> nieuwsbrief > 23e jg. - nr.
      1/2019
    
Inhoud
    
    
                  Affiche Verdinaso-landdag te Gent
De
        jaarwisseling nadert met rasse schreden – en meteen ook het
        tijdstip voor het hernieuwen van de bijdragen voor 2019. Dank
        zij een zuinig beheer blijft het ons mogelijk om,
        niettegenstaande alweer gestegen druk- en portkosten, de
        minimumbijdrage te behouden op 29 €. In ruil daarvoor verzekeren
        we u de stipte toezending van het nieuwe Jaarboek Joris van Severen
        – het 23e al – in de meimaand en van de vier nummers van ons
        kwartaalblad Nieuwsbrief
          Joris van Severen. Vanaf het bedrag van 35 € boeken we u
        met dank als steunend lid. Vereffening graag via onze rekening
        IBAN: BE71 0001 7058 1469 – BIC: BPOTBEB1 t.n.v. Studie-centrum
        Joris van Severen, Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper. 
Verwijzing 
In de
        verderop in deze Nieuwsbrief
        opgenomen bijdrage van G. Durnez verwijst de auteur naar de
        linkse milities die in de jaren van het interbellum Joris van
        Severen inspireerden tot het opzetten van een eigen
        ver-weerkorps. In zijn recente studie Liever Revolutie dan
              Oorlog (Uitg. Vrij-dag, 2018, 335
        pp.) bestudeerde onze medewerker Ruud Bruijns het ontstaan van
        de Internationale Socialistische Anti-Oorlogsliga. Aanbevolen
Joris van Severen op zoek naar Vlaamse elite
Verdinaso-leider
                droomde van corporatistisch Groot-Nederland
Gaston Durnez
Een der bekendste Belgische
        slachtoffers van het Mei-drama in 1940 is Joris van Severen. Als
        een van de vele verdachten-op-voorhand werd de stichter en
        leider van het Verdinaso, het Verbond van Dietse
        Nationaal-solidaristen, naar Frankrijk gevoerd, waar hij op 20
        mei door Franse militairen om het leven is gebracht. Zijn
        lijdensweg en dood schokten zeer velen, binnen en buiten zijn
        beweging.
Ongetwijfeld bracht de moord een
        aantal van zijn woedende volgelingen dichter bij de samenwerking
        met de Duitsers. Een van zijn goede medewerkers, Luc
        Delafortrie, is ervan overtuigd, dat Van Severen zich niet ten
        dienste van de bezetter zou hebben gesteld. Maar zijn gruwelijke
        dood ontredderde zijn mensen, van wie een aantal zich na verloop
        van tijd bij de collaborerende “Eenheidsbeweging" van het Vlaams
        Nationaal Verbond aansloot, terwijl anderen zich daar tegen
        verzetten en een groep zelfs in de clandestiene anti-Duitse
        actie terechtkwam.
Joris van Severen, die was
        geëvolueerd van een vurige Vlaams-nationalist tot een
        voorvechter van een Belgisch-Nederlandse unie, in het kader van
        een corporatistisch geïnspireerde staat, is de geschiedenis
        ingegaan als een moedig man en een fascinerende persoonlijkheid
        die vooral een “mensenvormer" is geweest.
De Westvlaamse notaríszoon droomde
        er allereerst van zijn volk op te tillen uit de slafelijke
        lijdzaamheid waarmee het zijn lot onderging. Dit zou gebeuren
        onder leiding van een nieuwe elite, een uit het volk gevormde
        Vlaamse “aristocratie", die te gelegener tijd de staat in handen
        zou kunnen nemen.
Een en ander gaf hem bij zijn
        tegenstanders spoedig de naam een fascist te zijn. Alhoewel hij
        inderdaad elementen aan de fascistische beweging en retoriek
        ontleende, gaande van het vlagvertoon tot de militie en het
        leidersprinciep (“De prins in zijn raden, het volk in zijn
        staten", zo luidde een der leuzen van zijn keurkorps), moet men
        volgens kenners toch flink nuanceren. In geen geval was er in
        mei 1940 een aanleiding om Van Severen, die zijn trouw aan de
        koning en zijn leger had betuigd, als een handlanger van de
        aanvallende nazi's te beschouwen.
