> nieuwsbrief > 2022 - nr 3
Inhoud
Hernieuwen ledenbijdrage voor 2022
Wie zijn ledenbijdrage
        van minimum 29 € nog niet vereffende kan dit alsnog doen en dit
        het liefst voor einde juni. Dit laat ons toe de overgang van
        Studiecentrum JvS  naar
        JvS  Instituut in
        goede banen te leiden.
Vereffening graag via
        onze rekening IBAN: BE71 0001 7058 1469 – BIC: BPOTBEB1 t.n.v.
        Studiecentrum Joris van Severen, Paddevijverstraat 2, 8900
        Ieper. 
Voor een goed begrip: het *-symbool op uw adresetiket
        bevestigt dat u de ledenbijdrage - tevens abonnement op het
        Jaarboek en de Nieuwsbrief – wel al betaalde. Ontbreekt
          dit *-symbool, dan wordt het
        hoogtijd daaraan te verhelpen en alsnog uw bijdrage te
        vereffenen. Wie méér dan het minimumbedrag van 29 € overschrijft
        boeken we traditiegetrouw als erelid.
Bijgave bij het Jaarboek 2022
Bij het Joris van Severen Jaarboek 2022 mogen
        onze ereleden (zij die spontaan hun jaarbijdrage verhoogden tot
        35 € of meer) een toegift verwachten, nl. het boek Oranje
          Dassen doorgelicht (144 p.), zijnde de geschiedenis van
        het Algemeen Diets Jeugdverbond. Een jeugdbeweging die Joris van
        Severen hoog in het vaandel droeg en door velen als ’n
        neo-Dinaso-organisatie werd geïnterpreteerd.
Oude Jaarboeken
            Joris van Severen
Mede met het oog op de nakende fusie tussen het Studiecentrum
          Joris van Severen en de Stichting Joris van Severen
        tot het Joris van Severen Instituut (zie ook verderop in
        deze Nieuwsbrief) werd besloten het aantal archiefexemplaren van
        de al verschenen jaarboeken af te bouwen.
Van alle jaarboeken (met uitzondering van het Oorlogsdagboek
        en de Fotobiografie) zijn nog exemplaren voorhanden.
        Daarmee bieden we onze leden een enige gelegenheid op het
        aanvullen van de hiaten in hun jaarboekenreeks. De gunstprijs
        per jaarboek bedraagt 5 €, te verhogen met de verzendkosten,
        zijnde 5,80 € per 2 exemplaren.
Interesse? Deel ons dan de je ontbrekende jaargangen
        mee. Voor zover voorradig leggen we die dan voor jou opzij op
        basis van “Wie eerst komt, eerst maalt”. Dit aanbod eindigt
        einde juni 2022, bij de fusie van het Studiecentrum Joris van
        Severen met de Stichting Joris van Severen.
Met deze aflevering zijn we aan het 26e Jaarboek Joris van Severen
        toe. We brengen andermaal een ruime verscheidenheid aan
        bijdragen die op een of andere wijze inzoomen op de ondertitel
        van deze reeks: Joris van Severen, zijn persoon, zijn
          ideeën, zijn invloed en zijn werk.
Vooreerst komt Luc
        Pauwels aan het woord die, na zijn recente grote biografie van
        Joris van Severen, als het ware de lijn doortrekt met z’n essay
        Joris van Severen, een begin…
Daarop aansluitend
        brengt Romain Vanlandschoot de resterende hoofdstukken van zijn
        diepgravend essay De laatste weg
            alleen, Joris van Severen 8 mei 1927 – 29 mei 1929, In
        het afsluitende luik van dit essay - waarvan het eerste deel
        werd opgenomen in het Jaarboek Joris van Severen 25
        (2021) - komen respectievelijk aan bod: ‘’Een vernietigende,
        kwetsende en arrogante rede’, ‘Wil Joris van Severen wel een
        Directorium?’, ‘Roosendaal helemaal niet rooskleurig’, ‘De
        meerderheid van het KVNV is met mij’ en ‘De schaduw van August
        Borms’. 
In Gerard van der
          Horst en het Verdinaso in Nederland brengt Ruud Bruijns
        diens rol en de verdiensten in herinnering bij het ontstaan en
        de uitbouw van de Noord-Nederlandse tak van Van Severens
        beweging. “Ik weet
            zeer goed dat gij de eerste zijt geweest…”, loofde Van Severen hem. Hij
          was niet slechts de eerste, doch ook de laatste getrouwe, zo
          blijkt.
Toen
        de Nederlandse regering in 1934 het ambtenarenverbod inzake
        lidmaatschap van Musserts NSB afkondigde publiceerden 19
        hervormde predikanten een pamflet tegen deze maatregel. Hun
        oproep werd naderhand door nog eens 100 predikanten
        onderschreven. Hun grote bezwaar werd hen ingegeven door hun
        antibolsjewisme. Onder hen waren er een vijftal abonnees van Hier
          Dinaso!, het wekelijkse tijdschrift van het Verdinaso.
