> nieuwsbrief  JORIS VAN SEVEREN > JAAR 2023 - NR.2

Inhoud


Mededelingen


  

 

Kaftillustratie: Bij het informatiecentrum Identiteit werd affiche afgebeeld op voorkant binnengebracht. We zijn op zoek naar de ontwerper van deze affiche. Afgaand op het uniform vermoedelijk ontworpen voor 1934.

 

Hernieuwen ledenbijdrage voor 2023

Even herinneren. De jaarwisseling heeft zich inmiddels voltrokken – en het hernieuwen van de ledenbijdragen voor 2023 verliep naar wens. Wie dit tot nog toe naliet kan dit alsnog doen. Dankzij een zuinig beheer blijft het ons mogelijk om, niettegenstaande alweer gestegen druk- en portkosten, de minimumbijdrage te behouden op 29 €. In ruil daarvoor verzekeren we u de stipte toezending van het nieuwe Jaarboek Joris van Severen – het 27e al – in de meimaand en van de vier nummers van ons kwartaalblad Nieuwsbrief Joris van Severen. Vanaf het bedrag van 35 € boeken we u met dank als steunend lid. Vereffening graag via onze rekening BE29 4650 2267 2164 op naam van het Joris van Severen Instituut, Izegem.

 

Beste vrienden, kennissen en volgers van Maurits Cailliau

Dit najaar komt het Liber Amicorum voor Maurits Cailliau uit. Het is een selectie van beschrijvingen, interviews, gedichten en herinneringen aan Maurits Cailliau en zijn betekenis voor de Vlaamse en Heel-Nederlandse beweging. U kunt deelgenoot worden aan deze hulde door een voorintekening op het boek. De lijst van voorintekenaars wordt opgenomen in het boek. U kunt voorintekenen voor dit hardback boek door voor 30 juni 2023 het bedrag van 28 Euro (inclusief verzendingskosten) over te maken op bankrekening BE29 4650 2267 2164 (Joris van Severen Instituut) onder vermelding van LA MC en uw naam. Intekenaars worden uitgenodigd op de boekvoorstelling en viering van Maurits Cailliau. Met vriendelijke groet, Ruud Bruyns, Wido Bourel, Bert Dekeyzer

 

Beknopte geschiedenis van de Dietse Militie – Dinaso Militanten Orde

Ruud Bruijns zocht het voorhanden beeldmateriaal bijeen over deze verweerkorpsen. Het resultaat vormt een gebald overzicht van hun geschiedenis – met +/- 5 minuten beeldmateriaal – en valt te consulteren en te genieten via onderstaande ‘link’:  https://www.dropbox.com/sh/8yfslvuqpb1422m/AAAxteDcsZztMGfPPT9qlwJXa?dl=0 of via youtube:https://youtu.be/46HForkPdNs


 

Inhoud Jaarboek Joris van Severen 27 (2023)


De redactie van het nieuwe Jaarboek Joris van Severen kon recent afgesloten worden, waarbij volgende bijdragen weerhouden werden:

Met deze aflevering zijn we aan het 27e Jaarboek Joris van Severen toe. We brengen andermaal een ruime verscheidenheid aan bijdragen die op een of andere wijze inzoomen op de ondertitel van deze reeks: Joris van Severen, zijn persoon, zijn ideeën, zijn invloed en zijn werk. Een overzicht:

Dank zij de recente voortreffelijke biografie van Willem Huberts over Wouter Lutkie zijn we op de hoogte van diens bijwijlen intensieve contacten met geestesgenoten in de zuidelijke Nederlanden. In zijn essay De relatie Wouter Lutkie, Joris van Severen en het Verdinaso gaat Ruud Bruijns dieper op dit thema in, dat ook na de oorlog een vervolg kende rond o.a. Louis Gueuning.

Pieter Jan Verstraete kon de hand leggen op en collectie van het eerder zeldzaam te vinden weekblad ‘Ik zal handhaven!’ In De korte geschiedenis van het weekblad van het Verdinaso Nederland gaat hij na welke speerpunten in deze door Ernst Voorhoeve geredigeerde publicatie centraal stonden.

In Pol le Roy, dinaso en dichter schetst Jan Creve een biografisch portret van de vooraanstaande dinaso die met de oorlog “aan de verkeerde kant van de geschiedenis” kwam te staan, maar ergens toch steeds weer een dinaso-reflex behield. De auteur besteedt ook veel aandacht aan het dichterschap van Le Roy dat, ten gevolge van z’n oorlogsverleden slechts laattijdig aan erkenning toekwam.

