> nieuwsbrief > 2022 - nr. 4

Inhoud


 

 

 

Kaftillustratie: Toegangskaart tot de VIIIste Landdag van het Verdinaso gepland in het Brusselse Sportpaleis op 10 september 1939, doch ten gevolge van de oorlogsdreiging afgelast.


 

Mededelingen



Hernieuwen ledenbijdrage voor 2022

Wie zijn ledenbijdrage van minimum 29 € nog niet vereffende kan dit alsnog doen en dit het liefst per omgaande. Dit laat ons toe de overgang van Studiecentrum JvS  naar JvS  Instituut in goede banen te leiden. Gebruik daartoe het ingesloten betaalformulier. Vereffening graag via rekening IBAN: BE29 4650 2267 2164 t.n.v. Joris van Severen Instituut, 8870 Izegem

Voor een goed begrip: het *-symbool op uw adresetiket bevestigt dat u de ledenbijdrage - tevens abonnement op het Jaarboek en de Nieuwsbrief – wel al betaalde. Ontbreekt dit *-symbool, dan wordt het hoogtijd daaraan te verhelpen en alsnog uw bijdrage te vereffenen. Wie méér dan het minimumbedrag van 29 € overschrijft boeken we traditiegetrouw als erelid.

 

Bijgave bij het Jaarboek 2022

Bij het Joris van Severen Jaarboek 2022 hebben onze ereleden (zij die spontaan hun jaarbijdrage verhoogden tot 35 € of meer) een toegift ontvangen, nl. het boek Oranje Dassen doorgelicht (144 p.), zijnde de geschiedenis van het Algemeen Diets Jeugdverbond. Een jeugdbeweging die Joris van Severen hoog in het vaandel droeg en door velen als ’n neo-Dinaso-organisatie werd geïnterpreteerd.

 







INHOUD Jaarboek Joris van Severen 26 (2022)


Met deze aflevering zijn we aan het 26e Jaarboek Joris van Severen toe. We brengen andermaal een ruime verscheidenheid aan bijdragen die op een of andere wijze inzoomen op de ondertitel van deze reeks: Joris van Severen, zijn persoon, zijn ideeën, zijn invloed en zijn werk.

Vooreerst komt Luc Pauwels aan het woord die, na zijn recente grote biografie van Joris van Severen, als het ware de lijn doortrekt met z’n essay Joris van Severen, een begin…

Daarop aansluitend brengt Romain Vanlandschoot de resterende hoofdstukken van zijn diepgravend essay De laatste weg alleen, Joris van Severen 8 mei 1927 – 29 mei 1929, In het afsluitende luik van dit essay - waarvan het eerste deel werd opgenomen in het Jaarboek Joris van Severen 25 (2021) - komen respectievelijk aan bod: ‘’Een vernietigende, kwetsende en arrogante rede’, ‘Wil Joris van Severen wel een Directorium?’, ‘Roosendaal helemaal niet rooskleurig’, ‘De meerderheid van het KVNV is met mij’ en ‘De schaduw van August Borms’.

In Gerard van der Horst en het Verdinaso in Nederland brengt Ruud Bruijns diens rol en de verdiensten in herinnering bij het ontstaan en de uitbouw van de Noord-Nederlandse tak van Van Severens beweging. “Ik weet zeer goed dat gij de eerste zijt geweest…”, loofde Van Severen hem. Hij was niet slechts de eerste, doch ook de laatste getrouwe, zo blijkt.

Toen de Nederlandse regering in 1934 het ambtenarenverbod inzake lidmaatschap van Musserts NSB afkondigde publiceerden 19 hervormde predikanten een pamflet tegen deze maatregel. Hun oproep werd naderhand door nog eens 100 predikanten onderschreven. Hun grote bezwaar werd hen ingegeven door hun antibolsjewisme. Onder hen waren er een vijftal abonnees van Hier Dinaso!, het wekelijkse tijdschrift van het Verdinaso. Geen van die vijf was NSB’er en evenmin hebben ze tijdens de Tweede Wereldoorlog gecollaboreerd met de Duitse bezetter, wel integendeel: sommigen onder hen stonden in het daadwerkelijke verzet. Daarover vernemen we meer in de bijdrage van Henk Tijssen over De ‘Hier Dinaso!’-lezers onder de hervormde predikanten in de noordelijke Nederlanden.

