> nieuwsbrief > 2020- nr 3

Inhoud


Mededelingen



Hernieuwen ledenbijdrage voor 2020

Het nieuwe Jaarboek Joris van Severen kwam ondertussen van de pers (zie verderop voor wat de inhoud betreft). Wie tot op heden naliet z’n ledenbijdrage te vereffenen vindt bij dit nummer andermaal een betaalformulier. Nagaan of u wel dan niet betaald hebt leest u af op het adresetiket van dit nummer. Indien u boven uw naam een *-symbool vindt, dan is alles in orde. Ontbreekt dit *-symbool, dan wijst dit er op dat we uw bijdrage nog niet mochten boeken.

De minimumbijdrage bleef behouden op 29 €. In ruil daarvoor verzekeren we u de stipte toezending van het nieuwe Jaarboek Jaarboek Joris van Severen – het 24e al – van zodra we de “achterstallige” bijdrage mogen boeken. Vereffening graag via onze rekening IBAN: BE71 0001 7058 1469 – BIC: BPOTBEB1 t.n.v. Studiecentrum Joris van Severen, Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper.

 

Raad van Bestuur Studiecentrum Joris van Severen

Naar aanleiding van de jongste Algemene Vergadering trad Luc Pauwels aan als voorzitter. Wido Bourel en Hugo Morael traden toe tot de Raad van Bestuur. Vik Eggermont werd tot erevoorzitter benoemd.


 

 

Jaarboek Joris van Severen 24 (2020)



Met deze aflevering zijn we aan het 24e Jaarboek Joris van Seveen toe. De openingsbijdrage is van de hand van ondergetekende en handelt over Enkele krachtlijnen in het denken van Joris van Severen. Daarin komt het jeugdbewegingsfenomeen aan bod met zijn conservatief-revolutionaire fundamenten als vrijheid, orde en aristocratische ingesteldheid.

Daarop sluit Henk Tijssen aan met een vergelijking tussen Het Noord-Nederlandse Nationaal Verbond en het Zuid-Nederlandse Verdinaso. Met de auteur dienen we te besluiten dat er onmiskenbaar parallellen te bespeuren vallen tussen de beide bewegingen.

In Hans de Goeij, studentenleider, katholiek revolutionair en Dinaso, gaat Ruud Bruijns de rol en de verdiensten na, binnen het Nederlandse studentenleven, het Nederlandse katholicisme en het Verdinaso van deze merkwaardige persoonlijkheid, die de Verdinaso-idealen levenslang hoog in het vaandel voerde.

Eerder van documentair gehalte is het stukje uit de Britse krant, opgevist door Ruud Bruijns over Joris van Severen in de ogen van ‘The Catholic Herald’. Een tijdseigen beoordeling die afbreuk doet aan de onzin van wat heden ten dage veelal over het Verdinaso en zijn leider gedebiteerd wordt.

Ook over de verhoudingen en de samenwerking tussen zo verscheiden persoonlijkheden als Joris van Severen en Pierre Nothomb is nog niet alles gezegd, zoals blijkt uit deze bijdrage van Ruud Bruijns. Hij zoekt een antwoord op de vraag of Van Severen onder invloed stond van belgicist Nothomb, of dat Van Severen juist invloed uitoefende op Nothomb.

Dat de verhoudingen tussen Ward Hermans en Joris van Severen bij momenten soms turbulente vormen aannamen blijkt ten volle uit hun correspondentie. Ook uit De briefwisseling tussen Joris van Severen en Ward Hermans, als bijeengesprokkeld door Gui van Gorp en Maurits Cailliau, blijkt dit overduidelijk. Daarin o.m. boeiende informatie omtrent Ward Hermans kijk op de in 1928 door Robrecht de Smet opgerichte Jong Vlaamse Gemeenschap, die daartoe inspiratie geput had bij het voorbeeld van de Jungdeutsche Orden van Artur Mahraun in Duitsland. Dat Hermans uit het Verdinaso ontslagen werd vooraleer zelf ontslag te kunnen nemen zal dan ook wel niemand verwonderen.

Op zoek naar de wortels van de ‘Orde Joris van Severen’ brengt veelal onbekende gegevens aan als destijds te berde gebracht in een uiteenzetting van Jef Werkers. Deze bijdrage geeft bovendien een inkijk op de door Louis Gueuning ondernomen pogingen om de ideële erfenis van Joris van Severen ongeschonden doorheen de moeilijke oorlogsjaren te loodsen.

Tenslotte is er nog het Verhaal gedaan door Jules de Cock nopens zijn aanhouding, de moordpartij van Abbeville, enz. ons aangereikt door Jan Verstraete, gewezen stafhouder van de Antwerpse balie en geannoteerd door onze jaarboekredactie. Een verhaal dat in de tijd verder reikt dan alle tot nog toe gekende getuigenissen van de lotgevallen die de weggevoerden van mei 1940 te verduren kregen.

Afsluiten doen we als steeds met een gedicht van Fernand Florizoone, dat Vlaanderen - In memoriam Joris van Severen tot titel kreeg.

Ook voor deze editie van ons jaarboek konden we andermaal rekenen op de gewaardeerde medewerking van Frederic van Waeijenberge als onmisbare tekstcorrector.

Maurits Cailliau

(eindredacteur)

https://reactnieuws.net/2020/06/21/boek-jaarboek-joris-van-severen-24-2020/

 

 

Herdenkingen 2020 – 80 jaar later


 

 

 

Ten gevolge van de aanhoudende corona-maatregelen die elke ‘niet-essentiële’ verplaatsing onmogelijk maakten en mede door de aanhoudende grenssluiting, dienden alle herdenkingsmomenten, zowel

te Brugge als te Abbeville, afgelast te worden.

