> nieuwsbrief > 2022 - nr 2

Inhoud

 


Kaftillustratie: foto lezing Luc Pauwels over z’n nieuwe Joris van Severen-biografie ergens in Nederland


Herinnering ledenbijdrage voor 2022

Wie zijn ledenbijdrage van minimum 29 € nog niet vereffende kan dit alsnog doen en dit het liefst voor aanvang mei. Dit laat ons immers toe de oplage van het 26e jaarboek nauwkeuriger te bepalen.

Vereffening graag via onze rekening IBAN: BE71 0001 7058 1469 – BIC: BPOTBEB1 t.n.v. Studiecentrum Joris van Severen, Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper.

Wie méér dan het minimumbedrag van 29 € overschrijft boeken we traditiegetrouw als erelid.

Bijgave bij het Jaarboek 2022

Bij het Joris van Severen Jaarboek 2022 mogen onze ereleden (zij die spontaan hun jaarbijdrage verhoogden tot 35 € of meer) een toegift verwachten, nl. het boek Oranje Dassen doorgelicht (144 p.), zijnde de geschiedenis van het Algemeen Diets Jeugdverbond. Een jeugdbeweging die Joris van Severen hoog in het vaandel droeg en door velen als ’n neo-Dinaso-organisatie werd geïnterpreteerd.

 

Oude Jaarboeken Joris van Severen

Mede met het oog op de nakende fusie tussen het Studiecentrum Joris van Severen en de Stichting Joris van Severen tot het Joris van Severen Instituut (zie ook verderop in deze Nieuwsbrief) werd besloten het aantal archiefexemplaren van de al verschenen jaarboeken af te bouwen.

Van alle jaarboeken (met uitzondering van het Oorlogsdagboek en de Fotobiografie) zijn nog exemplaren voorhanden. Daarmee bieden we onze leden een enige gelegenheid op het aanvullen van de hiaten in hun jaarboekenreeks. De gunstprijs per jaarboek bedraagt 5 €, te verhogen met de verzendkosten, zijnde 5,80 € per 2 exemplaren.

Interesse? Deel ons dan de je ontbrekende jaargangen mee. Voor zover voorradig leggen we die dan voor jou opzij op basis van “Wie eerst komt, eerst maalt”


Oproep

Hans Nelis, die in het Joris van Severen Jaarboek 26 (2022) een bijdrage levert over de Dietse Solidaristische Beweging (DSB), zoekt voor een vervolgartikel over de Solidaristische Beweging SB (1975-1979), het nummer 51 van Speerpunt (blad van de Solidaristische Militantenorde SMO) en het SMO vormingsdocument "Wat is en wat wil de SLGV '(School voor Lichamelijke en Geestelijke Vorming, opgericht door Maarten van Nierop). De SLGV groepeerde o.a. militanten van de SB, VMO, Jongerenfront en Voorpost maar kende een heel kortstondig bestaan.

hans.nelis@ugent.be Telefoon 047 7754524.

 

Ten geleide Jaarboek Joris van Severen 26 (2022)

Met deze aflevering zijn we aan het 26e Jaarboek Joris van Severen toe. We brengen andermaal een ruime verscheidenheid aan bijdragen die op een of andere wijze inzoomen op de ondertitel van deze reeks: Joris van Severen, zijn persoon, zijn ideeën, zijn invloed en zijn werk.

Vooreerst komt Luc Pauwels aan het woord die, na zijn recente grote biografie van Joris van Severen, als het ware de lijn doortrekt met z’n essay Joris van Severen, een begin…

Daarop aansluitend brengt Romain Vanlandschoot de resterende hoofdstukken van zijn diepgravend essay De laatste weg alleen, Joris van Severen 8 mei 1927 – 29 mei 1929, In het afsluitende luik van dit essay - waarvan het eerste deel werd opgenomen in het Jaarboek Joris van Severen 25 (2021) - komen respectievelijk aan bod: ‘’Een vernietigende, kwetsende en arrogante rede’, ‘Wil Joris van Severen wel een Directorium?’, ‘Roosendaal helemaal niet rooskleurig’, ‘De meerderheid van het KVNV is met mij’ en ‘De schaduw van August Borms’.

