> nieuwsbrief > 2022 - nr 2
Inhoud 
      
            
Kaftillustratie: foto lezing Luc Pauwels over z’n nieuwe Joris van
          Severen-biografie ergens in Nederland

        Herinnering ledenbijdrage voor
              2022
Wie zijn ledenbijdrage
          van minimum 29 € nog niet vereffende kan dit alsnog doen en
          dit het liefst voor aanvang mei. Dit laat ons immers toe de
          oplage van het 26e jaarboek nauwkeuriger te bepalen. 
Vereffening graag via
          onze rekening IBAN: BE71 0001 7058 1469 – BIC: BPOTBEB1 t.n.v.
          Studiecentrum Joris van Severen, Paddevijverstraat 2, 8900
          Ieper. 
Wie méér dan het
          minimumbedrag van 29 € overschrijft boeken we traditiegetrouw
          als erelid.
Bij het Joris
            van Severen Jaarboek 2022 mogen onze ereleden (zij die
          spontaan hun jaarbijdrage verhoogden tot 35 € of meer) een
          toegift verwachten, nl. het boek Oranje Dassen doorgelicht
          (144 p.), zijnde de geschiedenis van het Algemeen Diets
          Jeugdverbond. Een jeugdbeweging die Joris van Severen hoog in
          het vaandel droeg en door velen als ’n neo-Dinaso-organisatie
          werd geïnterpreteerd.
Oude Jaarboeken Joris van
              Severen
Mede met het oog
          op de nakende fusie tussen het Studiecentrum
                Joris van Severen en de Stichting Joris van Severen
          tot het Joris van Severen
                Instituut (zie ook verderop in deze
          Nieuwsbrief) werd besloten het aantal archiefexemplaren van de
          al verschenen jaarboeken af te bouwen.
Van alle
          jaarboeken (met uitzondering van het Oorlogsdagboek en
          de Fotobiografie) zijn nog exemplaren voorhanden.
          Daarmee bieden we onze leden een enige gelegenheid op het
          aanvullen van de hiaten in hun jaarboekenreeks. De gunstprijs
          per jaarboek bedraagt 5 €, te verhogen met de verzendkosten,
          zijnde 5,80 € per 2 exemplaren.
Interesse? Deel
          ons dan de je ontbrekende jaargangen mee. Voor zover voorradig
          leggen we die dan voor jou opzij op basis van “Wie eerst komt,
          eerst maalt”
          
              Oproep 
Hans
          Nelis, die in het Joris van
                Severen Jaarboek 26 (2022) een
          bijdrage levert over de Dietse
              Solidaristische Beweging (DSB), zoekt voor een
          vervolgartikel over de Solidaristische
              Beweging SB (1975-1979), het nummer 51 van Speerpunt
          (blad van de Solidaristische Militantenorde SMO) en het
          SMO vormingsdocument "Wat is en wat wil de SLGV '(School voor
          Lichamelijke en Geestelijke Vorming, opgericht door Maarten
          van Nierop). De SLGV groepeerde o.a. militanten van de SB,
          VMO, Jongerenfront en Voorpost maar kende een heel kortstondig
          bestaan.
hans.nelis@ugent.be Telefoon 047 7754524.
Met deze aflevering zijn we aan het 26e Jaarboek Joris van
            Severen toe. We brengen andermaal een ruime
          verscheidenheid aan bijdragen die op een of andere wijze
          inzoomen op de ondertitel van deze reeks: Joris van
            Severen, zijn persoon, zijn ideeën, zijn invloed en zijn
            werk.
