> nieuwsbrief > 23e jaargang, 3e trimester 2019
Inhoud

Kaftillustratie: Affiche 8e
          Verdinaso-landdag, gepland te Brussel op19 september 1939, die
          ten gevolge van
          de nakende oorlogsdreiging niet kon doorgaan
Mededelingen
          
Hernieuwen ledenbijdrage voor 2019
Alhoewel
          de
          hernieuwing van de ledenbijdragen voor 2019 andermaal vlot
          verliep blijven
          enkelen het blijkbaar moeilijk hebben om ‘per kerend’ spontaan
          op onze eerste
          oproep te reageren. Misschien wachten ze af wat het nieuwe
          jaarboek brengen
          zal? Met dit nummer van onze Nieuwsbrief weten
          ze dit dan. Toetreden kan nog steeds, mits overboeking van de
          ledenbijdrage.
          Even herinneren: de minimumbijdrage blijft ongewijzigd en
          bedraagt 29 €. In
          ruil daarvoor verzekeren we u de stipte toezending van het
          nieuwe Jaarboek Joris
            van Severen – het 23e al
          – dat in de voorbije meimaand verscheen en van de vier nummers
          van ons
          kwartaalblad Nieuwsbrief
            Joris van
            Severen. Vanaf het bedrag van 35 € boeken we u met dank
          als steunend lid.
          Vereffening graag via onze rekening IBAN: BE71 0001 7058 1469
          – BIC: BPOTBEB1
          t.n.v. Studiecentrum Joris van Severen, Paddevijverstraat 2,
          8900 Ieper. 
Erratum Jaarboek Joris van Severen 23
          (2019)
Op
          p. 119 wordt
          ten onrechte Denis de Rougemont vermeldt als
          inter-viewer van Joris van
          Severen anno 1935. Onder de illustratie op p. 120 staat de
          juiste naam van de
          interviewer, nl. Bertrand de Jouvenel.
Oproep omtrent Berten Leuridan
          (1915-1938)
Pieter Jan Verstraete
Om een korte biografie over Robert ‘Berten’
        Leuridan
        (1915-1938) te schrijven, ben ik nog op zoek naar nadere
        gegevens over hem. Hij
        was afkomstig uit het West-Vlaamse Alveringem waar hij ook
        begraven ligt in de
        buurt van de graftombe van Cyriel Verschaeve; hij overleed als
        student in
        Leuven op 23 april 1938. 
Ik ben nog op zoek naar volgende gegevens. Ik
        bezit zijn
        bidprentje maar weet niet of hij nog broers of zussen had. Is er
        nog familie
        van hem in leven? Waar deed hij zijn humaniora? Wat studeerde
        hij in Leuven? In
        welke omstandigheden overleed hij? Aan een ziekte of een
        ongeval? Ook zoek ik
        nog een paar foto’s van hem. Tot nu toe heb ik deze nog niet
        gevonden.
Berten Leuridan was actief binnen de
        Dinaso-studenten. In
        het eigenlijke Joris van Severen-archief, bewaard in het
        universiteitsarchief
        van Leuven, worden geen gegevens van hem bewaard. Kortom voor
        iedere hulp en
        informatie ben ik dankbaar. 
Pieter
        Jan Verstraete pieterjan.verstraete@skynet.be
        “
Jaarboek Joris van Severen 23 (2019)
De
        openingsbijdrage in
        dit 23e jaarboek is van de hand van Evi Van Damme die met haar studie Ter Waarheid met het gedachtenleven in Vlaanderen en
          in de wereld,
        onderzoek verrichtte naar de Vlaamse poëzie in het politieke
        maandblad van
        Joris van Severen.
Met betrekking tot het af-sluitend tweede
        deel van de
        bijdrage van Romain
          Vanlandschoot
        over “Wij beleven de
          mislukking van het
          parlementarisme” Joris
          van Severen
          1926-mei 1927 - in het jaarboek van 2018 - is op de
        drukkerij iets fout
        gelopen: de nootnummers in de lopende tekst zijn er weggevallen!
        Dit soort
        hiaten brengt met zich mee dat het geheel van de bijdrage veel
        aan waarde
        verliest voor de historici bij hun navorsingen. In overleg met
        de auteur werd
        besloten de bijdrage gaaf te hernemen, teneinde het grote belang
        van zijn
        bijdragenreeks veilig te stellen. Terecht stelde een recensent
        immers: “Romain
        Vanlandschoot behandelt voor de laatste keer de jaren 1926-1927
        toen Van
        Severen nog als parlementair actief was, maar steeds kritischer
        stond tegenover
        de partijpolitiek. Het verdient alle respect hoeveel
        documentatie de auteur
        raadpleegde en kritisch bekeek. Deze reeks teksten is een klein
        monu-ment van
        objectieve maar ingeleefde historiografie.” Wel
        lieten we bij deze
        herneming de illustraties achterwege, die in het jaarboek 2018
        de studie
        ondersteunden.
In Een
          verscheurende
          keuze? De ideologische strijd van Charles van Renynghe tussen
          het Verdinaso en
          Rex snijdt Kristof
          Papin nieuw
        bronnenmateriaal aan met betrekking tot de ideële keuzes
        waarvoor deze nobiljon
        zich gesteld zag en waarover de bijlage veel onthult.
