> nieuwsbrief > 2022 - nr. 4
Inhoud

Kaftillustratie:
        Toegangskaart tot de VIIIste Landdag van het Verdinaso gepland
        in het Brusselse Sportpaleis op 10 september 1939, doch ten
        gevolge van de oorlogsdreiging afgelast.
      
Hernieuwen ledenbijdrage voor 2022
Wie zijn ledenbijdrage van
        minimum 29 € nog niet vereffende kan dit alsnog doen en dit het
        liefst per omgaande. Dit laat ons toe de overgang van
        Studiecentrum JvS  naar
        JvS  Instituut in
        goede banen te leiden. Gebruik daartoe het ingesloten
        betaalformulier. Vereffening graag via rekening IBAN: BE29 4650
        2267 2164 t.n.v. Joris van Severen Instituut, 8870
        Izegem 
Voor een goed begrip: het *-symbool op uw adresetiket
        bevestigt dat u de ledenbijdrage - tevens abonnement op het
        Jaarboek en de Nieuwsbrief – wel al betaalde. Ontbreekt
          dit *-symbool, dan wordt het
        hoogtijd daaraan te verhelpen en alsnog uw bijdrage te
        vereffenen. Wie méér dan het minimumbedrag van 29 € overschrijft
        boeken we traditiegetrouw als erelid.
Bijgave bij het
            Jaarboek 2022
Bij het Joris
          van Severen Jaarboek 2022 hebben onze ereleden (zij die
        spontaan hun jaarbijdrage verhoogden tot 35 € of meer) een
        toegift ontvangen, nl. het boek Oranje Dassen doorgelicht
        (144 p.), zijnde de geschiedenis van het Algemeen Diets
        Jeugdverbond. Een jeugdbeweging die Joris van Severen hoog in
        het vaandel droeg en door velen als ’n neo-Dinaso-organisatie
        werd geïnterpreteerd.
        
        
        
        
        
          INHOUD
            Jaarboek Joris van Severen 26 (2022)
          
Met deze aflevering zijn we aan het 26e Jaarboek Joris van Severen
        toe. We brengen andermaal een ruime verscheidenheid aan
        bijdragen die op een of andere wijze inzoomen op de ondertitel
        van deze reeks: Joris van Severen, zijn persoon, zijn
          ideeën, zijn invloed en zijn werk.
Vooreerst komt Luc Pauwels aan het woord die, na zijn
        recente grote biografie van Joris van Severen, als het ware de
        lijn doortrekt met z’n essay Joris van Severen, een begin…
Daarop aansluitend brengt Romain Vanlandschoot de resterende
        hoofdstukken van zijn diepgravend essay De laatste weg alleen, Joris van Severen
            8 mei 1927 – 29 mei 1929, In het afsluitende
        luik van dit essay - waarvan het eerste deel werd opgenomen in
        het Jaarboek Joris van Severen 25 (2021) - komen
        respectievelijk aan bod: ‘’Een vernietigende, kwetsende en
        arrogante rede’, ‘Wil Joris van Severen wel een Directorium?’,
        ‘Roosendaal helemaal niet rooskleurig’, ‘De meerderheid van het
        KVNV is met mij’ en ‘De schaduw van August Borms’. 
In Gerard van der Horst
          en het Verdinaso in Nederland brengt Ruud Bruijns diens rol en de
        verdiensten in herinnering bij het ontstaan en de uitbouw van de
        Noord-Nederlandse tak van Van Severens beweging. “Ik weet zeer goed dat gij
            de eerste zijt geweest…”, loofde Van Severen hem. Hij
          was niet slechts de eerste, doch ook de laatste getrouwe, zo
          blijkt.
Toen de Nederlandse regering in
        1934 het ambtenarenverbod inzake lidmaatschap van Musserts NSB
        afkondigde publiceerden 19 hervormde predikanten een pamflet
        tegen deze maatregel. Hun oproep werd naderhand door nog eens
        100 predikanten onderschreven. Hun grote bezwaar werd hen
        ingegeven door hun antibolsjewisme. Onder hen waren er een
        vijftal abonnees van Hier Dinaso!, het wekelijkse
        tijdschrift van het Verdinaso. Geen van die vijf was NSB’er en
        evenmin hebben ze tijdens de Tweede Wereldoorlog gecollaboreerd
        met de Duitse bezetter, wel integendeel: sommigen onder hen
        stonden in het daadwerkelijke verzet. Daarover vernemen we meer
        in de bijdrage van Henk Tijssen over
        De ‘Hier Dinaso!’-lezers onder de hervormde predikanten in de
          noordelijke Nederlanden.
