> nieuwsbrief > 2021- nr 3
Inhoud
    

Niettegenstaande de Covid-perikelen en -beperkingen
        werd ook dit jaar
 - dank zij
        de Stichting Joris van Severen – 
het dubbelgraf te Abbeville op 20 mei met bloemen
        getooid.
Ook aan het Cruyce van Bourgonje te Brugge werd op 22
        mei in beperkt gezelschap een korte plechtigheid gehouden,
        waarbij de gedenkplaat van de vier Brugse Abbeville-slachtoffers
        
 -
        waaronder Joris van Severen en Jan Ryckoort  – 
met bloemen getooid werd.
Het Jaarboek 2021
        werd ondertussen, samen met het Register aan de leden
        toegestuurd. De nieuwe Joris van Severen-biografie volgt
        einde augustus voor diegenen die het naast hu,
        ledenbijdrage bestelden het zal door de Uitgeverij Doorbraak aan
        de intekenaars toegestuurd worden.
Voor wie wel al de
        ledenbijdrage vereffende, evenwel zonder in te tekenen op de
        biografie (waarover verder méér) kan dit alsnog doen tot 31 juli
        a.s. Daartoe kan het aanvullend bedrag (57 € min het al betaalde
        bedrag) overgeschreven worden op onderstaande rekening, met de
        vermelding “suppl. Biografie”. Vereffening graag via onze
        rekening IBAN: BE71 0001 7058 1469 – BIC: BPOTBEB1 t.n.v.
        Studiecentrum Joris van Severen, Paddevijverstraat 2, 8900
        Ieper. 
      
      
Naast de
        uitgave van het 25e Jaarboek Joris van Severen plannen
        we voor 2021 ook de uitgave van een uitgebreid Register
        (120 pagina’s) van alle persoonsnamen die in de jaarboekenreeks
        1 tot en met 25 terug te vinden zijn. Dit Register werd – zonder
        meerprijs - als bijlage bij het Jaarboek 25 (2021) aan alle
        leden toegestuurd. Naderhand zullen we voor dit Register een
        (nog te bepalen) kostprijs dienen aan te rekenen. Het is dus
        zaak er tijdig bij te zijn, m.a.w. de ledenbijdrage zo spoedig
        als mogelijk te vereffenen. 
Nieuwe
            biografie van Joris van Severen
Gepland werd om samen
        met het Jaarboek Joris van Severen 25 ook de nieuwe
        biografie Joris van Severen – op leven en dood, letterlijk,
        waarvan Luc Pauwels de auteur is, te kunnen
        versturen. Het verschijnen bij Uitgeverij Doorbraak liep evenwel
        enige vertraging op en is nu voorzien voor einde augustus
        (zie hoger). In de boekhandel zal de prijs thans 39,99 €
        i.p.v.35 € bedragen. 
U kan deze nieuwe
        biografie via ons Studiecentrum bestellen in combinatie met het
        Jaarboek Joris van Severen en het Register, aan
        de ledenprijs van 57 € voor het totale pakket. Ook hier geldt
        evenwel de voorwaarde dat we uw intekening (en betaling) tijdig
        kunnen registreren. Dit aanbod geldt tot uiterlijk 31 juli 2021.
        Ten gevolge van het verlaat verschijnen van de biografie werd de
        voorintekeningstermijn verlengd.
Herdenkingen 20 mei 1940 in Covid-tijden

De met bloemen
          gesierde gedenksteen te Brugge op 22 mei 2021
Andermaal maakten de
        Covid-perikelen en -maatregels zowel de traditionele herdenking
        aan het Cruyce van Bourgonje te Brugge als het bezoek aan het
        dubbelgraf van Joris van Severen te Abbeville onmogelijk.
Over wat wel kon leest u
        onder de foto hogerop van deze Nieuwsbrief.
Joris van Severen krijgt nieuwe biografie
Joris
        van Severen moet de Vlaamse politicus zijn die allicht het meest
        tot de verbeelding spreekt. De notariszoon vocht aan het front
        tijdens de Eerste Wereldoorlog, waar hij met de Vlaamsgezinde
        Frontbeweging in contact kwam. Na de ‘Groote Oorlog’ werd hij
        Vlaams-nationaal volksvertegenwoordiger. Met de oprichting van
        zijn Verdinaso en de ‘Nieuwe Marsrichting’ draaide hij de
        klassieke Vlaamse beweging de rug toe, wat hem applaus opleverde
        in Franstalige en belgicistische kringen. Nog voor
        nazi-Duitsland België bezette, stierf hij door een Franse kogel.
Doorbraak-medewerker en historicus Luc
              Pauwels brengt in deze nieuwe biografie alle gekende
            en minder gekende feiten samen, en staat ook
        stil bij het privéleven van de Leider. De auteur is sinds 2020
        ook voorzitter van het Studiecentrum Joris van Severen.
Oorspronkelijk
        zou deze biografie al in de voorbije meimaand verschijnen, doch
        al schrijvende is het boekwerk ver boven het oorspronkelijke
        opzet uitgegroeid tot een omvangrijke prestigieuze gebonden
        uitgave van niet minder dan 548 pagina’s, rijk geïllustreerd met
        o.m. een kleurkatern. Het verschijnen wordt thans voor einde
          augustus voorzien.
U
        kunt deze biografie nog tot 31 juli – verlengde
        voorintekeningstermijn - bestellen in combinatie met het Jaarboek
          Joris van Severen 25 (2021) en het Register over
        de 25 verschenen Jaarboeken Joris van Severen. Zie de
        gegevens daaromtrent hogerop in deze Nieuwsbrief.
      
      
      
        
            Ten geleide bij het Jaarboek Joris
            van Severen 25 (2021)
Maurits
            Cailliau
Met deze aflevering
        waren we aan het 25e Jaarboek Joris van
            Severen toe. Een mijlpaal in de werking van het
        Studiecentrum Joris van Severen, doch beslist nog geen eindpaal.
        Uitschieters in de jaarboekenreeks waren ongetwijfeld Die
          vervloekte oorlog, het integrale oorlogsdagboek van Joris
        van Severen, naast de grote en uniek te noemen Fotobiografie.
        Voldoende aanleiding vonden we om het thans al verrichte werk te
        inventariseren middels de publicatie van een overzichtelijk Register
        over de thans verschenen 25 jaarboeken, als annex bij deze
        editie.
