> nieuwsbrief > 2022- nr 1
Inhoud
 
        
Kaftillustratie:
            JvS-monogram onderaan, vermoedelijk, het draaglint van het
            Ordekruis van de door Louis Gueuning gestichtte Ordo Joris van Severen.
             Kan iemand uit onze lezerskring hieromtrent nadere
            inlichtingen verschaffen?
Hernieuwen ledenbijdrage
            voor 2022
De jaarwisseling nadert met rasse schreden – en meteen
        ook het tijdstip voor het hernieuwen van de bijdragen voor 2022.
        Dankzij een zuinig beheer blijft het ons mogelijk om,
        niettegenstaande alweer gestegen druk- en portkosten, de
        minimumbijdrage te behouden op 29 €. In ruil daarvoor verzekeren
        we u de stipte toezending van het nieuwe Jaarboek
              Joris van Severen – het 26e al – in de
        meimaand en van de vier nummers van ons kwartaalblad Nieuwsbrief
              Joris van Severen. Vanaf het bedrag
        van 35 € boeken we u met dank als steunend lid. Vereffening
        graag via onze rekening IBAN: BE71 0001 7058 1469 – BIC:
        BPOTBEB1 t.n.v. Studiecentrum Joris van Severen,
        Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper. 
 
Namenregister
            over de jaarboeken 1 - 25
        
Samen met het 25e Jaarboek
            Joris van Severen realiseerden we in
        2021 ook de uitgave van een uitgebreid Register (120 pagina’s) van
        alle persoonsnamen die in de jaarboekenreeks 1 tot en met 25
        terug te vinden zijn. Dit Register werd – zonder
          meerprijs - als bijlage bij het Jaarboek 25 (2021) aan alle
        leden toegestuurd. Vanaf heden beloopt de kostprijs voor dit Register 10 €., desgevallend
        te vereffenen bovenop de ledenbijdrage voor 2022. 
        
        
Naar
        aanleiding van de Algemene Vergadering 2021 van het Studiecentrum
          Joris van Severen – vzw werd gepleit voor een samengaan
        met de Stichting Joris van Severen vzw, die al sinds
        jaren instaat voor het organiseren van de
        herdenkingsplechtigheden te Brugge en te Abbeville en het
        onderhoud van het grafmonument aldaar. 
Embleem van het Joris van Severen Instituut
Tijdens
        de voorbije maanden werden daartoe meerdere gesprekken gevoerd
        teneinde tot een fusieakkoord tussen beide vzw’s te komen dat in
        de loop van 2022 in werking zou treden onder de naam Joris van Severen Instituut -
          vzw. Voor het lidmaatschap van beide vzw’s zal dit geen
        gevolgen hebben: met het ingaan van de fusie wordt het
        lidmaatschap automatisch omgezet tot het lidmaatschap van het Joris
          van Severen Instituut. Dit houdt in dat de leden, als
        voorheen, kunnen rekenen op toezending van het Jaarboek
          Joris van Severen – het 26e al - in de loop van
        de meimaand en de om het kwartaal verschijnende Nieuwsbrief
          Joris van Severen.
          Archief
            en foto’s Verdinaso en Dietse Militanten Orde
Uiteraard
        beschikken we binnen het Studiecentrum Joris van Severen al over
        talrijke foto’s en ander archiefmaterieel, het zij in origineel,
        kopie of gedigitaliseerd.
Maar
        ongetwijfeld berusten er nog tal van zulke stukken
        archiefstukken en foto’s bij oud-Dinaso’s en hun erfgenamen.
        Veel daarvan dreigt mettertijd helaas spoorloos te verdwijnen.
        Zaak is het veilig te stellen!
Bij
        deze doen we een oproep aan hun adres om hun dergelijk materiaal
        af te staan aan het Studiecentrum Joris van Severen. Desgewenst
        willen we dit archiefmateriaal kopiëren en de foto’s
        digitaliseren en hen de originelen achteraf gegarandeerd terug
        bezorgen.
Joris van Severen. Op leven en dood, letterlijk’ door Luc Pauwels
Wim de Winter
          
Nieuwe informatie
Laten we beginnen
        met een cliché zo hoog als de kathedraal van Antwerpen: geen
        enkele Vlaamse politieke voorman deed zoveel inkt vloeien als
        Joris van Severen (1894-1940). Van het bekende ‘Droom en daad’
        van Arthur De Bruyne over ‘Une âme’ van Van Severens laatste
        minnares Rachel Baes tot de volledige reeks jaarboeken van het
        Studiecentrum Joris van Severen (25 delen ondertussen): het is
        genoeg om een halve boekenkast mee te vullen. Was nu nog niet
        alles gezegd en geschreven over de Dinaso-leider? Neen, want
        biograaf en rasverteller Luc Pauwels weet ook nieuwe informatie
        te brengen in zijn boek: ‘Joris van Severen. Op leven en dood,
        letterlijk’.
