> nieuwsbrief > 2021- nr 3
Inhoud
Niettegenstaande de Covid-perikelen en -beperkingen
werd ook dit jaar
- dank zij
de Stichting Joris van Severen –
het dubbelgraf te Abbeville op 20 mei met bloemen
getooid.
Ook aan het Cruyce van Bourgonje te Brugge werd op 22
mei in beperkt gezelschap een korte plechtigheid gehouden,
waarbij de gedenkplaat van de vier Brugse Abbeville-slachtoffers
-
waaronder Joris van Severen en Jan Ryckoort –
met bloemen getooid werd.
Het Jaarboek 2021
werd ondertussen, samen met het Register aan de leden
toegestuurd. De nieuwe Joris van Severen-biografie volgt
einde augustus voor diegenen die het naast hu,
ledenbijdrage bestelden het zal door de Uitgeverij Doorbraak aan
de intekenaars toegestuurd worden.
Voor wie wel al de
ledenbijdrage vereffende, evenwel zonder in te tekenen op de
biografie (waarover verder méér) kan dit alsnog doen tot 31 juli
a.s. Daartoe kan het aanvullend bedrag (57 € min het al betaalde
bedrag) overgeschreven worden op onderstaande rekening, met de
vermelding “suppl. Biografie”. Vereffening graag via onze
rekening IBAN: BE71 0001 7058 1469 – BIC: BPOTBEB1 t.n.v.
Studiecentrum Joris van Severen, Paddevijverstraat 2, 8900
Ieper.
Naast de
uitgave van het 25e Jaarboek Joris van Severen plannen
we voor 2021 ook de uitgave van een uitgebreid Register
(120 pagina’s) van alle persoonsnamen die in de jaarboekenreeks
1 tot en met 25 terug te vinden zijn. Dit Register werd – zonder
meerprijs - als bijlage bij het Jaarboek 25 (2021) aan alle
leden toegestuurd. Naderhand zullen we voor dit Register een
(nog te bepalen) kostprijs dienen aan te rekenen. Het is dus
zaak er tijdig bij te zijn, m.a.w. de ledenbijdrage zo spoedig
als mogelijk te vereffenen.
Nieuwe
biografie van Joris van Severen
Gepland werd om samen
met het Jaarboek Joris van Severen 25 ook de nieuwe
biografie Joris van Severen – op leven en dood, letterlijk,
waarvan Luc Pauwels de auteur is, te kunnen
versturen. Het verschijnen bij Uitgeverij Doorbraak liep evenwel
enige vertraging op en is nu voorzien voor einde augustus
(zie hoger). In de boekhandel zal de prijs thans 39,99 €
i.p.v.35 € bedragen.
U kan deze nieuwe
biografie via ons Studiecentrum bestellen in combinatie met het
Jaarboek Joris van Severen en het Register, aan
de ledenprijs van 57 € voor het totale pakket. Ook hier geldt
evenwel de voorwaarde dat we uw intekening (en betaling) tijdig
kunnen registreren. Dit aanbod geldt tot uiterlijk 31 juli 2021.
Ten gevolge van het verlaat verschijnen van de biografie werd de
voorintekeningstermijn verlengd.
Herdenkingen 20 mei 1940 in Covid-tijden
De met bloemen
gesierde gedenksteen te Brugge op 22 mei 2021
Andermaal maakten de
Covid-perikelen en -maatregels zowel de traditionele herdenking
aan het Cruyce van Bourgonje te Brugge als het bezoek aan het
dubbelgraf van Joris van Severen te Abbeville onmogelijk.
Over wat wel kon leest u
onder de foto hogerop van deze Nieuwsbrief.
Joris van Severen krijgt nieuwe biografie
Joris
van Severen moet de Vlaamse politicus zijn die allicht het meest
tot de verbeelding spreekt. De notariszoon vocht aan het front
tijdens de Eerste Wereldoorlog, waar hij met de Vlaamsgezinde
Frontbeweging in contact kwam. Na de ‘Groote Oorlog’ werd hij
Vlaams-nationaal volksvertegenwoordiger. Met de oprichting van
zijn Verdinaso en de ‘Nieuwe Marsrichting’ draaide hij de
klassieke Vlaamse beweging de rug toe, wat hem applaus opleverde
in Franstalige en belgicistische kringen. Nog voor
nazi-Duitsland België bezette, stierf hij door een Franse kogel.
Doorbraak-medewerker en historicus Luc
Pauwels brengt in deze nieuwe biografie alle gekende
en minder gekende feiten samen, en staat ook
stil bij het privéleven van de Leider. De auteur is sinds 2020
ook voorzitter van het Studiecentrum Joris van Severen.
Oorspronkelijk
zou deze biografie al in de voorbije meimaand verschijnen, doch
al schrijvende is het boekwerk ver boven het oorspronkelijke
opzet uitgegroeid tot een omvangrijke prestigieuze gebonden
uitgave van niet minder dan 548 pagina’s, rijk geïllustreerd met
o.m. een kleurkatern. Het verschijnen wordt thans voor einde
augustus voorzien.
U
kunt deze biografie nog tot 31 juli – verlengde
voorintekeningstermijn - bestellen in combinatie met het Jaarboek
Joris van Severen 25 (2021) en het Register over
de 25 verschenen Jaarboeken Joris van Severen. Zie de
gegevens daaromtrent hogerop in deze Nieuwsbrief.
Ten geleide bij het Jaarboek Joris
van Severen 25 (2021)
Maurits
Cailliau
Met deze aflevering
waren we aan het 25e Jaarboek Joris van
Severen toe. Een mijlpaal in de werking van het
Studiecentrum Joris van Severen, doch beslist nog geen eindpaal.
Uitschieters in de jaarboekenreeks waren ongetwijfeld Die
vervloekte oorlog, het integrale oorlogsdagboek van Joris
van Severen, naast de grote en uniek te noemen Fotobiografie.
Voldoende aanleiding vonden we om het thans al verrichte werk te
inventariseren middels de publicatie van een overzichtelijk Register
over de thans verschenen 25 jaarboeken, als annex bij deze
editie.