Niet onterechte wordt wel eens
        beweerd dat in de jaarboekenreeks over Joris van Severen bij
        voorkeur aandacht besteedt wordt aan Louis Gueuning en Emiel
        Thiers, i.c. dan wat betreft hun rol bij de teloorgang van het
        Verdinaso aanvang het jaar 1941. In de bijdrage van de hand van Maurits Cailliau over Het andere
          geluid: over de rol van Jef François in 1940-1941 wordt
        gefocust op het aandeel van Jef François en Pol le Roy in deze
        cruciale maanden. Ook werd daarbij stilgestaan bij de gesprekken
        die toen door het Verdinaso gevoerd werden met het Légion
        nationale Belge van Paul Hoornaert. Recent verscheen, van de
        hand van Lionel Baland, en studie over deze beweging die bij het
        uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, evolueerde ‘de l’Ordre
        nouveau à la Résistance’. We besteden verderop aandacht aan deze
        uitgave.
Na het einde van de Tweede
        Wereldoorlog zijn tal van pogingen ondernomen om de ideeën die
        het Verdinaso nastreefde – de eenheid van de Nederlanden en de
        structurering van het maatschappelijk bestel op basis van het
        solidarisme – opnieuw te actualiseren. Over één van deze
        pogingen brengt prof. em. Hans Nelis, met z’n essay Het gedachtegoed van een
                  neo-Dinaso-beweging(DSB), als destijds geëngageerd militant van
                  de DSB, verslag uit. 
Afsluitend komt in deze
        editie ook Joris van Severen zelf
        aan het woord middels zijn Dagboeknotities over de periode
          aanvang januari tot einde april 1921. Daarin komt, naast
        zijn zorgen om ‘Maine’, ook z’n weerzin tegen alle vormen van
        geweld manifest op de voorgrond. Daarnaast ook een
        handgeschreven notitie van zijn hand.
Luc Delafortrie’s gedicht Denkend
          aan het Verdinaso sluit het jaarboek af.
Dit 26e Jaarboek Joris
          van Severen is de laatste editie uitgegeven door het
        Studiecentrum Joris van Severen. Doch niet het laatste in de
        reeks. Als reeds in de Nieuwsbrief Joris van Severen
        aangekondigd fuseren het ‘Studiecentrum Joris van Severen’ en de
        ‘Stichting Joris van Severen’ in de loop van dit jaar onder de
        naam Joris van Severen Instituut, dat vanaf 2023 de
        nieuwe uitgever van het Jaarboek Joris van Severen
        wordt. 
--------------------------------
N.a.v. Jaarboek Joris van
          Severen 26 (2022), 208 pp, ill, ISBN 9789076057262,
        ledenprijs 29 €, boekhandelsprijs 35 €
      
    
De l’ordre nouveau à la
            Résistance
      

          
Het Nationaal Legioen werd opgericht in 1922 in Luik,
        België door de Belgische nationalist, Henry Graff, wiens broer,
        een officier in het Belgische leger, werd vermoord in bezet
        Duitsland. Deze beweging strekte zich uit over het hele land en
        hield zich aan de ideeën van de Nieuwe Orde. Het Nationale
        Legioen verlangde geen macht voor zichzelf, maar voor de koning.
        Paul Hoornaert volgde Henry Graff aan het hoofd en ontwikkelde
        het. Deze geüniformeerde groep ging fysiek de confrontatie aan
        met communisten, socialisten en Vlaams-nationalisten. In 1934
        nam Paul Hoornaert deel aan het internationale congres van
        Montreux in Zwitserland, samen met andere leiders van Nieuwe
        Orde-bewegingen uit verschillende Europese landen.
De ideologie van de Nieuwe
        Belgische Orde, verspreid door het Nationale Legioen, via het
        belangrijkste persorgaan dat zijn naam en pamfletten draagt,
        evolueerde in de loop van de tijd. Als deze organisatie soms
        sympathie heeft voor het regime in Italië, is ze niettemin diep
        anti-Duits. Tijdens de Tweede Wereldoorlog trad ze toe tot de
        netwerken van het verzet, opgericht door Belgische
        nationalisten, en vocht ze tegen de bezetter. Een aantal
        van zijn leden werd door de Duitsers geëxecuteerd en zijn
        leider, Paul Hoornaert, stierf tijdens deportatie.