Magnetische
            aantrekkingskracht
Vooral de
        amoureuze escapades van Joris van Severen vormen een blikvanger
        in dit boek. Van Severen stond in zijn tijd bekend als een
        rokkenjager die de ene na de andere vrouw verslond. De waarheid
        is lichtjes anders: hij ging niet achter de vrouwen aan, de
        dames kwamen bij bosjes naar hem toe. Van nature was Van Severen
        een schuchter man en eerder onhandig in het versieren van
        vrouwelijk schoon, maar hij had nu eenmaal een magnetische
        aantrekkingskracht op de andere sekse. Dat verklaart misschien
        waarom de zeer katholieke (maar niet kerkelijke) Van Severen
        niet tot huwen kwam: hij kon niet kiezen. Dàt en zijn rigide
        beeld van de ideale vrouw.
Sympathie voor
            het bolsjewisme
Maar laten we het
        frivole voor wat het is: Luc Pauwels weet ook één voor één de
        vooroordelen over Van Severen vakkundig te ontkrachten. Was Van
        Severen een franskiljon? Neen. Was hij een belgicist? Neen. Was
        hij een fascist? Neen. Wel bleek hij tijdens zijn dienstjaren
        aan het IJzerfront een vurige bewonderaar van het bolsjewisme,
        dat in Rusland met Lenin en Trotski aan de macht kwam. Weinig
        verwonderlijk: de arme drommels die vier jaar lang ploeterden in
        het slijk van de IJzervlakte en die de voortdurende dreiging van
        dood en verderf ondergingen waren de oorlog beu. Ze waren niet
        alleen het slachtoffer van krijgslustige generaals en laffe
        politici, maar ook van bankiers, staalbaronnen en
        wapenfabrikanten die zich zonder scrupules verrijkten over de
        rug van de onfortuinlijke piotten. Men zou voor minder beginnen
        dromen van een revolutie, zelfs van een communistische. Deze
        jongens wisten natuurlijk nog niets van de gruwelen die gepaard
        gingen met het bolsjewistische bewind. Ook Van Severen kon dat
        niet weten. Niet lang na de oorlog nam hij afstand van het
        bolsjewisme. Lenins concept van de kaderpartij hield hij wel nog
        lange tijd aan.
Antisemitisme?
Eén van de
        vooroordelen over Joris van Severen gaat over het echte of
        vermeende antisemitisme van zijn organisatie, het Verdinaso
        (Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen). Luc Pauwels
        behandelt slechts kort dit onderwerp. Ja, er verschenen wel eens
        antisemitische stukjes in de Dinaso-pers, maar de auteurs werden
        uiteindelijk aan de deur gezet wegens onhandelbaar of verdwenen
        vanzelf uit het Verdinaso. De verschillende brochures met het
        algemene programma van het Verdinaso reppen overigens met geen
        woord over de Joden en ook bij Van Severen zelf valt er weinig
        over te vinden, zelfs niet in zijn dagboeken. Rekening houdende
        met de tijdsgeest kwam het thema nauwelijks aan bod binnen het
        Verdinaso. Wel wenste het Verdinaso dat de integriteit van het
        volk der Nederlanden niet werd aangetast door vreemdelingen.
Dat weerhoudt een
        journalist zoals Walter Pauli van het weekblad ‘Knack’ er niet
        van om het Verdinaso mordicus te beschuldigen van antisemitisme.
        Hij verwijt Luc Pauwels daar niet op in te zoomen. Deze laatste
        maakt er geen gewag van in zijn boek, maar op de officiële
        boekvoorstelling in Gent schudde Luc Pauwels een leuke anekdote
        uit zijn mouw: de vader van het Belgische antisemitisme is de
        Waalse socialist Edmond Picard, die in 1893 een ‘Synthese d’
        antisémitisme’ schreef. Zoom dààr eens op in, Walter! De ‘Knack’
        zou op slag pakken interessanter worden!
Coöperatieve
            banken
Het
        sociaaleconomische vraagstuk daarentegen was wèl een thema dat
        regelmatig de nodige aandacht genoot in de Dinaso-pers. De
        beurscrash van 1929 mondde uit in een kanjer van een crisis en
        daarbovenop deed het faillissement van de socialistische Bank
        van de Arbeid in 1934 het spaargeld van vele arbeiders in rook
        opgaan, met alle armoede en ellende van dien. Om dit soort van
        onheil voortaan te vermijden stelde Joris van Severen voor om
        het economische leven te organiseren volgens beroepen en
        bedrijfstakken. De aldus ontstane corporaties moesten beschikken
        over eigen banken, met de bedoeling het geld in de eigen
        gemeenschap te houden en dus uit de klauwen van anonieme en
        vaderlandsloze kapitalisten, of zeg maar de globalisten van
        toen. Het idee van coöperatieve banken was beslist niet
        origineel: de Duitser Friedrich Wilhelm Raiffeisen richtte in
        1864 zo een bank op om de door woekeraars geplaagde boeren van
        krediet te voorzien. In België en Nederland kenden we
        respectievelijk de Cera- en de Rabobank. Het is kenschetsend
        voor Joris van Severen om met dit idee voor de dag te komen. Hij
        besefte immers zeer goed dat naast het afbakenen van de eigen
        landsgrenzen onafhankelijkheid ook betekent het volledig
        beschikken over de uit eigen arbeid gewonnen financiële
        middelen.
