> nieuwsbrief > 2018 - nr 1

Inhoud


Mededelingen


 

Hernieuwen ledenbijdrage voor 2018

De jaarwisseling nadert met rasse schreden – en meteen ook het tijdstip voor het hernieuwen van de bijdragen voor 2018. Dank zij een zuinig beheer blijft het ons mogelijk om, niettegenstaande alweer gestegen druk- en portkosten, de minimumbijdrage te behouden op 29 €. In ruil daarvoor verzekeren we u andermaal de stipte toezending van het nieuwe Jaarboek Joris van Severen – het 22e al – in de meimaand en van de vier nummers van ons kwartaalblad Nieuwsbrief Joris van Severen. Vanaf het bedrag van 35 € boeken we u met dank als steunend lid. Vereffening graag via onze rekening IBAN: BE71 0001 7058 1469 – BIC: BPOTBEB1 t.n.v. Studiecentrum Joris van Severen, Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper.

 

Grafconcessie Louis Gueuning

De oproep om bij te dragen tot de verlenging van de grafconcessie werd mild beantwoordt. Mede in naam van de Stichting Louis Gueuning en de familie Gueuning dank aan iedereen die daartoe bijdroeg. De vrijwaring van het graf te Mainvault is daardoor voor de eerstkomende 30 jaar verzekerd.

 

Fascisme - andermaal


Maurits Cailliau

 

In De Standaard verscheen recent, gespreid over 3 pagina’s en opgesierd met het stilaan obligaat geworden hakenkruis bij ‘items’ van dat soort, een interview met de historicus Koen Aerts, over z’n recente publicatie met de titel Was opa een nazi?1

Marc Reynebeau en Bart Brinckman waren de interviewers; de lezers waren dus gewaarschuwd omtrent de te verwachten teneur van hun vragen en de historische relevantie van dien. Het zal wel eerstgenoemde zijn – de tweede is immers niet direct een onderlegde op het vlak van de geschiedenis – die het niet laten kon om er ook Joris van Severen bij de sleuren, middels volgende ‘opmerking’:

 

“Cyriel Verschaeve] die een nazi en een veroordeelde collaborateur was. Maar er is ook een straat genoemd naar Joris van Severen, al kon die in de oorlog niet fout zijn omdat hij al bij het uitbreken ervan werd vermoord.”

 

Waarop Aerts repliceerde

“Dat is heel moeilijk. Maar Van Severen was wel een fascist en een antisemiet. Ik vind tussenoplossingen wel nuttig, zoals het plaatsen van een bordje met historische duiding. (…)”

 

Is dat wel zo? Was Joris van Severen een fascist en een antisemiet? Eerder hebben we deze thema’s meer uitgebreid behandeld en toegelicht.2 In beide gevallen kwamen we tot de vaststelling dat enige nuance hieromtrent geboden is, en wel omdat:

1. Joris van Severen zichzelf nooit als een fascist geaffirmeerd heeft, en

2. het gehalte van het antisemitisme binnen zijn beweging kaderde binnen de toenmalige ‘mores’ die hieromtrent binnen de katholieke leefwereld heersten.

 

Het blijft voor historici van de jongste generaties klaarblijkelijk een te hoog gegrepen vereiste om, inzonderheid voor wat de jaren van het interbellum betreft, tot een objectief en afgewogen oordeel te komen, m.a.w. dat tijdvak te kaderen binnen de tijd van toen.

Slechts zelden komen we in hun publicaties inzichten tegen als deze in de recente studie van Willem Huberts:

 

“Het fascisme kreeg in de tweede helft van de jaren twintig een positief imago, omdat het een mogelijke uitweg bood uit een verstard politiek systeem, als een derde weg, een alternatief dat noch liberaal noch socialistisch was.”3

 

Die “derde weg” bewandelde onmiskenbaar ook Joris van Severen met zijn beweging. Indien men een amalgaam maakt van alle vernieuwingsbewegingen uit de jaren dertig van vorige eeuw – en hun soms diepgaande verschillen veronachtzaamd – om ze binnen het containerbegrip “fascisme” onder te brengen, ja, dan krijgen de “terrible simplificateurs” uiteraard hun zin – en was Joris van Severen een fascist. Maar om tot dit besluit te komen – dat ook het besluit van Reynebeau6 is – moet je wel steeds en overal je gezichtsveld vernauwende paardenbril ophouden.