Ook dit 25e jaarboek
        biedt weer behoorlijk wat nieuwe invalshoeken. We ordenden de
        bijdragen ietwat chronologisch op basis van de aan bod komende
        thema’s. Vooreerst leest u hoe Romain Vanlandschoot in De
          laatste weg alleen terugblikt op Van Severens politieke
        werkzaamheid in de periode tussen mei 1927 en mei 1929. Dit was
        de periode waarin de beruchte Boms-verkiezing plaats vond, doch
        in feite was hij toen de Rubicon al overgestoken en legde hij al
        volop de ideële grondvesten van z’n eigen beweging, het
        Verdinaso.  
In diezelfde periode
        roerde er ook in Nederland allerhande op politiek vlak. In Er
          moest wat nieuws komen bracht de Nederlandse historicus
        Willem Huberts daarover recent verslag uit. Dat in dat bonte
        wereldje van vernieuwings- of herstelbewegingen die zich door
        het fascisme lieten inspireren ook het nationaalsolidarisme
        gehoor vond, zal wel niemand verbazen. Docht dat in Nederland
        een met name ‘Verbond van Nationaal-Solidaristen’ werkzaam was
        nog vooraleer Joris van Severen in het Noorden het Verdinaso
        opstartte allicht wel. In Het Verbond voor
          Nationaal-Solidaristen in Rijks-Nederland: de groep Sinclair
          en de opbouw van het Verdinaso in Nederland (1931-1933) reconstrueert
        Tom Cobbaert dit gebeuren dat tot nog toe veelal tussen
        de plooien van de geschiedenis inviel en opgevolgd werd door de
        moeizame opstart van de Nederlands tak van het Verdinaso.
Met de daaropvolgende
        bijdrage van Ruud Bruijns blijven we binnen de
        Noord-Nederlandse tak van het Verdinaso. Ook daar bleken wel
        vaker broederparen geïnspireerd te worden door de ideeën die het
        Verdinaso uitdroeg. Voor Vlaanderen stonden daarvoor de vier
        gebroeders Morael model. In Nederland geldt dit voor de
        gebroeders Stolte. Met De gebroeders Stolte en het Verdinaso
        schetst de auteur hun taak en verdiensten voor het
        Verdinaso en tevens ook hun maatschappelijke opgang.
Aansluitend
        op wat Ruud Bruijns eerder over het Verdinaso in de Romaanse
        gouwen publiceerde verdiepte  Jan Creve zich in Jacques
          Boseret en de Waalse Dinaso’s in de levensloop en in de
        belangrijke rol die deze Luikenaar gespeeld heeft in de uitbouw
        van het Verdinaso beneden de taalgrens. Dat ook na het
        verdwijnen van het Verdinaso in 1941 de ideeën van Joris van
        Severen aldaar blijvend gepromoot werden is evenzeer zijn
        verdienste.
Luc
          Pauwels  buigt zich andermaal over het containerbegrip
        fascisme. In Winston Churchill en
          Joris van Severen waren geen fascisten verwijst hij naar de Britse premier tijdens de Tweede
        Wereldoorlog, die zich een decennium eerder best kon vinden met
        de inzichten van Benito Mussolini, waarvan een Joris van Severen
        al eerder afstand genomen had. Verderop ontrafelt de auteur hoe
        het fascismebegrip dermate kon devalueren tot ‘een meid voor
        alle werk’ bij het diaboliseren van politieke tegenstanders.
Afsluiten
        doen we met de Kleine ballade voor Joris van Severen van
        T. de Graaf – dat opgenomen werd in het
        tijdschrift Aristo (nr. 3, jg. 1947) van Wouter Lutkie.
        De auteur konden we helaas niet met stellige zekerheid traceren,
        wel wie hij vermoedelijk was.
___________________
N.a.v. het 25e
          Jaarboek Joris van Severen (2015). Gen. 208 p., ill.,
        ledenprijs 25 €, boekhandelsprijs 35 €. ISBN 9789076057248.
Correctie
Op blz. 79 van dit
        nieuwe Jaarboek sloop een fout in het onderschrift bij de tweede
        foto. De persoon (met bril) die naast Van der Horst zit is niet
        Pol van Herzeele maar Pol le Roy (op p.161 staat Van Herzeele
        vrij duidelijk afgebeeld).
Frantz van Dorpe en het Verdinaso
Luc
            Pauwels
De succesvolle ondernemer Frantz van Dorpe (1906-1990)
        was in de jaren 1930 een van de kopstukken van de beweging van
        Joris van Severen, het Verbond van Dietse
          Nationaal-Solidaristen (Verdinaso). Tijdens de oorlog
        stond hij in het verzet tegen de Duitse bezetter. En van 1965
        tot 1976 was hij CVP-burgemeester van de stad Sint-Niklaas.
        Voldoende stof voor een boeiende biografie, vond historicus Jan
        Creve.
Frantz
        van Dorpe groeit op in een Vlaamsgezind midden. Zijn vader wordt
        tijdens de Eerste Wereldoorlog benoemd tot vrederechter en hij
        betuigt in 1916 zijn steun aan de vernederlandsing van de Gentse
        universiteit. Genoeg om hem in 1918 te ontzetten uit zijn ambt
        en op te sluiten in het interneringskamp van Roesbrugge. Zijn
        praktijk als advocaat kan hij niet hervatten. De familie telt
        acht kinderen. Na zijn vrijlating wijkt vader Leo van Dorpe om
        den brode uit naar Londen.
Pas in
        1922 kan het gezin terugkeren naar Vlaanderen. Vader Leo richt
        in Kortrijk een textielbedrijf op. Frantz wordt textielingenieur
        en trouwt in 1931 met een Nederlands meisje, Loukie Itz, dat hij
        tijdens zijn studies heeft leren kennen.
Begin
        1932 schrijft Frantz van Dorpe voor de Vlaams-nationale krant De
          Schelde. Maar schrijven is hem
          niet genoeg. Hij is een man van de actie. Hij sluit
        aan bij de nieuwe beweging van Joris van Severen, het Verdinaso,
        dat in zijn beginfase streeft naar een opsplitsing van België en
        een staatkundige vereniging van Vlaanderen en Nederland. Het
        Verdinaso was autoritair, conservatief-revolutionair en
        solidaristisch, in de zin van de katholieke sociale leer.