De ‘hogere
            kringen’
Met de oprichting
        van het Verdinaso verwijderde Van Severen zich stilaan van het
        traditionele Vlaams-nationalisme. Hij verweet de Vlaamse
        Beweging geen ‘plan’ te hebben om de macht te veroveren en
        hekelde haar ‘spontaneïsme’. Van een ‘volks’ Dietsland-begrip
        (Vlaanderen, Nederland en Frans-Vlaanderen) evolueerde hij naar
        een zo groot mogelijk herstel van de historische Nederlanden,
        wat in de praktijk de stichting van een soort Benelux betekende.
        Dit had helemaal niets te maken met opportunisme, wel met
        voortschrijdend inzicht. Het huidige gebied dat we Vlaanderen
        noemen is eigenlijk een product geboren uit de Belgische
        realiteit. Van Severen zag in dat het nutteloos was om tegen
        deze realiteit storm te lopen. Beter was het om de macht te
        veroveren in België en Nederland om zo de realiteit te
        overstijgen.
Deze zienswijze én
        zijn conservatieve gedachtegoed wekten de aandacht van een
        aantal persoonlijkheden uit de adel, het politieke establishment
        én zelfs de nauwe kring rond Leopold III, wiens maag keerde van
        het schabouwelijke politieke schouwspel van de jaren ’30.
        Diverse vooraanstaande persoonlijkheden traden in verbinding met
        het Verdinaso en een deel onder hen werd geheim lid (de lijst
        van deze leden nam oud-Dinaso Jef Werkers mee in zijn graf). Via
        mantelorganisaties zoals het Verbond voor Nationale
        Zelfstandigheid en de Vereniging België-Nederland-Luxemburg
        mobiliseerde het Verdinaso de ‘hogere kringen’ voor haar ideaal.
        Jammer genoeg gooiden de Duitse inval en de haast mythische dood
        van Van Severen roet in het eten. Zou de Dinaso-strategie op
        termijn efficiënter zijn geweest dan de zoveelste
        partijpolitieke poging van het Vlaams-nationalisme? We zullen
        het nooit weten.
‘Je déteste
            les hitlériens’
Luc Pauwels’ boek
        is echter meer dan een biografie. Regelmatig maakt de auteur
        zijsprongetjes om de bredere context te schetsen. Zo biedt hij
        de lezer een introductie aan in de Conservatieve Revolutie, een
        stroming die zich kantte tegen de ideeën van de Franse Revolutie
        en de ideologieën van de maakbaarheid, namelijk het socialisme
        en het liberalisme. Van Severen erkende weliswaar bepaalde
        verwezenlijkingen van het fascisme en het nationaalsocialisme
        (dat deed Winston Churchill ook), maar hij haalde zijn
        inspiratie toch vooral bij de jong-conservatief en oud-officier
        Arthur Mahraun en zijn beweging, de Jungdeutscher Orden.
        Overigens liet Van Severen ooit optekenen dat hij het
        nationaalsocialisme verafschuwde (‘Je déteste les
          hitlériens’). Die afkeer was wederkerig, zo blijkt uit
        Duitse documenten. Maurits Cailliau, de drijvende kracht achter
        het Studiecentrum Joris van Severen, wijdde er een artikel aan
        in het 23ste jaarboek.
Is dit boek nu de
        definitieve biografie van Joris van Severen? Het bevat alleszins
        een synthese over alles wat we tot nu toe weten over Van
        Severen. Eén bron van informatie blijft voorlopig nog
        onaangeroerd. Kenners weten waarover het gaat: het roodlederen
        koffertje dat Rachel Baes, de surrealistische kunstenares en
        laatste minnares van Joris van Severen, achterliet en dat pas op
        25 mei 2033 (vijftig jaar na haar dood) mag worden geopend. Dàn
        pas zullen we àlles weten over de Dinaso-leider.
En och, laat
        Walter Pauli en andere broodschrijvers maar gif spuien over Van
        Severen en het Verdinaso: wanneer zij er al lang niet meer zijn,
        schittert Van Severens ster nog steeds boven de Lage Landen. 
__________________
Bron: https://reactnieuws.net/2021/10/14/boek-joris-van-severen-op-leven-en-dood-letterlijk-luc-pauwels/
        
N.a.v.
        Luc Pauwels, Joris van Severen, Op leven en dood,
              letterlijk, Uitgeverij Doorbraak, 532 p. +
        XVI p. kleurkatern, ISBN 978-94-92639-56-1, geb., 39,99 €.
