> nieuwsbrief > JAAR 2018 - nr.4
    

‘Kop’
                  Joris van Severen geboetseerd door Jef Boudens
Laatste
              herinnering inzake hernieuwen ledenbijdrage voor 2018
Toetreden
          kan nog steeds, mits overboeking van de ledenbijdrage. Even
          herinneren: de minimumbijdrage blijft ongewijzigd en bedraagt
          29 €. In ruil daarvoor verzekeren we u de stipte toezending
          van het nieuwe Jaarboek
            Joris van Severen – het 22e al – in de meimaand en van
          de vier nummers van ons kwartaalblad Nieuwsbrief Joris van
            Severen. Vanaf het bedrag van 35 € boeken we u met dank
          als steunend lid. Vereffening graag via onze rekening IBAN:
          BE71 0001 7058 1469 – BIC: BPOTBEB1 t.n.v. Studie-centrum
          Joris van Severen, Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper. 

Het
            bloemstuk namens de Stichting Joris van Severen, aan het
            graf te Abbeville  in mei 2018
                

Onze jaarboekmedewerker Ruud
            Bruijns heeft jarenlang onderzoek gedaan naar deze gezworen
            vijanden van het Verdinaso, waarbij hij stad en land heeft
            afgereisd om archieven te bezoeken in Nederland en
            Vlaanderen. Het resultaat is een boek over de Liga in
            Vlaanderen en Nederland, waarin veel nieuwe inzichten aan
            het licht zijn gekomen. Zo wordt er ingegaan op de betekenis
            van het antimilitarisme in de sociaaldemocratie, het
            ontstaan van de Liga en de connecties met de IJzerbedevaart,
            de oorsprong van de militie-vorming en het antifascisme, de
            inplanting in Nederland en de uiteindelijke breuk met de
            sociaaldemocratie in 1934/1935. Het is de meest complete
            geschiedenis van deze bijna vergeten beweging tot zover. 
Er wordt in het boek uiteraard
            worden ingegaan op hardnekkige mythes aangaande de relatie
            met het Verdinaso, zoals de vermeende rol bij de zaalslag in
            Antwerpen in 1932, de geplande landdag in Mechelen in 1933,
            en het vermeende fascistische gevaar in Vlaanderen dat er in
            werkelijkheid niet was. Er wordt ook aandacht besteed aan de
            vormentaal van de Liga, die opmerkelijke vertoonde met het
            Verdinaso, zoals uniform-dracht, vaandels en optochten. Er
            was een opmerkelijke zucht naar orde en tucht voor een
            zelfverklaarde linkse beweging. Als laatste maar niet
            onbelangrijke vondst is er de toenadering van
            Liga-kopstukken Liebaers en War van Overstraeten aan het
            adres van Joris van Severen.
Het boek van Ruud Bruijns draagt
          als titel 'Liever
            revolutie dan oorlog' en zal in oktober dit jaar wordt
          uitgegeven door Uitgeverij Vrijdag (ISBN 978 94 6001 699 8).
          De kostprijs bedraagt 24,95 Euro. Er is een webpagina met
          nieuws, achtergronden en aankondigingen betreffende dit boek:
          https://www.facebook.com/LigaBoek
        

Politieke
              strategie en/of opportunisme?
Karl Drabbe, op Doorbraak, dd. 15 juli 2018
Het broodje-aapverhaal is
                bekend. Van Severen en zijn Verdinaso-militanten
                marcheren in colonne in een Vlaamse stad, de Vlaamse
                Leeuw voorop. Twee VNV’ers zitten op een terras en
                stoten elkaar aan. ‘Die Van Severen, die is in staat om
                zijn militanten achter gelijk welke vlag te laten lopen.’ Si non e vero, e
                  ben trovato’. Want een paar jaar de oprichting van
                zijn Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen
                (Verdinaso) neemt Van Severen afscheid van het
                Vlaams-nationalisme. Met de zogenaamde Nieuwe
                Marsrichting zet hij zijn beweging op het spoor van
                Heel-Nederland, zeg maar de huidige Benelux en
                Nord-Pas-de-Calais. Een ‘hereniging’ van de historische
                Zeventien Provinciën, dus mét Friezen, Luxemburgers en …
              Walen. Het kostte hem weinig krediet, maar wel
                rechterhanden als Wies
                    Moens en Ward
                    Hermans.
Wat de impact van die Nieuwe
            Marsrichting betekent voor Franstalig België is nooit eerder
            grondig onderzocht. Een licentiaatsthesis uit 1982
            uitgezonderd, moest historicus Ruud Bruijns vooral
            terugvallen op de Dinaso-pers om een beeld te vormen van het
            Franstalige Verdinaso. En dat deed hij weergaloos.
            Conclusie: het stelde allemaal niet veel voor. De vraag
            stelt zich dan: wat bewoog ‘Leider’ Van Severen tot de
            ommezwaai?