Vooreerst komt Luc Pauwels
          aan het woord die, na zijn recente grote biografie van Joris
          van Severen, als het ware de lijn doortrekt met z’n essay Joris van Severen, een begin…
Daarop aansluitend brengt Romain
            Vanlandschoot de resterende hoofdstukken van zijn
          diepgravend essay De laatste weg alleen, Joris van
                  Severen 8 mei 1927 – 29 mei 1929, In
          het afsluitende luik van dit essay - waarvan het eerste deel
          werd opgenomen in het Jaarboek Joris van Severen 25
          (2021) - komen respectievelijk aan bod: ‘’Een vernietigende,
          kwetsende en arrogante rede’, ‘Wil Joris van Severen wel een
          Directorium?’, ‘Roosendaal helemaal niet rooskleurig’, ‘De
          meerderheid van het KVNV is met mij’ en ‘De schaduw van August
          Borms’. 
In Gerard van der Horst
                en het Verdinaso in Nederland brengt Ruud Bruijns diens rol en de
          verdiensten in herinnering bij het ontstaan en de uitbouw van
          de Noord-Nederlandse tak van Van Severens beweging. “Ik weet zeer goed dat
              gij de eerste zijt geweest…”, loofde Van Severen hem.
            Hij was niet slechts de eerste, doch ook de laatste
            getrouwe, zo blijkt.
Toen de Nederlandse regering in 1934 het
          ambtenarenverbod inzake lidmaatschap van Musserts NSB
          afkondigde publiceerden 19 hervormde predikanten een pamflet
          tegen deze maatregel. Hun oproep werd naderhand door nog eens
          100 predikanten onderschreven. Hun grote bezwaar werd hen
          ingegeven door hun antibolsjewisme. Onder hen waren er een
          vijftal abonnees van Hier Dinaso!, het wekelijkse
          tijdschrift van het Verdinaso. Geen van die vijf was NSB’er en
          evenmin hebben ze tijdens de Tweede Wereldoorlog
          gecollaboreerd met de Duitse bezetter, wel integendeel:
          sommigen onder hen stonden in het daadwerkelijke verzet.
          Daarover vernemen we meer in de bijdrage van Henk Tijssen over De ‘Hier Dinaso!’-lezers onder de
                hervormde predikanten in de noordelijke Nederlanden.
Niet onterechte wordt wel eens beweerd dat in de
          jaarboekenreeks over Joris van Severen bij voorkeur aandacht
          besteedt wordt aan Louis Gueuning en Emiel Thiers, i.c. dan
          wat betreft hun rol bij de teloorgang van het Verdinaso
          aanvang het jaar 1941. In de bijdrage van de hand van Maurits Cailliau over Het andere
                  geluid: over de rol van Jef François in 1940-1941
              wordt gefocust op het aandeel van Jef
          François en Pol le Roy in deze cruciale maanden. 
Na het einde van de Tweede Wereldoorlog zijn tal van
          pogingen ondernomen om de ideeën die het Verdinaso nastreefde
          – de eenheid van de Nederlanden en de structurering van het
          maatschappelijk bestel op basis van het solidarisme – opnieuw
          te actualiseren. Over één van deze pogingen brengt prof. em. Hans Nelis, met z’n essay Het
                    gedachtegoed van een neo-Dinaso beweging: De Dietse
                    Solidaristische Beweging (DSB), als destijds
              geëngageerd militant van de DSB, verslag uit. 
Afsluitend komt in deze editie ook Joris van Severen zelf aan het woord
          middels zijn Dagboeknotities
            over de periode aanvang januari tot einde april 1921. Daarin
          komt, naast zijn zorgen om ‘Maine’, ook z’n weerzin tegen alle
          vormen van geweld manifest op de voorgrond. Daarnaast ook een
          handgeschreven notitie van zijn hand.
Luc Delafortrie’s gedicht Denkend aan het
            Verdinaso sluit het jaarboek af.
Ook voor deze editie van ons jaarboek konden we
          andermaal rekenen op de gewaardeerde medewerking van Frederic
          van Waeijenberge als onmisbare tekstcorrector. 