        Geen van die vijf was NSB’er en evenmin hebben ze tijdens de
        Tweede Wereldoorlog gecollaboreerd met de Duitse bezetter, wel
        integendeel: sommigen onder hen stonden in het daadwerkelijke
        verzet. Daarover vernemen we meer in de bijdrage van Henk
        Tijssen over De ‘Hier Dinaso!’-lezers onder de hervormde
          predikanten in de noordelijke Nederlanden.
Niet
        onterechte wordt wel eens beweerd dat in de jaarboekenreeks over
        Joris van Severen bij voorkeur aandacht besteedt wordt aan Louis
        Gueuning en Emiel Thiers, i.c. dan wat betreft hun rol bij de
        teloorgang van het Verdinaso aanvang het jaar 1941. In de
        bijdrage van de hand van Maurits Cailliau over Het andere
          geluid: over de rol van Jef François in 1940-1941 wordt
        gefocust op het aandeel van Jef François en Pol le Roy in deze
        cruciale maanden. 
Na het
        einde van de Tweede Wereldoorlog zijn tal van pogingen
        ondernomen om de ideeën die het Verdinaso nastreefde – de
        eenheid van de Nederlanden en de structurering van het
        maatschappelijk bestel op basis van het solidarisme – opnieuw te
        actualiseren. Over één van deze pogingen brengt prof. em. Hans
        Nelis, met z’n essay Het
              gedachtegoed van een neo-Dinaso beweging: De Dietse
              Solidaristische Beweging (DSB), als destijds
            geëngageerd militant van de DSB, verslag uit. 
Afsluitend komt in deze
        editie ook Joris van Severen zelf aan het woord middels zijn Dagboeknotities
          over de periode aanvang januari tot einde april 1921. Daarin
        komt, naast zijn zorgen om ‘Maine’, ook z’n weerzin tegen alle
        vormen van geweld manifest op de voorgrond. Daarnaast ook een
        handgeschreven notitie van zijn hand.
Luc Delafortrie’s
        gedicht Denkend aan het Verdinaso sluit het jaarboek af.
Dit 26e Jaarboek
          Joris van Severen is de laatste editie uitgegeven door het
        Studiecentrum Joris van Severen. Doch niet het laatste in de
        reeks. Als reeds in de Nieuwsbrief Joris van Severen
        aangekondigd fuseren het ‘Studiecentrum Joris van Severen’ en de
        ‘Stichting Joris van Severen’ in de loop van dit jaar onder de
        naam Joris van Severen Instituut, dat vanaf 2023 de
        nieuwe uitgever van het Jaarboek Joris van Severen
        wordt. 
______________
N.a.v. Jaarboek
          Joris van Severen 26 (2022), 208 pp, ill, ISBN
        9789076057262, ledenprijs 29 €, boekhandelsprijs 35 €
Aanvulling vanuit
          onze lezerskring
Een
        tweetal kleine opmerkingen vanwege artikel Solidaristische
        Beweging in laatste jaarboek. Op bladzijde 130 wordt gesproken
        over Bernard Postma, ik heb zelf het stuk op wikipedia
        geschreven wat de auteur deels als bron gebruikt. Het begrip
        solidaristisch ideoloog komt dus van mij, dat heb ik bedacht
        omdat Postma het programma van de Nederlandse Volks-Unie heeft
        geschreven, naast een hoop andere artikelen, die naar mijn
        mening allemaal het solidarisme ademen. 
De
        schuilnaam Berend de Vries die wordt genoemd, daarvan weet ik
        zeker dat deze van Postma zelf was, de secretaris penningmeester
        die wordt genoemd was vermoedelijk de Dordtse advocaat Willem
        Beernink. (Sjors Remerswaal, Zoetermeer) 
Zaterdag 21 mei 2022: Jaarmis te
            Brugge & herdenking aan het Bourgoensche Cruyce

Homilie door de E.H. Jan Tilleman in de
            Blindekenskapel
          
      
Talrijke
        jongeren ontvangen deze dagen het vormsel. Hiermee geven zij te
        kennen dat zij christen willen worden. Dit gebeurt in een
        drietal stappen. Eerst en vooral belijden zij dat ze geloven in
        Jezus Christus.
Ze
        belijden dat ze in woord en daad de taal van Christus willen
        spreken in hun dagelijks leven, in de omgang met hun medemensen,
        in hun zorg voor de aarde. Wie Christus volgt, schept toekomst
        voor mens en wereld. Hij is bron van hoop voor elke medemens,
        wereldwijd, en in de eerste plaats voor diegenen die honger en
        dorst lijden, de vluchtelingen en de daklozen, de zieken en de
        verdrukten. ln een tweede stap belijden zij hun geloof in God.
        Wie gelooft in Jezus Christus, zich aan Hem toevertrouwt en zijn
        'taal' wil spreken, gelooft ook in de God van Jezus Christus.