In een helder gestructureerd artikel
          in het jongste – 22ste –Jaarboek
              Joris van Severen onderzoekt Bruijns de
          relatie van het Verdinaso tot Franstalige rechts-radicale en
          fascistoïde bewegingen. Achtereenvolgens komen het Nationaal
          Legioen en Rex aan bod, en nationaal-conservatieven in de
          Katholieke Partij. Ook de verhouding van de Waalse
          (wallingantische) beweging tot Van Severens
          liefdesverklaringen komt aan bod. Bruijns onderzoekt ook de
          inplanting van Verdinaso-afdelingen in Franstalig België, en
          de contacten met de Franstalige adel. Tot slot gaat hij na hoe
          de Dinaso’s zich opstelden na de moord op Van Severen in mei
          1940.
Vóór de Tweede Wereldoorlog waren het
          fascistische Légion national (LN) en Rex niet op één lijn met
          het Verdinaso. De ‘utopische’ hereniging van de Lage Landen
          stond samenwerking in de weg. LN en Rex stelden zich voor
          alles als belgicistisch op. Ze combineerde de liefde voor de
          tricolore met even reactionaire denkbeelden, maar verder ging
          het niet. De Nieuwe Marsrichting maakte daarin geen verschil.
          Bruijns spreekt zelf van ‘de slechte verhouding tussen Rex en
          het Verdinaso’, wat die laatste ingaf om bij Degrelles strijd
          tegen Van Zeeland in 1937 op te roepen blanco te stemmen. Kort
          na Degrelles nederlaag werd het Franstalige Dinasoblad L’Ordre thiois
          zelfs opgedoekt… Missie geslaagd? Naar het waarom dient nog
          onderzoek gevoerd.
Binnen de Katholieke Partij waren
              er wel enkele conservatieve stemmen, zoals senator en
              Defensieminister Paul Crokaert, die hun sympathie voor Van
              Severen niet onder stoelen of banken staken. De Nieuwe
              Marsrichting hielp daarbij; het Verdinaso was plots niet
              meer staatsgevaarlijk… Van Severens pleidooien voor een
              neutraliteitspolitiek, hielpen daar uiteraard bij. Franstalig
                  Belgische adel raakte gecharmeerd door Van Severens
                  Nieuwe Marsrichting. Ze koppelde er wat
              graag een provinciaal federalisme aan vast, als tegenpool
              voor een Belgisch federalisme op basis van de
              gemeenschappen. In Vlaams-katholieke en -nationalistische
              en Waalse socialistische kringen werd de roep om
              federalisme steeds luider. De Franstalige elite – niet het
              minst in Luxemburg – zag in het provinciale federalisme
              van o.a. Pierre Nothomb een werkbaar alternatief.
De Waalse beweging stond – net als
          Franstalig belgicistisch rechts – zeer wantrouwig tegenover de
          pro-Waalse liefdesverklaring van het Verdinaso. Bruijns licht
          niet het doopceel van de verenigingen en tijdschriften die hij
          citeert. Wat jammer is, want het is veelzeggend dat die allen
          behoorlijk links/socialistisch waren. In het zuiden van het
          land gingen socialisme en regionalisme hand in hand. Een
          unitair tot Heel-Nederlands pleidooi kon er op weinig begrip
          rekenen. Behalve bij de unitaristische leerkracht Louis
          Gueuning van het kleine tijdschrift La Renaissance wallonne.
          Die zou vooral na de Tweede Wereldoorlog blijven werken aan de
          gedachtenis van Van Severen en zijn nationaal-solidarisme.
Omdat er absoluut geen
              congruentie was tussen de Nieuwe Marsrichting met haar
              Belgisch unitarisme en het concept ‘Wallonië’,
                  sprak men in het Verdinaso voortaan van de Romaanse
                  gewesten of gouwen. ‘Wallonië’ was uit den boze,
              net als Vlaanderen, tenzij dan in zijn historische
              betekenis. (Volgens de Dinaso’s was het Waals zelfs een
              Germaanse taal die geen uitstaans had met het Frans; we
              weten wel beter.)
Tijdens de oorlog zou er in Rex toch wel
          enige sympathie voor het Verdinaso doordringen. Bruno Cheyns
          heeft in zijn
              Degrelle-biografie al aangetoond welke ideologische
          sprongetjes Degrelle maakte tijdens Wereldoorlog II. Ook de
          jongerenbeweging was er gevoelig voor. Zij veranderde de naam
          van Jeunesse Rexiste Masculine in Jeunesse
          Nationale-Solidariste, om wat later te evolueren naar Jeunesse
          Nationale-Socialiste (JNS). De jeugdbeweging organiseerde een
          ‘Campe-école des 17 provinces’ en Degrelle toverde het
          Bourgondische kruis uit zijn mouw om – naast de Belgische vlag
          – op de mouw van de Franstalige Oostfrontstrijders te spelden.
De balans leert dat er hoop en al
            weinig Franstalige Verdinaso-afdelingen waren, eerder in
            kleine gemeenten actief waren, en soms een belachelijk laag
            aantal leden had (Verviers: 3 of 4). Naar het
            lezerspubliek van de Franstalige Dinaso-bladen als L’ordre
                thiois of Pays-Bas
                Belgiques heeft Bruijns niet gepeild. Er is
            dus nog ruimte voor onderzoek
              Na de dood van Van Severen verspreidden de Franstalige
              aanhangers zich al net als de Vlaamse over collaboratie,
              verzet en neutraliteit. De eersten kwamen bij Rex terecht
              – ze moesten wel van de nazi-bezetter. Verzetslui komen we
              tegen in de clandestiene pers of bij het Geheim Leger. Zou
              er niemand bij de extreemrechtse verzetsorganisatie
              Koninklijke Nationale Beweging terechtgekomen zijn, vraag
              ik me af.