Ook dit 25e jaarboek
biedt weer behoorlijk wat nieuwe invalshoeken. We ordenden de
bijdragen ietwat chronologisch op basis van de aan bod komende
thema’s. Vooreerst leest u hoe Romain Vanlandschoot in De
laatste weg alleen terugblikt op Van Severens politieke
werkzaamheid in de periode tussen mei 1927 en mei 1929. Dit was
de periode waarin de beruchte Boms-verkiezing plaats vond, doch
in feite was hij toen de Rubicon al overgestoken en legde hij al
volop de ideële grondvesten van z’n eigen beweging, het
Verdinaso.
In diezelfde periode
roerde er ook in Nederland allerhande op politiek vlak. In Er
moest wat nieuws komen bracht de Nederlandse historicus
Willem Huberts daarover recent verslag uit. Dat in dat bonte
wereldje van vernieuwings- of herstelbewegingen die zich door
het fascisme lieten inspireren ook het nationaalsolidarisme
gehoor vond, zal wel niemand verbazen. Docht dat in Nederland
een met name ‘Verbond van Nationaal-Solidaristen’ werkzaam was
nog vooraleer Joris van Severen in het Noorden het Verdinaso
opstartte allicht wel. In Het Verbond voor
Nationaal-Solidaristen in Rijks-Nederland: de groep Sinclair
en de opbouw van het Verdinaso in Nederland (1931-1933) reconstrueert
Tom Cobbaert dit gebeuren dat tot nog toe veelal tussen
de plooien van de geschiedenis inviel en opgevolgd werd door de
moeizame opstart van de Nederlands tak van het Verdinaso.
Met de daaropvolgende
bijdrage van Ruud Bruijns blijven we binnen de
Noord-Nederlandse tak van het Verdinaso. Ook daar bleken wel
vaker broederparen geïnspireerd te worden door de ideeën die het
Verdinaso uitdroeg. Voor Vlaanderen stonden daarvoor de vier
gebroeders Morael model. In Nederland geldt dit voor de
gebroeders Stolte. Met De gebroeders Stolte en het Verdinaso
schetst de auteur hun taak en verdiensten voor het
Verdinaso en tevens ook hun maatschappelijke opgang.
Aansluitend
op wat Ruud Bruijns eerder over het Verdinaso in de Romaanse
gouwen publiceerde verdiepte Jan Creve zich in Jacques
Boseret en de Waalse Dinaso’s in de levensloop en in de
belangrijke rol die deze Luikenaar gespeeld heeft in de uitbouw
van het Verdinaso beneden de taalgrens. Dat ook na het
verdwijnen van het Verdinaso in 1941 de ideeën van Joris van
Severen aldaar blijvend gepromoot werden is evenzeer zijn
verdienste.
Luc
Pauwels buigt zich andermaal over het containerbegrip
fascisme. In Winston Churchill en
Joris van Severen waren geen fascisten verwijst hij naar de Britse premier tijdens de Tweede
Wereldoorlog, die zich een decennium eerder best kon vinden met
de inzichten van Benito Mussolini, waarvan een Joris van Severen
al eerder afstand genomen had. Verderop ontrafelt de auteur hoe
het fascismebegrip dermate kon devalueren tot ‘een meid voor
alle werk’ bij het diaboliseren van politieke tegenstanders.
Afsluiten
doen we met de Kleine ballade voor Joris van Severen van
T. de Graaf – dat opgenomen werd in het
tijdschrift Aristo (nr. 3, jg. 1947) van Wouter Lutkie.
De auteur konden we helaas niet met stellige zekerheid traceren,
wel wie hij vermoedelijk was.
___________________
N.a.v. het 25e
Jaarboek Joris van Severen (2015). Gen. 208 p., ill.,
ledenprijs 25 €, boekhandelsprijs 35 €. ISBN 9789076057248.
Correctie
Op blz. 79 van dit
nieuwe Jaarboek sloop een fout in het onderschrift bij de tweede
foto. De persoon (met bril) die naast Van der Horst zit is niet
Pol van Herzeele maar Pol le Roy (op p.161 staat Van Herzeele
vrij duidelijk afgebeeld).
Frantz van Dorpe en het Verdinaso
Luc
Pauwels
De succesvolle ondernemer Frantz van Dorpe (1906-1990)
was in de jaren 1930 een van de kopstukken van de beweging van
Joris van Severen, het Verbond van Dietse
Nationaal-Solidaristen (Verdinaso). Tijdens de oorlog
stond hij in het verzet tegen de Duitse bezetter. En van 1965
tot 1976 was hij CVP-burgemeester van de stad Sint-Niklaas.
Voldoende stof voor een boeiende biografie, vond historicus Jan
Creve.
Frantz
van Dorpe groeit op in een Vlaamsgezind midden. Zijn vader wordt
tijdens de Eerste Wereldoorlog benoemd tot vrederechter en hij
betuigt in 1916 zijn steun aan de vernederlandsing van de Gentse
universiteit. Genoeg om hem in 1918 te ontzetten uit zijn ambt
en op te sluiten in het interneringskamp van Roesbrugge. Zijn
praktijk als advocaat kan hij niet hervatten. De familie telt
acht kinderen. Na zijn vrijlating wijkt vader Leo van Dorpe om
den brode uit naar Londen.
Pas in
1922 kan het gezin terugkeren naar Vlaanderen. Vader Leo richt
in Kortrijk een textielbedrijf op. Frantz wordt textielingenieur
en trouwt in 1931 met een Nederlands meisje, Loukie Itz, dat hij
tijdens zijn studies heeft leren kennen.
Begin
1932 schrijft Frantz van Dorpe voor de Vlaams-nationale krant De
Schelde. Maar schrijven is hem
niet genoeg. Hij is een man van de actie. Hij sluit
aan bij de nieuwe beweging van Joris van Severen, het Verdinaso,
dat in zijn beginfase streeft naar een opsplitsing van België en
een staatkundige vereniging van Vlaanderen en Nederland. Het
Verdinaso was autoritair, conservatief-revolutionair en
solidaristisch, in de zin van de katholieke sociale leer.