Getrouwd,
        vader van een zoontje en bedrijfsleider; het belet Frantz van
        Dorpe niet dag en nacht in de weer te zijn voor het Verdinaso.
        Spreekbeurten, vergaderingen, plaktochten, wervingsacties… Bij
        vergaderingen worden ze stelselmatig bedreigd door
        socialistische militanten die met geweld de Dinaso’s willen
        verdrijven. Jan Creve beschrijft dat in detail, inclusief de
        permanente hetze van De Volksgazet tegen de
        ‘Dinaso-zotten’.
In juni
        1934 kennen de provocaties in Brussel een dramatisch hoogtepunt.
        Een groepje Dinaso’s wordt er aangevallen door leden van de
        Union Socialiste Anti-Fasciste (USAF) die vuurwapens gebruiken.
        Van Dorpe krijgt een schotwonde in de arm, zijn kameraad Roger
        Deschamps raakt levensgevaarlijk verwond in de dij. De daders
        worden buiten vervolging gesteld.
Het
        Verdinaso groeit en bloeit. Frantz van Dorpe wordt gouwleider
        voor Brabant, maar spreekt aanhoudend op vergaderingen in heel
        het land. De regering is er niet gerust in. Naast het Verdinaso
        zorgt het in 1933 opgerichte Vlaams Nationaal Verbond (VNV) voor
        een nog bredere autoritaire en Heel-Nederlands geïnspireerde
        stroming. Een ‘wet op de privémilities’ verplicht Joris van
        Severen in 1934 de Dinaso-Militie om te vormen tot de Dinaso
        Militanten Orde (DMO), die er meteen minder militair gaat
        uitzien. Minder dan de USAF zelfs.
Ook het
        doel van het Verdinaso wordt langzaam bijgesteld om niet langer
        als ‘staatsgevaarlijk’ te worden gebrandmerkt. De herenging van de Nederlanden is nu het
          doel, de staatkundige eenmaking van België, Nederland en
          Luxemburg. Duidelijker: het herstel van de Verenigde
        Nederlanden van vóór de Belgische revolutie van 1830.
Dat is
        niet naar de zin van alle Dinaso’s, maar buiten Wies Moens haken
        er geen prominente leden af. Frantz van Dorpe verdedigt de
        nieuwe marsrichting met de grootste overtuiging. Ook na zijn
        Verdinaso-inzet en de Tweede Wereldoorlog lang voorbij blijft
        hij een hartstochtelijke bepleiter van de Benelux-gedachte,
        zoals Jan Creve aantoont.
Van Dorpe
        wordt een van de meest actieve en invloedrijke figuren van de
        beweging, binnenin, maar vooral naar buiten. Hij speelt een
        sleutelrol in de uitbreiding van het Verdinaso en zijn invloed
        in rechtse Franstalige en katholiek-conservatieve kringen.
        Belangrijk is daarbij de gewijzigde, ‘trotskistische’ strategie
        van Joris van Severen: allerlei mantelorganisaties rekruteren
        tot in de hoogste kringen. Dat is een boeiend verhaal, waarvan
        hier een aantal facetten voor het eerst uit de doeken worden
        gedaan.
De Vereniging
België-Nederland-Luxemburg
        is zowat de voornaamste van die mantelorganisaties. Van
        Dorpe rekruteert tal van ministers en oud-ministers, wordt
        zonder problemen ontvangen op ambassades en is als een vis in
        het water in de belangrijkste culturele en economische kringen.
        Om nog te zwijgen over de adel. Een gewiekste tactiek is het
        aanwerven van geheime leden. Daar zijn provinciegouverneurs bij,
        bankiers, bekende kunstenaars en industriëlen.
Tegelijk
        sluimert er een conflict met Joris van Severen, aan wie Van
        Dorpe gebrek aan leiding en besluiteloosheid verwijt. Creve
        vermeldt niet dat Van Severen in 1939 maandenlang zwaar ziek
        was. Ook de antidemocratische opstelling van het Verdinaso
        verdient nuancering. De beweging was
          resoluut tegen het partijenstelsel, maar helemaal niet tegen
          volksmedezeggenschap. Bovendien moet dit worden gezien
        in de context van de toenemende politieke instabiliteit in het
        België van de jaren 1930, met om de haverklap een andere
        regering in 1931, 1932, 1934, 1935, 1936, 1937, 1938 en zelfs
        drie in 1939.
Kort voor
        het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog wordt Frantz van Dorpe,
        op aandringen van DMO-commandant Jef François, uit het Verdinaso
        gestoten. Om er prompt na de moord op Joris van Severen weer bij
        aan te sluiten. Hij maakt dan deel uit van de Verdinaso-leiding
        en volgt in wezen de politiek van koning Leopold III.
Uiteindelijk
        spat het Verdinaso uit elkaar in groepen met totaal
        verschillende opties, gaande van aansluiting bij het
        collaborerende VNV of bij de Algemene SS tot politieke
        neutraliteit, terugtrekking in het privéleven of precies
        andersom: toetreding tot het verzet tegen de Duitse bezetter.
        Frantz van Dorpe kiest resoluut voor dat engagement. 
Tijdens
        de koningskwestie (1945-1951) toont Van Dorpe zich een vurige
        ‘leopoldist’: hij wil, zoals trouwens de meerderheid van de
        bevolking, Leopold III onvoorwaardelijk weer op de troon. Dat
        brengt hem zonder omwegen naar de Christelijke Volkspartij (CVP)
        die aanvankelijk dat standpunt deelt, maar nadien haar heil
        zoekt in een compromis: behoud van de monarchie, troonsafstand
        van Leopold III, Boudewijn I als nieuwe koning.
In de
          CVP vindt Van Dorpe een behoorlijk aantal vroegere
          Dinaso-vrienden terug, zoals
        Paul Persyn, Norbert de Witte, Raf Renard, Jef van Bilsen En ook
        Willem Melis die enkele jaren later ‘zijn’ schepen van financiën
        zal worden als Van Dorpe burgemeester van de stad Sint-Niklaas
        wordt – en blijft van 1965 tot 1976.
Hij
        ontmoet in de CVP ook tal van bekende katholieke politici met
        wie hij eind van de jaren 1930 had samengewerkt, om niet te
        zeggen had samengezworen. ‘Dat zij in de loop der jaren allen in
        eenzelfde christelijk geïnspireerde en veeleer behoudsgezinde
        partij waren terechtgekomen, leek voor deze generatie niet meer
        dan logisch’, onderstreept Jan Creve. Dat belet niet dat hij bij
        de overheid regelmatig tussenkwam voor oud-Dinaso’s die hadden
        gecollaboreerd of om andere redenen door de repressie waren
        getroffen.