De vraag stelt zich dan wáárom Van
          Severen de moeite nam om een utopisch ideaal van een
          Heel-Nederland tot het zijne en dat van zijn beweging te
          maken? En dat nog geen drie jaar na de oprichting van zijn
          Verdinaso? In Franstalig België bestond er immers weinig
          animo. Rechts-autoritaire ideeën sloegen er wel aan, zelfs bij
          de Brusselse en Luxemburgse elite. Maar die Zeventien
          provinciën? Daar liep niemand warm voor.
Al in het begin van zijn artikel
          schuift Ruud Bruijns een plausibele reden naar voren. Een
          reden die door diehard
          oud- en neo-Dinaso’s ongetwijfeld zal gepareerd worden, maar
          die mogelijk is. Bruijns: ‘het is waarschijnlijker dat Van
          Severen wilde ontkomen aan de overheids-vervolging die zijn
          beweging boven het hoofd hing.’ De Belgische regering legde
          immers de financiering droog van de Dinaso-vakbond (Verbond
          van Nationale Arbeiderssyndicaten) en ‘de Dietse Militie werd
          bedreigd door een uniformverbod’. ‘De Belgische regering zag
          zijn rechts-revolutionaire beweging als een bedreiging voor de
          landseenheid en om aan deze toorn van de overheid te
          ontsnappen moest Van Severen de scherpe kantjes van het
          Verdinaso afvijlen.’ Daarom koos hij voor een unitair België
          in een Diets Rijk. De ontbinding van België
              liet hij dus achterwege voor politiek opportunisme eerder
              dan voor een nieuwe politieke strategie…
Een Verder in dit jaarboek het slot
              van Romain Vanlandschoots biografie 1917-1927 van Van
              Severen, een boeiende bijdrage van Doorbraak-medewerker
Pieter
              Jan Verstraete over de Nederlandse fascistische schilder
              Pyke Koch en het script van een toneelstuk van Antoon van
              Vlemmeren over Joris van Severen. Dat dat laatste context
              noch datering kreeg, is te betreuren. Een artikel waarin het
              organisch-universeel elitair corporatisme van de Duitse
              conservatief-revolutionaire socioloog Othman Spann wordt
              gelinkt aan het nationaalsolidarisme van Van Severen
              levert een nieuwe inkijk op de ideologische
              inspiratiebronnen van die laatste. Die waren immers niet
              enkel Frans, stelt auteur Maurits Cailliau, ze duiden ook
              aan hoe ver Van Severen stond van het Duitse
              nationaalsocialisme. Met dit jaarboek staan we weer wat
              verder in de studie van en over Joris van Severen en het
              Verdinaso. Het is echter nog steeds wachten op de grote
              biografie. Het
                Jaarboek Joris van Severen kost 35 € – leden
                Studiecentrum 29 € - en is verkrijgbaar via maurits.caillau@skynet.be. Meer
              info via: www.jorisvanseveren.org.
______________
Bron: https://doorbraak.be/het-verdinaso-in-wallonie/
      
      
Hoe de lectuur van
          deze jaarboekbijdrage, afhankelijk van het uitgangspunt van de
          lezer, hoogst verschillend kan gepercipieerd worden… Bij Karl
          Drabbe leidde dit tot de conclusie dat het Verdinaso en de
          Heel-Nederlandse optiek die het huldigde, in het Franstalig
          landsgedeelte een eerder elitaire bedoening is gebleven en al
          bij al niet veel zaaks blijkt geweest te zijn. Bij anderen
          bracht dezelfde bijdrage dan weer verder reikende en
          verrijkende informatie aan over een onderwerp dat, o.l.v.
          prof. F. Balace, voorheen al stof geleverd had voor een
          Franstalige universitair thesiswerk - informatie bovendien die
          ten dele aansloot op een eerdere jaarboekbijdrage over de
          verhoudingen tussen Joris van Severen en de ‘hogere kringen’,
          die Ruud Bruijns bewust buiten de context van zijn studie
          liet.1
Het is vanzelfsprekend
          het goed recht van de Doorbraak-auteur
          om de bestrevingen van Joris van Severen en zijn Verdinaso tot
          een “een utopisch ideaal van een Heel-Nederland” te
          bestempelen, om dan even verder te verduidelijken dat Van
          Severen “zijn beweging op het spoor zette van Heel-Nederland,
          zeg maar de huidige Benelux” die dan klaarblijkelijk – en
          terecht! – niet langer als “utopisch” bestempelt wordt. Of is
          dit voor de Franstaligen veeleer een kwestie van groeiend
          historisch bewustzijn geweest, die hen de Benelux-logica – het
          samengaan van de Lage Landen – deed aanvaarden – en Joris van
          Severen dus in zekere zin te vroeg gelijk had?
Eenzelfde haperende
          gedachtegang stellen we vast waar de auteur poneert dat Van
          Severen “koos hij voor een unitair België in een Diets Rijk”
          en even verderop terecht opmerkt dat “Franstalige adel
          gecharmeerd werd door de Nieuwe marsrichting waaraan ze
          provinciaal federalisme aan vast koppelde, als tegenpool voor
          een Belgisch federalisme op basis van de gemeenschappen”.
