> nieuwsbrief > 2018 - nr 3

Inhoud

Mededelingen


 

Hernieuwen ledenbijdrage voor 2018

De hernieuwing van de ledenbijdragen voor 2018 verliep traditiegetrouw vlot. Toetreden kan nog steeds, mits overboeking van de ledenbijdrage. Even herinneren: de minimumbijdrage blijft ongewijzigd en bedraagt 29 €. In ruil daarvoor verzekeren we u de stipte toezending van het nieuwe Jaarboek Joris van Severen – het 22e al – in de meimaand en van de vier nummers van ons kwartaalblad Nieuwsbrief Joris van Severen. Vanaf het bedrag van 35 € boeken we u met dank als steunend lid. Vereffening graag via onze rekening IBAN: BE71 0001 7058 1469 – BIC: BPOTBEB1 t.n.v. Studiecentrum Joris van Severen, Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper.

 

 

GDPR: Mogen wij u blijvend op de hoogte houden?

Op 25 mei trad de Europese Algemene Verordening Gegevensbescherming (GDPR) in werking. We maken gebruik van uw e-mailadres om u in te lichten over onze activiteiten. Uw gegevens hebben we verzameld n.a.v. een eerder contact. Met dit bericht willen we u erop wijzen dat u op elk ogenblik het recht hebt om uw e-mailadres uit onze mailinglijst te verwijderen via een simpele e-mail. Uw gegevens worden niet met derden gedeeld en zijn opgeslagen in een beveiligde omgeving. Onze volledige privacyverklaring vindt u op www.jorisvanseveren.org

 

 

Scriptieprijs Studiecentrum Joris van Severen


Het Studiecentrum Joris van Severen is een vereniging die de studie naar de persoon en de ideeën van Joris van Severen (1894-1940) wenst te bevorderen. In de loop van de afgelopen decennia is daartoe een archief aangelegd rond Joris van Severen en zijn bewogen politieke loopbaan, in het bijzonder het Verbond van Dietse Nationaal-solidaristen (Verdinaso). Dit archief is in 2000 overgedragen aan de universiteitsbibliotheek van de Katholieke Universiteit Leuven en werd aldaar ondertussen grotendeels geïnventariseerd door dr. Bart Coppein.

Het doel van de archiefoverdracht was om de wetenschappelijke studie over Joris van Severen en het Verdinaso te stimuleren. Het Studiecentrum wil deze studie actief gaan bevorderen door het instellen van een scriptieprijs voor studenten, waar een geldbedrag van 500 € aan is verbonden.

Graag zouden we iedereen willen vragen om deze scriptieprijs onder de aandacht te brengen van studenten en van de bij u bekende professoren. Het Joris van Severen-archief aan de KU Leuven is nog deels onontgonnen en een wetenschappelijke biografie ontbreekt vooralsnog. Er is met andere woorden sprake van historisch onontgonnen terrein en ook ideologisch roept de persoonlijkheid van Joris van Severen nog steeds veel vragen op rond zijn politieke ontwikkeling. Ook is er nog nauwelijks iets bekend over de samenstelling van zijn aanhang.

Op basis van minimaal twee inzendingen zal een commissie binnen het Studiecentrum de prijs al dan niet toekennen aan een scriptie die handelt over de persoon Joris van Severen, het Verdinaso of één van de naoorlogse Nachfolge-bewegingen. De scriptie hoeft niet noodzakelijk een eindscriptie te zijn, maar dient minstens vijftien A4-pagina’s omvatten. Het Studiecentrum Joris van Severen zal de uitreiking van deze scriptieprijs gepast omkaderen en de auteur de gelegenheid bieden om de scriptie te publiceren in het jaarboek van het Studiecentrum. De auteur zal een exemplaar van het jaarboek en tien nadrukken ontvangen. Mocht u nog vragen of opmerkingen hebben, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen.

Voor de beoordelingscommissie, Drs. R.A.B. Bruijns, p/a Secretariaat Studiecentrum Joris van Severen, Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper. Epost: maurits.cailliau@skynet.be

 

 

Ten geleide bij het Jaarboek Joris van Severen 2018


 

Met deze aflevering zijn we aan het 22e Jaarboek Joris van Severen toe. Vooreerst brengt Romain Vanlandschoot de slotbijdrage van zijn reeks die terecht een verfijnde biografie van Joris van Severen genoemd kan worden. Met dit tweede afsluitende deel “Wij beleven de mislukking van het parlementarisme’ – Joris van Severen 1926 – mei 1927, sluit de auteur het decennium 1917-1927 af. Toen was het voor iedereen duidelijk geworden dat Van Severen de Rubicon voor goed overstak en vanaf dan zijn eigen weg zou gaan.

Dat Joris van Severen gedurende zijn ganse actieve politieke leven zowat voortdurend in geldnood verkeerde bij het realiseren van zijn plannen en het financieren van zijn publicaties – als De West-Vlaming en later Hier Dinaso! - is algemeen bekend. Dat hij daarbij, als de nood weer eens te hoog werd, beroep kon doen op kapitaalkrachtige medestanders is dit evenzeer. Met De briefwisseling van Lodewijk Masfranckx met Joris van Severen (1929-1936) brengt Kristof Papin een van die mecenassen ter sprake wiens naam sindsdien tussen de plooien van de geschiedenis gevallen is.

