> nieuwsbrief > JAAR 2018 - nr.4

Inhoud
 

 

 

‘Kop’ Joris van Severen geboetseerd door Jef Boudens

 

 

Mededelingen


Laatste herinnering inzake hernieuwen ledenbijdrage voor 2018

Toetreden kan nog steeds, mits overboeking van de ledenbijdrage. Even herinneren: de minimumbijdrage blijft ongewijzigd en bedraagt 29 €. In ruil daarvoor verzekeren we u de stipte toezending van het nieuwe Jaarboek Joris van Severen – het 22e al – in de meimaand en van de vier nummers van ons kwartaalblad Nieuwsbrief Joris van Severen. Vanaf het bedrag van 35 € boeken we u met dank als steunend lid. Vereffening graag via onze rekening IBAN: BE71 0001 7058 1469 – BIC: BPOTBEB1 t.n.v. Studie-centrum Joris van Severen, Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper.

 

 

 

 

 

Het bloemstuk namens de Stichting Joris van Severen, aan het graf te Abbeville  in mei 2018

 


"De gezworen vijanden van het Verdinaso"


In het boek over de Dinaso-milities van Jan Creve (1987) wordt er kort gesproken over de Internationale Socialistische Anti-oorlogsliga, kortweg de Liga, als de tegenstanders van de Dinaso's in de jaren 1930. Overal waar het Verdinaso vergaderingen wilden beleggen dook de Liga op en kwam het tot straatgevechten. In Gent leek het Dinaso-huis als gevolg van deze antifascistische acties een belegerde vesting. Tot op heden is er geen publicatie verschenen, zelfs geen tijdschriftartikel, dat geheel aan de Liga is gewijd. Doorgaans wordt er zijdelings aan gerefereerd, wat opmerkelijk is, want de Liga was geen marginale club - op 1 oktober 1933 marcheerden duizenden Liga-leden in het gelid en met vaandels aan kop door Brussel.

 

 

Onze jaarboekmedewerker Ruud Bruijns heeft jarenlang onderzoek gedaan naar deze gezworen vijanden van het Verdinaso, waarbij hij stad en land heeft afgereisd om archieven te bezoeken in Nederland en Vlaanderen. Het resultaat is een boek over de Liga in Vlaanderen en Nederland, waarin veel nieuwe inzichten aan het licht zijn gekomen. Zo wordt er ingegaan op de betekenis van het antimilitarisme in de sociaaldemocratie, het ontstaan van de Liga en de connecties met de IJzerbedevaart, de oorsprong van de militie-vorming en het antifascisme, de inplanting in Nederland en de uiteindelijke breuk met de sociaaldemocratie in 1934/1935. Het is de meest complete geschiedenis van deze bijna vergeten beweging tot zover.

Er wordt in het boek uiteraard worden ingegaan op hardnekkige mythes aangaande de relatie met het Verdinaso, zoals de vermeende rol bij de zaalslag in Antwerpen in 1932, de geplande landdag in Mechelen in 1933, en het vermeende fascistische gevaar in Vlaanderen dat er in werkelijkheid niet was. Er wordt ook aandacht besteed aan de vormentaal van de Liga, die opmerkelijke vertoonde met het Verdinaso, zoals uniform-dracht, vaandels en optochten. Er was een opmerkelijke zucht naar orde en tucht voor een zelfverklaarde linkse beweging. Als laatste maar niet onbelangrijke vondst is er de toenadering van Liga-kopstukken Liebaers en War van Overstraeten aan het adres van Joris van Severen.

Het boek van Ruud Bruijns draagt als titel 'Liever revolutie dan oorlog' en zal in oktober dit jaar wordt uitgegeven door Uitgeverij Vrijdag (ISBN 978 94 6001 699 8). De kostprijs bedraagt 24,95 Euro. Er is een webpagina met nieuws, achtergronden en aankondigingen betreffende dit boek: https://www.facebook.com/LigaBoek

 

Het Verdinaso in Wallonië


Politieke strategie en/of opportunisme?

Karl Drabbe, op Doorbraak, dd. 15 juli 2018

Het broodje-aapverhaal is bekend. Van Severen en zijn Verdinaso-militanten marcheren in colonne in een Vlaamse stad, de Vlaamse Leeuw voorop. Twee VNV’ers zitten op een terras en stoten elkaar aan. ‘Die Van Severen, die is in staat om zijn militanten achter gelijk welke vlag te laten lopen.’ Si non e vero, e ben trovato’. Want een paar jaar de oprichting van zijn Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso) neemt Van Severen afscheid van het Vlaams-nationalisme. Met de zogenaamde Nieuwe Marsrichting zet hij zijn beweging op het spoor van Heel-Nederland, zeg maar de huidige Benelux en Nord-Pas-de-Calais. Een ‘hereniging’ van de historische Zeventien Provinciën, dus mét Friezen, Luxemburgers en … Walen. Het kostte hem weinig krediet, maar wel rechterhanden als Wies Moens en Ward Hermans.