Niet onterechte wordt wel eens beweerd dat in de jaarboekenreeks over Joris van Severen bij voorkeur aandacht besteedt wordt aan Louis Gueuning en Emiel Thiers, i.c. dan wat betreft hun rol bij de teloorgang van het Verdinaso aanvang het jaar 1941. In de bijdrage van de hand van Maurits Cailliau over Het andere geluid: over de rol van Jef François in 1940-1941 wordt gefocust op het aandeel van Jef François en Pol le Roy in deze cruciale maanden. Ook werd daarbij stilgestaan bij de gesprekken die toen door het Verdinaso gevoerd werden met het Légion nationale Belge van Paul Hoornaert. Recent verscheen, van de hand van Lionel Baland, en studie over deze beweging die bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, evolueerde ‘de l’Ordre nouveau à la Résistance’. We besteden verderop aandacht aan deze uitgave.

Na het einde van de Tweede Wereldoorlog zijn tal van pogingen ondernomen om de ideeën die het Verdinaso nastreefde – de eenheid van de Nederlanden en de structurering van het maatschappelijk bestel op basis van het solidarisme – opnieuw te actualiseren. Over één van deze pogingen brengt prof. em. Hans Nelis, met z’n essay Het gedachtegoed van een neo-Dinaso-beweging(DSB), als destijds geëngageerd militant van de DSB, verslag uit.

Afsluitend komt in deze editie ook Joris van Severen zelf aan het woord middels zijn Dagboeknotities over de periode aanvang januari tot einde april 1921. Daarin komt, naast zijn zorgen om ‘Maine’, ook z’n weerzin tegen alle vormen van geweld manifest op de voorgrond. Daarnaast ook een handgeschreven notitie van zijn hand.

Luc Delafortrie’s gedicht Denkend aan het Verdinaso sluit het jaarboek af.

Dit 26e Jaarboek Joris van Severen is de laatste editie uitgegeven door het Studiecentrum Joris van Severen. Doch niet het laatste in de reeks. Als reeds in de Nieuwsbrief Joris van Severen aangekondigd fuseren het ‘Studiecentrum Joris van Severen’ en de ‘Stichting Joris van Severen’ in de loop van dit jaar onder de naam Joris van Severen Instituut, dat vanaf 2023 de nieuwe uitgever van het Jaarboek Joris van Severen wordt.

--------------------------------

N.a.v. Jaarboek Joris van Severen 26 (2022), 208 pp, ill, ISBN 9789076057262, ledenprijs 29 €, boekhandelsprijs 35 €



La Légion Nationale Belge


De l’ordre nouveau à la Résistance

 


Het Nationaal Legioen werd opgericht in 1922 in Luik, België door de Belgische nationalist, Henry Graff, wiens broer, een officier in het Belgische leger, werd vermoord in bezet Duitsland. Deze beweging strekte zich uit over het hele land en hield zich aan de ideeën van de Nieuwe Orde. Het Nationale Legioen verlangde geen macht voor zichzelf, maar voor de koning. Paul Hoornaert volgde Henry Graff aan het hoofd en ontwikkelde het. Deze geüniformeerde groep ging fysiek de confrontatie aan met communisten, socialisten en Vlaams-nationalisten. In 1934 nam Paul Hoornaert deel aan het internationale congres van Montreux in Zwitserland, samen met andere leiders van Nieuwe Orde-bewegingen uit verschillende Europese landen.

De ideologie van de Nieuwe Belgische Orde, verspreid door het Nationale Legioen, via het belangrijkste persorgaan dat zijn naam en pamfletten draagt, evolueerde in de loop van de tijd. Als deze organisatie soms sympathie heeft voor het regime in Italië, is ze niettemin diep anti-Duits. Tijdens de Tweede Wereldoorlog trad ze toe tot de netwerken van het verzet, opgericht door Belgische nationalisten, en vocht ze tegen de bezetter. Een aantal van zijn leden werd door de Duitsers geëxecuteerd en zijn leider, Paul Hoornaert, stierf tijdens deportatie.