Hij
        blijft zich inzetten voor Benelux. Al in 1945 neemt hij weer
        contact op met Leo van der Essen, gewezen secretaris-generaal
        van de KULeuven én geheim lid van het Verdinaso, om de
        Benelux-werking nieuw leven in te blazen. In 1949 wordt Frantz
        van Dorpe secretaris-generaal van het Belgische Benelux-comité.
Jan Creve
        schreef een merkwaardig goed gerechercheerde en evenwichtige
        monografie. Een model in het genre.
Dit boeiend verhaal is te
          verkrijgen tegen 21 euro (verzendingskosten inbegrepen) door
          storting op rekeningnummer BE 36 7330 2527 3681, t.n.v. Jan
          Creve of via de onlineboekhandel van Doorbraak. 
Louisa
          Laton (Ieper 8 september 1925 – Brugge 22 maart 2021)
        behoorde destijds tot het Ieperse Jong-Dinaso. Haar ouders waren
        de uitbaters van het Ieperse Dinaso-lokaal in de Tempelstraat.
        Tijdens WO.II werd ze DRK-zuster, terwijl twee van haar broers
        aan het Oostfront streden. Zij schonk de Ieperse Verdinaso-vlag
        aan de Stichting Joris van Severen.
Roland Bekaert (Petegem
        6 mei 1928 – Wakken 16 april 2021), vestigde zich als huisarts
        te Wakken in het geboortehuis van Joris van Severen. Hij lag mee
        aan de basis van de vereniging ‘Wakken Herdenkt – van Hugo
        Verriest tot Joris van Severen’ en was als voortrekker betrokken
        bij alle initiatieven aldaar ter herdenking en rehabilitatie van
        Van Severen. In deze functie behoorde hij 25 jaar geleden ook
        tot de stichtende leden van het Studiecentrum Joris van Severen.
      
      
        De
              Zaalslag  van de Dinaso Militie
Fons Igné
De zogenaamde ‘zaalslag’ te Antwerpen – die op 15
          maart 1932 uitgevochten werd - heeft doorheen de mondelinge
          overlevering binnen het Verdinaso mythische proporties
          aangenomen. In onderstaand getuigenis – weliswaar veertig jaar
          na datum neergeschreven – het verhaal van een die erbij was. 
Einde
        september 1931. De leden der Antwerpse Vlaamse Militie waren
        verzameld in een achterplaats van het café “Rodenbach” dat zich
        bevond in de Loosstraat, nu Van Schoonhovestraat. Deze werd
        uitgebaat door Ernest van Raemdonck, een neef van de twee aan
        IJzer gesneuvelde gebroeders Van Raemdonck. De uitbater had zich
        nog maar een paar weken in dit café gevestigd, na eerst in
        dezelfde straat een andere te hebben opengehouden dat de naam
        “In de 83.000” droeg, naar het aantal stemmen dat op 9 december
        1929 door Dr. August Borms werden behaald, die toen nog immer
        wegens activisme tijdens de Eerste Wereldoorlog in de gevangenis
        vertoefde, en die daarna werd vrijgelaten, op voorwaarde nooit
        meer een politiek mandaat te kunnen opnemen.
Die
        septemberavond dus was de Vlaamse Militie, door haar leider, Jef
        Missoorten, in deze herberg bijeengeroepen. Op de dagorde stond
        slechts een punt. Maar dat ene punt zou een ganse ommekeer
        brengen in de Vlaams-nationale strijd van de dertiger jaren.
        Deze zou in de daaropvolgende jaren een gans andere richting
        ingestuurd worden. Het sociale zou plaats nemen naast het
        culturele in de verdere strijd om Vlaanderens recht.
Een
        beschrijving geven van het Verdinaso en zijn doelstellingen zal
        ik maar laten; tenslotte kenden wij er op dat ogenblik toch
        niets van, dat kwam later. Mijn bedoeling is een relaas te geven
        van de zo fel besproken zaalslag en het daaropvolgende
        straatgevecht, dat beslissend zou zijn in de verdere
        ontwikkeling van het Verdinaso. En tenslotte niet alleen voor
        deze nieuwe beweging maar eveneens voor het Vlaams nationalisme,
        daar een jaar later, in 1932, er een gesloten Vlaams-nationale
        partij, namelijk het Vlaams Nationaal Verbond, later beter
        gekend onder de naam VNV, tot stand kwam onder leiding kwam van
        de dynamische Staf de Clercq.
Hoeveel
        militianen er op deze vergadering aanwezig waren, dat kan ik nu
        niet juist meer bepalen. Waren het er dertig of veertig? In alle
        geval het waren de besten, de vurigsten, die immer en altijd,
        eerder welke opdracht ze moesten vervullen, op post waren. Allen
        arbeiders en kleine bedienden.
Na een
        korte inleiding legde Jef Missoorten de bedoeling uit van de
        samenkomst. Hij verklaarde dat Joris van Severen, samen met Wies
        Moens, een nieuwe Vlaams-nationale beweging had gesticht onder
        de benaming Dietse Nationaal Solidaristen en hij vroeg aan allen
        of zij ermee akkoord gingen samen in blok naar deze nieuwe
        beweging over te gaan. “Ik zelf”, zegde hij “ben die mening al
        lang toegedaan. U bent vrij uw beslissing te nemen”. Veel werd
        er over de vraag en verklaring niet geredetwist. Er werd zelfs
        niet eens naar de doelstelling van deze beweging gevraagd. Voor
        iedereen was het goed, de stichters waren Vlaams-nationalisten,
        en vechten voor Vlaanderen was hun leven. Allen waren er dus mee
        akkoord, behalve twee, de gebroeders Meganck, en zonder verdere
        uitleg te verschaffen verlieten ze dan ook de vergadering,
        waarop iemand van de aanwezigen zegde dat beiden communistisch
        gezind waren.
Deze
        vergadering zou in de toekomst van de Vlaamse Militie beklijven
        en haar die dag herscheppen in de Dinaso Militie, en haar een
        zekere roem brengen in de latere geschiedenis van de strijd om
        de vrijheid en het recht van het Vlaamse volk.