Lionel Baland is een viertalige Belgische schrijver die
        gespecialiseerd is in patriottische partijen in Europa en de
        geschiedenis van het Belgisch nationalisme. Hij heeft talrijke
        boeken over deze onderwerpen gepubliceerd.
____________
N.a.v.
        Lionel Baland, La Légion Nationale belge. De l’Ordre nouveau
          à la Résistance, Ars Magna, Nantes, 2022, ISBN:
        978-2-38356-032-6. Ill., 240 p., 28 €.
        
          De fusie
            gerealiseerd: het Joris van Severen Instituut
Naar aanleiding van de Algemene Vergadering 2021 van
        het Studiecentrum Joris van Severen – vzw werd gepleit
        voor een samengaan met de Stichting Joris van Severen vzw,
        die al sinds jaren instaat voor het organiseren van de
        herdenkingsplechtigheden te Brugge en te Abbeville en het
        onderhoud van het grafmonument aldaar. 
Tijdens de voorbije maanden
        werden daartoe meerdere gesprekken gevoerd teneinde tot een
        fusieakkoord tussen beide vzw’s te komen dat n.a.v. de Algemene
        Vergadering 2022 in werking trad onder de naam Joris van
            Severen Instituut - vzw.
Binnen het Joris van
            Severen Instituut werden ondertussen een drietal
        werkgroepen gevormd, waaronder ook de ‘Werkgroep publicaties’,
        die voortaan zal instaan voor de redactie en voortzetting van de
        jaarboekenreeks en de Nieuwsbrieven.
Voor het lidmaatschap van beide
        vzw’s zal dit geen gevolgen hebben: met het ingaan van de fusie
        wordt het lidmaatschap automatisch omgezet tot het lidmaatschap
        van het Joris van Severen Instituut. 
Het Studiecentrum Joris van
          Severen werd derhalve ontbonden en vereffend, zoals recent
        ook in het Belgisch Staatsblad te lezen stond:

Het Studiecentrum Joris
            van Severen verzorgde nog de uitgave en verspreiding
        van het 26e Jaarboek Joris van Severen 2022 en de Nieuwsbrieven
            Joris van Severen, nummers 3/2022. Dit nummer 4/2022
        is een uitgave van het Joris van Severen Instituut,
        gevestigd in Izegem.
Vanaf 1 juli 2022 dient met
        zich ook hiervoor te wenden tot het secretariaat van het Joris
          van Severen Instituut, Nieuwpoortsesteenweg 399/0202,
        B.8400 Oostende. Als rekeningnummer voor het betalen van
        lidgelden en het aankopen van publicaties geldt voortaan enkel
        nog BE29 4650 2267 2164 op naam van het Joris van Severen
            Instituut.
Oprichtingsakte
          Joris van Severen Instituut vzw
8870
          Izegem 
Ondernemingsnummer:
0447.359.644
          
De algemene
        vergadering van 25 juni 2022, geldig samengeroepen en
        beschikkend over de nodige aantallen inzake aanwezigheid en
        meerderheid, heeft besloten de statuten te wijzigen, teneinde
        deze in overeenstemming te brengen met het Wetboek van
        vennootschappen en verenigingen (WVV). 
De volgende
        statuten worden aangenomen: 
HOOFDSTUK
          1 - BENAMING, ZETEL, DOEL EN DUUR 
Artikel
          1. De
        vereniging zonder winstoogmerk draagt de naam Joris van
          Severen Instituut.
Artikel
          2. De zetel is
        gevestigd te Meensesteenweg 191, 8870 Izegem. Hij kan verplaatst
        worden door het bestuursorgaan, voor zover die verplaatsing geen
        wijziging van de taal van de statuten met zich meebrengt. Het
        bestuursorgaan is tevens gemachtigd de zetelwijziging door te
        voeren in de statuten. 
