> nieuwsbrief >

Driemaandelijks tijdschrift van het Studiecentrum Joris van Severen v.z.w.

23e jaargang, 4e trimester 2019

Inhoud

Mededelingen


 

 

 

Kaftillustratie: glasraam met de Verdinaso-symbolen ploeg, rad en zwaard en het DMO-motto ’Recht en Trouw’, (thans in het museum ’Wakken Herdenkt’).

 

 

Cyriel Verschaeve-colloquium

te Alveringem zaterdag 9 november 2019. Dit colloquium zal gewijd zijn aan de naoorlogse beeldvorming over Cyriel Verschaeve met o.m. aandacht voor de bedevaarten naar Solbad Hall van o.a. het toenmalige Blauwvoetjeugdverbond, opvolger van het Algemeen Diets Jeugdverbond. Het colloquium zal gepaard gaan met een tentoonstelling.

 

Erratum Jaarboek 23 (2019)

In de bijdrage Edmond Willem Peter van Dam van Isselt, (pp. 127-144) van de hand van Ruud Bruijns, dient de eerste voetnoot op p. 143 als volgt gelezen te worden: 1 Ruud Bruijns, Race tegen de klok of de poging van het Verdinaso in Nederland tot de vorming van een Benelux avant la lettre, in Jaarboek Joris van Severen 14 (2010), pp. 173-194.

 

Oproep omtrent Berten Leuridan (1915-1938)


Pieter Jan Verstraete

 

“Om een korte biografie over Robert ‘Berten’ Leuridan (1915-1938) te schrijven, ben ik nog op zoek naar nadere gegevens over hem. Hij was afkomstig uit het West-Vlaamse Alveringem waar hij ook begraven ligt in de buurt van de graftombe van Cyriel Verschaeve; hij overleed als student in Leuven op 23 april 1938.

Ik ben nog op zoek naar volgende gegevens. Ik bezit zijn bidprentje maar weet niet of hij nog broers of zussen had. Is er nog familie van hem in leven? Waar deed hij zijn humaniora? Wat studeerde hij in Leuven? In welke omstandigheden overleed hij? Aan een ziekte of een ongeval? Ook zoek ik nog een paar foto’s van hem. Tot nu toe heb ik deze nog niet gevonden.

Berten Leuridan was actief binnen de Dinaso-studenten. In het eigenlijke Joris van Severen-archief, bewaard in het universiteitsarchief van Leuven, worden geen gegevens van hem bewaard. Kortom voor iedere hulp en informatie ben ik dankbaar.

Pieter Jan Verstraete

pieterjan.verstraete@skynet.be

 

Gedicht


 

 

Joris van Severen geen optie voor nazi-Duitsland


Karl Drabbe

 

VerdinasoVoor mij ligt het 23ste jaarboek van het Studiecentrum Joris van Severen. Al meer dan twee decennia slaagt een groep van vrijwilligers – amateur- en echte historici – erin over en rond de figuur van Joris van Severen en zijn Verdinaso een bundel boeiende bijdragen te publiceren. Zo ook dit jaar. Elk jaar wijd ik hier een recensie aan op Doorbraak, en focus ik op één stuk. Dat kan het meest merkwaardige zijn, of het meest ‘vernieuwende’. Recent aangeraakte bronnen werpen vaak een nieuw licht op een of ander aspect van het bestudeerde onderwerp. En in afwachting van de ‘definitieve’ (voor zover überhaupt mogelijk) biografie van Van Severen, biedt elk jaarboek wel iets ‘extra’s’.

 

Op zoek naar vrienden

In dit 23ste deel valt de bijdrage van bezieler Maurits Cailliau op. Aan de hand van elf bronnen toont hij aan dat de nazi-Duitsers al snel doorhadden dat ze met Van Severen en het Verdinaso geen omelet konden bakken. Van Severen mag dan in heel wat journalistiek kort door de bocht een nationaalsocialist worden genoemd, of een collaborateur (ook al werd hij vermoord toen de Tweede Wereldoorlog maar net was losgebroken). Deze teksten tonen aan dat de nazi’s alle eventuele hoop op een partnerschap of samenwerking met Van Severens rechts-autoritaire beweging al snel hadden opgegeven.