 

Huberts haalt, naast vele andere, ook het getuigenis aan van W.M. Westerman, die voor het Verbond voor Nationaal Herstel – een kleine loot uit de Nederlandse fascistencontainer – in 1933 in de Tweede Kamer zetelde en op de vraag of hij fascist was antwoordde:

 

“Ja, ik ben fascist in zuiver Nederlandse zin, dat wil zeggen: ik pleit voor een zo sterk mogelijk staatsgezag, voor een terugbrengen van deskundigheid waar deskundigheid behoort te zijn, en voor het aankweken van gemeenschapszin. Als men dat fascisme noemt, dan ben ik een fascist.”4

 

Wanneer pleidooien als deze als toetssteen dienen te fungeren teneinde uit te maken of en waarom iemand in het fascistische kamp thuishoort, dan is het einde uiteraard wel zoek.

 

“Belangrijk is te noteren dat voor vrijwel alle fascistische partijen en bewegingen het belang van het individu het moest afleggen tegen het grotere belang van de staat.”5 – noteert Huberts in zijn besluitvorming.

 

De toetssteen die Joris van Severen gebruikte teneinde zijn beweging en haar doelstellingen af te bakenen ten overstaan van de andere epochemachende bewegingen die in de jaren van het interbellum aantraden, formuleerde hij niet mis te verstaan in volgende bewoordingen:

 

Fascisme: primauté de l’etat.

Hitlerisme: primauté de la race.

Dinaso: voorrang der persoonlijkheid op hare plaats in de organisch geordende volkgemeenschap.

 

Ze beklemtonen méér dan welk betoog ook waarvoor hij stond en bakenen de kloof af tussen zijn betrachtingen en deze van het fascisme en/of nationaalsocialisme. Alle Reynebeau’s ten spijt!6

____________

Noten

1  De Standaard, 16-17 september 2017, pp. 26-28.

2  In Fascisme und kein Ende?, in het Jaarboek Joris van Severen 20 (2016) voor wat het fascisme betreft, en in onze brochure Het Verdinaso, Antisemitisme und kein Ende?, (2009), voor wat het antisemitisme aangaat.

3      Willem Huberts, In de ban van een beter verleden. Het Nederlands fascisme 1923-1945, Van Tilt, Nijmegen, 2017, p. 65.

4      Willem Huberts, a.w., p. 185. W.M. Westerman (1892-1950) was o.m. de auteur van De Crisis van het Gezag. Een onderzoek naar de oorzaken van het gemis aan bestuurskracht in de parlementaire democratie, H.P. Leopolds Uitgever Maatschappij, 1928. Een essay dat voorwaar nog lessen voor het heden bevat.

5      Willem Huberts, a.w., p. 222.

6      Dezelfde Reynebeau die het presteerde om in De Standaard – ook dezelfde - van 25 oktober 2014, bij z’n bijdrage kaderend in de hetze rond ons Joris van Severen-colloquium, een foto af te drukken van de linkse USAF-militie, die hij als een foto van de Dietse Militantenorde betitelde. Betreffende foto ook in ons Jaarboek Joris van Severen 20, 2016, p. 35. Over Reynebeau als historicus leze men met vrucht het essay van z’n betreurde vakgenoot Eric Defoort: Het klauwen van de historicus, Antwerpen, 1996, waaruit o.m. blijkt dat Reynebeau’s werk méér zegt over diens politieke agenda dan over de onderwerpen die hij aansnijdt - zoals overigens ook een Bruno de Wever vaststelde ten overstaan van de teneur van Reynebeau’s werk (bij zijn recensie van Defoorts pennen-vrucht (in De Nieuwe Gemeenschap, nr.4/1996, p.20 van het Vermeylenfonds).

 

Over het Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen


 

“(…) Katholiek-liberale regeringen proberen in de jaren 1930-1935 het hoofd te bieden aan de economische neergang terwijl de parlementaire democratie steeds meer aan draagvlak verliest. De notie van ‘structuurhervorming’ wordt populairder door de malaise van de economische crisis en de buitenlandse antidemocratische evoluties. Het is de vitale Nieuwe Orde, ‘de revolutie van rechts’ die de bewondering van velen weg kan dragen. Met Hitlers’ nazisme als toonaangever, heerst er binnen een breed spectrum aan politieke bewegingen aanhang voor de Nieuwe Orde, tegen het Marxisme en de liberale democratie. Ook in België kregen de ideeën van de ‘nieuwe orde’ aanhang, dit was te zien in verschillende nieuwe politieke initiatieven zoals Rex. Rex, de partij van Léon Degrelle, stond antidemocratisch gedachtegoed voor. Dit zou later evolueren naar de fascistische kant. Het VNV en Verdinaso gingen ook richting fascisme, de Nieuwe Orde-ideeën werden voor velen in de (rechtse)-katholieke wereld aanlokkelijk. Het Nieuwe Orde-ideeëngoed vond, met haar nadruk op orde en autoriteit, ook haar weg binnen de traditionele partijen. De katholieke kringen begonnen bijvoorbeeld te voelen voor een corporatistische nieuwe staatsinrichting en de katholieke partij werd onder Hubert Pierlot hervormd met de nadruk op orde en tucht. In de BWP kwam dan vernieuwing met Hendrik de Man die een herstelprogramma moest opzetten en tegelijkertijd de invloed van het Marxisme en de Internationale uit de BWP wilde verwijderen. (…)” (pp. 21-22)