In Gerard van der Horst en het Verdinaso in Nederland brengt Ruud Bruijns diens rol en de verdiensten in herinnering bij het ontstaan en de uitbouw van de Noord-Nederlandse tak van Van Severens beweging. “Ik weet zeer goed dat gij de eerste zijt geweest…”, loofde Van Severen hem. Hij was niet slechts de eerste, doch ook de laatste getrouwe, zo blijkt.

Toen de Nederlandse regering in 1934 het ambtenarenverbod inzake lidmaatschap van Musserts NSB afkondigde publiceerden 19 hervormde predikanten een pamflet tegen deze maatregel. Hun oproep werd naderhand door nog eens 100 predikanten onderschreven. Hun grote bezwaar werd hen ingegeven door hun antibolsjewisme. Onder hen waren er een vijftal abonnees van Hier Dinaso!, het wekelijkse tijdschrift van het Verdinaso. Geen van die vijf was NSB’er en evenmin hebben ze tijdens de Tweede Wereldoorlog gecollaboreerd met de Duitse bezetter, wel integendeel: sommigen onder hen stonden in het daadwerkelijke verzet. Daarover vernemen we meer in de bijdrage van Henk Tijssen over De ‘Hier Dinaso!’-lezers onder de hervormde predikanten in de noordelijke Nederlanden.

Niet onterechte wordt wel eens beweerd dat in de jaarboekenreeks over Joris van Severen bij voorkeur aandacht besteedt wordt aan Louis Gueuning en Emiel Thiers, i.c. dan wat betreft hun rol bij de teloorgang van het Verdinaso aanvang het jaar 1941. In de bijdrage van de hand van Maurits Cailliau over Het andere geluid: over de rol van Jef François in 1940-1941 wordt gefocust op het aandeel van Jef François en Pol le Roy in deze cruciale maanden.

Na het einde van de Tweede Wereldoorlog zijn tal van pogingen ondernomen om de ideeën die het Verdinaso nastreefde – de eenheid van de Nederlanden en de structurering van het maatschappelijk bestel op basis van het solidarisme – opnieuw te actualiseren. Over één van deze pogingen brengt prof. em. Hans Nelis, met z’n essay Het gedachtegoed van een neo-Dinaso beweging: De Dietse Solidaristische Beweging (DSB), als destijds geëngageerd militant van de DSB, verslag uit.

Afsluitend komt in deze editie ook Joris van Severen zelf aan het woord middels zijn Dagboeknotities over de periode aanvang januari tot einde april 1921. Daarin komt, naast zijn zorgen om ‘Maine’, ook z’n weerzin tegen alle vormen van geweld manifest op de voorgrond. Daarnaast ook een handgeschreven notitie van zijn hand.

Luc Delafortrie’s gedicht Denkend aan het Verdinaso sluit het jaarboek af.

Ook voor deze editie van ons jaarboek konden we andermaal rekenen op de gewaardeerde medewerking van Frederic van Waeijenberge als onmisbare tekstcorrector.

Dit 26e Jaarboek Joris van Severen is de laatste editie uitgegeven door het Studiecentrum Joris van Severen. Doch niet het laatste in de reeks. Als reeds in de Nieuwsbrief Joris van Severen aangekondigd fuseren het ‘Studiecentrum Joris van Severen’ en de ‘Stichting Joris van Severen’ in de loop van dit jaar onder de naam Joris van Severen Instituut, dat vanaf 2023 de nieuwe uitgever van het Jaarboek Joris van Severen wordt.


Op weg naar een fusie: het Joris van Severen Instituut


Naar aanleiding van de Algemene Vergadering 2021 van het Studiecentrum Joris van Severen – vzw werd gepleit voor een samengaan met de Stichting Joris van Severen vzw, die al sinds jaren instaat voor het organiseren van de herdenkingsplechtigheden te Brugge en te Abbeville en het onderhoud van het grafmonument aldaar.

Tijdens de voorbije maanden werden daartoe meerdere gesprekken gevoerd teneinde tot een fusieakkoord tussen beide vzw’s te komen dat in de loop van 2022 in werking zal treden onder de naam Joris van Severen Instituut - vzw.

Binnen het Joris van Severen Instituut zullen een drietal werkgroepen gevormd worden, waaronder ook de ‘Werkgroep publicaties’, die vnl. zal instaan voor de redactie en voortzetting van de jaarboekenreeks en de Nieuwsbrieven.