Dit 26e Jaarboek Joris van Severen is de
          laatste editie uitgegeven door het Studiecentrum Joris van
          Severen. Doch niet het laatste in de reeks. Als reeds in de Nieuwsbrief
            Joris van Severen aangekondigd fuseren het
          ‘Studiecentrum Joris van Severen’ en de ‘Stichting Joris van
          Severen’ in de loop van dit jaar onder de naam Joris van
            Severen Instituut, dat vanaf 2023 de nieuwe uitgever van
          het Jaarboek Joris van Severen wordt. 
          
Op weg naar een fusie: het Joris van Severen Instituut

Naar
          aanleiding van de Algemene Vergadering 2021 van het Studiecentrum
            Joris van Severen – vzw werd gepleit voor een samengaan
          met de Stichting Joris van Severen vzw, die al sinds
          jaren instaat voor het organiseren van de
          herdenkingsplechtigheden te Brugge en te Abbeville en het
          onderhoud van het grafmonument aldaar. 
Tijdens
          de voorbije maanden werden daartoe meerdere gesprekken gevoerd
          teneinde tot een fusieakkoord tussen beide vzw’s te komen dat
          in de loop van 2022 in werking zal treden onder de naam Joris
              van Severen Instituut - vzw.
Binnen
          het Joris van Severen Instituut zullen een
          drietal werkgroepen gevormd worden, waaronder ook de
          ‘Werkgroep publicaties’, die vnl. zal instaan voor de redactie
          en voortzetting van de jaarboekenreeks en de Nieuwsbrieven.
Voor
          het lidmaatschap van beide vzw’s zal dit geen gevolgen hebben:
          met het ingaan van de fusie wordt het lidmaatschap automatisch
          omgezet tot het lidmaatschap van het Joris van Severen
            Instituut. Het Studiecentrum Joris van Severen
          verzorgt nog de uitgave en verspreiding van het 26e Jaarboek
          Joris van Severen 2022 en de Nieuwsbrieven Joris van
              Severen, nummers 2 en 3/2022. Het nummer 4/2022
          wordt een uitgave van het Joris van Severen Instituut,
          gevestigd in Izegem.
Nadere
          praktische gegevens met etrekking hiermee volgen in de
          volgende Nieuwsbrief Joris van Severen.
zaterdag
              21 mei 2022 - jaarmis te brugge &  ZONDAG 22 MEI
              2022 GROET aAN HET GRAF  TE
              ABBEVILLE

Een initiatief van de  Stichting Joris van
            Severen vzw 
Programma HERDENKINGEN
Jaarmis  in  de Blindekenskapel
              kreupelenstraat te brugge
Zaterdag
            16 mei: 10 uur: Plechtige
          Gregoriaans gezongen H. Mis met homilie, geconcelebreerd door
          de E.H. Jan Tilleman en opgeluisterd door het parochiekoor
          Kristus Koning, ter nagedachtenis van Joris van Severen, zijn
          lotgenoten en al onze overledenen in de Blindekenskapel,
          Kreupelenstraat te Brugge.
  De
            Blindekenskapel te Brugge
De
          kapel herinnert aan de Slag op de Pevelenberg anno 1304 in de
          Franse Nederlanden, waaraan de Brugse stedelijke milities
          deelnamen.
De
          kapel is gelegen in de Kreupelenstraat, een zijstraat van de
          Smedenstraat. 
In
          de Kreupelenstraat is er geen parkeergelegenheid. Parkeren kan
          o.m. in de ondergrondse parking op ’t Zand, die zich op
          wandelafstand van de kapel bevindt.
Herdenking aan het Bourgoensche
              Cruyce
Zaterdag
            21 mei: 11.30 uur: aansluitend
          op de herdenkings-mis volgt aan de toegangspoort tot het
          Bourgoensche Cruyce, het voormalige woonhuis van Joris van
          Severen in de Wollestraat te Brugge, aan de gedenkplaat die
          memoreert aan de namen van de vier Brugse slachtoffers van het
          Bloedbad van Abbeville, een korte
            herdenkingsplechtigheid, jaarlijks ingericht het
          Brugse Abbeville Comité,
          met aansluitend receptie.. 