Overal in Europa steunden de nazi’s fascistoïde bewegingen, met raad, daad of cent. Het Vlaamsch-Nationaal Verbond van Staf de Clercq bijvoorbeeld, en de aanleunende krant Volk en Staat, werden gefinancierd door nazi-Duitsland. Nog vóór de Tweede Wereldoorlog. Overal in Europa zochten de nazi’s bondgenoten. In Vlaanderen keken ze met een vergrootglas naar het Verdinaso. Maar Van Severens Nieuwe Marsrichting strooide roet in het nationaalsocialistische eten. Nadat hij afstand had genomen van het politieke Vlaams-nationalisme, gooide Van Severen in juli 1934 zijn Weltanschauung en beweging over een andere boeg. Voortaan was Heel-Nederland — de latere Benelux zeg maar — het doel. Een antiparlementaire, corporatistische staatsordening bleef. Hij werd er snel door opgepikt door de betere, zelfs aristocratische en royalistische kringen in België.

 

Geen vertrouwen

Tussen 1932 – het jaar van de oprichting van het Verdinaso – en mei 1940 – de moord op Van Severen, vond Cailliau tien documenten terug ‘waarin vanuit Duitse optiek over het Verdinaso en zijn leider gereflecteerd werd’. Een elfde in dit jaarboek behandelde stuk dat dateert uit augustus 1940. Foto’s van de documenten en bijzonder uitgebreide citaten in originele tekst, staven het onderzoek van Cailliau. De Duitse instanties waren bijzonder goed geïnformeerd over de binnenlandse politiek in België, de Vlaamse beweging, en de verhoudingen tussen Verdinaso en VNV. In het begin van de jaren ‘30 koesterde nazi-Duitsland nog hoop om het Verdinaso en Van Severen als aanspreekpunt te kunnen aanwenden. Die hoop slonk als sneeuw voor de zon, en zeker na de Nieuwe Marsrichting. Hun politieke en maatschappelijke standpunten spoorden niet meer met de ideologie en plannen van nazi-Duitsland.

 

Fascisme

Al in een document van 9 juli 1934, gericht aan Reichskommisar NSDAP Haake, stelt de auteur vast dat het Verdinaso ‘Duitsvijandig’ zou zijn. Meer bepaald zou ‘het Verdinaso er bewust naar streven zich van Duitsland af te keren en de hele beweging in een Latijns-fascistische vorm om te buigen.’ De auteur vindt wel dat het Verdinaso eigenlijk beter zou behoren tot het ‘Germaanse nationaalsocialistische blok’ maar ziet met lede ogen de afstand groeien. Enkele stichtende figuren als Ward Hermans en Wies Moens, zouden nog kunnen gerecupereerd worden. Maar dat is het dan ook. De beweging is verloren voor Duitsland, ook al omdat de leden van het Verdinaso hun leider volgen en ‘vereren als een afgod’.

Ook Franse en Belgische militaire kringen lijken erg opgezet door die Nieuwe Marsrichting, heet het in een synthesenota van 1935 over het ontstaan en de evolutie van de Vlaamse beweging. De auteur stelt ook vast dat het Verdinaso zijn streng völkische Groot-Nederlandse doel inruilde voor fascisme. Een V-man bericht in 1935 dat Van Severen zich liever verbindt met Frankrijk dan zich te laten ‘verpruisen’.

Van Severen liep echt niet op met het nationaalsocialistische Duitsland, zo blijkt uit de verslagen en documenten. Fred Verhees, zoon van een activist, organiseerde een verkenningstocht door Vlaanderen in 1935. Daarbij zocht hij ook Van Severen op in Brugge. De ontvangst was koel. Verhees nodigde Van Severen uit op de choreografisch indrukwekkende Reichsparteitage in Nürnberg. Met de nodige dedain antwoordde Van Severen dat hij die evengoed in de bioscoop kon gaan bekijken. Ook uitte Van Severen kritiek op de herhaalde Duitse of Duitsvriendelijke bezoeken. Die eindigden altijd op dezelfde manier: Van Severen stond op, deed de deur open en verzocht zijn bezoeker het pand te verlaten… Hij verklaarde ook zich te verzetten ‘tegen elke inmenging in Nederlandse aangelegenheden.’

 

Verder

Verder biedt dit jaarboek weinig revelerende of verrassende stukken. In een tweede deel besluit de onvermoeibare Romain Vanlandschoot een reeks over de ideologische ontwikkeling van Van Severen (1917-1927). Kristof Papin doet een poging om aan te tonen dat de katholieke nobiljon Charles van Renynghe – uitgever van het Ieperse blad Le Sud – evolueerde van conservatieve katholiek via Rex tot het Verdinaso. Hoewel hij geen egodocumenten heeft kunnen raadplegen om dat sterk te maken, is het een interessant onderzoek naar een typische ideologische evolutie in de roerige jaren ‘30. Vik Eggermont tot slot licht het Belgisch-nationale verzet van de Waalse Dinaso Louis Gueuning tijdens (en na) de oorlog. Het jaarboek omvat nog enkele bijdragen en sluit af met een gedicht van Hendrik Carette.

