> nieuwsbrief > 2017 - nr 4   

Inhoud

Mededelingen


Hernieuwen ledenbijdrage voor 2017

Dit is een laatste oproep tot hernieuwing van de ledenbijdragen voor 2017, gericht tot diegenen die tot nog toe verstek gaven. Toetreden kan nog steeds, mits overboeking van de ledenbijdrage. Even herinneren: de minimumbijdrage bleef ongewijzigd en bedraagt 29 €. In ruil daarvoor verzekeren we u andermaal de stipte toezending van het al in mei verschenen nieuwe Jaarboek Joris van Severen – het 21e al – en van de vier nummers van ons kwartaalblad Nieuwsbrief Joris van Severen. Vanaf het bedrag van 35 € boeken we u met dank als steunend lid. Vereffening graag via onze rekening IBAN: BE71 0001 7058 1469 – BIC: BPOTBEB1 t.n.v. Studiecentrum Joris van Severen, Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper.

Geluidsfragmenten uit ‘Die vervloekte oorlog’ ingesproken op youtube

Ruud Bruijns sprak een aantal dagboekfragmenten uit Die vervloekte oorlog, het oorlogsdagboek van Joris van Severen, in op dit kanaal. Ze vallen te raadplegen via onderstaande ‘link’:

https://www.google.be/#q=oorlogsdagboek+joris+van+severen+youtube&spf=1494878966907

Andermaal ‘The Times Literary Supplement’

In ons Jaarboek Joris van Severen 21 van dit jaar las u een bijdrage van Pieter Jan Verstraete – “Hy was a cold Shower Fascist” (pp. 121-150) - over de destijds in dat blad verschenen infame bijdrage over Joris van Severen. Daarbij werd ook gewag gemaakt van de tegenwind die de (toen nog anonieme) auteur vanuit Vlaanderen kreeg, waaronder deze van Louis Gueuning in Le Cri du Peuple van januari 1967.

Het is de auteur en de jaarboekredactie daarbij toen ontgaan dat dit blad – en zijn Nederlandstalige tegenhangen De Uitweg – in het nummer van augustus 1968 andermaal uitgebreid aandacht besteed heeft aan dat artikel van Richard Cobb, dat voornamelijk door de gedeeltelijke overname ervan door Mark Grammens in De Nieuwe in onze contreien zoveel gemoederen beroerd had. H. Gouverneur was de auteur van deze uitgebreide repliek die gespreid over ruim twee pagina’s (groot dagbladformaat) van Le Cri du Peuple, onder de titel: A l’intention du ‘Times Literaty Supplement’ – Réponse à un Judas et un Calomniateur de Joris van Severen, Cobbs fel gecontesteerde verhaal doornam en er systematisch alle historische mankementen en onwaarheden van blootlegde en weerlegde.

Cyriel Verschaeve

In dit nummer leest u ook een kort verslag van het recente Verschaeve-colloquium dat te Alveringem doorgang vond. Daarop aansluitend brengen we een ietwat ironisch geïnspireerd gedicht gewijd aan de kapelaan die tijdens de Tweede Wereldoorlog het ideële spoor bijster raakte. Laat duidelijk zijn dat een en ander niets te maken heeft met de sindsdien ontstane hetze rond de naar Verschaeve genoemde straatnamen. Hetze die sommigen inspireerde om ook andere straatnamen – o.a. de naar Joris van Severen benoemde – in vraag te stellen.

 

Stichting Louis Gueuning


Oproep ter vrijwaring van de Graftombe van Louis Gueuning

De concessie van de graftombe op het kerkhof van Mainvault (deelgemeente van Ath) van Louis Gueuning, met de vermelding

 Defensor Civitatis et Ordinis

eindigt op 11 november 2017.  Hierbij doen we een oproep teneinde deze concessie te verlengen en aldus de graftombe van Louis Gueuning te vrijwaren.

Joseph E. Peeters, Permanent secretaris Stichting L. Gueuning

Het Studiecentrum Joris van Severen sluit zich graag bij deze oproep aan. Wie daartoe wenst bij te dragen kan dit doen door zijn steunbijdrage over te maken op rekening IBAN: BE71 0001 7058 1469 t.n.v. Studiecentrum Joris van Severen, Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper, met de vermelding ‘Graftombe L. Gueuning’.

 

Omtrent ‘Durendael’


Durendael – maandblad voor jongeren was een maandblad dat in Nederland verscheen van 1945 tot 1947 en binnen de kortste tijd ook in Zuid-Nederland abonnees en medewerkers telde. Het wilde de traditionele padvinderij meer diepgang geven en laten aansluiten bij de bezielende ideeën van de jeugdbewegingsidee die de padvinderij historisch en mentaal ver oversteeg.

Voor Vlaanderen liep het abonnement aanvankelijk via de boekhandel van de Norbertijner-abdij in Tongerlo. Vanaf augustus 1946 werd dit het adres van de jonge advocaat Juul Minet te Schaarbeek. Minet was tijdens zijn collegejaren gewestelijk leider voor Henegouwen geweest van de Jeunesse Etudiante Catholique, maar toen (1946) de Voortrekkers-leider van de Jan van Glymes-stam te Anderlecht. De naamgever, Jan van Glymes was een edelman die leefde van 1489-1514. Hij was de oudste zoon van Jan III van Glymes en Margaretha van Rouveroy. Hoewel voorbestemd om heer van Bergen op Zoom te worden, raakte hij in 1514 bij een duel om vrouwen in Brussel 'seer gequetst', waardoor hij kort daarop overleed. Hij was heer van Walhain.