Van Severen opteerde
          derhalve niet voor een unitair België maar wel voor een
          meerledig federalisme op basis van de provincies – de
          evenzovele historische entiteiten van waaruit de Nederlanden
          tot hun eenheid gegroeid waren. Waarin hij geen heil zag was
          een tweeledig federalisme dat louter en alleen berustte op de
          taaldualiteit.
Tot
          slot misschien nog even terugkomen op de ondertitel “Strategie
          en/of opportunisme” in de Doorbraak-titel.
          Naast het door Ruud Bruijns aangehaalde anticiperen op de er
          aankomende strafrechtelijke Belgische oekazes en de door Vik
          Eggermont hieronder vernoemde Europese dimensie heeft niet het
          minst ook het zich verdiepen in de geschiedenis van onze
          Nederlanden een primordiale rol gespeeld bij Van Severen in
          het ‘uitrollen’ van de Nieuwe marsrichting. Hoe zwaar deze
          elementen in de evolutie wogen zal wel afgehangen hebben van
          het concrete moment maar zeker is dat de historische
          motivering een steeds belangrijkere rol is gaan spelen in zijn
          discours. Er zijn namelijk meerdere “nieuwe marsrichtingen”
          geweest!
Er
ontbreekt
          mijns inziens, stelt Eggermont, toch nog heel wat aan dit Doorbraak-artikel.
          Dat Van Severen met zijn Nieuwe marsrichting meteen blijk had
          gegeven een totaal nieuw concept ontdekt te hebben, daar wordt
          klaarblijkelijk niet aan gedacht. Ik zou zeggen: hij kwam op
          het spoor van een Europese dimensie die de Vlaamse beweging
          niet kende. Daarvoor was ze te kleinburgerlijk. Anders gezegd:
          hij toonde een groei in politiek inzicht, maar nogmaals: dat
          schijnt bij de auteur (en uiteraard ook bij de doorsnee Doorbraak-lezer) niet
          in gedachten te komen. De huidige rampzalige situatie in
          Europa toont nochtans duidelijk aan hoe noodzakelijk die
          Nieuwe marsrichting (ook nu nog) is.
Even misschien nog de
          ‘Genesis’ schetsen van de evolutie die Van Severen tot de
          (eerste) Nieuwe marsrichting bracht. Uit z’n bureelagenda
          sprokkelden we volgende fragmenten die daar rechtstreeks mee
          verband houden:
30/7/1934:
          Vergadering met Emiel Thiers, Pol van Herzele, Arie van der
          Horst. Wies Moens is weer afwezig. Bespreking nieuwe methode:
          Bourgondië.
2/8/1934:
          Naar Alveringem. Dag met Cyriel Verschaeve. Heerlijke uren.
          Rob van der Schelden vergezelt mij. Verschaeve zegt tweemaal:
          "Ik zie u zo geern Georges - ik zie u nog veel liever dan
          vroeger." Hij is het volkomen eens met mijn plan-methode:
          Rijks Nederland + geheel België (Bourgondië). Volkomen en
          spontaan.
10/8/1934:
          Voormiddag bezoek van Renynghe de Voxvrie. Ik spreek hem over
          mijn plan m.b.t. nieuwe marsrichting. Hij verklaart mij dat
          hij zich overal als Dinaso uitgeeft.
1/9/1934:
          Thuis. Namiddag, Maurits Geerardyn verklaart zich akkoord met
          de nieuwe marsrichting.
Verderop in z’n agenda
          komt dit onderwerp nergens nog ter sprake; dat was
          klaarblijkelijk een uitgemaakte zaak. In het openbaar bracht
          Joris van Severen zijn gewijzigde inzichten en de erin
          vervatte nieuwe strategie te berde in z’n redes
          respectievelijk gehouden te Kemzeke (14 juli 1934) en even
          later te Izegem (20 oogst 1934). In een latere fase zou hij
          zijn Nieuwe marsrichting, voornamelijk op basis van zijn
          verdiept historisch inzicht, verder uitdiepen en vervolmaken.2
          Ze zou haar definitieve neerslag krijgen in zijn rede De Vlaamse Beweging,
            België en de gebondenheid der Nederlanden – De Dietse
            Rijksgedachte van het Verdinaso, waarmee hij te
          Sint-Niklaas de voordrachten-cyclus van het ‘Comité voor
          politieke en sociaaleconomische voorlichting’ afsloot, nadat
          vόór hem Leo van der Essen, Frans van Cauwelaert, Tony Herbert
          en graaf Louis de Lichtervelde daar het woord gevoerd hadden.3
          Een laatste aanmerking: Othmar Spann was geen Duitse
          maar wel een Oostenrijkse socioloog en denker. Niettemin dank
          aan Doorbraak en de aandacht die er – ook al in het verleden –
          besteed wordt aan onze publicaties. Daardoor wordt het meteen
          ook mogelijk desgevallend enkele aspecten nader toe te lichten
          en te verduidelijken.