“(…) Het militair bestuur had alle politieke bewegingen van voor 1940 verboden behalve het VNV, Rex-Vlaanderen en Verdinaso. Hiermee kreeg het VNV dus te maken bij het vormen van de Eenheidsbeweging. Rex-Vlaanderen was geen sterke tegenstander, maar de onderhandelingen met het Verdinaso lagen lastiger. In juli-augustus 1940 werd de vooroorlogse militie van het VNV, de Grijze Brigade geleid door Herman van Ooteghem, omgevormd tot de Zwarte Brigade onder leiding van Reimond Tollenaere. Hun militie moest namelijk met die van de andere bewegingen zoals het Verdinaso kunnen concurreren.

Begin mei 1941 werd de Eenheidsbeweging VNV een feit. Rex Vlaanderen en het Verdinaso werden opgeslokt. De militie van het Verdinaso (Dinaso Militanten Orde) zou samengaan met de Zwarte Brigade onder leiding van Reimond Tollenaere. Toch had het VNV geen politiek monopolie. Er was nog concurrentie van de Algemene SS Vlaanderen. Doordat deze Algemene SS Vlaanderen niet opgenomen kon worden en doordat er afscheuringen waren van onder-meer oud-Dinaso’s, kan de Eenheidsbeweging een mislukking genoemd worden. (…)” (p. 40)

 

Het Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen

 

“(…) Het Verdinaso werd door Joris van Severen in 1931 opgericht. Van een extreem Vlaamse nationalist evolueerde Van Severen naar iemand die de Walen zag als volksgenoten, als zijnde Franstalige Dietsers. Er zou een eenheid kunnen zijn van de Zeventien Provinciën van het ‘Dietse Rijk der Nederlanden’. Ieder zou er zijn eigen taal kunnen spreken. Het Verdinaso was gekant tegen separatisme. Toch werd Van Severen op 10 mei 1940 aangehouden door het Belgisch gerecht en naar Frankrijk gebracht. In Abbeville werd hij 20 mei vermoord. De dood van de leider zou het Verdinaso verzwakken. Het zou veel Dinaso’s de separatistische en collaborerende richting op duwen. Bruno de Wever stelt dat dit ook te verklaren is door het Vlaams-nationalisme dat al die tijd nog gedeeld werd met het VNV. Het Verdinaso kreeg concurrentie van het VNV in het bereiken van een leiderspositie in de Eenheidsbeweging die gevormd zou worden in bezet (politiek) Vlaanderen. Wat het Verdinaso hierin als voordeel had tegenover het VNV was hun Dinaso Militanten Orde (DMO) onder leiding van Jef François. Interne tegenstellingen vormden echter een zwakte van het Verdinaso. De nieuwe leider, Emiel Thiers, kon deze niet overwinnen. Er waren twee tegengestelde groepen. De eerste werd geleid door Paul Persyn en wilde de antidemocratische- en antipartij-ingesteldheid van Van Severen ombuigen. Ze wilden met het Verdinaso deelnemen aan de verkiezingen en zo een zetel in het parlement behalen. Deze groep (de burgerlijke vleugel) nam het op tegen de groep van Jef François en Pol le Roy, die sterk gekant was tegen het Belgicisme van de eerste groep en de onvoorwaardelijke collaboratie voorstond. Na een openlijke machtsstrijd won de groep van Jef François het pleit en lag de weg naar collaboratie open. Nu was er enkel nog het probleem van de te vormen Eenheidsbeweging-VNV. In eerste instantie dacht het Verdinaso nog de spil te kunnen worden in deze Eenheidsbeweging, maar François werd gedwongen tot onderhandelingen met Staf de Clercq. Op 5 mei legde de Militärverwaltung een definitief akkoord op en François ging ermee akkoord om aan te sluiten bij het VNV. (…)” (pp. 41-42)

“De politiek van het Verdinaso was niet die van het VNV en feitelijk waren ze ook geen gelijkwaardige partners. Een aantal ontgoochelde Dinaso’s verliet het VNV en probeerde nog zelfstandig een eigen beweging te organiseren, maar ze mislukten daarin.(…)” (pp. 42-43)

________________

Bron: Suzanne Lambert, Kinderen van de collaboratie. Ervaringen en getuigenissen van nakomelingen van collaborateurs in de Tweede Wereldoorlog. Master in de geschiedenis, academiejaar 2009-2010. Promotor: Prof. dr. Bruno de Wever, Vakgroep Geschiedenis.

