> nieuwsbrief > 2018 - nr 1
Inhoud
    
Hernieuwen
                ledenbijdrage voor 2018
De jaarwisseling nadert
          met rasse schreden – en meteen ook het tijdstip voor het
          hernieuwen van de bijdragen voor 2018. Dank zij een zuinig
          beheer blijft het ons mogelijk om, niettegenstaande alweer
          gestegen druk- en portkosten, de minimumbijdrage te behouden
          op 29 €. In ruil daarvoor verzekeren we u andermaal de stipte
          toezending van het nieuwe Jaarboek Joris van
            Severen – het 22e al – in de meimaand en van de vier
          nummers van ons kwartaalblad Nieuwsbrief Joris van
            Severen. Vanaf het bedrag van 35 € boeken we u met dank
          als steunend lid. Vereffening graag via onze rekening IBAN:
          BE71 0001 7058 1469 – BIC: BPOTBEB1 t.n.v. Studiecentrum Joris
          van Severen, Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper.
Grafconcessie Louis
                Gueuning
De oproep om bij te
          dragen tot de verlenging van de grafconcessie werd mild
          beantwoordt. Mede in naam van de Stichting Louis Gueuning
          en de familie Gueuning dank aan iedereen die daartoe bijdroeg.
          De vrijwaring van het graf te Mainvault is daardoor voor de
          eerstkomende 30 jaar verzekerd.
Maurits Cailliau
In De
            Standaard verscheen recent, gespreid over 3 pagina’s en
          opgesierd met het stilaan obligaat geworden hakenkruis bij
          ‘items’ van dat soort, een interview met de historicus Koen
          Aerts, over z’n recente publicatie met de titel Was opa een nazi?1
Marc Reynebeau en Bart Brinckman
          waren de interviewers; de
          lezers waren dus gewaarschuwd omtrent de te verwachten teneur van
          hun vragen en de historische relevantie van dien. Het zal wel
          eerstgenoemde zijn – de tweede is immers niet direct een
          onderlegde op het vlak van de geschiedenis – die het niet
          laten kon om er ook Joris van Severen bij de sleuren, middels
          volgende ‘opmerking’:
“Cyriel Verschaeve] die een nazi en een
            veroordeelde collaborateur was. Maar er is ook een straat
            genoemd naar Joris van Severen, al kon die in de oorlog niet
            fout zijn omdat hij al bij het uitbreken ervan werd
            vermoord.”
Waarop Aerts repliceerde 
“Dat is heel moeilijk. Maar Van Severen was wel een
          fascist en een antisemiet. Ik vind tussenoplossingen wel
          nuttig, zoals het plaatsen van een bordje met historische
          duiding. (…)”
Is dat wel zo? Was Joris van Severen een fascist en
          een antisemiet? Eerder hebben we deze thema’s meer uitgebreid
          behandeld en toegelicht.2 In beide gevallen kwamen
          we tot de vaststelling dat enige nuance hieromtrent geboden
          is, en wel omdat:
1. Joris van Severen zichzelf
          nooit als een fascist geaffirmeerd heeft, en
2. het gehalte van het
          antisemitisme binnen zijn beweging kaderde binnen de
          toenmalige ‘mores’ die hieromtrent binnen de katholieke
          leefwereld heersten.
Het blijft voor historici van de jongste generaties
          klaarblijkelijk een te hoog gegrepen vereiste om, inzonderheid
          voor wat de jaren van het interbellum betreft, tot een
          objectief en afgewogen oordeel te komen, m.a.w. dat tijdvak te
          kaderen binnen de tijd van toen.
Slechts zelden komen we in hun publicaties inzichten
          tegen als deze in de recente studie van Willem Huberts:
“Het fascisme kreeg in de tweede helft van de jaren
          twintig een positief imago, omdat het een mogelijke uitweg
          bood uit een verstard politiek systeem, als een derde weg, een
          alternatief dat noch liberaal noch socialistisch was.”3
          
Die “derde weg” bewandelde onmiskenbaar ook Joris
          van Severen met zijn beweging. Indien men een amalgaam maakt
          van alle vernieuwingsbewegingen uit de jaren dertig van vorige
          eeuw – en hun soms diepgaande verschillen veronachtzaamd – om
          ze binnen het containerbegrip “fascisme” onder te brengen, ja,
          dan krijgen de “terrible simplificateurs” uiteraard hun zin –
          en was Joris van Severen een fascist. Maar om tot dit besluit
          te komen – dat ook het besluit van Reynebeau6 is –
          moet je wel steeds en overal je gezichtsveld vernauwende
          paardenbril ophouden.