_______________
1                 
                1  Alain
          Mouton & Jef Werkers, ‘Joris van Severen en de “hogere
          kringen”’, in Jaarboek
            Joris van Severen 12, 2008, pp. 133-172.
2                 
                2  Dit
          evoluerend inzicht werd helder geschetst door Ward Kennes, ‘De
          nationale visie van Joris van Severen’, in M. Cailliau (Ed.),
          Joris van Severen
            spreekt – Gedenkboek 1894-1994, pp. 227-268.
3                  
                3 Deze
          voordrachtencyclus werd naderhand gebundeld onder de titel Nieuwe richtlijnen,
          Boekhandel-Uitgeverij Universum, Brussel.
De E.H. Gereon van Boeschoten (Dongen
            (NL) 10 januari 1937 – Grimbergen 5 juli 2018), norbertijn
            van de abdij van Grimbergen en Ere-prelaat van het prioraat
            van de Lage Landen van de Orde van de Hospitaalridders van
            Sint-Jan van Jeruzalem Hij was sinds jaar en dag
            lid van het Studiecentrum Joris van Severen
        
Uit: ‘De wereld van Pyke Koch’
                Samengelezen
                door Sjors Remerswaal
Behalve in
          het hiervoor geschetste artistieke milieu van literatoren en
          kunstenaars bewoog Koch zich actief in het politieke milieu
          van het Nederlands fascisme. Op 25 juni 1934 sloot hij zich
          aan bij het Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen
          (Verdinaso) en ontpopte zich tot een overtuigd pleitbezorger
          van de idealen van dit verbond. Toen het Verdinaso op 9
          november 1940 opging in de Nationaal-Socialistische Beweging
          in Nederland (NSB), werd hij automatisch lid van die partij.
          Eind april 1941 liet hij zich uitschrijven, wat medio mei zijn
          beslag kreeg. Interessant is te zien hoe Kochs politieke
          betrokkenheid zich ontwikkelde en welke vorm die aannam, ook
          in zijn werk. (blz. 43). Daarnaast had via het Diets
          Studentenverbond (DSV) de ´Groot-Nederlandse´ of ´Dietse´
          gedachte vat gekregen op een deel van de studentenwereld. Dit
          verbond, dat op 1 juli 1922 in Utrecht was opgericht, had tot
          voornaamste doel Nederlandse en Vlaamse studenten te verenigen
          ter bescherming en bevordering van de Dietse beschaving. In de
          jaren dertig radicaliseerde een aantal (oud) leden van het
          DSV. Zij werden lid van de NSB of sloten zich aan bij het
          Verdinaso, dat ook in Utrecht een afdeling had. De
          Groot-Nederlandse gedachte was een van de pijlers waarop het
          Verdinaso was gegrondvest. Koch werd, zoals gezegd, op 25 juni
          1934 lid van dit verbond. Niet bekend is of hij lid is geweest
          van het DSV (blz 44). In 1934 koos Koch voor het Verbond van
          Dietse Nationaal-Solidaristen, in de verwachting dat dat
          gezelschap een meer verheven statuur had, meer 'houding',
          zoals Koch het noemde. 
Verbond van Dietse
              Nationaal-Solidaristen
Het
          Verdinaso was op 4 oktober 1931 gesticht door de Vlaamse
          nationalist Joris van Severen (1894-1940). Het was op
          para-militaristische leest geschoeid, met een dito
          organisatiestructuur, uitrusting en rituelen. Leiders en leden
          staken zich graag in uniform. Zij werden als daadkrachtig in
          beeld gebracht. Het streven van Van Severen en de zijnen was
          Nederland en België te verenigen in een corporatistisch
          Dietsland. Het verbond had op zijn hoogtepunt in 1937 in
          België zo'n 15.000 leden; in Nederland een kleine vijfhonderd.
Het
          Verdinaso was uitgesproken antisemitisch, antidemocratisch en
          antisocialistisch (en dan het socialisme van marxistische
          signatuur). Antisemitisme was geen exclusief kenmerk van het
          verbond. Het was een wijd verbreid bestanddeel van de Europese
          cultuur, zeker in dit tijdsgewricht. In Zetten - om een
          voorbeeld te geven uit de wereld van Koch - had de leiding van
          het internaat uitingen van antisemitisme weliswaar niet
          gestimuleerd, maar wel gedoogd. Kochs antisemitisme was
          selectief. Geassimileerde joden met verdiensten voor de
          wetenschap of cultuur, zoals Freud en Einstein, beoordeelde
          hij als gelijken. De anderen niet. Vermoedelijke deelde hij
          het Verdinaso-standpunt in dezen. Joden die zich in uiterlijk
          en gebruiken onderscheiden van de rest van de bevolking,
          pasten niet in het beeld van de 'Dietse' beschaving, die een
          culturele eenheid veronderstelde. In Hier Dinaso! wordt
          herhaaldelijk gewaarschuwd voor de 'verjoodsing' van de
          samenleving onder meer door joodse functionarissen die
          invloedrijke posities bekleedden, in het universitair
          onderwijs of in de rechtelijker macht, met naam en toenaam te
          noemen. Ook de onevenredig grote vertegenwoordiging van joden
          in de belangrijkste sectoren van economie en maatschappij -
          banken en kranten - was een bron van expliciete ergernis voor
          de Nationaal-Solidaristen. 