Voor het lidmaatschap van beide vzw’s zal dit geen gevolgen hebben: met het ingaan van de fusie wordt het lidmaatschap automatisch omgezet tot het lidmaatschap van het Joris van Severen Instituut. Het Studiecentrum Joris van Severen verzorgt nog de uitgave en verspreiding van het 26e Jaarboek Joris van Severen 2022 en de Nieuwsbrieven Joris van Severen, nummers 2 en 3/2022. Het nummer 4/2022 wordt een uitgave van het Joris van Severen Instituut, gevestigd in Izegem.

Nadere praktische gegevens met etrekking hiermee volgen in de volgende Nieuwsbrief Joris van Severen.

 

82 JAAR Later


zaterdag 21 mei 2022 - jaarmis te brugge &  ZONDAG 22 MEI 2022 GROET aAN HET GRAF  TE ABBEVILLE

Een initiatief van de  Stichting Joris van Severen vzw

Programma HERDENKINGEN

Jaarmis  in  de Blindekenskapel kreupelenstraat te brugge

Zaterdag 16 mei: 10 uur: Plechtige Gregoriaans gezongen H. Mis met homilie, geconcelebreerd door de E.H. Jan Tilleman en opgeluisterd door het parochiekoor Kristus Koning, ter nagedachtenis van Joris van Severen, zijn lotgenoten en al onze overledenen in de Blindekenskapel, Kreupelenstraat te Brugge.

 

  De Blindekenskapel te Brugge

De kapel herinnert aan de Slag op de Pevelenberg anno 1304 in de Franse Nederlanden, waaraan de Brugse stedelijke milities deelnamen.

De kapel is gelegen in de Kreupelenstraat, een zijstraat van de Smedenstraat.

In de Kreupelenstraat is er geen parkeergelegenheid. Parkeren kan o.m. in de ondergrondse parking op ’t Zand, die zich op wandelafstand van de kapel bevindt.

Herdenking aan het Bourgoensche Cruyce

Zaterdag 21 mei: 11.30 uur: aansluitend op de herdenkings-mis volgt aan de toegangspoort tot het Bourgoensche Cruyce, het voormalige woonhuis van Joris van Severen in de Wollestraat te Brugge, aan de gedenkplaat die memoreert aan de namen van de vier Brugse slachtoffers van het Bloedbad van Abbeville, een korte herdenkingsplechtigheid, jaarlijks ingericht het Brugse Abbeville Comité, met aansluitend receptie..

Groet aan het graf te Abbeville

Zondag 22 mei: afspraak om 11.30 uur aan de toegang tot het kerkhof te Abbeville. Aansluitend gezamenlijk bezoek aan het graf van Joris van Severen en Jan Ryckoort, alwaar korte plechtigheid, met neerlegging van bloemen namens de Stichting Joris van Severen en het Abbeville Comité. 1940-2022: tussen beide jaartallen liggen al 82 jaren. En evenzoveel jaren al waarop elk jaar nu eens meer dan weer minder mensen zich omstreeks de noodlotsdag van 20 mei rondom het dubbelgraf van Joris van Severen en Jan Ryckoort schaarden in het teken van gedenken en herdenken. Dit gebeuren vormt een ononderbroken traditie, die we hopen ook dit jaar opnieuw te kunnen bestendigen.

Steun en info

Wenst u op de hoogte gehouden te worden van de activiteiten van de Stichting Joris van Severen vzw, dan kunt u zich wenden tot de voorzitter Luc Seynaeve (telefoon 0475-254949 – e-adres: lucseynaeve@hotmail.com) of tot de secretaris, Paul Seynaeve, Wijngaardplein 8, 8000 Brugge, (e-post: paul.seynaeve@arbo-moeskroen.be ).

Steun in het bijzonder voor de bloemstukken op het graf te Abbeville en voor de door de Stichting Joris van Severen ontplooide initiatieven kunt U overmaken op het rekeningnummer van de Stichting Joris van Severen: IBAN: BE29 4650 2267 2164 BIC: KREDBEBB, Izegem.

Voor het bezoek aan het graf te Abbeville op zondag 21 mei maken we gebruik van de ‘samen rijden’-formule op kostendelende basis. Dit initiatief wordt gecoördineerd door Paul Seynaeve – tel. 0495-290318 - tot uiterlijk 15 mei. Na deze datum kunnen in deze geen bindende afspraken meer gemaakt worden.


Quelques points d'histoire "oubliés"


Le kiosque d'Abbeville

Cousins Francis et Prosper nous racontent ...