Getrouwd,
vader van een zoontje en bedrijfsleider; het belet Frantz van
Dorpe niet dag en nacht in de weer te zijn voor het Verdinaso.
Spreekbeurten, vergaderingen, plaktochten, wervingsacties… Bij
vergaderingen worden ze stelselmatig bedreigd door
socialistische militanten die met geweld de Dinaso’s willen
verdrijven. Jan Creve beschrijft dat in detail, inclusief de
permanente hetze van De Volksgazet tegen de
‘Dinaso-zotten’.
In juni
1934 kennen de provocaties in Brussel een dramatisch hoogtepunt.
Een groepje Dinaso’s wordt er aangevallen door leden van de
Union Socialiste Anti-Fasciste (USAF) die vuurwapens gebruiken.
Van Dorpe krijgt een schotwonde in de arm, zijn kameraad Roger
Deschamps raakt levensgevaarlijk verwond in de dij. De daders
worden buiten vervolging gesteld.
Het
Verdinaso groeit en bloeit. Frantz van Dorpe wordt gouwleider
voor Brabant, maar spreekt aanhoudend op vergaderingen in heel
het land. De regering is er niet gerust in. Naast het Verdinaso
zorgt het in 1933 opgerichte Vlaams Nationaal Verbond (VNV) voor
een nog bredere autoritaire en Heel-Nederlands geïnspireerde
stroming. Een ‘wet op de privémilities’ verplicht Joris van
Severen in 1934 de Dinaso-Militie om te vormen tot de Dinaso
Militanten Orde (DMO), die er meteen minder militair gaat
uitzien. Minder dan de USAF zelfs.
Ook het
doel van het Verdinaso wordt langzaam bijgesteld om niet langer
als ‘staatsgevaarlijk’ te worden gebrandmerkt. De herenging van de Nederlanden is nu het
doel, de staatkundige eenmaking van België, Nederland en
Luxemburg. Duidelijker: het herstel van de Verenigde
Nederlanden van vóór de Belgische revolutie van 1830.
Dat is
niet naar de zin van alle Dinaso’s, maar buiten Wies Moens haken
er geen prominente leden af. Frantz van Dorpe verdedigt de
nieuwe marsrichting met de grootste overtuiging. Ook na zijn
Verdinaso-inzet en de Tweede Wereldoorlog lang voorbij blijft
hij een hartstochtelijke bepleiter van de Benelux-gedachte,
zoals Jan Creve aantoont.
Van Dorpe
wordt een van de meest actieve en invloedrijke figuren van de
beweging, binnenin, maar vooral naar buiten. Hij speelt een
sleutelrol in de uitbreiding van het Verdinaso en zijn invloed
in rechtse Franstalige en katholiek-conservatieve kringen.
Belangrijk is daarbij de gewijzigde, ‘trotskistische’ strategie
van Joris van Severen: allerlei mantelorganisaties rekruteren
tot in de hoogste kringen. Dat is een boeiend verhaal, waarvan
hier een aantal facetten voor het eerst uit de doeken worden
gedaan.
De Vereniging
België-Nederland-Luxemburg
is zowat de voornaamste van die mantelorganisaties. Van
Dorpe rekruteert tal van ministers en oud-ministers, wordt
zonder problemen ontvangen op ambassades en is als een vis in
het water in de belangrijkste culturele en economische kringen.
Om nog te zwijgen over de adel. Een gewiekste tactiek is het
aanwerven van geheime leden. Daar zijn provinciegouverneurs bij,
bankiers, bekende kunstenaars en industriëlen.
Tegelijk
sluimert er een conflict met Joris van Severen, aan wie Van
Dorpe gebrek aan leiding en besluiteloosheid verwijt. Creve
vermeldt niet dat Van Severen in 1939 maandenlang zwaar ziek
was. Ook de antidemocratische opstelling van het Verdinaso
verdient nuancering. De beweging was
resoluut tegen het partijenstelsel, maar helemaal niet tegen
volksmedezeggenschap. Bovendien moet dit worden gezien
in de context van de toenemende politieke instabiliteit in het
België van de jaren 1930, met om de haverklap een andere
regering in 1931, 1932, 1934, 1935, 1936, 1937, 1938 en zelfs
drie in 1939.
Kort voor
het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog wordt Frantz van Dorpe,
op aandringen van DMO-commandant Jef François, uit het Verdinaso
gestoten. Om er prompt na de moord op Joris van Severen weer bij
aan te sluiten. Hij maakt dan deel uit van de Verdinaso-leiding
en volgt in wezen de politiek van koning Leopold III.
Uiteindelijk
spat het Verdinaso uit elkaar in groepen met totaal
verschillende opties, gaande van aansluiting bij het
collaborerende VNV of bij de Algemene SS tot politieke
neutraliteit, terugtrekking in het privéleven of precies
andersom: toetreding tot het verzet tegen de Duitse bezetter.
Frantz van Dorpe kiest resoluut voor dat engagement.
Tijdens
de koningskwestie (1945-1951) toont Van Dorpe zich een vurige
‘leopoldist’: hij wil, zoals trouwens de meerderheid van de
bevolking, Leopold III onvoorwaardelijk weer op de troon. Dat
brengt hem zonder omwegen naar de Christelijke Volkspartij (CVP)
die aanvankelijk dat standpunt deelt, maar nadien haar heil
zoekt in een compromis: behoud van de monarchie, troonsafstand
van Leopold III, Boudewijn I als nieuwe koning.
In de
CVP vindt Van Dorpe een behoorlijk aantal vroegere
Dinaso-vrienden terug, zoals
Paul Persyn, Norbert de Witte, Raf Renard, Jef van Bilsen En ook
Willem Melis die enkele jaren later ‘zijn’ schepen van financiën
zal worden als Van Dorpe burgemeester van de stad Sint-Niklaas
wordt – en blijft van 1965 tot 1976.
Hij
ontmoet in de CVP ook tal van bekende katholieke politici met
wie hij eind van de jaren 1930 had samengewerkt, om niet te
zeggen had samengezworen. ‘Dat zij in de loop der jaren allen in
eenzelfde christelijk geïnspireerde en veeleer behoudsgezinde
partij waren terechtgekomen, leek voor deze generatie niet meer
dan logisch’, onderstreept Jan Creve. Dat belet niet dat hij bij
de overheid regelmatig tussenkwam voor oud-Dinaso’s die hadden
gecollaboreerd of om andere redenen door de repressie waren
getroffen.