 

Studentenvereniging 'De Gemeenschap'


Antoon van Mierlo en Bert Hendrickx

 

In het ‘Jaarboek Joris van Severen 15’ (pp. 141-176) brachten we, onder de titel ‘Van het Jong-Dinaso tot De Gemeenschap’, een vraaggesprek met Godfried Kerkhof, met aansluitend de tekst ‘De Gemeenschap, ontwerp van Keure’. In onderstaande bijdrage, ontleend aan de ‘Nieuwsbrief Taxandria’, nr. 3, 2017, (pp. 21 – 23), wordt andermaal aandacht besteed aan ‘De Gemeenschap’ die voornamelijk in het Turnhoutse actief blijkt geweest te zijn. Uit noot 12 van onze jaarboekbijdrage bleek dat Paul Janssens, Jef Beyens, Jef Bleuckx en Jan Hendrickx (voorkomend op de foto hieronder) effectief lid waren van het Verdinaso, respectievelijk het Jong-Dinaso. Deze Taxandria-bijdrage brengt aanvullende gegevens aan over dit veelal onder de radar gebleven initiatief in de geest van het Verdinaso tijdens de jaren van de Tweede Wereldoorlog.

Maurits Cailliau

 

 

Bovenaan links naar rechts: Paul Janssen, Pater Bonifaas O. Praem (Jef Luykx), Paul Schuermans, Jef Beyens, Achiel Leys, Nick van Beek, Karel Swannet, Johan van den Brandt, Jef Bleuckx en Antoon van Mierlo, Onderste rij: Jos van Beek, Jan Hendrickx, Frans van Mechelen,

Jef Verbruggen en Rik Cos

 

Bij een bezoek aan Antoon van Mierlo op 3 maart 2017 toonde hij een opmerkelijke groepsfoto van een amper tot niet gekende Turnhoutse studentenvereniging. Antoon van Mierlo (°1923), samen met Jan Hendrickx (°1921) sprokkelden alle nog overgebleven herinneringen aan en documenten van deze vereniging en bespraken dit in 2006 met Piet Tommissen die alle gegevens in een knap artikel goot.1 Pas later werd bovenstaande foto door Van Mierlo teruggevonden en vormt zo een mooie aanvulling op de reeds bestaande tekst.

De Duitse overheid had tijdens de Tweede Wereldoorlog alle jeugdbewegingen verboden. Maar tijdens de twee laatste jaren van de oorlog kwam toch een groep studenten van het laatste jaar middelbaar en/of eerste jaar universiteit regelmatig bijeen in de stadsschool in de Koning Albertstraat in Turnhout, waar toen de ouders van Jef Beyens - één van de groep - conciërge waren.

Initiatiefnemer van deze studentenverenging was pater Bonifaas O. Praem. Geboren als Jef Luykx in Lommel in 1915, deed hij zijn middelbare studies in het Sint-Jozefcollege in Turnhout en beëindigde er zijn studies in 1933 als primus perpetuus. Een jaar later was hij zeer actief in het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond en de Lommelse Blauwvoet. Via gouw- en landdagen kwam hij in contact met de katholieke jeugdleider Ernest van der Hallen, die hij later nog vele keren ontmoette. In 1934 trad Jef Luykx in bij de paters Norbertijnen in Postel. Van de novicemeester Sprenger mocht hij in de abdij vergaderingen van de studentenbond blijven organiseren. Nadat Jef in 1940 tot priester werd gewijd, ging hij als pater Bonifaas theologie studeren aan de universiteit van Leuven, waar hij in 1946 doctoreerde. In deze jaren kwam hij regelmatig naar Turnhout om geestelijke leiding te geven aan een groep gelijkgezinde studenten die elkaar steunden in een radicaal evangelisch leven, genaamd De Gemeenschap. De jonge Turnhoutenaren werden voorzeker in de richting van de Blauwvoeterij gestuwd, met zelfs enkele Verdinaso-invloeden, maar wel zonder aangetrokken te worden door het VNV of de Hitlerjugend.

In een Ontwerp van Keure schreef pater Bonifaas dat De Gemeenschap (soms gemakshalve Groep G genoemd) een aantal sterk aangesloten verbanden of levensgemeenschappen ging omvatten, overkoepeld door een Dietse Orde met als basis: de idee van ons jong zijn, de Dietse idee en de katholieke idee. In een andere tekst werd zelfs gesproken van het vormen van een nieuw menstype: 'de Dietser’.

Deze studentengroep mocht zeker geen jeugdbeweging, noch politieke groepering, noch een Katholieke Actiegroep zijn. De Gemeenschap moest wel een christelijk-evangelische, katholieke-aristocratische, volks-staatse en nationaal-solidaristische opvatting verspreiden.