Il est de tradition, sinon de règle, lorsque se font entendre des bruits de bottes aux frontières, de dresser la liste de tous les suspects de connivence avec l'ennemi potentiel. Cela s'appelle le syndrome de la cinquième colonne. Il en est ainsi dans tous les pays.

En 1940, il en fut ainsi en Belgique. La liste comprenait les Allemands et Autrichiens résidents en Belgique ou y ayant trouvé refuge en raison de leurs opinions antinazies ou, comme de nombreux juifs, des répressions hitlériennes; des Italiens antifascistes, des anciens des Brigades Internationales; des communistes; des nationalistes flamands; des rexistes; également nombre de personnes dont la tête ne plaisait pas au voisin.

Le 10 mai 1940 et les jours qui suivirent l'agression allemande, policiers et gendarmes, plutôt que de se porter aux frontières, frappèrent aux portes des suspects et les jetèrent en prison. Les juristes, qui disent joliment les choses, désignent cela comme une décision administrative d'internement à titre préventif. En tout quelques milliers de personnes bénéficièrent de ces mesures préventives. L'effectif se gonfla grâce à la liste des suspects que les garants de l'indépendance du royaume c'est-à-dire l'armée française emmenait dans ses gamelles. Les Allemands avaient également une liste dans leur gamelle mais pas forcément la même et c'est une autre histoire.

Les prisons belges étant pleines à craquer d'une part et l'avance des troupes allemandes étant plus rapide que prévue d'autre part, il fut décidé de transférer "les suspects" vers des camps d'internement français. Nous ne raconterons l'histoire d'un seul convoi: celui de Bruges à Abbeville.

La bavure (?)

Le 15 mai, l'administration pénitentiaire de la prison de Bruges, submergée par l'incarcération de "suspects" décide d'en transférer une partie vers la France. 79 personnes sont embarquées dans un convoi de trois autocars: 20 ou 21 Belges, 18 Juifs de nationalité inconnue, 14 Allemands, 6 Néerlandais, 3 Luxembourgeois, 9 Italiens, 2 Suisses, 1 Français Alsacien que l'on pourrait à première vue croire victimes d'un accent allemand, 1 Espagnol, 1 Danois, 1 Canadien Robert Bell, entraîneur de l'équipe nationale allemande de hockey sur glace, incarcéré en mars 1940 pour manque de papiers en règle et suspecté d'être un espion, 1 Autrichien, 1 Tchèque. Tous, bien entendu, ne sont pas innocents. Le groupe compte notamment Léon Degrelle en personne, le chef de Rex.

Les trois autocars et les 78 détenus partis de Bruges avaient gagné Dunkerque via Ostende à la frontière franco-belge. Là, Léon Degrelle qui est né sous une bonne étoile est reconnu, tiré du car et proprement passé à tabac par des militaires français. Degrelle s'en tire avec quel-ques "bleus" somme toute bien mérités. Le convoi repartira sans lui, et sous les huées et les jets de pierre atteindra la prison de Béthune où, après un interrogatoire d'identité sommaire pour l'établissement d'une liste, les 77 suspects seront remis, dans des conditions restées peu claires, à la Sûreté française. Ils resteront détenus à Béthune jusqu'au 19 mai, puis de nouveau évacués devant l'avance allemande. Au moment du départ, on joindra au lot un jeune Belge vivant en France et ayant refusé d'être mobilisé dans l'armée de la IIIème République.

Sous la protection de la Sûreté française, le convoi atteindra Abbeville dans la nuit du 19 au 20 mai vers minuit et les suspects seront, faute de mieux, enfermés dans la cave du kiosque de musique de la Porte du Bois. Pour Abbeville, la journée du 20 mai est un jour sombre. Les Allemands sont aux portes de la ville. Pour les dernières unités présentes dans la ville en flammes, le "décrochage" s'impose mais que faire des prisonniers?

Le capitaine Marcel Dingeon, de l'état-major de la place, un architecte mobilisé choisit une solution expéditive: les fusiller tous! Qui donc a eu la malencontreuse idée de confier 79 "parachutistes" allemands à un capitaine ivrogne (c'est ce que dira la commission d'enquête). Dingeon donne ordre verbal au sergent-chef François Molet et sa section de la 5ième compagnie du 28ième Régiment Régional, des territoriaux rappelés d'âge déjà mûr. Quelques soldats d'une unité du Train se joindront à eux. La tuerie commence. Par groupe de 4 ou de 2, les malheureux civils sont extraits de leur cachot et abattus froidement. Le lieutenant René Caron, supérieur direct de Molet, instituteur dans le civil, qui passait justement par-là, participe à la fête. (encore un ivrogne dira l'enquête).