Groet aan het graf te Abbeville
Zondag 22
            mei: afspraak om 11.30 uur aan de
          toegang tot het kerkhof te Abbeville. Aansluitend gezamenlijk
          bezoek aan het graf van Joris van Severen en 
Steun en info
Wenst
          u op de hoogte gehouden te worden van de activiteiten van de Stichting
            Joris van Severen vzw, dan kunt u zich wenden
          tot de voorzitter 
Steun
          in het bijzonder voor
            de bloemstukken op het graf te Abbeville en voor
          de door de Stichting Joris van Severen ontplooide
          initiatieven kunt U overmaken op het rekeningnummer van de Stichting Joris van Severen: IBAN: BE29
          4650 2267 2164 BIC: KREDBEBB, Izegem.
Voor
          het bezoek aan het graf te Abbeville op zondag 21 mei maken we
          gebruik van de ‘samen rijden’-formule op kostendelende basis.
          Dit initiatief wordt gecoördineerd door Paul Seynaeve – tel.
          0495-290318 - tot uiterlijk 15 mei. Na deze datum kunnen in
          deze geen bindende afspraken meer gemaakt worden.
        
        
’Quelques points d'histoire "oubliés"
 
Le kiosque
              d'Abbeville
Cousins Francis et Prosper nous racontent ...
Il est de tradition, sinon de règle, lorsque se font
          entendre des bruits de bottes aux frontières, de dresser la
          liste de tous les suspects de connivence avec l'ennemi
          potentiel. Cela s'appelle le syndrome de la cinquième colonne.
          Il en est ainsi dans tous les pays. 
En 1940, il en fut ainsi en Belgique. La liste
          comprenait les Allemands et Autrichiens résidents en Belgique
          ou y ayant trouvé refuge en raison de leurs opinions
          antinazies ou, comme de nombreux juifs, des répressions
          hitlériennes; des Italiens antifascistes, des anciens des
          Brigades Internationales; des communistes; des nationalistes
          flamands; des rexistes; également nombre de personnes dont la
          tête ne plaisait pas au voisin.
Le 10 mai 1940 et les jours qui suivirent
          l'agression allemande, policiers et gendarmes, plutôt que de
          se porter aux frontières, frappèrent aux portes des suspects
          et les jetèrent en prison. Les juristes, qui disent joliment
          les choses, désignent cela comme une décision administrative
          d'internement à titre préventif. En tout quelques milliers de
          personnes bénéficièrent de ces mesures préventives. L'effectif
          se gonfla grâce à la liste des suspects que les garants de
          l'indépendance du royaume c'est-à-dire l'armée française
          emmenait dans ses gamelles. Les Allemands avaient également
          une liste dans leur gamelle mais pas forcément la même et
          c'est une autre histoire.
Les prisons belges étant pleines à craquer d'une
          part et l'avance des troupes allemandes étant plus rapide que
          prévue d'autre part, il fut décidé de transférer "les
          suspects" vers des camps d'internement français. Nous ne
          raconterons l'histoire d'un seul convoi: celui de Bruges à
          Abbeville.
La bavure (?)
Le 15 mai, l'administration pénitentiaire de la
          prison de Bruges, submergée par l'incarcération de "suspects"
          décide d'en transférer une partie vers la France. 79 personnes
          sont embarquées dans un convoi de trois autocars: 20 ou 21
          Belges, 18 Juifs de nationalité inconnue, 14 Allemands, 6
          Néerlandais, 3 Luxembourgeois, 9 Italiens, 2 Suisses, 1
          Français Alsacien que l'on pourrait à première vue croire
          victimes d'un accent allemand, 1 Espagnol, 1 Danois, 1
          Canadien Robert Bell, entraîneur de l'équipe nationale
          allemande de hockey sur glace, incarcéré en mars 1940 pour
          manque de papiers en règle et suspecté d'être un espion, 1
          Autrichien, 1 Tchèque. Tous, bien entendu, ne sont pas
          innocents. Le groupe compte notamment Léon Degrelle en
          personne, le chef de Rex.