“Levenswekker"
Joris, of Georges zoals hij in
        zijn jeugd en later door zijn intieme vrienden werd genoemd,
        behoorde tot de (Franstalige) Westvlaamse burgerij waar
        monseigneurs en officieren uit voortkwamen. Op 19 juli 1894 werd
        hij geboren als oudste zoon van een notaris die burgemeester was
        van Wak-ken. De pastoor van dat dorp was Hugo Verriest, de
        “levenswekker van Vlaanderen", die in 1895 uit Wakken werd
        overgeplaatst naar het kleine Ingooigem, als straf omdat hij
        notaris Van Severen politiek had gesteund. De vriendschap van de
        legendarische “paster" had later een grote betekenis voor Joris.
        Verriest maakte van de jongeling een flamingant die Albrecht
        Rodenbach als zijn voorbeeld nam, maar die ook de Kritiek der Vlaamse
          Beweging van August Vermeylen las.
Een andere relatie met invloed was
        zijn tante, Maria Belpaire, de Ant-werpse schrijfster en
        mecenas, promotor van Dietsche
          Warande en Belfort, die in het begin van de vorige eeuw
        een rol speelde in de sfeer van de katholieke flamingantische
        intelligentsia. Niet voor niets noemde men haar “de Wijze Vrouw
        van Vlaanderen". Zij zou Van Severen in contact brengen met de
        Franse (katholieke) rechterzijde, waarin hij zijn “Maïtres à
        penser", zijn geestelijke leermeesters, zou vinden.
Na humaniora bij de Gentse
        jezuïeten begon Joris van Severen in 1912 rechten te studeren
        aan de (nog Franstalige) RU-Gent. Toen in 1914 de oorlog
        uitbrak, trok hij naar het leger. Aan het IJzerfront bracht hij
        het van sergeant tot onderluitenant. Vlug raakte hij betrokken
        bij de Vlaamse actie en werd hij een der leidende figuren in de
        clandestiene Front-beweging. Zo groeide de jonge dandy tot een
        revolutionair die begon na te denken over de wijze waarop “een
        dood volk" als het Vlaamse weer “tot leven" kon komen.
Na de oorlog durfde hij het
        onmiddellijk aan, met gewezen “activisten" als Achilles Mussche
        en Wies Moens samen te werken. In januari 1921 gaf hij het
        eerste nummer uit van een tijdschrift met een typische
        wijdlopige titel: Ter
          Waarheid met het Gedachteleven in Vlaanderen en in de Wereld.
        Tevens trad hij actief op in diverse Vlaams-nationalistische
        initiatieven en pogingen tot partijvorming. Daarbij steunde hij
        zich op de ideeën van Verriest over een organische structuur van
        de volksgemeenschap, zowel als op de katholieke sociale leer en
        de “Action Française" van de Franse monarchist Charles Maurras.
De Vlaams-nationalisten van toen
        vormden allesbehalve een eenheidsfront en Van Severen behoorde
        tot de radicaalsten. “La Belgique, qu'elle crève!" riep hij in
        1928 in het Parlement (*), waarin hij van 1921 tot 1929 zetelde.
        Zijn ideaal groeide toen naar een Groot-Nederland, zonder
        Wallonië.
Na heel wat ideologisch en ander
        getwist, stond men in het begin van de jaren dertig voor een
        scheiding der geesten en der wegen. Op 5 oktober 1931 stichtte
        Van Severen zijn Verdinaso. Twee jaar later groepeerden diverse
        andere richtingen zich in het Vlaams Nationaal Verbond, het VNV,
        waarvan de Brabantse onderwijzer Staf de Clercq de leiding
        kreeg. Het boterde niet tussen die twee figuren: “de stoere
        officier" keek neer op “het boertje". Zo zou de sfeer tot het
        einde blijven in beide bewegingen. gingen. De “aristocraten"
        deden smalend over “de democraten", de wijndrinkers lachten de
        bierflaminganten uit. En omgekeerd.
Het Verdinaso richtte, “naar het
        voorbeeld van de socialisten", zegde men, een eigen
        geüniformeerde militie op (maar haar militaire oefeningen werden
        in 1933 verboden). Het bouwde een eigen vakbond op en stichtte
        een jeugdgroep.