Joseph Peeters (12
        juli 1924 - 10 november 2021) was jarenlang de privésecretaris
        van Louis Gueuning op het College Albrecht en Isabella te
        Sint-Pieters-Leeuw. Tevens was hij redactioneel medewerker aan
        diens maandblad De Uitweg / Le Cri du Peuple en
        publiceerde hij het Liber Amicorum Louis Gueuning 70.
        Later, na Gueunings overlijden, gaf hij, als secretaris van de
        Louis Gueuning Stichting, een reeks Cahiers de l’Ordre
        uit. 
Jean-Pierre Destrebecq
Une fois encore,
        nous voilà, Monsieur Gueuning.
Comme le temps
        passe! Mais ce n’est pas le temps qui passe, c’est nous qui
        passons…
50 ans déjà que
        vous nous avez quittés. C’était hier! 50 ans que cette terre du
        pays des collines où vous aviez élu domicile a accueilli votre
        dépouille mortelle.
Mais la mémoire
        humaine est bien courte, aujourd’hui plus que jamais. Qui se
        souvient encore de vous après toutes ces années écoulées? Il
        faut bien le reconnaître: on n’est pas loin de l’oubli…
Et cependant nous
        sommes encore et toujours là, tant que le Ciel nous prête vie,
        dernier carré de fidèles en ces temps bien difficiles, nous
        efforçant d’œuvrer encore dans l’esprit qui fut le vôtre.
Joseph Peeters,
        secrétaire perpétuel de la fondation qui vous est dédiée, vient
        d’arriver au terme de son pèlerinage terrestre à l’âge de 97
        ans. Lui aussi aura veillé, autant qu’il a pu, à perpétuer votre
        mémoire et nous lui en sommes reconnaissants. Que le Seigneur
        l’accueille en son Amour infini !
Et là, les vers de
        Charles Péguy me reviennent en mémoire:
«Ce qui m'étonne,
          dit Dieu, c'est l'espérance.
Et je n'en
          reviens pas.
Cette petite
          espérance qui n'a l'air de rien du tout.
Cette petite
          fille espérance.
Immortelle.»
Que réservera
        demain, nul ne le sait ? 
In manu Dei, omnia.  
Rinus Keysse
(…)
        Veel van mijn vaders z'n vrije tijd ging naar het Verdinaso.
        Daar was hij penningmeester van de Antwerpse afdeling. Het
        Verbond van Dietse Nationaalsolidaristen was een Vlaamse
        vereniging, opgericht door Joris van Severen. Het verbond was
        apolitiek en dus tegen elke vorm van partijpolitiek.
Binnen
        het Dinaso vond men de jeugdafdeling Jong-Dinaso, een
        jeugdbeweging zoals een andere. Alleen werd meer de toon gelegd
        op tucht en leerde men er een zekere militaire discipline aan.
Vader
        was een verbeten Vlaming. Logisch dat hij die geest van
        flamingantisme doorgaf aan z'n kinderen. lk was zeven jaar toen
        hij mij naar het Jong-Dinaso stuurde. Elke zaterdag vergadering
        of 'dienst' zoals wij dat noemden. Reeds vanaf de eerste dienst
        hield ik van die jeugdvereniging. Dat militair gedoe trok me
        sterk aan maar ook de vaardigheden allerhande die werden
        aangeleerd, zoals huishoudelijke klusjes. lk denk hier aan
        naaien. Zo moesten we bevoordeeld een naaizakje maken wat
        perfect in je rugzak paste. Die rugzak hadden we nodig voor onze
        fameuze trektochten. Ja, aan fysieke ontspanning mankeerde het
        niet, zoals die uitstap naar Lint. Hoeveel kilometer we toen
        hebben gemarcheerd weet ik niet meer maar voor onze kleine
        kinderbeentjes was het een hele afstand. We waren Vlaamsgezind
        en toch werd er niet aan politiek gedaan, dat was de filosofie
        van de beweging.
Een
        herinnering die me altijd levendig is bijgebleven, ik was acht
        of negen jaar, speelde zich af in ons lokaal in de Sint
        Gumarusstraat waar we toen vergaderden. Een stelletje ongeregeld
        van de beweging 'Pot en Grijp', ons duidelijk niet goed gezind
        en van linkse komaf, kwam ons een ongevraagd bezoekje brengen.
        Hun dronken leiders op kop knokten met de oudere Dinaso-jongens
        op de benedenverdieping.