Wallonië

Wat de impact van die Nieuwe Marsrichting betekent voor Franstalig België is nooit eerder grondig onderzocht. Een licentiaatsthesis uit 1982 uitgezonderd, moest historicus Ruud Bruijns vooral terugvallen op de Dinaso-pers om een beeld te vormen van het Franstalige Verdinaso. En dat deed hij weergaloos. Conclusie: het stelde allemaal niet veel voor. De vraag stelt zich dan: wat bewoog ‘Leider’ Van Severen tot de ommezwaai?

In een helder gestructureerd artikel in het jongste – 22ste –Jaarboek Joris van Severen onderzoekt Bruijns de relatie van het Verdinaso tot Franstalige rechts-radicale en fascistoïde bewegingen. Achtereenvolgens komen het Nationaal Legioen en Rex aan bod, en nationaal-conservatieven in de Katholieke Partij. Ook de verhouding van de Waalse (wallingantische) beweging tot Van Severens liefdesverklaringen komt aan bod. Bruijns onderzoekt ook de inplanting van Verdinaso-afdelingen in Franstalig België, en de contacten met de Franstalige adel. Tot slot gaat hij na hoe de Dinaso’s zich opstelden na de moord op Van Severen in mei 1940.

 

Belgicistisch rechts

Vóór de Tweede Wereldoorlog waren het fascistische Légion national (LN) en Rex niet op één lijn met het Verdinaso. De ‘utopische’ hereniging van de Lage Landen stond samenwerking in de weg. LN en Rex stelden zich voor alles als belgicistisch op. Ze combineerde de liefde voor de tricolore met even reactionaire denkbeelden, maar verder ging het niet. De Nieuwe Marsrichting maakte daarin geen verschil. Bruijns spreekt zelf van ‘de slechte verhouding tussen Rex en het Verdinaso’, wat die laatste ingaf om bij Degrelles strijd tegen Van Zeeland in 1937 op te roepen blanco te stemmen. Kort na Degrelles nederlaag werd het Franstalige Dinasoblad L’Ordre thiois zelfs opgedoekt… Missie geslaagd? Naar het waarom dient nog onderzoek gevoerd.

Binnen de Katholieke Partij waren er wel enkele conservatieve stemmen, zoals senator en Defensieminister Paul Crokaert, die hun sympathie voor Van Severen niet onder stoelen of banken staken. De Nieuwe Marsrichting hielp daarbij; het Verdinaso was plots niet meer staatsgevaarlijk… Van Severens pleidooien voor een neutraliteitspolitiek, hielpen daar uiteraard bij. Franstalig Belgische adel raakte gecharmeerd door Van Severens Nieuwe Marsrichting. Ze koppelde er wat graag een provinciaal federalisme aan vast, als tegenpool voor een Belgisch federalisme op basis van de gemeenschappen. In Vlaams-katholieke en -nationalistische en Waalse socialistische kringen werd de roep om federalisme steeds luider. De Franstalige elite – niet het minst in Luxemburg – zag in het provinciale federalisme van o.a. Pierre Nothomb een werkbaar alternatief.

 

Waalse beweging

De Waalse beweging stond – net als Franstalig belgicistisch rechts – zeer wantrouwig tegenover de pro-Waalse liefdesverklaring van het Verdinaso. Bruijns licht niet het doopceel van de verenigingen en tijdschriften die hij citeert. Wat jammer is, want het is veelzeggend dat die allen behoorlijk links/socialistisch waren. In het zuiden van het land gingen socialisme en regionalisme hand in hand. Een unitair tot Heel-Nederlands pleidooi kon er op weinig begrip rekenen. Behalve bij de unitaristische leerkracht Louis Gueuning van het kleine tijdschrift La Renaissance wallonne. Die zou vooral na de Tweede Wereldoorlog blijven werken aan de gedachtenis van Van Severen en zijn nationaal-solidarisme.

Omdat er absoluut geen congruentie was tussen de Nieuwe Marsrichting met haar Belgisch unitarisme en het concept ‘Wallonië’, sprak men in het Verdinaso voortaan van de Romaanse gewesten of gouwen. ‘Wallonië’ was uit den boze, net als Vlaanderen, tenzij dan in zijn historische betekenis. (Volgens de Dinaso’s was het Waals zelfs een Germaanse taal die geen uitstaans had met het Frans; we weten wel beter.)

 

Oorlog en dood van Van Severen

Tijdens de oorlog zou er in Rex toch wel enige sympathie voor het Verdinaso doordringen. Bruno Cheyns heeft in zijn Degrelle-biografie al aangetoond welke ideologische sprongetjes Degrelle maakte tijdens Wereldoorlog II. Ook de jongerenbeweging was er gevoelig voor. Zij veranderde de naam van Jeunesse Rexiste Masculine in Jeunesse Nationale-Solidariste, om wat later te evolueren naar Jeunesse Nationale-Socialiste (JNS). De jeugdbeweging organiseerde een ‘Campe-école des 17 provinces’ en Degrelle toverde het Bourgondische kruis uit zijn mouw om – naast de Belgische vlag – op de mouw van de Franstalige Oostfrontstrijders te spelden.