Uit een recent in Duitsland verschenen studie rond de Conservatieve Revolutie en de figuur van de Oostenrijkse denker Othmar Spann, blijkt dat er dwarsverbanden bestonden tussen zijn kringen en het Verdinaso. Maurits Cailliau poogt in Het Nationaalsolidarisme versus het Nationaalsocialisme in de optiek van Othmar Spann deze verbanden ietwat op te helderen, mede door het schetsen van Spanns maatschappelijke inzichten en leer.

‘Le Sud’ was een Franstalige weekblad dat in de jaren ’30 verscheen onder de redactie van een naam die in de literatuur rond het Verdinaso wel eens vaker opduikt. Kristof Papin speurde na hoe dat feitelijk zat met de sympathieën van de hoofdredacteur ten overstaan van Joris van Severen en zijn beweging. In Het Iepers weekblad ‘Le Sud’ van Charles van Renynghe de Voxvrie en diens verhouding tot het Verdinaso (1934-1939) maken we daarmee nader kennis

Het toeval wil dat recent in het Centraal Museum te Utrecht - van 18 november 2017 tot 18 maart 2018 - een fel opgemerkte tentoonstelling liep, met als thema De wereld van Pyke Koch, met aankondiging in volgende bewoordingen: “In de tentoonstelling wordt Kochs werk getoond in de context van dat van zijn tijdgenoten (…). Daarnaast schetsen korte documentaires, samengesteld door Ad van Liempt, tijdsbeelden. Op deze manier beoogt de tentoonstelling een dieper inzicht te geven, zowel in Kochs kunstenaarschap als in de politieke complexiteit van het Interbellum, de periode tussen de beide Wereldoorlogen. En daarmee ook Kochs bekentenis tot het fascisme in perspectief te zetten en bij te dragen aan de nuancering van het debat over ‘goed’ of ‘fout’ dat sinds 1945 niet is verstomd (…).” Pieter Jan Verstraete had deze kunstschilder – en Nederlandse Dinaso - al eerder in het vizier, zoals blijkt uit zijn Pyke Koch: een fenomeen.

Onze enige kennis omtrent het reilen en zeilen van het Verdinaso onder de taalgrens waren we tot nog toe verschuldigd aan de licentiaatsthesis van Patricia Janssens aan de Luikse universiteit. Ruud Bruijns brengt omtrent dit onderwerp nieuw licht van onder de korenmaat met zijn Het Verdinaso en de Romaanse gouwen. Daarin gaat hij ook na in hoever de ideeën van Joris van Severen ook een voedingsbodem vonden bij mensen uit de Rex-beweging en het Légion National.

Indien er een publicist is die met kop en schouders boven de anderen uitsteekt, waar het er op aankwam leven en werkzaamheid van Joris van Severen en diens beweging in de kijker te stellen, dan wel Arthur de Bruyne (1912-1992). En indien er een tijdschrift is die steeds bereid was z’n kolommen daarvoor open te stellen, dan was dit ’t Pallieterke. De jaarboekredactie heeft die bijdragen – hopelijk zonder al te veel hiaten – opgelijst in Arthur de Bruyne over Joris van Severen.

Tot nog toe kwamen twee toneelstukken over Joris van Severen tot stand. Het eerste was dit van Antoon van Vlemmeren Joris van Severen, documentair drama, dat in 1994 door het Roeselaarse Gudrun Comité meermaals opgevoerd werd binnen de unieke locatie van het theater in de Lakebosschen en later ook in het Cultureel Centrum te Wakken. Het vormt de omvangrijkste bijdrage tot dit jaarboek.

Een tweede toneelstuk, met Bruno de Vuyst en Walter Tillemans als auteurs, over Joris van Severen werd in 2005 – met als titel De nacht leek wel een verzinsel - door het Antwerpse Raamtheater op de planken gebracht. Afsluitend komt Aleide Dierick aan het woord met het gedicht Abbeville - Tombe van Joris van Severen.

Ook voor deze editie van ons jaarboek konden we andermaal rekenen op de gewaardeerde medewerking van Frederic van Waeijenberge als onmisbare tekstcorrector.

Errata: op p. 58, 3e alinea staat foutief Herman van Goethem vermeld als de pleger van het voorwoord bij de studie van Maria de Langhe. Dat moet uiteraard diens vader Fernand van Goethem zijn! Herman is eerst in 1958 geboren.

 

 

Herdenkingsmomenten 2018


Toespraak namens het Abbevillecomité 19 mei 2012 door Stefaan Coudenys, voorzitter


Het is 72 jaar voorbij de gebeurtenissen van mei 1940. Op deze muur zijn ter eeuwige gedachtenis de namen van vier slachtoffers aangebracht van een drama dat nooit had mogen plaatsvinden. Ze werden met nog 17 anderen vermalen door gebeurtenissen die hun leven ver overstegen. Zonder enige verklaring of reden opgepakt in de chaotische meidagen van 1940 werden ze op transport gezet om in de algemene paniek na de snelle opmars van de Duitsers als slachtvee afgemaakt te worden. Het mag een wonder heten dat aan het moorden een einde werd gemaakt op het moment van diepste wanhoop, toen de dood voor alle 70 weggevoerden in de kiosk van Abbeville onvermijdelijk leek en gebed de enige troost.