Wat het
          antidemocratisch standpunt betreft, de leus van het Verdinaso
          zegt genoeg: 'Autoritaire Staat, Corporatieve Orde'. Niet het
          volk maakt de dienst uit, maar de besten van het volk, de
          'aristocratie', overeenkomstig de oorspronkelijke betekenis
          van het woord:
"Niet aan
          de massa en hare vleiers komt de heerschappij toe, maar aan de
          keurploeg van een volk, aan de elite, aan de verscheidene
          aristocratieën van ene naties, voor zover zij hunne taak
          begrijpen en volbrengen die er ene is van alleredelsten
          dienst.
de
          aristocratie van het bloed;
de
          aristocratie van het verstand en van den nauwgezette arbeid;
de
          aristocratie der waarachtige wellevendheid;
de
          militaire aristocratie, en in het komende Rijk, de
          aristocratie van de Dinaso-Militanten-Orde en van de DPO
          (Dinaso Propaganda Orde.)” Koch was het daarmee eens. Hij had,
          net als vele anderen van zijn en voorgaande generaties, de
          mond vol van 'aristocraat' en 'aristocratisch'. Als lid van de
          culturele en sociale elite voelde ook hij zich bedreigd door
          de democratie, uitvloeisel van de toenemende industrialisatie,
          waarin de gevreesde burgerlijke mentaliteit en middelmaat de
          scepter zwaaiden, en maakte zich op waarden als adel van geest
          en beschaving te verdediggen. 
(....)
          Mede vanwege een andere voorstelling van wie nu de besten
          waren, en dus aangewezen om de staat te leiden, keerde het
          Verdinaso zich tegen de Nationaal-Socialistische Beweging van
          ir. Anton Mussert (1894-1946) en Kees van Geelkerken
          (1901-1976).
'Onze idealen'
          
Koch staat
          vanaf 25 juni 1934 geregistreerd als lid van het Verdinaso.
          Dat hij als lid ook actief was blijkt uit zijn brief van april
          1936 aan Voorhoeve. De aanleiding om de pen op te pakken was
          een in zijn ogen mislukte propaganda-avond in Utrecht: zaal en
          spreker - dichter en schrijven Henri Bruning (1900-1983) -
          waren onder de maat geweest. Kochs frustratie was des te
          groter omdat hij juist op die avond een van zijn vrienden, de
          dichter Martinus Nijhoff (1894-1953), zover had gekregen hem
          te vergezellen in de hoop hem te winnen voor de
          verbondsidealen: "M. Nijhoff met wie ik nu jaar en dag
          gevochten heb over wat ik 'onze idealen' wil noemen, en die ik
          nu eindelijk voor de eerste maal ertoe had gekregen, een stem
          uit 't Dinaso zelf te horen, die zei me, nou daarover hoef je
          in elk geval niet lang te piekeren - ideologie daargelaten -
          de leiders deugen in geen geval. Wou je mij inviteren achter
          een leider te gaan staan die een zo kleine beweging blijkbaar
          al niet kan overzien want: die zo'n snert-spreker (...)
          loslaat op mensen die hij wil winnen voor z'n beweging?
          (...)"Toen een reactie van Voorhoeve uitbleef, stuurde Koch
          zijn colporteurs-uitrustig terug. Daarop reageerde Voorhoeve
          wel per kerende post: hij zei het mislukt-zijn van de
          propaganda-avond te betreuren: "Bruning zei mij later, niet in
          orde te zijn geweest."
Totdat het
          verbond op 9 november 1940 opging in de NSB bleef Koch zich -
          met tussenpozen vanwege langdurige verblijven in het
          buitenland - inzetten voor het Verdinaso: "Kan je (Voorhoeve)
          met propaganda materiaal zenden om een bijeenkomst in Utrecht
          voor te bereiden. Ik geloof dat daarvoor wel een klein maar
          intelligent publiek te mobiliseren is - vnl. doctoren,
          juristen e.d. Maar het is noodzakelijk dat ik beschik over een
          'verse' beginsel verklaring - Kan je er niet een opstellen,
          die we dan samen (jij Br[uning] en ik) even bespreken. Met een
          gedurfde fiere doelbewuste actie zouden duizenden te
          overtuigen zijn geloof ik" (blz. 51).
Elsseneur
Begin 1937
          breidde Koch op verzoek van Voorhoeve zijn activiteiten uit,
          door voor Hier Dinaso!
          te gaan schrijven. Hij zag de uitnodiging waarschijnlijk als
          een gelegenheid om zijn talent als publicist te beproeven en
          zijn stem te laten horen. (...) Op 13 maart 1937 debuteerde
          Koch in Hier Dinaso!
          met ‘De uitgeweken
            Duitsche schrijver Thomas Mann'; een week later
          verscheen 'André Gide’s
            Retour de l’USSR’. 
Hij
          publiceerde niet onder eigen naam, maar onder het pseudoniem
          Elsseneur, een personage uit Les Chants de Maldoror van Lautréamont een van
          zijn favoriete literaire werken. In ‘De uitgeweken Duitsche
            schrijver Thomas Mann’ roept Koch Mann tot de orde.