Met Aan mijn kinderen legde de vooraanstaande Noord Nederlandse Dinaso Henri Bruning destijds ten overstaan van zijn kinderen verantwoording af over z’n politieke inzichten. Ook hij verzeilde tijdens de Tweede Wereldoorlog in de collaboratie met de bezetter, evenwel met behoud van wat het Verdinaso hem bijgebracht had omtrent mens en samenleving.

Henk Tijssen verdiepte zich in de geschiedenis van de Friese beweging i.c. Tsjalling Terpstra en het Frysk Nasjonael Front (FNF). Voor de meesten van ons betekent deze thematiek het betreden van een terrein waarover we tot nog toe heel weinig afwisten, ook al werd daar een ideëel terrein betreden dat in heel wat parallel liep aan wat in het Verdinaso beleden werd.

Na de Tweede Wereldoorlog werden meerdere pogingen ondernomen om de politieke en maatschappelijke idealen van het vooroorlogse Verdinaso nieuw leven in te blazen. De Solidaristische Beweging (1974-1979) was er daar een van. Hans Nelis volbracht het er de geschiedenis van te boekstaven.

Roni Ranke, een pseudoniem van Ronald Evrard, heeft al meerdere dichtbundels op zijn actief. Aan zijn aan Joris van Severen gewijd gedicht om dit 27e Joris van Severen jaarboek waardig af te sluiten.

 

Mocht u de ledenbijdrage voor 2023 nog niet vereffend hebben, dan kan bovenstaande kennisname u er allicht van overtuigen dat ook ons 27e jaarboek beslist weer de moeite waard wordt. Alle gegevens daaromtrent vindt u op de voorafgaande pagina. Het jaarboek zal in de loop van de meimaand verschijnen.

PS: een vlotte vereffening van de ledenbijdragen stelt ons meteen beter in staat de oplage van het jaarboek te bepalen.

 

 

  Orde-kruis va de door Louis Gueuning gestichte Joris van Severen Orde

 

Louis Gueuning gedenken


Luc Pauwels

 

De jonge Louis Gueuning, met

Verdinaso-speldje op z’n revers

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

5 maart 1898. Geboorte in ’s-Gravenbrakel (Henegouwen) van Louis Gueuning, classicus, school-directeur, maar vooral bekend als leider van de Romaanse gouwen (Wallonië) in het Verdinaso van Joris van Severen. Samen met enkele Waalse vrienden, onder wie Jacques Boseret, treedt hij, als hartstochtelijk voorstander van de historische eenheid van de Nederlanden, in maart 1939 toe tot het Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen (Verdinaso). Na de moord op Van Severen op 20 mei 1940 te Abbeville blijft hij ijveren voor de Dinaso-ideeën.

Hij weigert iedere vorm van collaboratie en werkt clandestien verder in strikte politieke neutraliteit. In november 1941 sticht hij de Joris van Severen-Orde, een geheime organisatie met een dubbel doel: mensen vormen die doordrongen waren van de ideeën van Van Severen, en ijveren voor de eenheid en de onafhankelijkheid van de Nederlanden, zonder een keuze te maken tussen de oorlogvoerende kampen.

Hij specialiseert zich, samen met André Belmans en anderen, in het ondergronds uitgeven van vele geschriften en het organiseren van vormingscursussen in Dinaso-geest. Bij de bevrijding worden zijn woning en zijn school verwoest. Hij wordt door de repressie getroffen en het duurt tot 1952 vooraleer hij in al zijn rechten wordt hersteld. Ondertussen had hij in een aantal geschriften uiting gegeven aan zijn koningsgezinde (Leopoldistische) overtuiging.

Louis Gueuning is een van de oud-Dinaso’s die na de Tweede Wereldoorlog probeert een nieuwe politieke beweging op te richten in het verlengde van het Verdinaso. Hij had gezorgd voor de herbegraving van Joris van Severen en Jan Ryckoort in Abbeville en de oprichting van het grafmonument. Hij wordt in ruime kring gerespecteerd, maar begaat enkele kapitale blunders. Hij blijft bij het Belgische koningshuis zweren en heeft niet door dat Boudewijn I geen Leopold III was.

Hij publiceert het tijdschrift De Uitweg. Zijn belangrijkste vereniging geeft hij de meest kleurloze naam die je kan bedenken, de Organisatie voor het Algemeen Welzijn (OAW). Luc Delafortrie vroeg zich af of Gueuning het OCMW wilde overnemen. Naaste medewerkers van Gueuning zoals Jef Werkers en Vik Eggermont waren veel meer bij de zaak. De eerste is de oprichter van het Nationaal Studie- en Documentatiecentrum Joris van Severen in Aartselaar en jarenlang de uitgever van het driemaandelijkse Ter waarheid over Joris van Severen. De tweede geeft sinds 1964 met zijn Werkgroep Delta het maandblad Delta uit, later voortgezet als Werkgemeenschap de Lage Landen en de elektronische Brief uit de Rijn, Maas, Schelde Delta. Louis Gueuning zelf overlijdt in 1971 op de leeftijd van 72.