Lionel Baland is een viertalige Belgische schrijver die gespecialiseerd is in patriottische partijen in Europa en de geschiedenis van het Belgisch nationalisme. Hij heeft talrijke boeken over deze onderwerpen gepubliceerd.

____________

N.a.v. Lionel Baland, La Légion Nationale belge. De l’Ordre nouveau à la Résistance, Ars Magna, Nantes, 2022, ISBN: 978-2-38356-032-6. Ill., 240 p., 28 €.

 

 



De fusie gerealiseerd: het Joris van Severen Instituut


 

Naar aanleiding van de Algemene Vergadering 2021 van het Studiecentrum Joris van Severen – vzw werd gepleit voor een samengaan met de Stichting Joris van Severen vzw, die al sinds jaren instaat voor het organiseren van de herdenkingsplechtigheden te Brugge en te Abbeville en het onderhoud van het grafmonument aldaar.

Tijdens de voorbije maanden werden daartoe meerdere gesprekken gevoerd teneinde tot een fusieakkoord tussen beide vzw’s te komen dat n.a.v. de Algemene Vergadering 2022 in werking trad onder de naam Joris van Severen Instituut - vzw.

Binnen het Joris van Severen Instituut werden ondertussen een drietal werkgroepen gevormd, waaronder ook de ‘Werkgroep publicaties’, die voortaan zal instaan voor de redactie en voortzetting van de jaarboekenreeks en de Nieuwsbrieven.

Voor het lidmaatschap van beide vzw’s zal dit geen gevolgen hebben: met het ingaan van de fusie wordt het lidmaatschap automatisch omgezet tot het lidmaatschap van het Joris van Severen Instituut.

 

Het Studiecentrum Joris van Severen werd derhalve ontbonden en vereffend, zoals recent ook in het Belgisch Staatsblad te lezen stond:

 

 

Het Studiecentrum Joris van Severen verzorgde nog de uitgave en verspreiding van het 26e Jaarboek Joris van Severen 2022 en de Nieuwsbrieven Joris van Severen, nummers 3/2022. Dit nummer 4/2022 is een uitgave van het Joris van Severen Instituut, gevestigd in Izegem.

Vanaf 1 juli 2022 dient met zich ook hiervoor te wenden tot het secretariaat van het Joris van Severen Instituut, Nieuwpoortsesteenweg 399/0202, B.8400 Oostende. Als rekeningnummer voor het betalen van lidgelden en het aankopen van publicaties geldt voortaan enkel nog BE29 4650 2267 2164 op naam van het Joris van Severen Instituut.

 

 

Oprichtingsakte Joris van Severen Instituut vzw

8870 Izegem

Ondernemingsnummer: 0447.359.644

De algemene vergadering van 25 juni 2022, geldig samengeroepen en beschikkend over de nodige aantallen inzake aanwezigheid en meerderheid, heeft besloten de statuten te wijzigen, teneinde deze in overeenstemming te brengen met het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV).

De volgende statuten worden aangenomen:

 

HOOFDSTUK 1 - BENAMING, ZETEL, DOEL EN DUUR

Artikel 1. De vereniging zonder winstoogmerk draagt de naam Joris van Severen Instituut.

Artikel 2. De zetel is gevestigd te Meensesteenweg 191, 8870 Izegem. Hij kan verplaatst worden door het bestuursorgaan, voor zover die verplaatsing geen wijziging van de taal van de statuten met zich meebrengt. Het bestuursorgaan is tevens gemachtigd de zetelwijziging door te voeren in de statuten.