Hij
blijft zich inzetten voor Benelux. Al in 1945 neemt hij weer
contact op met Leo van der Essen, gewezen secretaris-generaal
van de KULeuven én geheim lid van het Verdinaso, om de
Benelux-werking nieuw leven in te blazen. In 1949 wordt Frantz
van Dorpe secretaris-generaal van het Belgische Benelux-comité.
Jan Creve
schreef een merkwaardig goed gerechercheerde en evenwichtige
monografie. Een model in het genre.
Dit boeiend verhaal is te
verkrijgen tegen 21 euro (verzendingskosten inbegrepen) door
storting op rekeningnummer BE 36 7330 2527 3681, t.n.v. Jan
Creve of via de onlineboekhandel van Doorbraak.
Louisa
Laton (Ieper 8 september 1925 – Brugge 22 maart 2021)
behoorde destijds tot het Ieperse Jong-Dinaso. Haar ouders waren
de uitbaters van het Ieperse Dinaso-lokaal in de Tempelstraat.
Tijdens WO.II werd ze DRK-zuster, terwijl twee van haar broers
aan het Oostfront streden. Zij schonk de Ieperse Verdinaso-vlag
aan de Stichting Joris van Severen.
Roland Bekaert (Petegem
6 mei 1928 – Wakken 16 april 2021), vestigde zich als huisarts
te Wakken in het geboortehuis van Joris van Severen. Hij lag mee
aan de basis van de vereniging ‘Wakken Herdenkt – van Hugo
Verriest tot Joris van Severen’ en was als voortrekker betrokken
bij alle initiatieven aldaar ter herdenking en rehabilitatie van
Van Severen. In deze functie behoorde hij 25 jaar geleden ook
tot de stichtende leden van het Studiecentrum Joris van Severen.
De
Zaalslag van de Dinaso Militie
Fons Igné
De zogenaamde ‘zaalslag’ te Antwerpen – die op 15
maart 1932 uitgevochten werd - heeft doorheen de mondelinge
overlevering binnen het Verdinaso mythische proporties
aangenomen. In onderstaand getuigenis – weliswaar veertig jaar
na datum neergeschreven – het verhaal van een die erbij was.
Einde
september 1931. De leden der Antwerpse Vlaamse Militie waren
verzameld in een achterplaats van het café “Rodenbach” dat zich
bevond in de Loosstraat, nu Van Schoonhovestraat. Deze werd
uitgebaat door Ernest van Raemdonck, een neef van de twee aan
IJzer gesneuvelde gebroeders Van Raemdonck. De uitbater had zich
nog maar een paar weken in dit café gevestigd, na eerst in
dezelfde straat een andere te hebben opengehouden dat de naam
“In de 83.000” droeg, naar het aantal stemmen dat op 9 december
1929 door Dr. August Borms werden behaald, die toen nog immer
wegens activisme tijdens de Eerste Wereldoorlog in de gevangenis
vertoefde, en die daarna werd vrijgelaten, op voorwaarde nooit
meer een politiek mandaat te kunnen opnemen.
Die
septemberavond dus was de Vlaamse Militie, door haar leider, Jef
Missoorten, in deze herberg bijeengeroepen. Op de dagorde stond
slechts een punt. Maar dat ene punt zou een ganse ommekeer
brengen in de Vlaams-nationale strijd van de dertiger jaren.
Deze zou in de daaropvolgende jaren een gans andere richting
ingestuurd worden. Het sociale zou plaats nemen naast het
culturele in de verdere strijd om Vlaanderens recht.
Een
beschrijving geven van het Verdinaso en zijn doelstellingen zal
ik maar laten; tenslotte kenden wij er op dat ogenblik toch
niets van, dat kwam later. Mijn bedoeling is een relaas te geven
van de zo fel besproken zaalslag en het daaropvolgende
straatgevecht, dat beslissend zou zijn in de verdere
ontwikkeling van het Verdinaso. En tenslotte niet alleen voor
deze nieuwe beweging maar eveneens voor het Vlaams nationalisme,
daar een jaar later, in 1932, er een gesloten Vlaams-nationale
partij, namelijk het Vlaams Nationaal Verbond, later beter
gekend onder de naam VNV, tot stand kwam onder leiding kwam van
de dynamische Staf de Clercq.
Hoeveel
militianen er op deze vergadering aanwezig waren, dat kan ik nu
niet juist meer bepalen. Waren het er dertig of veertig? In alle
geval het waren de besten, de vurigsten, die immer en altijd,
eerder welke opdracht ze moesten vervullen, op post waren. Allen
arbeiders en kleine bedienden.
Na een
korte inleiding legde Jef Missoorten de bedoeling uit van de
samenkomst. Hij verklaarde dat Joris van Severen, samen met Wies
Moens, een nieuwe Vlaams-nationale beweging had gesticht onder
de benaming Dietse Nationaal Solidaristen en hij vroeg aan allen
of zij ermee akkoord gingen samen in blok naar deze nieuwe
beweging over te gaan. “Ik zelf”, zegde hij “ben die mening al
lang toegedaan. U bent vrij uw beslissing te nemen”. Veel werd
er over de vraag en verklaring niet geredetwist. Er werd zelfs
niet eens naar de doelstelling van deze beweging gevraagd. Voor
iedereen was het goed, de stichters waren Vlaams-nationalisten,
en vechten voor Vlaanderen was hun leven. Allen waren er dus mee
akkoord, behalve twee, de gebroeders Meganck, en zonder verdere
uitleg te verschaffen verlieten ze dan ook de vergadering,
waarop iemand van de aanwezigen zegde dat beiden communistisch
gezind waren.
Deze
vergadering zou in de toekomst van de Vlaamse Militie beklijven
en haar die dag herscheppen in de Dinaso Militie, en haar een
zekere roem brengen in de latere geschiedenis van de strijd om
de vrijheid en het recht van het Vlaamse volk.