____________________

Bron: 5 maart. Louis Gueuning geboren, Waals Dinasoman - Doorbraak.be

Illustratie bovenaan: Het Ordekruis van de Joris van Severen Orde

 

 

Biografie Arnold Meijer

 


Arnold Meijer, portret van een ontgoochelde fascist

Een zonderling fenomeen in het vooroorlogse Nederland: Arnold Meijer (1905-1965), een fascist die er volledig voor uitkwam. Bovendien erg katholiek en bijzonder op Vlaanderen gesteld. André van Noort (°1977), archivaris in Leiden (Noord-Holland) schreef een echt boeiende biografie over de man. Luc Pauwels sprak met hem.

 

Vooraleer Arnold Meijer politicus werd, wilde hij priester worden.  Was dat achteraf gezien niet beter geweest voor hem?

Het was inderdaad beter geweest als hij priester geworden was, grote teleurstellingen hadden hem dan bespaard gebleven. In december 1941 werd zijn partij Nationaal Front door de Duitse bezetters verboden. Hij mocht zich niet meer met politiek bezighouden. Dat was voor hem een grote tegenvaller. Na de oorlog wilde hij de politiek weer in, maar zijn arrestatie verhinderde dat. Hiermee komen we bij een nieuwe grote teleurstelling: zijn berechting en straf. Meijer dacht alles voor het vaderland gedaan te hebben, maar daarover werd door de rechters toch anders gedacht. Hij werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar met tien jaar ontzetting uit beide kiesrechten wegens collaboratie. Hij mocht zich voorlopig niet met politiek bezighouden.

 

Waarom stichtte Meijer zijn Zwart Front? Hij had evengoed kunnen aansluiten bij de reeds bestaande Algemene Nederlandse Fascistenbond (ANFB) van Jan Baars…

Meijer heeft Zwart Front niet gesticht. Hij werd begin 1934 door enige ANFB-leden uit Oisterwijk, Boxtel en ’s-Hertogenbosch uit Frankrijk gehaald om propagandaleider van de ANFB in Noord-Brabant en Zeeland te worden. De zuidelijke afdelingen van de ANFB gaven toen een weekblad met de naam Zwart Front uit.

Op 5 mei 1934 werd op een ledenvergadering besloten de ANFB te splitsen in twee federatief verbonden stichtingen: De Vuurslag voor de provincies boven de grote rivieren onder leiding van jonkheer R. Groeninx van Zoelen en Zwart Front voor de zuidelijke provincies onder leiding van Arnold Meijer. Groeninx van Zoelen en Meijer kregen ruzie over de koers. Meijer belichaamde de radicale richting, terwijl Groeninx de gematigde groepen vertegenwoordigde. In de zomer van 1934 hield De Vuurslag op te bestaan, een aantal noordelijke afdelingen sloten zich bij Zwart Front aan. Meijer was nu de enige leider.

 

Wanneer kwam bij het Zwart Front de ondertitel ‘Nederlandse Volksfascisme’ in voege en wat betekende ‘volksfascisme’ precies?

Zoals gezegd vond op 5 mei 1934 een ledenvergadering plaats waarbij de ANFB in twee stichtingen verdeeld werd. Beide organisaties vielen onder een kopstichting met de naam Nederlands Volksfascisme. Volksfascisme ging uit van de gemeenschap onder leiding van een krachtig overheidsgezag en hekelde het ‘demo-liberale systeem’ waarin het individu centraal stond. Meijer en zijn Zwart Front hekelden de parlementaire democratie, waarin de massa de dienst uitmaakte. De massa was niet geschikt om beslissingen te nemen, dat moest worden overgelaten aan deskundigen, een elite van ‘aristoi’. Daarbij geloofde Meijer in een corporatieve ordening. Van klassenstrijd moest hij niets hebben. Werkgever en werknemers moesten zoveel mogelijk samenwerken.

 

Hoe stond Meijer tegenover Hitler en het nationaalsocialisme?

Meijer moest niets hebben van Hitler en zijn nationaalsocialisme. Hij was meer georiënteerd op het fascisme van Mussolini. Daarbij moet worden opgemerkt dat Meijer als vanouds niet veel met Duitsland op had, zijn interesse lag meer in de Latijnse landen. Een belangrijke pijler van het nationaalsocialisme was de rassenleer met als resultaat de uitroeiing van de Joden. Meijer was antisemiet en liet niet na de Joden belachelijk te maken. Hij beschouwde de Joden als vreemdelingen, die slechts het gastrecht verdienden, maar van Jodenvervolging moest hij niets hebben.