Artikel 3. De vereniging streeft een belangeloos doel na en keert, op straffe van nietigheid, rechtstreeks noch onrechtstreeks enig vermogensvoordeel uit aan de oprichters, de leden, de bestuurders of enig ander persoon, behalve voor het in de statuten bepaald belangeloos doel. De vereniging heeft als belangeloze doelstelling: de persoon en het werk van Joris van Severen bestuderen en communiceren aan derden, los van enig politiek doel. De vereniging streeft het belangeloos doel na in het kader van één of meer welbepaalde activiteiten die zij tot voorwerp heeft. Deze activiteiten kunnen zijn: het organiseren van activiteiten die verband houden met Joris van Severen, zoals het organiseren van tentoonstellingen, De omschrijving van deze activiteiten is louter exemplatief en niet limitatief. De vzw mag alle handelingen ondernemen ter voltooiing van het voorwerp en ter bevordering van het belangeloos doel voor zover de opbrengsten hiervan besteed worden aan het belangeloos doel en in overeenstemming met het voorwerp.

Artikel 4. De vereniging is opgericht voor onbeperkte duur.

 

 

L’Actualité de Joris van Severen


Maurits Cailliau

 

En Europe de l’Est resplendit une nouvelle aurore. Ce n’est pas seulement lors de l’implantation des régimes marxistes mais également lors de leur effondrement que s’applique la théorie des dominos. Les Polonais y ont œuvré presque dix ans, les Hongrois quelque dix semaines, les Tchèques et les Slovaques dix jours et les Roumains à peine plus de dix heures. Partout éclate le fiasco fondamental du modèle de société marxiste, partout on demande des comptes à la Nomenklatura. Partout aussi menace une carence du pouvoir par suite de la disparition de la main de fer.

Comment et par qui sera comblée cette carence du pouvoir ? Les démocraties parlementaires occidentales proposent-elles une alternative véritable aux régimes totalitaires déchus ? Saura-t-on voir à temps ce que sont en réalité nos « golden sixties » et l’État-providence s’aviser à temps qu’ici aussi, fût-ce avec moins de contrainte, tout est réglé du berceau à la tombe ? Par exemple l’écheveau confédéral, grâce auquel on dépouille dans ce pays (la Belgique) les « communautés » et les « régions » de leur identité, est-il en mesure d’apporter un soulagement dans la lutte des nationalités que l’Europe de l’Est ne manquera pas de rencontrer ?

 

Ce sont-là toutefois des questions rhétoriques dont seules les années à venir pourront nous donner la réponse. Pour l’heure on ne peut que formuler des attentes, exprimer l’espoir que la liberté retrouvée reçoive un contenu tout à fait judicieux et que cette liberté soit traduite en autant de libertés qu’il en faut à l’homme pour pouvoir – tant spirituellement que matériellement – être véritablement homme, « personne ». C’est alors que le fameux « ex oriente lux » regagnera en actualité et que l’Est nous offrira la lumière d’une société à l’échelle humaine, où personne et collectivité s’épanouiront pleinement.

Lors du renversement des dictatures marxistes, l’élan religieux a joué un rôle non négligeable dans les pays de l’Europe de l’Est. Pendant des décennies, l’Église y a littéralement vécu dans les catacombes ce qui l’a sauvegardée des modes modernes qui ont conduit l’Église d’Europe occidentale au seuil de l’anéantissement. La foi y est restée le ferment de la société. À l’inverse de l’Occident, les fidèles savaient vers quel but « ils étaient tous ensemble en marche ». Cette foi vivante, qui sut garder intact le sens de la consécration, nous permet d’espérer que le plat matérialisme occidental se révèle à peine y avoir une apparence de chance. Et cela signifie qu’on réussira peut-être à y frayer une troisième voie entre le cul-de-sac marxiste et l’avenue abaissante, « nivelante » du libéralisme. Ce n’est pas par hasard que l’ouvrage de référence moderne sur « la troisième voie » a comme auteur un Européen de l’Est, Ota Sik1.

 

Kaft van het overvloedig geïllustreerde ‘Boergondisch’ dubbelnummer 57-58 van het ‘Magazine des Amis  de Jean Mabire’ (herfst 2021), waarin deze bijdrage verscheen.

 

Jean Mabire (1927-2006) was een Frans-Normandisch schrijver, historicus en journalist. In 1958 werd hij als paraofficier ingezet in Algerije. In 1963 debuteerde hij als historicus met een essay over Pierre Drieu la Rochelle. Hij schreef meerdere boeken over de Tweede Wereldoorlog waaronder ook de geschiedenis van de Franse vrijwilligers aan het Oostfront. Als Normandisch regionalist publiceerde hij veel over de geschiedenis van Normandië.