Artikel
          3. De
        vereniging streeft een belangeloos doel na en keert, op straffe
        van nietigheid, rechtstreeks noch onrechtstreeks enig
        vermogensvoordeel uit aan de oprichters, de leden, de
        bestuurders of enig ander persoon, behalve voor het in de
        statuten bepaald belangeloos doel. De vereniging heeft als
        belangeloze doelstelling: de persoon en het werk van Joris van
        Severen bestuderen en communiceren aan derden, los van enig
        politiek doel. De vereniging streeft het belangeloos doel na in
        het kader van één of meer welbepaalde activiteiten die zij tot
        voorwerp heeft. Deze activiteiten kunnen zijn: het organiseren
        van activiteiten die verband houden met Joris van Severen, zoals
        het organiseren van tentoonstellingen, De omschrijving van deze
        activiteiten is louter exemplatief en niet limitatief. De vzw
        mag alle handelingen ondernemen ter voltooiing van het voorwerp
        en ter bevordering van het belangeloos doel voor zover de
        opbrengsten hiervan besteed worden aan het belangeloos doel en
        in overeenstemming met het voorwerp.
Artikel
        4. De vereniging
        is opgericht voor onbeperkte duur.
L’Actualité de Joris van Severen
Maurits Cailliau
En
        Europe de l’Est resplendit une nouvelle aurore. Ce n’est pas
        seulement lors de l’implantation des régimes marxistes mais
        également lors de leur effondrement que s’applique la théorie
        des dominos. Les Polonais y ont œuvré presque dix ans, les
        Hongrois quelque dix semaines, les Tchèques et les Slovaques dix
        jours et les Roumains à peine plus de dix heures. Partout éclate
        le fiasco fondamental du modèle de société marxiste, partout on
        demande des comptes à la Nomenklatura. Partout aussi menace une
        carence du pouvoir par suite de la disparition de la main de
        fer.
Comment
        et par qui sera comblée cette carence du pouvoir ? Les
        démocraties parlementaires occidentales proposent-elles une
        alternative véritable aux régimes totalitaires déchus ?
        Saura-t-on voir à temps ce que sont en réalité nos « golden
        sixties » et l’État-providence s’aviser à temps qu’ici
        aussi, fût-ce avec moins de contrainte, tout est réglé du
        berceau à la tombe ? Par exemple l’écheveau confédéral, grâce
        auquel on dépouille dans ce pays (la Belgique) les
        « communautés » et les « régions » de leur
        identité, est-il en mesure d’apporter un soulagement dans la
        lutte des nationalités que l’Europe de l’Est ne manquera pas de
        rencontrer ?
Ce
        sont-là toutefois des questions rhétoriques dont seules les
        années à venir pourront nous donner la réponse. Pour l’heure on
        ne peut que formuler des attentes, exprimer l’espoir que la
        liberté retrouvée reçoive un contenu tout à fait judicieux et
        que cette liberté soit traduite en autant de libertés qu’il en
        faut à l’homme pour pouvoir – tant spirituellement que
        matériellement – être véritablement homme,
        « personne ». C’est alors que le fameux « ex
        oriente lux » regagnera en actualité et que l’Est nous
        offrira la lumière d’une société à l’échelle humaine, où
        personne et collectivité s’épanouiront pleinement.
Lors
        du renversement des dictatures marxistes, l’élan religieux a
        joué un rôle non négligeable dans les pays de l’Europe de l’Est.
        Pendant des décennies, l’Église y a littéralement vécu dans les
        catacombes ce qui l’a sauvegardée des modes modernes qui ont
        conduit l’Église d’Europe occidentale au seuil de
        l’anéantissement. La foi y est restée le ferment de la société.
        À l’inverse de l’Occident, les fidèles savaient vers quel but
        « ils étaient tous ensemble en marche ». Cette foi
        vivante, qui sut garder intact le sens de la consécration, nous
        permet d’espérer que le plat matérialisme occidental se révèle à
        peine y avoir une apparence de chance. Et cela signifie qu’on
        réussira peut-être à y frayer une troisième voie entre le
        cul-de-sac marxiste et l’avenue abaissante,
        « nivelante » du libéralisme. Ce n’est pas par hasard
        que l’ouvrage de référence moderne sur « la troisième
        voie » a comme auteur un Européen de l’Est, Ota Sik1.

Kaft
          van het overvloedig geïllustreerde ‘Boergondisch’ dubbelnummer
          57-58 van het ‘Magazine des Amis 
          de Jean Mabire’ (herfst 2021), waarin deze bijdrage
          verscheen.
Jean
          Mabire (1927-2006) was een Frans-Normandisch schrijver,
          historicus en journalist. In 1958 werd hij als paraofficier
          ingezet in Algerije. In 1963 debuteerde hij als historicus met
          een essay over Pierre Drieu la Rochelle. Hij schreef meerdere
          boeken over de Tweede Wereldoorlog waaronder ook de
          geschiedenis van de Franse vrijwilligers aan het Oostfront.