Huberts haalt, naast vele andere, ook het getuigenis
          aan van W.M. Westerman, die voor het Verbond voor Nationaal
          Herstel – een kleine loot uit de Nederlandse
          fascistencontainer – in 1933 in de Tweede Kamer zetelde en op
          de vraag of hij fascist was antwoordde: 
“Ja, ik ben fascist in zuiver Nederlandse zin, dat
          wil zeggen: ik pleit voor een zo sterk mogelijk staatsgezag,
          voor een terugbrengen van deskundigheid waar deskundigheid
          behoort te zijn, en voor het aankweken van gemeenschapszin.
          Als men dat fascisme noemt, dan ben ik een fascist.”4
Wanneer pleidooien als deze als toetssteen dienen te
          fungeren teneinde uit te maken of en waarom iemand in het
          fascistische kamp thuishoort, dan is het einde uiteraard wel
          zoek.
“Belangrijk is te noteren dat voor vrijwel alle
          fascistische partijen en bewegingen het belang van het
          individu het moest afleggen tegen het grotere belang van de
          staat.”5 – noteert Huberts in zijn besluitvorming.
De toetssteen die Joris van Severen gebruikte
          teneinde zijn beweging en haar doelstellingen af te bakenen
          ten overstaan van de andere epochemachende
          bewegingen die in de jaren van het interbellum aantraden,
          formuleerde hij niet mis te verstaan in volgende bewoordingen:
Fascisme:
          primauté de l’etat.
Hitlerisme:
          primauté de la race.
Dinaso: voorrang der persoonlijkheid
          op hare plaats in de organisch geordende volkgemeenschap.
Ze beklemtonen méér dan welk betoog ook waarvoor hij
          stond en bakenen de kloof af tussen zijn betrachtingen en deze
          van het fascisme en/of nationaalsocialisme. Alle Reynebeau’s
          ten spijt!6
____________
Noten 
1   De Standaard,
          16-17 september 2017, pp. 26-28.
2   In Fascisme und kein Ende?,
          in het Jaarboek Joris
            van Severen 20 (2016) voor wat het fascisme
          betreft, en in onze brochure Het Verdinaso,
            Antisemitisme und kein Ende?, (2009), voor wat het
          antisemitisme aangaat. 
3     
              Willem Huberts, In de ban van een beter
            verleden. Het Nederlands fascisme 1923-1945, Van Tilt,
          Nijmegen, 2017, p. 65.
4     
              Willem Huberts, a.w., p. 185. W.M.
          Westerman (1892-1950) was o.m. de auteur van De Crisis van het Gezag.
            Een onderzoek naar de oorzaken van het gemis aan
            bestuurskracht in de parlementaire democratie, H.P.
          Leopolds Uitgever Maatschappij, 1928. Een essay dat voorwaar
          nog lessen voor het heden bevat.
5     
              Willem Huberts, a.w., p. 222.
6     
              Dezelfde Reynebeau die het presteerde om in De Standaard – ook
          dezelfde - van 25 oktober 2014, bij z’n bijdrage kaderend in
          de hetze rond ons Joris van Severen-colloquium, een foto af te
          drukken van de linkse USAF-militie, die hij als een foto van
          de Dietse Militantenorde betitelde. Betreffende foto ook in
          ons Jaarboek Joris van
            Severen 20, 2016, p. 35. Over Reynebeau als historicus
          leze men met vrucht het essay van z’n betreurde vakgenoot Eric
          Defoort: Het klauwen
            van de historicus, Antwerpen, 1996, waaruit o.m. blijkt
          dat Reynebeau’s werk méér zegt over diens politieke agenda dan
          over de onderwerpen die hij aansnijdt - zoals overigens ook
          een Bruno de Wever vaststelde ten overstaan van de teneur van
          Reynebeau’s werk (bij zijn recensie van Defoorts pennen-vrucht
          (in De Nieuwe
            Gemeenschap, nr.4/1996, p.20 van het Vermeylenfonds).
Over het Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen
“(…) Katholiek-liberale
          regeringen proberen in de jaren 1930-1935 het hoofd te bieden
          aan de economische neergang terwijl de parlementaire
          democratie steeds meer aan draagvlak verliest. De notie van
          ‘structuurhervorming’ wordt populairder door de malaise van de
          economische crisis en de buitenlandse antidemocratische
          evoluties. 