De balans leert dat er hoop en al weinig Franstalige Verdinaso-afdelingen waren, eerder in kleine gemeenten actief waren, en soms een belachelijk laag aantal leden had (Verviers: 3 of 4). Naar het lezerspubliek van de Franstalige Dinaso-bladen als L’ordre thiois of Pays-Bas Belgiques heeft Bruijns niet gepeild. Er is dus nog ruimte voor onderzoek
Na de dood van Van Severen verspreidden de Franstalige aanhangers zich al net als de Vlaamse over collaboratie, verzet en neutraliteit. De eersten kwamen bij Rex terecht – ze moesten wel van de nazi-bezetter. Verzetslui komen we tegen in de clandestiene pers of bij het Geheim Leger. Zou er niemand bij de extreemrechtse verzetsorganisatie Koninklijke Nationale Beweging terechtgekomen zijn, vraag ik me af
.

 

Opportunisme

De vraag stelt zich dan wáárom Van Severen de moeite nam om een utopisch ideaal van een Heel-Nederland tot het zijne en dat van zijn beweging te maken? En dat nog geen drie jaar na de oprichting van zijn Verdinaso? In Franstalig België bestond er immers weinig animo. Rechts-autoritaire ideeën sloegen er wel aan, zelfs bij de Brusselse en Luxemburgse elite. Maar die Zeventien provinciën? Daar liep niemand warm voor.

Al in het begin van zijn artikel schuift Ruud Bruijns een plausibele reden naar voren. Een reden die door diehard oud- en neo-Dinaso’s ongetwijfeld zal gepareerd worden, maar die mogelijk is. Bruijns: ‘het is waarschijnlijker dat Van Severen wilde ontkomen aan de overheids-vervolging die zijn beweging boven het hoofd hing.’ De Belgische regering legde immers de financiering droog van de Dinaso-vakbond (Verbond van Nationale Arbeiderssyndicaten) en ‘de Dietse Militie werd bedreigd door een uniformverbod’. ‘De Belgische regering zag zijn rechts-revolutionaire beweging als een bedreiging voor de landseenheid en om aan deze toorn van de overheid te ontsnappen moest Van Severen de scherpe kantjes van het Verdinaso afvijlen.’ Daarom koos hij voor een unitair België in een Diets Rijk. De ontbinding van België liet hij dus achterwege voor politiek opportunisme eerder dan voor een nieuwe politieke strategie…

 

Jaarboek

Een Verder in dit jaarboek het slot van Romain Vanlandschoots biografie 1917-1927 van Van Severen, een boeiende bijdrage van Doorbraak-medewerker Pieter Jan Verstraete over de Nederlandse fascistische schilder Pyke Koch en het script van een toneelstuk van Antoon van Vlemmeren over Joris van Severen. Dat dat laatste context noch datering kreeg, is te betreuren. Een artikel waarin het organisch-universeel elitair corporatisme van de Duitse conservatief-revolutionaire socioloog Othman Spann wordt gelinkt aan het nationaalsolidarisme van Van Severen levert een nieuwe inkijk op de ideologische inspiratiebronnen van die laatste. Die waren immers niet enkel Frans, stelt auteur Maurits Cailliau, ze duiden ook aan hoe ver Van Severen stond van het Duitse nationaalsocialisme. Met dit jaarboek staan we weer wat verder in de studie van en over Joris van Severen en het Verdinaso. Het is echter nog steeds wachten op de grote biografie. Het Jaarboek Joris van Severen kost 35 € – leden Studiecentrum 29 € - en is verkrijgbaar via maurits.caillau@skynet.be. Meer info via: www.jorisvanseveren.org.

______________

Bron: https://doorbraak.be/het-verdinaso-in-wallonie/


Overwegingen bij bovenstaande Doorbraak-bijdrage


Maurits Cailliau

Hoe de lectuur van deze jaarboekbijdrage, afhankelijk van het uitgangspunt van de lezer, hoogst verschillend kan gepercipieerd worden… Bij Karl Drabbe leidde dit tot de conclusie dat het Verdinaso en de Heel-Nederlandse optiek die het huldigde, in het Franstalig landsgedeelte een eerder elitaire bedoening is gebleven en al bij al niet veel zaaks blijkt geweest te zijn. Bij anderen bracht dezelfde bijdrage dan weer verder reikende en verrijkende informatie aan over een onderwerp dat, o.l.v. prof. F. Balace, voorheen al stof geleverd had voor een Franstalige universitair thesiswerk - informatie bovendien die ten dele aansloot op een eerdere jaarboekbijdrage over de verhoudingen tussen Joris van Severen en de ‘hogere kringen’, die Ruud Bruijns bewust buiten de context van zijn studie liet.1

Het is vanzelfsprekend het goed recht van de Doorbraak-auteur om de bestrevingen van Joris van Severen en zijn Verdinaso tot een “een utopisch ideaal van een Heel-Nederland” te bestempelen, om dan even verder te verduidelijken dat Van Severen “zijn beweging op het spoor zette van Heel-Nederland, zeg maar de huidige Benelux” die dan klaarblijkelijk – en terecht! – niet langer als “utopisch” bestempelt wordt. Of is dit voor de Franstaligen veeleer een kwestie van groeiend historisch bewustzijn geweest, die hen de Benelux-logica – het samengaan van de Lage Landen – deed aanvaarden – en Joris van Severen dus in zekere zin te vroeg gelijk had?

