> nieuwsbrief > 2017 - nr
      4    
    
Inhoud
Hernieuwen ledenbijdrage voor
                2017
Dit
        is een laatste oproep tot hernieuwing van de ledenbijdragen voor
        2017, gericht tot diegenen die tot nog toe verstek gaven.
        Toetreden kan nog steeds, mits overboeking van de ledenbijdrage.
        Even herinneren: de minimumbijdrage bleef ongewijzigd en
        bedraagt 29 €. In ruil daarvoor verzekeren we u andermaal de
        stipte toezending van het al in mei verschenen nieuwe Jaarboek Joris van Severen
        – het 21e al – en van de vier nummers van ons kwartaalblad Nieuwsbrief Joris van
          Severen. Vanaf het bedrag van 35 € boeken we u met dank
        als steunend lid. Vereffening graag via onze rekening IBAN: BE71
        0001 7058 1469 – BIC: BPOTBEB1 t.n.v. Studiecentrum Joris van
        Severen, Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper. 
Geluidsfragmenten uit ‘Die
                vervloekte oorlog’ ingesproken op youtube
Ruud
        Bruijns sprak een aantal dagboekfragmenten uit Die vervloekte oorlog,
        het oorlogsdagboek van Joris van Severen, in op dit kanaal. Ze
        vallen te raadplegen via onderstaande ‘link’: 
https://www.google.be/#q=oorlogsdagboek+joris+van+severen+youtube&spf=1494878966907
        
Andermaal
                ‘The Times Literary Supplement’
In
        ons Jaarboek Joris van
          Severen 21 van dit jaar las u een bijdrage van Pieter Jan
        Verstraete – “Hy was a
          cold Shower Fascist” (pp. 121-150) - over de destijds in
        dat blad verschenen infame bijdrage over Joris van Severen.
        Daarbij werd ook gewag gemaakt van de tegenwind die de (toen nog
        anonieme) auteur vanuit Vlaanderen kreeg, waaronder deze van
        Louis Gueuning in Le Cri
          du Peuple van januari 1967. 
Het
        is de auteur en de jaarboekredactie daarbij toen ontgaan dat dit
        blad – en zijn Nederlandstalige tegenhangen De Uitweg – in het
        nummer van augustus 1968 andermaal uitgebreid aandacht besteed
        heeft aan dat artikel van Richard Cobb, dat voornamelijk door de
        gedeeltelijke overname ervan door Mark Grammens in De Nieuwe in onze
        contreien zoveel gemoederen beroerd had. H. Gouverneur was de
        auteur van deze uitgebreide repliek die gespreid over ruim twee
        pagina’s (groot dagbladformaat) van Le Cri du Peuple, onder
        de titel: A l’intention
          du ‘Times Literaty Supplement’ – Réponse à un Judas et un
          Calomniateur de Joris van Severen, Cobbs fel
        gecontesteerde verhaal doornam en er systematisch alle
        historische mankementen en onwaarheden van blootlegde en
        weerlegde.
Cyriel Verschaeve
In
        dit nummer leest u ook een kort verslag van het recente Verschaeve-colloquium dat te
        Alveringem doorgang vond. Daarop aansluitend brengen we een
        ietwat ironisch geïnspireerd gedicht gewijd aan de kapelaan die
        tijdens de Tweede Wereldoorlog het ideële spoor bijster raakte.
        Laat duidelijk zijn dat een en ander niets te maken heeft met de
        sindsdien ontstane hetze rond de naar Verschaeve genoemde
        straatnamen. Hetze die sommigen inspireerde om ook andere
        straatnamen – o.a. de naar Joris van Severen benoemde – in vraag
        te stellen.
Oproep
        ter vrijwaring van de Graftombe van
            Louis Gueuning
De
        concessie van de graftombe op het kerkhof van Mainvault
        (deelgemeente van Ath) van Louis Gueuning, met de vermelding
eindigt
        op 11 november 2017.  Hierbij doen we een oproep teneinde
        deze concessie te verlengen en aldus de graftombe van Louis
        Gueuning te vrijwaren.