          Als Normandisch regionalist publiceerde hij veel over de
          geschiedenis van Normandië.
Dans
        le cadre de cette évolution, le complexe d’idées de la
        « révolution conservatrice » revêt une actualité
        nouvelle. Ce qui nous convie, un demi-siècle après le meurtre
        d’Abbeville, à placer une figure de proue comme Joris van
        Severen sous les feux de la rampe, pas seulement à cause de sa
        personnalité mais tout autant à cause de ses idées.
Dans
        son article Armin Mohler et la révolution conservatrice 2, Luc
        Pauwels déclare à juste titre que « qui part à la recherche
        du courant jeune-conservateur dans nos pays est bien inspiré de
        ne pas perdre de vue les concepts de solidarisme et de
        personnalisme ». Et d’ajouter : « le plus nettement
        jeune-conservateur, et quasiment le seul qui ait fait école chez
        nous, est Joris van Severen, (pour qui) des mots-clés comme
        « ordre » et « élite » et une typique pensée
        juridiquement structurante, qui le distingue tant du
        nationalisme flamand protestateur et manifestateur (ont été
        caractéristiques). » Lui, Joris van Severen, est du reste
        l’unique représentant aux Pays-Bas de la révolution
        conservatrice qui n’ait jamais utilisé personnellement les
        termes « révolutionnaire-conservateur »pour exprimer
        sa propre position 3.
Le
        plus stupéfiant est bien que le corpus d’idées de Joris van
        Severen, dans son essence, n’ait guère ou pas besoin
        d’actualisation. Lui-même savait mieux que quiconque combien la
        forme de son instrument de travail – le Verdinaso – était liée à
        l’époque.
Il
        s’inscrivait, en effet, dans l’atmosphère et la mentalité,
        marquées par l’époque, de l’ensemble des mouvements européens d’
        « ordre nouveau » de l’entre-deux-guerres. Ce n’est
        pas le lieu ici de s’étendre là-dessus. Il n’en faut que
        davantage fixer son attention sur les objectifs ultimes de Van
        Severen : il ne se satisfaisait pas de pétrir des « soldats
        politiques » utilisables, mais s’efforçait de former des
        hommes, des personnalités. Cet objectif lui faisait dépasser les
        facettes si datées de la plupart des mouvements- « ordre
        nouveau » du théâtre politique européen de l’époque. Cela
        explique aussi pourquoi et en quoi ses disciples se distinguent
        jusqu’à nos jours du type de militant moyen d’alors et de
        maintenant.
Afin
        de s’en faire une idée, il suffit de prendre comme fil d’Ariane
        quelques topoi de Van Severen : on arrive ainsi à pénétrer au
        cœur de sa personnalité et de son combat qui s’articulent autour
        des concepts de « liberté », d’ « ordre » et
        d’ « élite ».
C’est
        cela la liberté : ayant acquis la maîtrise de son être propre,
        pouvoir faire et faire ce qu’en conscience on est convaincu de
        devoir faire.
Une
        telle conception de la liberté est personnaliste et dynamique.
        Elle pose la maîtrise de soi en préalable à la capacité de
        liberté. La liberté comme incitation « à… » par
        opposition au fait d’être libre « de… ». La liberté
        est liée au devoir de conscience et au sens des responsabilités.
Une
        si haute conception de la liberté est diamétralement opposée au
        concept libéral de liberté qui régit l’esprit du temps en
        Occident : être libre de devoirs et de responsabilités vis à
        visde soi-même et de la (ou des) collectivité(s) ; un esprit du
        temps qui dicte que l’individu puisse renoncer au devoir de
        devenir une personne et qui empêche la masse de devenir
        collectivité, un esprit du temps où tôt ou tard la liberté se
        résorbe elle-même dans l’anarchie.
Pour
        nous la vie culmine dans l’accomplissement de la personne
        humaine. Mais nous savons que cet accomplissement n’est possible
        que dans l’ordre et là où règne l’ordre.