Aan het hoofd van elke levensgemeenschap kwam een gemeen-schapsleider die verantwoording moest afleggen aan een kanselier, het hoofd van de verschillende gemeenschappen. De eerste studenten die de Keure volgden, kwamen uit Turnhout, met Jef Beyens als hun gemeenschapsleider. Het is vrij logisch dat de meeste jongeren in het Sint-Victorinstituut, het Sint-Jozefcollege en het Koninklijk Atheneum hadden gestudeerd of er nog studeerden. Een ledenlijst toont nog meer namen dan diegenen die op bovenstaande foto staan. Ook Staf Avonds, Jan Goemans, Staf Hofkens, Frans Lauwerijs, Hyppoliet Leys en Staf Verbruggen waren aangesloten.

Naast een Kempische leefgemeenschap moeten er ook (minstens) een Antwerpse en Leuvense gemeenschap actief geweest zijn.

De leden van de Kempische groep kwamen regelmatig samen in de abdij van Postel, bij de ouders van pater Bonifaas in Lommel, in de lagere school aan de Koning Albertstraat en in het herenhuis van Antonia Buckinx-Luykx op de hoek van de Grote Markt en de Herentalsstraat. Een bezinningsweek werd georganiseerd in een lesvrije zomerperiode, van 19 tot en met 26 augustus 1944 in een leegstaand gebouwtje binnen de muren van de abdij van Postel, door de aanwezige studenten het Stierenkot genoemd...

Omdat na de bevrijding de Staatsveiligheid even dacht dat Groep G voor Geheim stond en een onderzoek wilde instellen, doken enkele leden waaronder Antoon van Mierlo en Frans van Mechelen een weekje onder, terwijl Jef Beyens en Jan Hendrickx vele verslagen en andere papieren vernietigden. Jef Beyens werd wel enkele weken in de Antwerpse Begijnenstraat gevangen gezet en dat zonder echte aanklacht en ondanks het feit dat de apolitieke groep De Gemeenschap nooit echt van collaboratie verdacht werd.

Eind 1945 verdween De Gemeenschap snel en geruisloos. De onderlinge contacten verslapten wat. De meesten studeerden af, vervulden hun dienstplicht, huwden, … Meerdere leden van De Gemeenschap kenden later een mooie carrière. Frans van Mechelen (1923-2000) was o.a. professor, minister en voorzitter van de Bond van Grote en Jonge Gezinnen. Paul Janssen (1926-2003) werd dokter en stichter van Janssen Pharmaceutica, Jan Hendrickx was kabinetschef en ambassadeur.

___________

Noot:

1 Piet Tommissen, ‘De Gemeenschap. Een initiatief van pater Bonifacius Luykx (Proeve tot reconstructie)’, in: Het Verbond. Grensverleggend tijdschrift voor Vlaams-Nederlandse samenwerking, nr.4 (2006), p. 3-21. De tekst verscheen ook in: Piet Tommissen, Nieuwe buitenissigheden, La Hulpe, 2007, p. 141-168.

 

Over André Belmans


 

André Belmans is op de leeftijd van 93 jaar heengegaan. Dat was op 22 juni 2008. De bescheidenheid die deze man kenmerkte en ook de vakantieperiode zijn er allicht de oorzaak van dat de belangstelling, zijn uitgebreide familie uitgezonderd, aan de magere kant was. Bovendien was Belmans een overtuigd katholiek en Vlaming en Verdinaso.

Een aanhanger van Joris van Severen uit de Kempen, meer bepaald Balen. Hij werd nochtans notaris in Anderlecht, reeds vanaf 1960. Het fatalisme van het modernisme levert ter nagedachtenis van één der onzen bij de media uiteraard zero-belangstelling op. Ook in 't Scheldt is dit een te laat In Memoriam.

In 1940 had Belmans snel door dat de Duitse bezetter Vlaanderen ten eigen profijte wilde gebruiken en niet anders. Menig Verdinaso heeft hij afgeraden naar het Oostfront te gaan, hoewel ook hij tegen het goddeloos communisme gekant was. Toch hielp hij vrienden hetgeen hem later in contact bracht met de repressie. Hij zou Verdínaso-mensen geholpen hebben tijdens de oorlog. Gelukkig liepen er nog auditeurs rond met enig gezond verstand. Hij werd nooit vervolgd.

Vergis u niet in Belmans: hij was een energiek man en een denker. De Vlaams-nationalisten verweet hij vele malen geen staatsvisie te hebben. Dat Van Severen ook als eerste een bocht van veel graden maakte wou hij niet geweten hebben.

Vlaamse verdeeldheid, gevolg van de partijpolitieke opdeling, deed hem dikwijls naar de pen grijpen. Zijn ideaal waren de Lage Landen, de Benelux waaraan hij een politieke dimensie wilde geven die blijkbaar slechts een minderheid in Vlaanderen én in Nederland genegen waren. Bij die minderheid was Renaat van Elslande, die echter niet doorzette en Joseph Luns in Nederland, die wél doorzette, maar de politiek correcten, vooral aan de linkse kant, tegen kreeg.