Dit
alles schrijf ik hier neer, vele jaren later, omdat de
beslissing van deze vergadering het voorspel was van datgene dat
een paar weken later zou gebeuren, en dat volgens een zekere
schrijver over Joris van Severen en het Verdinaso, voor deze
beweging een mythe zou worden. Deze schrijver zou ik, nu het er
op aankomt eens op zijn plaats willen zetten. Het boek zelf heb
ik nooit willen lezen, na een commentaar over bewust boek in een
periodiek. Waar bedoeld schrijver al die gegevens heeft gehaald,
en dan nog een weinig vijandig geschreven, begrijp ik niet. Dat
de zaalslag voor het latere Verdinaso een mythe is geworden, dat
kan zijn, maar dat hij verklaart dat de Dinaso Militie, zoals de
SA in Duitsland, in bruin uniform, in bruin hemd gekleed was,
dat brengt me tot nadenken, en het besluit dat in zijn boek veel
zever staat geschreven en hij dat hier of daar heeft horen
zeggen, maar dat hij van het Dinaso geen lap kende en die eerste
Dinaso Militanten nooit heeft gezien. Ik reageer met klem over
dat uniform-geschrijf. De Dinaso Militie heeft nooit, ik zeg
nooit, een bruin hemd gedragen. Het uniform was dat van de
Vlaamse Militie: lichtgrijze rijbroek, een korte bloeze van
dezelfde kleur en als hoofddeksel een soort képi in lijnwaad,
eveneens lichtgrijs, met achteraan een opgeslagen klep die
tijdens een gevecht kon neergeslagen worden om de nek te
beschermen. Zij droegen ofwel leren beenstukken of zwarte kousen
met gele band. En als die fameuze schrijven het wil weten: ik
was er bij.
Later
werd die bloeze vervangen door een vest in olijfgroen fluweel;
met twee zakken en twee bovenzakken; de vest was aan de hals
gesloten. Nog later, na het uniformverbod, droegen we een groen
hemd met zwarte das.
Dat
een groepje van ongeveer veertig man een zaal kon leegvegen en
nog geen uur later een massa van het lijf kon houden, dat was
voor velen een raadsel. Voor ons, militianen, niet. Wij waren
meesters in straatgevechten en dat hadden we te danken aan één
man, de stichter en leider: wijlen Jef Missoorten.
En
hier vertel ik dan het verloop van deze beruchte zaalslag zoals
ik die heb gezien en meegemaakt, dus niet uit het gezichtspunt
van iemand die het heeft zien gebeuren, maar wel met het oog van
iemand die er middenin stond, met de slagen en kletsen van dien.
Een
paar weken na de bewuste vergadering was de militie opgeroepen.
Als ik het me nog goed kan herinneren was het op een woensdag,
zo juist weet ik het niet meer. Joris van Severen zou voor de
eerste maal te Antwerpen komen spreken. Deze meeting zou
doorgaan in het “Diets Huis” op de Italiëlei. Nu ten dage
bestaat dit café nog, het eerste rechts op deze lei. Het was
oktober en in die tijd werd de eerste zaterdag van die maand het
uur een uur achteruit gesteld, dat wilde zeggen dat, wanneer de
avondklok op 7 uur luidde het nog maar 6 uur was. Was het dus ’s
avonds om 7 uur donker, terwijl het nog maar 6 uur was. Alzo
gebeurde de eerste zaterdag van april juist andersom. Dus in
oktober winteruur en in april zomeruur.
De dag
van samenkomst was het om halfacht ’s avonds al bijna donker en
deze was bepaald op dit uur in café “Rodenbach”. Zoals
gewoonlijk was de vaste kern op post, een veertigtal. Kerels uit
een stuk, waartussen ik als de kleinste bijna verloren stond.
Bang was ik wel niet maar ik moest altijd in de achterste
gelederen mee opstappen. Want als wij ’s nachts marcheerden was
ik altijd de man om het rood licht te dragen en het is daarom
dat ik later in de militie de bijnaam “het achterlicht” kreeg.
Dat bracht dan ook mee dat ik niet dikwijls de gelegenheid kreeg
om te kloppen, want wanneer de Vlaamse Militie in formatie op
een groep lawaaimakers instormde, kwam ik bijna altijd tweedes
en stond dan meestal voor een ledige plaats, want denk nu maar
niet dat die tegenbetogers op u stonden te wachten om een klop
op hun kop te krijgen. Bij de eerste aanvalsbeweging van de
militie stoven de dappere mondhelden als mussen uiteen en liepen
als hazewinden de aanpalende straten in of sprongen hier en daar
een huis of winkel binnen.
Vele
namen van hen die op die dag waren samengekomen ben ik vergeten,
maar de bijzonderste bleven in mijn geheugen gegrift. Heden, nu
bijna veertig jaar later, zijn reeds velen van hen ons in de
eeuwigheid voorgegaan, zoals Jef Missoorten, Rik De Weer, Jefke
Jansens en misschien nog anderen waar ik sindsdien niets meer
van vernomen heb. En die anderen Jan en Jef Morael, de
Lagrieres, Tuur Nollet, Oscat van Keirsbilck, Vic de Vent, Oscar
van den Broelle, Miel van den Brande, Toon Lint, Van Lint, Lode
Maes en Jos Geerts en wie nog allemaal.
Allen
namen van kleppers die in de strijd om Vlaanderens recht hun
sporen hebben verdiend, niet op het podium maar op de straat,
niet met het woord maar met de vuist. Hun namen mogen in de
toekomst voor het Vlaamse volk niet verloren gaan.
Rond
acht uur verzamelen, en op rijen van vier, de bamboeknuppel
onder de arm, voorwaarts. “Links, rechts, links, rechts” en
zeggen dat in die tijd in het Belgisch leger de Vlaamse soldaat
moest marcheren “Gauche, droite, gauche, droite, un deux, un
deux”. Schandalig.
Langs
het De Coninckplein, de Van Straelenstraat, de Victoriaplaats,
nu Rooseveltplein, bij de oude Antwerpenaren de “Geuzen Hofkes”,
kwamen zij aan de Italiëlei. Op die lei, voor het “Diets Huis”,
alwaar de meeting zou plaats vinden, zag het zwart van het volk.