De verhoudingen tussen het Dietse
        nationaalsolidarisme van
        een Joris van Severen en het Duitse nationaalsocialisme bleken
        van meet af aan
        weinig convergentie te vertonen. Met Terechte
          Duitse argwaan, blijkend uit documenten, ten overstaan van het
          Verdinaso,
        documenteert Maurits
          Cailliau het
        gegeven dat de Duitse instanties zich daar al snel ten volle van
        bewust waren.
Ruud
          Bruijns
        herinnert met Edmond
          Willem Pieter van
          Dam van Isselt, rusteloos ijveraar voor de Benelux aan de
        vele verdiensten
        van deze Nederlandse Dinaso die ook in de jaren na de Tweede
        Wereldoorlog de
        Heel-Nederlandse idealen op een zeer verdienstelijke wijze wist
        hoog te houden.
        
In Vijfentwintig
redenen
          om Van Severen correct te framen schreef Hendrik Carette evenzoveel spitse en ter zake
        doende als
        beklijvende overwegingen bijeen omtrent Joris van Severen – en
        zijn hedendaagse
        belagers, die het veelal aan de nodige historische kennis en
        inzicht ontbreekt.
Vik
          Eggermont
        herinnert in zijn In de
          schaduw van Louis
          Gueuning… andermaal aan deze getrouwe volgeling die
        levenslang het door
        Joris van Severen getrokken spoor verder trok en scherper
        uittekende middels de
        door hem in het leven geroepen ‘Joris van Severen-Orde’. Gepoogd
        werd na te
        gaan wie zoal aan Gueuning’s zijde stond en wat over hen niet
        mag vergeten
        worden.
We weten het: onder de weggevoerden van mei
        1940 zaten
        vogels van diverse pluimage, zowel schuldigen als onschuldigen.
        Uit Etienne
        Verhoeyen’s verdienstelijke studie Spionnen
          aan de achterdeur lichtte Nick
          Peeters de gegevens over de Bruggeling Leopold
          Fevery, de onschuld zelve? Na lectuur blijkt het
        vraagteken wel overbodig
        te zijn!
Na de bijdragen sluit het jaarboek af met
        enkele
        facsimile’s van notities in het handschrift van Joris van
        Severen en twee
        gedichten, respectievelijk van Hendrik
          Carette en Maurits
          Bilcke.
__________________
N.a.v. Jaarboek
            Joris van Severen
            23 (2019. Gen., 208 p. Ledenprijs 29 €; niet-leden 35 €.
          Te bestellen via
          overboeking van het bedrag op rekening BE71 0001 7058 1469
          t.n.v. Studiecentrum
          Joris van Severen, Paddevijverstraat 2, B.8900 Ieper.
Abbeville-boodschap 2019
Vik
          Eggermont
U moet er zich blijvend van bewust zijn dat
        gij hier staat,
        en dit voor de zoveelste maal, voor de graftombe van een
        staatsman. Een
        staatsman zoals onze landen er weinig gekend hebben. Want met
        zijn beweging
        heeft hij méér gedaan dan enkel maar een poging ondernomen om
        onze aloude Lage
        Landen opnieuw te verenigen en in hun oude luister te
        herstellen. Hij was geen
        restaurateur, wel een vernieuwer, een gids doorheen de
        duisternis die ons thans
        omringt.
Zijn boog mikte véél hoger. Hem stond veel
        meer voor ogen.
        Hoger dan wat de huidige politieke dagjesmensen, de armzalige
        politieke dwergen
        die ons thans beheersen, zich kunnen voorstellen. Hij wilde
        immers met zijn
        poging tevens de basis leggen van een nieuw Europa door de
        levende krachten van
        onze natie opnieuw tot leven te wekken en hen de kans te geven
        een nobel leven
        te leiden, ver weg van de middel-matigheid, om niet te zeggen:
        de laagheid, die
        hun huidig bestaan ken-merkt. Volgens zijn inzichten moest dat
        nieuwe Europa de
        bakermat worden van echte sociale rechtvaardigheid, zodat ieder
        menselijk wezen
        de kans krijgt om zich ten volle als persoon te ontwikkelen.
Zijn Europa moest gedragen worden door een
        diepbeleefde
        solidariteit, waarin de macht van het geld zou beperkt worden
        tot het doel
        waarvoor het in het leven geroepen werd en waar alleen arbeid de
        basis van onze
        Europese economie zou vormen. We zijn daar thans voorwaar wel
        erg ver van
        afgedreven. Dat alles stond hem voor ogen toen hij de trappen
        besteeg van de
        kiosk, recht naar de dood. Met opgeheven hoofd, onge-twijfeld.
        Jan Ryckoort, de
        trouwe, had de zin van zijn daad begrepen. Hij volgde hem.
Daarom is Abbeville geen dieptepunt in zijn
        levensloop, het
        was een hoogtepunt. Met zijn beweging heeft hij geschiedenis
        geschreven. Hij
        heeft ons een imperium geschonken, een imperium van de geest.
        Onver-woestbaar
        en standvastig. Groots.
Dit moogt we nooit vergeten. Onze
        aanwezigheid hier is niet
        nutteloos. Zij getuigt voor de blijvende kracht en
        onsterfelijkheid van zijn
        gedachte.