“(…) 
Begin mei 1941 werd de
          Eenheidsbeweging VNV een feit. Rex Vlaanderen en het Verdinaso
          werden opgeslokt. De militie van het Verdinaso (Dinaso
          Militanten Orde) zou samengaan met de Zwarte Brigade onder
          leiding van Reimond Tollenaere. Toch had het VNV geen politiek
          monopolie. Er was nog concurrentie van de Algemene SS
          Vlaanderen. Doordat deze Algemene SS Vlaanderen niet opgenomen
          kon worden en doordat er afscheuringen waren van onder-meer
          oud-Dinaso’s, kan de Eenheidsbeweging een mislukking genoemd
          worden. (…)” (p. 40)
“(…) 
“De politiek van het Verdinaso
          was niet die van het VNV en feitelijk waren ze ook geen
          gelijkwaardige partners. Een aantal ontgoochelde Dinaso’s
          verliet het VNV en probeerde nog zelfstandig een eigen
          beweging te organiseren, maar ze mislukten daarin.(…)” (pp.
          42-43)
________________
Bron: Suzanne Lambert, Kinderen van de
              collaboratie. Ervaringen en getuigenissen van nakomelingen
              van collaborateurs in de Tweede Wereldoorlog. Master in
          de geschiedenis, academiejaar 2009-2010. Promotor: Prof. dr.
          Bruno de Wever, Vakgroep Geschiedenis.
Studentenvereniging 'De Gemeenschap'
Antoon van Mierlo en
                Bert Hendrickx
In het ‘Jaarboek Joris van Severen 15’ (pp.
            141-176) brachten we, onder de titel ‘Van het Jong-Dinaso
            tot De Gemeenschap’, een vraaggesprek met Godfried Kerkhof,
            met aansluitend de tekst ‘De Gemeenschap, ontwerp van
            Keure’. In onderstaande bijdrage, ontleend aan de
            ‘Nieuwsbrief Taxandria’, nr. 3, 2017,
            (pp. 21 – 23), wordt
            andermaal aandacht besteed aan ‘De Gemeenschap’ die
            voornamelijk in het Turnhoutse actief blijkt geweest te
            zijn. Uit noot 12 van onze jaarboekbijdrage bleek dat Paul
            Janssens, Jef Beyens, Jef Bleuckx en Jan Hendrickx
            (voorkomend op de foto hieronder) effectief lid waren van
            het Verdinaso, respectievelijk het Jong-Dinaso. Deze
            Taxandria-bijdrage brengt aanvullende gegevens aan over dit
            veelal onder de radar gebleven initiatief in de geest van
            het Verdinaso tijdens de jaren van de Tweede Wereldoorlog.
Maurits Cailliau

Bovenaan links naar rechts: Paul Janssen, Pater
            Bonifaas O. Praem (Jef Luykx), Paul Schuermans, Jef Beyens,
            Achiel Leys, Nick van Beek, Karel Swannet, Johan van den
            Brandt, Jef Bleuckx en Antoon van Mierlo, Onderste rij: Jos
            van Beek, Jan Hendrickx, Frans van Mechelen, 
Jef Verbruggen en Rik Cos 
Bij een bezoek aan Antoon van Mierlo op 3 maart 2017
          toonde hij een opmerkelijke groepsfoto van een amper tot niet
          gekende Turnhoutse studentenvereniging. Antoon van Mierlo
          (°1923), samen met Jan Hendrickx (°1921) sprokkelden alle nog
          overgebleven herinneringen aan en documenten van deze
          vereniging en bespraken dit in 2006 met Piet Tommissen die
          alle gegevens in een knap artikel goot.1 Pas later
          werd bovenstaande foto door Van Mierlo teruggevonden en vormt
          zo een mooie aanvulling op de reeds bestaande tekst. 
De Duitse overheid had tijdens de Tweede
          Wereldoorlog alle jeugdbewegingen verboden. Maar tijdens de
          twee laatste jaren van de oorlog kwam toch een groep studenten
          van het laatste jaar middelbaar en/of eerste jaar universiteit
          regelmatig bijeen in de stadsschool in de Koning Albertstraat
          in Turnhout, waar toen de ouders van Jef Beyens - één van de
          groep - conciërge waren.
Initiatiefnemer van deze studentenverenging was
          pater Bonifaas O. Praem. Geboren als Jef Luykx in Lommel in
          1915, deed hij zijn middelbare studies in het
          Sint-Jozefcollege in Turnhout en beëindigde er zijn studies in
          1933 als primus
            perpetuus. Een jaar later was hij zeer actief in het
          Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond en de Lommelse Blauwvoet. Via gouw-
          en landdagen kwam hij in contact met de katholieke jeugdleider
          Ernest van der Hallen, die hij later nog vele keren ontmoette.
