel herdoopte zich tussen april 1960 en januari 1961
        achtereenvolgens tot Nederlands Nationale Jeugdbeweging,
        Nederlands jeugdverbond, Jongerengemeenschap Joris van Severen,
        Jongerenverbond Recht en Orde en uiteindelijk Verbond Recht en
        Orde (vro). Het vro was uitgesproken
        heel-Nederlands en solidaristisch en behoorde via het Komitee
        tot de invloedsfeer van de Waalse Verdinaso-leider Louis
        Gueuning en zijn Organisatie voor Algemeen Welzijn (oaw).
Het
        belangrijkste document van de bundel, het persoonlijk
        'Dienstboek' van Wijckmans, documenteert in detail de beginjaren
        van het vro (april
        1960 tot april 1963) en vooral de praktische organisatie van het
        Verbond. Uit dezelfde jaren dateren zijn citatenboekje,
        persoonlijke lidkaart, leidersband en foto's van de begrafenis
        van Jan Maes (1890-1962). 
Jan Maes
          (1890-1962) in DMO-uniform
Die laatste was
        een veelvoudig gedecoreerd oud-strijder van de Eerste
        Wereldoorlog, vendelleider en inspecteur van de Dinaso
        Militanten Orde (dmo)
        en vanaf 1961 lid van de leiding van het vro. Na het overlijden
        van Maes in april 1962 ontving Wijckmans een aantal van zijn
        persoonlijke documenten onder meer een gesigneerde portretfoto
        van Maes (5) en diens lidboekjes van het Verdinaso, het Verbond
        van Dinaso Corporaties en het Genootschap Joris van Severen.
De jaren
        1964-1966, een voor het vro
        woelige periode, zijn daarentegen niet vertegenwoordigd in het
        pakket. In 1964 kwam het tot een (eerste) breuk tussen Wijckmans
        en de groep Gueuning, waarbij een groep rond Vik Eggermont de
        Werkgroep Delta oprichtte en zich afscheurde. Het restant van
        het Verbond sloot zich vervolgens aan bij de Beweging voor de
        Verenigde Staten van Europa (bvse) van Walter
        Kunnen. De persoonlijkheid van Wijckmans zorgde echter ook hier
        voor wrijving en in het najaar van 1966 stond het vro opnieuw op eigen
        benen.
Wijckmans greep
        die herwonnen zelfstandigheid aan om contacten te leggen met de
        nieuw-rechtse groepen Aktiecentrum Delta en het Centre des
        Etudiants Nationaux (cen)
        rond het tijdschrift Revolution Européene. Dit
        resulteerde in een gezamenlijke studiedag in de Abdij van Postel
        (9 april 1967), waaraan ook de werkgroep ‘Point n'est besoin’
        van Herman Jansseune en de Aktiegroepen Democratisch Solidarisme
        (ads) van Joos
        Somers deelnamen, en een nationale kaderdag in Antwerpen (24
        september 1967).
Op 9 april 1967
          werd verzamelen geblazen aan het graf van Jan Maes op het
          kerkhof van Postel, waar aantraden: het Verbond Recht en Orde,
          het Actiecentrum Delta en de groepen aangesloten bij
          Révolution Européenne, met hun respectievelijke vaandels

V.l.n.r.:
          Armand Wijckmans, Marten van Nierop en Tuur de Bruyn
Van beide
        gebeurtenissen zitten er telkens een dozijn foto's in het
        pakket, zoals een foto van de vaandrigs van vro (met de officieuze
        Benelux-vlag), cen
        en het Aktiecentrum Delta bij een hulde aan het graf van Jan
        Maes in Postel en een foto van het slotmoment van de kaderdag
        met een redevoering van de Rupelse vro-leider Jan van
        Landeghem aan het monument De Buildrager.
In die periode
        slaagde het vro er
        bovendien in om meerdere lokale afdelingen op te zetten, een
        militantengroep met de naam Studenten- en Arbeidersfront (saf) en een Nederlandse
        tak Aktiecentrum Benelux. Die groei uitte zich ook in actievere
        propaganda, wat in deze verzameling wordt geïllustreerd door een
        pamflet (8) en een drukcliché met de 'Dietse Leeuw'. 

Lidkaart
          Verbond Recht en Orde
Dit relatief
        succes kon echter de ondergang van het vro niet verhinderen.
Een foto uit
        september 1970 toont de drie hoofdrolspelers van het einde van
        het Verbond. Na nieuwe spanningen rond de figuur van Wijckmans  werd hij in augustus
        1969 opzij geschoven en vervangen door zijn secretaris Tuur de
        Bruyn. Meteen daarna slorpte de pas opgerichte Dietse
        Solidaristische Beweging (dsb)
        van Maarten van Nierop (midden) het zieltogende vro op.