Op initiatief van de Stichting Joris van Severen werd het dubbelgraf van

Joris van Severen en Jan Ryckoort te Abbeville op 20 mei ook dit jaar met bloemen getooid, dank zij de medewerking van een plaatselijke bloemmist..

 

 

Op 20 mei werd Joris van Severen vermoord


Luc Pauwels

 

Op 10 mei 1940 vielen Duitse troepen gelijktijdig België, Nederland en Luxemburg binnen: de Tweede Wereldoorlog voor onze gewesten. Joris van Severen (°1894), gewezen Vlaams-nationaal volksvertegenwoordiger (1921-1929) en oprichter van het Verbond van Dietse Nationaalsolidaristen (1931), reageert met: “Ah, de schurken!”.

Dezelfde dag wordt hij door de Belgische Staatsveiligheid aangehouden, zonder in beschuldiging te worden gesteld. Ze zijn met honderden in dat geval: Vlaams-nationalisten, joden, communisten, rexisten, waaronder Léon Degrelle… Tegen alle rechtsregels in worden ze gedeporteerd naar verschillende plekken in Frankrijk en aan de plaatselijke overheid uitgeleverd.

 

Zonder vorm van proces

Joris van Severen en zijn vriend Jan Ryckoort, tevens zijn rechterhand, komen met een groep van enkele tientallen in Abbeville aan de Somme terecht. Ze worden als beesten behandeld en opgesloten in een kelder onder een muziekkiosk. Op 20 mei worden 21 van hen zonder vorm van proces door Franse soldaten vermoord. Dat het om dronken soldaten zou gegaan zijn, dat magere excuus blijkt een verzinsel.

Eén van de gevangenen die het overleefde, de Nederlandse kunstenares Gaby Warris (1922-2013) schreef er in 1994 een sober, aangrijpend boek over, Het bloedbad van Abbeville, 20 mei 1940. Ze was net 18 op het ogenblik van de feiten, politiek helemaal niet betrokken. Tientallen jaren had ze nodig om er over te kunnen schrijven.

 

Waarvoor stond het Verdinaso van Joris van Severen?

We beschrijven hier enkel de eindfase. De volledige evolutie van Joris van Severen in kaart brengen, zou een volledig boek vragen – en dat is al geschreven. Na een korte periode van bewondering voor de bolsjewistische revolutie van Lenin en Trotski concentreerde de gewezen frontofficier uit de loopgraven aan de IJzer zich op het eigen land. Een korte tijd bewonderde hij Mussolini, maar dat is vlug over.

Hij streeft drie fundamentele veranderingen voor: de eerste is een politiek herstel van de Verenigde Nederlanden, zoals het laatst bestond onder koning Willem I (1815-1830). Dat wil zeggen, inclusief Luxemburg en de Waalse provincies (de “Romaanse gouwen”), die moesten bevrijd worden van hun fascinatie voor de Franse Revolutie. Men heeft dit een “Boergondische visie” genoemd, geïnspireerd door de Zeventien Provincies. Het was zeker een voorafbeelding van Benelux, maar dan met een volledige staatkundige integratie.

Ten tweede wil Joris van Severen de maatschappij hervormen op basis van het solidarisme. Dat is een van oorsprong katholieke staatsopvatting die werd geëxpliciteerd in de pauselijke encyclieken Rerum Novarum (1891) en Quadragesimo Anno (1931), maar waarvan ook protestantse en niet-religieuze varianten bestaan. Van Severen zelf heeft veel weg van een gelaïciseerde katholieke traditionalist, met zowel christendemocratische als conservatieve trekjes.

 

Afwijzing van zowel het kapitalisme als het communisme

Zijn solidarisme houdt een expliciete afwijzing in van zowel het kapitalisme als het communisme. “Want, schrijft Van Severen, zoals het Verdinaso met alle kracht onmogelijk wil en zal maken: de heerschappij van het zogenaamde ‘revolutionaire proletariaat’, zo wil en zal het Verdinaso met alle kracht bekampen en vernietigen: de heerschappij van de bourgeois en van zijn brandkast-ik-zucht. Tussen de bourgeois-maatschappij en het communisme, kiest het Verdinaso niet. Het kiest niet tussen de heerschappij van het geld van de ene kant en de gelijkheid in de ellende van de andere kant” (22.8.1936).

De democratie schoot zich tijdens het interbellum zelf herhaaldelijk in de voet. Tussen 21 november 1918 en 28 mei 1940 telde België maar liefst zeventien regeringen, waarvan sommige het maar zeer kort uithielden. Het record werd gebroken door de regering Pierlot I, die in 1939 precies zes (!) dagen aan het roer stond. Koning Leopold III riep de politieke partijen herhaaldelijk tot de orde, wat hem na de Tweede Wereldoorlog zwaar werd aangerekend. In deze context kreeg de door het Verdinaso voorgestane “orde” een heel andere perceptie.