Grote zielen verlaten ons nooit. Moge dit
        besef ons blijvend
        bezielen.
Grafrede
          te Abbeville
          op 19 mei 2019
Luc
          Seynaeve,
          voorzitter Stichting JVS
Opnieuw zijn we aanwezig te Abbeville ter
        herdenking van
        Joris van Severen en Jan Ryckoort. We bevinden ons staatkundig
        op Frans
        grondgebied. Het land, 2019, gekenmerkt door "les gilets
        jaunes". In
        het bijzonder wil ik dit item aan kaarten om dieper in te gaan
        op het
        ideeëngoed van Joris van Severen, nl. het solidarisme.
Het fenomeen "gele hesjes" betreft vooral
        mensen
        die niet veel gestudeerd hebben. De zogenaamde onderkant van de
        ladder in ons
        hiërarchisch geheel. Het woekert indringend in het sociale
        weefsel van onze
        maatschappij. We verwarren de gele hesjes niet met de genoemde
        "black
        blocs” en uitgesproken relschoppers.
Als weinig gestudeerde mensen moeilijk of
        niet aan het werk of
        een job geraken, maak je het verschil tussen mensen nog veel
        groter. Zo sterk
        zelfs dat we kunnen spreken van een kloof. Dit resulteert enkel
        in nog méér
        gele hesjes. De "gele hesjes" zijn een indicator dat onze
        sociaal-
        economische visie moet 'gebaseerd worden op een filosofie, niet
        van
        "wij" en ”zij”, doch van "ons allen". Dit betekent
        solidarisme.
Het solidarisme van Joris van Severen
        betekent sociale
        cohesie: "De maatschappelijke orde is gebaseerd op de familie en
        het
        beroep. Het gezin vormt de natuurlijke levensbanden. Het gezin
        moet overleven.
        Daarvoor is arbeid nodig. Samen iets uitoefenen vormt
        verbondenheid tussen
        diegenen die de arbeid verrichten. Werkgevers en werknemers
        werken samen ten
        bate van het algemeen belang. leder is terzelfdertijd werkgever
        en werknemer.
        Solidariteit tussen het zogenaamde ‘wij’ en ‘zij’ is essentieel.
        In elke
        corporatie vormen alle beroepsgenoten, zowel leiders als
        uitvoeders, éénzelfde
        karakter" – stelde hij terecht.
Dit zijn de waarden van het solidarisme. In
        onze liberale
        maatschappij is een sociale correctie onontbeerlijk. Het ‘wij’
        en ‘zij’-verhaal
        moet overstegen worden door solidariteit. Geen conflictmodel
        doch een harmoniemodel.
        Dit zou een fenomeen als de "gilets jaunes" uitsluiten.
Zo kun je vaststellen dat bepaalde politieke
        ideeën van Joris
        van Severen vandaag de dag toch nog actuele waarden kennen.
        Bovendien
        "richting-gevend" zijn ter realisatie van een meer sociaal
        harmonische maat-schappij.

Het
            bloemstuk op de
            graven van Joris van Severen en Jan Ryckoort, namens de
            Stichting Joris van
            Severen, op 19 mei 2019
Wat meer solidarisme zou inspirerend kunnen
        zijn om het
        toenemende sociale onbehagen beter te duiden én op te lossen.
        Vooral de
        gestudeerde mensen hebben de plicht méér te wegen op de sociale
        orde én vooral
        te bewerkstelligen dat de kloof tussen de sterkeren en de
        zwakkeren minder groot
        wordt.
De "sterke" in een maatschappelijke
        socio-economische structuur is terzelfdertijd de ”zwakke"; de
        “zwakke” is
        terzelfdertijd de "sterke". Met deze boodschap uitgaande van wat
        méér
        extra sociale reflex wens ik ieder een goede thuiskomst.
Scriptieprijs
Studiecentrum
          Joris van Severen
Het Studiecentrum Joris van Severen is een
        vereniging die de
        studie naar de persoon en de ideeën van Joris van Severen
        (1894-1940) wenst te
        bevorderen. In de loop van de afgelopen decennia is daartoe een
        archief
        aangelegd rond Joris van Severen en zijn bewogen politieke
        loopbaan, in het
        bijzonder het Verbond van Dietse Nationaal-solidaristen
        (Verdinaso). Dit
        archief is in 2000 overgedragen aan de universiteitsbibliotheek
        van de
        Katholieke Universiteit Leuven en werd aldaar ondertussen
        grotendeels
        geïnventariseerd door dr. Bart Coppein. Het doel van de
        archiefoverdracht was
        om de wetenschappelijke studie over Joris van Severen en het
        Verdinaso te
        stimuleren. Het Studiecentrum wil deze studie actief gaan
        bevorderen door het
        instellen van een scriptieprijs voor studenten, waar een
        geldbedrag van 500 €
        aan is verbonden. Graag zouden we iedereen willen vragen om deze
        scriptieprijs
        onder de aandacht te brengen van studenten en van de bij u
        bekende professoren.