 

Hoe reageerde Arnold Meijer op de Duitse inval van 1940?

Het antwoord op deze vraag is te vinden in De Weg nr. 4 van 23 mei 1940. De Weg was het weekblad van Nationaal Front, de partij van Arnold Meijer in haar nieuwe gedaante. Meijer reageerde hierin op de Duitse inval. Hij hekelde de politici en leiders die op de vlucht geslagen waren en eerde de soldaten die tegen de Duitsers hadden gevochten. De Duitse inval was volgens hem de schuld van de democratie en de kabinetten die Nederland geleid hadden. Hij was blij dat het Nederlandse volk weer één was en er waren nieuwe kansen gekomen om Heel-Nederland te stichten, de hereniging met Vlaanderen. Over de bezetting was hij kort: er was niets aan te doen. Beter was zich erbij neer te leggen.

Meijer was aanvankelijk enthousiast over de Duitse bezetters, maar die houding sloeg snel om toen zij hem begonnen tegen te werken. De Duitsers wilden gelijkschakeling, zij wilden Nationaal Front samenvoegen met de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) van Anton Mussert, maar Meijer weigerde hieraan mee te werken. De Duitsers vonden Meijer te Nederlands en ook te katholiek. Vooral Meijers uiteindelijke weigering mee te werken aan een Nederlands legioen tegen de Sovjet-Unie zette bij de Duitsers kwaad bloed. Het gevolg was dat ze Nationaal Front in december 1941 verboden.

 

Hoe kunnen we Meijers relatie met Vlaanderen beschrijven?  Met wie had hij voornamelijk contact in Vlaanderen?

Meijer was voor Heel-Nederland, Nederland en Vlaanderen moesten één worden. Meijer correspondeerde vanaf 1934 met mensen uit de Vlaams-nationale beweging. Die contacten waren zeer divers. Meijer correspondeerde o.a. met Wies Moens, las Vlaamse tijdschriften en verspreidde het blad Zwart Front in Vlaanderen. Hij nodigde Vlamingen uit om in Nederland te spreken en andersom ging hij naar Vlaanderen om lezingen te houden. Verder bezocht hij diverse activiteiten in Vlaanderen zoals de Landdag van het Vlaams Nationaal Verbond (VNV) waar hij Karel Waternaux ontmoette en de IJzerbedevaart te Diksmuide. Meijer had contact met de leider van het VNV Staf de Clercq. Ook het VNV was voor Groot-Nederland, maar dan moest Vlaanderen eerst zelfstandig worden. Je zou denken dat hij ook contact had met Joris van Severen, de leider van het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso). Toch moest Meijer er niets van hem hebben. Van Severen was voorstander van een Dietse volksstaat: Nederland, België en Luxemburg moest één worden, zoals voor 1830, en dat ging Meijer te ver.

 

Hoe diep ging de Heel-Nederlandse oriëntatie van zijn beweging?

In 1935 schreef Meijer zijn partijprogramma Wat wil Zwart Front. Hij maakte hierin propaganda voor Heel-Nederland, want natie en staat moesten zoveel mogelijk samenvallen. Hij noemde de Vlamingen ‘stamgenoten’, maar eerst moest Zwart Front de macht veroveren. Meijer deed zijn best om de Groot-Nederland-gedachte te promoten en of hij succes had, kan je in mijn boek lezen.

 

Naar verluid werd Meijer - volgens zijn wens - begraven met een Vlaamse leeuwenvlag op zijn kist. Waarom?

Na de Tweede Wereldoorlog bleef Meijer belangstelling houden voor Vlaanderen. Hij had nog steeds contacten met allerlei Vlamingen zoals Herman Wagemans, de secretaris van het Algemeen Nederlands Zangverbond (ANZ) te Antwerpen en medeoprichter - later ook volksvertegenwoordiger - van de Volksunie. Meijer correspondeerde met Wagemans over de uitwisseling van zangkoren. Het ANZ organiseerde ieder jaar het Vlaams Nationaal Zangfeest. Meijer kwam er graag. Hij bezocht ook de Frans-Vlaamse Cultuurdagen georganiseerd door het Komitee Frans-Vlaanderen. Meijers liefde voor Vlaanderen ging heel ver. Hij schreef aan de Vlaams-nationale priester Jean-Marie Gantois dat zijn hotel (‘De Rosep’ in Oisterwijk) het enige was waar naast de Nederlandse en Brabantse vlag ook de Vlaamse Leeuw wapperde en hij hoopte dat het een trefpunt van Vlamingen zou worden en dat gebeurde ook. Vlak voor zijn dood zou Meijer op het Vlaams Nationaal Zangfeest te Antwerpen zeggen ‘Zo de redding voor ons volk er komt, zal het vanuit Vlaanderen moeten gebeuren’.