Des
        penseurs comme E. Mounier, N. Berdiaev, G. Marcel,
        R. Guardini, J. H. Walgrave notamment 4 ont creusé la
        notion de personnalisme, lui ont donné sens et contenu. À notre
        connaissance, Van Severen n’a jamais utilisé ce concept. Mais
        que son idée de l’homme fût profondément personnaliste, ses
        conceptions en la matière le prouvent. Son regard sur l’homme et
        la société incluait davantage qu’une correction aux courants
        alors en progrès et qui tendaient de l’individualisme au
        collectivisme. Bien que ces courants sussent vaincre
        l’individualisme au profit du sentiment collectif, ils se
        trompaient en fait d’adversaire. Ce n’est pas en effet le
        collectivisme qui s’oppose à l’individualisme mais bien le
        personnalisme. Seule la personnalité – qui suppose
        nécessairement, outre la conscience de soi, le sentiment d’être
        enraciné dans une société de vie, la connaissance de ses racines
        – est immune vis-à-vis des solutions de facilité du
        collectivisme et capable d’empêcher la société de devenir une
        simple masse.
Toutefois
        : si l’accomplissement de la personne humaine est le but ultime,
        ce but ne peut être atteint que dans la mesure où règne l’ordre.
        L’ordre, tant dans l’homme qu’autour de l’homme, dans la vie
        ensemble. Cette condition sine qua non, empruntée à la pensée de
        Saint Thomas d’Aquin, a poussé Joris van Severen à rechercher
        sans trêve les conditions de l’ordre dans tous les domaines.
À
        l’époque – au cours de l’entre-deux-guerres – tout autant que
        maintenant, il était difficile d’établir par quoi il fallait
        commencer. Pourtant, fidèle à l’antique sagesse grecque qui
        recommande : Améliores le monde, commence par toi-même, Joris
        van Severen a accordé la plus grande attention à la formation de
        soi et à la formation de personnalités qui partagèrent ses
        conceptions et comme une phalange formèrent peu à peu la
        garnison d’un bastion imprenable à partir duquel le désordre
        pourrait être combattu sur tous les terrains.
Après
        l’armistice du 11 novembre 1918, il était apparu une fois
        de plus que le silence des armes n’apportait pas la paix et
        combien une fois encore « la guerre se poursuivait par
        d’autres moyens ». La lutte entre les nations passait
        quelque peu à l’arrière-plan pour laisser place à la lutte entre
        factions opposées au sein des nations. La lutte des classes et
        les oppositions au sein des communautés linguistiques
        suscitaient des foyers jamais éteints d’agitation. Le régime des
        partis prouvait sa fondamentale faiblesse face aux crises
        socio-économiques qui apparaissaient, cependant que le dernier
        grain de savoir-vivre politique était jeté par-dessus bord dans
        une interminable suite de scandales politiques.
Partout,
        Joris van Severen plaidait la nécessité de mettre un terme au
        chaos et rétablir de relations ordonnées. Le solidarisme n’était
        certes pas une formule-miracle, mais s’inspirait de la nécessité
        d’un changement de mentalité qui remplacerait le modèle
        conflictuel par un modèle d’harmonie lors de la recherche de
        solutions. Partant des nombreuses sociétés qui, comme des
        cercles concentriques circum-évanescents, donnent à la vie de
        l’individu sa dimension, van Severen ne voyait de salut que dans
        une démocratie organiquement articulée qui d’emblée serait
        garante d’une véritable autorité qui s’affirmerait dans tous les
        domaines.
La
        lutte que nous menons est de plus en plus menée dans un esprit
        d’aristocratie véritable, créant un style, caractérisé par une
        sobre conscience de soi, une fierté sans malice, une sincérité,
        une correction et une politesse résolues et, à travers tout
        ceci, une attitude vitale imposante et conquérante.
La
        qualité face à la quantité, les meilleurs face aux plus nombreux
        ou, en d’autres termes, l’aristocratie face à la démocratie. Ce
        sont là des normes incompatibles avec l’exercice de la politique
        dans un système parlementaire qui repose sur le principe
        « un homme, une voix », mais est en fait régi par des
        intérêts partisans et porté par une oligarchie partisane – et où
        il est moins question de maintenir des principes ressentis comme
        justes et de réaliser ses objectifs propres que, de quelque
        manière que ce soit, de continuer à participer à l’exercice du
        pouvoir et (surtout) aux prébendes qui y sont attachées 5. Joris
        van Severen ne pouvait que traiter par le mépris ces sortes de
        pratiques. Elles lui étaient suspectes au regard de ses
        conceptions élevées en matière de politique, laquelle doit avoir
        comme premier objectif le bien-être général de la polis. Ce
        bien-être général pouvait selon lui être le mieux garanti par la
        mobilisation des élites assoupies et leur sens du service. Aussi
        l’ordre social auquel il aspirait serait-il construit et porté
        par les élites dont les principales étaient à ses yeux :
l’aristocratie
        du sang
l’aristocratie
        de l’intelligence
l’aristocratie
        du travail consciencieux
l’aristocratie
        de l’héroïsme
l’aristocratie
        du savoir-vivre
Ainsi
        le concept d’aristocratie signifiait en premier lieu pour Joris
        van Severen une tournure d’esprit et l’attitude qui en découle,
        laquelle s’oppose diamétralement à la mentalité bourgeoise et à
        tout ce qui s’y est incorporé depuis 1789. Pour lui, le vieil
        adage « le style c’est l’homme » avait gardé son
        contenu de valeur intrinsèque : l’attitude intérieure détermine
        la façon de s’extérioriser et de se comporter ; l’impératif de
        service vient pour ainsi dire de l’intérieur, appartient
        quasiment aux réflexes.