Serait-ce pour commémorer l'exploit du lieutenant René Caron qu'une rue d'Abbeville porte toujours son nom?

Le sergent chef Molet est mal à l'aise. Il retourne voir le chef Dingeon. "Fusillez les tous" répond Dingeon. Pour en finir au plus vite, un soldat français lance une grenade dans la cave du kiosque. Elle n'explose pas. Elle était de mauvaise qualité! 21 exécutions ont déjà eu lieu, interrompu de temps en temps par les bombardements allemands. Le lieutenant Jean Leclabart du 28e RR qui lui aussi passait par là et qui connaissait le règlement militaire s'exclame: "Mais enfin, êtes-vous devenu fou?" et demande l'ordre d'exécution. Comme personne ne peut montrer un tel ordre, il fait arrêter le massacre.

Parmi les victimes: Joris van Severen, chef du Verdinaso et son secrétaire, Jan Ryckoort; un canadien, entraîneur de hockey sur glace, arrêté au mauvais endroit et au mauvais moment parque ces papiers n'étaient pas en ordre; un frère bénédictin d'origine allemande; une vieille dame; Lucien Monami, conseiller communal de St-Gilles; un marchand de chicons (en France on dit endives), conducteur de son véhicule réquisitionné pour transporter les "suspects" et qui, par ironie du sort, le partagea par erreur; 4 italiens antifascistes réfugiés en Belgique et qui croyaient échapper aux Allemands,...! Il y avait aussi parmi les victimes, il faut le dire, de véritables espions.

Epilogue : Le calvaire des survivants ne se termine pas à Abbeville. Certains feront le voyage jusqu'à Auschwitz pour ne plus en revenir.

Conclusion: "Acceptons que la guerre ne fût pas propre dans un camp comme dans l'autre."

__________________

Bron: http://www.francaislibres.net/pages/page.php?id=268
 

Cyriel Verschaeve-Colloquium


 

 

Culturele vereniging

Vzw Kapelaan Verschaeve

O.L.Vrouwstraat 11, 8600 Diksmuide

Geachte Heer, Mevrouw,

Betreft: ‘Cyriel Verschaeve als kunstenaar?’- Colloquium 2 juli 2022

De vzw Kapelaan Verschaeve organiseert een tweejaarlijks colloquium over bepaalde aspecten en momenten in het leven van kapelaan Verschaeve. Zo kenden de colloquia van 8 juli 2017 en van 9 november 2019 een zeer groot succes.

Het colloquium 2022 ligt in de lijn van de doelstellingen van onze vereniging, met name:

1)      In samenwerking met het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-Nationalisme  (ADVN) te Antwerpen, eigenaar van het Verschaeve-archief en van de museale inhoud van de kapelanij, de betekenis van de Vlaams-nationale figuur Cyriel Verschaeve  (1874-1949) in de regio te verankeren. Daarbij wordt uitdrukkelijk bedoeld zijn literair-artistieke, pastorale en Vlaamse activiteiten op een wetenschappelijke en cultuur-toeristisch recreatief verantwoorde wijze aan het publiek voor te stellen en te situeren in een breed cultureel, sociaaleconomisch en maatschappelijk kader.

2)      De instandhouding en ontsluiting van de als beschermd monument erkende kapelanij aan de Sint-Rijkersstraat 22 te Alveringem, te behartigen.

De tentoonstelling en colloquium van 2 juli 2022 dragen als thema het literaire werk alsook het beeldhouwwerk van Verschaeve. Het is de bedoeling om authentieke beelden van Verschaeve te laten tentoonstellen te Alveringem.

Aansluitend bieden we aan de deelnemers een receptie aan.

Uiteraard wordt u nog een uitnodiging mét programma toegestuurd. Graag rekenen we op de steun van u en/of uw vereniging om de kosten te helpen dekken, die verbonden zijn aan de organisatie van deze tentoonstelling en colloquium.

Graag zien we uw milde steun toekomen op rekening BE82 4766 1017 6168 van vzw Kapelaan Verschaeve met vermelding ‘sponsor colloquium 2022’.