___________________

Bron: https://Arnold Meijer, portret van een ontgoochelde fascist - Doorbraak.be

 

 

Louis Gueuning – Jef van Bilsen


 

 

Bij de voorbereiding van een bijdrage voor het Jaarboek 2024 stootte Hans Nelis op een geschreven opdracht in het ‘Liber amicorum Louis Gueuning 70’, dat hij in de bibliotheek van de Universiteit Gent ontleend had. De geadresseerde was Jef van Bilsen, en de opdracht, die Gueuning schreef, was een “témoignage d’amitié”. Hans legde deze ‘ontdekking’ voor aan Vik Eggermont, met wie hij voor zijn essay intensief samenwerkt. Diens commentaar was: “Het toont aan dat er een verzoening is tot stand gekomen tussen Louis Gueuning en Jef van Bilsen (anders toch geen opdracht). Als je de geschiedenis van het Verdinaso kent, weet je ook dat het tussen Joris van Severen en Jef van Bilsen niet altijd koek en ei is geweest!” Einde citaat.

 

 

Over mythes en ruzies


Maurits Cailliau

 

Wanneer de lezers van Kort Manifest – het tijdschrift van het Vormingsinstituut Wies Moens – hun recensent Edwin Truyens mogen geloven, dat vat bovenstaande titel samen wat in het 26e Jaarboek Joris van Severen aan bod kwam, nl. mythes en ruzies..

Omtrent de bijdrage van Luc Pauwels Joris van Severen, een begin… - dat handelt over de actualiteit van Van Severens ideeën en de destijds door het Verdinaso aangereikte solidaristische maatschappelijke remedies, waar nochtans ook Wies Moens achter stond – vernemen zijn lezers niets, tenzij dat die materie ook al aan bod kwam in de lijvige Van Severen-biografie van Pauwels. Het had er aan moeten ontbreken dat deze aspecten in de biografie achterwege waren gebleven!

Truyens struikelde hierbij vroegtijdig over een eerste mythe, deze van de historische Nederlanden, de Romaanse provincies incluis - die voor “de ware nationalist”, die hij is, niet te pruimen valt. Nochtans had Tom Waes hem er recent aan herinnerd, via de aflevering over de Brabantse Omwenteling en wat erop volgde van z’n Verhaal van Vlaanderen – dat die revolutie leidde tot de Republiek der Verenigde Nederlandse Staten (1790), in het Frans Etats belgiques unis geheten – en dat de term België en zijn afgeleiden ontleend zijn aan de Latijnse vertaling van de Nederlanden.

Een tweede mythe ontwaart de auteur in de bijdrage van Romain Vanlandschoot over het einde van de politieke carrière van Joris van Severen, waarin veel aandacht voor Van Severens zgn. “brandrede” van 29 november in het parlement – en de reeds lang weerlegde zinsnede over “la Belgique, qu’elle crève”, naast de bewering dat de Kamervoorzitter de opname ervan in het ‘Beknopt Verslag’ zou verhinderd hebben – zijnde een derde mythe. De oorzaak voor het feit dat aldaar slechts een samenvatting van de rede verscheen lag bij Van Severen zelf, die nagelaten had z’n eventueel gecorrigeerde tekst tijdig in te dienen. Al deze “mythes” werden al lang gedocumenteerd weerlegd in de jaarboekenreeks. Waarom de recensent meent ze nog eens te moeten oprakelen blijft zijn geheim.

Na de “mythes” komen de “ruzies” aan bod, te beginnen met de bijdrage van Ruud Bruijns over Gerard van der Horst, die in de clinch kwam te liggen met Ernest Michel en waarbij Wies Moens’ rol als commissaris van Rijks-Nederland kwam te vervallen. Een gevolg van “de krabbenmand” die het Verdinaso in feite was, aldus de auteur.

Meer lof is er voor de bijdrage van Henk Tijssen over De Hier Dinaso!-lezers onder de hervormde predikanten in de noordelijke Nederlanden. Maar allicht is die mildheid te danken aan het feit dat de auteur – Henk Tijssen – naast medewerker aan het Jaarboek Joris van Severen ook regelmatig lezenswaardige bijdragen aanlevert voor Kort Manifest.