Les trois autocars et les 78 détenus partis de
          Bruges avaient gagné Dunkerque via Ostende à la frontière
          franco-belge. Là, Léon Degrelle qui est né sous une bonne
          étoile est reconnu, tiré du car et proprement passé à tabac
          par des militaires français. Degrelle s'en tire avec quel-ques
          "bleus" somme toute bien mérités. Le convoi repartira sans
          lui, et sous les huées et les jets de pierre atteindra la
          prison de Béthune où, après un interrogatoire d'identité
          sommaire pour l'établissement d'une liste, les 77 suspects
          seront remis, dans des conditions restées peu claires, à la
          Sûreté française. Ils resteront détenus à Béthune jusqu'au 19
          mai, puis de nouveau évacués devant l'avance allemande. Au
          moment du départ, on joindra au lot un jeune Belge vivant en
          France et ayant refusé d'être mobilisé dans l'armée de la
          IIIème République.
Sous la protection de la Sûreté française, le convoi
          atteindra Abbeville dans la nuit du 19 au 20 mai vers minuit
          et les suspects seront, faute de mieux, enfermés dans la cave
          du kiosque de musique de la Porte du Bois. Pour Abbeville, la
          journée du 20 mai est un jour sombre. Les Allemands sont aux
          portes de la ville. Pour les dernières unités présentes dans
          la ville en flammes, le "décrochage" s'impose mais que faire
          des prisonniers?
Le capitaine Marcel Dingeon, de l'état-major de la
          place, un architecte mobilisé choisit une solution expéditive:
          les fusiller tous! Qui donc a eu la malencontreuse idée de
          confier 79 "parachutistes" allemands à un capitaine ivrogne
          (c'est ce que dira la commission d'enquête). Dingeon donne
          ordre verbal au sergent-chef François Molet et sa section de
          la 5ième compagnie du 28ième Régiment Régional, des
          territoriaux rappelés d'âge déjà mûr. Quelques soldats d'une
          unité du Train se joindront à eux. La tuerie commence. Par
          groupe de 4 ou de 2, les malheureux civils sont extraits de
          leur cachot et abattus froidement. Le lieutenant René Caron,
          supérieur direct de Molet, instituteur dans le civil, qui
          passait justement par-là, participe à la fête. (encore un
          ivrogne dira l'enquête).
Serait-ce pour commémorer l'exploit du lieutenant
          René Caron qu'une rue d'Abbeville porte toujours son nom?
Le sergent chef Molet est mal à l'aise. Il
            retourne voir le chef Dingeon.
          "Fusillez les tous" répond Dingeon. Pour en finir au plus
          vite, un soldat français lance une grenade dans la cave du
          kiosque. Elle n'explose pas. Elle était de mauvaise qualité!
          21 exécutions ont déjà eu lieu, interrompu de temps en temps
          par les bombardements allemands. Le lieutenant Jean Leclabart
          du 28e RR qui lui aussi passait par là et qui connaissait le
          règlement militaire s'exclame: "Mais enfin, êtes-vous devenu
          fou?" et demande l'ordre d'exécution. Comme personne ne peut
          montrer un tel ordre, il fait arrêter le massacre.
Parmi les victimes: Joris van Severen, chef du
          Verdinaso et son secrétaire, Jan Ryckoort; un canadien,
          entraîneur de hockey sur glace, arrêté au mauvais endroit et
          au mauvais moment parque ces papiers n'étaient pas en ordre;
          un frère bénédictin d'origine allemande; une vieille dame;
          Lucien Monami, conseiller communal de St-Gilles; un marchand
          de chicons (en France on dit endives), conducteur de son
          véhicule réquisitionné pour transporter les "suspects" et qui,
          par ironie du sort, le partagea par erreur; 4 italiens
          antifascistes réfugiés en Belgique et qui croyaient échapper
          aux Allemands,...! Il y avait aussi parmi les victimes, il
          faut le dire, de véritables espions.