          Aanleiding is het artikel over diens protestbrief aan de
          filosofische faculteit van de universiteit van Bonn in De
            Telegraaf van woensdag 20 januari 1937, onder de titel
          ‘Thomas Mann's antwoord
            aan Duitschland. Waardig pleidooi voor rede en vrede'.
          Manns, in de ogen van Koch, aanval op Duitsland volgde op het
          intrekken van zijn eredoctoraten, een maatregel waartoe was
          overgegaan nadat hem op 19 december 1936 het Duitse
          staatsburgerschap was ontnomen. Hypocriet noemt Koch het dat
          "zijne literaire hoogheid Thomas Mann", nu wel in (blz. 53) de
          pen klimt, terwijl hij in de vier jaar dat hij in vrijwillige
          ballingschap is zijn stem niet heeft laten horen ten gunste
          van het Duitse volk: "Nu z'n eigen huid geraakt is - nu is 't
          wel de tijd om vanuit een vijandig nabuurland 'de stem der
          beschaving' te laten klinken." Koch probeert Manns aanval te
          ontkrachten door te wijzen op de willekeur van zijn verwijten:
          waarom verwijt hij alleen Duitsland zich zwaar te bewapenen:
          "een tot de tanden gewapend Frankrijk heeft U nooit
          gehinderd." Ook Italië en Rusland zijn zwaarder bewapend dan
          Duitsland. In reactie op Manns uitspraak over zijn plicht als
          kunstenaar stelt Koch ook een meer algemeen punt aan de orde:
          de functie van de kunstenaar in de staat. In 1940 zal hij
          daarop terugkomen, maar dan als pleitbezorger van het kunst-
          en cultuurbeleid van het nationaalsocialistische regime. In Hier
            Dinaso! stelt Koch dat kunst en staatsideologie
          gescheiden wegen moeten gaan. Waar het toe leidt wanneer dat
          niet het geval is wordt in Rusland gedemonstreerd: "We zien
          hier dat de Sovjetstaat van zijn schrijvers eist dat ze
          tendens schrijven - positief dus - in dienst van het regiem en
          deszelfs ideologie, zoals dit, op het moment, de lijn
          uitstippelt; en dus, niet allereerst in dienst van hun genie."
          In de toekomstige Nationaal-solidaristische Staat mag dat
          nooit het geval zijn: "Van de kunstenaar zal slechts geëist
          moeten worden, dat hij zich niet op het terrein van de
          politiek begeeft of het gezag van den Leider ondermijnt." "En
          zelfs dit verbod zou men niet te ruim moeten opvatten",
          vervolgt Koch zijn credo met vermoedelijk ook zijn 'hard
          boiled' wijven Mercedes de Barcelona (1930), Bertha
            van Antwerpen (1931) en de vrouw in De schiettent (1931)
          in gedachten [afb. 8,9 en p.34], want: "dat b.v. de staat zich
          baseert op huwelijk en gezin mag zeker geen reden zijn om van
          de schrijver een verheerlijking van het gezin en het huwelijk
          als zodanig te gaan eisen [...]. Een staat die de kunstenaar
          zou verbieden de hevige conflicten, de grote zonden, de morele
          nederlagen van zijn objecten in zijn werk te betrekken [...]
          en autoritair zou bepalen: 'wij hebben aan dergelijk werk geen
          behoefte', begaat een fout, die leidt tot ellendige,
          burgerlijke vervlakking." Immers: "Nooit heeft de waarlijk
          grote kunst een nationale tendens gehad. " in 'André Gide's ‘Retour de l'URSS'
          stelt hij, geheel en al in lijn met het rabiate
          anti-bolsjewisme van het Verdinaso, via Gide’s bekering tot
          het communisme het in alle opzichten falen van het Russische
          communistische staatsbestel in felle bewoordingen aan de orde.
Voorhoeves
          uitnodiging om zijn werk in Hier Dinaso! te laten
          bespreken, wees hij af, bij gebrek aan nieuw en actueel werk:
          "[...] laat ik beginnen met te zegen dat ik het zeer vererend
          vind dat een journal d'attaque, plaats zou inruimen aan de
          bespreking van mijn werk. Er is echter geen foto (van werk)
          waar ook nog maar een kraak van nieuwheid of actualiteit aan
          is. [...] Over twee jaar hoop ik enige grote doeken af te
          hebben, bij leven en welzijn, waarvan het me een groot plezier
          zal doen, ze 't eerst besproken en gereproduceerd te zien in
          'Hier Dinaso'" (blz. 55).
De nieuwe orde
Toen ook
          Nederland bezet was, moest het Verdinaso zich bezinnen op zijn
          toekomst: had het wel een toekomst? De opties waren: onder
          voorwaarden opgaan in de NSB of van het politieke toneel
          verdwijnen. Koch staat geregistreerd op de lijsten van
          genodigden en aanwezigen van de 'beperkte kadervergadering'
          van het verbond op 10 oktober en 2 november 1940, toen
          hierover gesproken moet zijn. Op 19 en 20 oktober besloot het
          Verdinaso-kader onder leiding van Voorhoeve om de toetreding
          tot de NSB goed te keuren. Op 9 november ging het verbond op
          in de NSB en werd ook Koch automatisch lid van die partij.