Être
        fidèle à van Severen signifie se tenir dans le temps, dans sa
        propre époque, et même déjà dans l’avenir 6.
Plus
        haut, nous avons, au sujet des (r)évolutions en marche en Europe
        de l’Est, exprimé l’espoir que « la troisième voie »
        puisse y ouvrir de judicieuses perspectives d’avenir. Si cet
        espoir se réalisait, on ne pourrait échapper à l’actualité des
        leitmotive rappelés par nous sous la forme où Joris van Severen
        les a formulés, respectés et poursuivis.
Ces
        solides pensées qui toujours réapparaissent contiennent
        également un message révolutionnaire pour notre modèle de
        société occidental, cela va de soi. La formule shakespearienne
        «something rotten in the state» est ici également, fût-ce dans
        de moins dramatiques proportions, à l’ordre du jour. Ne laissons
        pas tout à la charge des autres ; prenons nous aussi pied dans
        notre propre époque, afin d’assurer notre avenir.
In
          deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente
          publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso
          vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen
          woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We
          verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties
          die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van
          de betreffende passages toe te sturen.
Kristien 
Ik moet je iets bekennen: voor het eerst in mijn leven
        heb ik iets van Kristien Hemmerechts gelezen. En het is me niet
        eens tegengevallen. In haar recente roman Hubertina
        (over Hubertina Aretz) komt Joris van Severen overigens ook twee
        keer voor.
P 300: “Bij de invasie in 1940 had de Belgische regering
        niet alleen Duitse staatsburgers gearresteerd, maar ook
        Vlaams-nationalisten, die zij als staatsgevaarlijke vijanden
        beschouwde. Anders dan de Israëlieten konden zij vrij snel naar
        België terugkeren, mar dat maakte het onrecht er niet minder om.
        Een van hen, Joris van Severen, had het niet overleefd. Hij was
        in Abbeville door Franse soldaten afgemaakt, als een kreupel
        paard, zonder proces, zonder recht van verdediging, zonder
        aanklacht zelfs.”
En op p 309: “Hoe kon er vergiffenis bestaan voor de
        artsen die gevangenen moedwillig hadden mishandeld in plaats van
        verzorgd? Hoe kon er vergiffenis zijn voor de bewakers die de
        gevangenen urenlang blootvoets in de sneeuw lieten staan? Hoe
        kon er vergiffenis zijn voor X, die mensen in nood had
        opgelicht? Of voor de soldaten die Joris van Severen met een
        nekschot hadden afgemaakt?”
Zeker op het eerste citaat valt historisch een en ander
        af te dingen, maar ik moet toegeven dat ik het boek met respect
        geschreven vond.
__________________________
N.a.v. Kristine Hemmerechts, Hubertina (Aretz),
        de Geus, 2022, ISBN. 9789044546025, 22,50 €.
KVHV: kweekvijver voor
            verrechtsing
Twee
        andere opvallende oud-leden van het KVHV zijn Joris van Severen,
        die in 1931 de fascistische partij Verbond van Dietsche
          Nationaal Solidaristen (Verdinaso) oprichtte, en
        Reimond Tollenaere, propagandaleider van de fascistische partij
        Vlaams Nationaal Verbond (VNV) en later ook commandant van de
        Zwarte Brigade.