Met de bijdrage van ondergetekende Over de rol van Jef François in 1940-1941, die het einde van het Verdinaso inluidde, belanden we weer bij de “ruzies”. Emiel Thiers die, na de moord op Van Severen, beoogde diens Heel-Nederlandse lijn door te trekken, diende het af te leggen tegen d collaboratie-verzuchtingen van François. Een fundamentele ideologische tweespalt waarbij we niet vernemen naar wiens sympathie de recensent tendeert.

“De grote verdienste van de bijdrage van Hans Nelis over De Dietse solidaristische beweging is wel dat hiermee een stukje geschiedenis wordt vastgelegd.” Inderdaad – wat overigens ook de bedoeling was.

De slotbladzijden van het jaarboek 2022 bevatten Van Severens dagboekbladzijden over de periode 1 januari tot 30 april 1921. In tegenstelling tot wat de recensent noteert bevatten ze veel meer dan alleen maar verzuchtingen over het liefdesleven van de auteur. Men moet wel door een hartsgrondige afkeer voor hem bezield zijn om over diens lectuurnotities, z’n bekommernissen rond zijn tijdschrift Ter Waarheid en z’n actie voor de Vlaamse Beweging heen te lezen, waarover hij in z’n dagboek evenzeer verslag uitbracht.

Besluitend: het blijft verbazen hoezeer men “hineininterpretierend” vanuit persoonlijke inzichten, tot wel heel aparte interpretaties kan komen. Doch “de gedachten zijn vrij” – gelukkig maar!

___________________

N.a.v. Edwin Truyens, ‘Mythes en ruzies’, in Kort Manifest, nr. 280, pp. 12-13.

 

 

Het heden gaat voorbij, het verleden blijft


Luc Pauwels

 

Maurits Cailliau en ik ontmoetten elkaar voor het eerst in 1956, in het raam van het Algemeen Diets Jeugdverbond (ADJV). We waren nog zo jong, om en rond de 18 en de 16, Maurits geboren op 3 augustus 1938 in Ieper, ik op 13 oktober 1940 in Antwerpen.

Dat jaar 1956 was een bijzonder jaar voor ons, jonge Vlamingen, want het was het eeuwfeest van de geboorte van Albrecht Rodenbach. Dat Rodenbachjaar maakte heel veel los in de KSA, voluit de Katholieke Studentenactie Jong-Vlaanderen, waar ik lid van was. Van kerkelijke zijde probeerde men Rodenbach en de Blauwvoeterij zo veel als kon te recupereren, maar tegelijk gaf men ook een enorme bekendheid aan het gedachtengoed van deze Vlaamse studentenrebellie uit de 19de eeuw. Veel daartoe bijgedragen heeft het boek Albrecht Rodenbach, een biografie van Juliaan Haest, in 1954 uitgegeven door het Algemeen secretariaat KSA-Jong Vlaanderen, en in voorbereiding tot het Rodenbachjaar massaal verspreid in de colleges.

In de KSA kregen wij wel toestemming om deel te nemen aan de Rodenbachfeesten in Roeselare, maar niet aan het Vlaams-Nationaal Zangfeest. In de plaats daarvan werden we dan weer wel met aandrang verwacht op de concurrerende ‘Dag van het Vlaamse lied’, een afscheuring die voor ons al te duidelijk een CVP-signatuur droeg. In Antwerpse KSA-middens werd besloten tegen het verbod in toch deel te nemen aan het echte Zangfeest, in uniform nog wel en opmarcherend in de arena van het Sportpaleis achter de ADJV-muziekkapel.

Heb ik daar Maurits voor het eerst ontmoet? Was het in Roeselare of in Antwerpen, ik weet het niet meer. Feit is dat we in dat befaamde jaar 1956 beiden toetraden tot het ADJV, ik blijkbaar eerst met stamnummer 330, bij Bijzonder Order 517, Maurits met stamnummer 363, luidens Bijzonder Order 540. We legden beiden onze belofte af: ‘Ik beloof op mijn eer: onvoorwaardelijke trouw aan het Dietse volk, aan de levenswet en aan het Algemeen Diets Jeugdverbond’.

De uitgetreden KSA-leden waren in het ADJV zeer welkom, niet in het minst wegens de numerieke versterking, maar werden toch met een beetje argwaan bekeken. Ze werden in Antwerpen ondergebracht in een nieuw opgericht vendel, eerst nog naamloos, met standplaats Berchem. Maar het had meteen een grotere getalsterkte had dan de reeds bestaande, originele ADJV-eenheid in Antwerpen, het Herman van den Reeck-vendel o.l.v. Robrecht (Bob) Hulstaert (1933-2019).