Joseph
        E. Peeters, Permanent secretaris Stichting L. Gueuning
Het
        Studiecentrum Joris van Severen sluit zich graag bij deze oproep
        aan. Wie daartoe wenst bij te dragen kan dit doen door zijn
        steunbijdrage over te maken op rekening IBAN: BE71 0001 7058
        1469 t.n.v. Studiecentrum Joris van Severen, Paddevijverstraat
        2, 8900 Ieper, met de vermelding ‘Graftombe L. Gueuning’.
Durendael – maandblad voor jongeren was een maandblad dat in
        Nederland verscheen van 1945 tot 1947 en binnen de kortste tijd
        ook in Zuid-Nederland abonnees en medewerkers telde. Het wilde
        de traditionele padvinderij meer diepgang geven en laten
        aansluiten bij de bezielende ideeën van de jeugdbewegingsidee
        die de padvinderij historisch en mentaal ver oversteeg.
Voor Vlaanderen liep het abonnement
        aanvankelijk via de boekhandel van de Norbertijner-abdij in
        Tongerlo. Vanaf augustus 1946 werd dit het adres van de jonge
        advocaat Juul Minet te Schaarbeek. Minet was tijdens zijn
        collegejaren gewestelijk leider voor Henegouwen geweest van de
        Jeunesse Etudiante Catholique, maar toen (1946) de
        Voortrekkers-leider van de Jan van Glymes-stam te Anderlecht. De
        naamgever, Jan van
          Glymes was een edelman die leefde van 1489-1514.
        Hij was de oudste zoon van Jan III van Glymes en Margaretha
          van Rouveroy. Hoewel voorbestemd om heer van Bergen op Zoom te worden, raakte
        hij in 1514
        bij een duel om vrouwen in Brussel 'seer gequetst', waardoor
        hij kort daarop overleed. Hij was heer van Walhain.
Juul Minet was een
        schoonzoon van Louis Gueuning, voor WO.II leider van het
        Verdinaso voor de Romaanse gouwen en tijdens de oorlog oprichter
        van de Joris van Severen Orde die zich afzette tegen de Duitse
        bezetting. Minets bijdragen aan Durendael zouden blijk
        geven in grote mate geïnspireerd te zijn vanuit deze context. 
Durendael predikte niet in het ijle, zoals blijken
        mag uit de aandacht die er aan besteed werd in Vive le Gueux!, het
        maandblad van het Jeugdverbond der Lage Landen, uitgegeven door
        Staf Vermeire.
Dat de geest van Durendael
           de generatie van Vive
              le Gueux! aansprak moge blijken uit de
        thematiek van de hieronder hernomen bijdrage uit het nummer van
        15 juni 1946.
Maurits Cailliau
          
        
altijd weer het verkillende hart van de
Wereld ontvlammen. En de durvende moed
der dapperen alleen rukt de traag
          wordende
wereld in de wervelíng van het
          scheppende.
Revolutie is niet de
        vreedzame wetmatige omwenteling die men evolutie gelieft te
        noemen, om deze dan als de “ware revolutie” aan te prijzen.
Neen, revolutie is radicale
        omverwerping, opstand tegen de gegeven verhoudingen en de
        bestaande ordening, is de poging om deze omver te werpen, om een
        nieuw recht in haar plaats te stellen. Revolutie is opstand
        tegen het geldende recht en de heersende macht. Behoort daarom
        echter niets anders dan vernietiging en gewelddadigheid tot haar
        wezen? Is elke geslaagde muiterij, elke door de massa
        geprobeerde staatsgreep een revolutie? Afgezien daarvan, dat
        begripsbepalingen altijd tot op zekere hoogte een kwestie van
        willekeur zijn, zal het antwoord al naar de persoonlijke
        waardering verschillend uitvallen. Wie de opstand zonder meer
        verdoemt zal geen principieel verschil tussen muiterij en
        revolutie erkennen, zal slechts naar de diepte van de schok en
        de breedte van de werking het ene of het andere woord verkiezen.