Dit was
        een Vlaamse organisatie van nazi-gezinde militairen binnen het
        Vlaams Nationaal Verbond (VNV), actief van 1941 tot 1944. Nu kan
        je zeggen dat er altijd rotte appels in een studentenvereniging
        kunnen zitten en dat wie daar toch over begint, zich schuldig
        maakt aan guilt by association.4
Het
        KVHV weigert echter wel afstand te nemen van figuren als Joris
        van Severen. Op 18 mei 2020 deelt KVHV-Gent bijvoorbeeld een
        foto van twee boeken over Joris van Severen op hun Facebookpagina met volgend bovenschrift:
Twitter
        KVHV-Gent
Beide
        boeken bevatten tenslotte bijlagen en unieke foto’s die helpen
        een menselijk gezicht te geven aan een van de meest invloedrijke
        figuren in het Vlaanderen van de eerste helft van de 20e eeuw”.

En op
        20 mei 2020 postten ze een foto van Van Severen vergezeld van een
        korte biografie. Die eindigt met: “Joris van Severen blijft een
        van de meest controversiële figuren uit de Vlaamse geschiedenis.
        Desalniettemin blijft van Severen door zijn betrokkenheid in ons
        Verbond, de strijd om gelijkberechtiging voor het Vlaams en de
        Vlaming in Vlaanderen en zijn tragische dood een persoon die
        passende aandacht verdient”.
Eind
        2021 nodigde KVHV Gent ook historicus Luc Pauwels uit aan de
        UGent die er een lezing gaf over van Severen. In de
        beschrijving van het Facebook-evenement plaatsen ze een citaat van van Severen zelf: “Ik zal de
        strijd voeren tot de zege of tot ik erbij val.”
Op deze
        intellectuele basis wil de studentenbeweging dus aan
        elitevorming doen. Voormalig praeses van KVHV Gent, Jonas
        Naeyaert, legde het enkele jaren geleden zo uit in Humo:
“We
        willen een speerpunt vormen. Dat is essentieel in onze werking.
        We willen studenten klaarstomen om in het professionele leven
        bepaalde agendapunten te bewerkstelligen. We proberen onze leden
        te vormen tot mensen met een coherente ideologie.”
Naeyaert
        werd na zijn periode bij KVHV hoofdredacteur van de
        extreemrechtse website Sceptr en is sinds 2020
        persverantwoordelijke van het Vlaams Belang.
Twitter
        KVHV-Gent
“Joris
        van Severen mag dan tegenwoordig gelden als een vergeten
        persoon, toch was hij meer dan enkel een voetnoot in de
        Belgische geschiedenis. Joris van Severen was de bezieler van
        een idee dat heden ten dage nog niet ter ziele is gegaan. (…)
        Beide boeken bevatten tenslotte bijlagen en unieke foto’s die
        helpen een menselijk gezicht te geven aan een van de meest
        invloedrijke figuren in het Vlaanderen van de eerste helft van
        de 20e eeuw”.
_______________________
Donderdag
24
        maart 2022.
https://www.dewereldmorgen.be/artikel/2022/03/24/kvhv-kweekvijver-voor-verrechtsing/
        
Luc Pauwels voorzitter Studiecentrum Joris
            van Severen op Doorbraak
1940. Joris van Severen, leider van het Verdinaso, wordt
        samen met zijn vriend Jan Ryckoort in Abbeville op laffe wijze
        vermoord door Franse soldaten. Zij waren door het toenmalige
        Belgische regime gevangengenomen en zonder enige vorm van proces
        aan de Franse veiligheidsdiensten uitgeleverd. Een straat in
        Abbeville draagt nog steeds de naam van zijn moordenaar.
        Nochtans verdedigde Joris van Severen een strikte
        neutraliteitspolitiek, net zoals koning Leopold III, en was er
        geen reden om hem van mogelijke collaboratie te verdenken.
In de namiddag van 10 mei 1940
        werd hij door de Staatsveiligheid aangehouden. Diezelfde dag
        werden Joris van Severen en Jan Ryckoort op transport geplaatst,
        via Oostende en Duinkerke naar Béthune. Vier dagen later
        arriveerden de uitgehongerde gevangenen in Abbeville. Op 20 mei
        1940 begonnen Franse soldaten een wilde schietpartij. Na een
        korte onderbreking werd Van Severen, bij een poging om een
        Franse officier tot rede te brengen, met een kogel in het
        achterhoofd en in de buik geveld. Ryjckoort werd met
        bajonetsteken afgemaakt. De schuldigen bij de Belgische overheid
        werden nooit vervolgd.
Bron:
        https://doorbraak.be/20-mei-net-binnen-joris-van-severen-vermoord/