Deze vier Bruggelingen hebben uiteindelijk een laatste rustplaats gevonden. De erven Van Severen en Ryckoort kozen ervoor hun dierbaren begraven te laten in Abbeville, op de uiterste grens van hun geliefde Nederlanden. De stoffelijke resten van Maria Ceuterick en Louis Caestecker werden eind jaren ‘70 overgebracht naar het militaire kerkhof van De Panne. De naast- en nabestaanden van de slachtoffers blijven tot op van-daag worstelen met het verleden.

Terugblikkend vanuit de veiligheid van het heden is het makkelijk de wereld op te delen in goed en kwaad. De Tweede Wereldoorlog is in deze morele afrekening een toonbeeld van een ethische oorlog: goed tegen kwaad. En ieder die door de slechterik gedood wordt is een held; elkeen die door kogels van de ‘juiste’ kant viel, niets meer dan ‘collateral damage’. Spijtig, maar helaas en onvermijdelijk in de turbulente tijden van toen. Geen wonder dat het onmogelijk bleek deze vier Bruggelingen als oorlogsslachtoffers te beschouwen en hun namen bij te schrijven in de gedenkplaten hier even verder in de Kartuizerinnenstraat: elke grijsnuance moet onvermijdelijk verdwijnen uit een simplistisch verhaal van wit en zwart.

Heel deze geschiedenis toont helder aan dat iedereen tot de meest afgrijselijke wandaden in staat is. Zelfs in die rechtstaten die België en Frankrijk minstens in naam toch waren, bleek het mogelijk de grens tussen menselijkheid en barbarij te overschrijden. De rede ruimde baan voor kogels en geweerkolven. Hoe eenvoudig bleek het een mensenleven te smoren in bloed. De vraag die elk jaar op deze herdenking gesteld moet worden: hoe zeker zijn we zelf van ons eigen grote gelijk? Hoe zeker kunnen we er zelf van zijn dat we ons nooit laten verleiden door het Kwaad. Het is een vraag van persoonlijke verantwoordelijkheid en van structuren. Het verhaal van deze vier Brugse slachtoffers van Abbeville speelt op deze beide vlakken. Het is een zeer persoonlijk verhaal van verlies en wanhoop en van verlossing voor de overledenen, die hen voor altijd zal tekenen. Tegelijk leert het ons dat het vernis van beschaving heel snel verdwijnen kan in de wervelwind van de geschiedenis.

Het heden wordt gebouwd op fundamenten van het verleden. Een juiste blik op dat verleden kan ons ervoor behoeden blind in dezelfde barbarij te vervallen. Ziehier het belang van Eeuwige Gedachtenis.

 

Homilie herdenkingsmis te Brugge door E.H. Roeland van Steenkiste


“Ze werden allen vervuld van de heilige Geest en zij begonnen te spreken in vreemde talen…” Zo verhaalt Lucas in de Handelingen van de apostelen over het wonder van Pinksteren. Als we het hebben over een vreemde taal denken we aan een taal die niet de onze is. Veronderstel dat hier iemand in deze kapel zit die nog nooit met het geloof in aanraking is gekomen. Ik denk dat hij zal zeggen: er wordt hier een vreemde taal gesproken.

Wie niet gelooft, wie het contact met het geloof kwijt is geraakt, verstaat niet de helft van wat hier gezegd wordt. In ons geval komt er nog een taal van een gans andere orde bij. Wie hier vandaag aanwezig zou zijn, zonder de minste vermoedens waarom en voor wie wij hier piëteitsvol samenzijn, zou zeker en vast niets begrijpen van wat hier gezegd wordt.

Wie kent Joris van Severen nog? Wie weet waarvoor hij geleefd en geijverd heeft? Wie weet nog wat hem bezield heeft? Wie kent die zwarte bladzijde uit de geschiedenis van dit land, moreel en in geweten nog altijd verantwoordelijk voor de laffe doodslag op Joris van Severen, Jan Ryckoort en hun lotgenoten te Abbeville.

Wat we hier, geïnspireerd door de boodschap van Jezus Christus, verkondigen mag gehoord worden. Wat hier over Joris van Severen wordt gezegd, mag gehoord worden.

Ik keer terug naar het verhaal in Handelingen: “ze werden allen vervuld van de heilige Geest en zij begonnen te spreken in vreemde talen”. Lucas vervolgt, “naargelang de Geest hun te vertolken gaf”…

Het gaat om een taal die Gods Geest hen te vertolken geeft…

Een taal die zich onderscheidt van alle andere talen.

De taal van Gods Geest is de taal van de goedheid.

De taal van Gods Geest is de taal van de vreugde.

De taal van Gods Geest is de taal van de vrede.

De taal van Gods Geest is de taal van het milde erbarmen.