        Wien orde op zichzelf, rust op zichzelf, voortgang op de
        platgetreden paden zonder meer waarden zijn, vermag hier
        wellicht geen onderscheid te ontdekken, dat degene ziet. die
        door de uiterlijke vorm van de gebeurtenissen tot de drijvende
        impulsen doordringt, hier de levende stroom der geschiedenis
        voelt en de openbaring niet alleen van de wetten, maar van de
        zin van de wereld hier ontdekt. Voor hem zijn revoluties de
        grote crises in de ontwikkeling van de mensheid, waarin een
        verborgen lijden tot plotselinge uitbarsting komt, zijn een
        koorts die het gehele volksorganisme doet beven, die vaak
        slechts onder het pijnlijkst huiveren de zieke kiemen uit kan
        stoten.
Revolutie is het doen
        springen van granietrotsen waarin het leven zelf, omdat het
        leven is, de boorgaten gedreven heeft, is de strijd van het
        leven tegen de tot steen geworden geschiedenis. Revoluties zijn
        de krampachtige bewegingen en trekkingen, waaronder zich een
        nieuwe rangorde van de maatschappelijke standen, een nieuw
        recht, ja een nieuwe cultuur uit de schoot van het bestaande
        vrij worstelen.
Zo is het wezen van de
        revolutie. Het wezen van de jeugd echter is het, om
        revolutionair te zijn, in opstand te komen tegen de engheid en
        de eenzijdigheid der overerfde vaste normen en vormen. Haar taak
        is het, het gewordene aan het wordende te offeren, het bestaande
        in te ruilen tegen iets dat niet is, nog niet is, het heden ter
        wille van de toekomst op het spel te zetten, tegenover de
        geschreven rechtsregels het eeuwige recht van de levenden mens
        te verkondigen. Altijd, in literatuur, filosofie of politiek was
        de jeugd de draagster van een nieuwe, voorwaarts dragende en
        voorwaarts stormende geest, steeds was echte jeugd
        revolutionair.
Zo ligt de verwantschap van
        revolutie en jeugd, de betekenis der revolutie voor de jeugd en
        van de jeugd voor de revolutie voor de hand. Weliswaar hebben
        revolutionaire geest en politieke revolutie zo veel en zo weinig
        met elkaar te maken als innerlijke gezíndheid en bepaald
        uiterlijk handelen, toch zijn zij met elkaar verbonden als werk
        en geloof.
Wel vloeit het werk
        uiteraard voort uit de gezindheid, wel is het haar uitdrukking
        en haar uitwerking. Maar hóe zij zich uitwerkt, in welke vormen
        zij zich voordoet, welke bijzondere doeleinden zij zich stelt,
        hangt af van de uiterlijke omstandigheden, van de gegeven stand
        van zaken, van de politieke mogelijkheden en de zedelijke
        noodzaken. Er zijn tijden waarin een revolutie nog niet mogelijk
        is, er zijn tijden waarin zij niet nodig is en waarin de
        evolutie het werk der revolutionaire gezíndheid wordt. Er zijn
        gevallen waarin aan het ingrijpen in het politieke leven niet te
        ontkomen valt.
Wij staan vandaag te midden
        van zo’n catastrofale ontwikkeling. Welke houding wij
        daartegenover aannemen zal daarvan afhangen, hoe en wie wij zelf
        zijn.
Het is de roeping van de
        jeugd om revolutionair te zijn. Cultuur-filosofisch gesproken is
        het haar zin. Draagster van hoofd en hart van de revolutionaire
        wil tot beter-doen te zijn; moreel gesproken is het de eis die
        aan haar gesteld is; metafysisch beschouwd is het haar oer-
        eigenste wezen dat zich als het ware uit de psyché in de wereld
        ontwikkelt en nu als eis en taak in verschijning treedt. De
        zielsgrond echter waaruit deze wil om de wereld te vernieuwen,
        verhoudingen om te smelten, mensen om te scheppen, neen eerst
        recht te scheppen, ontspringt, is de onvoorwaardelijke wil tot
        het goede, het geloof aan het recht van de Idee om in de
        empirische wereld haar verwerkelijking te zoeken, tenslotte de
        Eros die de wanden doorbreken wil die de mens van de mensen
        scheidt, die uit cel-gevangenen mensen en broeders maken en deze
        uit het kerkerhol in het licht leiden wil. De wil tot het goede,
        het geloof aan de Idee zijn weliswaar niet alleen door de jeugd
        gepacht - wij zouden aan onszelf moeten vertwijfelen indien wij
        erop stonden, hier een bijzonder voorrecht te bezitten - wel
        echter de bijzondere vorm van dit streven: Jong zijn betekent
        onvervuld zijn, verlangen, zoeken, trachten, de poging wagen om,
        alle tegenstrijdigheden in zichzelf en om zichzelf ten spijt,
        microkosmos en macrokosmos tot samenklank te brengen, te zeggen:
        de wereld bestond niet, eer ik haar schiep.