        M.a.w., hij kan geloven in een God die herkenbaar wordt en zich
        laat kennen, die openbaar wordt en zich openbaart in de mens
        Jezus van Nazareth, en ook in elke mens in wie we iets van Jezus
        van Nazareth herkennen. Als beeld, symbool, sacrament geeft
        Jezus God gestalte en verwijst naar Hem die groter is dan zijn
        hart. Want de Vader is groter dan ik.
In een
        derde stap worden mensen christengelovigen in solidariteit met
        elkaar, als ze in elkaar geloven, als ze elkaars woord en
        wederwoord, woord en antwoord worden. Daarbij horen vergeving en
        verzoening. In het verbond dat mensen belangeloos en universeel
        tot stand brengen, realiseren ze Gods geloof in elke mens. Dat
        blijkt uit de verhalen over Jezus Christus. De God van Jezus
        Christus blijft onvoorwaardelijk 'Ik-zal-er-zijn-voor-jullie'.
        Door het volgen van Jezus Christus kan ons levensverhaal nu Gods
        verhaal worden. Mensen brengen dan tot expressie dat ze symbool
        van God zijn. Ze verhalen God.
Vanuit
        hun geloof worden christenen 'heilig', helend (Genezen en
        heel-maken). Wie Jezus volgt en zoals Hij belangeloos solidair
        wordt met iedere medemens, heelt en geneest anderen, wordt zelf
        genezen en geheeld.
Centraal
        staat hierbij de vrede: Mijn vrede laat Ik jullie na, mijn
        eigenvrede geef lk jullie, een andere dan de wereld te bieden
        heeft.
Jezus
        wordt immers in het evangelie getekend als iemand die luistert
        en probeert zijn toehoorders mee te nemen in zijn overtuiging,
        zonder hen te dwingen. Jezus liefhebben en zijn woord ter harte
        nemen, is houden van elke medemens, wie dan ook. Het gaat
        hierbij om een vrede die gefundeerd is op onderlinge
        verbondenheid, een vrede van eenheid in verscheidenheid, met
        respect voor ieders ritme, voor ieders zoeken en tasten, elkaar
        aanvullend, elkaar scheppend. In het verwezenlijken van die
        vrede worden we openbaring van de levende Christus, van
        God-met-ons, van ons-met-God. ln die vrede ervaren we Jezus
        Christus, zijn God en de pleitbezorger, de heilige Geest. 
Joris
        van Severen gebruikt graag het woord 'solidarisme'. De
        pauselijke encyclieken Rerum Novarum (1891) en Quadragesimo
          Anno (1931) brengen immers het verhaal van het katholieke
        solidarisme. In het solidarisme ziet Joris van Severen de
        oorspronkelijke christelijke sociale leer. Het is het
        maatschappelijk systeem, dat de solidariteit van elke
        gemeenschap met haar leden en van de leden met hun gemeenschap
        als grondbeginsel van de menselijke samenleving stelt. Joris van
        Severen legt er steeds de nadruk op dat het begrip solidarisme
        niets anders is dan het christelijk begrip van een gemeenschap.
Toespraak door Stefaan Coudenys
            namens het Abbeville-comité aan het Bourgoesche Cruyce
          
      
82
        jaar na de gebeurtenissen van mei 1940 blijven we dit monument
        van herinnering opzoeken. Het werd ontworpen door wijlen mevr.
        Gaby Warris, die het bloedbad van Abbeville meemaakte. Het dient
        geen politiek doel; het streeft geen wraak na; het wekt geen
        woede. Het is een gedenkplaat van liefde, die de herinnering
        levend wil houden aan enkele mensen die gesmoord werden in de
        onmenselijkheid die oorlog heet.
Het
        publiek dat zich rond dit monument verzamelt, wordt ouder. Met
        het overlijden van Gaby Warris in 2013 (12 september) verdween
        de laatste getuige van het bloedbad. Marc Devriese was jarenlang
        de zachtmoedige bezieler van deze herdenking; hij overleed in
        2015 (december). Tom Allewaert zorgde voor de locatie van deze
        gedenksteen, hij overleed in 2019 (27 augustus). Guido Van In
        zorgde als senator voor het eerherstel van de slachtoffers van
        Abbeville; hij overleed in 2020 (24 oktober). 
Toch
        blijft het Abbevillecomité overtuigd van het belang van deze
        jaarlijkse herinnering. We leven in een wereld waar het verleden
        niets meer is dan een voetnoot bij het heden. Meer nog, het
        verleden wordt zorgvuldig herschreven om de politiek van nu te
        dienen. Geschiedenis wordt vakkundig met een gekleurde bril
        hertaald, de verhalen nauwkeurig ingedeeld in hedendaagse
        allegorieën van goed en kwaad. 
Dit
        drama van Abbeville leert ons voor altijd dat een mens geen
        prototype is dat zomaar ingezet kan worden als politieke
        pasmunt. Om het met een woord van wijlen historicus Eric Defoort
        te zeggen, de wereld wordt in zijn diepmenselijkheid getekend
        door sfumato, De slachtoffers van het bloedbad van 20
        mei 1940 zijn niet voor altijd goed omdat ze het slachtoffer
        werden van militaire terreur, en evenmin zijn ze slecht omdat ze
        door de juiste militairen doodgeschoten werden. Het waren mensen
        zoals u en ik, die zo goed en kwaad het kon hun leven leidden en
        vermalen werden door de storm die oorlog is. 