_________________

N.a.v.: Jaarboek Joris van Severen 23, uitgegeven door het Studiecentrum Joris van Severen, Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper. ISBN: 9789076057224?

208 pp., gen. Ill. Prijs: € 29 (leden), (niet-leden: € 35.00

Bron: www.doorbraak.be 29 jUNI 2019, 05:43

 


Nog voorradige Jaarboeken Joris van Severen



Nog voorradige Jaarboeken Joris van Severen

Jaargang

Auteur

Leden-

prijs

Niet-leden

jaarboek 3 - 1999

272 pagina’s

Luc Pauwels,

De ideologische evolutie van Joris van Severen

20 €

25 €

jaarboek 5 - 2001

208 p

10 €

15 €

jaarboek 6 - 2002

208 p

10 €

15 €

jaarboek 7 - 2003

208 p

10 €

15€

jaarboek 8 - 2004

208 p

10 €

15 €

jaarboek 9 – 2005 Oorlogsdagboek

536 pagina’s

Joris van Severen,

Die vervloekte

Oorlog

uitgeput

uitgeput

jaarboek 13 – 2009

208 p

15 €

20 €

jaarboek 14 - 2010

208 p

15 €

20 €

jaarboek 15 - 2011

208 p

15 €

20 €

Jaarboek 16 - 2012

208 p

20 €

25 €

Jaarboek 17 - 2013

208 p

20 €

25 €

Jaarboek 18 – 2014 Album Grote Fotobiografie

M. Cailliau &

P.J. Verstraete

55 €

65 €

Jaarboek 19 - 2015

208 p

29 €

35 €

Jaarboek 20 – 2016

208 p

29 €

35 €

Jaarboek 21 – 2017

208 p

29 €

35 €

Jaarboek 22 – 2018

208 p

29 €

35 €

Jaarboek 23 – 2019

208 p.

29 €

35 €

 

 

 

 

 

 

In de eerste jaargangen van deze ‘Nieuwsbrief’ hebben we menige aflevering gebracht van de memoires van Fons van Opstal omtrent zijn Dinaso-militie-verleden. Die epische verhalen zijn ondertussen ook al doorgedrongen in de literatuur. Getuige daarvan de vuistdikke roman ‘Ten wuesten van Wezel – De Eeuw van mijn Moeder’ van Hendrikus Hardewyker.1 In wat volgt brengen we een uitgebreide fragmenten uit deze roman waarvan de verhaallijnen de gehele geschiedenis van de 20e eeuw op een meesterlijke wijze en met een Heel-Nederlandse insteek overspannen.

Insiders zullen in de Staf uit het verhaal moeiteloos de Dinaso-militant Staf van de Aa herkennen – aan wie de auteur z’n relaas te danken had. Het is een geromanceerd relaas, dat evenwel teruggaat op een werkelijk treffen tussen de militanten van de Anti-oorlogsliga 2 en het vnv, waarbij de militanten van het Verdinaso beslissend ingrepen. Volgens de biograaf van Kamiel Huysmans valt dit treffen historisch te dateren op 4 oktober 1935.3

Maurits Cailliau

 

De Dinaso Militanten Orde in de literatuur (1)


“(…) Zo gebeurde het dat Markus die middag uit de Oranjestraat de Italiëlei kwam opgereden… Nu was het even uitkijken voor de versmalling van de stadsboulevard aan de Peter Benoitfontein, en natuurlijk ook voor het drukke kruisende verkeer op de Teniersplaats... Maar wat was dat?

Enkele wagens voor hem vertraagden en kwamen tot stilstand. Er was op de Teniersplaats iets gaande, maar wat precies kon Markus niet waarnemen. Hij draaide zijn raampje open en stak zijn hoofd naar buiten om de aard van de hindernis te achterhalen, maar hij kon niets zien omdat een grote vrachtwagen een eindje verder op een ongewoon schuine wijze op de straat stond en het zicht op het kruispunt benam.