Alles
        werd kort en klein geslagen, ruiten sneuvelden. Wij zaten op de
        eerste verdieping bang af te wachten. Onze toenmalige leider
        Victor, vice consul van Equador, had zich onderaan de trap
        geposteerd en belette de indringers naar boven te komen. We
        hoorden hem roepen: “Tot hier en niet verder. Bij mijn jongens
        komen jullie alleen over mijn lijk!” Een van de schoften had
        kans gezien met een hard voorwerp op het hoofd van Victor te
        slaan waarop deze bewusteloos viel. Gelukkig klonken buiten de
        fluitjes van de politie en enkele relschoppers konden alsnog
        gevat worden. Victor z'n aangezicht bleef gedurende een half
        jaar voor de helft verlamd. Een van de jongens die daar toen bij
        waren was Jos Wuyts. Jos heb ik pas terug gezien in het jaar
        2000 en hij herinnerde zich het voorval ook nog levendig.
lk
        werd iets ouder en een van de hoogtepunten bij het Jong-Dinaso
        was onze memorabele zomertocht met de fiets naar Zwitserland.
        Einddoel was Bazel waar een nonkel pater van onze schaarleider
        (afdelingsleider) kloosterling was. Daar zouden we een paar
        dagen kamperen in tenten op het grasveld van de kloostertuin.
        Alles was piekfijn voorbereid door onze leider Toon en de
        hulpleider wiens naam me niet meer te binnen schiet.
We
        vertrokken in de Antwerpse Ooststatie. De fietsen werden netjes
        in de daarvoor voorziene wagon geplaatst en ons groepje,
        bestaande uit een 15-tal jongens plus leiding, namen plaats in
        een derdeklas passagierswagon. Onze rugzakken vonden hun plaats
        in de rekken boven de zitplaatsen.
lk had
        al eens met de trein gereden naar West-Vlaanderen, naar tante
        lrma waar mijn zus toen woonde. Voor de meeste jongens was dit
        hun eerste treinreis en ze ondervonden dat als een heel
        avontuur. We hadden ogen te kort om het voorbijglijdende
        landschap te bewonderen. Gelukkig bestonden er nog geen
        smartphones of ander elektronisch spul. We hadden genoeg aan
        mekaar. Hoe jong ik ook was, ik kreeg een warm gevoel vanbinnen,
        een gevoel van samenhorigheid en spontaan geluk. 
Van
        Brussel ging het nu naar Luik, ons eindstation. Van daar werd er
        gefietst naar Luxemburg, dan de Elzas door en zo richting Bazel.
        Goed dat we allen in prima conditie verkeerden want de wegen
        waren niet altijd in goede staat, om nog maar te zwijgen van de
        berghellingen. Platte banden hoorden bij het avontuur. Wanneer
        de duisternis inviel, werd overnacht in kleine dorpen.
Toon
        had alles voorzien. Meestal werd er geslapen in een lokaal van
        de plaatselijke jeugdbeweging of gewoon op een hooizolder bij
        een boer. Wat we aten tijdens onze reis weet ik niet meer, het
        zal zeker geen culinaire proeverij zijn geweest. Alleszins, dit
        kon de pret en de vreugde niet bederven. Onderweg, bij
        rustpauzes bij een of ander dorpsplein, zongen we liederen uit
        volle borst. Spontaan kwamen kinderen kijken naar wat er gaande
        was en als ze de melodie kenden zongen ze simpelweg mee in hun
        taal. De ouders kwamen dan vaak aandraven met drank en
        versnaperingen. We beseften niet genoeg hoe gelukkig we toen
        waren.
Wanneer
        we eindelijk ter plaatse arriveerden was het een blij en
        hartelijk weerzien van onze schaarleider met zijn nonkel
        Broeder. Ik herinner me nog zo goed hoe we daar allen
        glimlachend stonden mee te genieten. Alles was perfect geregeld.
        Tenten had de Broeder niet kunnen versieren maar dat werd
        opgelost door ons ieder een kamer, of beter gezegd een cel toe
        te wijzen. Er was voldoende plaats in het klooster. Heel de duur
        van ons verblijf verliep zonder problemen. De sfeer was
        optimaal. Enkele broeders deden soms mee aan onze activiteiten.
        We vormden een ongelooflijk hechte groep van gelijkgezinden. Ook
        met de leiding was de band uitstekend. Iedereen gelijk voor de
        wet en pruttelen bestond niet, dat kwam zelfs in ons niet op.
Aan
        alles komt een einde en het zomerkamp werd opgebroken. De
        terugtocht werd aangevat met een groot voedselpakket, verzorgd
        door de Broeders. Toon had het idee opgevat om via Duitsland,
        langs de Rijn terug te keren. Bij de Rijn aangekomen stapten we
        op de passagiersboot die de verbinding verzorgde tussen Noord en
        Zuid.
Op de
        boot liepen we een afdeling van de Hitlerjeugd (HJ) tegen het
        lijf. Bleek dat ook zij op trektocht waren. Hun leider, niet
        wetende dat wij Vlamingen waren, sprak onze schaarleider aan en
        vroeg wat dit te betekenen had. Je moet weten dat in die tijd in
        Duitsland een andere jeugdbeweging dan de HJ bij wet verboden
        was. Ons uniform, groen hemd, zwarte das en korte broek, wat
        vroeger de Duitse katholieke jeugdbeweging droeg, had z'n
        aandacht getrokken. Hij beschouwde dit als een provocatie. 