Natuurlijk
        werden fouten gemaakt, door de Brugse overheid, de Belgische
        staatsveiligheid, het Franse militaire apparaat. Het is des
        mensen om fouten te maken, en volwassen om met die fouten in het
        reine te komen: de stad Brugge laat zich elk jaar op deze
        plechtigheid vertegenwoordigen en bewijst daarmee het voornemen
        om uit de fouten van het verleden lessen te trekken. De
        Belgische overheid nam haar verantwoordelijkheid eind jaren ’70,
        toen ze de stoffelijke resten van de slachtoffers liet
        overbrengen naar het militaire kerkhof van De Panne en hen
        daarmee expliciet als oorlogsslachtoffers erkende. En ook het
        Franse militaire apparaat besefte bij monde van luitenant
        Leclabart dat de standrechtelijke executies niets meer waren dan
        een wetteloze moordpartij. 
In de
        chaos van de oorlog is het drama van Abbeville een tragedie,
        waarin iedereen als Oedipus zijn best doet om zijn eigen rol te
        spelen, maar stapsgewijs terecht komt in een maalstroom van
        onmenselijkheid, waar een mensenleven niets meer waard blijkt en
        elk moreel besef gesmoord wordt in de passie van de haat.
Deze
        herdenking hemelt niet de slachtoffers op. Ze veroordeelt niet
        de daders. Ze vraagt begrip en nodigt uit tot contemplatie over
        de menselijke conditie. Deze herdenking veroordeelt radicaal de
        oorlog, niet uit een naïef of idealistisch pacifisme, maar in
        het volle besef dat oorlog een broedplaats is waar de duivel
        zijn discipelen vindt. Waar oorlog is, gebeuren Abbevilles.
Ziehier
        het belang van Eeuwige Gedachtenis.
      
    
82 JAAR later
    
Toespraak door Stefaan Coudenys te
            Abbeville namens het Abbevillecomité
          
      
Dit is
        een praalgraf voor een omstreden man, zijn trouwe secretaris en
        hier vlakbij ook de laatste rustplaats van zijn grote liefde
        Rachel Baes.
Tot op
        vandaag zorgt van Severen voor beroering: de man moet een immens
        charisma hebben gehad om na zijn ontijdig sterven nog zijn
        schaduw ver vooruit te werpen; om zo’n verscheiden mensen als
        Jan Ryckoort en Rachel Baes tot in de dood aan zich te binden;
        om met Maria Ceuterick en Louis Caestecker een lot te delen dat
        niemand toebedeeld mocht krijgen.
  De
          bloemstukken op het dubbelgraf te Abbeville op 22 mei 2020
Dit
        praalgraf is gebouwd door acolieten die hun held zelfs in de
        dood het schild ophesen en daarmee het onrecht van een
        wederrechtelijke moord vervloekten. Het dreigde daarmee een
        strijdtoneel te worden van al wie enkel denkt aan eigen gelijk.
        Maar de tijd passeert ook hier: geen grote menigte komt nog dit
        graf bezoeken, en als het al omstreden is, niet voor deze
        slinkende groep mensen die zich de gebeurtenissen van al die
        jaren terug nog heugt. 
Hier
        is geen ruimte om de demonen van de jaren ’30 op te roepen; geen
        plaats voor verhitte discussies over of bewijzen van de eigen
        zekerheid. Hier op deze uiterste grens der Nederlanden is dit
        een monument van weerstand tegen al wie eenzijdig de
        geschiedenis wil lezen en geen oog kan hebben voor de
        gelaagdheid die elk mensenleven vormt. 
Die
        vele facetten van eenentwintig mensenlevens, van wie vier
        Brugse, werden hier in bloed gesmoord. Het past elk jaar hier
        schroomvol terug te komen en stilletjes te mijmeren over wat
        geweest is; te mediteren over hoe haat het winnen kon van vrede,
        hoe oorlog aanzet gaf tot dit inferno.
Dit is
        een pelgrimstocht naar ons eigen hart, waarbij we bidden moeten
        niet enkel dat ons dit lot bespaard mag blijven, maar vooral dat
        we nooit in de verleiding komen om zelf een beul te zijn.
Toespraak door Luc Seynaeve
            voorzitter Stichting Joris van Severen te Abbeville
          
      
Na
        twee jaar Corona tekenen we opnieuw present aan het graf van Jan
        Ryckoort en Joris Van Severen. Dit korte tijd voor de
        parlementsverkiezingen in Frankrijk én dit ook in oorlogstijd in
        Oekraïne met Rusland.