          In 1934 trad Jef Luykx in bij de paters Norbertijnen in
          Postel. Van de novicemeester Sprenger mocht hij in de abdij
          vergaderingen van de studentenbond blijven organiseren. Nadat
          Jef in 1940 tot priester werd gewijd, ging hij als pater
          Bonifaas theologie studeren aan de universiteit van Leuven,
          waar hij in 1946 doctoreerde. In deze jaren kwam hij
          regelmatig naar Turnhout om geestelijke leiding te geven aan
          een groep gelijkgezinde studenten die elkaar steunden in een
          radicaal evangelisch leven, genaamd De Gemeenschap. De
          jonge Turnhoutenaren werden voorzeker in de richting van de
          Blauwvoeterij gestuwd, met zelfs enkele Verdinaso-invloeden,
          maar wel zonder aangetrokken te worden door het VNV of de
          Hitlerjugend. 
In een Ontwerp
            van Keure schreef pater Bonifaas dat De Gemeenschap (soms
          gemakshalve Groep G
          genoemd) een aantal sterk aangesloten verbanden of
          levensgemeenschappen ging omvatten, overkoepeld door een Dietse Orde met als
          basis: de idee van ons
            jong zijn, de Dietse idee en de katholieke idee. In een
          andere tekst werd zelfs gesproken van het vormen van een nieuw menstype: 'de
            Dietser’.
Deze studentengroep mocht zeker geen jeugdbeweging,
          noch politieke groepering, noch een Katholieke Actiegroep
          zijn. De Gemeenschap
          moest wel een
            christelijk-evangelische, katholieke-aristocratische,
            volks-staatse en nationaal-solidaristische opvatting
          verspreiden.
Aan het hoofd van elke levensgemeenschap kwam een
          gemeen-schapsleider die verantwoording moest afleggen aan een
          kanselier, het hoofd
          van de verschillende gemeenschappen. De eerste studenten die
          de Keure volgden,
          kwamen uit Turnhout, met Jef Beyens als hun
          gemeenschapsleider. Het is vrij logisch dat de meeste jongeren
          in het Sint-Victorinstituut, het Sint-Jozefcollege en het
          Koninklijk Atheneum hadden gestudeerd of er nog studeerden.
          Een ledenlijst toont nog meer namen dan diegenen die op
          bovenstaande foto staan. Ook Staf Avonds, Jan Goemans, Staf
          Hofkens, Frans Lauwerijs, Hyppoliet Leys en Staf Verbruggen
          waren aangesloten.
Naast een Kempische leefgemeenschap moeten er ook
          (minstens) een Antwerpse en Leuvense gemeenschap actief
          geweest zijn.
De leden van de Kempische groep kwamen regelmatig
          samen in de abdij van Postel, bij de ouders van pater Bonifaas
          in Lommel, in de lagere school aan de Koning Albertstraat en
          in het herenhuis van Antonia Buckinx-Luykx op de hoek van de
          Grote Markt en de Herentalsstraat. Een bezinningsweek werd
          georganiseerd in een lesvrije zomerperiode, van 19 tot en met
          26 augustus 1944 in een leegstaand gebouwtje binnen de muren
          van de abdij van Postel, door de aanwezige studenten het Stierenkot genoemd...
Omdat na de bevrijding de Staatsveiligheid even
          dacht dat Groep G
          voor Geheim stond en een onderzoek wilde instellen, doken
          enkele leden waaronder Antoon van Mierlo en Frans van Mechelen
          een weekje onder, terwijl Jef Beyens en Jan Hendrickx vele
          verslagen en andere papieren vernietigden. Jef Beyens werd wel
          enkele weken in de Antwerpse Begijnenstraat gevangen gezet en
          dat zonder echte aanklacht en ondanks het feit dat de
          apolitieke groep De
            Gemeenschap nooit echt van collaboratie verdacht werd.
Eind 1945 verdween De Gemeenschap snel en geruisloos. De onderlinge
          contacten verslapten wat. De meesten studeerden af, vervulden
          hun dienstplicht, huwden, … Meerdere leden van De Gemeenschap kenden
          later een mooie carrière. Frans van Mechelen (1923-2000) was
          o.a. professor, minister en voorzitter van de Bond van Grote
          en Jonge Gezinnen. Paul Janssen (1926-2003) werd dokter en
          stichter van Janssen Pharmaceutica, Jan Hendrickx was
          kabinetschef en ambassadeur.