Het is de taal van het geduld, van de vergeving, van de verzoening altijd weer. Kortom, de taal van Gods Geest is de taal van de liefde, niets meer, niets minder.

Niemand maakt mij wijs dat Joris van Severen en zijn medestanders daar oog noch oor naar hadden. Het Verdinaso kenmerkte zich door hoogstaande idealen: het herstel van de Nederlanden, een machtig Gemenebest, een Prinsenvolk, onaantastbaar aan zijn grenzen, kloek en tuchtvol aaneengesloten binnen zijn grenzen.

Wij herdenken Joris van Severen, een man naar Gods hart omwille van zijn geloof in zijn grootse idealen.

Wij herdenken Joris van Severen, een man naar Gods hart omwille van zijn hoop op de morele, godsdienstige opstanding van Dietsland.

Wij herdenken Joris van Severen, een man naar Gods hart omwille van zijn liefde voor het Prinsenvolk der oude Nederlanden.

Joris van Severen en zijn lotgenoten verdienen het dat wij zeggen en doen waarvoor wij staan: een herboren Prinsenvolk der Nederlanden waar uit d’ oude bron nieuw leven vloeit, omdat wij fier, vol vroom vertrouwen, met nooit gebroken moed ons land heropbouwen, tot statig als een eik voor ónze God ons volk herbloeit.

 

Grafrede bij herdenking op 20 mei 2018 te Abbeville  "Joris van Severen leeft verder" door voorzitter Stichting Joris van Severen Luc Seynaeve


 We zijn opnieuw samen aan het graf van Joris van Severen en Jan Ryckoort. Het is reeds 78 jaar terug dat de moordpartij te Abbeville plaats-greep. We zijn naar Abbeville gekomen om te "herdenken".

Aan Guido Gezelle werd de vraag gesteld: "Is er leven na de dood?". Hij antwoordde: "Gedenk, o mens, één stonde, de dood is leven!" Niets is minder waar voor wat Joris van Severen betreft. 78 jaar na zijn dood leeft hij volop verder. Onze aanwezigheid hier is de beste illustratie.

 

 

 

 

 

 

 

Aan het graf op 20 mei 2018

 

 

Joris van Severen leeft verder door zijn ideeën. Precies door zijn ideeën is hij in Abbeville terechtgekomen en vond hij er de dood. Precies door zijn ideeën leeft hij verder in ons allen.

Het ideeëngoed van Joris van Severen is politiek "uniek". Hierbij wil ik een aantal markante items naar voor brengen, uiteraard steeds in beschouwing met het toenmalige maatschappelijke tijdskader.

Hij is een "nationalist". Hij evolueerde van een Vlaams-nationale reflex tot een Heel-Nederlandse gedachte. Een natie, België, Nederland en Luxemburg, op basis van een staatsvisie die uitstijgt boven het provincia-lisme en het klein Vlaams Nationale denken én dit boven de partijgre-zen heen.

Hij is een “individualist". Doch met oog voor de bredere maatschappe-lijke context." Plus est en vous" is zijn leidraad. Het individu denkt best en handelt best in functie van de gemeenschap.

Hij is een ”democraat" vanuit een leiderspositie. Partijgrenzen zijn eerder obstakels en het algemeen belang wordt behartigd door de leider en de corporatieve gedachte in het algemeen. Vandaar zijn bekende uitspraak: "De Prins in zijn Raden; het Volk in zijn Staten".

Hijs is een "conservatief". Hij is geen reactionair. Hij beoogt een nieuw samenlevingsmodel niet om het behoud van een vroegere maatschappelijke orde maar wel een samenlevingsmodel dat vernieuwend is op basis van waarden die tijdloos zijn en onveranderlijk zijn.

Hij is een "uiterst bekwaam politicus". Joris van Severen voelt de politiek. Hij zoekt naar binding, dit op basis van vrijheid. Hij zoekt naar eenheid, volledigheid dat alle dualismen én splitsingen uit de weg wil gaan.

Hij is "een Christen, een katholiek". In zijn visie primeert de mens. Het diepblauwe liberalisme is tè liberaal. Het socialisme beperkt de vrijheid. Zijn Verdinaso kiest voor een corporatieve orde waarbij de mens "prioriteit" kent. Familie, beroep, corporaties zijn de steunpilaren van een solidaristische volksgemeenschap. Liberalisme en socialisme domineren het individu. Het kapitalisme enkel gebaseerd op winstbejag kiest enkel voor zakelijke waarden én heeft te weinig aandacht voor geestelijke waarden. Het socialisme maakt van de materiële welvaart zijn hoogste doel én doet afbreuk aan de menselijke waardigheid.

 

Aan de kiosk te Abbeville op 20 mei 2018

 


Hij is geen “fascist". Zijn gedachtengoed komende uit de katholieke sociale visie én het conservatief-revolutionaire denken is precies tegengesteld aan het fascisme. De "staat" staat in dienst van het individu én is niet zoals bij het fascisme een grote totalitaire alles opslorpende staat. Joris van Severen bekritiseert het fascisme: "La patrie n'est pas Dieu". Met andere woorden: de staat en de natie staan in dienst van de mens.