          Voorhoeve die een goedbetaalde baan als propagandaleider uit
          de onderhandelingen met de NSB wist te slepen, probeerde ook
          Bruning en Koch de organisatie binnen te loodsen: "De
          navolgende functionarissen van Verdinaso zijn reeds als lid
          der NSB toegetreden. Ik verzoek U, Uw bijzondere aandacht te
          besteden aan hen en hen zo spoedig mogelijk in onze
          organisatie in te schakelen. [...] P. Koch, Oude Gracht 231,
          Utrecht, Functie Publicist." Bruning en Koch staan op de
          lijst, die vervolgens op 23 februari 1940 werd samengesteld,
          van uit te nodigen personen voor de bijeenkomsten van de
          propaganda-afdeling. Deze afdeling werd geleid door Voorhoeve
          en was gevestigd op Maliebaan 35 in Utrecht.
Voorhoeve’s
          entree in de NSB stond overigens niet onder een goed
          gesternte. De kritiek van het Verdinaso op de NSB werd door
          Mussert niet vergeten. Vooral de toelating van joden bij de
          Nationaal-Socialistische Beweging was beschimpt in Hier
            Dinaso!, ook door Voorhoeve onder meer op 21 december
          1935 onder de veelzeggende titel 'Mussert: Warhoofd of
            Volksmisleider'. De wederzijdse animositeit won het
          geregeld van het wederzijdse vertrouwen. In 1942 werd
          Voorhoeve door Mussert strategisch ingezet als pion in het
          getouwtrek tussen hemzelf en de secretaris-generaal van het
          Departement van Volksvoorlichting en Kunsten, die filosoof
          prof. dr. Tobie Goedewaagen (1895-1980), met de macht binnen
          het DVK als inzet. Voorhoeve onttrok zich hieraan door zich
          als vrijwilliger voor het Oostfront aan te melden. (blz. 60) 
(...) In 'Over de kunst' had
          hij, net als eerder in Hier Dinaso!, gewaarschuwd voor
          het gevaar dat er bij de beoordeling van kunst meer op de
          politieke boodschap, op de zogenoemde 'tendenz', wordt gelet
          dat op het artistieke gehalte: "Ze [de staat] zal [...] op
          gehalte moeten letten eerder dan op tendenz. [...] Wij zullen
          ervoor moeten waken geen knoeiers of prutsers te gaan
          protegeren omdat [...] hun politieke bedoelingen, goed zijn"
          (blz. 68).
Toen Koch
          begin 1947 werd opgeroepen zich voor verhoor te melden bij de
          Politieke Recherche voor de Provincie Utrecht, reageerde hij
          met de vraag, of het wel nodig was dat hij zou worden gehoord:
          hij was immers geen lid geweest van de NSB. Hij verklaarde het
          'misverstand' uit het feit dat de NSB de abonnees van Hier
            Dinaso! in 1940 op haar ledenlijst en had bijgeschreven
          (het lidmaatschap van Verdinaso ontkende hij ook; hij had
          alleen een abonnement gehad op het partijorgaan). (...) Hij
          achtte het mogelijk, dat Koch zonder zijn medeweten als lid
          van het Verdinaso naar de NSB was overgeheveld. Dat zou ook
          Voorhoeve verklaren: "De door U bedoelde Koch is mij bekend,
          omdat hij lid van het Verdinaso was tot aan de fusie in
          november 1940. Ik wist dat hij lid van het Verdinaso was,
          omdat ik landelijk leider was." Hij ontkende dat Koch lid was
          gewest van de NSB. Koch zou een van degenen zijn die zonder
          hun toestemming te hebben verleend overgezet waren op de
          ledenlijst van de NSB: "Ik weet met zekerheid dat Koch fel
          gebeten was op de NSB en zeer verontwaardigd over het optreden
          van de Duitsers. Dus is het volkomen uitgesloten dat hij lid
          zou zijn geweest van de NSB. Waar de Duitsers uitgesproken
          vijanden waren van de groot Nederlandse politiek van
          Verdinaso, heeft Koch, voor zover daar ooit sprake van is
          geweest, definitief een einde gemaakt aan zijn politieke
          activiteit." Koch was hiermee een van de ruim 450.000
          Nederlanders van wie na de bevrijding een dossier werd
          aangelegd. Daarvan leidden ruim 165.000 dossiers tot
          justitieel onderzoek. Vijf Bijzondere Rechtshoven
          veroordeelden 14.652 mensen; negentien Tribunalen deden 49.920
          uitspraken, waarvan 36.935 leidden tot internering. Omdat
          Kochs verweer aannemelijk werd geacht, werd zijn zaak op 19
          maart 1948 geseponeerd: "Voor abonnement 'Hier Dinaso' sec kan
          worden geseponeerd" (blz. 79). (...) In Nederland had Koch
          zich aangesloten bij zo'n rechtse club, het Verbond van
          Dietsche Nationaal-Solidaristen, kortweg het Verdinaso. Hij
          zette zich in voor zijn idealen. Mijns inziens droeg hij die
          idealen ook uit door middel van zijn schilderkunst (blz. 85).
______________
Bron:
            Boek, De wereld van
              Pyke Koch - Andreas Koch, Roman Koot, Mieke Rijnders,
            Marja Bosma – Wbooks, november 2017.