Heel het volgende leven is
        niets dan de arbeid aan dit scheppingswerk, het trouw zijn,
        betekent jong blijven. Jeugd wil de hele wereld omvatten.
        Rijpheid mag leren dat wij slechts een deel van het geheel zijn,
        de ouderdom wellicht - maar wat weten wij daarvan - dat men in
        het deel het geheel bezit en schouwt. Jeugd echter is
        universeel, naar alle zijden gericht, om alles tot het ene, de
        levende wet van de wereldgeest te herleiden. Jeugd is het
        protest van het leven tegen het afgeleefde, van het scheppen
        tegen het geschapene, van het vandaag-werken tegen het werk van
        gisteren en eergisteren, het verlangen naar totaliteit tegen
        inrijging en kluistering.
Zo is de jeugd. Vanuit heel
        haar wezen in tegenstelling tot de eenzijdigheden van de
        bestaande ordening, stormt zij voorwaarts om de ketens te
        verbreken die de vrije loop van het leven hinderen. Stelt
        tegenover de geldende regels haar ideaal. Het is geen
        psychologisch op te vatten toeval, maar de diepste zin van de
        jeugd, dat in haar het Eeuwige steeds opnieuw tot de doorbraak
        komt, dat hier het uit de laatste diepten opborrelende leven
        zich baan breekt, dat dóór haar en in haar de eeuwig nieuw zich
        scheppende wet van de geest zich openbaart.
Het is geen historisch
        feit, maar wereldhistorísche roeping van de jeugd om kiemcel van
        de vernieuwing te zijn; geen sociologische wet, maar laatste
        metafysische zin van de jeugd, tegenover het historisch
        gewordene de wil tot eigen leven te stellen. Enkele een
        revo1utionaire jeugd is waard om jeugd genoemd te worden.
Gij, jeugd van vandaag,
        zijt geplaatst in een omwenteling zoals eeuwen deze niet gekend
        hebben. en uw hart klopt niet feller, juicht niet om mee te
        bouwen, juicht niet, nu het oude vernietigd is en de wereld
        opnieuw moet worden opgebouwd? Je meest ernstige en meest blije
        verantwoordelijkheidsbesef moet ja zeggen tegen deze tijd, alle
        verwarring en ontaarding ten spijt. Omdat het een tijd van
        geweldige beslissingen is, omdat het erom gaat, mee te bouwen
        aan de fundamenten van de Dom der mensheid, die grootser is dan
        welke stenen kathedraal ook van de Middeleeuwen, omdat de wende
        van de wereld het teken van deze tijd is, omdat het - revolutie
        is.
____________
Bron: Durendael,
        nr. 6, 15 juni 1946.
Mark Grammens
        (25 april 1933 - 24 juli 2017) heeft weliswaar geen rol gespeeld
        in het Verdinaso, maar was sinds jaar en dag lid van ons
        Studiecentrum. In ons jongste jaarboek kwam zijn naam nog
        uitgebreid in beeld in de bijdrage van P. J. Verstraete.
Margriet
        Declercq (29 oktober 1922 – 26 juni 2017). Margriet was de
        oudste dochter van Juul Declercq en was in haar jeugdjaren lid
        van het Jong-Dinaso.
      
      

Marcel
        Denduyver (Eernegem 20 januari 1942 – Gistel 19 februari 2017).