Epilogue : Le calvaire des survivants ne se termine pas à
          Abbeville. Certains feront le voyage jusqu'à Auschwitz pour ne
          plus en revenir.
Conclusion: "Acceptons que la guerre ne fût pas propre dans un
          camp comme dans l'autre."
__________________
Bron: http://www.francaislibres.net/pages/page.php?id=268
             

Culturele
            vereniging
Vzw
            Kapelaan Verschaeve
O.L.Vrouwstraat
          11, 8600 Diksmuide
Geachte
          Heer, Mevrouw,
Betreft: ‘Cyriel Verschaeve als
              kunstenaar?’- Colloquium 2 juli 2022 
De vzw
            Kapelaan Verschaeve organiseert een tweejaarlijks
          colloquium over bepaalde aspecten en momenten in het leven van
          kapelaan Verschaeve. Zo kenden de colloquia van 8 juli 2017 en
          van 9 november 2019 een zeer groot succes. 
Het
          colloquium 2022 ligt in de lijn van de doelstellingen van onze
          vereniging, met name: 
1)     
            In samenwerking met het
          Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-Nationalisme  (ADVN) te Antwerpen,
          eigenaar van het Verschaeve-archief en van de museale inhoud
          van de kapelanij, de betekenis van de Vlaams-nationale figuur
          Cyriel Verschaeve  (1874-1949)
          in de regio te verankeren. Daarbij wordt uitdrukkelijk bedoeld
          zijn literair-artistieke, pastorale en Vlaamse activiteiten op
          een wetenschappelijke en cultuur-toeristisch recreatief
          verantwoorde wijze aan het publiek voor te stellen en te
          situeren in een breed cultureel, sociaaleconomisch en
          maatschappelijk kader.
2)     
            De instandhouding en
          ontsluiting van de als beschermd monument erkende kapelanij
          aan de Sint-Rijkersstraat 22 te Alveringem, te behartigen.
De
            tentoonstelling en colloquium van 2 juli 2022 dragen als
            thema het literaire werk alsook het beeldhouwwerk van
            Verschaeve. Het is de bedoeling
          om authentieke beelden van Verschaeve te laten tentoonstellen
          te Alveringem. 
Aansluitend
          bieden we aan de deelnemers een receptie aan. 
Uiteraard
          wordt u nog een uitnodiging mét programma toegestuurd. Graag
          rekenen we op de steun van u en/of uw vereniging om de kosten
          te helpen dekken, die verbonden zijn aan de organisatie van
          deze tentoonstelling en colloquium.
Graag
          zien we uw milde steun toekomen op rekening BE82 4766 1017
          6168 van vzw Kapelaan Verschaeve met vermelding ‘sponsor
          colloquium 2022’.
Wij
          danken u nu reeds voor uw financiële steun en hopen u te mogen
          ontmoeten en verwelkomen op zaterdag  2 juli 2022 als
          eregast op onze organisatie.
Koen
          Bultinck, Andreas Cavyn, Gui Celen, Lutgart De Beul, Gilbert
          Marescau  Danielle
          T’Jonck, Romain Vanlandschoot, Frans-Jos Verdoodt
De
          titel van het boek is: Willem Huberts, Soli Deo. Wouter
            Lutkie (1887-1968). Biografie van een priester-fascist, Boom-Amsterdam
          (2022).