Belmans was, men kan die indruk krijgen, niet zo maar een kamergeleerde. Tijdens de IJzerbedevaart 1948 zorgde hij met kompanen voor dat pamfletten van de Paxpoort dwarrelden. Daarop in schreeuwende letters: “Van Severen had gelijk'.

Een nog beter voorbeeld van zijn inzet was het terreinwerk dat hij leverde om tot een verzameling van Kempense intellectuelen te komen, waardoor De ‘Stichting voor de Kempen' werd opgericht. Die belangstelling voor de Kempen, vooral op economisch gebied, leidde tot industrialisering, banen voor de afgelegen Zuiderkempen. Zijn kontakten met Jos van Orshoven, medewerker van Gaston Eyskens, hielpen daarbij.

Belmans en de Vlaams-nationalisten, ze konden niet door één deur. Heeft het zin die verdeeldheid in Vlaanderen voor de zoveelste keer te onderstrepen, nu Belmans, met zijn vele verdiensten na een lang en arbeidzaam leven, ook voor Vlaanderen van ons is heengegaan?

Neen dit heeft geen zin, tenzij deze oproep: Vlaanderen, breek uit uzelf, er is meer dan dat. Er is Europa. Vlaanderen, staat in Europa, zou daarbij kunnen helpen.

Dat laatste was voor Belmans echter de verkeerde stap, want hij verkoos - schrik niet - het provinciaal federalisme.

Laat het zijn wat het wil. Een Vlaamse strijder is heengegaan. Ook zullen velen, omwille van dit provinciaal federalisme, hem een Belgicist noemen.

_________________

Bron: http://www.tscheldt.be/eula_sch/eula_index.php?opt=LVE&ord=DESC&lim=50&art=571&rub=0&con=29&vv=yes

 

Geschaard rond het graf van Louis Gueuning


 

Hieronder volgt de (ingekorte) tekst van de toespraak die op 4 november 2017 te Mainvault aan het graf van Louis Gueuning († 11 november 1971), gehouden werd door de Heer J. Peeters, permanent secretaris van de Louis Gueuning Stichting.

 

Ad Honorem Louis Gueuning, defensor Civitatis et Ordinise

 

en tezelfdertijd als herinnering aan Joris van Severen, Pater patriae van het Gemenebest der aloude geopolitieke Nederlanden, verenigd in de XVll Provinciën van keizer Karel V.

Rond deze graftombe herinneren wij aan de Europese roeping van het “Commonwealth” der “Low Coutries”, dit is het gebied van de delta van Rijn, Maas en Schelde.

 

Louis Gueuning, werd tot doctor in Wijsbegeerte en Letteren, zoals dat destijds genoemd werd, gevormd aan de Alma Mater door decaan Kanunnik Remy. Kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog nam hij de beslissing om Joris van Severen te vervoegen in zijn strijd. Daartoe schrijft hij hem een “Open brief”1, waarin hij, voor wie tussen de lijnen leest, de voorwaarden opsomt om tot een politieke hernieuwing te komen: d.w.z. het einde van de particratie en, met een ongebreidelde hubris – “sicut dei eritis”! – te pogen de “Staat van een natie zonder staat” te zijn. Een schijnbaar onmogelijke, doch noodzakelijke taak.2

Daartoe dient een elite, een keurkorps gevormd, zowel op doctrinair, als op organisatorisch, strategisch en tactisch vlak. Dit alles ten dienste van het Algemeen Welzijn van de Benelux-landen, smeltkroes van Europa en onze Westerse beschaving. Bij dit alles het woord van Willem de Zwijger, prins van Oranje, indachtig: “Point n’est besoin d’espérer pour entreprendre, ni de réussir pour perséverer.”

Dit was zo in 1939, aan de vooravond van WO.II, dit is ook nu de harde realiteit te midden van de folkloristisch aandoende chaos - ingevolge de ideologie van het “globalisme”, de “Toren van Babel” – die onze wereld op haar grondvesten doet daveren.