Hoeveel leden de beweging tel,
        weet men niet precies. Op haar hoogte-punt zou zij er 12.000
        hebben gehad. Anderen zeggen dat er nooit meer dan 2.000 zijn
        geweest, plus een aantal geheime steunende leden. In Nederland
        ontstond eveneens een Verdinaso, maar dat stelde niet zoveel
        voor. Eigenlijk wilde Van Severen vooral een drukkingsroep die
        de machtsposities zou kunnen binnendringen. Zijn zichtbare en
        onzichtbare invloed was veel groter dan de getallen suggereren.
        Dat het VNV op zijn beurt zo Nederlands ging doen, schrijft men
        voor een flink deel aan hem toe. Leidende nationalisten als
        Elias en Borginon hebben altijd betreurd dat het getheoretiseer
        over “Dietsland" destijds zoveel ruzie uitlokte en krachten
        verspilde op een ogenblik dat er nog voor elementaire Vlaamse
        rechten moest worden gevochten.
“Nieuwe marschrichting"
De politieke ideeën van Joris van
        Severen bleven niet stilstaan. “De parlementaire democratie
        verwierp hij (zo betoogt Luc Delafortrie), niet in absolute zin,
        maar omdat zij voor het Vlaamse vraagstuk geen oplos-sing kon
        brengen.”
Dit veroorzaakte toen de
        definitieve breuk met het Vlaams-nationalisme. Vrij vlug groeide
        ook zijn idee over een politiek Groot-Nederland, waar-van hij
        inzag dat het onmogelijk te realiseren was. Hij wilde daarom
        vertrekken van een meer realistische basis."
Op 14 juli 1934 kondigde hij in
        Kemzeke, in het landgoed van zijn toenmalige medestander Willem
        Melis, een “nieuwe marschrichting" af. (Men “liep" niet in die
        tijd, men “marscheerde". Zoals men geen “voorzitter" kende, maar
        een “Leider"; geen “congres", maar een “Landdag"...)
België, zo heette het nu, moest
        niet langer vernietigd maar veroverd wor-den en dus eerst als
        eenheid erkend. In het begin, meent Delafortrie, ging het in dit
        opzicht meer om een tactische houding, mede onder de indruk van
        de anti-Verdinaso-maatregelen van de regering. Stilaan werd “het
        feit België” aanvaard. Nederlandse integratie bleef het
        streefdoel, maar het kon bereikt worden via de bestaande staten
        en de nationale structuren.
De neutraliteitspolitiek van
        Leopold III, een militair verdrag tussen Nederland, België en
        Luxemburg, een economisch verbond en culturele toenadering
        werden door Van Severen als belangrijke stappen naar zijn doel
        gezien. Zo kan men hem nu een voorloper of pionier van Benelux
        en van de Taalunie noemen. 
De “belgicistische" ommekeer
        jaagde een aantal aanhangers weg, o.m. Wies Moens. De grote
        meerderheid bleef Van Severen trouw. Ondertussen oefenden de
        buitenlandse rechtse regimes invloed uit op stijl en inhoud van
        de beweging. Maar toen het nazi-geweld almaar toenam, was het
        duidelijk, dat Van Severen niets op had met het Duits
        imperialisme. In de mobilisatietijd van 1938-'39 maande hij zijn
        volgelingen aan, trouw hun plicht tegenover het vaderland te
        doen.
“Orde en persoonlijkheid”
Over leven en streven van Joris
        van Severen is in de voorbije halve eeuw veel gepubliceerd, meer
        dan over menig andere Vlaamse figuur uit zijn tijd. Arthur de
        Bruyne is, in boek en blad, een der eerste en beste biografen
        geweest, terwijl Luc Delafortrie zich vooral beijverde om de
        stoere retoriek en het kartonnen Landdagendecor te verwijderen
        die thans het zicht op Van Severens ideeën belemmeren.
Delafortrie wilde zijn vereerde
        voorman zuiveren van fascistische smet-ten en zegt dat zijn
        “oproep tot orde en persoonlijkheid" in wezen tegen het fascisme
        of nationaalsocialisme inging. De auteur is er tevens van
        overtuigd, dat Van Severen niet zou zijn toegetreden tot een
        militaire collaboratie met de Duitsers: “Joris huldigde niet het
        princiep, bloed-offers te brengen voor andere volkeren.” Dat
        heeft hij bewezen tijdens de Spaanse burgeroorlog, toen geen
        enkele Dinaso naar het front is gegaan. Zo zou hij evenmin
        geduld hebben, dat leden van zijn organisatie “binnen het
        ideeëngoed van een Groot-Germaans, een Groot-Duits Rijk of een
        Nieuw Europa tegen het bolsjewisme zouden zijn opgetrokken."