        Marcel had naam en faam verworven als historicus en heemkundige
        in het Gistelse. Hij was vanaf de aanvang lid van ons
        Studiecentrum Joris van Severen. Hij was ook de uitgever van Gestella, heemkundig
        tijdschrift.
          
        
Colloquium ‘De hete zomer van 1917’
Wel niemand van de vzw
        Kapelaan Verschaeve, met zetel te Diksmuide - de inrichters van
        dit colloquium – zal op een dusdanig succes gerekend hebben,
        toen aanvang dit jaar het colloquium aangekondigd werd dat op 8
        juli 2017 te Alveringem zou doorgaan.
Een opkomst van om en nabij
        de 200 ingeschreven deelnemers zal vriend en vijand verbaasd
        hebben doen opkijken. Immers: de jongste decennia was de
        eertijds bovenmatige verering voor de figuur van Cyriel
        Verschaeve – binnen het kader van de ‘ontmythologisering’ –
        veeleer omgeslagen in een al even grenzeloze verguizing. 
Zonder twijfel heeft de
        ‘strategie’ van de inrichters ertoe bijgedragen om zowel sommige
        sprekers als sommige deelnemers de drempel over te helpen
        waarover velen heden ten dage struikelen bij het horen van de
        naam van Cyriel Verschaeve. Ze – de inrichters – hebben zijn
        naam helemaal buiten de titel van het colloquium gehouden en dit
        veeleer ingebed in de ‘house’ van de herdenkingen rond de
        ‘Groote Oorlog’ 1914-’18. Dit niet onterecht overigens daar alle
        aanbod komende thema’s zich beperkten tot het jaar 1917 en de
        rol die Cyriel Verschaeve in dat jaar gespeeld heeft binnen de
        context van Frontbeweging.
Als eerste referaathouder
        kwam dr. Vincent Scheltiens, docent Politieke Geschiedenis aan
        de Antwerpse universiteit, aan het woord. Hij schetste de
        politieke situatie van de Haverse Belgische regering en de
        militaire hiërarchie toen de spanningen met de Vlaamse soldaten
        een hoogtepunt bereikten, waarbij de invloed van Verschaeve
        nooit veraf was. Hij had immers, als aanspreekpunt en mentor van
        de Vlaamsgezinde soldaten, een mate van autoriteit verworven die
        zowel burgerlijke als kerkelijke overheid de ogen uit stak. Hun
        pogingen om hem uit het vlak achter het front gelegen Alveringem
        te verwijderen liepen evenwel spaak.
Historicus Luc Vandeweyer,
        gespecialiseerd in ‘Vlaamse Beweging en Eerste Wereldoorlog’,
        bracht het thema ‘het militaire apparaat en de Vlaamse Beweging’
        in dat merkwaardige jaar 1917, waarin zowel de eerste
        Amerikaanse troepen het Europese vasteland bereikten alsook de
        Russische Oktoberrevolutie losbrak, onder de aandacht en waarin
        de oorlogsmoeheid zich op alle fronten manifesteerde. Aan het
        IJzerfront kwam daarbij de ontgoocheling omtrent het blijvend
        negeren van de Vlaamse verzuchtingen. Vandaar de ‘Open brieven’
        aan koning Albert I, die evenwel resulteerden in een
        repressiegolf ten overstaan van al wie ervan verdacht werd bij
        de redactie ervan betrokken te zijn geweest. Spreker raadpleegde
        in dit verband het militair dossier van de frontdokter/officier
        Jozef Verduyn. Hij had er evengoed en met evenveel vrucht het
        militair dossier van Joris van Severen – anders dan Verduyn wèl
        betrokken bij de frontbrieven – kunnen op naslaan. Een en ander
        wees erop dat het jaar 1917 tot een aanmerkelijke versterking
        van de francofone en vrijzinnige machtsposities, zowel binnen de
        regering als binnen de militaire hiërarchie heeft geleid. Ze
        vonden daarbij in de koning-opperbevelhebber een willig gehoor.