Eenzelfde haperende gedachtegang stellen we vast waar de auteur poneert dat Van Severen “koos hij voor een unitair België in een Diets Rijk” en even verderop terecht opmerkt dat “Franstalige adel gecharmeerd werd door de Nieuwe marsrichting waaraan ze provinciaal federalisme aan vast koppelde, als tegenpool voor een Belgisch federalisme op basis van de gemeenschappen”.

Van Severen opteerde derhalve niet voor een unitair België maar wel voor een meerledig federalisme op basis van de provincies – de evenzovele historische entiteiten van waaruit de Nederlanden tot hun eenheid gegroeid waren. Waarin hij geen heil zag was een tweeledig federalisme dat louter en alleen berustte op de taaldualiteit.

Tot slot misschien nog even terugkomen op de ondertitel “Strategie en/of opportunisme” in de Doorbraak-titel. Naast het door Ruud Bruijns aangehaalde anticiperen op de er aankomende strafrechtelijke Belgische oekazes en de door Vik Eggermont hieronder vernoemde Europese dimensie heeft niet het minst ook het zich verdiepen in de geschiedenis van onze Nederlanden een primordiale rol gespeeld bij Van Severen in het ‘uitrollen’ van de Nieuwe marsrichting. Hoe zwaar deze elementen in de evolutie wogen zal wel afgehangen hebben van het concrete moment maar zeker is dat de historische motivering een steeds belangrijkere rol is gaan spelen in zijn discours. Er zijn namelijk meerdere “nieuwe marsrichtingen” geweest!

Er ontbreekt mijns inziens, stelt Eggermont, toch nog heel wat aan dit Doorbraak-artikel. Dat Van Severen met zijn Nieuwe marsrichting meteen blijk had gegeven een totaal nieuw concept ontdekt te hebben, daar wordt klaarblijkelijk niet aan gedacht. Ik zou zeggen: hij kwam op het spoor van een Europese dimensie die de Vlaamse beweging niet kende. Daarvoor was ze te kleinburgerlijk. Anders gezegd: hij toonde een groei in politiek inzicht, maar nogmaals: dat schijnt bij de auteur (en uiteraard ook bij de doorsnee Doorbraak-lezer) niet in gedachten te komen. De huidige rampzalige situatie in Europa toont nochtans duidelijk aan hoe noodzakelijk die Nieuwe marsrichting (ook nu nog) is.

Even misschien nog de ‘Genesis’ schetsen van de evolutie die Van Severen tot de (eerste) Nieuwe marsrichting bracht. Uit z’n bureelagenda sprokkelden we volgende fragmenten die daar rechtstreeks mee verband houden:

30/7/1934: Vergadering met Emiel Thiers, Pol van Herzele, Arie van der Horst. Wies Moens is weer afwezig. Bespreking nieuwe methode: Bourgondië.

2/8/1934: Naar Alveringem. Dag met Cyriel Verschaeve. Heerlijke uren. Rob van der Schelden vergezelt mij. Verschaeve zegt tweemaal: "Ik zie u zo geern Georges - ik zie u nog veel liever dan vroeger." Hij is het volkomen eens met mijn plan-methode: Rijks Nederland + geheel België (Bourgondië). Volkomen en spontaan.

10/8/1934: Voormiddag bezoek van Renynghe de Voxvrie. Ik spreek hem over mijn plan m.b.t. nieuwe marsrichting. Hij verklaart mij dat hij zich overal als Dinaso uitgeeft.

1/9/1934: Thuis. Namiddag, Maurits Geerardyn verklaart zich akkoord met de nieuwe marsrichting.

Verderop in z’n agenda komt dit onderwerp nergens nog ter sprake; dat was klaarblijkelijk een uitgemaakte zaak. In het openbaar bracht Joris van Severen zijn gewijzigde inzichten en de erin vervatte nieuwe strategie te berde in z’n redes respectievelijk gehouden te Kemzeke (14 juli 1934) en even later te Izegem (20 oogst 1934). In een latere fase zou hij zijn Nieuwe marsrichting, voornamelijk op basis van zijn verdiept historisch inzicht, verder uitdiepen en vervolmaken.2 Ze zou haar definitieve neerslag krijgen in zijn rede De Vlaamse Beweging, België en de gebondenheid der Nederlanden – De Dietse Rijksgedachte van het Verdinaso, waarmee hij te Sint-Niklaas de voordrachten-cyclus van het ‘Comité voor politieke en sociaaleconomische voorlichting’ afsloot, nadat vόór hem Leo van der Essen, Frans van Cauwelaert, Tony Herbert en graaf Louis de Lichtervelde daar het woord gevoerd hadden.3 Een laatste aanmerking: Othmar Spann was geen Duitse maar wel een Oostenrijkse socioloog en denker. Niettemin dank aan Doorbraak en de aandacht die er – ook al in het verleden – besteed wordt aan onze publicaties. Daardoor wordt het meteen ook mogelijk desgevallend enkele aspecten nader toe te lichten en te verduidelijken.