Onlangs beklemtoonde Delafortrie
        nog, dat Van Severen zowel het racisme als het staatsabsolutisme
        verwierp. “Hij betoogde dat het nationaalsocialisme het ras, en
        het fascisme de staat als doel stelde. Hij wees dat
        uitdrukkelijk af: het doel was de ontwikkeling van de menselijke
        persoonlijkheid." Toch bleek uit een recent onderzoek van de
        Leuvense historicus Lieven Saerens dat het Verdinaso op een
        bepaald moment in het Vlaanderen van de jaren dertig
        “toonaangevend" is geweest in de antisemitische propaganda, al
        wilde het Verbond geen geweld of deportatie. Een van zijn nog
        levende leden, Jef François, die een sterke rol in de militaire
        collaboratie heeft gespeeld, zei aan de historicus dat tachtig
        procent van de Verdinaso-basis antisemitisch was.
Een belangrijke synthese werd
        geleverd door wijlen Luc Schepens. In Ons Erfdeel (nr. 2, jg.
        1.975) tekende hij de kleine man met de harde stem als een
        complexe figuur, waarin tegenstellingen leefden tussen uiterlijk
        optreden en innerlijk denken, met grootspraak, behoefte aan
        stijl en schoonheid, artistieke drang, stoïcisme en luidruchtig
        pret maken. Een volledige en afdoende verklaring voor het succes
        van Joris van Severen leek Schepens onmogelijk. Hij meende wel
        dat die bijval niet zozeer toe te schrijven was aan het
        programma als aan de aantrekkingskracht van zijn
        persoonlijkheid. Dat werd o.m. bewezen door de ineenstorting van
        de beweging na zijn dood. (Zij is na de oorlog nooit echt
        herleefd), Van Severen was geen politicus, wèl “een leider, een
        mensenvormer, die in het spoor van Verriest aan de Vlamingen
        geleerd heeft, hun eigen persoonlijkheid op een beschaafde en
        stijlvolle wijze te manifesteren. En op dit vlak reikt zijn
        schaduw veel verder dan zijn kleine gestalte laat vermoeden".
Inderdaad, het is opmerkelijk met
        welke eerbied en waardering velen die hem gekend hebben nu nog
        over hem spreken. Ook bij hen die hem hebben bestreden. Boeiend
        en leerrijk zou het zijn, de verdere loopbaan, evolutie en
        invloed na te gaan en te beschrijven van mensen die indertijd
        rond hem hebben gestaan. Van Jef François, Paul Persyn en Pol
        Leroy, tot Ast Fonteyne, Luc Delafortrie, Raf Renard, Jef van
        Bilsen. En vele anderen, in diverse richtingen.
__________________
Bron: De Standaard, 19-20 mei
        1990, p.10.
(*) De mythe omtrent die uitroep
        in het parlement, werd ondertussen als dusdanig – een mythe –
        door historici weerlegd.
Honderd jaar of een hele eeuw later
Deze voorbije en komende dagen
        horen we weer heel veel woorden over de ‘Groote Oorlog’. Honderd
        jaar geleden waren de meesten onder ons natuurlijk nog niet
        geboren. Maar in die tijd, tijdens de Eerste Wereldoorlog, was
        er al wel een jonge man die een dagboek bijhield. Dat dagboek
        werd in 2005 uitgegeven bij Pelckmans te Kapellen onder de titel
        Die vervloekte oorlog.
        Wie hier in Vlaanderen dit boek niet heeft gelezen kan maar
        beter zwijgen over die oorlog en haar gevolgen. Ziehier, wat
        deze jonge man (het was Joris van Severen) toen op vrijdag 8
        november 1918 noteerde of neerkrabbelde in een gelijnd schriftje
        met 57 beschreven pagina’s: 
           
          ’s Avonds vertelt men dat de wapenstilstand getekend
          is. Zou het waar zijn? Ik geloof alleszins dat het maar een
          kwestie van uren is. Dat gedacht is om me gek te maken. Die
          oorlog, die afschuwelijke moorderij van vier lange eeuw-jaren
          gedaan! Er waaien nooit geziene klaarten aan. 