Zowel
        Jan Ryckoort als Joris van Severen waren ook twee personen die
        droomden van vrede, zo ook wij. Met het barbaarse van de oorlog
        werden ze rechtstreeks geconfronteerd. “Vermoord” ten onrechte
        samen met andere lotgenoten hier in Abbeville op 20 mei 1940.
  Groepsfoto van de aanwezigen te Abbeville op 22 mei
          2022
Het
        herdenken gaat door. 2022 is een bijzonder jaar omtrent Joris
        van Severen. De twee bestaande vzw’s werden omgebouwd tot één
        vzw: het Joris van Severen Instituut. Dit was
        noodzakelijk. Een éénvoudiger werkstructuur, het bundelen van de
        krachten omtrent herdenken, studie en communicatie aangaande
        Joris van Severen en Jan Ryckoort.
De
        maatschappelijke doelstelling van het Joris van Severen
          Instituut is: de persoon en het werk van Joris van Severen
        en zijn beweging het Verdinaso te bestuderen en te communiceren
        aan derden, los van enig politiek doel. Dit staat genoteerd in
        Hoofdstuk 1 van de statuten art. 3.
Het
        studiewerk omtrent zijn persoon en zijn werk is steeds bezig. De
        jaarboeken zijn exemplarisch. Het herdenken gaat steeds door.
        Een jaarlijkse herdenkings-mis te Brugge, een herdenking
        uitgaande van het Brugse Abbeville Comité en onze aanwezigheid
        elk jaar in Abbeville. Wat wellicht ‘bijzonder” en “nuttig”
        wordt is, vooral wat de toekomst betreft, het luik:
        “communicatie”.
De
        persoon Joris van Severen gaat steeds verder in de tijd.
        Kennisoverdracht en historische duiding zal dus behoren tot de
        prioriteiten. Dit zijn we hem en zijn beweging het Verdinaso
        verschuldigd. Kernpunten als de Nederlanden, het solidarisme, de
        geestelijke kracht uitgaande van het “Plus est en vous”, de
        Vlaamse beweging in een breder perspectief moeten we verder
        ‘centraal’ stellen in het politieke veld en de socioeconomische
        benadering van ons maatschappelijk bestel. Aldus kent het pas
        opgerichte Joris van Severen Instituut een serieuze
        opdracht én uitdaging.
Ik
        dank U voor uw aanwezigheid en eindig met de woorden die Van
        Severen schreef op 11 maart 1939: 
“Tegenover
          het werkwoord ‘trekken’ stelt het Verdinaso het werkwoord
          ‘dienen’. Eén enkele vervoeging
          van dat werkwoord in de tegenwoordige tijd: ik dien, wij
          dienen.”
Op weg naar een fusie: het Joris van Severen Instituut

Naar
        aanleiding van de Algemene Vergadering 2021 van het Studiecentrum
          Joris van Severen – vzw werd gepleit voor een samengaan
        met de Stichting Joris van Severen vzw, die al sinds
        jaren instaat voor het organiseren van de
        herdenkingsplechtigheden te Brugge en te Abbeville en het
        onderhoud van het grafmonument aldaar. 
Tijdens
        de voorbije maanden werden daartoe meerdere gesprekken gevoerd
        teneinde tot een fusieakkoord tussen beide vzw’s te komen dat in
        de loop van 2022 in werking zal treden onder de naam Joris
            van Severen Instituut - vzw.
Binnen
        het Joris van Severen Instituut werden
        ondertussen een drietal werkgroepen gevormd, waaronder ook de
        ‘Werkgroep publicaties’, die voorteen zal instaan voor de
        redactie en voortzetting van de jaarboekenreeks en de
        Nieuwsbrieven.
Voor
        het lidmaatschap van beide vzw’s zal dit geen gevolgen hebben:
        met het ingaan van de fusie wordt het lidmaatschap automatisch
        omgezet tot het lidmaatschap van het Joris van Severen
          Instituut. 
Het Studiecentrum
            Joris van Severen verzorgt nog de uitgave en
        verspreiding van het 26e Jaarboek Joris van Severen 2022 en de Nieuwsbrieven
            Joris van Severen, nummers 3/2022. Het nummer 4/2022
        wordt een uitgave van het Joris van Severen Instituut,
        gevestigd in Izegem.
Nadere
        praktische gegevens met betrekking hiermee volgen in de volgende
        Nieuwsbrief Joris van Severen.
      
      
        
          

De
          vzw Kapelaan Verschaeve organiseert op zaterdag 2 juli 2022 een tentoonstelling
        en een colloquium, onder de titel 
‘Cyriel Verschaeve als kunstenaar’
Met
          dit colloquium wil onze vzw, in samenwerking met het ADVN en
          de gemeente Alveringem, op basis van recent
          onderzoeksmateriaal het literaire werk en het beeldhouwwerk
          van Cyriel Verschaeve nader belichten.