Dit
        alles schrijf ik hier neer, vele jaren later, omdat de
        beslissing van deze vergadering het voorspel was van datgene dat
        een paar weken later zou gebeuren, en dat volgens een zekere
        schrijver over Joris van Severen en het Verdinaso, voor deze
        beweging een mythe zou worden. Deze schrijver zou ik, nu het er
        op aankomt eens op zijn plaats willen zetten. Het boek zelf heb
        ik nooit willen lezen, na een commentaar over bewust boek in een
        periodiek. Waar bedoeld schrijver al die gegevens heeft gehaald,
        en dan nog een weinig vijandig geschreven, begrijp ik niet. Dat
        de zaalslag voor het latere Verdinaso een mythe is geworden, dat
        kan zijn, maar dat hij verklaart dat de Dinaso Militie, zoals de
        SA in Duitsland, in bruin uniform, in bruin hemd gekleed was,
        dat brengt me tot nadenken, en het besluit dat in zijn boek veel
        zever staat geschreven en hij dat hier of daar heeft horen
        zeggen, maar dat hij van het Dinaso geen lap kende en die eerste
        Dinaso Militanten nooit heeft gezien. Ik reageer met klem over
        dat uniform-geschrijf. De Dinaso Militie heeft nooit, ik zeg
        nooit, een bruin hemd gedragen. Het uniform was dat van de
        Vlaamse Militie: lichtgrijze rijbroek, een korte bloeze van
        dezelfde kleur en als hoofddeksel een soort képi in lijnwaad,
        eveneens lichtgrijs, met achteraan een opgeslagen klep die
        tijdens een gevecht kon neergeslagen worden om de nek te
        beschermen. Zij droegen ofwel leren beenstukken of zwarte kousen
        met gele band. En als die fameuze schrijven het wil weten: ik
        was er bij.
Later
        werd die bloeze vervangen door een vest in olijfgroen fluweel;
        met twee zakken en twee bovenzakken; de vest was aan de hals
        gesloten. Nog later, na het uniformverbod, droegen we een groen
        hemd met zwarte das.
Dat
        een groepje van ongeveer veertig man een zaal kon leegvegen en
        nog geen uur later een massa van het lijf kon houden, dat was
        voor velen een raadsel. Voor ons, militianen, niet. Wij waren
        meesters in straatgevechten en dat hadden we te danken aan één
        man, de stichter en leider: wijlen Jef Missoorten.
En
        hier vertel ik dan het verloop van deze beruchte zaalslag zoals
        ik die heb gezien en meegemaakt, dus niet uit het gezichtspunt
        van iemand die het heeft zien gebeuren, maar wel met het oog van
        iemand die er middenin stond, met de slagen en kletsen van dien.
Een
        paar weken na de bewuste vergadering was de militie opgeroepen.
        Als ik het me nog goed kan herinneren was het op een woensdag,
        zo juist weet ik het niet meer. Joris van Severen zou voor de
        eerste maal te Antwerpen komen spreken. Deze meeting zou
        doorgaan in het “Diets Huis” op de Italiëlei. Nu ten dage
        bestaat dit café nog, het eerste rechts op deze lei. Het was
        oktober en in die tijd werd de eerste zaterdag van die maand het
        uur een uur achteruit gesteld, dat wilde zeggen dat, wanneer de
        avondklok op 7 uur luidde het nog maar 6 uur was. Was het dus ’s
        avonds om 7 uur donker, terwijl het nog maar 6 uur was. Alzo
        gebeurde de eerste zaterdag van april juist andersom. Dus in
        oktober winteruur en in april zomeruur.
De dag
        van samenkomst was het om halfacht ’s avonds al bijna donker en
        deze was bepaald op dit uur in café “Rodenbach”. Zoals
        gewoonlijk was de vaste kern op post, een veertigtal. Kerels uit
        een stuk, waartussen ik als de kleinste bijna verloren stond.
        Bang was ik wel niet maar ik moest altijd in de achterste
        gelederen mee opstappen. Want als wij ’s nachts marcheerden was
        ik altijd de man om het rood licht te dragen en het is daarom
        dat ik later in de militie de bijnaam “het achterlicht” kreeg.
        Dat bracht dan ook mee dat ik niet dikwijls de gelegenheid kreeg
        om te kloppen, want wanneer de Vlaamse Militie in formatie op
        een groep lawaaimakers instormde, kwam ik bijna altijd tweedes
        en stond dan meestal voor een ledige plaats, want denk nu maar
        niet dat die tegenbetogers op u stonden te wachten om een klop
        op hun kop te krijgen. Bij de eerste aanvalsbeweging van de
        militie stoven de dappere mondhelden als mussen uiteen en liepen
        als hazewinden de aanpalende straten in of sprongen hier en daar
        een huis of winkel binnen.
Vele
        namen van hen die op die dag waren samengekomen ben ik vergeten,
        maar de bijzonderste bleven in mijn geheugen gegrift. Heden, nu
        bijna veertig jaar later, zijn reeds velen van hen ons in de
        eeuwigheid voorgegaan, zoals Jef Missoorten, Rik De Weer, Jefke
        Jansens en misschien nog anderen waar ik sindsdien niets meer
        van vernomen heb. En die anderen Jan en Jef Morael, de
        Lagrieres, Tuur Nollet, Oscat van Keirsbilck, Vic de Vent, Oscar
        van den Broelle, Miel van den Brande, Toon Lint, Van Lint, Lode
        Maes en Jos Geerts en wie nog allemaal. 
Allen
        namen van kleppers die in de strijd om Vlaanderens recht hun
        sporen hebben verdiend, niet op het podium maar op de straat,
        niet met het woord maar met de vuist. Hun namen mogen in de
        toekomst voor het Vlaamse volk niet verloren gaan.
Rond
        acht uur verzamelen, en op rijen van vier, de bamboeknuppel
        onder de arm, voorwaarts. “Links, rechts, links, rechts” en
        zeggen dat in die tijd in het Belgisch leger de Vlaamse soldaat
        moest marcheren “Gauche, droite, gauche, droite, un deux, un
        deux”. Schandalig.
Langs
        het De Coninckplein, de Van Straelenstraat, de Victoriaplaats,
        nu Rooseveltplein, bij de oude Antwerpenaren de “Geuzen Hofkes”,
        kwamen zij aan de Italiëlei. Op die lei, voor het “Diets Huis”,
        alwaar de meeting zou plaats vinden, zag het zwart van het volk.