 

Dans le cadre de cette évolution, le complexe d’idées de la « révolution conservatrice » revêt une actualité nouvelle. Ce qui nous convie, un demi-siècle après le meurtre d’Abbeville, à placer une figure de proue comme Joris van Severen sous les feux de la rampe, pas seulement à cause de sa personnalité mais tout autant à cause de ses idées.

Dans son article Armin Mohler et la révolution conservatrice 2, Luc Pauwels déclare à juste titre que « qui part à la recherche du courant jeune-conservateur dans nos pays est bien inspiré de ne pas perdre de vue les concepts de solidarisme et de personnalisme ». Et d’ajouter : « le plus nettement jeune-conservateur, et quasiment le seul qui ait fait école chez nous, est Joris van Severen, (pour qui) des mots-clés comme « ordre » et « élite » et une typique pensée juridiquement structurante, qui le distingue tant du nationalisme flamand protestateur et manifestateur (ont été caractéristiques). » Lui, Joris van Severen, est du reste l’unique représentant aux Pays-Bas de la révolution conservatrice qui n’ait jamais utilisé personnellement les termes « révolutionnaire-conservateur »pour exprimer sa propre position 3.

 

Le plus stupéfiant est bien que le corpus d’idées de Joris van Severen, dans son essence, n’ait guère ou pas besoin d’actualisation. Lui-même savait mieux que quiconque combien la forme de son instrument de travail – le Verdinaso – était liée à l’époque.

Il s’inscrivait, en effet, dans l’atmosphère et la mentalité, marquées par l’époque, de l’ensemble des mouvements européens d’ « ordre nouveau » de l’entre-deux-guerres. Ce n’est pas le lieu ici de s’étendre là-dessus. Il n’en faut que davantage fixer son attention sur les objectifs ultimes de Van Severen : il ne se satisfaisait pas de pétrir des « soldats politiques » utilisables, mais s’efforçait de former des hommes, des personnalités. Cet objectif lui faisait dépasser les facettes si datées de la plupart des mouvements- « ordre nouveau » du théâtre politique européen de l’époque. Cela explique aussi pourquoi et en quoi ses disciples se distinguent jusqu’à nos jours du type de militant moyen d’alors et de maintenant.

 

Afin de s’en faire une idée, il suffit de prendre comme fil d’Ariane quelques topoi de Van Severen : on arrive ainsi à pénétrer au cœur de sa personnalité et de son combat qui s’articulent autour des concepts de « liberté », d’ « ordre » et d’ « élite ».

C’est cela la liberté : ayant acquis la maîtrise de son être propre, pouvoir faire et faire ce qu’en conscience on est convaincu de devoir faire.

Une telle conception de la liberté est personnaliste et dynamique. Elle pose la maîtrise de soi en préalable à la capacité de liberté. La liberté comme incitation « à… » par opposition au fait d’être libre « de… ». La liberté est liée au devoir de conscience et au sens des responsabilités.

 

Une si haute conception de la liberté est diamétralement opposée au concept libéral de liberté qui régit l’esprit du temps en Occident : être libre de devoirs et de responsabilités vis à visde soi-même et de la (ou des) collectivité(s) ; un esprit du temps qui dicte que l’individu puisse renoncer au devoir de devenir une personne et qui empêche la masse de devenir collectivité, un esprit du temps où tôt ou tard la liberté se résorbe elle-même dans l’anarchie.

Pour nous la vie culmine dans l’accomplissement de la personne humaine. Mais nous savons que cet accomplissement n’est possible que dans l’ordre et là où règne l’ordre.