Niets liet veronderstellen dat het een bewogen avond zou worden.
Het volk bleef kalm, geen geroep, geen getier. Ikzelf, en ik
geloof zeker de meesten van ons, misschien een paar
uitgezonderd, hadden absoluut geen wantrouwen op dit ogenblik.
Ook vond ik het normaal, vermits de laatste jaren de
Vlaams-nationale meetings altijd zeer veel volk trokken.
Voor
het lokaal werd “Halt!” bevolen en per twee trok de militie naar
binnen. De gelagzaal was een nogal lange, in de diepte
rechthoekige plaats. Linksachter het buffet en rechts bevond
zich een dubbele glazen deur die toegang gaf tot een niet al te
grote vergaderzaal, rechthoekig in de breedte. De militie stapte
deze zaal binnen. Links vooraan een sprekerstafel, die nog
onbezet was. Daarvoor, tot een aantal meter van de achtermuur,
waren zitplaatsen, opvouwbare caféstoelen. Allen waren bij het
binnentreden van de militie reeds bezet, enkel de achterste
ruimte was nog vrij. De militie schaarde zich in een halve
cirkel om de zitplaatsen achter hen, de staanruimte vrij latend.
Nauwelijks
waren we opgesteld of op de tweede laatste rij haalde een der
aanwezigen een dagblad tevoorschijn en begon daaruit luidop te
lezen. Op hetzelfde ogenblik stelden zich twee sterke
militianen, Jan Morael en Vik de Vent, zich achter hem op. Op
een andere rij begon er een te bellen, terwijl anderen zich ook
begonnen te roeren.
Plots:
“De Leiding!” en Joris van Severen, voorafgegaan door de
voorzitter der vergadering, Bert Meuris, kwam de zaal binnen en
begaf zich naar de spreektafel, waarachter hij zich na de groet
neerzette. Allen die op de zitplaatsen hadden plaatsgenomen
begonnen in koor te roepen “Heil!, heil!”, terwijl een van hen
riep “De poesje gaat beginnen”. Plots fluisterde mijn
nevenmakker “Openzetten zeg het voort”, waarop ik mijn makker
aan mijn andere zijde eveneens verwittigde. De kring der
militianen verwijdde zich tot tegen de achtermuur en alzo de
achter hen zich bevindende mensen eveneens omsingelend. Het
tumult in de zaal verhoogde. De voorzitter, Bert Meuris, stond
achter de sprekerstafel recht. Nu nog zie ik zijn dunne
opeengeperste lippen voor mijn ogen. Langzaam, uiterst kalm
richtte hij luid het woord tot de aanwezigen die niet ophielden
te roepen. “Ik zie dat er hier mensen in de zaal zijn die zich
niet rustig kunnen houden”, daarna wachtte hij even, en deed een
licht teken aan Jef Missoorten en riep toen veel luider “Indien
zij het willen! Zij kunnen het hebben!”
Een
kort fluitsignaal en wij stortten ons op de zich binnen de kring
bevindende lawaaimakers. Knuppels en stoelen vlogen door de
lucht. Geroep, gehuil en getier. Een groot deel der Roden, want
het waren socialisten en communisten, was reeds de vergaderzaal
uitgevlucht. De moedigsten bleven. Links en rechts werd
geslagen. In een flits zag ik dat Vik de Vent een stoel op zijn
hoofd kreeg, bloed sijpelde uit zijn hals en hij zeeg in elkaar.
Een hevige klap langs achter op mijn kop deed me duizelen,
eveneens een stoel. Maar ik herstelde me nogal vlug en zag voor
mij een kerel die op mij toegesprongen kwam. Ik sloeg met mijn
knuppel naar hem maar hij kon deze ontwijken, en trachtte hem
uit mijn handen te rukken, hetgeen hem niet lukte daar mijn
knuppel tussen twee riempjes aan mijn hand gespannen was. Twee
welgemikte slagen, tegelijkertijd door twee kameraden deden hem
eveneens naar de gelagzaal vluchten.
Hoelang
het gevecht geduurd heeft? Geen benul van. In alle geval de rode
onruststokers waren de zaal uit geveegd en de gelagzaal
ingevlucht.
Nu, in
de zaal de militie, in het café de communisten. Aan de glazen
verbindingsdeur, waar niet eens een ruit was gebroken, borst
tegen borst, duwen en duwen. Ik stond op de tweede rij. Een
knuppel vloog over mij heen op het hoofd van een tegenstander.
Beweging aan de andere zijde en het gelukte de militie om ze
terug te duwen en verder te dringen. Enkelen vluchtten snel naar
buiten en we stormden de gelagzaal in. Rik de Weze zag ik op
twee kerels, die zich langs het buffet bevonden, toespringen
maar een derde kwam aangelopen en viel Rik langs achter aan. Met
mijn twee handen sloeg ik mijn bamboe met volle kracht midden op
het hoofd van onze aanvaller. Huilend, met zijn handen op zijn
kop, vluchtte hij half kruipend naar de buitendeur. Alle
tegenstanders waren verdwenen. Niemand meer, allen buiten
geveegd.
Toen
ging de buitendeur plots terug open en een heer met opgestoken
hand kwam de herberg binnen en zei tot ons: “Mannen, het is
gedaan. Ik ben Piet Somers”, draaide zich om en ging terug
buiten. We keken op. Piet Somers was in die tijd socialistisch
schepen van Antwerpen.
Nauwelijks
was Piet Somers buiten of de deur ging terug open en een
militiaan strompelde het café binnen. Verdorie! ‘t Was de
eeuwige laatkomer Lode Moors. Op zijn eentje was hij naar het
“Diets Huis” gekomen en trok flegmatiek door de buiten staande
massa al zeggende: “Alsublieft, ik ben van de ordedienst”, met
als gevolg een lap hier, een mot daar, maar Lode was geen
bangerik en is er al vechtend toch doorgeraakt, natuurlijk met
een buil hier en een buil daar.