        Niets liet veronderstellen dat het een bewogen avond zou worden.
        Het volk bleef kalm, geen geroep, geen getier. Ikzelf, en ik
        geloof zeker de meesten van ons, misschien een paar
        uitgezonderd, hadden absoluut geen wantrouwen op dit ogenblik.
        Ook vond ik het normaal, vermits de laatste jaren de
        Vlaams-nationale meetings altijd zeer veel volk trokken.
Voor
        het lokaal werd “Halt!” bevolen en per twee trok de militie naar
        binnen. De gelagzaal was een nogal lange, in de diepte
        rechthoekige plaats. Linksachter het buffet en rechts bevond
        zich een dubbele glazen deur die toegang gaf tot een niet al te
        grote vergaderzaal, rechthoekig in de breedte. De militie stapte
        deze zaal binnen. Links vooraan een sprekerstafel, die nog
        onbezet was. Daarvoor, tot een aantal meter van de achtermuur,
        waren zitplaatsen, opvouwbare caféstoelen. Allen waren bij het
        binnentreden van de militie reeds bezet, enkel de achterste
        ruimte was nog vrij. De militie schaarde zich in een halve
        cirkel om de zitplaatsen achter hen, de staanruimte vrij latend.
Nauwelijks
        waren we opgesteld of op de tweede laatste rij haalde een der
        aanwezigen een dagblad tevoorschijn en begon daaruit luidop te
        lezen. Op hetzelfde ogenblik stelden zich twee sterke
        militianen, Jan Morael en Vik de Vent, zich achter hem op. Op
        een andere rij begon er een te bellen, terwijl anderen zich ook
        begonnen te roeren.
Plots:
        “De Leiding!” en Joris van Severen, voorafgegaan door de
        voorzitter der vergadering, Bert Meuris, kwam de zaal binnen en
        begaf zich naar de spreektafel, waarachter hij zich na de groet
        neerzette. Allen die op de zitplaatsen hadden plaatsgenomen
        begonnen in koor te roepen “Heil!, heil!”, terwijl een van hen
        riep “De poesje gaat beginnen”. Plots fluisterde mijn
        nevenmakker “Openzetten zeg het voort”, waarop ik mijn makker
        aan mijn andere zijde eveneens verwittigde. De kring der
        militianen verwijdde zich tot tegen de achtermuur en alzo de
        achter hen zich bevindende mensen eveneens omsingelend. Het
        tumult in de zaal verhoogde. De voorzitter, Bert Meuris, stond
        achter de sprekerstafel recht. Nu nog zie ik zijn dunne
        opeengeperste lippen voor mijn ogen. Langzaam, uiterst kalm
        richtte hij luid het woord tot de aanwezigen die niet ophielden
        te roepen. “Ik zie dat er hier mensen in de zaal zijn die zich
        niet rustig kunnen houden”, daarna wachtte hij even, en deed een
        licht teken aan Jef Missoorten en riep toen veel luider “Indien
        zij het willen! Zij kunnen het hebben!”
Een
        kort fluitsignaal en wij stortten ons op de zich binnen de kring
        bevindende lawaaimakers. Knuppels en stoelen vlogen door de
        lucht. Geroep, gehuil en getier. Een groot deel der Roden, want
        het waren socialisten en communisten, was reeds de vergaderzaal
        uitgevlucht. De moedigsten bleven. Links en rechts werd
        geslagen. In een flits zag ik dat Vik de Vent een stoel op zijn
        hoofd kreeg, bloed sijpelde uit zijn hals en hij zeeg in elkaar.
        Een hevige klap langs achter op mijn kop deed me duizelen,
        eveneens een stoel. Maar ik herstelde me nogal vlug en zag voor
        mij een kerel die op mij toegesprongen kwam. Ik sloeg met mijn
        knuppel naar hem maar hij kon deze ontwijken, en trachtte hem
        uit mijn handen te rukken, hetgeen hem niet lukte daar mijn
        knuppel tussen twee riempjes aan mijn hand gespannen was. Twee
        welgemikte slagen, tegelijkertijd door twee kameraden deden hem
        eveneens naar de gelagzaal vluchten.
Hoelang
        het gevecht geduurd heeft? Geen benul van. In alle geval de rode
        onruststokers waren de zaal uit geveegd en de gelagzaal
        ingevlucht.
Nu, in
        de zaal de militie, in het café de communisten. Aan de glazen
        verbindingsdeur, waar niet eens een ruit was gebroken, borst
        tegen borst, duwen en duwen. Ik stond op de tweede rij. Een
        knuppel vloog over mij heen op het hoofd van een tegenstander.
        Beweging aan de andere zijde en het gelukte de militie om ze
        terug te duwen en verder te dringen. Enkelen vluchtten snel naar
        buiten en we stormden de gelagzaal in. Rik de Weze zag ik op
        twee kerels, die zich langs het buffet bevonden, toespringen
        maar een derde kwam aangelopen en viel Rik langs achter aan. Met
        mijn twee handen sloeg ik mijn bamboe met volle kracht midden op
        het hoofd van onze aanvaller. Huilend, met zijn handen op zijn
        kop, vluchtte hij half kruipend naar de buitendeur. Alle
        tegenstanders waren verdwenen. Niemand meer, allen buiten
        geveegd.
Toen
        ging de buitendeur plots terug open en een heer met opgestoken
        hand kwam de herberg binnen en zei tot ons: “Mannen, het is
        gedaan. Ik ben Piet Somers”, draaide zich om en ging terug
        buiten. We keken op. Piet Somers was in die tijd socialistisch
        schepen van Antwerpen.
Nauwelijks
        was Piet Somers buiten of de deur ging terug open en een
        militiaan strompelde het café binnen. Verdorie! ‘t Was de
        eeuwige laatkomer Lode Moors. Op zijn eentje was hij naar het
        “Diets Huis” gekomen en trok flegmatiek door de buiten staande
        massa al zeggende: “Alsublieft, ik ben van de ordedienst”, met
        als gevolg een lap hier, een mot daar, maar Lode was geen
        bangerik en is er al vechtend toch doorgeraakt, natuurlijk met
        een buil hier en een buil daar.