 

Aristocratisch

De derde pijler van de ideologie van Joris van Severen is een ethische en daardoor - in ons huidig tijdsgewricht - de minst begrepen component. Hij streefde naar een aristocratische levenshouding, elitair, maar niet arrogant of egocentrisch, en dus vooral: ten dienste van de gemeenschap. De kern ervan was een Plus est en vous, de levenslange inspanning naar een ethisch hogerop, met duidelijk Spartaanse trekjes. Daarin was uitdrukkelijk plaats voorzien voor de arbeiders, de “aristocratie van de gewetensvolle arbeid” (30.4.1938). “Hij heeft zijn aanhangers in het Verdinaso aangegrepen in heel de sfeer van hun leven, privé en politiek”, stelt Lode Wils. “Zij wilden zijn zoals Van Severen was of zoals Van Severen wilde dat zij zouden worden. Zij werden aangegrepen door de innerlijke wilskracht van deze man die, in dagelijkse strijd met eigen twijfel en verscheurdheid, de indruk gaf van absolute waarheid en zekerheid, telkens als hij zijn opvattingen uiteenzette of zijn volgelingen toesprak.”

 

Na zijn dood

Het Verdinaso van Joris van Severen, was te zeer zijn persoonlijke schepping om hem echt te kunnen overleven. Voor de moeilijke keuze gesteld welke politieke weg het zou volgen onder de Duitse bezetting viel het na enkele stuiptrekkingen uiteen in verschillende fracties. Die kan men oppervlakkig etiketteren als “collaborerend” of “niet-collaborerend”, maar het is beter ze zorgvuldiger te omschrijven. We beperken ons hier tot de meest bekende kaderleden van het Verdinaso.

De omstandigheden van zijn dood deden de oude anti-Belgische gevoelens weer hoog oplaaien. In de radicale collaboratie (Algemene SS-Vlaanderen) vinden we Jef François terug, Pol le Roy, Jef de Langhe e.a. Bij het VNV: Albert Deckmyn, Albert Derbecourt, Leo Poppe e.a. Naar het Oostfront vertrokken o.m. Kamiel de Wilde, Leo Verbeke en de uit het Verdinaso uitgesloten Reimond Tollenaere. Paul Persyn, Willem Melis, Lode Claes, Pol van Herzele e.a. namen belangrijke posten in het open-bare bestuur en de Belgische administratie van de secretarissen-generaal onder de bezetting in. Andere oud-Dinaso’s wilden van geen collaboratie met de bezetter weten en werden actief in het verzet, zo o.m. Jef van Bilsen, Frantz van Dorpe, Pol van Herzeele en Albert Brienen. De Waalse Dinaso-verantwoordelijke Louis Gueuning (1898-1971) handhaaft een strikte politieke neutraliteit en specialiseert zich, samen met André Belmans en anderen, in het hoeden van de nagedachtenis van Joris van Severen door de uitgave van vele clandestiene geschriften en het organiseren van vormingscursussen. Een aantal medestichters van het Verdinaso trekt zich, na met lede ogen de complete desintegratie van hun beweging te hebben aanzien, volledig in het privéleven terug. Zo Emiel Thiers en Juul Declercq.

 

Oud-Dinaso’s in de naoorlogse politiek

Een circulaire van minister van Justitie Maurice Vervaet wees er bij de bevrijding op dat het lidmaatschap van het Verdinaso geen strafbaar feit was. Sommige oud-Dinaso’s zullen na de Tweede Wereldoorlog weer politiek actief worden. Kleine herstichtingspogingen lopen allemaal en snel op een sisser uit. Slechts in twee politieke families komen oud-Dinaso’s duidelijk weer aan trek: in de CVP en in het Vlaams-nationalisme. Wim Melis wordt in 1947 de eerste hoofdredacteur van De Standaard, Jef van Bilsen (1913-1996) wordt o.m. secretaris van het Centrum Harmel, door het parlement opgericht om de communautaire problemen in België te onderzoeken. Frantz van Dorpe (1906-1990) brengt het tot burgemeester van Sint-Niklaas-Waas. Raf Renard (1911-2002) wordt in 1964 door het parlement benoemd tot de eerste voorzitter van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht. Ir. Fritz A. Donckerwolcke (1912-1988) wordt in 1949 voorzitter van de Vlaamse Concentratie, de eerste naoorlogse Vlaams-nationale partij. Jef François (1901-1996) zal een tijd vrijgestelde zijn van de Volksunie in het Antwerpse. Lode Claes (1913-1997) wordt in 1958 secretaris-generaal van de Economische Raad van Vlaanderen, daarna senator van de Volksunie en in 1977 stichter van de Vlaamse Volkspartij.

Joris van Severen blijft in de herinnering als “een charismatisch leider” (Lode Wils), een aristocraat in de ethische betekenis van het woord, en een blijvende Heel-Nederlandse inspirator. Een wegbereider.

_____________________

Bron: https://doorbraak.be/op-20-mei-werd-joris-van-severen-vermoord/

 

 

“De Belgische staat heeft zich nooit verontschuldigd voor deze schanddaad”

De moord op Joris van Severen roept nog altijd vele vragen op


 

 

Dat bleek uit de vele reactie die de auteur kreeg op zijn artikel van 20 mei, op Doorbaak en via andere weg. Luc Pauwels trok met de meest voorkomende vragen naar Vik Eggermont, voorzitter van het Studiecentrum Joris van Severen.

 

Hoe kwam een notariszoon uit een tweetalig, burgerlijk milieu in het Vlaams-nationalisme terecht?