De
        vergissing werd direct ingezien en misschien uit sympathie vroeg
        hij of we zijn groep wilden vervoegen naar hun zomerkamp. Na
        enige aarzeling van onze leiders, maar uiteindelijk gezwicht
        voor ons enthousiasme, stemden ze toe. Eens terug aan wal
        telefoneerde Toon naar huis met de boodschap dat het zomerkamp
        een weekje langer zou duren en of zij de ouders van de
        deelnemende jongens ook wilden verwittigen. Voilà, zonder
        verdere poespas. Gelukkig was het nog maar het begin van de
        grote vakantie en dus aan tijd geen gebrek. 
Bij de
        kampplaats aangekomen zagen we een groot tentenkamp voorzien van
        alle accommodatie. Veldkeuken, latrines, slaaptenten enz. Het
        bleek te gaan om het jaarlijkse grote zomerkamp van
        Rheinland-Pfalz. Tientallen afdelingen namen er aan deel. Twee
        tenten werden voor ons bijgezet, onze slaapplaats.
Wat me
        sterk is bijgebleven was de discipline en de organisatie: op en
        top. Om kort te gaan, het werd een fantastisch verblijf met van
        's morgens tot 's avonds activiteiten en om de twee dagen een
        enorm kampvuur. Dan werden Duitse liederen gezongen die we van
        melodie kenden maar de woorden leerden we snel bij. Het leek
        niet alleen op een verbroedering, het was er een. Helaas, de
        tijd van gaan was gekomen en met spijt in het hart en uitgewuifd
        door onze Duitse kameraden vertrokken we richting België.
Wanneer
        ik terugblik op mijn jeugdjaren bij het Dinaso en later bij de
        Nationaal Socialistische Jeugd Vlaanderen (NSJV), mag ik gerust
        stellen dat iedereen daar een degelijke vorming heeft
        meegekregen op gebied van trouw, gehoorzaamheid en discipline.
        Voorzeker lag hier de basis voor wat later het grootste avontuur
        uit m’n leven zou worden.
(…)
Voor
        vader bleef het altijd even druk, vooral dan op het werk en met
        de boekhouding van het Verdinaso. Wanneer op zeker ogenblik
        Joris van Severen met z’n nieuwe “marsrichting' kwam aandraven,
        kon vader daar niet in meegaan en gaf hij er de brui aan. Hij
        wilde dat ik overstapte naar een andere jeugdbeweging maar dat
        weigerde ik, bij mijn weten het eerste conflict met vader. Hij
        drong niet verder aan. lk had een eigen willetje en aan
        argumentatie ontbrak het mij nooit. Hij waarschuwde me voor
        opvallend gedrag en vooral niet uitkomen boven het maaiveld. lk
        was vroeg politiek bewust, grotendeels door hem natuurlijk. M’n
        meeste vrienden zaten op dezelfde golflengte en het was prettig
        discussiëren over politiek en de Vlaamse zaak. (…)
_________________________
Bron: Berkenkruisje,
        jg. 35, nr. 1, 2021 
voor Joris van Severen, postuum
Gesteld
dat zijn blik mij viseert,
gestrengheid van ogen,
snijdiamant in de blik:
est dura lex
de roede op mijn nek gelegd,
de vraag: is het mijn beurt om te gaan?
Spijt, altijd te vroeg,
onontkoombaar aan ’t oor,
de trommelslag die slaat en slaat, 
en ik ben niet bereid.
De roffelaar is bode op de grens
van land in mijn hand naar land buiten mijn stand.
Gesteld dat doodsbericht
mijn naam en data vermeldt,
geschenkelijk ingepakt in blauw papier
en feestelijke linten,
ik vind geen tal meer en geen stem
om hem te weigeren mee te gaan.
Ik moet aanvaarden dwangbevel
van ogen en gezicht
van laatste slag op ezelsvel.
De stokken slaan hun slag…
ik stap de stilte in… Ik moet…
Zal ik daaraan gewennen?
Ik kijk niet om, mijn nek wordt stijf.
Ik hoor nog juist het vallen van een traan
Uit argusoog van trommelaar
Frank van Herendael
In Memoriam Joris
              van Severen
’t Voorhangsel van de
          tempel scheurde 
niet tot op vuile
          gronden
toch waart gij aan ’t
          ruwe kruis 
van Uw land gebonden.
Geen spierarm brak Uw
          forsige benen,
geen kille land
          opende Uw warme zij,
Geen Ecce Homo kon Uw
          adem zo genemen
als Uw volk en Uw
          groene soldatenrij.
Ze wonden U in geen
          linnen doeken,
ze reinigden Uw
          gelaat niet met water en wijn,
maar Uw naam staat
          reeds in perkamenten en boeken
geschreven met de
          bloedrode letters van onze pijn
           
             Remy
            C. van de Kerckhove (1921-1958)
In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar
          naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het
          Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende
          passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven.