Sinds deze morgen vier uur heb ik ’t kanon niet meer
          gehoord. Nu gaat de strijd, de felle, maar vreedzame, gezonde
          geestesstrijd beginnen, groots en edel, voor Vlaanderen. 
Al onze lezers en zeker die
        Belgische barones Sophie de Schaepdrijver, die Amerika heeft
        verlaten en weer onder ons is, zou dit onthutsende dagboek
        dringend moeten lezen en herlezen. Vanaf dinsdag 4 oogst 1914
        tot en met maandag 11 november 1918. En als deze dame een
        bepaalde passage niet goed begrijpt of een bepaalde naam haar
        onbekend is moet ze de deskundige inleiding van Daniël Vanacker
        maar lezen of de vele voetnoten achteraan en het alfabetisch
        repertorium even raadplegen. Of gewoon alles rustig lezen van
        bladzijde 6 tot en met de bladzijde 536. Het zou – trouwens ook
        voor deze historica – meer dan goed zijn om in dit dagboek te
        bladeren en soms met een timmermanspotlood bepaalde passages te
        onderstrepen of in de marge met uitroeptekens aan te duiden. 
drik Carette
Mainvault, 3 novembre 2018, sur la tombe de Louis Gueuning
Jean-Pierre Destrebecq
Les
        morts constituent des ponts entre les vivants. Nous en avons la
        certitude et nous en sommes la preuve. Communion des vivants et
        des morts, entraide mutuelle: les uns ne peuvent se passer des
        autres.
Entend-on
        les clercs parler aujourd’hui de la Communion des Saints Pas du
        tout ou si peu. Et pourtant… Une voix nous atteint encore: celle
        de Georges Bernanos dont on commémore cette année le 70e
        anniversaire de la disparition.

Jean-Pierre
          Destrebecq aan het woord bij het graf van Louis Gueuning
Mais
        écoutons-le…
«Le
          scandale de l'univers n'est pas la souffrance, c'est la
          liberté. Dieu a fait libre sa création, voilà le scandale des
          scandales, car tous les autres scandales procèdent de lui. La
          damnation ne serait-elle pas de se découvrir trop tard,
          beaucoup trop tard, après la mort, une âme absolument
          inutilisée, encore soigneusement pliée en quatre, et gâtée
          comme certaines soies précieuses, faute d'usage? Quiconque se
          sert de son âme, si maladroitement qu'on le suppose, participe
          aussitôt à la Vie universelle, s'accorde à son rythme immense,
          entre de plain-pied, du même coup, dans cette communion des
          saints qui est celle de tous les hommes de bonne volonté
          auxquels fut promise la Paix, cette sainte Église invisible
          dont nous savons qu'elle compte des païens, des hérétiques,
          des schismatiques ou des incroyants, dont Dieu seul sait les
          noms. […] L’Église est une maison de famille, une maison
          paternelle, et il y a toujours du désordre dans ces
          maisons-là, les chaises ont parfois un pied de moins, les
          tables sont tachées d'encre, et les pots de confiture se
          vident tout seuls dans les armoires, je connais ça, j'ai
          l'expérience. La maison de Dieu est une maison d'hommes et non
          de surhommes. Les chrétiens ne sont pas des surhommes. Les
          saints pas davantage ou moins encore, puisqu'ils sont les plus
          humains des humains. Les saints ne sont pas sublimes, ils
          n'ont pas besoin du sublime, c'est le sublime qui aurait
          plutôt besoin d'eux. Les saints ne sont pas des héros, à la
          manière des héros de Plutarque. Un héros nous donne l'illusion
          de dépasser l'humanité, le saint ne la dépasse pas, il
          l'assume, il s'efforce de la réaliser le mieux possible...»
          (Georges Bernanos, "Nos amis les saints", 1947)
Sans
          nul doute, Monsieur Gueuning aurait apprécié ces lignes de
          l’un des plus puissants romanciers du vingtième siècle.
Seigneur,
          Roi de gloire, délivrez les âmes des fidèles défunts du
          gouffre sans fond; que saint Michel, le porte-étendard, les
          introduise dans la sainte lumière. Amen.