___________ 
Noot: 
1 Piet Tommissen, ‘De Gemeenschap. Een initiatief van
          pater Bonifacius Luykx (Proeve tot reconstructie)’, in: Het Verbond. Grensverleggend
            tijdschrift voor Vlaams-Nederlandse samenwerking, nr.4
          (2006), p. 3-21. De tekst verscheen ook in: Piet Tommissen, Nieuwe buitenissigheden,
          La Hulpe, 2007, p. 141-168.
André Belmans is op de leeftijd van 93 jaar
          heengegaan. Dat was op 22 juni 2008. De bescheidenheid die
          deze man kenmerkte en ook de vakantieperiode zijn er allicht
          de oorzaak van dat de belangstelling, zijn uitgebreide familie
          uitgezonderd, aan de magere kant was. Bovendien was Belmans
          een overtuigd katholiek en Vlaming en Verdinaso.
Een aanhanger van Joris van Severen uit de Kempen,
          meer bepaald Balen. Hij werd nochtans notaris in Anderlecht,
          reeds vanaf 1960. Het fatalisme van het modernisme levert ter
          nagedachtenis van één der onzen bij de media uiteraard
          zero-belangstelling op. Ook in 't Scheldt is dit een te laat In Memoriam.
In 1940 had Belmans snel door dat de Duitse bezetter
          Vlaanderen ten eigen profijte wilde gebruiken en niet anders.
          Menig Verdinaso heeft hij afgeraden naar het Oostfront te
          gaan, hoewel ook hij tegen het goddeloos communisme gekant
          was. Toch hielp hij vrienden hetgeen hem later in contact
          bracht met de repressie. Hij zou Verdínaso-mensen geholpen
          hebben tijdens de oorlog. Gelukkig liepen er nog auditeurs
          rond met enig gezond verstand. Hij werd nooit vervolgd.
Vergis u niet in Belmans: hij was een energiek man
          en een denker. De Vlaams-nationalisten verweet hij vele malen
          geen staatsvisie te hebben. Dat Van Severen ook als eerste een
          bocht van veel graden maakte wou hij niet geweten hebben.
Vlaamse verdeeldheid, gevolg van de partijpolitieke
          opdeling, deed hem dikwijls naar de pen grijpen. Zijn ideaal
          waren de Lage Landen, de Benelux waaraan hij een politieke
          dimensie wilde geven die blijkbaar slechts een minderheid in
          Vlaanderen én in Nederland genegen waren. Bij die minderheid
          was Renaat van Elslande, die echter niet doorzette en Joseph
          Luns in Nederland, die wél doorzette, maar de politiek
          correcten, vooral aan de linkse kant, tegen kreeg.
Belmans was, men kan die indruk krijgen, niet zo
          maar een kamergeleerde. Tijdens de IJzerbedevaart 1948 zorgde
          hij met kompanen voor dat pamfletten van de Paxpoort
          dwarrelden. Daarop in schreeuwende letters: “Van Severen had
          gelijk'. 
Een nog beter voorbeeld van zijn inzet was het
          terreinwerk dat hij leverde om tot een verzameling van
          Kempense intellectuelen te komen, waardoor De ‘Stichting voor
          de Kempen' werd opgericht. Die belangstelling voor de Kempen,
          vooral op economisch gebied, leidde tot industrialisering,
          banen voor de afgelegen Zuiderkempen. Zijn kontakten met Jos
          van Orshoven, medewerker van Gaston Eyskens, hielpen daarbij.
Belmans en de Vlaams-nationalisten, ze konden niet
          door één deur. Heeft het zin die verdeeldheid in Vlaanderen
          voor de zoveelste keer te onderstrepen, nu Belmans, met zijn
          vele verdiensten na een lang en arbeidzaam leven, ook voor
          Vlaanderen van ons is heengegaan?
Neen dit heeft geen zin, tenzij deze oproep:
          Vlaanderen, breek uit uzelf, er is meer dan dat. Er is Europa.
          Vlaanderen, staat in Europa, zou daarbij kunnen helpen.
Dat laatste was voor Belmans echter de verkeerde
          stap, want hij verkoos - schrik niet - het provinciaal
          federalisme.
Laat het zijn wat het wil. Een Vlaamse strijder is
          heengegaan. Ook zullen velen, omwille van dit provinciaal
          federalisme, hem een Belgicist noemen.