Het gezin Van Severen was inderdaad tweetalig en het tweede deel van uw vraag: “burgerlijk milieu” is daarvan de verklaring. Zoals er duizenden gezinnen waren in Vlaanderen in de 19e eeuw stond ook het gezin van dorpsnotaris Edmond van Severen, de vader van Joris, onder invloed van de dominante Franse taal en cultuur. Het Frans was er de gebruikelijke huistaal, maar men verstond en sprak er ook Nederlands, waarin het West-Vlaamse taaleigen duidelijk hoorbaar was. Er bestond zeker geen animositeit tegenover het Nederlands, zeggen wij hier nog liever: het Vlaams. Ook onze Vlaamse Guido Gezelle correspondeerde in het Frans.

Je kan het gezin Van Severen dus geen “franskiljons” gezin noemen. Franskiljons waren mensen die de Nederlandse taal minachtten en voor het Frans kozen om te tonen dat ze van een “betere” soort waren dan de gewone Vlaamse volksmens. Niets daarvan in het ouderlijke gezin Van Severen. Herinneren wij er overigens aan dat Hugo Verriest er een vriend des huizes was. De vader van Joris van Severen, Edmond, stond aan het hoofd van een dorpspartij die zich richtte tot de gewone dorpeling. Bij de gemeenteverkiezingen stond hij dan ook lijnrecht tegenover de partij van de kasteelheer, baron Kervyn de Lettenhove, die wel van franskiljonisme kon verdacht worden.

Het was vader Van Severen die door de Wakkenaars tot burgemeester werd verkozen. Joris groeide dus wel op in een Franssprekend gezin, maar was zeker geen franskiljon. Logisch dat hij op het Gentse Sint-Barbaracollege al vlug onder invloed kwam van de Vlaamse studentenbeweging, de Blauwvoeterie van Albrecht Rodenbach en de zijnen. Hij werd er Vlaamsgezind en omarmede later het Vlaams-nationale gedachtegoed.

 

Toch stapte hij weer uit het Vlaams-nationalisme? Was dat alleen omdat hij in 1929 niet herverkozen werd als volksvertegenwoordiger?

Deze vraag is veel korter te beantwoorden dan de eerste. Ik zou simpel zeggen dat het een progressie was in politieke wijsheid. Van Severen zag geleidelijk de gebreken en tekortkomingen in van het Vlaams-nationalisme, voornamelijk haar gebrek aan politieke coherentie. Hij zag in dat een onafhankelijk Vlaanderen, waarvan hij aanvankelijk had gedroomd niet voldeed aan de eisen van zijn tijd, n.l. het Europa dat na de Eerste Wereldoorlog tot stand kwam. Daarom evolueerde hij eerst naar Groot-Nederland (Vlaanderen plus Nederland) om dan, vooral toen een nieuwe oorlogsdreiging acuter werd, verder te evolueren naar Heel-Nederland, wat later de Benelux zou worden. Zeg maar dat hij geleidelijk aan inzicht kreeg in de historische gebondenheid van alle Nederlanden. De “Bourgondische Nederlanden” zoals men wel eens zegt, of de Zeventien Provincies.

Van Severen heeft het Vlaams-nationalisme niet verraden, hij heeft het alleen voltooid, het op een hoger (geopolitiek) niveau getild. Hij zetelde sinds 1921 in de kamer voor de Frontpartij. Zijn beweging, het Verbond van Dietse Nationaalsolidaristen (Verdinaso), heeft hij zeker niet opgericht omdat hij in 1929 niet meer verkozen werd. Hoogstens heeft deze gebeurtenis zijn evolutie versneld. Hoe dan ook zou hij, verkozen of niet, vroeg of laat de weg opgegaan zijn die de zijne was.

 

Heeft Van Severen het Vlaams-nationalisme verraden, zoals toen beweerd werd?

Van Severen heeft het Vlaams-nationalisme niet verraden, hij heeft het alleen voltooid, het op een hoger (geopolitiek) niveau getild. Hij zetelde sinds 1921 in de kamer voor de Frontpartij; zijn beweging, het Verbond van Dietsche Nationaalsolidaristen (Verdinaso), heeft hij zeker niet opgericht omdat hij in 1929 niet meer herkozen werd. Hoogstens heeft deze gebeurtenis zijn evolutie versneld. Hoe dan ook zou hij, verkozen of niet, vroeg of laat de weg opgegaan zijn die de zijne was.  

 

Een van de bekendste uitspraken van Joris van Severen, in volle Kamer nog wel, was "La Belgique, qu'elle crève!" … Bedoelde hij daarmee het land of het regime?

De uitroep “La Belgique, qu’elle crève…” is inderdaad misschien wel de meest bekende en geciteerde uitspraak die aan hem toegeschreven werd en wordt. Zij past dan inderdaad ook volledig in zijn aanvankelijk radicaal anti-belgicisme. En ik denk dat hij in die periode misschien wel degelijk het land bedoelde. Het eigenaardige is evenwel dat van die uitspraak… nergens, maar dan ook nergens een spoor kan terug gevonden worden. Niet in de parlementaire analen, niet in de Nederlandstalige en Franstalige pers, nergens. En het valt toch moeilijk te geloven dat dergelijke “vloek” in die tijd nergens ter sprake zou gekomen zijn.

Mijn goede vriend en mentor, wijlen Jef Werkers heeft daar langdurig en grondig onderzoek naar gedaan. Zonder resultaat. Het verslag van dit onderzoek werd gepubliceerd in het Jaarboek nr. 11 (2007, pag. 191 e.v.) van het Studiecentrum Joris van Severen. Indien iemand kan aantonen dat zijn onderzoek hiaten vertoont en dat deze uitspraak wèl ergens vermeld wordt, dan zouden wij hem daarvoor erg dankbaar zijn.

 

Waarvoor stond het door hem opgericht Verdinaso aanvankelijk?