1917 was niet slechts het
        jaar van de “open brieven” aan de koning. Ook kardinaal Mercier
        kreeg er een op zijn bureau. Deze vormde het thema van het derde
        referaat dat gebracht werd door de eminente historicus van de
        Vlaamse Beweging, Romain Vanlandschoot. Auteur van die brief is
        Cyriel Verschaeve die, ‘in naam van tweehonderd Vlaamse
        intellectuelen aan het front’ - na wat een ‘captatio
        benevolentia’ genoemd wordt - hard van leer trekt tegen het door
        de kardinaal beleden hoera-patriotisme. Anders dan de kardinaal
        die slechts oog had voor het staatsrecht (van België) maar blind
        bleef voor het volksrecht van de Vlamingen en hun rechtmatige
        verzuchtingen.
Prof. Dr. em. Frans-Jos
        Verdoodt bracht het laatste referaat dat handelde over de brief
        aan paus Benedictus XV, waarvan hij de moeizame ‘genesis’
        schetste. De Heilige Stoel beschouwde dit document als een
        specifieke smeekbede vanwege de Vlaamse soldaten aan het
        IJzerfont en als een pleidooi voor een oplossing van de Vlaamse
        kwestie, via een noodzakelijk geachte hervorming van de
        Belgische staat. Cyriel Verschaeve leverde het concept voor deze
        brief aan, die door tien Vlaamse officieren – waaronder Frans
        Daels, Filip de Pillecyn, Joris Lannoo en Joris van Severen –
        ondertekend werd. Spreker ging het ‘parcours’ na via dewelke de
        brief uiteindelijk in Rome belandde.
Slecht zeer terloops werd
        door enkele van de sprekers even de noodlottige rol van Cyriel
        Verschaeve tijdens de Tweede Wereldoorlog aangeraakt. De
        thematiek lag immers elders en bood geen soelaas voor verdere
        ontmythologisering van de figuur van Cyriel Verschaeve, wiens
        rol en betekenis voor het behandelde tijdbestek onaangeroerd
        bleef en veeleer bevestigd werd.
De kapelaan
                                      van Alveringem 
                                      of de tragiek van een West-Vlaams
                                      katholiek
                            
De
                wind woei hard en het zwarte wolkendek 
bedreigde
                de abelen en de populieren 
aan de
                zoom van de akelig verlaten akkers. 
De
                kapelaan stapte haastig op de stoomtram naar de stad 
Veurne
                waar hij niet meer kon brevieren.
In de
                Swiss Cottage
                van een rijke weldoenster 
in De
                Panne aan de Noordzee 
complotteerde
                hij met de Ruwaard van Vlaanderen 
met
                een wanhopige deserteur en zelfs met 
een
                jonge luitenant die gedegradeerd was tot adjudant. 
In het
                interbellum en later als altijd in zijn soutane 
sprak
                de kapelaan als een geestelijke leidsman 
in
                volle zalen met Duitsers en Dietsers in zwarte uniformen
                
en
                glanzend zwarte hoge laarzen aan. 
Maar
                in september 1944 was hij al weer in het zwaar 
gebombardeerde
                Beloofde Land 
samen
                met de vluchtende en gevluchte leiders 
van de
                Vlaamse Landsleiding.
En in
                Tirol, tijdens een kleine reis naar het zuiden, 
aan de
                Inn bij Innsbruck 
dacht
                ik zowaar aan zijn nu zo raar klinkende woorden: 
Zingen
                  is beter dan spreken.
                                              
                  Zingen maakt van gedachten krachten. 