_________________
Bron: http://www.tscheldt.be/eula_sch/eula_index.php?opt=LVE&ord=DESC&lim=50&art=571&rub=0&con=29&vv=yes
Geschaard rond het graf van Louis Gueuning
Hieronder volgt de (ingekorte) tekst van de
            toespraak die op 4 november 2017 te Mainvault aan het graf
            van Louis Gueuning († 11 november 1971), gehouden werd door
            de Heer J. Peeters, permanent secretaris van de Louis
            Gueuning Stichting.
Ad Honorem Louis
                Gueuning, defensor Civitatis et Ordinise
en tezelfdertijd als herinnering aan Joris van
          Severen, Pater patriae
          van het Gemenebest der aloude geopolitieke Nederlanden,
          verenigd in de XVll Provinciën van keizer Karel V.
Rond deze graftombe herinneren wij aan de Europese
          roeping van het “Commonwealth” der “Low Coutries”, dit is het
          gebied van de delta van Rijn, Maas en Schelde.
Louis Gueuning, werd tot doctor in Wijsbegeerte en
          Letteren, zoals dat destijds genoemd werd, gevormd aan de Alma
          Mater door decaan Kanunnik Remy. Kort voor het uitbreken van
          de Tweede Wereldoorlog nam hij de beslissing om Joris van
          Severen te vervoegen in zijn strijd. Daartoe schrijft hij hem
          een “Open brief”1, waarin hij, voor wie tussen de
          lijnen leest, de voorwaarden opsomt om tot een politieke
          hernieuwing te komen: d.w.z. het einde van de particratie en,
          met een ongebreidelde hubris – “sicut dei eritis”! –
          te pogen de “Staat van een natie zonder staat” te zijn. Een
          schijnbaar onmogelijke, doch noodzakelijke taak.2
Daartoe dient een elite, een keurkorps gevormd,
          zowel op doctrinair, als op organisatorisch, strategisch en
          tactisch vlak. Dit alles ten dienste van het Algemeen Welzijn
          van de Benelux-landen, smeltkroes van Europa en onze Westerse
          beschaving. Bij dit alles het woord van Willem de Zwijger,
          prins van Oranje, indachtig: “Point n’est besoin
            d’espérer pour entreprendre, ni de réussir pour perséverer.”
Dit was zo in 1939, aan de vooravond van WO.II, dit
          is ook nu de harde realiteit te midden van de folkloristisch
          aandoende chaos - ingevolge de ideologie van het “globalisme”,
          de “Toren van Babel” – die onze wereld op haar grondvesten
          doet daveren.
Dit zijn nu eenmaal de onvermijdelijke gevolgen,
          logischerwijze, wanneer men een beschaving en een
          staatsgemeenschap wilt bouwen op het moeras van de
          ‘Verlichting’. De gevolgen? Twee (Europese!) wereldoorlogen,
          twee zogenaamde “Revoluties”. Eerst de Franse Revolutie
          (1789), en haar ‘paard van Troje’ dat Liberalisme heet. Dan de
          Russische Revolutie (1917), vrucht van het marxisme, dat op
          zijn beurt het fascisme zal baren. Ontaardend in het
          Leninistisch-Stalinistisch Totalitarisme.3
Desondanks, “ce
            sont les Idées qui mènent le monde”, en staande hier
          voor deze graftombe, formuleren wij drie waarheden, zoals ze
          ons werden voorgehouden door Joris van Severen en zijn
          “woordvoerder” Louis Gueuning:
1.                 
              De Particratie, die een aanfluiting is van de echte
          democratie, ik onderstreep: het partijen-“systeem” dat
          het Parlement heeft “opgeslokt”, moet verdwijnen en wijken
          voor een échte volksvertegenwoordiging (met controle op
          financies en subsidies) die in ere dient hersteld. Anders
          gezegd: “het volk oefent de macht uit in zijn Parlementen (of
          “Staten”).
2.                 
              Aan het hoofd van de Staat – die de handhaver is van
          de orde en die garant staat voor onze vrijheden – staat het
          Staatshoofd of de Prins, d.w.z. dat het gezag opnieuw moet
          heersen en regeren: “De prins in zijn Raden”, volgens de
          gekende formulering. Aldus zal het evenwicht hersteld worden
          tussen Parlement en Regering.