Toen
        hij binnen was, werden een paar der onzen als wacht aan de deur
        geplaatst, terwijl we ons allen terug naar de vergaderzaal
        begaven. Groot was mijn verwondering daar nog een zeker aantal
        burgers aan te treffen. Mensen die dus werkelijk gekomen waren
        om Joris van Severen te aanhoren. Voorzeker zijn deze mensen bij
        de aanval der militie buiten de kring gesprongen en hebben ze
        zich in de hoeken buiten het gevecht geplaatst. Het is goed
        mogelijk dat zij ons een handje toestaken om een lawaaimaker die
        in hun bereik kwam een “upercut” toe te dienen of hem met een
        flinke schop onder de broek verder buiten te stampen. Al met al,
        we waren van die lastverkopers verlost. Van een meeting kwam
        natuurlijk niets meer in huis, en we konden nu eens gerust het
        slagveld overzien en onze builen tellen. Ik had er een boven op
        mijn kop van die stoel en een half plat geslagen duim. Stoelen
        links en rechts. Vik de Vent, die ik zag neerzijgen, stond
        wederom paraat, zijn bloeze was met bloed besmeurd.
Nadat
        we allen wat op adem gekomen waren stelde Joris van Severen voor
        een omhaling te doen ten voordele van de militie. Het was de
        jongste van de hoop die deze eer te beurt viel en meteen nam ik
        mijn képi af en ging van man tot man om hun gift in ontvangst te
        nemen. Pas was ik rond en had mijn met geld gevulde hoofddeksel
        voor Bert Meuris op tafel gezet of een vijftal militianen kwamen
        de herberg binnengesprongen. Het was Bert Lagrière met zijn
        mannen. Zij hadden het aangedurfd naar huis te gaan, maar werden
        onderweg aangevallen. Niet bestand tegen de overmacht kwamen zij
        naar het café terug gelopen.
Ogenblik
        riep Missoorten “Verzamelen! In linie! Een, twee, drie, vier!
        Per twee! Voorwaarts!” We stapten per twee de straat op, de
        bamboeknuppel in de vuist. Buiten gekomen werd bevolen: ¨Per
        vier! Links om, gaat!” en per vier marcheerde de militie onder
        leiding van Jef Missoorten, en geëscorteerd door de buiten de
        deur staande Antwerpse politie de laan af.
Voor
        het gebouw, op de lei, stond een dichte menigte nieuwsgierigen
        en tegenbetogers, maar er werd niet geroepen. Aan de
        Victoriaplaats: “Links om!” en we marcheerden langs de
        Osystraat, langs het atheneum. Een grote groep had zich van de
        massa afgescheiden en al lopende door de Gemeentestraat, langs
        de Van Straelenstraat, om ons achter het gebouw de pas af te
        snijden. Ik had geen ogenblik angst als ik die kerels zag
        spurten. Hoe kon het, met zulke kerels in de militie en gedrild,
        zouden we er ons wel doorslaan.
Achter
        het atheneum, draaiden we de Pijlstraat in. Een dichte groep
        stond ons aan het kruispunt der Van Straelenstraat af te
        wachten, terwijl er nog anderen kwamen aangelopen. “Verkorte
        mars!” bonk, bonk, korte stap op de straatstenen. “Schuin
        rechts!”. De militie schoof naar rechts de stoep op tot tegen
        het gebouw. “Ter plaatse. Linie!”.
De
        twee eerste rijen van vier bleven ter plaatse, de twee volgende
        plaatsten er zich naast en de volgende in looppas er nevens. In
        een oogwenk was de ganse straat in haar breedte afgezet. Ineens
        hoor ik evenwel in de rode bende roepen: “Mannen, opgepast voor
        die tactiek!”. Dat was in alle geval een winstpunt voor ons.
Een
        fluitsignaal, en de eerste linie stormde met volle geweld op de
        massa in. Ik stond in de tweede lijn die ter plaatse bleef.
        Indien die kerels nu dachten dat we op hen instormden om ter
        plaatse een baantje te doen, dan hadden ze het mis voor. Het
        doel was doorbreken. Met de knuppel links en rechts kloppend
        brak de eerste linie door en stelde zich ongeveer dertig meter
        verderop nieuw op, het gezicht naar de tegenstanders. Nu stonden
        ze tussen twee vuren en daar hadden ze zich allerminst aan
        verwacht. Naar waar moesten zij zich nu keren? Voor en achter
        dreigde gevaar. Weer een winstpunt. “Tuut!” (een fluitsignaal) -
        en nu stormden wij op hen af. Zonder tegenstand van belang was
        ik er nogal snel door. Maar toen ik aan onze eerste lijn kwam,
        om dan verder door te lopen om daarachter terug een linie te
        vormen, zag ik plots een knuppel omhoog gaan en meteen hoor in
        nog roepen: “Pas op, Jef, ’t is Igné”, maar het was te laat.
        Missoorten trachtte zich nog wel in te houden, maar ik voelde
        een felle slag op mijn voorhoofd. Ik geloof niet dat ik ooit
        zoveel sterren aan de hemel heb zien staan als toen. De oorzaak
        was dat ik blootshoofds was, daar mijn képi met het geld in het
        “Diets Huis” was gebleven, en dat had Jef misleid. Gelukkig ging
        het snel over en kon ik mijn plaats innemen in onze linie, waar
        de meesten al opgesteld stonden. Oscar van den Broele kwam er
        als laatste door omdat hij nogal groot was, had hij met die
        Roden wat last, maar hij kwam er toch door en niet eens erg
        gehavend.
Het
        was gelukt, we waren doorgebroken. Roepend en tierend bleven ze
        op een veilige afstand en aanvallen durfden ze niet. Ineens zie
        ik een voorwerp naar ons toegevlogen komen en een paar meter
        voor ons op de straatstenen neervallen. Het was een bierfles.
        Bij de val was de hals er afgebroken. Een der onzen raapte ze
        snel op en wierp ze met kracht terug, waarbij ze op de schouder
        van een tegenstander en verder tegen het hoofd van een andere
        aanbotste. Zonder een kreet zeeg deze in de goot neer.
De
        hoop onzer aanvallers was al sterk verminderd. Huilen en tieren
        deden ze nog wel, maar ze bleven op veilige afstand. En geloof
        me, of geloof me niet, de laatste man droop uiteindelijk
        eveneens af – en rustig, twee aan twee, konden we naar café
        “Rodenbach” toegaan. De zege was aan ons. Twee slagen op een
        dag!, de zaal en de straat.