Citaat:
          "Van augustus tot december 1935 had Lutkie frequent contact
          met de Vlaming Joris van Severen, leider van de politieke
          beweging Verdinaso. Georges Edmond Edouard van Severen
          (1894-1940) was een Belgisch fascistisch politicus die na de
          Eerste Wereldoorlog in de politiek ging als kandidaat voor de
          Frontpartij. Hij richtte in 1931 het Verbond van Dietsche
          Nationaal-Solidaristen (Verdinaso) op, een in al zijn
          verschijningsvormen fascistische vereniging, met een militie,
          uniformen, marsen, landdagen, een antidemocratisch,
          corporatistisch programma en een fel antisemitisme. Het
          Verdinaso streefde een corporatistische staats- en
          maatschappijherordening na en streefde in eerste instantie
          naar een aaneensluiting van Nederland, Vlaanderen en
          Frans-Vlaanderen. Vanaf 1934 werd het beleid gewijzigd en
          wenste het Verdinaso het samengaan van Nederland, België en
          Luxemburg in een nieuw staatsverband, de Dietsche Volksstaat
          of Dietschland.
Op 4
          augustus was Lutkie op de vierde landdag van het Verdinaso te
          Brugge. 's Avonds werd hij uitgenodigd om met Van Severen te
          dineren in het Brugse hotel De Dijver en de volgende dag werd
          Lutkie door Van Severen thuis ontvangen. Uit het vervolg der
          gebeurtenissen mag worden aangenomen dat zij besloten dat het
          maandblad Aristo en het Verdinaso zouden gaan
          samenwerken.
Alvorens
          het echter zover was, won Lutkie nadere informatie over het
          Verdinaso en zijn leider in. Daartoe had hij in augustus 1935
          een onderhoud met Willem Melis, een van de belangrijkste
          medewerkers van Van Severen.
Op 14
          september bezocht hij Van Severen opnieuw. Vervolgens vroeg
          Lutkie aan Henri Bruning, lid van de Nederlandse tak van het
          Verdinaso, om een artikel voor Aristo te schrijven
          waarin het ideeëngoed van het Verdinaso werd besproken.
Op 2
          december 1935 spraken Lutkie en Van Severen elkaar opnieuw.
          Luktie poogde Van Severen te betrekken bij zijn fascistische
          onderzoeksinstituut Instituto Universale di Studi Corporativi.
          Blijkbaar was Van Severen tevreden over het artikel van Henri
          Bruning en de toekomstige samenwerking, want bij een bezoek
          van Lutkie op 10 januari 1936 noteerde hij in zijn dagboek dat
          eensgezindheid over de Aristo-regeling was bereikt.
          Als tegenprestatie voor het artikel van Bruning besloot Ernst
          Voorhoeve, leider van Dinaso Nederland, exemplaren van Aristo
          ter beschikking te leggen in de -twee of drie- Nederlandse
          Dinasohuizen en overdrukken van het artikel te verspreiden om
          abonnementen te werven. De overeenkomst tussen Lutkie en Van
          Severen hield in dat er maandelijks ruimte in Aristo zou
          worden gereserveerd voor het beleid en de daden van het
          Verdinaso.
Hoewel de
          samenwerking niet lang duurde, bleef Lutkie geïnteresseerd in
          Joris van Severen en zijn Verdinaso. Zo bezocht hij de
          landdagen van deze beweging, tot hem dat onmogelijk werd
          gemaakt, omdat iemand aan mgr. Diepen had doorgebriefd dat hij
          op zo'n landdag was gesignaleerd. Aan de jonge auteur Pierre
          H. Dubois schreef hij: 'Den Dinaso-landdag zal ik niet
          bezoeken, omdat mijn bezoek van vorig jaar voor een der
          persoonlijkheden onzer clergé aanleiding is geweest Mgr.
          Diepen voor te stellen mij deswege -maar tevens onder
          beschuldiging dat ik op dien landdag "gesproken" zou hebben,
          voor welke beschuldiging ook geen schijn van grond aanwezig
          was -met suspensie straffen. Ik ben er niet voor ter
          verantwoording geroepen, doch Mgr. Diepen heeft geweigerd op
          dat voorstel in te gaan.'