_______________

1                  1  Alain Mouton & Jef Werkers, ‘Joris van Severen en de “hogere kringen”’, in Jaarboek Joris van Severen 12, 2008, pp. 133-172.

2                  2  Dit evoluerend inzicht werd helder geschetst door Ward Kennes, ‘De nationale visie van Joris van Severen’, in M. Cailliau (Ed.), Joris van Severen spreekt – Gedenkboek 1894-1994, pp. 227-268.

3                   3 Deze voordrachtencyclus werd naderhand gebundeld onder de titel Nieuwe richtlijnen, Boekhandel-Uitgeverij Universum, Brussel.

 

In Memoriam


De E.H. Gereon van Boeschoten (Dongen (NL) 10 januari 1937 – Grimbergen 5 juli 2018), norbertijn van de abdij van Grimbergen en Ere-prelaat van het prioraat van de Lage Landen van de Orde van de Hospitaalridders van Sint-Jan van Jeruzalem Hij was sinds jaar en dag lid van het Studiecentrum Joris van Severen

 

 


Uit: ‘De wereld van Pyke Koch’


Samengelezen door Sjors Remerswaal

 

Behalve in het hiervoor geschetste artistieke milieu van literatoren en kunstenaars bewoog Koch zich actief in het politieke milieu van het Nederlands fascisme. Op 25 juni 1934 sloot hij zich aan bij het Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen (Verdinaso) en ontpopte zich tot een overtuigd pleitbezorger van de idealen van dit verbond. Toen het Verdinaso op 9 november 1940 opging in de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland (NSB), werd hij automatisch lid van die partij. Eind april 1941 liet hij zich uitschrijven, wat medio mei zijn beslag kreeg. Interessant is te zien hoe Kochs politieke betrokkenheid zich ontwikkelde en welke vorm die aannam, ook in zijn werk. (blz. 43). Daarnaast had via het Diets Studentenverbond (DSV) de ´Groot-Nederlandse´ of ´Dietse´ gedachte vat gekregen op een deel van de studentenwereld. Dit verbond, dat op 1 juli 1922 in Utrecht was opgericht, had tot voornaamste doel Nederlandse en Vlaamse studenten te verenigen ter bescherming en bevordering van de Dietse beschaving. In de jaren dertig radicaliseerde een aantal (oud) leden van het DSV. Zij werden lid van de NSB of sloten zich aan bij het Verdinaso, dat ook in Utrecht een afdeling had. De Groot-Nederlandse gedachte was een van de pijlers waarop het Verdinaso was gegrondvest. Koch werd, zoals gezegd, op 25 juni 1934 lid van dit verbond. Niet bekend is of hij lid is geweest van het DSV (blz 44). In 1934 koos Koch voor het Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen, in de verwachting dat dat gezelschap een meer verheven statuur had, meer 'houding', zoals Koch het noemde.

Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen

Het Verdinaso was op 4 oktober 1931 gesticht door de Vlaamse nationalist Joris van Severen (1894-1940). Het was op para-militaristische leest geschoeid, met een dito organisatiestructuur, uitrusting en rituelen. Leiders en leden staken zich graag in uniform. Zij werden als daadkrachtig in beeld gebracht. Het streven van Van Severen en de zijnen was Nederland en België te verenigen in een corporatistisch Dietsland. Het verbond had op zijn hoogtepunt in 1937 in België zo'n 15.000 leden; in Nederland een kleine vijfhonderd.

Het Verdinaso was uitgesproken antisemitisch, antidemocratisch en antisocialistisch (en dan het socialisme van marxistische signatuur). Antisemitisme was geen exclusief kenmerk van het verbond. Het was een wijd verbreid bestanddeel van de Europese cultuur, zeker in dit tijdsgewricht. In Zetten - om een voorbeeld te geven uit de wereld van Koch - had de leiding van het internaat uitingen van antisemitisme weliswaar niet gestimuleerd, maar wel gedoogd. Kochs antisemitisme was selectief. Geassimileerde joden met verdiensten voor de wetenschap of cultuur, zoals Freud en Einstein, beoordeelde hij als gelijken. De anderen niet. Vermoedelijke deelde hij het Verdinaso-standpunt in dezen. Joden die zich in uiterlijk en gebruiken onderscheiden van de rest van de bevolking, pasten niet in het beeld van de 'Dietse' beschaving, die een culturele eenheid veronderstelde. In Hier Dinaso! wordt herhaaldelijk gewaarschuwd voor de 'verjoodsing' van de samenleving onder meer door joodse functionarissen die invloedrijke posities bekleedden, in het universitair onderwijs of in de rechtelijker macht, met naam en toenaam te noemen. Ook de onevenredig grote vertegenwoordiging van joden in de belangrijkste sectoren van economie en maatschappij - banken en kranten - was een bron van expliciete ergernis voor de Nationaal-Solidaristen.