Maar horen deed Markus des te meer. Er heerste in de omgeving een ongelooflijk tumult. Er moest veel volk op de been zijn, hij hoorde luide kreten en woest geschreeuw van staccato stemmen, af en toe schelle kreten als van pijn alsook langgerekte jammerklachten. Er waren harde knallen van tegen elkaar botsende metalen lichamen - toch geen autobotsingen? - en plotseling een hevig gekraak van hout, alsof een zware truck een planken steiger in diggelen zou rijden. Er werd snerpend op een fluitje geblazen, vast een politiefluitje, er werden bulderende bevelen geschreeuwd.

En er werd door dit alles heen overvloedig getierd, gevloekt en gescholden. Wat was er in vredesnaam aan de hand? De rij auto’s voor hem bewoog niet en het werd Markus te machtig. Hij stapte uit zijn wagentje, keek achteruit en om zich heen, en deed een paar stappen opzij zodat hij langs de schuine vrachtwagen heen kon kijken. Net op dat ogenblik kwamen er wel twintig mannen aangelopen in zijn richting, weg van de Teniersplaats.

Het waren duidelijk arbeiders, ze waren in werkkleren, en bijna allemaal hadden ze een of ander werktuig vast, latten, stokken, knuppelachtige objecten die allemaal goed in de hand lagen om als slagwapen te hanteren. Markus maakte zich uit de voeten en sprong gauw terug in zijn autootje, net op tijd om niet tussen twee vuren geklemd te geraken. Een bende achtervolgers zat de dokwerkers op de hielen, eveneens gewapend met stokken, knuppels, fietskettingen en bierflessen groot formaat, klaar om ze op het hoofd van de tegenstanders in scherven te slaan... Markus voelde zich allesbehalve op zijn gemak en hield zich in zijn wagentje gedeisd.

Plotseling veranderde het strijdtoneel radicaal. Er klonk een snijdend gefluit, een nieuwe aanvaller diende zich aan en baande zich een weg tussen de socialisten en de nationalisten, die slag leverden op leven en dood. Van achter de fontein kwam de Antwerpse politie aangestormd en chargeerde, de meesten duchtig om zich heen maaiend met de matrak; een zestal met de blanke sabel, die ze met de platte kant genadeloos op de hoofden van de vechtenden lieten neerkomen.

De politie dreef het hele kluwen vechtende kemphanen achteruit, terug naar de Teniersplaats. Een paar tellen was het onnatuurlijk stil naast de wachtende auto’s, waarin chauffeurs en passagiers zich geborgen hadden, maar nu werd de nieuwsgierigheid veel toeschouwers te groot en sommigen stapten uit om te gaan kijken hoe de rellen zouden aflopen. Markus aarzelde even, maar bezweek toen ook voor de verleiding en volgde behoedzaam naar het kruispunt. Daar was de rust echter allesbehalve teruggekeerd, integendeel. Terwijl de politie nog steeds de handen vol had met de knokploegen van de dokwerkers en de Vlaams-nationalisten, stond de geüniformeerde vnv-stoottroep als een falanx rond een enorm houten uithangbord, dat ze tot in het midden van het kruispunt meegesleept hadden. Het bord was knalgeel geverfd en in koeien van zwarte hoofdletters prijkte de provocerende uitdaging:

 

ROOIE RATTEN ROLT UW MATTEN!

 

De bende werd van drie kanten aangevallen door groepjes woedende havenarbeiders en de falanx bleek bij nader toezien toch niet helemaal ongenaakbaar, want de zwarthemden4 zaten duidelijk in de verdediging. Markus wist niet waar eerst te kijken en zo vond hij toch de verklaring voor het onheilspellende gekraak van hout dat hij kort daarvoor al van op afstand had gehoord. Er lag op de stoep, voor de fontein, een aanzienlijke stapel gekraakte kepertjes en latten, die ongetwijfeld het overschot vormden van een tweede uithangbord, waarop het vnv een andere leuke slagzin had gekladderd. Allicht hadden de dokwerkers daar al korte metten mee gemaakt. Een groepje van hen probeerde hun vermoedelijke overwinning nu alvast kracht bij te zetten door de houtstapel in brand te steken, maar dat leek voorlopig niet te lukken.

Markus en met hem een aantal andere medeburgers stonden alleen of in kleine groepjes ongelovig, geschokt en zelfs met ontzetting, maar uiteraard machteloos naar het spektakel te kijken. De absurde mengeling van afkeer en fascinatie die een ongebreideld gevecht bij niet-betrokken toeschouwers altijd oproept, hield hen minutenlang in de ban. Tot plotseling achter hen een bulderend zware stem als vragend riep: ‘Dinaso?’.