        Het Joris van Severen-archief aan de KU Leuven is nog
        grotendeels onontgonnen
        en een wetenschappelijke biografie ontbreekt vooralsnog. Er is
        met andere
        woorden sprake van historisch onontgonnen terrein en ook
        ideologisch roept de
        persoonlijkheid van Joris van Severen nog steeds veel vragen op
        rond zijn
        politieke ontwikkeling. Ook is er nog nauwelijks iets bekend
        over de
        samenstelling van zijn aanhang. Op basis van minimaal twee
        inzendingen zal een
        commissie binnen het Studiecentrum de prijs al dan niet
        toekennen aan een
        scriptie die handelt over de persoon Joris van Severen, het
        Verdinaso of één
        van de naoorlogse Nachfolge-bewegingen. De scriptie hoeft niet
        noodzakelijk een
        eindscriptie te zijn, maar dient minstens vijftien A4-pagina’s
        omvatten. Het
        Studiecentrum Joris van Severen zal de uitreiking van deze
        scriptieprijs gepast
        omkaderen en de auteur de gelegenheid bieden om de scriptie te
        publiceren in
        het jaarboek van het Studiecentrum. De auteur zal een exemplaar
        van het
        jaarboek en tien nadrukken ontvangen. Mocht u nog vragen of
        opmerkingen hebben,
        aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. Voor de
        beoordelingscommissie,
        Drs. R.A.B. Bruijns p/a Secretariaat Studiecentrum Joris van
        Severen,
        Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper. 
Epost:
          maurits.cailliau@skynet.be 
Othmar
          Spann -
          andermaal
Maurits
          Cailliau
Van Edwin Truyens mogen we elk jaar in z’n Kort Manifest een vrij
        uitgebreide
        recensie van ons Jaarboek
          Joris van
          Severen lezen. Dat is uiteraard mooi meegenomen, al dient
        daarbij meestal
        wel enig chagrijn op de koop toe geïncasseerd te worden. Dit
        gegeven blijkt
        andermaal aan de orde te zijn in Kort
          Manifest nr. 249 (februari-maart 2019) waarin het Jaarboek Joris van Severen 22 (2018) aan de beurt
        kwam, en dit in
        concreto voor wat onze bijdrage Het
          Nationaalsolidarisme versus het Nationaalsocialisme in de
          optiek van Othmar
          Spann betreft.
Daar werd door de auteur terecht gesteld dat
        Spann het
        begrip ‘volk’ de-finieerde als een spirituele en culturele
        gemeenschap en niet
        op etnische of raciale bloedgemeenschap, zoals het
        nationaalsocialisme; reden
        waarom de maatschappijleer van Spann o.i. nauwer aansloot op
        nationaal-solidarisme
        van het Verdinaso, waarmee de Spann-Kreis overigens contacten
        onderhield.
Deze ideële verwantschap zint de recensent
        blijkbaar niet
        direct. Immers: het nationaalsocialisme – waartegenover Spann
        uiterst kritisch
        stond – “was als imperialistische ideologie in volkomen
        tegenspraak met het
        nationalisme – alhoewel het regime wel appelleerde aan
        nationalistische
        gevoelens”, stelt hij. 
Een wel uiterst betwistbare stelling voor wie
        de
        leerstellige bijbel van het nationaalsocialisme – Mein Kampf – ooit grondig doornam. Die weet
        im-mers hoezeer
        etnische uitgangspunten, zijnde “bloed en bodem”-theorieën,
        daarvan de
        kerninhoud vormen. Uiteraard staat er tussen etnisch denken en
        “bloed en
        bodem”-theorieën geen absoluut gelijkheidsteken, alhoewel ze
        beide van dezelfde
        premisses uitgaan en derhalve onderling verwantschap vertonen.
Dat het nationaalsocialistische regime zich
        naderhand
        ontpopte tot en teruggreep naar ronduit imperialistische
        bestrevingen eigen aan
        de Duitse geschiedenis sinds de eenwording onder Bismarck,
        behoort misschien
        tot de constanten van die recente geschiedenis, maar wortelt
        o.i. geenszins
        binnen de etnische leerstelligheden van het nationaalsocialisme
        ‘an sich’ –
        tenzij dan bij wijze van alibi. Het nationaalsocialistische
        imperialisme was
        binnen dit kader dan ook veeleer een uitwas die afbreuk deed aan
        het oorspronkelijke
        nationaalsocialistische concept van zijn gangmakers. Een
        generatie daarvoor–
        toen het nationaalsocialisme nog diende geboren te worden – had
        Duitsland ten
        overstaan van de Nederlanden al eens de imperialisme kaart
        getrokken middels zijn
        ‘Flamenpolitik’ en daarbij “völkische” – zeg maar “etnische” -
        argumenten volop
        als alibi laten spelen. Ook toen had men het etnische
        vocabularium onder het
        mom van rasverwantschap volop in stelling gebracht, teneinde het
        achter-liggende
        imperialisme te verdoezelen. Of bestaat er ook zoiets als
        “etnisch
        imperialisme”? En zou dit onderscheid dan het verschil uitmaken
        tussen
        enerzijds Duits- en anderzijds Frans imperialisme?