        
      

Grafrede voor Louis
              Gueuning
Wanneer wij u, op ‘s Konings
        naamfeest – 15 november 1971 – ten grave hebben gedragen en uw
        leven en uw geopolitieke Leer en Actie samen gevat hebben in een
        Latijnse eretitel2, herkomstig van de katholieke
        bisschop van Hippone3 Sint-Augustinus4 -
        “Defensor Civitatis et Ordinis” – “Verdediger van de Steden (dit
        is de Gemeenschap) en van de Orde” - de Orde die leidt tot God5,
        volgens het woord van paus Pius XII, hebben wij meteen Joris van
        Severen6 “Pater Patriae” († 20 mei 1940) gehuldigd en
        herdacht als “Vader des Vaderlands”, ons vaderland, dit is het
        Delta-gebied van de drie grote stromen – Schelde, Maas en Rijn
        -) – van de Somme (Picardië) tot het Rijnland (Aken, waar Karel
        de Grote rust).
Ons vaderland, dit zijn de XVII
        Provinciën van Keizer Karel (°te Gent in 1500), inbegrepen het
        Bourgondisch Vlaanderen van Gent tot Rijsel (Lille) ingevolge
        het feit dat de dochter van de Graaf van Vlaanderen een
        Bourgondische prins huwde.
Namens Louis Gueuning past het
        inderdaad hier ook de Bourgondische prins Karel de Stoute te
        herdenken, gevallen in de Slag bij Nancy (1477) in Lotharingen,
        en tevens Willem de Zwijger, stadhouder van Holland, vermoord te
        Delft (1584): “Dit is te klein om verdeeld te blijven” en ”Het
        is niet nodig te hopen om te ondernemen noch te slagen om te
        volharden”.
Ons Karolingisch erfgebied is door
        Louis Gueuning in herinnering gebracht:
1.     
          door de Leer dat zowel
        de individuen als de Naties een eigen Roeping en Zending hebben,
        overal ter wereld en dus ook in Europa;
2.     
          door niets toe te geven
        – “nulli concedo” – op de glorierijke erfenis van zijn voorloper
        Joris van Severen, vermoord te Abbeville6; 
3.     
          door de stichting van
        de eerste clandestiene verzetsbeweging (op 6 september 1940, de
        Duitse bezetting tijdens WO.II) van de Orde Joris van Severen
        (in 1970 opgevolgd door de Ordo Sancti Michaelis (OSM).
Hun opdracht, hen gegeven door
        Louis Gueuning, was en blijft: Bourgondische “Low Countries” (of
        Benelux) “Gloriosior Ex Surgo” – “U zult nog glorierijker
        herrijzen” tot heil van Europa’s Roeping en Zending!
… Want het woord van Joris van
        Severen: “Alors, nous tiendrons d’une main de fer cette clé de
        l’Europe”7 blijft van kracht.
Joseph. E.
        Peeters
Permanente
        secretaris (1968-2018)
van de Stichting
        Louis Gueuning
Noten 
1 “Ik zal niets afstaan” (van de
        erfenis van Joris van Severen). Wapenspreuk van Louis Gueuning
2 “Verdediger van het Gemenebest (=
        “Commonwealth).
3 Stad in Noord-Afrika, voor de
        Islamitische verovering.
4 Sint-Augustinus, kerkleraar van
        de Latijnse ritus.
5 “Recht en Trouw” van de beweging
        van Joris van Severen.
6 Leider van het Verdinaso,
        vermoord te Abbeville op 20 mei 1940.
7 “Dan zullen wij, met ijzeren
        hand, de sleutel van Europa bewaren.”

Olaf baron van Boetzelaar (Arnhem
        1 mei 1943-Brugge 7 augustus 2018). Olaf werd in Arnhem geboren in een adellijk
          geslacht, waarvan de stamboom terugging tot de dertiende eeuw.
          Hij ging naar het gymnasium in Den Bosch en studeerde rechten
          in Utrecht Olaf vestigde zich vervolgens als advocaat en
          procureur in Den Bosch en werd lid van de gemeente-raad van
          Vught voor de KVP. In 1983 hing hij de toga aan de wilgen en
          werd hoofd van de politieke en economische analyse-afdeling
          bij de Inlichtingendienst Buitenland (IDB). Binnen het CDA
          bleef hij een invloedrijke figuur op de achtergrond als
          voorzitter van de afdeling Den Haag-Centrum en medewerker van
          het blad CDA Actueel.