Hij is "een dromer". Jawel, het niveau van een Martin Luther King. Hij doomt van een Benelux. Hij is een pragmaticus in functie van het bereiken van zijn doel: een Heel-Nederlandse gemeenschap. De flamingante taalstrijd erkent hij, doch hij wil die open trekken. Taal- en staatsgrenzen kunnen elkaar best doorkruisen. Het einddoel is het herstel van de 17 Provinciën.

Doelbewust heb ik dit geheel nog even willen noemen om recht te doen aan de persoon van Joris van Severen. Neem deze gedachten mede huiswaarts én geef de boodschap door. Dit precies betekent "de dood is leven".

 

Joris van Severenherdenking te Brugge en Abbeville


Ieder jaar worden in Brugge en Abbeville Joris van Severen, Jan Ryckoort en hun lotgenoten door comités herdacht, ze kwamen om door Franse soldaten in 1940 te Abbeville. Van Severen is een icoon uit de Vlaamse én Nederlandse beweging en zal zonder twijfel bij velen bekend zijn, hoewel wellicht niet al zijn filosofische en politieke opvattingen. Re-Act kon dit jaar aanwezig zijn bij deze herdenking en iets proeven van de sfeer, de toespraken en de ideeën van de persoon Van Severen die er nog steeds leven. Daarbij nam de voorzitter van de Stichting Joris van Severen Luc Seynaeve de tijd om onze lezers voor de microfoon iets te vertellen over deze herdenking.

Dit jaar viel de herdenking in het pinksterweekeinde, evenwel werkt men ieder jaar een vast programma af. Een rondleiding langs enkele plaatsen die in het leven van de Brugse Abbeville-slachtoffers een rol hebben gespeeld. Vervolgens naar de toegangspoort tot het Bourgoensche Cruyce, het voormalige woonhuis van Joris van Severen in de Wollestraat te Brugge. Daar memoreert een gedenkplaat de namen van de vier Brugse slachtoffers van het Bloedbad van Abbeville. Hier werd stilgestaan bij het drama en werden twee toespraken gehouden en kransen gelegd, daaronder ook een korte uiteenzetting van de Brugse schepen Philip Pierins die sprak namens het bestuur van de stad zelf.

In de namiddag was er in de knusse Onze-Lieve-Vrouw-van-Blindekenskapel te Brugge een Heilige Mis, met mooie woorden van de pastor over de vermoorde Joris van Severen en zijn lotgenoten, dit alles werd begeleid door Gregoriaanse liederen. Na deze plechtige gebeurtenis was er een receptie geregeld voor alle aanwezigen, Luc Seynaeve beantwoordde daar enkele vragen van Re-Act over Joris van Severen en deze herdenking. Op de site valt ook dit vraaggesprek te beluisteren.

 

 

Ernst Voorhoeve en Groesbeek


Zoals reeds eerder vermeld is de hier gepubliceerde foto van De Dukenburg afkomstig uit de nalatenschap van Ernst Voorhoeve. Aan deze persoonlijkheid is al eerder aandacht besteed in t'Oud Groesbeek in woord en beeld' en in 'Groesbeek 1935-1945. Crisis en Oorlog'. Dit gezien zijn grote verdiensten voor de Groesbeekse arbeidersjeugd, verricht tijdens de beruchte crisisjaren van de jaren dertig.

De oplossing van de maatschappelijke problemen dacht Voorhoeve te vinden in de doelstellingen van een nieuwe politieke partij: het Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen, dat in oktober 1931 was opgericht door een Westvlaamse notariszoon, Joris van Severen. 'Dietsland' was voor hem Vlaanderen plus Nederland, een gedachte die Voorhoeve aansprak en van welk Verbond hij in 1933 lid werd. Dit verbond, het Verdinaso, was een fascistische autoritaire beweging met antisemitische trekken. Wat Voorhoeve daarin aantrok moet vooral de 'Dietse gedachte' zijn geweest. In Nederland bleef het Verdinaso van marginaal belang: het leden aantal bedroeg in december 1933 maar172 leden. Later zijn dat er enige honderden meer geworden; in ieder geval had Voorhoeve weten te bereiken dat zijn Nederlandse afdeling van het Verdinaso in 1935 niet minder dan 172 leden in Groesbeek telde.

Na een mislukte fusiepoging met een andere fascistische partij is het Verdinaso in november 1940 opgegaan in de NSB, waar Voorhoeve de propagandaleider van Mussert werd. Het Verdinaso was toen definitief verdwenen, ook in Groesbeek.

In genoemde boeken is getracht zijn leven en werken in Groesbeek te beschrijven zonder al te veel aandacht te besteden aan zijn politieke activiteiten, waarmee hij landelijke bekendheid kreeg.

De lezer die zich hierin verder wil verdiepen kan te rade gaan in de publicaties van Dr. L. de Jong 'Voorspel' 1969, Wim Zaal ‘De Nederlandse fascisten' 1973 en in het boek van Hermine Michel-Ypma 'Levensbeeld van Ernest Michel' 1981.