Het is overduidelijk dat zijn beweging bij de aanvang duidelijk een revolutionaire inslag had. Van Severen streefde naar een organische opbouw van de samenleving met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. Dit moest hem noodgedwongen in botsing brengen met een z.g. democratie die stoelde op de almacht van de politieke partijen en hun verdeel- en-heerspolitiek. Gaandeweg zou Van Severen inzien dat een politieke beweging tot steriliteit en zelfs ondergang gedoemd was als ze niet tezelfdertijd een vormingsbeweging was. 

Vorming, zo citeerde hij Salazar ooit, het is sinds het begin van mijn politieke activiteit mijn hoofdbekommernis geweest. Uiteraard ontbreekt mij hier de ruimte om daar dieper op in te gaan. Tot waar hem die opvatting zou geleid hebben, is een vraag die wel voor altijd onbeantwoord zal blijven. De gebeurtenissen hebben belet dat hij zijn taak kon voltooien. Vergeten wij niet dat hij niet eens zijn 46e levensjaar mocht voltooien, doorgaans de leeftijd dat een normaal mens zo ongeveer begint te beseffen wat het leven inhoudt!

Uw vraag werd eigenlijk al beantwoord in uw kort, maar degelijk artikel dat op 20 mei in Doorbraak werd gepubliceerd. Te herlezen!

 

Was het Verdinaso fascistisch?

Hierop kan ik kort en bondig “neen” antwoorden. We kunnen niet iedereen die ooit met belangstelling, heeft opgekeken naar de verwezenlijkingen van Mussolini in Italië (zelfs als wij de mythe geloven dat die er in slaagde in dat land de treinen stipt te doen rijden!) een “fascist” noemen? Wel dan liepen er in Europa, en zelfs daarbuiten, véél fascisten rond, zelfs in de meest “democratische” partijen. Uiteraard heeft Van Severen ooit een korte tijd belangstelling gehad en waarschijnlijk zelfs een zekere sympathie voor het Italiaanse fascisme. Zoals hij ooit als soldaat aan het IJzerfront in 1917 nieuwsgierig, met veel belangstelling en zelfs bewondering heeft gekeken naar wat zich in Rusland  voltrok. Gaan wij hem daarom een “communist” noemen?

Aansluitend bij die vraag: hoe stond Van Severen tegenover nazi-Duitsland? Dat Van Severen in de Reichskanzlei in Berlijn niet bijster goed aangeschreven stond, is algemeen bekend. Wie daar meer wil over weten, raden wij het artikel aan “Terechte Duitse argwaan, blijkend uit hun documenten, ten overstaan van het Verdinaso” van de hand van Maurits Cailliau, te lezen in het Jaarboek 23 (2019) van het al genoemde Centrum (pag. 85 e.v.). Maar laten wij Joris van Severen zelf aan het woord: “Wij zijn geen navolgers van Mussolini, noch van Hitler” (in het bewegingsblad Hier Dinaso! van 31 maart 1934), enkele maanden later in hoofdletters herhaald: “De Dinaso-gedachte is niet de gedachte van het Duitse nationaalsocialisme, noch de gedachte van het Italiaanse fascisme” (Hier Dinaso! 7 juli 1934). Kan het duidelijker?

 

Heeft de Belgische staat ooit eerherstel of compensatie geboden voor de wederrechtelijke aanhouding van JvS, zijn wegvoering en moord?

Neen! Voor zover ik weet heeft de Belgische staat nooit officieel ook maar iets gedaan of gezegd om zich te verantwoorden, te verontschuldigen voor deze wederrechterlijke aanhouding, nochtans een ware schanddaad. Welke staat, die naam waardig, levert zijn onderdanen zonder de minste vorm van proces zo maar over in de handen van een vreemde mogendheid?

Wel weet ik dat er ooit in het Belgisch parlement over gesproken is, maar in welke omstandigheden en hoe ver is mij niet meer bekend. Wat wel opvalt is dat het… een Waal was, de Luxemburgse senator baron Pierre Nothomb (met wie Van Severen overigens uitstekende connecties had), die voor hem in de bres gesprongen is en bij de Eerste-Minister, Pierlot, gepleit heeft voor zijn onmiddellijke vrijlating. Jammer genoeg tever-geefs.
PS: Einde mei werden deze beide bijdragen al 4395 maal gelezen!

_____________________

Bron: https://doorbraak.be/moord-joris-van-severen-de-belgische-staat-heeft-zich-nooit-verontschuldigd/

 

 

80 jaar na 20 mei 1940 - Niet naar Abbeville door Corona


Luc Seynaeve, Voorzitter Stichting Joris van Severen

 

Verschillende initiatieven rondom Joris van Severen en Jan Ryckoort zijn niet kunnen doorgaan door de beschermende maatregelen tegen het corona-virus. De Stichting Joris van Severen heeft dan ook dit jaar haar drieledige opdracht niet kunnen uitvoeren.

·  Het organiseren van een kerkelijke dienst ter herdenking van Joris van Severen en Jan Ryckoort én hun lotgenoten.

·  De herdenking in de Wollestraat van de 4 Brugse oorlogsslachtoffers. Joris van Severen, Jan Ryckoort, Maria Ceuterick en Louis Caestecker. Twee bestuursleden van de Stichting zijn lid van het Abbeville Comité.