Dit zijn nu eenmaal de onvermijdelijke gevolgen, logischerwijze, wanneer men een beschaving en een staatsgemeenschap wilt bouwen op het moeras van de ‘Verlichting’. De gevolgen? Twee (Europese!) wereldoorlogen, twee zogenaamde “Revoluties”. Eerst de Franse Revolutie (1789), en haar ‘paard van Troje’ dat Liberalisme heet. Dan de Russische Revolutie (1917), vrucht van het marxisme, dat op zijn beurt het fascisme zal baren. Ontaardend in het Leninistisch-Stalinistisch Totalitarisme.3

Desondanks, “ce sont les Idées qui mènent le monde”, en staande hier voor deze graftombe, formuleren wij drie waarheden, zoals ze ons werden voorgehouden door Joris van Severen en zijn “woordvoerder” Louis Gueuning:

 

1.                  De Particratie, die een aanfluiting is van de echte democratie, ik onderstreep: het partijen-“systeem” dat het Parlement heeft “opgeslokt”, moet verdwijnen en wijken voor een échte volksvertegenwoordiging (met controle op financies en subsidies) die in ere dient hersteld. Anders gezegd: “het volk oefent de macht uit in zijn Parlementen (of “Staten”).

 

2.                  Aan het hoofd van de Staat – die de handhaver is van de orde en die garant staat voor onze vrijheden – staat het Staatshoofd of de Prins, d.w.z. dat het gezag opnieuw moet heersen en regeren: “De prins in zijn Raden”, volgens de gekende formulering. Aldus zal het evenwicht hersteld worden tussen Parlement en Regering.

 

3. Pas dan zullen en kunnen de Nederlanden, zoals al gezegd: de smelt-roes van Europa, hun Zending van Synthese en van Federatie, opnieuw vervullen. En dus een politiek voeren die Europa – in tegenstelling tot de huidige mercantilistische Europese (verdeelde) Unie, die naar het separatisme en de vernietiging van elke soevereiniteit leidt - een nieuwe vorm en inhoud geeft. Onder meer met en dank zij het huidige Rusland, dat ook een Europese mogendheid is, die deel uitmaakt van Eurasia.4

 

Zowel op binnenlands- als op buitenlands vlak is het dringend nodig een einde te stellen aan de kanker van de heersende wanorde:

Eén is het doel,

Eén is de weg.

Eén is de leider.

Zoals het destijds, in de sfeer van die tijd, klonk.

En dit alles onder de hoede van Sint-Michiel, die troont op het Brusselse stadhuis.

 

Noten

1 Op 20 april 1939. Zie Jaarboek Joris van Severen, 21, pag. 199: Pourquoi j’ai adhéré au Verdinaso.

2 Hieraan gingen contacten vooraf met Pierre baron Nothomb, senator, ex-medewerker aan het oorlogskabinet dat onder leiding stond van Charles graaf de Brocqueville tijdens WO.1. Alsmede van een studie over Joris van Severen en het Verdinaso, in een Brussels maandblad (15 juni 1937) door de jonge advocaat Pierre d’Ydewalle, toekomstig kabinetschef van Eerste Minister Hubert Pierlot.

3 Courtois, Stéphane, Lenine, l’inventeur du Totalitarisme, Parijs, Perrin, 2017. De auteur is een ex-Trotskist, historicus en schrijver van o.m. Le livre noir du Communisme, 1997. Hierin herinnert hij dat Lenin, een jaar voor zijn overlijden, Stalin benoemd heeft tot Secretaris-generaal van de communistische partij in de Sowjet-Unie (1922). Zie ook de monumentale trilogie Une histoire mondiale du communisme van de Franse historicus Pierre Wolton (3 delen: Les bourreaux, Les victimes, Les complices, Parijs, Grasset, 2017.

4 Stone, Oliver, Conversations avec Poutine, Parijs, Albin Michel, 2017. De Amerikaanse cineast Stone heeft van zijn opnames een film gemaakt en tevens een boek geschreven i.v.m. gesprekken met Poetin (het laatste gesprek had plaats tijdens de verkiezingscampagne van President D. Trump (2016).

 

'Onze beste fascistische schilder'     


Marcel Hulspas

 

‘Kijk dat is dat schilderij met die band. Daarvan zeggen ze dat…’ - ‘O, dat geleuter interesseert me niet. Dat filmpje daar, daar kijk ik ook niet naar. Ik let alleen op de kwaliteit van zijn werk!’

Ze stonden naast me. Twee dametjes. We keken naar Zelfportret met Zwarte Band, van Pyke Koch. Zijn meest duidelijke eerbetoon aan het fascisme. Ze vonden het mooi geschilderd. En dat was dat.

In 1927 liet de Utrechtse rechtenstudent Pyke Koch zijn studie voor gezien, en ontwikkelde zich daarna in hoog tempo tot een van de meest getalenteerde schilders van Nederland. Hij kwam in contact met stadsgenoot schilder, enfant terrible en een van de eerste Nederlandse fascisten Erich Wichmann, en trouwde met de dochter van politicus Willem de Geer. Zo kreeg hij toegang tot de betere kringen.

Precies wat hij zocht. Tijdgenoten vermelden dat Koch als eenvoudige startende kunstenaar al niets moest hebben van het gewone volk. De elite moest het volk leiden. Vrijheid was een mooi ideaal, zei hij later in een interview, maar het had vooral chaos gebracht. Hij kwam graag in Italië.