Wij danken u nu reeds voor uw financiële steun en hopen u te mogen ontmoeten en verwelkomen op zaterdag  2 juli 2022 als eregast op onze organisatie.

Koen Bultinck, Andreas Cavyn, Gui Celen, Lutgart De Beul, Gilbert Marescau  Danielle T’Jonck, Romain Vanlandschoot, Frans-Jos Verdoodt

 

Wouter Lutkie: magistrale biografie

 De titel van het boek is: Willem Huberts, Soli Deo. Wouter Lutkie (1887-1968). Biografie van een priester-fascist, Boom-Amsterdam (2022).

 

Citaat: "Van augustus tot december 1935 had Lutkie frequent contact met de Vlaming Joris van Severen, leider van de politieke beweging Verdinaso. Georges Edmond Edouard van Severen (1894-1940) was een Belgisch fascistisch politicus die na de Eerste Wereldoorlog in de politiek ging als kandidaat voor de Frontpartij. Hij richtte in 1931 het Verbond van Dietsche Nationaal-Solidaristen (Verdinaso) op, een in al zijn verschijningsvormen fascistische vereniging, met een militie, uniformen, marsen, landdagen, een antidemocratisch, corporatistisch programma en een fel antisemitisme. Het Verdinaso streefde een corporatistische staats- en maatschappijherordening na en streefde in eerste instantie naar een aaneensluiting van Nederland, Vlaanderen en Frans-Vlaanderen. Vanaf 1934 werd het beleid gewijzigd en wenste het Verdinaso het samengaan van Nederland, België en Luxemburg in een nieuw staatsverband, de Dietsche Volksstaat of Dietschland.

Op 4 augustus was Lutkie op de vierde landdag van het Verdinaso te Brugge. 's Avonds werd hij uitgenodigd om met Van Severen te dineren in het Brugse hotel De Dijver en de volgende dag werd Lutkie door Van Severen thuis ontvangen. Uit het vervolg der gebeurtenissen mag worden aangenomen dat zij besloten dat het maandblad Aristo en het Verdinaso zouden gaan samenwerken.

Alvorens het echter zover was, won Lutkie nadere informatie over het Verdinaso en zijn leider in. Daartoe had hij in augustus 1935 een onderhoud met Willem Melis, een van de belangrijkste medewerkers van Van Severen.

Op 14 september bezocht hij Van Severen opnieuw. Vervolgens vroeg Lutkie aan Henri Bruning, lid van de Nederlandse tak van het Verdinaso, om een artikel voor Aristo te schrijven waarin het ideeëngoed van het Verdinaso werd besproken.

Op 2 december 1935 spraken Lutkie en Van Severen elkaar opnieuw. Luktie poogde Van Severen te betrekken bij zijn fascistische onderzoeksinstituut Instituto Universale di Studi Corporativi. Blijkbaar was Van Severen tevreden over het artikel van Henri Bruning en de toekomstige samenwerking, want bij een bezoek van Lutkie op 10 januari 1936 noteerde hij in zijn dagboek dat eensgezindheid over de Aristo-regeling was bereikt. Als tegenprestatie voor het artikel van Bruning besloot Ernst Voorhoeve, leider van Dinaso Nederland, exemplaren van Aristo ter beschikking te leggen in de -twee of drie- Nederlandse Dinasohuizen en overdrukken van het artikel te verspreiden om abonnementen te werven. De overeenkomst tussen Lutkie en Van Severen hield in dat er maandelijks ruimte in Aristo zou worden gereserveerd voor het beleid en de daden van het Verdinaso.

Hoewel de samenwerking niet lang duurde, bleef Lutkie geïnteresseerd in Joris van Severen en zijn Verdinaso. Zo bezocht hij de landdagen van deze beweging, tot hem dat onmogelijk werd gemaakt, omdat iemand aan mgr. Diepen had doorgebriefd dat hij op zo'n landdag was gesignaleerd. Aan de jonge auteur Pierre H. Dubois schreef hij: 'Den Dinaso-landdag zal ik niet bezoeken, omdat mijn bezoek van vorig jaar voor een der persoonlijkheden onzer clergé aanleiding is geweest Mgr. Diepen voor te stellen mij deswege -maar tevens onder beschuldiging dat ik op dien landdag "gesproken" zou hebben, voor welke beschuldiging ook geen schijn van grond aanwezig was -met suspensie straffen. Ik ben er niet voor ter verantwoording geroepen, doch Mgr. Diepen heeft geweigerd op dat voorstel in te gaan.'