·  Het bezoek en de herdenking aan het graf te Abbeville. De Stichting is hiervan de initiatiefnemer sedert de ontbinding van de vzw Abbeville in 2007. De ononderbroken aanwezigheid jaarlijks aan het graf te Abbeville werd dus onderbroken door heirkracht. De bloementuil op het graf op 20 mei 2020 getuigt van onze stille aanwezigheid

Hierbij een tweetal opmerkelijke items:

·  Eerstens is het frappant vast te stellen dat een staatsman na zo lange tijd nog steeds herdacht wordt. Het is weinig staatsmannen gegund. Dit wijst op zijn bijzondere politieke betekenis. Ideeën als “solidarisme” én “de politieke realisatie van het geheel der Nederlanden” zijn nog steeds actueel én zullen qua inhoudelijke betekenis het politieke spectrum in de toekomst verrijken.

·   Ten tweede kan de vraag gesteld worden: Hoelang zal dit nog doorgang kunnen vinden? “Ten eeuwigen dage” is uiteraard symbolisch. Het zou mooi zijn als we de traditie konden doortrekken tot 20 mei 2040 – 100 jaar terug. Slechts enkelen van ons zullen dit nog meemaken. Er is dus werk aan de winkel! “Gouverner, c’est prévoir”. Dit is wat de Stichting moet doen in deze.

De statuten (opgesteld maart 1992) zeggen immers: “De persoon en het werk van Joris van Severen is ere houden én ze aan de anderen leren kennen én inkaderen. Daartoe organiseert de vereniging naast godsdienstige ook andere herdenkingen, spreekbeurten, publicaties, studie of enige andere activiteit.”

Het Studiecentrum heeft reeds uitzonderlijk veel professioneel werk verricht, via de uitgave van de jaarboeken. Beide verenigingen moeten in de toekomst hun verantwoordelijkheid continueren. Andere aanverwante initiatieven als vzw Wakken herdenkt en het daaraan verbonden museum, en het Brugse Abbeville ad-hoc Comité moeten gestroomlijnd worden. De tand des tijds (minder werkkrachten, minder leden, financiële werkpunten, verwarring lidmaatschappen… enz) zal het noodzakelijk maken beide vzw’s om te vormen tot één vzw. Deze vzw zou als maatschappelijke opdracht hebben de opdracht geformuleerd in de statuten van de Stichting. De complementaire werking moet leiden tot een symbiose met een frisse eigentijdse uitstraling.

Bovendien is het noodzakelijk in de verdere toekomst 2030 – 2040 Joris van Severen te kaderen binnen een bredere maatschappelijk verband. De volgende generaties zullen Joris van Severen niet ten gronde kennen maar enkele flarden van zijn ideeën doen overleven zou bijzonder zijn.

Een inkadering en inkapseling binnen een bredere passende politieke maatschappelijke context is dus aan de orde. Een opening naar Identiteit is een oplossing. Identiteit is een Vlaams–Nederlands vormingscentrum met een uitgebreid informatiecentrum. ID bevordert de maatschappelijke discussie rond onderwerpen als duurzaamheid, culturele identiteit (Vlaams-Nederland-Europees), subsidiariteit en authenticiteit in onze geglobaliseerde samenleving. Er is een bibliotheek, er is uitgave van boeken, vorming, vergaderruimte, zomeruniversiteit.

Dit alles vraagt best extra overleg. Uw mening telt. Graag ideeën hieromtrent mailen naar: deverte@hotmail.com (t.a.v. Luc Seynaeve, voorzitter Stichting Joris van Severen). Essentieel is dat bepaalde aspecten van het ideeëngoed van Van Severen het verleden linkt aan de actualiteit en de toekomst op politiek vlak. Op bestuursniveau van de Stichting en van het Studiecentrum moet hieraan gewerkt worden. We hebben de plicht de figuur als Joris van Severen te vrijwaren én zijn juiste plaats te geven in de toekomstige maatschappelijke politieke ontwikkeling.

De volgende editie te Abbeville in mei 2021 ligt reeds vast!

Graag besluit ik met de woorden van Joris van Severen die hij neer schreef op 30 april 1938: “Voor ons culmineert het leven in de volmaking der menselijke persoonlijkheid.”

 

 

In Memoriam


Op 24 september 2019 overleed te Oostende Roger Ponjaert. Hij was sinds jaar en dag lid van het Studiecentrum Joris van Severen.

 

Herman Morael (2 juni 1926 – 23 mei 2020). Herman was de jongste van een groot gezin. Zijn pad ging niet over rozen. Nog geen 2 jaar oud verloor hij zijn moeder en als 17 jarige stierf zijn vader in het bombardement van Mortsel. Hij keek op naar zijn oudere broers-DMO’ers. Zijn overweging om zich te melden voor het Oostfront werd hem door zijn oudste broer Lode, die zijn voogd was, uit het hoofd gepraat. Hij werd dan een gedreven arbeidsdienstman (VAVV). Daar ontmoette hij in het leiderskader vele ex-DMO’ers waaronder zijn broer officier Karel. Op zijn terras in hartje Brugge, met uitzicht op een rei, hangt nog steeds de spade aan de wand. Na de repressie-problemen vond hij steun bij lotgenoten in de volkskunstgroep De Schalmei. Hij bouwde in Antwerpen een optiekzaak uit en werd actief in de protestantse gemeente.(HM) Afb.: het Hugenotenkruis dat Herman lief was

 

 




Er moest iets nieuws komen!
Getuigenissen van Nederlandse fascisten


 

Op de recensiepagina’s van ‘Doorbraak’ - zie link onderaan – besteedde Karl Drabbe uitgebreid aandacht aan de nieuwe studie van Willem Huberts over de fascistische tendensen in Nederland tijdens de jaren van het interbellum. We brengen hieronder z’n slotbeschouwing omtrent de wijze waarop het Verdinaso in deze studie aan bod komt.