 

Des penseurs comme E. Mounier, N. Berdiaev, G. Marcel, R. Guardini, J. H. Walgrave notamment 4 ont creusé la notion de personnalisme, lui ont donné sens et contenu. À notre connaissance, Van Severen n’a jamais utilisé ce concept. Mais que son idée de l’homme fût profondément personnaliste, ses conceptions en la matière le prouvent. Son regard sur l’homme et la société incluait davantage qu’une correction aux courants alors en progrès et qui tendaient de l’individualisme au collectivisme. Bien que ces courants sussent vaincre l’individualisme au profit du sentiment collectif, ils se trompaient en fait d’adversaire. Ce n’est pas en effet le collectivisme qui s’oppose à l’individualisme mais bien le personnalisme. Seule la personnalité – qui suppose nécessairement, outre la conscience de soi, le sentiment d’être enraciné dans une société de vie, la connaissance de ses racines – est immune vis-à-vis des solutions de facilité du collectivisme et capable d’empêcher la société de devenir une simple masse.

Toutefois : si l’accomplissement de la personne humaine est le but ultime, ce but ne peut être atteint que dans la mesure où règne l’ordre. L’ordre, tant dans l’homme qu’autour de l’homme, dans la vie ensemble. Cette condition sine qua non, empruntée à la pensée de Saint Thomas d’Aquin, a poussé Joris van Severen à rechercher sans trêve les conditions de l’ordre dans tous les domaines.

 

À l’époque – au cours de l’entre-deux-guerres – tout autant que maintenant, il était difficile d’établir par quoi il fallait commencer. Pourtant, fidèle à l’antique sagesse grecque qui recommande : Améliores le monde, commence par toi-même, Joris van Severen a accordé la plus grande attention à la formation de soi et à la formation de personnalités qui partagèrent ses conceptions et comme une phalange formèrent peu à peu la garnison d’un bastion imprenable à partir duquel le désordre pourrait être combattu sur tous les terrains.

Après l’armistice du 11 novembre 1918, il était apparu une fois de plus que le silence des armes n’apportait pas la paix et combien une fois encore « la guerre se poursuivait par d’autres moyens ». La lutte entre les nations passait quelque peu à l’arrière-plan pour laisser place à la lutte entre factions opposées au sein des nations. La lutte des classes et les oppositions au sein des communautés linguistiques suscitaient des foyers jamais éteints d’agitation. Le régime des partis prouvait sa fondamentale faiblesse face aux crises socio-économiques qui apparaissaient, cependant que le dernier grain de savoir-vivre politique était jeté par-dessus bord dans une interminable suite de scandales politiques.

Partout, Joris van Severen plaidait la nécessité de mettre un terme au chaos et rétablir de relations ordonnées. Le solidarisme n’était certes pas une formule-miracle, mais s’inspirait de la nécessité d’un changement de mentalité qui remplacerait le modèle conflictuel par un modèle d’harmonie lors de la recherche de solutions. Partant des nombreuses sociétés qui, comme des cercles concentriques circum-évanescents, donnent à la vie de l’individu sa dimension, van Severen ne voyait de salut que dans une démocratie organiquement articulée qui d’emblée serait garante d’une véritable autorité qui s’affirmerait dans tous les domaines.

 

La lutte que nous menons est de plus en plus menée dans un esprit d’aristocratie véritable, créant un style, caractérisé par une sobre conscience de soi, une fierté sans malice, une sincérité, une correction et une politesse résolues et, à travers tout ceci, une attitude vitale imposante et conquérante.

 

La qualité face à la quantité, les meilleurs face aux plus nombreux ou, en d’autres termes, l’aristocratie face à la démocratie. Ce sont là des normes incompatibles avec l’exercice de la politique dans un système parlementaire qui repose sur le principe « un homme, une voix », mais est en fait régi par des intérêts partisans et porté par une oligarchie partisane – et où il est moins question de maintenir des principes ressentis comme justes et de réaliser ses objectifs propres que, de quelque manière que ce soit, de continuer à participer à l’exercice du pouvoir et (surtout) aux prébendes qui y sont attachées 5. Joris van Severen ne pouvait que traiter par le mépris ces sortes de pratiques. Elles lui étaient suspectes au regard de ses conceptions élevées en matière de politique, laquelle doit avoir comme premier objectif le bien-être général de la polis. Ce bien-être général pouvait selon lui être le mieux garanti par la mobilisation des élites assoupies et leur sens du service. Aussi l’ordre social auquel il aspirait serait-il construit et porté par les élites dont les principales étaient à ses yeux :