En hij wilde zijn idealen omzetten in daden. De NSB was hem te proletarisch. Koch verbond zich met het kleine, fellere Verdinaso (het ‘Verbond van Dietsch Nationaal Socialisten’) dat wat hem betreft beter aansloot bij zijn artistiek-elitaire ideeën. En in 1937 schilderde hij zichzelf met om het hoofd die zwarte band. Een schitterend schilderijtje, dat zijn vakmanschap én zijn overtuiging nog eens onderstreepte.

De grote uitdaging kwam na mei 1940, toen Verdinaso gedwongen werd te fuseren met de NSB. Koch, die in dezelfde tijd een prachtig portret van zijn vrouw exposeerde (zijn tweede meesterwerk), werd door de dikke koppen van de NSB niet voor vol aangezien en belachelijk gemaakt in het NSB-cultuurblaadje De Wagen. Er volgden meer ruzies. Proleten waren het, allemaal.

De rest van de oorlog trok hij zich terug in zijn appartement aan de Oude Gracht, waar hij zich stortte op zijn werk. Hij schilder zo mogelijk nóg gedetailleerder dan voorheen. Hoeveel mensen de overzichtstentoonstelling ook bezoeken, zijn Stilleven met vogelkooi blijft adembenemend stil.

Waarom die zwarte band? Vroegen een aantal naïeve studenten vele jaren later. Oh, dat was mooi voor de compositie, zei hij. Hij schijnt ook wel eens gezegd te hebben dat atleten ‘toen’ dergelijke banden droegen.

Allemaal mooipraterij. Pyke Koch was een echte fascist – maar dan van de soort die al in de eerste oorlogsjaren roemloos ten onder ging. Het romantische soort, dat heilig gelooft in de nabijheid van de Ondergang van het Westen (Koch verslond Spenglers Untergang des Abendlandes) en in de unieke rol en de louterende werking van de elite. Als die de macht maar kreeg! Dan kwam alles goed!

Het zijn sentimenten die anno 2017 weer opklinken, vaak begeleid door een mopje Schubert. Maar in de tijd van Koch werden die door de nazi’s snel vermalen. De vele jaren gezaaide minachting voor de democratie had inmiddels zijn eigen monsters gebaard.

Die twee dametjes hebben natuurlijk gelijk. Je kunt Pyke Koch bewonderen zonder iets te (willen) weten van zijn politieke ideeën. Maar daaraan ten grondslag lagen die malle idealen van een elitaire renaissance, en die heeft hem nooit losgelaten. Na de oorlog kwam Koch zijn atelier nog maar zelden uit, maar ook tussen die muren (alsmaar schilderend) bleef hij dromen van een artistieke Renaissance. Oude thema’s bleven terugkeren (ironie, surrealisme, het circus) maar hij zocht zijn inspiratie niet voor niets in de eerste en enige Renaissance. Met name bij Pietro Della Francesca.

Wat hem in diens werk fascineerde was Della Francesca’s ‘surrealisme’. Het feit dat deze schilder de meest dramatisch gebeurtenissen combineerde met personages die daar schijnbaar volkomen onaangedaan, achteloos bij stonden. Alsof ze ondertussen aan iets heel anders dachten, door iets heel anders bezeten werden terwijl vlakbij op gruwelijke wijze geschiedenis werd geschreven. Die tegenstelling, die kwam hem waarschijnlijk heel bekend voor.

Pyke Koch. Een groots en intelligent schilder. Meegezogen in de verleiding van het oppervlakkige antidemocratische denken.

De tentoonstelling ‘De wereld van Pyke Koch’ is nog tot 18 maart 2018 te zien in het Centraal Museum in Utrecht.

_________________

Bron: http://sargasso.nl/hulspas-weet-beste-fascistische-schilder/

PS: In het Jaarboek Joris van Severen 22 (2017) wijdt Pieter Jan Verstraete een biografisch opstel aan deze kunstenaar.

 

Sprokkels


 

In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

 

Omtrent Bertus Smit

Zopas publiceerde Willem Huberts een boekje over Bertus Smit, oprichter van een van de talloze Noord-Nederlandse NSNAP’s. Het boekje heet De man van vele namen. Bertus Smit 1897-1994 en verscheen eerder dit jaar bij Flanor in Nijmegen. Op pp. 15-16 vernemen we: “Twee weken later, op 18 november 1933, was hij namelijk alweer genoeg hersteld om een bezoek te kunnen brengen aan de Engelse fascistenleider Sir Oswald Mosley in Londen. [...] Op de reis terug had Smit een bespreking met Joris van Severen en Wies Moens van het Vlaamse Verdinaso. Wat daar werd besproken, is niet overgeleverd.”