Hendrik Carette

Met het
              najaar in zicht brengen we – met dank aan dichter en
              tekenaar -
deze November-mijmering
Uit een nalatenschap
        ontvingen we volgend boekenbestand dat dubbel gebruik uitmaakt
        met de in de documentatie van het Studiecentrum voorhanden
        titels:
Johan Anthierens, e.a., De Vlaamsche Kronijken,
        141 pp., gen., 4€
André Belmans, Joris van Severen, 72
        pp., gen. 2€
Lode Claes, Het verdrongen verleden,
        182 pp., gen., 4€
Jan Creve, De geschiedenis van het
          Verdinaso en zijn milities, 138 pp., gen., 5€
Jan Creve, Het Verdinaso en zijn
          milities. Militievorming tussen beide Wereldoorlogen in
          Vlaanderen en Nederland (1928-1941),
        licentiaatsverhandeling RUG 1985, 260 pp., gen., 5€
Arthur de Bruyne, Joris van Severen – Droom
          en daad, 342 pp., geb., 10€
Arthur de Bruyne, Joris van Severen – Droom
          en daad, 342 pp., gen., 8€
Walter de Bok, De mooiste jaren van een
          generatie, 224 pp., gen., 5€
Luc Delafortrie, Joris van Severen en de
          Nederlanden, 272 pp., geb., 5€
Luc Delafortrie, e.a., Hugo Verriest – Joris van
          Severen, 161 pp., gen., 4€
Edgard Delvo, De mens beschikt… terugblik
          op een wisselvalig leven, 189 pp., gen., 5€
Louis Gueuning, Liber amicorum Louis
          Gueuning 70, 230 pp., gen., 5€
Willem Melis, De strijd om de vereniging
          der Nederlanden, 62 pp., gen., 5€
Palmer Ruysschaert, Standpunten. Stellingname
          tegenover Vlaamse en Groot-Nederlandse problemen in het licht
          van het nieuwe Europa, 160 pp., gen., 3€
F. van Berckel (ps. Theo
        Hosten), De tragische
          dood van Joris van Severen en Jan Ryckoort, 174 pp., geb.,
        8€
Remi van den Bossche, De maatschappijleer van
          het Verdinaso en zijn katholieke achtergrond, 248 pp.,
        geb., 8€
Frans van der Elst, De bewogen jaren. Mijn
          memoires 1920/1958, 264 pp., gen., 6€
Griet van Haver, Onmacht der verdeelden,
        300 pp., gen., 8€
Martine van Loocke, De Mens- en Wereldvisie
          van het Verdinaso, licentiaatsverhandeling RUG 1987, 155
        p., gen., 5€
Antoon van Severen, De ondergang van het
          Verdinaso, 80 p., gen., 3€
Erik Verstraete, Wies Moens 1898 – 1982 )
          Gedenkboek, 478 pp., geb., 10€
Jos Vinks, Van Repressie tot Egmont.
          35 jaar Vlaamse strijd, 227 pp., gen., 4€
Jos Vinks, Borms, 312 p., gen., 4€
Lode Wils, Joris van Severen. Een
          aristocraat verdwaald in de politiek, 72 pp., gen., 2€
Lode Wils, Joris van Severen en zijn
          beweging. Catalogus van de tentoonstelling in de
          Universiteitsbibliotheek van de K.U.Leuven, 1994, 47 pp.,
        gen., 1€
We stellen deze boeken
        graag ter beschikking van onze leden. De opgegeven prijzen
        dienen wel nog verhoogd te worden met de verzendkosten zijnde 4
        € per titel. 
Bestellen via
        overschrijving van het vermelde bedrag verhoogd met de
        verzendkosten op rekening BE71 0001 7058 1469 t.n.v.
        Studiecentrum JvS, Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper, met
        vermelding van de gewenste titel(s).
“Wie eerst komt, eerst
        maalt”. Het verdient aanbeveling vooraf even via e-mail maurits.cailliau@skynet.be
        even te informeren of de gewenste titel(s) nog voorhanden is
        (zijn).
        
En nog omtrent Cyriel Verschaeve
“Een
        partij vormen ze niet, politieke doeleinden streefden ze niet na
        maar ideologische. Intussen was ’t maar goed dat reeds nu een
        keurbende van beste Vlamingen het Vlaamse ideaal, dat Nederland
        is, met zijn zeventien provinciën, ja met zeventien tenminste,
        beleed en verkondigde.”
_______________
Bron: A. Geschier,
        Cyriel Verschaeve – profeet of
              verdoold priester?, aanhaling van Cyriel
        Verschaeve met betrekking tot het door hem gepatroneerde ‘Diets
        Eedverbond’ tijdens WO II.