Wat het antidemocratisch standpunt betreft, de leus van het Verdinaso zegt genoeg: 'Autoritaire Staat, Corporatieve Orde'. Niet het volk maakt de dienst uit, maar de besten van het volk, de 'aristocratie', overeenkomstig de oorspronkelijke betekenis van het woord:

"Niet aan de massa en hare vleiers komt de heerschappij toe, maar aan de keurploeg van een volk, aan de elite, aan de verscheidene aristocratieën van ene naties, voor zover zij hunne taak begrijpen en volbrengen die er ene is van alleredelsten dienst.

de aristocratie van het bloed;

de aristocratie van het verstand en van den nauwgezette arbeid;

de aristocratie der waarachtige wellevendheid;

de militaire aristocratie, en in het komende Rijk, de aristocratie van de Dinaso-Militanten-Orde en van de DPO (Dinaso Propaganda Orde.)” Koch was het daarmee eens. Hij had, net als vele anderen van zijn en voorgaande generaties, de mond vol van 'aristocraat' en 'aristocratisch'. Als lid van de culturele en sociale elite voelde ook hij zich bedreigd door de democratie, uitvloeisel van de toenemende industrialisatie, waarin de gevreesde burgerlijke mentaliteit en middelmaat de scepter zwaaiden, en maakte zich op waarden als adel van geest en beschaving te verdediggen.

(....) Mede vanwege een andere voorstelling van wie nu de besten waren, en dus aangewezen om de staat te leiden, keerde het Verdinaso zich tegen de Nationaal-Socialistische Beweging van ir. Anton Mussert (1894-1946) en Kees van Geelkerken (1901-1976).

'Onze idealen'

Voorman van de Noordelijk tak van het Verdinaso was beeldhouwer Ernst Voorhoeve (1900-1966) Hij was een van degenen die zich uit sociaal-idealisme in de actieve politiek hadden gestort. Voorhoeve was sinds 1 november 1933 lid van het verbond, hij werkt zich op tot 'Organisatieleider en Propagandaleider van het Verdinaso voor Rijksnederland. Vanaf 7 mei 1934 bestond er een familieband tussen Voor-hoeve en Koch. Koch trouwde die dag met Voorhoeves nichtje, jonkvrouw Heddy de Geer (1905-1988), dochter van Ria de Geer-Voorhoeve (1883-1955) en jonkheer Dirk Jan de Geer (1870-1960), voorman van de Christelijk-Historische Unie en oud-minister van Financiën. Of Koch via Voorhoeve in contact is gekomen met het Verdinaso, valt te betwijfelen. De neorealist Koch en de tot het rooms-katholicisme bekeerde schepper van religieuze kunst bewogen zich in twee gescheiden artistieke kringen. Nog in april 1936 begint Koch een brief aan Voorhoeve met: "Geachte Heer Voorhoeve", en sluit hij die formeel af met: "Heil! P. Koch". Op dat moment is er kennelijk nog geen sprake van de vriendschappelijke vertrouwelijkheid die een jaar later wel uit zijn brieven spreekt.

Koch staat vanaf 25 juni 1934 geregistreerd als lid van het Verdinaso. Dat hij als lid ook actief was blijkt uit zijn brief van april 1936 aan Voorhoeve. De aanleiding om de pen op te pakken was een in zijn ogen mislukte propaganda-avond in Utrecht: zaal en spreker - dichter en schrijven Henri Bruning (1900-1983) - waren onder de maat geweest. Kochs frustratie was des te groter omdat hij juist op die avond een van zijn vrienden, de dichter Martinus Nijhoff (1894-1953), zover had gekregen hem te vergezellen in de hoop hem te winnen voor de verbondsidealen: "M. Nijhoff met wie ik nu jaar en dag gevochten heb over wat ik 'onze idealen' wil noemen, en die ik nu eindelijk voor de eerste maal ertoe had gekregen, een stem uit 't Dinaso zelf te horen, die zei me, nou daarover hoef je in elk geval niet lang te piekeren - ideologie daargelaten - de leiders deugen in geen geval. Wou je mij inviteren achter een leider te gaan staan die een zo kleine beweging blijkbaar al niet kan overzien want: die zo'n snert-spreker (...) loslaat op mensen die hij wil winnen voor z'n beweging? (...)"Toen een reactie van Voorhoeve uitbleef, stuurde Koch zijn colporteurs-uitrustig terug. Daarop reageerde Voorhoeve wel per kerende post: hij zei het mislukt-zijn van de propaganda-avond te betreuren: "Bruning zei mij later, niet in orde te zijn geweest."

Totdat het verbond op 9 november 1940 opging in de NSB bleef Koch zich - met tussenpozen vanwege langdurige verblijven in het buitenland - inzetten voor het Verdinaso: "Kan je (Voorhoeve) met propaganda materiaal zenden om een bijeenkomst in Utrecht voor te bereiden. Ik geloof dat daarvoor wel een klein maar intelligent publiek te mobiliseren is - vnl. doctoren, juristen e.d. Maar het is noodzakelijk dat ik beschik over een 'verse' beginsel verklaring - Kan je er niet een opstellen, die we dan samen (jij Br[uning] en ik) even bespreken. Met een gedurfde fiere doelbewuste actie zouden duizenden te overtuigen zijn geloof ik" (blz. 51).

Elsseneur

Begin 1937 breidde Koch op verzoek van Voorhoeve zijn activiteiten uit, door voor Hier Dinaso! te gaan schrijven. Hij zag de uitnodiging waarschijnlijk als een gelegenheid om zijn talent als publicist te beproeven en zijn stem te laten horen. (...) Op 13 maart 1937 debuteerde Koch in Hier Dinaso! met ‘De uitgeweken Duitsche schrijver Thomas Mann'; een week later verscheen 'André Gide’s Retour de l’USSR’.