Op de suggestie van de auteur om aan de in de besproken uitgave aan bod komende nieuwe gegevens meer uitgebreid aandacht te besteden zal ingegaan worden in het Jaarboek Joris van Severen 25 van 2021.

Maurits Cailliau

Verdinaso

Zo duikt heel wat nieuwe informatie op over het Verdinaso. In het getuigenis van Labouchere komen heel wat passages aan bod over de zoektocht naar Groot-Nederlandse samenwerking tussen De Bezem van Sinclair de Rochemont en het ‘Belgische’ Verdinaso. De gesprekken met Joris van Severen en Wies Moens, zowel voor als na de ‘Nieuwe Marsrichting’ van het Verdinaso komen uitvoerig aan bod. Ze werpen een verrassend nieuw licht op de plannen ter zake. Ik keek het nog even na. In geen van de 23 jaarboeken van het Studiecentrum Joris van Severen is over deze gesprekken en potentiële samenwerking sprake. Daarmee heeft dat centrum een nieuw onderzoeksterrein om aan te boren.

Die gesprekken zijn uiteindelijk tot niets uitgelopen. Van Severen liep niet hoog op met de verdeeldheid in Nederland noch met initiatiefnemer Sinclair. Die laatste was nogal geporteerd door Van Severen, en hernoemde zijn beweging in ‘Verbond van Nationaal-Solidaristen in Rijks-Nederland’. Maar het gebrek aan succes, zorgde voor de nodige scepsis bij Van Severen: “er moet iets niet deugen aan uwe methoden”. De ‘Leider’ heeft nooit zijn definitieve jawoord gegeven en liet een Nederlandse tak uitbouwen in het Noorden.

Labouchere schrijft nogal schamper over dat Verdinaso Nederland. Het is ‘nooit meer geweest dan een organisme ter versterking van het prestige van Van Severen in zijn eigen land.’ ‘Niets meer dan een groep sympathisanten wie het alleen al om redenen van organisatorische aard niet mogelijk was een reële politiek actie te voeren.’

_________________________

Bron: https://doorbraak.be/recensies/fasjisten/

N.a.v.: Willem Huberts, Er moest iets nieuws komen! - Getuigenissen van Nederlandse fascisten 1940-1950. Uitgever Vantilt, gen., ill., 530 p., ISBN 9789460044519.

Nota van de redactie: dit gegeven zal aan bod komen in het Jaarboek Joris van Severen 25 (2021)

 

 

“Sind Sie verrückt geworden?”


Französische Soldaten verübten am 20. Mai 1940 in Abbeville ein Massaker: Ehrung als Widerstandskämpfer

Hans-Jürgen Wünschel

 

Jedes Jahr am 18. Juni legt der französische Staatspräsident am Mont-Valerien, dem Soldatenfriedhof in der Nähe von Paris, einen Kranz nieder um der Opfer des Zweiten Weltkrieges zu gedenken. Diese Zeremonie schließt auch das Gedenken an zwei französische Soldaten ein die am 20. Mai 1940 in Abbeville ein grauenhaftes Massaker an 21 Europäern verübt haben. Es gibt nur wenige Schriften die darüber berichten.

An de Wand der Passage am Bourgoensche Cruyce in der belgischen Stadt Brügge ist eine sehr schön gestaltete Erinnerungstafel mit den Namen der Opfer zu sehen: Louis Caestecker (28), Joris van Severen (46), Jan Ryckoort (51), Maria Ceuterick (61). Was war geschehen, dass heute immer noch in belgisches Brügge am Jahrestag des Massakers der vier belgischen Einwohner gedacht wird, die diesem Morden zum Opfer gefallen sind?

Als die deutsche Wehrmacht am 10. Mai 1940 ihrem Feldzug über Belgien gegen Frankreich begann, würden im Auftrag der belgischen Generalstaatsanwalt W. Ganshof van der Meersch Haftbefehle vollstreckt. Verdächtige Personen wie Kommunisten, belgische Nationalisten, Juden, vermutete deutsche und belgische Spione und Rexisten, Anhänger der wallonisch-faschistischen Bewegung, wurden verhaftet. Von ihnen kamen 79 Männer und Frauen ins Stadtsgefängnis von Brügge, darunter 21 Belgier, 18 Juden unbekannter Nationalität, 14 deutsche, sechs Holländer, drei Luxemburger, neun Italiener, zwei Schweizer, ein Franzose, ein Spanier, eine Däne, ein Kanadier‚ ‘Bobbie‘ Robert, Bell, Trainer der deutschen Eishockeynationalmannschaften, ein Österreicher, ein Tscheche. Sie wurden am 15. Mai 1940 in drei Omnibussen nach Abbeville transportiert, wo Sie am 19. Mai ankamen. Sie mussten die Nacht von 19. auf 20. Mai Im Keller des Tanzkasinos an der Porte du Bois verbringen.

 

Für 21 Geiseln kam jede Rettung zu Spät

Inzwischen hatten sich deutsche Einheiten unter General Heinz Guderian, darunter die 57. Infanteriedivision unter Generalleutnant Oskar Blümm, der Kanalküste genähert und begonnen Abbeville zu Beschießen. Der Verteidiger von Abbeville, Capitaine Marcel Dingeon (1891-1941), meist von seiner Aufgabe als Offizier überfordert, oft betrunken, befürchtete, dass die deutschen Truppen die Gefangenen befreien würden und entschied sich für eine “schnelle Lösung“. Er erteilte dem Stabsfeldwebel der 5. Kompagnie François Molet (1989-1942) den mündliche Befehl: “Fussiller les tous - Alle erschießen“.