Markus en de andere omstaanders keken verrast om en zagen daar een kleine man in donkergroen uniform, met hoge laarzen aan en een zware kepi op het hoofd, in zijn rechterhand een wapenstok schuin voorwaarts gestrekt. Een seconde later klonk uit een paar honderd kelen het daverend antwoord: ‘Hier!’ De Dinaso-militie was op de Teniersplaats gearriveerd. De kleine man hief zijn wapenstok hoog en riep luidkeels: ‘Voorwaarts!’ De manschappen grepen hun wapenstok, duwden hun kepi stevig op hun hoofd en trokken de stormband onder hun kin.

Het slagveld op de Teniersplaats veranderde nu drastisch van aanzien. Een donkergroene spits, als in de schuine slagorde van de Thebanen, vormde zich uit het peloton Steenvoorde en baande zich een we tussen de vechtende partijen. De ene flank drukte de dokwerkers opzij richting Frankrijklei, de andere pakte de vnv’ers aan en dreef ze naar de Leys-straat. Het grote houten bord werd omgekieperd en kraakte versplinterd op de straatstenen.

Het peloton Pevelenberg had een zwaardere klus te klaren: de politie had zich bij de komst van de onverwachte gasten gehergroepeerd en keek heel even de kat uit de boom. Maar de Dinaso’s gunden hun niet veel respijt en chargeerden, na een kort commando, met de wapenstok. Het gevolg was een ongewoon harde confrontatie. De politie was getraind en gewapend, maar de militie van Joris van Severen was dat ook. De wapenstokken waren wat langer dan de matrakken. De partijen waren in aantal ongeveer even sterk en er werden rake klappen uitgedeeld. Aan beide zijden moesten zwaar gekneusde en gekwetste strijders zich terugtrekken.

Toen kwam de kleine commandant in actie. Hij liep met getrokken wapenstok de hele linie langs, gaf als een echte antieke legeraanvoerder aanwijzingen en riep de manschappen bij hun naam. Tenslotte begon de vermoeienis een rol te spelen. De Dinaso-militie bestond bijna uitsluitend uit jonge twintigers die regelmatig getraind waren ook op uithoudingsvermogen; bovendien vochten zij uit overtuiging, zij vielen aan in de strikte betekenis. De politiemensen waren niet allemaal twintigers, sommigen liepen al naar de veertig.

Ook al hadden ze geen kantoorbaantje, ze trainden al niet meer met zoveel overtuiging en sommigen stelden met zorg vast dat ze al een buikje kweekten. Ze vochten beroepshalve en routinematig; ze vielen niet aan, ze verdedigden de openbare orde. Uiteindelijk boog de politielinie door. De agenten namen de benen over de De Keijserlei, nog enkele meters nagezeten door de triomferende Dinaso’s. (…)”

_____________________

Noten

1 Hendrikus Hardewyker, ‘Ten wuesten van Wezel – De Eeuw van mijn Moeder’, gen., 967 pp., citaat pp.274-280. - Lecturium Uitgeverij, Zoetermeer, 2017. Joris van Severen en/of het Verdinaso treden in dit werk vaker op. O.m. op de pagina’s 136-138-267 e.v.-309-404 e.v.- en 496.

2 Ruud Bruijns, Liever revolte dan oorlog. De internationale Socialistische Anti-Oorlogsliga (1931-1939), Uitg. Vrijdag, 2018, p. 150, waar we lezen:.

‘(…) De gewelddadige reputatie van de Liga bleef nog lang nagalmen, ook in de geschiedschrijving. Een goed voorbeeld is een confrontatie in oktober 1935 in Antwerpen die door Jan Hunin wordt opgevoerd als een gevecht tussen het vnv (samen met het Verdinaso) en de Liga. Uit de beschikbare bronnen valt de rol van Liga echter niet op te maken. Zo maakten het Verdinaso en de Liga er geen woorden aan vuil in hun weekbladen. Dat was opmerkelijk, want het Verdinaso klaagde in deze periode namelijk wel steen en been over een nieuwe antifascistische knokploeg in Antwerpen onder aanvoering van de voormalige Liga-voorman Maurits Naessens, de Socialistische Voorwacht. (…)’

3 Hunin Jan, Het enfant terrible Camille Huysmans, 1871-1968, Amsterdam 1999, p. 314. Deze auteur vermeldt ene Adolf Pieters als aanvoerder van de ‘antifascistische’ stoottroep.