 

Ernst Voorhoeve, de eerste plaatselijke sociaal werker

Ernst Voorhoeve was geboren in 1900 te Rotterdam en hij kwam in 1927 in Groesbeek wonen. Samen met zijn vrouw betrok hij een oud boerderijachtig gebouw aan de Burg (…). Hier zou de familie Voorhoeve tot 1937 blijven wonen. Het huis is tijdens de oorlogsperiode 1944-45 zwaar beschadigd en gesloopt (…).

Na zich aanvankelijk toegelegd te hebben op beeldhouwen en andere artistieke activiteiten, ontpopte hij zich als een sociaal bewogen mens die zich het lot van de verpauperde Groesbeekse arbeidersjeugd bijzonder aantrok.

De omstandigheden waaronder hij deze aantrof wordt beschreven in de doctoraalscriptie Geschiedenis van Antoine van Boxel, Nijmegen 1982. Titel 'Valt aan kameraden... toe dan, het is oorlog, een politieke biografie van Ernst Voorhoeve'. Enige citaten:

De gemeente Groesbeek, in oppervlakte een van de grootste in Nederland, herbergde een bevolking waarvan de herkomst niet geheel duidelijk is en aanleiding heeft gegeven tot veel gissingen.

Duidelijk is voor menigeen wel dat zij leefde volgens 'ongewone toestanden en normen'. De geïsoleerde ligging van de gemeente en het bijzonder stelsel van eigendomsverhoudingen en rechtspraak zouden hieraan ten grondslag kunnen liggen. Deze factoren droegen er toe bij dat zich in de buurtschappen de 'Stekkenberg' en de 'Bruuk' gesloten gemeenschappen vormden, met alle kenmerken van dien. Geringe mobiliteit, huwelijken binnen de eigen gemeenschap, eigen conflictbeheersing enz.

Sociaaleconomisch was de toestand in Groesbeek rond 1930 verre van rooskleurig. Op het dorp zelf was zo goed als geen industrie, van oudsher moest buiten de woonplaats naar werk worden gezocht.

Het was vooral de grote groep ongeschoolde arbeiders die het zwaarst door de economische crisís werd getroffen. (…) (p. 66)

Voor een sociaal bewogen man als Ernst Voorhoeve was Groesbeek dus een dankbaar werkterrein. Volgens hem was de misère te wijten aan het gebrek aan industrie, maar vooral aan het ontbreken van vakkennis. Scholing, dat wil zeggen vakonderwijs zou een oplossing bieden. Hij kwam op het idee van huisnijverheid, in combinatie met zijn eigen bezigheden: houtsnijden, dat wil zeggen een aantal avonden in de week aan arme jongens huisnijverheid leren. In zijn eigen atelier was hij inmiddels met die activiteit begonnen, toen hij eind oktober 1930 zijn plannen in de openbaarheid bracht. Als gelovig katholiek stelde hij zijn werk onder bescherming van de Gelukzalige Don Bosco.

De bisschop ging met het plan akkoord en op 7 december 1930 volgde de oprichtingsvergadering van de Don Bosco-stichting. De oprichters waren naast Voorhoeve en de burgemeester, onder meer de voorzitter van de Boerenbond J. Bons, pastoor Rovers, hoofdonderwijzer Joh. Tervoort en Bertie Boissevain, een vriend van Voorhoeve.

Hoewel er van de grootse plannen die Voorhoeve aanvankelijk koesterde - zoals de oprichting van een drukkerij voor katholieke boeken, meubelmakerij, etc., werd niet meer dan de beeldsnijcursus gerealiseerd - zat er toch gestadige groei in de stichting. Zowel het patronaat als de nijverheidscursus kregen steeds grotere bekendheid. Het aantal ledencursisten steeg tot ongeveer 50 tegen het einde van 1932. De 'jonge en bezielde' kapelaan H. Hoek, die al vanaf het begin bij het werk was betrokken, werd geestelijk adviseur.

Landelijke bekendheid kreeg de Don Bosco-stichting via artikelen in 'Dux', tijdschrift voor priesters die zich met de vorming van de rooms katholieke (verder: r. k.) jeugd bezíghielden. De artikelen waren van de hand var J. Morel, een jezuïet, die aalmoezenier van de r.k. jeugd-beweging was. Deze sprak zich in zeer lovende termen over Voorhoeve uit: 'Begaan met de leegloperij der werkeloze en schoolvrije jongens kwam hij op het prachtige idee, zijn kunst en kunde beide ter beschikking te stellen van deze, overigens begaafde jongens, in de hoop, evenwel te komen tot een huisindustrie... en waardoor tevens gezonde religieuze volkskunst in den handel zou worden gebracht.'

Voorhoeve, zo schrijft A. van Boxel verder, bezat de eigenschap zich volledig voor een bepaald ideaal te kunnen geven. Het was hem bijvoorbeeld niet teveel om, gedurende de beruchte Groesbeekse kermis, huis en haard te verlaten om met zijn jongens dagenlange fietstochten te maken, zoals naar de Achelse Kluis.

 

Vakopleiding in België

Een wel heel bijzonder plan lanceert Voorhoeve tijdens een onderhoud met B&W op 6 april 1932. Hij wil een aantal leerlingen van de handenarbeidscursus van de Don Bosco-stichting in België een vak-opleiding laten volgen. De kosten van deze uitzending bedragen slechts 100 gulden per jaar. Voorhoeve vraagt of de gemeente deze kosten wil dragen, maar wegens de slechte financiële toestand wordt het verzoek afgewezen.