Mollets direkter Vorgesetzter Leutnant Rene Caron (1896-1942) vergewisserte sich und ging zu Dingeon der immer noch betrunken erneut rief: “Erschieß sie alle!“ In Gruppen von vier Personen wurden die unglücklichen Zivillisten aus ihrem Kerker geholt.

Manche wurden schon auf dem Weg zum Erschießungskommando misshandelt. Die damals 18.-jährige Gaby erinnerte sich Jahre später: “Der französische Soldat stach zweimal mi sein Bajonett von hinten zu, den hob er sein Gewehr schlug meiner Großmutter mit aller Wucht der Schädel ein.“ Zufälligerweise führ der französische Leutnant Jean Leclabart vom 28. Regiment am Kasino vorbei und sah was vor sich ging. Er kannte die Militärvorschriften, verlangte den schriftlichen Befehl für die Hinrichtungen zu sehen. Da niemand einen solchen Befehl vorzeigen könnte, beendete er das Massaker mit dem Ausruf: “Mais enfin, êtes vous devenue fous? – Sind Sie verrückt geworden?

Nach seinem Eingreifen wurden die überlebenden Gefangenen vom französischen Militär nach Rouen gebracht, das Ende Mai schließlich von den Infanteriedivision erobert wurde und wo sie bis nach dem Waffenstillstand zwischen Frankreich und dem Deutschen Reich am 22. Juni1940 blieben. Die Deutschen ließen die Leichen der ermordeten 21 Häftlinge auf dem Städtischen Friedhof begraben.

 

Dem Täter wurde nach 1945 eine Straße gewidmet

Capitaine Dingeon, der die Hinrichtungen angeordnet hatte, war 1941 von der französischen Vichy-Regierung verurteilt worden, entzog sich aber der Hinrichtung durch Selbstmord am 21. Januar 1941. Die deutsche Militärjustiz eröffnete ein Ermittlungsverfahren und verurteilte die verantwortliche französische Soldaten Leutnant Caron und Sergeant Molet zum Tode. Das Urteil wurde am 7. April 1942 auf dem Mont Valerien Hinrichtungsstätte der deutschen Militärjustiz vollstreckt. Der deutsche Gefängnispfarrer in Paris, Franz Stock, schreibt in seinen Tagebuch: “Dienstag 7.4.1942, bereite Molet und Caron auf dem Tod vor. Haben beide gebeichtet und kommuniziert. Sollen verantwortlich sein für Erschießung von Internierten in Abbeville. Ils disent qu’ils ont obéi aux ordres. Sie sagen, sie haben auf höheren Befehl gehandelt.“

Die Stätte Mont Valerien dient nach Ende des Zweiten Weltkrieges als Gedenkort für die französischen Widerstandskämpfer. Auch für Verbrecher? Nach dem Krieg erhielt eine Straße in Abbeville den Namen rue Lieutenant Caron. Die Anfrage nach dem Grund für diese Ehrung wurde von der Stadtverwaltung nicht beantwortet.

Jähre später beerdigte der Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge die Leichen der deutschen Opfer auf dem deutschen Soldatenfriedhof in Bourdon, Somme. Die sterblichen Überreste von Joris van Severen und Jan Ryckoort wurden in einen Grab in Abbeville beigesetzt. Maria Ceuterick und Lucien Monami fanden ihre letzte Ruhe auf dem belgischen Soldatenfriedhof von De Panne. Neun sterbliche Überreste wurden in einen Massengrab in Abbeville beerdigt.

 _________________________

Bron: Junge Freiheit, 15 mei 2020, p. 19.

Bron: http://pieterjanverstraete.blogspot.com/2020/05/abbeville-1940-2020.html?utm_source=feedburner&utm_medium=email&utm_campaign=Feed%3A+PieterJanVerstraete+%28Pieter+Jan+Verstraete%29

 

Nog voorradige Jaarboeken Joris van Severen


Jaargang

Auteur

Leden-

prijs

Niet-leden

jaarboek 3 - 1999

272 pagina’s

Luc Pauwels,

De ideologische evolutie van Joris van Severen

20 €

25 €

jaarboek 6 - 2002

208 p

10 €

15 €

jaarboek 7 - 2003

208 p

10 €

15€

jaarboek 8 - 2004

208 p

10 €

15 €

jaarboek 13 – 2009

208 p

15 €

20 €

jaarboek 14 - 2010

208 p

15 €

20 €

jaarboek 15 - 2011

208 p

15 €

20 €

Jaarboek 16 - 2012

208 p

15 €

20 €

Jaarboek 17 - 2013

208 p

20 €

25 €

Jaarboek 18 – 2014 Album Grote Foto-biografie + DVD

M. Cailliau &

P.J. Verstraete, 248 p. 30 x 24

55 €

65 €

Jaarboek 19 - 2015

208 p

20 €

25 €

Jaarboek 20 – 2016

208 p

29 €

35 €

Jaarboek 21 – 2017

208 p

29 €

35 €

Jaarboek 22 – 2018

208 p

29 €

35 €

Jaarboek 23 – 2019

208 p.

29 €

35 €

Jaarboek 24 - 2020

208 p.

29 €

35 €