          We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar
          publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons
          kopie van de betreffende passages toe te sturen.
De Lage Landen – een geschiedenis…
“Zojuist
        het boek De Lage Landen, een geschiedenis van vandaag
        doorgenomen. Het is een historisch overzicht van de laatste 6
        eeuwen in Noord en Zuid en de evoluties op diverse vlakken
        aldaar. Het boek is door auteurs van de linkerzijde geschreven
        maar bevestigt de samenhang van de Lage Landen. Op pagina 156
        wordt enige aandacht aan Joris van Severen en het Verdinaso
        besteed: ‘Het fascisme vond meer gehoor bij de radicale,
          anti-Belgische vleugel van het Vlaams-nationalisme. Dit
          Vlaams-nationale fascisme werd aanvankelijk vooral belichaamd
          door de West-Vlaamse advocaat (?) en selfmade (?)
          aristocraat Joris van Severen, die in 1931 zijn Verbond van
          Dietsche Nationaal-Solidaristen (Verdinaso) oprichtte. Hij
          wilde met deze nieuwe partij (?) een tegengewicht
          bieden tegen een volgens hem te gematigde en democratische
          Frontpartij, maar deze laatste volgde al snel zijn voorbeeld…”
        Van historici hadden we wat meer ernst mogen verwachten – merk
        de door ons ingelaste 3 vraagtekens! -  maar dat blijkt weer
        ijdele hoop.” (uit een lezersbrief).
_________________
N.a.v. Marnix
        Beyen, Judith Pollmann en Henk te Velde, De Lage Landen, een geschiedenis van vandaag.
          Zie: www.de-lage-landen.com
      
Over “Was alles al gezegd, nog niet door
              hen” van Luc Devoldere 
“(…) Luc Devoldere weet ook aandacht te genereren voor
        onderbelichte maar des te boeiender gesprekken of
        correspondenties uit de zogenaamde periferie van het
        geestesleven. ‘Weerlichten van het genie’ noemt hij zijn essay
        waarin hij inzoomt op de correspondentie van
        priester-oerknalontdekker Georges Lemaître en dandy-politiek
        woelwater Joris
          van Severen. Beiden waren oud-leerlingen van de jezuïeten.
        Ze wisselden op het einde van de Eerste Wereldoorlog van
        gedachten over de manier waarop de wereld en de ziel in de
            Bijbel maar dus ook daarbuiten tot stand zouden kunnen zijn
            gekomen.(…)
________________
https://doorbraak.be/boekennieuws/luc-devoldere-zingt-de-lof-van-het-roddelen-en-de-hygiene/
      
Alleen maar vaststellingen
“(…) De mensonterende houding tegenover de Vlaamse
        frontsoldaten aan de IJzer; de schandalensfeer in de dertiger
        jaren (Stavisky-schandaal, Bank van den Arbeid, nooit opgeloste
        Lam Gods-diefstal, enz.); de karikatuur van democratie die
        particratie werd, de publieke crisissen die mekaar opvolgden met
        snel vallende regeringen, de zucht naar een Nieuwe Orde,
        gestimuleerd door VNV, Verdinaso en Rex; de vaandelvlucht van
        politieke en militaire leiders, de spooktrein en de moord op
        Joris van Severen in Abbevílle; dit alles joeg de Vlaamse
        Beweging recht in Duitse armen. De Vlamingen hebben
        gecollaboreerd zoals zovele andere volkeren die niet aan hun
        trekken hadden kunnen komen of verdrukt waren. Zoals de Kroaten,
        Slovaken, Oekraïners, Balten, Vlassov-kozakken, Krim-Tartaren,
        Kalmukken. De Duitsers hebben daarop ingespeeld om ze in hun
        kamp te lokken; maar deze hebben er daarna het gelag moeten voor
        betalen. Slechts een voorbeeld: in Oostenrijk zagen we aan de
        gevel van een gebouw de herdenkingsplaat voor de officieren van
        het wit leger van Vlassov (dat tegen de roden meevocht), die
        daar collectief zelfmoord hebben gepleegd toen Churchill hen aan
        Stalin ging uítleveren. Reeds in de Eerste Wereldoorlog was
        Borms gezwicht voor een vage belofte tot teruggave van
        Frans-Vlaanderen tot aan de Somme; ozef van Overstraeten zuchtte
        tegen me: “Ach, meneer Evrard, welke Vlaming zou daar zijn ziel
        niet voor verkocht hebben? Als ik de kaart van Frans-Vlaanderen
        bekijk, bloedt mijn hart.” Onze grote gemiste historische kans:
        op de conferentie van Wenen in 1814-1815. (…) 
De
        ‘spooktrein’ waarmee de overheden een hele reeks ‘verdachten’
        naar Frankrijk hadden afgevoerd, dat was een vrij bont
        gezelschap van zowel Duitsers en Joden als communisten en
        flaminganten. De volkomen onverantwoorde executie van
        Dinaso-stichter Van Severen door een bende (dronken?) Franse
        militairen schokte de publieke opinie ook fel. (…)”
____________________
Bron: Alexander Karel Evrard, Ik
            was een zoekende. Uit de herinneringen van een bijna
            honderdjarige zenuwarts, Uitg. Skribis, 2021.