 

 

Foto Don Boscostichting 1932 met boven-links Ernest Michel en midden,

rechts, naast van kapelaan Simon, Ernst Voorhoeve.

 

Dat hij de jongens naar België wilde 'uitzenden' kan mogelijk te maken hebben met zijn politieke vrienden in dat land. Het is niet ondenkbaar dat zijn cursisten daar, behalve een vakopleiding, ook politiek gevormd zouden worden.

 

Scheiding der geesten

De eerder beschreven gedrevenheid toonde Voorhoeve ook met zijn aanvallen op de gevestigde macht en orde, zowel die van de kerkelijke als burgerlijke autoriteiten. Deze eigenschap kwam tot volle wasdom toen hij de politiek inging en zich sterk maakte voor het Verdinaso. Hij sloot zich bij deze beweging aan in oktober 1933 en samen met zijn geestverwanten Ernest Michel en Lou Manche organiseerde hij hier in februari 1934 politieke bijeenkomsten waarbij het stormachtig toeging.

In 'Hier Dinaso!' verschenen jubelende verslagen, waarbij Voorhoeve werd afgeschílderd als de held en redder van het Groesbeekse volk. De anonieme redacteur voegde hier dreigend aan toe: 'Wij waarschuwen bij deze al de 'Heeren' die tot dusverre ons volk in Groesbeek hebben misleid en verschopt, om maar een vinger naar Ernst Voorhoeve uit te steken. Anders zullen ze kennis maken met de harde vuisten van onze militanten en van onze Groesbeekse arbeiders die aan onze zijde zullen vechten. Weest op Uw hoede!’ (p. 82)

Dit artikel en andere Verdinaso-activiteiten waren voor kapelaan Hoek aanleiding de bisschop van Den Bosch een brief te schrijven. Hij laat deze weten dat: 'Voorhoeve door het propageren van een vereniging die 'geweld tegen het staatsgezag billijkte', niet langer deel kan uitmaken van het bestuur der Don Bosco-stichting. ‘Gelet op de statuten kunnen alleen katholieken van onbesproken gedrag hierin zitting hebben'.

Tegelijkertijd besloot kapelaan Hoek om Voorhoeve uit het bestuur van de Don Bosco-stichting te zetten en hem de toegang tot het verenigingsgebouw te ontzeggen. Aangezien Voorhoeve het met die beslissing niet eens was, liet kapelaan Hoek het slot van het Don Boscohuis aan de Bosstraat veranderen, daarmee Voorhoeve de toegang ontnemend.

De 'scheiding der geesten' voltrok zich omstreeks 15 februari 1934, waarna kapelaan Hoek de kwestie moest uitleggen aan de jeugd van de Don Bosco-stichting. Hennie Klösters herinnerde zich: ‘de volgende dag werden alle jongens verzameld in het gymnastieklokaal van de school - zo noemde men dat lokaal maar gymnastiek was er nooit - kapelaan Hoek richtte het woord tot ons: 'Grote mensen’, zo begon hij,’ grote mensen kunnen ook weleens kwaad doen, enz.'. ‘Dat grote mensen ook wel eens kwaad konden doen was voor ons, de jongsten, een schokkende mededeling'. Er ontstonden twee kampen in het dorp, vóór en tegen Voorhoeve. Zijn volwassen medestanders roerden zich in zijn politieke beweging. Voor de jongeren richtte hij een eigen jeugdbeweging op, het ‘Jong Dinaso', voor jongens van 12 tot 16 jaar. De leden hiervan waren hoofdzakelijk afkomstig van de Stekkenberg en uit de Bruuk.

Dat deze en oudere leden, overtuigde aanhangers waren blijkt onder meer uit de notulen van de raadsvergadering 5 juni 1934. Raadslid Kosrnan brengt aan de orde dat: 'des Zondags aan de kerk op de Horst last wordt ondervonden van Dínaso-propagandisten en dat ordeverstoríng dreigt', politietoezicht wordt nodig geacht.

 

Van handarbeidles en huisvlijt naar een betere toekomst

Toen de breuk tussen de r. k. kerk en Voorhoeve ontstond was deze ruim 4 jaar bezig met zijn handarbeidlessen, tijdens welke periode hij ongetwijfeld met de cursisten gesproken zal hebben over de slechte sociale verhoudingen.

Aan de katholieke grondslag van de stichting heeft hij echter nooit getornd, integendeel. De jongens, ruwe bolsters-blanke pit, moesten voor ze begonnen de pet afzetten en bidden. iets wat ze blijkbaar niet zo gewoon waren. Want, zo, vertelde één van de jongens later; 'wij moesten vóór de handenarbeíd begon, een Onze Vader en een Weesgroetje bidden: en dat was nogal wà vur enne Stekkenbergse jong, ien den tied.’

Na het bidden werd er flink gesneden, hoofdzakelijk kruisbeelden, kerstgroepen en heiligenbeelden. Mooie werkstukken werden in Nijmeegse winkels te koop aangeboden.