Onze
        overwinning was des te belangrijker om nog een andere reden.
        Daar voordien de tegenstanders der Vlaamse Militie enkel maar
        verfranste Vlamingen en fils à papa’s waren, die op het zien en
        de minste beweging der militie op de vlucht sloegen, kreeg ze
        nu, na omgevormd te zijn tot Dinaso Militie, een veel
        gevaarlijkere vijand op haar weg. Een vijand zonder mededogen:
        de communisten. Rode arbeiders, niet met juffrouwhandjes, maar
        met knuisten verhard door het werk. Geen katten om zonder
        handschoenen aan te pakken. Een vijand die niet gemakkelijk aan
        wijken dacht, hard en brutaal. Maar zij, de communisten, mochten
        ook niet vergeten dat ze, in de Dinaso Militie, ook arbeiders
        als tegenstanders hadden die niet zinnens waren zich door hen
        weerloos te laten afslachten. Zij waren ook arbeiders, die
        streden en vochten voor hun volk. Ze wilden ook als een fier
        vrij volk, het sinds eeuwen verdrukte Vlaamse volk, erkend
        worden. Vlaamse arbeiders die het hartsgrondig beu waren door
        een voor iedere macht kruipende bourgeois nog verder uitgebuit
        te worden, door volksvreemd blauw bloed te worden veracht en
        uitgehongerd. Zij vertikten het om, zoals hun vaders in de
        bloedige IJzergrachten voor kanonnenvlees te dienen voor een
        Vlaams vijandige staat, een staat die geen middel onverlet liet
        om hun volk te nekken en te pesten. 
Men
        verweet ons dat wij fascisten waren. Neen, heren communisten. De
        militie vocht niet voor een ideologie, noch voor fascisme, noch
        voor marx-isme of leninisme, noch voor de democratie. Alleen
        voor een vrij, schoon en sociaal rechtvaardig vaderland;
        Vlaanderen en Dietsland, desnoods met de duivel. Regimes
        verdwijnen, maar een Volk moet blijven.
Wij vechten niet om laffen roof
Wij vechten niet om baat. 
Maar om het heilige geloof
In de Dietse staat.
Wij vechten niet uit vechterszin,
Wij vechten waar het moet, 
Doch rukken wij ten vijand in:
Bij God! Wij doen het goed.
En
        wanneer ik nu, bijna veertig jaar later, terugdenk aan die
        beruchte zaalslag, dan denk ik meteen aan die avond, enkele
        maanden vroeger, toen de Vlaamse Militie eens oefeningen hield
        in de zaal “Uilenspiegel” in de Diepestraat, terwijl onder haar,
        in de kelder, de Antwerpse communisten hun vergadering hielden.
        Dan zullen die heren zeker niet gedacht hebben dat wij, een
        weinig later, met hen op de vuist zouden gaan.
In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar
          naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het
          Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende
          passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven.
          We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar
          publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons
          kopie van de betreffende passages toe te sturen.
Over elites
“(…) Roeland Raes
        riep in 1973 zonder schroom op tot het vormen van een ‘elite’.
        ‘Men zou er maar eens mee moeten ophouden,’ had Raes geschreven,
        ‘om iedereen te willen overtuigen dat de massa gezag,
        wijsheid en collectieve wil bezit… Het tegendeel is waar: de
        massabeweging is verward, onzeker, manipuleerbaar.’ Mij
        verwondert het helemaal niet dat Raes dat schreef, want ’t was
        de zuivere waarheid, toen en nu. (…)
Akkoord, maar de
        elite waar Raes over schreef was een andere dan die waar
        hedendaagse populisten tegen te keer gaan. (…)
Toen Roeland Raes in
        1973 schreef over de noodzaak van een elite, dacht hij
        ongetwijfeld niet aan een sportieve, financiële of
        technologische elite, maar aan een morele elite, in de traditie
        van Plato en zeg maar: Joris van Severen. (…)”
____________________
Bron: Philippe Clerick op Doorbraak:
        https://doorbraak.be/vieze-dingen-populisme-en-elitisme/
‘Van Joris van Severen tot Online Odine, de opkomst en aanpak van
              off- en online rechts-extremisme’ 
“(De) Staatsveiligheid meldde dit jaar dat de dreiging
        vanuit extreemrechtse ideologie toeneemt en geweld inmiddels,
        ook in België, geen taboe meer is. Leden van
        rechts-extremistische groepen krijgen steeds vaker de oproep om
        zich voor te bereiden op mogelijke escalatie. Nieuw is het
        fenomeen op zijn minst, maar de huidige coronapandemie levert
        mogelijks wel de perfecte voedingsbodem voor een cocktail aan
        frustraties. In deze webinar gaan we in op de manifestatie van rechts-extremisme en
        de (lokale) aanpak ervan. Het eerste deel gaat in op het
        actieterrein van rechts-extremistische groepen. Vanuit het
        ontstaan van de “Nouvelle droite” beweging in de jaren zestig
        gaan we in op de wijze waarop deze beweging in Vlaanderen voet
        aan grond kreeg en hoe de huidige identitaire bewegingen zich
        zowel in de fysieke als digitale publieke ruimte manifesteren.
        We staan daarom ook stil bij de online mobilisatie vanuit
        rechts-extremistische middens en de manier waarop het
        identitaire denken wordt binnengebracht in de internet
        subcultuur.”
________________
Bron:
https://www.vvsg.be/opleidingen/webinarreeks-van-joris-van-severen-tot-online-odin-de-opkomst-en-aanpak-van-off-en-online-rechts-extremisme.
PM: VVSG staat voor
        Vereniging van Steden en Gemeenten! Waarom precies Joris van
        Severen tot ‘naamgever’ van het “webinar” verkozen werd wordt
        niet toegelicht.
Willy Kessels
“In
        1995 werd inderdaad een expo in het fotografiemuseum te
        Charleroi stopgezet na furore over Kessels’ foute verleden. (…)
        Twee jaar later zette het PSK in Brussel de puntjes op de i met
        de expo
            Geheugenverlies. Verantwoordelijkheid en collaboratie –
            Willy Kessels, fotograaf. Kessels was in de jaren
        1930 actief geworden in het Verdinaso, waarvoor hij propaganda
        maakte.”
____________________
Bron:
        https://www.standaard.be/cnt/dmf20210317_98048957