          Na zijn jaren bij de spionagedienst deed hij onderzoek bij
          Instituut Clingendael en werd hoogleraar geschiedenis aan de
          katholieke Perpetual Help Uni-versity DALTA in de Filipijnen.
          In 2002 verscheen zijn boek Civilistisch Manifest,
          wat gepaard ging met de oprichting van een eigen beweging
          Civilistisch Appel met als doel terugkeer naar een ‘beschaafd
          Nederland’. Vanuit Brugge bestookte hij de Nederlandse media
          met opinies over religie, Europa en de wereldpolitiek. Hij was
          een veelgevraagd spreker. Over deze beweging en haar
          publicaties las u meer in onze Nieuwsbrieven Joris van
            Severen 2004/4, 2009/4, 2010/2 en 2012/2.
Een
                  frontgenoot van Joris van Severen
aan het IJzerfront, officier aan het Oostfront? (2)
Maurits Cailliau
In de Nieuwsbrief Joris van
          Severen, nr. 2/2009 troffen we bovenstaande titel voor de
        eerste maal aan op pp. 17-19, ook toen gevolgd door een
        vraagteken. We verhaalden toen hoe Joris van Severen het aan het
        IJzerfront best kon vinden met de Franstalige kapitein
        Frankignoul, zoals bleek uit de daar aangehaalde fragmenten uit
        de oorlogsdagboeken van Joris van Severen.
Ondertussen dienen we het
        eertijdse vraagteken achter onze titel niet langer te handhaven,
        zoals we uit wat volgt menen te kunnen besluiten. Kapitein J.J.
        Frankignoul had in de jaren van het interbellum als
        beroepsofficier carrière gemaakt binnen het Belgische leger. Bij
        het ingaan van de 18-daagse Veldtocht van mei 1940 bekleedde hij
        de rang van kolonel en was hij stafchef binnen het 1e Legerkorps
        van het actieve leger, waarvan luitenant-generaal Alexis vander
        Veken de bevelhebber was (na te slaan op: www.18daagseveldtocht.be ).
Als gevolg van de capitulatie
        kwamen de Vlaamse officieren in Luckenwalde terecht, waar ze de
        Luitenant De Winde-kring stichtten. De Franstaligen, waaronder
        Jules Frankignoul, belandden in het Oflag te Prenzlau.
Toen Léon Degrelle, na het
        afkondigen van Operatie Barbarossa – de Duitse inval in de
        Sovjetunie – het Waals Legioen opstartte kon hij de Belgische
        beroepsofficier Lucien Lippert (°1913) bereid vinden het
        bevelhebberschap op zich te nemen. Lippert sneuvelde evenwel op
        12 februari 1944 aan het Oostfront.
Het is in het verhaal van diens
        opvolging aan het hoofd van het Waals Legioen dat de naam van J.
        Frankignoul weer opduikt. De Duitsers wilden perse een Belgisch
        beroepsofficier voor deze rol. Hij behoorde met generaal Lambert
        Chardome en kapitein-commandant Lakaie tot de gegadigden. Beide
        laatstgenoemden werden uit het Oflag vrijgelaten om op 6 juni
        1944 te Berlijn een gesprek te hebben met Gottlob Berger en Léon
        Degrelle, waarna ze in verlof konden gaan. 
Eind juli zou Chardome – wiens
        echtgenote een rol vervulde binnen het verzet! - zich opnieuw
        als krijgsgevangene melden met het verzoek weer geïnterneerd te
        worden in Prenzlau. Gezien hij evenwel niet langer als
        krijgsgevangene geboekt stond kon dit echter niet. Na
        tussenkomst van Degrelle kon hij, samen met Frankignoul,
        genieten van een gunstregime. Voor de rest van de oorlog
        logeerden beiden als persoonlijke gast van Degrelle te Potsdam.
        En dit niettegenstaande beide officieren in laatste instantie
        hadden afgezien van een engagement binnen het Waals Legioen.
Het zou uiteindelijk majoor Franz
        Hellebaut zijn – in mei 1940 stafchef van de 2e divisie van het
        Belgisch leger - die de gesneuvelde Lucien Lippert opvolgde als
        bevelhebber van het Waals Legioen.