Tobie Goedewaagen versus het Verdinaso

 “(…) Het begrip ‘nationaal’ werd voor Goedewaagen identiek aan Groot-Nederlands en Diets. Zijn blik richtte zich nu ook over de grenzen naar Vlaanderen. Hij las het tijdschrift Dietbrand en nam een kijkje bij het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso), wiens leider Joris van Severen hij samen met de Nederlandse propagandaleider Ernst Voorhoeve in 1937 zou ontmoeten. Van Severen maakte op Goedewaagen een ‘buitengewoon intelligente, integere en wilskrachtige indruk’, maar in diens bourgondische staatsopvatting zag hij niets: te franskiljons en te anti-Duits.

Met Ernst Voorhoeve (1900-1966) zou Goedewaagen in de oorlogsjaren nauw samenwerken. Voorhoeve was beeldhouwer en kunstschilder voordat hij begin jaren dertig in de politiek actief werd. Als overtuigde neo-katholiek en vader van een kinderrijk gezin trok hij zich het lot van de vele ongeschoolde arbeiders en hun kinderen in zijn woonplaats Groesbeek aan. Zijn populariteit onder de Groesbeekse bevolking blijkt uit het hoge aantal Verdinaso-leden dat uit die plaats afkomstig was: 107 tegenover 254 uit de rest van Nederland.

Annie de Roos raakte via haar toenmalige vriend en neo-katholieke dichter Ernest Michel bevriend met hem en andere geestverwanten, onder wie Henri Bruning. Haar zoon Johnie zou in 1931 een tijdlang bij Voorhoeve in huis wonen en op diens atelier werken. Het contact verwaterde in de loop van de jaren dertig, zo rond het moment dat Goedewaagen in contact kwam met Voorhoeve en diens held Van Severen. Annie had weinig op met het Verdinaso, waar Voorhoeve en Michel beide een leidende rol in de Nederlandse organisatie speelden. (p.100). Goedewaagen werd lid van de Dietse Bond, waar hij ook de Leider van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) Anton Mussert, de Utrechtse privaatdocent Robert van Genechten en de Utrechtse hoogleraar Carel Gerretson trof. Hij voelde zich thuis bij deze intellectuelenbeweging, die hij weldenkend en liberaal noemde, alsook terughoudend voor politiek oproer. Een minpunt vond hij het gebrek aan sociale bezinning. Daarnaast voelde hij zich aangetrokken tot het Vlaams Nationaal Verbond; hoewel hij de tijd nog niet rijp achtte voor een samengaan van Nederland en Vlaan-deren, vond hij dat dit Verbond zich het meest sterk maakte voor een ongedeeld Dietsland, dat in zijn visie alleen door politiek ingrijpen van de grond kon komen. Gesprekken met prof. dr. H. de Vleeschauwer, hoogleraar in de Kantiaanse wijsbegeerte te Gent, maakten ten slotte van Goedewaagen naar eigen zeggen een echte ‘Dietscher’.

Begin 1935 hield Goedewaagen voor studenten van de Rijksuniversiteit van Gent een lezing met Groot-Nederlandse thematiek. Zijn jonge vriend Evert Beth had hij daarbij als gast uitgenodigd. ‘Het bewustzijn, voor Vlaamse studenten te spreken inspireerde mij tot een gespannen en gloedvolle dictie,’ herinnerde Goedewaagen zich later. Voor het eerst van zijn leven had hij het gevoel werkelijk te kunnen spreken. Aan de hand van de begrippen volksaard, volks-arbeid en volksorde boog hij zich over de politieke vraag wat een ‘volk’ is. Elk volk heeft een eigen volksaard, concludeerde hij, bestaande uit de aspecten mythe, zeden en solidariteit. Uit de volksaard vloeit de specifieke volksarbeid voort, waarin het volk zichzelf schept en vormt en waarin de volksaard zich manifesteert. De volksarbeid is vervolgens in een bijbehorende volksorde (staat) systematisch georganiseerd. Deze lezing is te beschouwen als het eerste politieke statement van Goedewaagen, ook al was die nog geheel in wijsgerige stijl geformuleerd. (…)”

___________________

Bron: Benien van Berkel, Tobie Goedewaagen (1895-1980), De Bezige Bij, 2013, pp. 89-90.