 

l’aristocratie du sang

l’aristocratie de l’intelligence

l’aristocratie du travail consciencieux

l’aristocratie de l’héroïsme

l’aristocratie du savoir-vivre

 

Ainsi le concept d’aristocratie signifiait en premier lieu pour Joris van Severen une tournure d’esprit et l’attitude qui en découle, laquelle s’oppose diamétralement à la mentalité bourgeoise et à tout ce qui s’y est incorporé depuis 1789. Pour lui, le vieil adage « le style c’est l’homme » avait gardé son contenu de valeur intrinsèque : l’attitude intérieure détermine la façon de s’extérioriser et de se comporter ; l’impératif de service vient pour ainsi dire de l’intérieur, appartient quasiment aux réflexes.

 

Être fidèle à van Severen signifie se tenir dans le temps, dans sa propre époque, et même déjà dans l’avenir 6.

Plus haut, nous avons, au sujet des (r)évolutions en marche en Europe de l’Est, exprimé l’espoir que « la troisième voie » puisse y ouvrir de judicieuses perspectives d’avenir. Si cet espoir se réalisait, on ne pourrait échapper à l’actualité des leitmotive rappelés par nous sous la forme où Joris van Severen les a formulés, respectés et poursuivis.

 

Ces solides pensées qui toujours réapparaissent contiennent également un message révolutionnaire pour notre modèle de société occidental, cela va de soi. La formule shakespearienne «something rotten in the state» est ici également, fût-ce dans de moins dramatiques proportions, à l’ordre du jour. Ne laissons pas tout à la charge des autres ; prenons nous aussi pied dans notre propre époque, afin d’assurer notre avenir.

 

 

Sprokkels


 

In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

 

 

Kristien

Ik moet je iets bekennen: voor het eerst in mijn leven heb ik iets van Kristien Hemmerechts gelezen. En het is me niet eens tegengevallen. In haar recente roman Hubertina (over Hubertina Aretz) komt Joris van Severen overigens ook twee keer voor.

P 300: “Bij de invasie in 1940 had de Belgische regering niet alleen Duitse staatsburgers gearresteerd, maar ook Vlaams-nationalisten, die zij als staatsgevaarlijke vijanden beschouwde. Anders dan de Israëlieten konden zij vrij snel naar België terugkeren, mar dat maakte het onrecht er niet minder om. Een van hen, Joris van Severen, had het niet overleefd. Hij was in Abbeville door Franse soldaten afgemaakt, als een kreupel paard, zonder proces, zonder recht van verdediging, zonder aanklacht zelfs.”

En op p 309: “Hoe kon er vergiffenis bestaan voor de artsen die gevangenen moedwillig hadden mishandeld in plaats van verzorgd? Hoe kon er vergiffenis zijn voor de bewakers die de gevangenen urenlang blootvoets in de sneeuw lieten staan? Hoe kon er vergiffenis zijn voor X, die mensen in nood had opgelicht? Of voor de soldaten die Joris van Severen met een nekschot hadden afgemaakt?”

Zeker op het eerste citaat valt historisch een en ander af te dingen, maar ik moet toegeven dat ik het boek met respect geschreven vond.

__________________________

N.a.v. Kristine Hemmerechts, Hubertina (Aretz), de Geus, 2022, ISBN. 9789044546025, 22,50 €.

 

KVHV: kweekvijver voor verrechtsing

Erelid Joris van Severen

Twee andere opvallende oud-leden van het KVHV zijn Joris van Severen, die in 1931 de fascistische partij Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso) oprichtte, en Reimond Tollenaere, propagandaleider van de fascistische partij Vlaams Nationaal Verbond (VNV) en later ook commandant van de Zwarte Brigade.