Wat Edwin Truyens in deze controverse als
        bijzonder relevant
        ervaart is dat blijkbaar noch Spann, noch Van Severen puur
        etnisch dachten,
        doch zich veeleer laafden aan de ideeën van Ernest Renan, de
        Franse school, zeg
        maar, meent hij. Renan stelde dat: “Een natie een ziel is, een
        geestelijk
        beginsel. Twee dingen die eigenlijk samen een geheel zijn,
        vormen deze ziel,
        dit geestelijk beginsel. Het ene ligt in het verleden, het
        andere in het heden.
        Het ene is het gemeenschappelijk bezit van een rijke erfenis aan
        herinneringen;
        het andere is het tegenwoordig samenhorigheidsgevoel, de wens om
        samen te leven,
        de wil om opnieuw waarde te geven aan de erfenis die men samen
        ontvangen heeft
        (…). Een natie is dus een en al solidariteit, gebouwd door de
        beleving van de
        offers die men heeft ge-bracht en die men bereid is opnieuw te
        brengen. Zij
        veronderstelt een verleden, maar openbaart zich in het heden in
        de concrete
        bereidheid, de duidelijk verwoorde wens, om het leven
        gezamenlijk voort te
        zetten.”
Dit korte fragment uit Renans rede Wat is een natie? stamt uiteraard uit een totaal
        andere denkwereld
        dan deze waarin het nationaalsocialisme zijn wortels had. Of
        deze denkwijze en
        de ideeën die er aan de basis van liggen van minder
        intellectueel gehalte is
        dan de etnische, die noch voor Spann, noch voor Van Severen het
        alfa en omega
        van hun politiek den-ken uitmaakte, hoeft wel geen betoog, zo
        menen we. Evenmin
        wordt daarbij afbreuk gedaan aan de idee van een organische
        samenlevingsop-bouw
        die Spann en Van Severen bepleitten. 
_________________
PS: Het citaat van Ernest Renan putten we uit de recente
          Nederlandse vertaling
          van diens Qu’est-ce
            qu’une nation?, Elsevier,
          2013.
Omtrent José
            Streel 
"Outre
          ses analyses et commentaires politiques, José Streel
          multiplia, à partir de
          1943, ses investigations d'ordre historique sur le passé de la
          Belgique: il
          revint ainsi à la vie d'étude qui répondait davantage à sa
          véritable vocation.
          Le souci de définir les assises d'un nationalisme belge
          sérieux l'avait
          toujours taraudé depuis qu'adolescent, il avait découvert
          Maurras. En cette
          matière, il se rapprocha toujours plus de l'effort de Joris
          van Severen, qui
          avait cherché, dans l'entre-deux-guerres, à fonder une
          doctrine nationale
          belge, de trouver à la patrie belge les racines de son
          existence.
Le leader
          du Verdinaso, nationaliste flamand, avait tout d'abord
          préconisé la réunion
          dans un même Etat de la Flandre et des Pays-Bas, donc la
          suppression de la
          Belgique en tant qu`Etat souverain. Par la suite, il avait
          élargi sa pensée en
          la basant sur l'idée d'un Etat Grand-Thiois ou
          Grande-Néerlande, qui eût en
          principe englobé les peuples qui, au moyen âge, avaient vécu
          grosso modo entre
          la Frise et la Loire, et dont la langue dialectale était le
          Thiois. Dans
          l'esprit de Van Severen, il s'agissait d'un agrandissement de
          la réalité belge.
          Het Dietse Rijk en Orde ("Pays-Bas et ordre") était devenu le
          mot d'Ordre
          des Dinasos.
Dans les
          années trente, la question d'un nationalisme belge – qui
          suscite encore bien
          des débats aujourd'hui et influence directement la vie
          politique -- passionnait
          les grands esprits, comme les professeurs Pirenne, de
          l'Université de Gand, Van
          der Essen, de l'UCL ou Van Kalken, de l'ULB Ceux-ci, traitant
          en profondeur la
          question, en arrivèrent globalement à la même conclusion: si
          la Belgique
          actuelle n'existait que depuis 1830, son héritage historique
          véritable s'était
          formé depuis le 15e siècle, au moins, époque du rassemblement
          de nos régions
          par les ducs de Bourgogne.
Un Streel
          ne pouvait manquer d'éprouver de la sympathie pour un
          Verdinaso élitiste et
          autoritaire, dont la morale "solidariste" lui rappelait celle
          du
          fascisme italien. Il apparut de plus en plus au penseur que
          Van Severen avait
          trouvé la solution: il n'y avait de salut que du côté de
          l'idée
          grand-néerlandaise, l'idée de l'avenir. Des lors, dans ce
          prolongement, Streel
          avait fini par voir dans la séparation des Pays-Bas à la fin
          du 16e siècle le
          plus grand drame de notre histoire.
Drame dont
          il s'ingénia à saisir toutes les modalités, les tenants et les
          aboutissants.
          Ecrivain politique, se faisant historien pour l'occasion, il
          entreprit alors,
          début 1944, la rédaction d'un ouvrage sur ce sujet: Le drame
          du XVI siècle et
          la question d'0ccident. Mais son départ précipité en Allemagne
          allait
          l'empêcher de le terminer et de le faire éditer.
Son
          objectif était de prouver que les malheurs de la Belgique
          trouvaient leur
          source dans Le drame du XVIe siècle. Au début du 16e
          siècle, les
          territoires qui forment la Belgique et les Pays-Bas actuels
          avaient été
          regroupés, avec la Franche-Comté, en un Etat "collectif" des
          Pays-Bas, aussi appelé Cercle de Bourgogne, par Charles Quint,
          roi d'Espagne.