Toen
hij binnen was, werden een paar der onzen als wacht aan de deur
geplaatst, terwijl we ons allen terug naar de vergaderzaal
begaven. Groot was mijn verwondering daar nog een zeker aantal
burgers aan te treffen. Mensen die dus werkelijk gekomen waren
om Joris van Severen te aanhoren. Voorzeker zijn deze mensen bij
de aanval der militie buiten de kring gesprongen en hebben ze
zich in de hoeken buiten het gevecht geplaatst. Het is goed
mogelijk dat zij ons een handje toestaken om een lawaaimaker die
in hun bereik kwam een “upercut” toe te dienen of hem met een
flinke schop onder de broek verder buiten te stampen. Al met al,
we waren van die lastverkopers verlost. Van een meeting kwam
natuurlijk niets meer in huis, en we konden nu eens gerust het
slagveld overzien en onze builen tellen. Ik had er een boven op
mijn kop van die stoel en een half plat geslagen duim. Stoelen
links en rechts. Vik de Vent, die ik zag neerzijgen, stond
wederom paraat, zijn bloeze was met bloed besmeurd.
Nadat
we allen wat op adem gekomen waren stelde Joris van Severen voor
een omhaling te doen ten voordele van de militie. Het was de
jongste van de hoop die deze eer te beurt viel en meteen nam ik
mijn képi af en ging van man tot man om hun gift in ontvangst te
nemen. Pas was ik rond en had mijn met geld gevulde hoofddeksel
voor Bert Meuris op tafel gezet of een vijftal militianen kwamen
de herberg binnengesprongen. Het was Bert Lagrière met zijn
mannen. Zij hadden het aangedurfd naar huis te gaan, maar werden
onderweg aangevallen. Niet bestand tegen de overmacht kwamen zij
naar het café terug gelopen.
Ogenblik
riep Missoorten “Verzamelen! In linie! Een, twee, drie, vier!
Per twee! Voorwaarts!” We stapten per twee de straat op, de
bamboeknuppel in de vuist. Buiten gekomen werd bevolen: ¨Per
vier! Links om, gaat!” en per vier marcheerde de militie onder
leiding van Jef Missoorten, en geëscorteerd door de buiten de
deur staande Antwerpse politie de laan af.
Voor
het gebouw, op de lei, stond een dichte menigte nieuwsgierigen
en tegenbetogers, maar er werd niet geroepen. Aan de
Victoriaplaats: “Links om!” en we marcheerden langs de
Osystraat, langs het atheneum. Een grote groep had zich van de
massa afgescheiden en al lopende door de Gemeentestraat, langs
de Van Straelenstraat, om ons achter het gebouw de pas af te
snijden. Ik had geen ogenblik angst als ik die kerels zag
spurten. Hoe kon het, met zulke kerels in de militie en gedrild,
zouden we er ons wel doorslaan.
Achter
het atheneum, draaiden we de Pijlstraat in. Een dichte groep
stond ons aan het kruispunt der Van Straelenstraat af te
wachten, terwijl er nog anderen kwamen aangelopen. “Verkorte
mars!” bonk, bonk, korte stap op de straatstenen. “Schuin
rechts!”. De militie schoof naar rechts de stoep op tot tegen
het gebouw. “Ter plaatse. Linie!”.
De
twee eerste rijen van vier bleven ter plaatse, de twee volgende
plaatsten er zich naast en de volgende in looppas er nevens. In
een oogwenk was de ganse straat in haar breedte afgezet. Ineens
hoor ik evenwel in de rode bende roepen: “Mannen, opgepast voor
die tactiek!”. Dat was in alle geval een winstpunt voor ons.
Een
fluitsignaal, en de eerste linie stormde met volle geweld op de
massa in. Ik stond in de tweede lijn die ter plaatse bleef.
Indien die kerels nu dachten dat we op hen instormden om ter
plaatse een baantje te doen, dan hadden ze het mis voor. Het
doel was doorbreken. Met de knuppel links en rechts kloppend
brak de eerste linie door en stelde zich ongeveer dertig meter
verderop nieuw op, het gezicht naar de tegenstanders. Nu stonden
ze tussen twee vuren en daar hadden ze zich allerminst aan
verwacht. Naar waar moesten zij zich nu keren? Voor en achter
dreigde gevaar. Weer een winstpunt. “Tuut!” (een fluitsignaal) -
en nu stormden wij op hen af. Zonder tegenstand van belang was
ik er nogal snel door. Maar toen ik aan onze eerste lijn kwam,
om dan verder door te lopen om daarachter terug een linie te
vormen, zag ik plots een knuppel omhoog gaan en meteen hoor in
nog roepen: “Pas op, Jef, ’t is Igné”, maar het was te laat.
Missoorten trachtte zich nog wel in te houden, maar ik voelde
een felle slag op mijn voorhoofd. Ik geloof niet dat ik ooit
zoveel sterren aan de hemel heb zien staan als toen. De oorzaak
was dat ik blootshoofds was, daar mijn képi met het geld in het
“Diets Huis” was gebleven, en dat had Jef misleid. Gelukkig ging
het snel over en kon ik mijn plaats innemen in onze linie, waar
de meesten al opgesteld stonden. Oscar van den Broele kwam er
als laatste door omdat hij nogal groot was, had hij met die
Roden wat last, maar hij kwam er toch door en niet eens erg
gehavend.
Het
was gelukt, we waren doorgebroken. Roepend en tierend bleven ze
op een veilige afstand en aanvallen durfden ze niet. Ineens zie
ik een voorwerp naar ons toegevlogen komen en een paar meter
voor ons op de straatstenen neervallen. Het was een bierfles.
Bij de val was de hals er afgebroken. Een der onzen raapte ze
snel op en wierp ze met kracht terug, waarbij ze op de schouder
van een tegenstander en verder tegen het hoofd van een andere
aanbotste. Zonder een kreet zeeg deze in de goot neer.
De
hoop onzer aanvallers was al sterk verminderd. Huilen en tieren
deden ze nog wel, maar ze bleven op veilige afstand. En geloof
me, of geloof me niet, de laatste man droop uiteindelijk
eveneens af – en rustig, twee aan twee, konden we naar café
“Rodenbach” toegaan. De zege was aan ons. Twee slagen op een
dag!, de zaal en de straat.