11u: Welkomstwoord door Andreas
          Cavyn, Voorzitter vzw Kapelaan Verschaeve, in OC De Kwelle,
          Sint-Rijkersstraat 20, Alveringem
11u10: Referaat 1: Het marmer en het slijk. Over
            de radicale verbeelding van Cyriel Verschaeve (1919-1936), door Aragorn Fuhrmann,
          Wetenschappelijk onderzoeker ADVN
12u30: Broodjeslunch in Gemeentehuis
          ‘Hof van Wyckhuize’
13u - 14u: Mogelijkheid tot bezoek aan de
          Kapelanij Verschaeve en/of bezoek aan de tentoonstelling in de
          kerk
14u15: Start namiddagprogramma: 
Referaat 2: Beelden tussen werkelijkheid en
            ideaa,l
        door Paul Verbraeken,
          Kunsthistoricus/kunstcriticus. Dit referaat gaat door in de
          kerk van Alveringem 
Referaat 3: Die Wende in
            der Kunst. Cyriel Verschaeve voor het
            Katholischer Akademiker Verband. Stuttgart, 4 augustus 1932, door Romain Vanlandschoot,
          Historicus van de Vlaamse Beweging 
Muzikaal
          intermezzo 
Referaat 4: Jezus, ‘de sterke Held, de hoge Wijze,
            vaderlijke Trooster’ als levende werkelijkheid in
            Verschaeves Jezusboe,k door
          Pieter Bauwens, Licentiaat Godsdienstwetenschappen
Muzikaal
          intermezzo
Algemene besluiten van het colloquium door Prof.
          Dr. Em. Frans-Jos Verdoodt 
Slotwoord door Gerard Liefhooghe,
          Burgemeester van Alveringem 
18u15:
          Receptie
Inschrijving
          via antwoordstrook (hieronder) vóór 20 juni 2022 aan vzw
          Kapelaan Verschaeve p.a. O.L.
        Vrouwstraat 11, 8600 Diksmuide of via mail aan koen.bultinck@skynet.be
Antwoordstrook 
OHr./Mevr.
        neemt deel met perso(o)n(en).
Straat
        + nr.: Postcode + woonplaats: 
O
        Neemt deel aan het colloquium en de tentoonstelling en de lunch
        aan € 25,00 / persoon 
0
        Bestelt exemplaren van de catalogus in voorverkoop en schrijft x
        € 15,00 over (nadien € 20,00) Graag bevestigen via
        overschrijving vóór 20 juni 2022 naar BE82 4766 1017 6168 van
        vzw Kapelaan Verschaeve, O.L. Vrouwstraat 11, 8600 Diksmuide
        (Handtekening deelnemer)
Wat ik hier schrijf is geen brief, het is mijn levensboek, beknopt
Fons Igné
Ten geleide.
Van Fons Igné lazen we in een voorafgaande
          Nieuwsbrief al zijn belevenissen in het kader van de beruchte
          Antwerpse ‘Zaalslag’.
In onderstaand stuk verhaalt hij over de evolutie
          die Joris van Severen binnen de eigen Dinaso-rangen
          doorvoerde. Een evolutie die het verbond ‘salonfähigkeit’
          verleende en het zijn scherpe kanten liet verdoezelen.
Een evolutie
          die de geesten scheidde en in grote mate als het ware in
          stilte verliep. Aanvankelijk teleurgesteld over die evolutie  zag hij later in dat
          de lijn die Joris van Severen uitstippelde de enige vruchtbare
          was – zo blijkt ook voor hem. (Maurits Cailliau)
In mei
        1934 moest ik mijn legerdienst vervullen. De tweede dag, wist ik
        al hoe laat het was. Men kende mij reeds. Enkele sergeanten
        kwamen naar mij' vragen. Zij vroegen van waar ik was en trokken
        zich terug. Ik wist genoeg. Onder die sergeanten was er ene die
        mij, tijdens een nachtmars, alleen zijnde begroette met ‘Heil
        Dinaso!’ ik reageerde niet, ik betrouwde het niet, en nochtans
        hij was Dinaso, namelijk de betreurde Karel Lagast die later
        naar het Oostfront trok en na de bevrijding door de Belgische
        staat door het vuurpeloton werd vermoord. 
In
        mijn compagnie bevond zich nog een Dinaso, een militiaan zelfs,
        een korporaal der Schoolcompagnie 1933, Verreycken genaamd uit
        Borsbeek. Deze heeft me nooit een woord, zelfs geen blik gegund
        alsof ik in zijn ogen een rotte vis was. Na dat weten nam ik mij
        voor om alle moeilijkheden tijdens mijn 8 maanden legerdienst te
        vermijden, door zo weinig mogelijk met het Dinaso in contact te
        treden.
In
        januari 1935 zwaaide ik af. Maar na de landdag van Sint-Kruis
        Brugge, alwaar ik ook naartoe was gegaan, kon ik mij niet meer
        houden en meldde mij terug aan. Maar het werd mij een
        teleurstelling.