          Celui-ci avait ainsi prolongé l'œuvre des ducs de Bourgogne,
          principalement
          Philippe-le-Bon, rassembleurs, au siècle précédent, des
          principautés
          "belges" issues de la féodalité moyenâgeuse. Mais le fils de
          Charles
          Quint, Philippe II, très attaché au catholicisme, s'était
          montré si despotique
          qu'il avait provoqué un soulèvement dans les provinces
          calvinistes du Nord. En
          1579, celles-ci s'étaient alors séparées des Pays-Bas du sud,
          catholiques, pour
          former les Provinces-Unies. Selon Streel, là résidait le grand
          drame: l'échec
          d'une Grande Bourgogne; là s'était abîmé le rêve "grandiose"
          d'un
          Etat bourguignon ! Cette "tragédie" allait par la suite, dans
          l'histoire, poser La
            question d 'Occident,
          c'est-à-dire celle du règlement du sort et du statut de ces
          provinces divisées
          dans l'optique d'une politique d'équilibre européen. A la
          faveur de la deuxième
          guerre mondiale et du bouleversement géopolitique qui
          s'ensuivrait, peut-être
          l'occasion se présenterait-elle, pensait Streel, de poser à
          nouveau cette
          question et de la régler une fois pour toutes. En fait, il
          espérait secrè-tement
          que la Belgique fût autorisée à élargir son territoire vers le
          Nord et le Sud,
          grâce à l’ouverture économique et à l'union politique l Mais
          en réalité, cette
          idée n'avait pas une chance sur cent d'aboutir: elle était en
          contradiction
          avec la politique pangermanique. Hitler lui-même la trouvait
          encore plus
          néfaste que l'existence des royaumes indépendants de Belgique
          et des Pays-Bas.
Inspiré par
          ses recherches historiques, Streel multiplia les articles sur
          ce sujet dans Le Soir.
          C'était, en l944, la grande
          nouveauté dans son activité journalistique. Souvent, il
          s'agissait d'articles
          formant l'ossature de son ouvrage en cours. Il voulait, de
          cette manière, exalter
          le passé de la Belgique, stimuler le sentiment national dans
          le public et
          établir des parallèles entre le passé et le présent. Il
          suivait les éphémérides
          nationales, profitait des anniversaires et des jours de fête
          pour publier ses
          billets d`histoire nationale, de combat aussi, car truffés
          d'allusions en
          faveur de l'indépendance et de l'unité du pays.
Par
          exemple, 7 septembre 1543 - 7 septembre 1943. L'achèvement de
          notre unité
          territoriale, un article dans lequel il saluait l'œuvre
          d'unification de Charles
          Quint, et indiquait, par un titre subtil, que les Allemands...
          devraient en
          tenir compte. Dès qu'il en avait l'opportunité, Streel
          évoquait l'image de
          personnalités historiques, reconnues pour leur sagesse. Ainsi,
          Erasme ou le
          courage de la modération, dans Le Soir
          du 12 juillet 1943: "Au milieu de tant d'âpres figures que les
          guerres de
          religion avaient commencé de faire surgir dans cette dure
          époque, si semblable
          à la nôtre, il fut l'inlassable apôtre de la conciliation et
          de la
          modération." Sans doute Streel écrivait-il ici un peu pour
          lui! A partir
          de février 1944, le journaliste s'occupa régulièrement d'une
          chronique
          littéraire intitulée: Les
            Essais et
            l'histoire, dans laquelle il vantait surtout les
          ouvrages relatifs au riche
          passé des ducs de Bourgogne, nouvelle occasion de saluer notre
          histoire
          nationale. "
_____________
Uit:
          J.M. Delaunois, De
            l’Action catholique à
            la collaboration – José Streel. Edition Legrain – Bourtembourg, Courcelles –
          Bruxelles, 1993,
          256 p. Citaat pp.124-126. 
Nvdr: José Streel
          was wellicht de meest invloedrijke intellectueel binnen de
          Rex-beweging.
          Alhoewel hij in 1943 afstand nam van die beweging werd hij in
          1946 in het spoor
          van de repressie gefusilleerd. 
In Memoriam 
Lode van Dessel (Lier, 12 maart 1932 –
          Nijlen, 1 mei 2019).
          Lode was lid van het Jong-Dinaso. Zijn vader Frans van Dessel
          was medestichter
          van de afdeling van Lier en bleef lid tot op het einde van
          zijn leven. Hij overleed
          in februari 1940. Hij ontmoette diverse keren Joris van
          Severen. Lode was na
          WO.II een van de eerste leden van het Algemeen Diets
          Jeugdverbond (ADJV).
Sprokkels
In deze rubriek
          verwijzen we
          zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris
          van Severen en/of
          het Verdinaso vermeldt worden. We citeren de meest treffende
          passussen
          woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We
          verzoeken onze lezers,
          met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek
          'stof' kunnen
          leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te
          sturen.