Branding
In
        1947 richtten Herman Todts en Frans van Mechelen de
        Solidaristische Beweging op. Het solidaristisch weekblad- dat
        was de ondertitel - De Branding verscheen van maart tot mei
        1947. Medewerkers van dit weekblad waren Manu Ruys, Hugo Claus
        en jawel, Anatole Ghekiere. De redactie was flamingantisch, hing
        ethisch-conservatieve en christelijke standpunten aan en was
        virulent anticommunistisch.
'Branding'
        ging fel tekeer tegen de als uiterst onrechtvaardig ervaren
        repressie en presenteerde het solídarísme als het enige
        alternatief voor de linkse regeringspolitíek. Het grote
        boegbeeld van het blad was Vlaanderens bekendste 'solidarist':
        Joris van Severen. Deze leider van het Verdínaso, die in 1940 in
        Abbeville was gefusilleerd, werd uitgebreid herdacht in een
        speciale editie van het weekblad. Uit zijn betrokkenheid bij
        Branding mag worden afgeleid dat Claus zich zeker nog niet
        bevrijd had van Vlaams-nationalistische sympathieën en
        gedachten. (…)”
_____________________
Bron: Hendrik Priem, in Ter
            Mandere – heemkundige periodiek voor Izegem, Emelgem en
            Kachtem, nr. 181 (nr. 3-2021, p. 30
Fiat Lux inspiratiebron oerknaltheorie?
“(…)
        Opmerkelijk is dat de Poolse filosoof Michael Heller in zijn
        bíjdrage in Light from Light expliciet verwíjst naar de
        tekst Het absolute geloof van George Lemaître, die
        Daniël Vanacker schreef voor het Jaarboek 5 van het Studie- en
        Coördinatiecentrum Joris van Severen. De uit Charleroi
        afkomstige Lemaître en de Vlaamsgezinde Van Severen (1894-1940)
        hadden elkaar leren kennen in augustus 1916 via een
        gemeenschappelijke vriend en schreven elkaar geregeld brieven in
        de periode einde1917-‘21. Het was Van Severen die Lemaître
        aanspoorde de werken te lezen van de Franse schrijver Léon Bloy
        (1846-1917) die een grote invloed had op jonge katholieken. In een brief gedateerd op
        28 mei 1917 schrijft Lemaître aan Van Severen: “Il y a environ
        un an, j’ai compris que la volonté divine était que j’abandonne
        momentanément toute étude scientifique“. Hij
        schríjft dan dat Van Severen hem Bloy heeft doen leren kennen en
        dat het 'Fiat Lux’ n’est apparu comme raison de l’univers“.
        Beide devote christenen hadden elkaar enkele weken voordien al
        ontmoet in het West-Vlaamse Wulpen. Tijdens die ontmoeting had
        Lemaître, volgens Vanacker verteld dat hij sinds lang op zoek
        was naar de grondstof of essentie van de materie. Aanvankelíjk
        dacht hij aan elektriciteit, maar nu wist hij dat het om het
        licht ging". Lemaître bood tijdens zijn ontmoeting met Van
        Severen een nieuwe verklaring voor de eerste verzen van Genesis
        “Simpel, eenvoudig, geniaal ik sta in verbazing, verrukking en
        geluk“ schrijft Van Severen nadien in zijn dagboek. “Hij zal de
        hele wetenschap - want ernstig wetenschapsman is hij -
        omverkeren en een krachtig-heerlijke kosmogonie opbouwen van
        eenvoudig diepe katholieke waarde”, meldt hij over de latere
        vader van de oerknal. “Vandaag heb ik de weerlichten van het
        genie met eigen ogen aanschouwd”, een citaat van Van Severen dat
        ook Heller overneemt. Lemaître schreef Bloy een aantal brieven
        met zijn Genesis-theorie en bracht hem twee maanden voor zijn
        dood een bezoek. In een brief aan zíjn Vlaamse vriend merkt
        Lemaître op dat zijn brieven aan Bloy blijkbaar niet in goede
        aarde waren gevallen “Ik denk dat hij ze nauwelijks aandachtig
        gelezen heeft misschien vond hij me gewoonweg hoogmoedig,
        onbeschaamd en onvoorzichtig en heeft hij me een lesje willen
        leren”, schrijft Lemaître. (…)”
_____________
Bron: Ludwig de Vocht, Fiat Lux
          inspiratiebron oerknaltheorie?, in Tertio,
        17 november 2021.