De omstreden
        Wijckmans droeg, zoals op de foto te zien is, nog altijd het
        uniform van de dsb,
        maar verdween in de daaropvolgende jaren van het toneel. Hij
        bekeerde zich tot de mormonenkerk, verhuisde naar de Verenigde
        Staten en werd er pastor. Bij zijn oversteek naar Amerika liet
        Wijckmans wel een aantal stukken na die via verschillende
        tussenstations uiteindelijk in de collectie van het advn terecht zijn
        gekomen en bijdragen aan de illustratie van de woelige
        geschiedenis van het vro.
_______________
Bronnen bij deze
          bijdrage:
Archief Studiecentrum
        Joris van Severen (AC1174); M. Cailliau & R. Nauwelaerts, Oranje
          Dassen doorgelicht, Ieper, 2018; J. Creve, Verbond Recht
        en Orde, 2023 op https//nevb.be; Ba, De Wever, ‘De schaduw van
        de leider, Joris van Severen en het naoorlogs
        Vlaams-nationalisme (1945-1970’), in: Belgisch Tijdschrift
          voor Nieuwste Geschiedenis, jg, 31, 2001, nr. 1-2, pp.
        177-252; lnzage-dossier AIVD Verbond Recht en Orde, geraadpleegd
        op 30 mei 2023, op:
https://www.inlichtingendienstennl/groepen/vro; E.
        Verhoeyen, ‘L'extrême-droite en Belgique. lll. Les
        mouvements solidaristes, in: Courrier hebdomodoire du CR/SP,
        nr. 715-716; E. Verhoeyen & F. Uytterhaegen, De kreeft
          met de zwarte scharen, Gent, 1981. Tekst overgenomen uit advn-Mededelingen
        80, pp. 3-5.
PS: Abonneren op de
        ADVN-Mededelingen kan gratis mits eenvoudig verzoek via aanvraag
        bij: info@adnv.be 
Karel Luyckx (Deurne 9.2.1942
        – Zeebrugge 3.10.2023) bleef de nationalisten en identitaire
        bewegingen steunen waar hij kon. In de zeventiger jaren
        engageerde Karel zich in de neo-dinaso beweging DSB van Maarten
        van Nierop. Hij werd er militantenleider. Karel had een grote
        bewondering voor Joris van Severen en het Verdinaso. Niet alleen
        omwille van de orde, stijl en discipline die er van uitgingen
        maar vooral omdat de finaliteit van de Vlaamse Beweging in een
        groter geheel, de Verenigde Nederlanden, werd gesitueerd. Het
        Dinaso-embleem sierde z’n overlijdensbericht.(Luc Vermeulen)
Het
            verschil tussen de mens en de beschaving:
Bij
            de mens gaat de dood de ontbinding vooraf
Bij
            de beschaving gaat de ontbinding de dood vooraf
In deze rubriek
          verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties
          waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden.
          We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder
          daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers,
          met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek
          'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages
          toe te sturen.
Koenraad Tinel
“Vader Tinel was een gedecoreerde
        veteraan uit de Eerste Wereldoorlog, die in de jaren dertig in
        de ban kwam van het ‘edelfascisme’ van Joris van Severen en zijn
        Verbond van Dietse Nationaalsolidaristenn (Verdinaso). ‘Van
        Severen’, schrijft Tinel, ‘was een vriend aan huis, er hingen
        overal foto’s van hem. Hij maakte mijn moeder het hof: “Tu
          est la femme de ma vie.” De roddel ging rond dat ik een
        zoon van Van Severen was.’”
______________________
Bron:
        Knack, 4 oktober 2023, p. 94.
Bernt van de Winckel
In het artikel Jeugdfront
          en de conservatieve Revolutie, door Bernt van de Winckel
        in TeKoS 191/2023, komen Joris van Severen en het
        Verdinaso regelmatig voorbij. Teveel en doorheen heel het
        artikel, om in deze ‘sprokkels’ mee te nemen in een Nieuwsbrief.
        Wellicht komen we in ’n volgend nummer hierop terug.
L’Égrégore
In het
        Franstalige tijdschrift  L’Égrégore
        verscheen recent, van de hand van Ruud Bruijns, een ingekorte
        versie van zijn jaarboekbijdrage ‘Joris van Severen en Pierre
        Nothomb’ (Jaarboek Joris van Severen 24 (2020), pp.
        71-94). Onder de titel ‘Pierre Nothomb et Joris van Severen’
        wordt dieper ingegaan op hun vriendschap en de daaruit
        voortspruitende samenwerking.
        Het tijdschrift L'Égrégore, uitgebracht onder Cahiers
          Fondation Pierre Nothomb, komt jaarlijks uit en bevat
        bespiegelingen over aspecten van het leven van Pierre Nothomb,
        de Ardennen/Luxemburg, en de Europese cultuur in het algemeen.
Kort
              Manifest
In Kort Manifest, het
        tijdschrift van het Vormingsinstituut Wies Moens, (nr. 286, pp.
        11-12) besprak Edwin Truyens opvallend positief het Jaarboek
          Joris van Severen 27 (2014). Zijn slotzin is het aanhalen
        waard: “Al bij al een uitermate interessant jaarboek.”