Dit was een Vlaamse organisatie van nazi-gezinde militairen binnen het Vlaams Nationaal Verbond (VNV), actief van 1941 tot 1944. Nu kan je zeggen dat er altijd rotte appels in een studentenvereniging kunnen zitten en dat wie daar toch over begint, zich schuldig maakt aan guilt by association.4

Het KVHV weigert echter wel afstand te nemen van figuren als Joris van Severen. Op 18 mei 2020 deelt KVHV-Gent bijvoorbeeld een foto van twee boeken over Joris van Severen op hun Facebookpagina met volgend bovenschrift:

Twitter KVHV-Gent

Beide boeken bevatten tenslotte bijlagen en unieke foto’s die helpen een menselijk gezicht te geven aan een van de meest invloedrijke figuren in het Vlaanderen van de eerste helft van de 20e eeuw”.

En op 20 mei 2020 postten ze een foto van Van Severen vergezeld van een korte biografie. Die eindigt met: “Joris van Severen blijft een van de meest controversiële figuren uit de Vlaamse geschiedenis. Desalniettemin blijft van Severen door zijn betrokkenheid in ons Verbond, de strijd om gelijkberechtiging voor het Vlaams en de Vlaming in Vlaanderen en zijn tragische dood een persoon die passende aandacht verdient”.

Eind 2021 nodigde KVHV Gent ook historicus Luc Pauwels uit aan de UGent die er een lezing gaf over van Severen. In de beschrijving van het Facebook-evenement plaatsen ze een citaat van van Severen zelf: “Ik zal de strijd voeren tot de zege of tot ik erbij val.”

Op deze intellectuele basis wil de studentenbeweging dus aan elitevorming doen. Voormalig praeses van KVHV Gent, Jonas Naeyaert, legde het enkele jaren geleden zo uit in Humo:

“We willen een speerpunt vormen. Dat is essentieel in onze werking. We willen studenten klaarstomen om in het professionele leven bepaalde agendapunten te bewerkstelligen. We proberen onze leden te vormen tot mensen met een coherente ideologie.”

Naeyaert werd na zijn periode bij KVHV hoofdredacteur van de extreemrechtse website Sceptr en is sinds 2020 persverantwoordelijke van het Vlaams Belang.

Twitter KVHV-Gent

“Joris van Severen mag dan tegenwoordig gelden als een vergeten persoon, toch was hij meer dan enkel een voetnoot in de Belgische geschiedenis. Joris van Severen was de bezieler van een idee dat heden ten dage nog niet ter ziele is gegaan. (…) Beide boeken bevatten tenslotte bijlagen en unieke foto’s die helpen een menselijk gezicht te geven aan een van de meest invloedrijke figuren in het Vlaanderen van de eerste helft van de 20e eeuw”.

_______________________

Donderdag 24 maart 2022.

https://www.dewereldmorgen.be/artikel/2022/03/24/kvhv-kweekvijver-voor-verrechtsing/

 

Luc Pauwels voorzitter Studiecentrum Joris van Severen op Doorbraak

1940. Joris van Severen, leider van het Verdinaso, wordt samen met zijn vriend Jan Ryckoort in Abbeville op laffe wijze vermoord door Franse soldaten. Zij waren door het toenmalige Belgische regime gevangengenomen en zonder enige vorm van proces aan de Franse veiligheidsdiensten uitgeleverd. Een straat in Abbeville draagt nog steeds de naam van zijn moordenaar. Nochtans verdedigde Joris van Severen een strikte neutraliteitspolitiek, net zoals koning Leopold III, en was er geen reden om hem van mogelijke collaboratie te verdenken.

In de namiddag van 10 mei 1940 werd hij door de Staatsveiligheid aangehouden. Diezelfde dag werden Joris van Severen en Jan Ryckoort op transport geplaatst, via Oostende en Duinkerke naar Béthune. Vier dagen later arriveerden de uitgehongerde gevangenen in Abbeville. Op 20 mei 1940 begonnen Franse soldaten een wilde schietpartij. Na een korte onderbreking werd Van Severen, bij een poging om een Franse officier tot rede te brengen, met een kogel in het achterhoofd en in de buik geveld. Ryjckoort werd met bajonetsteken afgemaakt. De schuldigen bij de Belgische overheid werden nooit vervolgd.

Bron: https://doorbraak.be/20-mei-net-binnen-joris-van-severen-vermoord/