4 Historisch niet correct: in de jaren van het interbellum droegen de vnv-militanten geen ‘zwarte’ hemden, wel ‘grijze’, als leden van de ‘Grijze- of Werf- Brigade’

(Wordt vervolgd)

 

Een vreemd charisma


Daniël Vanacker

 

Op I0 mei l940 werd Joris van Severen, de 45-jarige leider van het Verdinaso, aangehouden door de Belgische Staatsveiligheid en naar Frankrijk gevoerd. Tien dagen later werd hij in Abbeville door zijn Franse bewakers neergeschoten. Nog elk jaar trekken zijn bewonderaars naar zijn graf in Abbeville. In l996 werd een Studie- en Coördinatiecentrum Joris van Severen opgericht, dat intussen vier jaarboeken publiceerde en twee colloquia hield.

Waarom kan een figuur als Joris van Severen, zestig jaar na zijn dood, nog steeds fascineren? Een verklaring dient niet zozeer gezocht te worden in het politieke discours van de man, dan wel in diens charismatische persoonlijkheid. ‘Histories’ brengt het portret van deze Vlaamse intellectueel, een estheet, “verdwaald in de politiek”.

Joris van Severen werd op l9 juli l 894 geboren als oudste zoon van een plattelandsnotaris in Wakken, op de grens van West- en Oost-Vlaanderen. Hij groeide op in een beschermd milieu. Zoals toen ook nog in Vlaamsvoelende burgerlijke kringen gebruikelijk was, werd hij tweetalig opgevoed. Na zijn humaniora in Sint-Barbara. het jezuïetencollege van Gent, trok hij naar de Gentse universiteit om rechten te studeren.

Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, begin augustus l9l4, meldde Van Severen zich niet als vrijwilliger, omdat hij de anarchistische ideeën aanhing van August Vermeylen, die niet in een vaderland geloofde. Hij vertrok pas toen hij midden september opgeroepen werd. In het leger werd hij onmiddellijk geconfronteerd met het "arme Vlaanderen". Het gezelschap van de onbehouwen, vaak ongeletterde volksjongens wekte bij de jonge aristocraat fysieke weerzin op. Hij voelde zich vreselijk eenzaam en zocht zijn heil in de lectuur. De relatieve rust van het Belgische front liet hem toe veel te lezen.

Vooral de Franse katholieke auteurs van die tijd, in de eerste plaats Léon Bloy, spraken hem sterk aan. Ondanks zijn afkeer voor het antimilitarisme klom hij door zijn voorbeeldig militair gedrag op tot onderluitenant. Via zijn vooroorlogse contacten raakte hij betrokken bij de Frontbeweging, een clandestiene organisatie die het Vlaamse bewustzijn van de soldaten probeerde te versterken en opkwam voor hun rechten. In die beweging speelde hij echter geen belangrijke rol. Wel kreeg hij als flamingant problemen met zijn chefs.

Na de oorlog slaagde Van Severen er niet in zijn studies in de rechten af te maken. Begin l92l richtte hij, samen met Achilles Mussche, een oud-activist met socialistische sympathieën, een nieuw tijdschrift op. In de geest van het humanitaire expressionisme wilden ze in Ter Waarheid "het gedachteleven in Vlaanderen en in de wereld" volgen op godsdienstig, cultureel en politiek vlak. Het blad verdween na vier jaargangen.

Eind l92l werd Joris van Severen in het arrondissement Roeselare-Tielt verkozen tot volksvertegenwoordiger van het Vlaamsche Front, de partij die uit de Frontbeweging gegroeid was. Onder invloed van zijn favoriete Franse auteurs vroeg hij steeds nadrukkelijker dat het Vlaams-nationalisme een uitgesproken katholiek karakter zou krijgen. Bovendien pleitte hij steeds meer voor de vestiging van een autoritaire orde in het oude Europa dat door oorlog en revolutie verscheurd werd. Deze nieuwe ordening keerde zich tegen de liberale democratie en steunde op het "solidarisme“, met de familie, de beroepsgemeenschap (de corporatie) en de volksgemeenschap als fundamenten. De realisatie ervan zag Van Severen in de fusie van Vlaanderen en Nederland tot een Groot-Nederlandse staat. De vorming van een militie leek hem een belangrijk middel om zijn droom te realiseren. Deze standpunten schiepen grote verdeeldheid in Vlaams-nationale rangen.