Met Ernst
          Voorhoeve (1900-1966) zou Goedewaagen in de oorlogsjaren nauw
          samenwerken. Voorhoeve was beeldhouwer en kunstschilder
          voordat hij begin jaren dertig in de politiek actief werd. Als
          overtuigde neo-katholiek en vader van een kinderrijk gezin
          trok hij zich het lot van de vele ongeschoolde arbeiders en
          hun kinderen in zijn woonplaats Groesbeek aan. Zijn
          populariteit onder de Groesbeekse bevolking blijkt uit het
          hoge aantal Verdinaso-leden dat uit die plaats afkomstig was:
          107 tegenover 254 uit de rest van Nederland.
Annie de Roos
          raakte via haar toenmalige vriend en neo-katholieke dichter
          Ernest Michel bevriend met hem en andere geestverwanten, onder
          wie Henri Bruning. Haar zoon Johnie zou in 1931 een tijdlang
          bij Voorhoeve in huis wonen en op diens atelier werken. Het
          contact verwaterde in de loop van de jaren dertig, zo rond het
          moment dat Goedewaagen in contact kwam met Voorhoeve en diens
          held Van Severen. Annie had weinig op met het Verdinaso, waar
          Voorhoeve en Michel beide een leidende rol in de Nederlandse
          organisatie speelden. (p.100). Goedewaagen werd lid van de
          Dietse Bond, waar hij ook de Leider van de
          Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) Anton Mussert, de
          Utrechtse privaatdocent Robert van Genechten en de Utrechtse
          hoogleraar Carel Gerretson trof. Hij voelde zich thuis bij
          deze intellectuelenbeweging, die hij weldenkend en liberaal
          noemde, alsook terughoudend voor politiek oproer. Een minpunt
          vond hij het gebrek aan sociale bezinning. Daarnaast voelde
          hij zich aangetrokken tot het Vlaams Nationaal Verbond; hoewel
          hij de tijd nog niet rijp achtte voor een samengaan van
          Nederland en Vlaan-deren, vond hij dat dit Verbond zich het
          meest sterk maakte voor een ongedeeld Dietsland, dat in zijn
          visie alleen door politiek ingrijpen van de grond kon komen.
          Gesprekken met prof. dr. H. de Vleeschauwer, hoogleraar in de
          Kantiaanse wijsbegeerte te Gent, maakten ten slotte van
          Goedewaagen naar eigen zeggen een echte ‘Dietscher’.
Begin 1935 hield
          Goedewaagen voor studenten van de Rijksuniversiteit van Gent
          een lezing met Groot-Nederlandse thematiek. Zijn jonge vriend
          Evert Beth had hij daarbij als gast uitgenodigd. ‘Het
          bewustzijn, voor Vlaamse studenten te spreken inspireerde mij
          tot een gespannen en gloedvolle dictie,’ herinnerde
          Goedewaagen zich later. Voor het eerst van zijn leven had hij
          het gevoel werkelijk te kunnen spreken. Aan de hand van de
          begrippen volksaard, volks-arbeid en volksorde boog hij zich
          over de politieke vraag wat een ‘volk’ is. Elk volk heeft een
          eigen volksaard, concludeerde hij, bestaande uit de aspecten
          mythe, zeden en solidariteit. Uit de volksaard vloeit de
          specifieke volksarbeid voort, waarin het volk zichzelf schept
          en vormt en waarin de volksaard zich manifesteert. De
          volksarbeid is vervolgens in een bijbehorende volksorde
          (staat) systematisch georganiseerd. Deze lezing is te
          beschouwen als het eerste politieke statement van Goedewaagen,
          ook al was die nog geheel in wijsgerige stijl geformuleerd.
          (…)”
___________________
Bron: Benien van
          Berkel, Tobie
            Goedewaagen (1895-1980), De Bezige Bij, 2013, pp.
          89-90.