Hetgeen
        nu langzaam evolueerde, zonder er veel van gewaar te worden,
        werd me plots duidelijk na een jaar afwezigheid. Het was voor
        mij hetzelfde Dinaso niet meer. Mijn voorgevoel van Roeselare
        was bewaarheid. Vele van onze vroegere vrienden waren verdwenen,
        gewild of gedwongen. Jef Missoorten was weg, Tuur Nollet, Oscar
        Van Keirsbilck, Bert Meuris, ingenieur Jef de Langhe en nog vele
        anderen. Nieuwe personages defileerden tussen ons en wat voor
        mij het minste ging was dat er zich onder hen mensen bevonden
        die, toen wij zelfs met het gevaar van ons leven de doorbraak
        forceerden, veilig achter hoek en kant gingen staan of zich in
        deurnissen verscholen. Wij zorgden voor het straatrecht, wij
        bezorgden het Dinaso burgerrecht. Maar nu alle gevaar geweken
        was, traden zij tevoorschijn, baanden zich een weg met
        ellebogenwerk naar de top. De eerste regimeprofiteurs waren ten
        tonele verschenen. Kwam daarbij dat de oude kameraadschap
        verdwenen was en dat er een zekere hooghartige afstand was
        geschapen tussen leiding en soldaat. De vendelleider gunde zijn
        manschappen zelfs geen blik maar stapte hen het hoofd in de nek
        voorbij. Nee Fons, dat ging niet meer en het is dat, dat mij aan
        Jef Morael deed zeggen dat ik niet vocht voor een bourgeoisie -
        en ik verliet het Dinaso, enkele weken later gevolgd door mijn
        vriend, de vendelleider van Mechelen, Emiel Van den Brande die,
        toen hij me daarna kwam bezoeken bekende: "Neen Fons, het gaat
        mij ook niet meer.”
Wij
        hebben het Dinaso verlaten, maar verraden hebben wij het nooit,
        het heeft ons een lijn gegeven die bepalend was voor ons verder
        leven. Later, veel later heb ik de handelswijze van Joris van
        Severen beter leren begrijpen. Dikwijls herinner ik mij nog de
        woorden die hij zich tegen Jef Missoorten liet ontvallen, die
        donkere avond toen wij van Antwerpen naar de Oude God
        opmarcheerden alwaar hij een spreekbeurt zou houden. Hij stapte
        naast Jef, juist naast de rij waarin ik mij bevond. Jefke
        Janssens naast mij is de enige die dat kon bevestigen; jammer
        genoeg heb ik vernomen dat hij rond Charkov zou gevallen zijn. 
Van
        Severen zei letterlijk: "Met tweehonderd van zulke mannen doe ik
        een staatsgreep.” In onze jeugdige overmoed begrepen wij de
        draagwijdte van die woorden niet. Later zou me dat veel
        duidelijker worden, alsook het waarom zijner marsrichtingen van
        1934 en 1936. Die woorden betekende het vonnis van Jef
        Missoorten en nog veler der onzen. Wij moesten verdwijnen.
Zijn
        eerste daad: 1934. Zijn eerste marsrichting, de uitbreiding van
        zijn werkterrein: de inschakeling van gans België in zijn
        ideeën. Datgene dat hij, tegenover de andere
        Vlaams-nationalisten, als het "Bourgondisch Systeem”
        bestempelde, en dat ook aanleiding was dat velen van ons zich
        terugtrokken. Anderen zijn gebleven. 
In
        1936 vond Joris van Severen de tijd rijp om zijn tweede
        marsrichting te bepalen. Een richting die zelfs bij velen die
        gebleven waren ook niet zo goed aankwam. Maar de tijd heeft zijn
        werk verricht. Ik herinner mij nog de woorden die Karel Morael,
        in aanwezigheid van Jan Buyens, tijdens de overwinningstocht van
        de Volksunie: ”Fons, het was hard te moet marcheren achter de
        Belgische vlag." Dit alles deed mij de woorden die hij eens
        tegen Jef Missoorten uitte beter begrijpen. Hoe kon Van Severen
        met tweehonderd man een staatsgreep uitvoeren? Een staatsgreep!
        Een “binnenhuisrevolutie”. Maar daarvoor moest men eerst in het
        huis zijn, daarvoor moest hij' kunnen binnendringen in de
        middens van de Belgische heersers. Daarom moest het extreem
        Vlaams-nationalisme totaal uit zijn rangen verdwijnen, omdat die
        steeds een doorn in de ogen der Belgicisten bleven. Zolang deze
        in het Dinaso kamp bleven kon het indringen in hun midden niet
        lukken.
Nooit
        of nooit kan men mij van de gedachte afbrengen dat enkelen deze
        houding van Van Severen vreesden. Zij', en zij alleen, en op hun
        bevel hebben ze hem te Abbeville, door zogezegde dronken Franse
        soldaten laten vermoorden. Hij was voor hen te gevaarlijk. De
        Leider dood, de beweging besluiteloos.
En
        nochtans niemand kan zeggen welk besluit Joris van Severen in
        deze oorlog zou genomen, hebben. Voor, tegen of neutraal? Onder
        hen waren ook Engelsgezinden of neutralen, zoals de militianen
        die ik tijdens de oorlog te Mechelen ontmoette en die zeiden:
        "Wij houden ons onzijdig, men gaat ons nog nodig hebben."