Alvast heeft dit afstand nemen
        voor kolonel Jules Frankignoul niet kunnen beletten dat hij na
        de oorlog gedegradeerd werd, zoals we uit onze raadpleging van
        zijn dossier in het archief van het Legermuseum reeds konden
        vaststellen. Dit niettegenstaande hij - net als de andere
        Belgische officieren die wel dienst deden in het Waals Legioen -
        in de overtuiging leefde dat dit engagement de goedkeuring
        wegdroeg van hun opperbevelhebber koning Leopold III.
Allicht verklaart dit laatste mede
        waarom nogal wat Franstalige Belgische officieren – en wat rang
        en stand betreft niet van de minsten – een engagement binnen het
        Waals Legioen aangingen of minstens overwogen hebben, waarbij de
        eerder dubbelzinnige houding van Leopold III de verwarring
        ongetwijfeld in de hand heeft gewerkt.
Hoe ook, de frontvriend van Joris
        van Severen tijdens de Eerste Wereldoorlog kwam dus niet aan het
        Oostfront terecht!
____________________
Deze aanvullende gegevens danken
        we aan Bruno Cheyns, de auteur van Léon Degrelle. De Führer
          van Bouillon, (Uitgeverij Vrijdag, 2017, pp. 419-420).
In deze rubriek verwijzen we
          zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris
          van Severen en/of het Verdinaso vermeldt worden. We citeren de
          meest treffende passussen woordelijk zonder daarin
          volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons,
          uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof'
          kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te
          sturen.
“(…) En
        2002, lors d’un colloque sur Joris van Severen, Bart de Wever a
        affirmé que ce ‘premier fasciste flamand’, chef du Verdinaso
        fasciste d’avant-guerre, n’était pas antisémite. Pourtant, les
        articles antisémites ont paru avec la régularité d’une horloge
        bavaroise dans le journal officiel du parti. Les Juifs y étaient
        ainsi présentés comme des ‘étrangers
          d’une sorte très dangereuse’. Lors du congrès anversois du
        Verdinaso d’avril 1937, l’on affirma que ‘là où le Juif s’installe,
          l’air devient insup-portable’. Et aussi ‘le danger juif grossit
          chaque jour. La contre-offensive doit être mise en œuvre avec
          plus de vigueur que jamais’. Cette ‘contre-offensive’ fut
        mise en œuvre en 1942: rafles et déportation pour assassinat de
        masse. Il n’y a qu’une seule conclusion possible: Van Severen
        était le leader d’un parti radicalement antisémite. En 2014, le
        député N-VA Koenraad Degroote fit pourtant encore le discours
        d’accueil lors du colloque Joris van Severen, comme bourgmestre
        local. Il n’avait pas l’exclusivité de l’aveuglement: en 2010,
        le ministre fédéral Stefaan Declerck fit encore déposer une
        gerbe devant la maison brugeoise du chef de ce parti anti-sémite
        (…)”
___________________
Bron: http://www.lalibre.be/debats/opinions/paves-de-la-memoire-a-anvers-l-occasion-manquee-pour-bart-de-wever-opinion-5a733b7acd70f924c7c7ef55. Ook voor deze
        auteur of plagiaatpleger geldt onze hoger vermelde aanbeveling.
De Vlaamse Beweging uitgeblust
“(…) Onze toekomst ligt niet
        langer alleen besloten in het Koninkrijk België, bovendien is
        het mogelijk gebleken, iets waar noch Maurits Coppieters noch
        Hugo Schiltz van hadden durven dromen, maar het wel al zagen
        aankomen, dat Vlaamse politici, ambtenaren, magistraten de
        dienst zouden gaan uitmaken in dat koninkrijk dat vanouds Frans
        leek en waar men vooral goed tweetalig diende te zijn om iets in
        de pap te brokken te hebben. Alleen al die fenomenale omkering
        van de verhoudingen maken duidelijk dat een inzicht van Joris
        van Severen, van Frans van Cauwelaert ook en van Manu Ruys vorm
        kon krijgen: Vlaanderen diende zich te bedienen van de Belgische
        machtsinstrumenten om te emanciperen. (…)”
________________
Bron: Bert
        Haers, op: https://doorbraak.be/terugkijken-in-verwondering/