De verbondsleider van het ADJV, Staf Vermeire (1926-1987), maakte zich begrijpelijke zorgen over de integratie van zoveel nieuwe leden in één keer. Hij is dat ons ook eerlijk komen uitleggen ter gelegenheid van de belofteaflegging van het eerste contingent nieuwe leden op 30 december 1956, in de Geniekazerne te Berchem-Antwerpen.

Maar er was nog een tweede probleem. Het ADJV profileerde zich duidelijk als christelijk, en dat waren de initiatiefnemers van het nieuwe vendel, Dirk Stappaerts (1938-2002) en zijn rechterhand Hugo Andries nu eenmaal niet. Dirk, de latere Volksunie-burgemeester van Borgerhout, en Hugo, zijn schepen van Onderwijs, hadden politiek talent. Ze kwamen met Staf Vermeire tot een compromis: het christelijke karakter van het ADJV zou nooit en nergens in vraag worden gesteld; de individuele leden genoten volledige gewetensvrijheid; het nieuwe vendel zou de naam van een katholiek priester krijgen. Het werd het Cyriel Verschaeve-vendel.   

Maurits werd in 1958 lid van de verbondsleiding van het ADJV, dat intussen tot Blauwvoetjeugdverbond was omgedoopt na de opslorping van de Katholieke Jeugdscharen Jong Vlaanderen (KJJV) door het ADJV. Na de ontbinding van het Blauwvoetjeugdverbond in 1961 richtte hij, samen met Rik Nauwelaerts en Paul van Caeneghem, het Algemeen Diets Jongerenverbond (ADJoV) op dat tot 1973 bleef bestaan. Sinds 1966 was het ADJoV aangesloten bij de Blauwvoetfederatie en ook daar zette Maurits zich gedreven voor in. In die kringen ontmoetten we elkaar opnieuw.

Een niet geplande samenkomst was die op de Europese jeugdbijeenkomst met Pinksteren 1962, georganiseerd door de Bund Heimattreuer Jugend op Burg Stettenfels, nabij Heilbronn aan de Neckar (Baden-Württemberg), onder het motto “Denn vor uns da leuchtet Europa”. Maurits verscheen daar met Bernhard de Grendel, beide in groen uniformhemd, en droegen een rode koker met aarde van de studentenbegraafplaats in Langemark. Tijdens de klassieke dodenherdenking overhandigden ze die plechtig, maar stilzwijgend aan de Duitse leiding van de jeugdbijeenkomst. Een schot in de roos.

Maurits Cailliau werd meer en meer actief met de pen. We lezen bijdragen van hem in Ter Waarheid - met de Nederlanden in Europa (1962-1963), Open (1966-1973) en vanaf 1964 ook in Dietsland-Europa waarvan hij redactielid was tot in 1983. In 1988 schreef hij een biografie van de eerste ADJV-verbondsleider: Staf Vermeire, 1926-1987. Diets jeugdleider en rebel (Uitg. Oranjejeugd). Daarnaast werd hij de onvermoeibare opbouwer van een half dozijn Heel-Nederlandse verenigingen, waarvan hij zelden de voorzitter, maar bijna steeds de volhoudende secretaris was. Zo van de nog altijd bestaande Stuurgroep Oud-ADJ(o)V waarvan hij ook de driemaandelijkse ADJV-Schriften verzorgt. In 1970 werd hij bestuurslid van de Vereniging/Stichting Zannekin, in 1971 secretaris en in 1990 eindredacteur van het Jaarboek Zannekin. Voor enkele tientallen jaren…

Maurits was van 1976 tot 1982 voorzitter van Grensland. In 1982 werd hij voorzitter van het Oranjejeugd, wat hij bleef tot in 1988. Zijn meest doorgedreven inzet gold het Studie- en Coördinatiecentrum Joris van Severen, vanaf 2003 het Studiecentrum Joris van Severen. Vanaf het begin was hij er de secretaris van en bovendien de eindredacteur van de sinds 1997 jaarlijks verschijnende Jaarboeken, met daarnaast ook nog eens een driemaandelijkse Nieuwsbrief.

Het moge duidelijk wezen: Maurits Cailliau is de man van de continuïteit, van de geruisloze, maar nooit aflatende inzet. Hebben we dan nooit meningsverschillen gehad? Zeker wel. We hebben er in 1972-1973 zelfs uitgebreide briefwisseling over gevoerd. Van hem kan ik getuigen dat hij zich een leven lang heeft gehouden aan de ‘Levenswet’ van het ADJV:

 

Mijn eer is oprechtheid

christelijk trouw aan God en volk

in dienst van de gemeenschap

kameraad die geeft en eist

voornaam, een prinsenvolk waardig

plichtsbewust en gehoorzaam

blijmoedig, ook in kamp.