Er woonde ooit bij ons een dichter
In
        oktober 1972 kwam Leopold Jozef Maria le Roy vanuit Bijgaarden,
        als gepensioneerde naar Ranst wonen. Pol le Roy was dichter,
        publicist, Vlaams-nationalistisch politicus betrokken bij de
        collaboratie, vertaler en poëzierecensent. Hij werd geboren te
        Hingene op 1 maart 1905, woonde tot 1978 te Ranst en keerde
        daarna terug naar Hingene, waar hij overleed in 1983. Studeerde
        aan het Klein-Seminarie te Mechelen en aan de KU-Leuven. Schreef
        meer dan twintig dichtbundels. Begin 1931 ging hij samenwerken
        met Joris van Severen en werd actief in het pas opgerichte
        Verdinaso.
In
        mei 1940 werd hij met de ‘spooktreinen’ naar kampen in Frankrijk
        gevoerd. Tijden de Tweede Wereldoorlog stond hij ion de
        collaboratie. Daardoor werd hij verplicht in september, bij de
        bevrijding, de wijk te nemen naar Duitsland. Hij werd op 16
        oktober 1947 door de krijgsraad op grond van politieke
        collaboratie ter dood veroordeeld en kreeg 10 miljoen boete. In
        mei 1948 werd hij begenadigd en in 1951 kwam hij vrij.
________________
Bron: De Millegemvriend,
        heemkundig blad, tweemaandelijkse uitgave vzw De
        Millegemvrienden te Ranst, jg. 2017, p. 26.
Straatnamen
            
Moet
        de Cyriel Verschaevestraat blijven bestaan of niet? Daarover
        woedt er momenteel een debat in Vlaanderen. Maar Verschaeve is
        niet de enige omstreden figuur naar wie er tot op de dag van
        vandaag straten genoemd worden. Zo is er in Dentergem
        bijvoorbeeld een Joris van Severenlaan. De burgemeester daar
        ziet geen reden waarom de straatnaam veranderd zou moeten
        worden: "In mijn 29 jaar als burgemeester heb ik daar nooit echt
        klachten of opmerkingen over gehad."
Straten
of
        monumenten vernoemd naar controversiële figuren uit de oorlog of
        het Belgische koloniaal verleden: horen ze thuis in onze steden
        en dorpen of zouden ze beter verdwijnen? Nadat de discussie in
        de Verenigde Staten ontstaan was, is ze intussen ook overgewaaid
        naar ons land. De burgemeester van Lanaken (Open VLD) ziet zijn
        Cyriel Verschaevestraat liever verdwijnen, zijn N-VA-collega van
        Dentergem heeft minder problemen met zijn Joris van Severenlaan.
"Nooit
        klachten gehad over Joris van Severenlaan"
"De
Joris
        van Severenlaan is ontstaan in 1981 en sindsdien is daar nooit
        discussie over geweest. In de 29 jaar dat ik burgemeester ben
        heb ik nooit echt klachten of opmerkingen gehad behalve twee of
        drie keer een anonieme brief. Ik zie niet in waarom we de
        straatnaam zouden moeten veranderen", vertelt Koenraad Degroote
        (N-VA), burgemeester van Dentergem, in “De wereld vandaag” op
        Radio 1.
Volgens
Degroote
        is er een groot deel van de mensen die zich niet bezighoudt met
        de geschiedenis die schuilgaat achter Van Severen. "De meeste
        mensen liggen daar niet van wakker. Een deel weet wie Joris van
        Severen was, een ander deel niet. De mensen die hem kennen,
        weten dat hij een figuur was met een zeker historisch belang."
        Degroote zelf gaf ooit een inleiding bij een colloquium over
        Joris van Severen.
Joris
van
        Severen werd geboren op 19 juli 1894 in Wakken, een deelgemeente
        van Dentergem. Na de Eerste Wereldoorlog, waar hij zelf in
        meevocht, ging hij de politiek in. In 1931 richtte hij Verdinaso
        (voluit: Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen) op, een
        autoritaire politieke beweging die verwant was met het fascisme.
        Zelf heeft hij nooit gecollaboreerd met de Duitsers, sommige van
        zijn aanhangers wel. Van Severen werd in mei 1940 opgepakt en
        overgeleverd aan Frankrijk, waar hij in Abbeville doodgeschoten
        werd door Franse soldaten.
____________
Bron: http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/binnenland/1.3048849