Eind mei l929 werd Joris van Severen niet herkozen als volksvertegenwoordiger. Hij ging nu nog meer zijn eigen weg en raakte steeds meer geïsoleerd. In oktober l93l reageerde hij met de oprichting van het Verdinaso. Het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen startte met een paar honderd leden en telde er op zijn hoogtepunt 2500. Hij had wel een ruime kring sympathisanten, zo bleek op de landdagen die Van Severen organiseerde. Op de vijfde landdag in Brugge (1935) telde het weekblad Hier Dinaso! zelfs 20.000 aanwezigen.

Wellicht omdat Van Severen tot het inzicht kwam dat zijn beweging de confrontatie met de Belgische staat niet aankon - zijn Dietsche Mlilitie werd al na een paar jaar verboden - sloeg hij in l934 een “Nieuwe Marsrichting" in: hij wilde de Belgische staat niet meer vernietigen maar veroveren. Voortaan droomde hij van het herstel van de XVII Provinciën uit de tijd van de Bourgondische Nederlanden. De beweging kreeg ook een Waalse vleugel.

Met zijn afwijzing van elke vorm van federalisme belandde Van Severen helemaal in het Belgicistische kamp. Voor koning Leopold III, diens neutraliteitspolitiek en autoritaire ideeën, kreeg hij grote bewondering. Veel aanhangers hadden moeite om hun leider te blijven volgen.

Na de Duitse inval in Polen riep Van Severen zijn militanten op in het leger te dienen en er het voorbeeld te geven. Maar de liberale pers en de Staatsveiligheid bleven hem van pro-Duitse sympathieën verdenken. Zo belandde hij op de lijst der staatsgevaarlijke verdachten. Op l0 mei werd hij aangehouden en aan de Franse overheid overgeleverd. Het werd zijn dood. Het Verdinaso viel snel uit elkaar. Veel leden stapten in de collaboratie, anderen bleven erbuiten. Wat erop wijst dat de hele beweging veeleer samengehouden werd door het charisma van de leider dan door een uitgesproken ideologie.

Joris van Severen was ongetwijfeld een charismatisch figuur. Daarvan getuigen de vele portretten die diverse kunstenaars van hem gemaakt hebben en die bijna allemaal dezelfde karaktertrekken suggereren: een beschaafd man met een verzorgd uiterlijk, een idealist, ernstig en sober, die vastberaden in de toekomst kijkt. Dit beeld wordt nog steeds gekoesterd door een beperkte kring aanhangers (van wie de meesten hem niet of nauwelijks gekend hebben). Voor hen is Van Severen een rusteloze zoeker die steeds de moed had zijn nieuwe inzichten te propageren. Zijn pleidooi voor het herstel van de XVII Provinciën zien ze als een vroege vertolking van de Benelux-gedachte. Maar buiten deze kring is de bewondering voor Joris van Severen minder groot. De meeste historici relativeren sterk het belang van het Verdinaso en wijzen vooral op de fascistische kenmerken van deze beweging.

__________________

N.a.v. Joris van Severen, in de 3-delige reeks over Belgische collaborateurs: ‘Histories’, Canvas, 30 november.

 

 

De mens wikt…..


Edgard Delvo

 

In het tijdsbestek waarover Edgard Delvo (1905-1999) het hieronder heeft was hij secretaris-generaal van de Centrale voor Arbeidersopvoeding van de Belgische Werklieden Partijen en naaste medewerker van Hendrik de Man en fel ijveraar voor diens ‘Plan De Man’.

Maurits Cailliau

 

“(…) Maar het groepje dat me het meestbelovend scheen was niet in Belgischgezinde kringen te zoeken, wèl onder Vlaamse jongeren. De aanleiding van de toenadering van verschillende onder hen is eigenlijk wel mijn Democratisch Socialisme geweest, dat me voor het eerst met de Vlaams-nationalisten in verbinding bracht. De standpunten die ik in dat werkje verdedigde had ik al zo menigmaal in spreekbeurten in eigen kringen uiteengezet. Dat heeft zeker wel enige invloed gehad, maar kon geen weerklank naar buiten vinden. En zie: na de publicatie van mijn geschrift over democratisch socialisme... dat als de verdediging van een hervormde democratie was bedoeld, werden contacten gelegd met mensen uit andere groepen, die hun instemming met sommige van mijn standpunten betuigden, ofschoon zij tot ons vijandige, autoritaire bewegingen behoorden. Vaak zijn het kleinigheden en schijnbare bijkomstigheden die een mensenleven bepalend beïnvloeden: in mijn geval is het dat werkje over Democratisch Socialisme geweest. Het verwekte erg uiteenlopende reacties, onverwachte daarenboven, in de socialistische beweging evenzeer als erbuiten. (…)

Hendrik de Man, die me zelf had aangeraden mijn in zijn maandblad verschenen artikels in boekvorm uit te geven, betuigde weliswaar niet zijn volle instemming de inhoud ervan, maar sprak er zich met waardering over uit.