Wereldgeschiedenis
van
          Vlaanderen
In 2018 verscheen de volumineuze Wereldgeschiedenis van Vlaanderen die in datzelfde
        jaar al aan haar
        3e druk toekwam. De uitgave kan dus alvast een commercieel
        succes genoemd
        worden. Volgens de flaptekst schetst het omvangrijke boek (566
        pp.) “een divers
        en rijkgeschakeerd beeld” en zijn “de gelaagdheid en
        meerstemmigheid van dit
        boek het resultaat van de collectieve inspanning van een groep
        eminente
        historici, essayisten en schrijvers”.
Het opzet bestond er in op basis van
        jaartallen – gaande van
        het jaar 200 tot het jaar 2017 – telkens stil te staan bij een
        item dat het
        betreffende jaar kenmerkte. Voor het onheil volle jaar 1940
        bleef men
        uitsluitend stilstaan bij De
          executie van
          Joris van Severen aan de muziekkiosk van Abbeville. In het
        korte bestek van
        amper zes pagina’s (443-448) slaagde de auteur, Dieter
        Vandenbroucke, er in een
        afgewogen beeld op te roepen van Joris van Severen en zijn
        beweging en,
        uiteraard van de moordpartij op 20 mei te Abbeville.
_______________
N.a.v. Wereldgeschiedenis van
            Vlaanderen,
          uitgeverij Polis, Kalmthout, 2018.
“Al
          mijn illusies
          bloeien”
“(…)” Ook Herman werkt nu vanuit Brugge mee
        door allerhande
        knip-sels over Film uit Duitse en Engelse bladen te bewerken, te
        vertalen en
        klaar te maken voor Brussel. Hij spant zich in om zoveel
        mogelijk abon-nementen
        te plaatsen bij Westvlaamse boekhandels, bij vrienden en
        kennissen. Eén van hen
        is Joris van Severen. Hoe en wanneer Herman de
        Vlaams-nationalistische
        politicus persoonlijk heeft leren kennen is niet duidelijk. Via
        de gemeenschappelijke
        vriend Nand Pauwels die kennis heeft met de zus van Joris? In
        ieder geval zijn
        ze bij de start van het blad Ter Waarheíd
        in februari 1921 al goede maatjes. Herman zorgt ervoor dat zijn
        vriend en
        dichter Urbain van de Voorde met zijn poëzie in de eerste
        jaargang van het blad
        goed aan bod komt. Hijzelf zal in de tweede jaar-gang een paar
        studietjes
        publiceren over zijn al oude liefdes August Strindberg en Oscar
        Wilde. En het
        is allicht geen toeval dat het allerlaat-ste nummer van het
        amechtig geworden Ter
          Waarheid verschijnt bij de Brugse
        uitgeverij Excelsior van Achiel Geerardyn, bij wie Herman op
        eigen kosten de
        allereerste poëziebundel van Urbain uítgaf. Tijdens een lange
        middag bij Van
        Severen, op de Gentse Graslei 13, vestigt Herman de aandacht van
        de ambitieuze
        notariszoon op Le Cinéma
          international.
        ‘Die kerel ínteresseert zich uitermate aan Ciné-aangelegenheden.
        ‘k Sprak hem over
        je revue. Hij is terstond aan een stalletje de nummers gaan
        kopen. Stuur hem
        geregeld een nummer op. Hij zal telkens daarover een recensie in
        Ter Waarheíd
        publiceren. Dit tijdschrift
        is modern, Vlaams en internationaal en is voor den ogenblik, ‘t
        meest
        verspreide, en in Vlaanderen en in Holland.’” (…)
_________________
Erik
          Defoort, Al mijn
            illusies bloeien
          (over Paul Pée), Houtekiet, 1991, pp. 65-66. De Herman waarvan
          sprake was een
          broer van Paul Pée.
Nog omtrent James Joyce van Joris van
            Severen
“Dat Joris van Severen Joyce heeft vertaald
        staat buiten
        kijf. Maar Joyce heeft Joris van Severen NIET ontmoet tijdens
        zijn verblijf in
        Oostende, noch Clément Pansaers. Zie het artikel Bulgen Hories: James Joyce in België van Geert
        Lernout in De
          Brakke Hond, jg. 10, 1993, p. 126: ‘Overigens waren ondertussen in België toch enkelen in
          Joyce
          geïnteresseerd ge-raakt: de surrealist Clément Pansaers
          ontmoette Joyce in
          Parijs, net toen Ulysses
          gepubliceerd
          werd. En Joris van Severen
          publiceerde in 1923 een vertaling van een lezing over Joyce
          door Valéry Larbaud
          in zijn tijdschrift Ter
            Waarheid. Drie jaar later kwam
          Joyce dan zelf naar
          België.’”
Enige
          tegemoetkoming?
“(…) Omstreeks midden 1934 werd het Verdinaso
        alsmaar
        verdachter in de ogen van Duitse kringen. De diepere redenen
        daarvoor waren
        Joris van Severens op handen zijnde “Nieuwe Masrichting” van
        juli 1934, die een
        breuk met het volksnationalisme en radicaal anti-belgicisme
        behelsde en zijn
        vermoedelijke contacten met Franstalige fascistische kringen.
        Ongeveer
        tegelijkertijd begon fascistisch Italië meer interesse voor het
        Verdinaso te
        tonen.