Onze
overwinning was des te belangrijker om nog een andere reden.
Daar voordien de tegenstanders der Vlaamse Militie enkel maar
verfranste Vlamingen en fils à papa’s waren, die op het zien en
de minste beweging der militie op de vlucht sloegen, kreeg ze
nu, na omgevormd te zijn tot Dinaso Militie, een veel
gevaarlijkere vijand op haar weg. Een vijand zonder mededogen:
de communisten. Rode arbeiders, niet met juffrouwhandjes, maar
met knuisten verhard door het werk. Geen katten om zonder
handschoenen aan te pakken. Een vijand die niet gemakkelijk aan
wijken dacht, hard en brutaal. Maar zij, de communisten, mochten
ook niet vergeten dat ze, in de Dinaso Militie, ook arbeiders
als tegenstanders hadden die niet zinnens waren zich door hen
weerloos te laten afslachten. Zij waren ook arbeiders, die
streden en vochten voor hun volk. Ze wilden ook als een fier
vrij volk, het sinds eeuwen verdrukte Vlaamse volk, erkend
worden. Vlaamse arbeiders die het hartsgrondig beu waren door
een voor iedere macht kruipende bourgeois nog verder uitgebuit
te worden, door volksvreemd blauw bloed te worden veracht en
uitgehongerd. Zij vertikten het om, zoals hun vaders in de
bloedige IJzergrachten voor kanonnenvlees te dienen voor een
Vlaams vijandige staat, een staat die geen middel onverlet liet
om hun volk te nekken en te pesten.
Men
verweet ons dat wij fascisten waren. Neen, heren communisten. De
militie vocht niet voor een ideologie, noch voor fascisme, noch
voor marx-isme of leninisme, noch voor de democratie. Alleen
voor een vrij, schoon en sociaal rechtvaardig vaderland;
Vlaanderen en Dietsland, desnoods met de duivel. Regimes
verdwijnen, maar een Volk moet blijven.
Wij vechten niet om laffen roof
Wij vechten niet om baat.
Maar om het heilige geloof
In de Dietse staat.
Wij vechten niet uit vechterszin,
Wij vechten waar het moet,
Doch rukken wij ten vijand in:
Bij God! Wij doen het goed.
En
wanneer ik nu, bijna veertig jaar later, terugdenk aan die
beruchte zaalslag, dan denk ik meteen aan die avond, enkele
maanden vroeger, toen de Vlaamse Militie eens oefeningen hield
in de zaal “Uilenspiegel” in de Diepestraat, terwijl onder haar,
in de kelder, de Antwerpse communisten hun vergadering hielden.
Dan zullen die heren zeker niet gedacht hebben dat wij, een
weinig later, met hen op de vuist zouden gaan.
In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar
naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het
Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende
passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven.
We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar
publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons
kopie van de betreffende passages toe te sturen.
Over elites
“(…) Roeland Raes
riep in 1973 zonder schroom op tot het vormen van een ‘elite’.
‘Men zou er maar eens mee moeten ophouden,’ had Raes geschreven,
‘om iedereen te willen overtuigen dat de massa gezag,
wijsheid en collectieve wil bezit… Het tegendeel is waar: de
massabeweging is verward, onzeker, manipuleerbaar.’ Mij
verwondert het helemaal niet dat Raes dat schreef, want ’t was
de zuivere waarheid, toen en nu. (…)
Akkoord, maar de
elite waar Raes over schreef was een andere dan die waar
hedendaagse populisten tegen te keer gaan. (…)
Toen Roeland Raes in
1973 schreef over de noodzaak van een elite, dacht hij
ongetwijfeld niet aan een sportieve, financiële of
technologische elite, maar aan een morele elite, in de traditie
van Plato en zeg maar: Joris van Severen. (…)”
____________________
Bron: Philippe Clerick op Doorbraak:
https://doorbraak.be/vieze-dingen-populisme-en-elitisme/
‘Van Joris van Severen tot Online Odine, de opkomst en aanpak van
off- en online rechts-extremisme’
“(De) Staatsveiligheid meldde dit jaar dat de dreiging
vanuit extreemrechtse ideologie toeneemt en geweld inmiddels,
ook in België, geen taboe meer is. Leden van
rechts-extremistische groepen krijgen steeds vaker de oproep om
zich voor te bereiden op mogelijke escalatie. Nieuw is het
fenomeen op zijn minst, maar de huidige coronapandemie levert
mogelijks wel de perfecte voedingsbodem voor een cocktail aan
frustraties. In deze webinar gaan we in op de manifestatie van rechts-extremisme en
de (lokale) aanpak ervan. Het eerste deel gaat in op het
actieterrein van rechts-extremistische groepen. Vanuit het
ontstaan van de “Nouvelle droite” beweging in de jaren zestig
gaan we in op de wijze waarop deze beweging in Vlaanderen voet
aan grond kreeg en hoe de huidige identitaire bewegingen zich
zowel in de fysieke als digitale publieke ruimte manifesteren.
We staan daarom ook stil bij de online mobilisatie vanuit
rechts-extremistische middens en de manier waarop het
identitaire denken wordt binnengebracht in de internet
subcultuur.”
________________
Bron:
https://www.vvsg.be/opleidingen/webinarreeks-van-joris-van-severen-tot-online-odin-de-opkomst-en-aanpak-van-off-en-online-rechts-extremisme.
PM: VVSG staat voor
Vereniging van Steden en Gemeenten! Waarom precies Joris van
Severen tot ‘naamgever’ van het “webinar” verkozen werd wordt
niet toegelicht.
Willy Kessels
“In
1995 werd inderdaad een expo in het fotografiemuseum te
Charleroi stopgezet na furore over Kessels’ foute verleden. (…)
Twee jaar later zette het PSK in Brussel de puntjes op de i met
de expo
Geheugenverlies. Verantwoordelijkheid en collaboratie –
Willy Kessels, fotograaf. Kessels was in de jaren
1930 actief geworden in het Verdinaso, waarvoor hij propaganda
maakte.”
____________________
Bron:
https://www.standaard.be/cnt/dmf20210317_98048957