Hij publiceerde niet onder eigen naam, maar onder het pseudoniem Elsseneur, een personage uit Les Chants de Maldoror van Lautréamont een van zijn favoriete literaire werken. In ‘De uitgeweken Duitsche schrijver Thomas Mann’ roept Koch Mann tot de orde. Aanleiding is het artikel over diens protestbrief aan de filosofische faculteit van de universiteit van Bonn in De Telegraaf van woensdag 20 januari 1937, onder de titel ‘Thomas Mann's antwoord aan Duitschland. Waardig pleidooi voor rede en vrede'. Manns, in de ogen van Koch, aanval op Duitsland volgde op het intrekken van zijn eredoctoraten, een maatregel waartoe was overgegaan nadat hem op 19 december 1936 het Duitse staatsburgerschap was ontnomen. Hypocriet noemt Koch het dat "zijne literaire hoogheid Thomas Mann", nu wel in (blz. 53) de pen klimt, terwijl hij in de vier jaar dat hij in vrijwillige ballingschap is zijn stem niet heeft laten horen ten gunste van het Duitse volk: "Nu z'n eigen huid geraakt is - nu is 't wel de tijd om vanuit een vijandig nabuurland 'de stem der beschaving' te laten klinken." Koch probeert Manns aanval te ontkrachten door te wijzen op de willekeur van zijn verwijten: waarom verwijt hij alleen Duitsland zich zwaar te bewapenen: "een tot de tanden gewapend Frankrijk heeft U nooit gehinderd." Ook Italië en Rusland zijn zwaarder bewapend dan Duitsland. In reactie op Manns uitspraak over zijn plicht als kunstenaar stelt Koch ook een meer algemeen punt aan de orde: de functie van de kunstenaar in de staat. In 1940 zal hij daarop terugkomen, maar dan als pleitbezorger van het kunst- en cultuurbeleid van het nationaalsocialistische regime. In Hier Dinaso! stelt Koch dat kunst en staatsideologie gescheiden wegen moeten gaan. Waar het toe leidt wanneer dat niet het geval is wordt in Rusland gedemonstreerd: "We zien hier dat de Sovjetstaat van zijn schrijvers eist dat ze tendens schrijven - positief dus - in dienst van het regiem en deszelfs ideologie, zoals dit, op het moment, de lijn uitstippelt; en dus, niet allereerst in dienst van hun genie." In de toekomstige Nationaal-solidaristische Staat mag dat nooit het geval zijn: "Van de kunstenaar zal slechts geëist moeten worden, dat hij zich niet op het terrein van de politiek begeeft of het gezag van den Leider ondermijnt." "En zelfs dit verbod zou men niet te ruim moeten opvatten", vervolgt Koch zijn credo met vermoedelijk ook zijn 'hard boiled' wijven Mercedes de Barcelona (1930), Bertha van Antwerpen (1931) en de vrouw in De schiettent (1931) in gedachten [afb. 8,9 en p.34], want: "dat b.v. de staat zich baseert op huwelijk en gezin mag zeker geen reden zijn om van de schrijver een verheerlijking van het gezin en het huwelijk als zodanig te gaan eisen [...]. Een staat die de kunstenaar zou verbieden de hevige conflicten, de grote zonden, de morele nederlagen van zijn objecten in zijn werk te betrekken [...] en autoritair zou bepalen: 'wij hebben aan dergelijk werk geen behoefte', begaat een fout, die leidt tot ellendige, burgerlijke vervlakking." Immers: "Nooit heeft de waarlijk grote kunst een nationale tendens gehad. " in 'André Gide's ‘Retour de l'URSS' stelt hij, geheel en al in lijn met het rabiate anti-bolsjewisme van het Verdinaso, via Gide’s bekering tot het communisme het in alle opzichten falen van het Russische communistische staatsbestel in felle bewoordingen aan de orde.

Voorhoeves uitnodiging om zijn werk in Hier Dinaso! te laten bespreken, wees hij af, bij gebrek aan nieuw en actueel werk: "[...] laat ik beginnen met te zegen dat ik het zeer vererend vind dat een journal d'attaque, plaats zou inruimen aan de bespreking van mijn werk. Er is echter geen foto (van werk) waar ook nog maar een kraak van nieuwheid of actualiteit aan is. [...] Over twee jaar hoop ik enige grote doeken af te hebben, bij leven en welzijn, waarvan het me een groot plezier zal doen, ze 't eerst besproken en gereproduceerd te zien in 'Hier Dinaso'" (blz. 55).