Voorhoeve hield de winst nauwkeurig bij en de dubbeltjes en de kwartjes werden bijgeboekt op spaarbankboekjes die op naam van de jongens bij de Boerenleenbank waren geopend. Ernst Voorhoeve bewaarde de spaarboekjes en in overleg met hem kon soms, na lang sparen, ‘n neeje boks' worden gefinancierd.

Uitblinkers probeerde Voorhoeve voor vervolgonderwijs op een school buiten Groesbeek te plaatsen, maar dit stuitte op verzet van de ouders. Sommigen hadden er geen geld voor en anderen meenden dat het niet paste bij hun milieu. De meeste ouders van de jongens waar Voorhoeve zich voor inzette waren sterk gebonden aan de buurtmentaliteit, hetgeen de ontwikkeling van de kinderen niet bevorderde. Studeren hoorde niet, 'da was vur de flauwe!’ Voorhoeve onderkende dit euvel en ging met de ouders thuis praten. Het feit dat ‘enne stadse heer' met het lot van hun kinderen begaan was, wekte in ieder geval wel vertrouwen op.

 

Groot politiek draagvlak

Dit vertrouwen kwam Voorhoeve van pas toen hij leden ging werven voor zijn plaatselijke afdeling van het Verdínaso ofwel het Verbond van Dietse Nationaalsolidaristen. In juni 1934 bedroeg het aantal leden in Groesbeek 107 en in de rest van Nederland 254. (p. 84)

Tijdens de periode augustus 1935 tot mei 1936 werden er in Groesbeek 697 exemplaren van 'Hier Dínaso!' verkocht, evenals in Den Haag. In Nijmegen 174 nummers, Delft 628, Leiden 581 en in Utrecht 859, Amsterdam 1720. In 1937 was het ledental 492 en in 1940 nog 425. Tot zover enige feiten en getallen van A. Van Boxel, waarmee aangegeven wordt dat de beweging landelijk aandacht trok.

Opmerkelijk is dat, in tegenstelling tot Groesbeek, elders hoger opgeleide personen, waaronder katholieke studenten, de Verdinaso-doelstellingen ondersteunden. In Groesbeek beperkten de aanhangers zich voornamelijk tot de groep ongeschoolde, en ongeorganiseerde, arbeiders. Hier zochten de minst bedeelden hun heil bij nieuwe denkbeelden, verkondigd door een welsprekende Voorhoeve. Behalve door armoede gedreven zal ook de zucht naar sensatie, iets beleven, hiermee te maken hebben. Bij de meesten was er geen krant en geen radio in huis, zodat partijbijeenkomsten een welkome afleiding waren in hen uitzichtloos bestaan. Zeker als daar gescholden en geschimpt werd op 'de overheid'.

Werknemers die lid waren van de RK. Arbeidersbeweging en landarbeiders die aangewezen waren op werk verschaft door boeren die lid waren van de R.K. Boerenbond, die keken wel uit: als Dinaso-aanhanger bestond er grote kans geen werk, of ontslag te krijgen, als gevolg van de tegenwerking en invloed van de r. k. geestelijke en wereldlijke autoriteiten. Het aantal van 107 Verdínaso-leden geeft aan dat er hier veel mensen woonden die niets te verliezen hadden.

 

Verdinaso fuseert met de NSB en komt in de reuk van Nationaal-Socialisme en Fascisme

Ernst Voorhoeve verhuisde in 1937 naar Nijmegen maar had, ook tijdens de bezettingstíjd, nog verschillende contacten in Groesbeek. Indien hij kon helpen stond hij voor zijn vroegere cursisten en medestanders klaar. Zijn Verdinaso was toen al ingelijfd bij de Nationaal-Socialistische Beweging, de NSB. Al eerder was het Jong Dinaso een fusie aangegaan met de NSB. Voor Ernst Voorhoeve brak een veelbewogen tijdperk aan. Hij bleef politiek bedrijven en beschouwde de NSB, zoals hij na de oorlog getuigde: 'als het enige platform waarop een legale actie zou kunnen worden doorgevoerd'. Een misrekening waarvoor hij na de oorlog moest boeten.

Ernst Voorhoeve is op 10 november 1966 overleden. Na het bekend worden hiervan zullen in Groesbeek veel mensen nog even aan hem gedacht hebben; 'aon den stadse heer' die Groesbeek een vermelding bezorgde in de vaderlandse politieke geschiedenis. De man, zo schrijft A. van Boxel, ‘die tijdens zijn toespraken getuigde van genegenheid en respect voor de Groesbekers. Handhaving van de eigen identiteit van het 'Groesbeekse volk' stond hoog bij' hem aangeschreven.' Maar nog meer de herinnering dat hij hun jeugd verrijkt had met handarbeidles.’ (p. 86)

____________________

Bron: G.G. Driessen, ed., De Dukenburg en zijn bewoners. Wetensaardigheden over een verdwenen Groesbeekse buurtschap die bestond van 1875 tot 1944, Uitgeverij Heemkunde Groesbeek, 1999, 95 pp. ISBN 90-80-1683-4-3.