        Kleinzielig want over dat nodig hebben heb ik niets gemerkt.
Een
        droom werd vernietigd door Adolf Hitler, die overhaastig zijn
        droom voor zijn eigen volk nog wilde verwezenlijkt zien.
Joris
          van Severen! Wie was hij? Door
        jarenlange studie op filosofisch gebied op mijn medemensen in
        mijn omgeving en ook volgens de gegevens van een Nederlands
        professor kom ik tot volgend besluit: Joris van Severen was geen
        individualist, hij was een maatschappelijk mens. Hij' was de
        meestergast in dienst van zijn volk, onbaatzuchtig. Hij' was
        geen Adolf Hitler en ook geen Mussolini. Dat waren volksmenners,
        ware leiders. Deze waren noch materialist, noch maatschappelijk
        maar stelden zich ten dienste van mensen met gelijk oplopende
        gevoelens en gedachten door hun wensen te bundelen en daar hun
        besluiten uit te trekken. Onverbiddelijk verwezenlijken met alle
        middelen die hun ter beschikking stonden. Hij, Joris van
        Severen, was ook niet zoals de materialistische Stalin die de
        maatschappij wilde veranderen, door als een chirurgijn de
        etterbuilen der bestaande maatschappij weg te snijden. Daarvoor
        getuigen zijn processen van de dertiger jaren waardoor hij zijn
        onbetrouwbaren en tegenstanders onder zijn eigen volk liet
        vermoorden. Voor hem kwam de Tweede Wereldoorlog een handje
        toesteken door speciale regimenten van onbetrouwbaren samen te
        stellen, deze half gewapende in de voorhoede te steken, ze in
        massa, als stormram het vuur in te jagen tot het openen van
        bressen waardoor zijn elitetroepen ongestoord konden oprukken.
        Zo sloeg hij twee vliegen in één klap. Zijn onbetrouwbaren de
        dood injagen zodat hij er vanaf was en dat zonder processen en
        daarbij de roem zijner troepen. Dat bewijst het grote aantal
        Russische gesneuvelden en er kon hem niets aangewreven worden.
Joris
        van Severen leidde niet alleen zijn volk Hij ging het vooraf.
        Hij was een voorbeeld. Hij vocht niet tegen de bestaande
        maatschappij, hij bouwde zijn eigen maatschappij. Hij liet de
        zijnen niet storm lopen tegen de rotte maatschappij zoals het
        linkse Rode Front om dan op de puinen dezer een nieuwe
        maatschappij op te bouwen. Hoe? Welke? Door een
        individualistische, materialistische massa, ieder volgens zijn
        verlangen, zonder een vast plan, en op de opgevatte plannen hun
        stenen te plaatsen. Een chaos, een toren van Babel, een
        wangedrocht. Dat alles moet ik niet bewijzen. Kijk rond u:
        overal ter wereld, na hun overwinning met steun der
        belanghebbende grootmachten, beginnen aan de opbouw, met ieders
        zijn wil. Grotere honger en ellende voor het volk. En krijgen ze
        het wel eenmaal klaar, zullen ze het eenmaal tot een goed einde
        brengen? lk betwijfel het. 
Joris
        van Severen vormde een nieuwe maatschappij, hij droomde van een
        nieuwe mens, hij ging zijn volk voorop, voerend in zijn banier
        ”Dietsland en Orde". De oude maatschappij zou wel vanzelf in
        elkaar storten en dan was de zijne reeds paraat. Hij was de
        bouwer van zijn gedachte. Hij vroeg geen vrede, vrijheid,
        rechtvaardigheid en liefde. Hij gaf dit alles in ruime
        solidariteit. Verklaarde hij ook niet dat de grootste vijanden
        van dit alles zij zijn die er het hardst om huilen door zijn
        gezegde: ” De grootste vijanden der vrijheid zijn zij die er het
        meest om roepen."
Hij
        wilde een nieuw volk. Het rad en de ploeg. Nijverheid en
        landbouw, hand in hand in ware solidariteit. Hij wilde een
        andere arbeider, een voortbrengende arbeider. Was zijne leuze
        niet ”Geen loonslaven meer! Arbeiders weer!”. Boer en arbeider.
        Op welke trap der maatschappij hij zich bevindt, beschermd en
        verbonden door het zwaard, symbool van Recht, Plicht en Orde.
        Hij wilde, hij vormde een nieuwe soldateska, niet met
        wapendragers, niet de geleerde in de krijgskunde, geen
        oorlogsman, maar een soldaat in de ware betekenis van het woord,
        steeds bereid tot het stellen der goede daad tegenover zijn
        landgenoten. Hij bouwde aan zijn ware Vaderland, van Duinkerke
        tot Delfzijl. De Nederlanden, Dietsland, onder bescherming van
        ”God, bron van alle recht en alle orde!”. Dít was de ware Van
        Severen