3. Pas dan zullen en kunnen de Nederlanden, zoals al
          gezegd: de smelt-roes van Europa, hun Zending van Synthese
            en van Federatie, opnieuw vervullen. En dus een politiek
          voeren die Europa – in tegenstelling tot de huidige
          mercantilistische Europese (verdeelde) Unie, die naar het
          separatisme en de vernietiging van elke soevereiniteit leidt -
          een nieuwe vorm en inhoud geeft. Onder meer met en dank zij
          het huidige Rusland, dat ook een Europese mogendheid is, die
          deel uitmaakt van Eurasia.4
Zowel op binnenlands- als op buitenlands vlak is het
          dringend nodig een einde te stellen aan de kanker van de
          heersende wanorde:
Eén is het doel,
Eén is de weg.
Eén is de leider.
Zoals het destijds, in de sfeer van die tijd, klonk.
En dit alles onder de hoede van Sint-Michiel, die
          troont op het Brusselse stadhuis.
Noten
1 Op 20 april 1939. Zie Jaarboek Joris van
            Severen, 21, pag. 199: Pourquoi j’ai adhéré au
            Verdinaso.
2 Hieraan gingen contacten vooraf met Pierre baron
          Nothomb, senator, ex-medewerker aan het oorlogskabinet dat
          onder leiding stond van Charles graaf de Brocqueville tijdens
          WO.1. Alsmede van een studie over Joris van Severen en het
          Verdinaso, in een Brussels maandblad (15 juni 1937) door de
          jonge advocaat Pierre d’Ydewalle, toekomstig kabinetschef van
          Eerste Minister Hubert Pierlot.
3
          Courtois, Stéphane,
            Lenine, l’inventeur du Totalitarisme, Parijs, Perrin,
          2017. De auteur is
          een ex-Trotskist, historicus en schrijver van o.m. Le livre noir du
            Communisme, 1997. Hierin herinnert hij dat Lenin, een jaar voor zijn
          overlijden, Stalin benoemd heeft tot Secretaris-generaal van
          de communistische partij in de Sowjet-Unie (1922). Zie
          ook de monumentale trilogie Une histoire mondiale du
            communisme van de Franse historicus Pierre Wolton (3
          delen: Les bourreaux,
            Les victimes, Les complices, Parijs, Grasset, 2017.
4
          Stone, Oliver, Conversations
            avec Poutine, Parijs, Albin Michel, 2017. De Amerikaanse cineast Stone heeft van zijn opnames
          een film gemaakt en tevens een boek geschreven i.v.m.
          gesprekken met Poetin (het laatste gesprek had plaats tijdens
          de verkiezingscampagne van President D. Trump (2016).
'Onze beste fascistische schilder'
Marcel Hulspas
‘Kijk dat is dat
          schilderij met die band. Daarvan zeggen ze dat…’ - ‘O, dat
          geleuter interesseert me niet. Dat filmpje daar, daar kijk ik
          ook niet naar. Ik let alleen op de kwaliteit van zijn werk!’
Ze stonden naast
          me. Twee dametjes. We keken naar Zelfportret
                met Zwarte Band,
            van Pyke Koch. Zijn meest duidelijke eerbetoon aan het
            fascisme. Ze vonden het mooi geschilderd. En dat was dat.
In 1927 liet de
          Utrechtse rechtenstudent Pyke Koch zijn studie voor gezien, en
          ontwikkelde zich daarna in hoog tempo tot een van de meest
          getalenteerde schilders van Nederland. Hij kwam in contact met
          stadsgenoot schilder, enfant terrible en een van de eerste
          Nederlandse fascisten Erich Wichmann, en trouwde met de dochter van
            politicus Willem de Geer. Zo kreeg hij toegang tot de betere
            kringen.
Precies wat hij
          zocht. Tijdgenoten vermelden dat Koch als eenvoudige startende
          kunstenaar al niets moest hebben van het gewone volk. De elite
          moest het volk leiden. Vrijheid was een mooi ideaal, zei hij
          later in een interview, maar het had vooral chaos gebracht.
          Hij kwam graag in Italië.
En hij wilde zijn
          idealen omzetten in daden. De NSB was hem te proletarisch.
          Koch verbond zich met het kleine, fellere Verdinaso (het ‘Verbond van Dietsch Nationaal
            Socialisten’) dat wat hem betreft beter aansloot bij zijn
            artistiek-elitaire ideeën. En in 1937 schilderde hij
            zichzelf met om het hoofd die zwarte band. Een schitterend
            schilderijtje, dat zijn vakmanschap én zijn overtuiging nog
            eens onderstreepte.