De ‘Nieuwe Marsrichting’ had tot gevolg dat
        een aantal
        uitgesproken nationaalsocialisten en antisemieten, zoals Gustaaf
        Vanniesbecq en
        Ward Hermans het Verdinaso de rug toekeerden. (…).”
_________________
Bron: Lieven Saerens, Haat is een deugd: het credo van de Jodenjagers,
          Lannoo, Tielt. 
JORIS VAN SEVEREN -  bij Uitgeverij Polis,
          verwacht begin 2021
In
        zijn boek over
        de charismatische Verdinaso-oprichter en dandy Joris van Severen
        (1894-1940)
        wil Dieter Vandenbroucke de opmerkelijke spagaat tussen het
        publieke en
        persoonlijke leven van de politicus belichten.
_________________
Bron: http://dietervandenbroucke.be/
De
            ‘Liga’: een buitenparlementaire antifascistische knokploeg
            in uniform
“(…) In Vlaanderen
          zag de Liga
          zichzelf niet alleen als een antimili-taristische club maar
          ook als een buitenparlementaire antifascistische
              knokploeg in uniform.
          Uit zijn onderzoek — waaruit we hier maar enkele punten kunnen
          aanreiken —
          concludeert auteur Ruud Bruijns dat de Liga een significant
          overwicht had ten
          opzichte van bijvoorbeeld het Verdinaso. De Liga slaagde er
          vaak in om
          Dinaso-propagandatochten en -vergaderingen uit elkaar te
          slaan. Ze ging hier
          meer dan eens met bruut geweld te werk.
Een hoogtepunt in haar onstuimige
          geschiedenis was de
          verhindering van de Liga van de geplande Verdinaso-landdag van
          22 juli 1933 in
          Mechelen. Het was een pure Liga-actie waarbij de lokale BWP
          zich ont-hield van
          deelname. De 250 Dinaso-militanten hadden geen verhaal tegen
          de ruim
          tweeduizend blauwhemden van de Liga. Sindsdien hield de
          leiding van het
          Verdinaso de plaats van haar landdagen zorgvuldig, en dat tot
          op het laatst,
          geheim. (…)”
________________
N.a.v. Ruud
          Bruijns, Liever
            revolutie dan oorlog - De
            Internationale Socialistische Anti-Oorlogsliga. Recensie
          door Pieter Jan
          Verstraete op: 
https://doorbraak.be/recensies/de-internationale-socialistische-anti-oorlogsliga/
Encyclopedie
          van de Franstalige
          ‘Nieuwe Orde’ in België
“(…) De encyclopedie van Eddy de Bruyne opent
        trouwens met
        de naam 'Abbeville', Abbekerke zo u wil. De plaats waar Joris
        van Severen dood-geschoten
        werd. De Bruyne schrijft hier niet alleen over de moord op Van
        Severen, maar
        heeft ook oog voor de achtergrond van de andere slacht-offers
        van het bloedbad.
        Relatief bekende Vlaamse Dinaso's zoals Mau-rice (John) Hagemans
        en relatief
        onbekende Dinaso's zoals ene Pierre Rosiers worden door De
        Bruyne ook voor het
        voetlicht gebracht. John Hagemans is een oud-marxist die via de
        Dietse
        Militanten Orde leider wordt van de 'Jeunesse Rexiste' om
        uiteindelijk als één
        van de eersten het Waals Legioen te vervoegen. De jeugdleider
        sneuvelt in
        Rusland en wordt postuum bevorderd tot officier. Pierre Rosiers
        kreeg tijdens
        de oorlog een leidende functie binnen de 'Jeunesse Légionnaire',
        de een-heidsjeugdbeweging
        in Wallonië. Verder kom je natuurlijk ook mensen als Jacques
        Boseret tegen.
        Boseret was de cultureel directeur van het Verdinaso in de
        Romaanse Provincies
        tot hij op 26 juni 1940 vervangen werd door de - in Vlaanderen
        veel bekendere -
        Louis Gueuning. In tegenstelling tot Gueuning zou Boseret zich
        met Rex in het
        collaboratie-avontuur storten. Daarom kan ik het maar moeilijk
        vatten dat ook
        Louis Gueuning met naam en toenaam staat te pronken in een
        encyclopedie over
        collaboratie. Na de oorlog werd hij inderdaad vervolgd, maar
        zijn dossier werd
        zonder gevolg geklasseerd omdat Gueuning nu eenmaal een
        pertinent tegenstander
        van de bezetter was. Tenzij de auteur van de encyclopedie echt
        wel de
        volledigheid wilde nastreven natuurlijk. U leest het, te veel om
        allemaal op te
        sommen in één artikel. Wie deze ency-clopedie dichtslaat kan
        veel zeggen en
        denken over de collaboratie in Wallonië, maar hij of zij kan
        nooit meer zeggen
        dat de collaboratie in het land van Samber en Maas maar een
        kleine aangelegenheid
        was.”
___________________
Bron: Kort
            Manifest, nr. 250: recensie door
          Kevin Moonen van: Eddy de Bruyne, Encyclopédie
            de l’occupation, de la collaboration et de l’ordre nouveau
            en Belgique
            Francophone (1940-1945), Cercle Segnia, Rue des Evêts
          49, La
          Roche-en-Ardenne, 2016, 574 pp.