Wat me verraste, was de reactie van mensen uit bewegingen die de BSP allesbehalve genegen waren. Er moet inderdaad in dat werkje een grondtoon geweest zijn die hun de oren deed spitsen. Joris van Severen stuurde een medewerkster om met mij in contact te komen en in een daaropvolgend persoonlijk gesprek vestigde hij er mijn aandacht op dat de socialistische partij, in haar geheel gezien, verder verwijderd was van wat ik daar had neergeschreven dan zijn eigen beweging: tussen zijn solidarisme en mijn socialisme zag hij geen wezenlijk verschil, en als de democratie ooit zo kon worden zoals ik ze daar utopisch voorstond, zou hij er zeker geen bezwaar tegen hebben.

Kortom, zijn mening was dat ik in het Verdinaso thuishoorde en niet in de BSP. Ik kon hem niet helemaal ongelijk geven. Maar ik vestigde er toch zijn aandacht op dat ik bij hem één lid méér zou zijn, wat niet veel te betekenen zou hebben, terwijl ik door mijn leidende functie in de socialistische beweging heel wat meer kon bereiken om mijn opvattingen te doen doordringen. Dat zag hij wel in. Ik heb toen ook begrepen waarom Van Severen allesbehalve afwijzend stond tegenover [Hendrik] de Man - en De Man evenmin tegenover hem. Wanneer ik aan Van Severens deportatie en dood denk en meteen aan zijn goede betrekkingen met invloedrijke personen uit de omgeving van de Koning, dan kan ik niet begrijpen hoe hij in de spooktrein is terechtgekomen; ondanks het autoritaire karakter van zijn beweging, meen ik, moet zijn arrestatie op een vergissing hebben berust, evenals zijn jammerlijk einde.

Mijn contact met Van Severen en zijn beweging was dus erg kortstondig geweest, maar die hele jaren door heeft het Verdinaso zich veeleer sympathiek dan afwijzend tegenover mij geuit, en ik moet zeggen: vandaag de dag zijn het vaak weer oud-dinaso’s en solidaristen die zich, evenals jongerengroepen, voor mijn opvattingen interesseren, mij uitnodigen spreekbeurten te houden voor hun afdelingen en de verwantschap tussen mijn sociale stellingen en hun solidaristische standpunten beklemtonen.(…)”

______________________

Edgard Delvo, De mens wikt…. Terugblik op een wisselvalig leven, De Nederlandsche Boekhandel, 1978, pp. 104-105.

 

In Memoriam


 

Luk van Biervliet (Brugge 5 april 1937 – Kortenberg 8 augustus 2019). Luk was vanaf de aanvang lid van het Studiecentrum Joris van Severen. Ieder jaar behoorde hij ook tot de getrouwen die in de meimaand aanwezig waren te Abbeville voor de groet aan het dubbelgraf van Joris van Severen en Jan Ryckoort.

Tom Allewaert (Roeselare 10 november 1949 – Brugge 27 augustus 2019). Aan zijn Cruyce van Bourgonje werd jaren geleden al de gedenkplaat voor de vier Brugse slachtoffers van het bloedbad van Abbeville aangebracht en wordt sindsdien de jaarlijkse herdenking gehouden voorafgaand aan het gezamenlijk bezoek aan het dubbelgraf te Abbeville.

 

 

Sprokkels


 

In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

 

 

Pro Memorie

In het jongste nummer (nr.21 (2019) afl.1) van Pro Memorie, bijdragen tot de rechtgeschiedenis der Nederlanden, staat een artikel van Linde Declercq over Louis Wodon, kabinetschef van Albert I en Leopold III. Wodon wordt daarin geciteerd met een pleidooi om een wet uit te vaardigen “contre les bandes de dinasos et autres factieux” (nota van 28 september 1933). Naast het Verdinaso wordt ook de Anti-Oorlogsliga als een potentieel doelwit van dergelijke wetgeving vermeld.