De nieuwe orde

Toen ook Nederland bezet was, moest het Verdinaso zich bezinnen op zijn toekomst: had het wel een toekomst? De opties waren: onder voorwaarden opgaan in de NSB of van het politieke toneel verdwijnen. Koch staat geregistreerd op de lijsten van genodigden en aanwezigen van de 'beperkte kadervergadering' van het verbond op 10 oktober en 2 november 1940, toen hierover gesproken moet zijn. Op 19 en 20 oktober besloot het Verdinaso-kader onder leiding van Voorhoeve om de toetreding tot de NSB goed te keuren. Op 9 november ging het verbond op in de NSB en werd ook Koch automatisch lid van die partij. Voorhoeve die een goedbetaalde baan als propagandaleider uit de onderhandelingen met de NSB wist te slepen, probeerde ook Bruning en Koch de organisatie binnen te loodsen: "De navolgende functionarissen van Verdinaso zijn reeds als lid der NSB toegetreden. Ik verzoek U, Uw bijzondere aandacht te besteden aan hen en hen zo spoedig mogelijk in onze organisatie in te schakelen. [...] P. Koch, Oude Gracht 231, Utrecht, Functie Publicist." Bruning en Koch staan op de lijst, die vervolgens op 23 februari 1940 werd samengesteld, van uit te nodigen personen voor de bijeenkomsten van de propaganda-afdeling. Deze afdeling werd geleid door Voorhoeve en was gevestigd op Maliebaan 35 in Utrecht.

Voorhoeve’s entree in de NSB stond overigens niet onder een goed gesternte. De kritiek van het Verdinaso op de NSB werd door Mussert niet vergeten. Vooral de toelating van joden bij de Nationaal-Socialistische Beweging was beschimpt in Hier Dinaso!, ook door Voorhoeve onder meer op 21 december 1935 onder de veelzeggende titel 'Mussert: Warhoofd of Volksmisleider'. De wederzijdse animositeit won het geregeld van het wederzijdse vertrouwen. In 1942 werd Voorhoeve door Mussert strategisch ingezet als pion in het getouwtrek tussen hemzelf en de secretaris-generaal van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten, die filosoof prof. dr. Tobie Goedewaagen (1895-1980), met de macht binnen het DVK als inzet. Voorhoeve onttrok zich hieraan door zich als vrijwilliger voor het Oostfront aan te melden. (blz. 60)

(...) In 'Over de kunst' had hij, net als eerder in Hier Dinaso!, gewaarschuwd voor het gevaar dat er bij de beoordeling van kunst meer op de politieke boodschap, op de zogenoemde 'tendenz', wordt gelet dat op het artistieke gehalte: "Ze [de staat] zal [...] op gehalte moeten letten eerder dan op tendenz. [...] Wij zullen ervoor moeten waken geen knoeiers of prutsers te gaan protegeren omdat [...] hun politieke bedoelingen, goed zijn" (blz. 68).

Toen Koch begin 1947 werd opgeroepen zich voor verhoor te melden bij de Politieke Recherche voor de Provincie Utrecht, reageerde hij met de vraag, of het wel nodig was dat hij zou worden gehoord: hij was immers geen lid geweest van de NSB. Hij verklaarde het 'misverstand' uit het feit dat de NSB de abonnees van Hier Dinaso! in 1940 op haar ledenlijst en had bijgeschreven (het lidmaatschap van Verdinaso ontkende hij ook; hij had alleen een abonnement gehad op het partijorgaan). (...) Hij achtte het mogelijk, dat Koch zonder zijn medeweten als lid van het Verdinaso naar de NSB was overgeheveld. Dat zou ook Voorhoeve verklaren: "De door U bedoelde Koch is mij bekend, omdat hij lid van het Verdinaso was tot aan de fusie in november 1940. Ik wist dat hij lid van het Verdinaso was, omdat ik landelijk leider was." Hij ontkende dat Koch lid was gewest van de NSB. Koch zou een van degenen zijn die zonder hun toestemming te hebben verleend overgezet waren op de ledenlijst van de NSB: "Ik weet met zekerheid dat Koch fel gebeten was op de NSB en zeer verontwaardigd over het optreden van de Duitsers. Dus is het volkomen uitgesloten dat hij lid zou zijn geweest van de NSB. Waar de Duitsers uitgesproken vijanden waren van de groot Nederlandse politiek van Verdinaso, heeft Koch, voor zover daar ooit sprake van is geweest, definitief een einde gemaakt aan zijn politieke activiteit." Koch was hiermee een van de ruim 450.000 Nederlanders van wie na de bevrijding een dossier werd aangelegd. Daarvan leidden ruim 165.000 dossiers tot justitieel onderzoek. Vijf Bijzondere Rechtshoven veroordeelden 14.652 mensen; negentien Tribunalen deden 49.920 uitspraken, waarvan 36.935 leidden tot internering. Omdat Kochs verweer aannemelijk werd geacht, werd zijn zaak op 19 maart 1948 geseponeerd: "Voor abonnement 'Hier Dinaso' sec kan worden geseponeerd" (blz. 79). (...) In Nederland had Koch zich aangesloten bij zo'n rechtse club, het Verbond van Dietsche Nationaal-Solidaristen, kortweg het Verdinaso. Hij zette zich in voor zijn idealen. Mijns inziens droeg hij die idealen ook uit door middel van zijn schilderkunst (blz. 85).

______________

Bron: Boek, De wereld van Pyke Koch - Andreas Koch, Roman Koot, Mieke Rijnders, Marja Bosma – Wbooks, november 2017.