In de natuur vinden wij de schepper

het lichaam, taai als leder, hard als staal

de geest, zuiver als de lelie, helder als kristal. 

 

Vanuit verschillende geloofsopties, hij katholiek, ik agnostisch of heidens, kwamen wij tot hetzelfde zicht op de samenleving. Dat is maar goed ook, want hoe zou die visie anders kunnen gelden voor de gehele samenleving en niet alleen voor één segment?

Het ga ja goed, vriend Maurits. Ik wens je nog vele jaren, in houwe trouwe.

 

 

Sprokkels


In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

 

Charles Maurras

“In die jaren kregen Maurras’ ideeën steeds meer bekendheid buiten Frankrijk. Zeker in buurland België. Léon Degrelle, die de bekendste Belgische fascist zou worden, werd als het ware met de lectuur van Maurras gevormd. Degrelles krant droeg de maurassiaanse benaming Le Pays réel. En ook Joris van Severen, de stichter van het Verbond van Dietsche Nationaal-Solidaristen, stond meer onder de invloed van de schrijver uit Martigues dan die van Hitler of Mussolini.

De Portugese dictator António de Oliveira Salazar bewonderde Maurras en die bewondering was wederzijds. In Spanje stichtten rechtse monarchisten na uitroeping van de republiek (1931) een invloedrijk tijdschrift met de duidelijke titel Acción Española. Eén van hen, oud-minister José Calvo Sotelo, bezocht Maurras in Parijs. Toen Calvo Sotelo in 1936 door republikeinen werd vermoord, was dat het signaal voor de militaire opstand die tot de Spaanse Burgeroorlog leidde. “

__________________

Bron: Charles Maurras, extreemrechts politiek denker | Historiek

 

Verrukkelijke verraders.

Erik Thys heeft uitgezocht hoe Edouard en Lucienne Didier, een glamourkoppel uit Elsene, in de collaboratie verzeild zijn geraakt in Verrukkelijke verraders. Een glamourkoppel, het Avondland en de collaboratie (uitgeverij Epo). Thys is psychiater en woont nu in hetzelfde huis waar de Didiers hun politieke salons hielden.

Edouard Didier, een oud-strijder uit de Eerste Wereldoorlog, en de beeldschone en rijke notarisdochter Lucienne Bauwens organiseerden salons in hun huis in Elsene, in de periode tussen beide wereldoorlogen. Het was de toenmalige politieke elite die daar informeel samenkwam: de socialist Hendrik de Man, de nationalist Joris van Severen en Léon Degrelle, leider van Rex. De Didiers waren societyfiguren. "Ze werden door sommigen beschreven als het mooiste koppel van Brussel", vertelt Thys op Radio 1. "Ze stonden in de boekjes van die tijd".

De salons waren oorspronkelijk geïnspireerd door pacifisme: vrede was alleen mogelijk in een eengemaakt Europa. Vanuit dat pacifisme was er ruimte voor pluralisme: alle partijen en gezindheden moesten worden samengebracht om dit te realiseren. De Didiers richtten de Belgische tak op van de "Union Jeune Europe" en organiseerden manifestaties in Brussel, debatavonden en filmvertoningen.

Om tot dat verenigd Europa te komen, had je ook de Duitsers nodig. De Didiers vertoefden in de kring van onder anderen Otto Abetz, een francofiele Duitser, die later ambassadeur werd in het bezette Frankrijk. Voor de oorlog werd Lucienne ook opgemerkt tijdens het partijdagen van de NSDAP in Nürnberg. 

Op 10 mei 1940, bij de inval van België, werd het koppel gearresteerd als leden van "de vijfde colonne". Na de capitulatie kwamen ze op vrije voeten en genoten ze dankzij Abetz in Parijs van alle vrijheid en luxe. Met nazigeld richtten ze een uitgeverij op die onder andere de antisemitische geschriften van Louis Ferdinand Céline uitgaf. 

Tijdens de bezetting gaven de Didiers niet alleen onderdak aan Hendrik de Man, met wie Lucienne een affaire zou gehad hebben, maar ook aan Emmanuel d'Astier, topman van het Franse verzet. Na de oorlog werd Edouard in België ter dood veroordeeld, maar de straf werd niet uitgevoerd. Lucienne werd niets ten laste gelegd, hoewel zij de spilfiguur was. Volgens Thys heeft Frankrijk Edouard niet uitgeleverd door tussenkomst van verzetsman D’Astier.

_____________________

N.a.v. Erik Thys, Verrukkelijke verraders. Een glamourkoppel, het Avondland en de collaboratie (uitgeverij Epo).