De grote uitdaging
          kwam na mei 1940, toen Verdinaso gedwongen werd te fuseren met
          de NSB. Koch, die in dezelfde tijd een prachtig portret van
          zijn vrouw exposeerde (zijn tweede meesterwerk), werd door de
          dikke koppen van de NSB niet voor vol aangezien en belachelijk
          gemaakt in het NSB-cultuurblaadje De
              Wagen. Er volgden meer ruzies. Proleten waren
          het, allemaal.
De rest van de
          oorlog trok hij zich terug in zijn appartement aan de Oude
          Gracht, waar hij zich stortte op zijn werk. Hij schilder zo
          mogelijk nóg gedetailleerder dan voorheen. Hoeveel mensen de
          overzichtstentoonstelling ook bezoeken, zijn Stilleven
                met vogelkooi
            blijft adembenemend stil.
Waarom die zwarte
          band? Vroegen een aantal naïeve studenten vele jaren later.
          Oh, dat was mooi voor de compositie, zei hij. Hij schijnt ook
          wel eens gezegd te hebben dat atleten ‘toen’ dergelijke banden
          droegen.
Allemaal
          mooipraterij. Pyke Koch was een echte fascist – maar dan van
          de soort die al in de eerste oorlogsjaren roemloos ten onder
          ging. Het romantische soort, dat heilig gelooft in de
          nabijheid van de Ondergang van het Westen (Koch verslond
          Spenglers Untergang des Abendlandes)
          en in de unieke rol en de louterende werking van de elite. Als
          die de macht maar kreeg! Dan kwam alles goed!
Het zijn
          sentimenten die anno 2017 weer opklinken, vaak begeleid door
          een mopje Schubert. Maar in de tijd van Koch werden die door
          de nazi’s snel vermalen. De vele jaren gezaaide minachting
          voor de democratie had inmiddels zijn eigen monsters gebaard.
Die twee dametjes
          hebben natuurlijk gelijk. Je kunt Pyke Koch bewonderen zonder
          iets te (willen) weten van zijn politieke ideeën. Maar daaraan
          ten grondslag lagen die malle idealen van een elitaire
          renaissance, en die heeft hem nooit losgelaten. Na de oorlog
          kwam Koch zijn atelier nog maar zelden uit, maar ook tussen
          die muren (alsmaar schilderend) bleef hij dromen van een
          artistieke Renaissance. Oude thema’s bleven terugkeren
          (ironie, surrealisme, het circus) maar hij zocht zijn
          inspiratie niet voor niets in de eerste en enige Renaissance.
          Met name bij Pietro Della Francesca.
Wat hem in diens
          werk fascineerde was Della Francesca’s ‘surrealisme’. Het feit
          dat deze schilder de meest dramatisch gebeurtenissen
          combineerde met personages die daar schijnbaar volkomen
          onaangedaan, achteloos bij stonden. Alsof ze ondertussen aan
          iets heel anders dachten, door iets heel anders bezeten werden
          terwijl vlakbij op gruwelijke wijze geschiedenis werd
          geschreven. Die tegenstelling, die kwam hem waarschijnlijk
          heel bekend voor.
Pyke Koch. Een
          groots en intelligent schilder. Meegezogen in de verleiding
          van het oppervlakkige antidemocratische denken.
De
            tentoonstelling ‘De wereld van
                Pyke Koch’ is nog tot 18 maart
              2018 te zien in het Centraal Museum in Utrecht.
_________________
Bron:
          http://sargasso.nl/hulspas-weet-beste-fascistische-schilder/
PS: In het Jaarboek Joris van
            Severen 22 (2017) wijdt Pieter Jan Verstraete een
          biografisch opstel aan deze kunstenaar.
In deze rubriek verwijzen we zonder veel
            commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen
            en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest
            treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na
            te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien
            naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren
            en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.
Omtrent Bertus Smit
Zopas publiceerde Willem Huberts een boekje over Bertus
          Smit, oprichter van een van de talloze Noord-Nederlandse
          NSNAP’s. Het boekje heet De man van vele namen.
            Bertus Smit 1897-1994 en verscheen eerder dit jaar bij
          Flanor in Nijmegen. Op pp. 15-16 vernemen we: “Twee weken
          later, op 18 november 1933, was hij namelijk alweer genoeg
          hersteld om een bezoek te kunnen brengen aan de Engelse
          fascistenleider Sir Oswald Mosley in Londen. [...] Op de reis
          terug had Smit een bespreking met Joris van Severen en Wies
          Moens van het Vlaamse Verdinaso. Wat daar werd besproken, is
          niet overgeleverd.”