Juul Minet was een schoonzoon van Louis Gueuning, voor WO.II leider van het Verdinaso voor de Romaanse gouwen en tijdens de oorlog oprichter van de Joris van Severen Orde die zich afzette tegen de Duitse bezetting. Minets bijdragen aan Durendael zouden blijk geven in grote mate geïnspireerd te zijn vanuit deze context.

Durendael predikte niet in het ijle, zoals blijken mag uit de aandacht die er aan besteed werd in Vive le Gueux!, het maandblad van het Jeugdverbond der Lage Landen, uitgegeven door Staf Vermeire.

Dat de geest van Durendael de generatie van Vive le Gueux! aansprak moge blijken uit de thematiek van de hieronder hernomen bijdrage uit het nummer van 15 juni 1946.

Maurits Cailliau

 

Jeugd en Revolutie


 Enkel de hete adem der brandenden doet

altijd weer het verkillende hart van de

Wereld ontvlammen. En de durvende moed

der dapperen alleen rukt de traag wordende

wereld in de wervelíng van het scheppende.

Revolutie is niet de vreedzame wetmatige omwenteling die men evolutie gelieft te noemen, om deze dan als de “ware revolutie” aan te prijzen.

Neen, revolutie is radicale omverwerping, opstand tegen de gegeven verhoudingen en de bestaande ordening, is de poging om deze omver te werpen, om een nieuw recht in haar plaats te stellen. Revolutie is opstand tegen het geldende recht en de heersende macht. Behoort daarom echter niets anders dan vernietiging en gewelddadigheid tot haar wezen? Is elke geslaagde muiterij, elke door de massa geprobeerde staatsgreep een revolutie? Afgezien daarvan, dat begripsbepalingen altijd tot op zekere hoogte een kwestie van willekeur zijn, zal het antwoord al naar de persoonlijke waardering verschillend uitvallen. Wie de opstand zonder meer verdoemt zal geen principieel verschil tussen muiterij en revolutie erkennen, zal slechts naar de diepte van de schok en de breedte van de werking het ene of het andere woord verkiezen. Wien orde op zichzelf, rust op zichzelf, voortgang op de platgetreden paden zonder meer waarden zijn, vermag hier wellicht geen onderscheid te ontdekken, dat degene ziet. die door de uiterlijke vorm van de gebeurtenissen tot de drijvende impulsen doordringt, hier de levende stroom der geschiedenis voelt en de openbaring niet alleen van de wetten, maar van de zin van de wereld hier ontdekt. Voor hem zijn revoluties de grote crises in de ontwikkeling van de mensheid, waarin een verborgen lijden tot plotselinge uitbarsting komt, zijn een koorts die het gehele volksorganisme doet beven, die vaak slechts onder het pijnlijkst huiveren de zieke kiemen uit kan stoten.

Revolutie is het doen springen van granietrotsen waarin het leven zelf, omdat het leven is, de boorgaten gedreven heeft, is de strijd van het leven tegen de tot steen geworden geschiedenis. Revoluties zijn de krampachtige bewegingen en trekkingen, waaronder zich een nieuwe rangorde van de maatschappelijke standen, een nieuw recht, ja een nieuwe cultuur uit de schoot van het bestaande vrij worstelen.

Zo is het wezen van de revolutie. Het wezen van de jeugd echter is het, om revolutionair te zijn, in opstand te komen tegen de engheid en de eenzijdigheid der overerfde vaste normen en vormen. Haar taak is het, het gewordene aan het wordende te offeren, het bestaande in te ruilen tegen iets dat niet is, nog niet is, het heden ter wille van de toekomst op het spel te zetten, tegenover de geschreven rechtsregels het eeuwige recht van de levenden mens te verkondigen. Altijd, in literatuur, filosofie of politiek was de jeugd de draagster van een nieuwe, voorwaarts dragende en voorwaarts stormende geest, steeds was echte jeugd revolutionair.

Zo ligt de verwantschap van revolutie en jeugd, de betekenis der revolutie voor de jeugd en van de jeugd voor de revolutie voor de hand. Weliswaar hebben revolutionaire geest en politieke revolutie zo veel en zo weinig met elkaar te maken als innerlijke gezíndheid en bepaald uiterlijk handelen, toch zijn zij met elkaar verbonden als werk en geloof.

Wel vloeit het werk uiteraard voort uit de gezindheid, wel is het haar uitdrukking en haar uitwerking. Maar hóe zij zich uitwerkt, in welke vormen zij zich voordoet, welke bijzondere doeleinden zij zich stelt, hangt af van de uiterlijke omstandigheden, van de gegeven stand van zaken, van de politieke mogelijkheden en de zedelijke noodzaken. Er zijn tijden waarin een revolutie nog niet mogelijk is, er zijn tijden waarin zij niet nodig is en waarin de evolutie het werk der revolutionaire gezíndheid wordt. Er zijn gevallen waarin aan het ingrijpen in het politieke leven niet te ontkomen valt.

Wij staan vandaag te midden van zo’n catastrofale ontwikkeling. Welke houding wij daartegenover aannemen zal daarvan afhangen, hoe en wie wij zelf zijn.

Het is de roeping van de jeugd om revolutionair te zijn. Cultuur-filosofisch gesproken is het haar zin. Draagster van hoofd en hart van de revolutionaire wil tot beter-doen te zijn; moreel gesproken is het de eis die aan haar gesteld is; metafysisch beschouwd is het haar oer- eigenste wezen dat zich als het ware uit de psyché in de wereld ontwikkelt en nu als eis en taak in verschijning treedt. De zielsgrond echter waaruit deze wil om de wereld te vernieuwen, verhoudingen om te smelten, mensen om te scheppen, neen eerst recht te scheppen, ontspringt, is de onvoorwaardelijke wil tot het goede, het geloof aan het recht van de Idee om in de empirische wereld haar verwerkelijking te zoeken, tenslotte de Eros die de wanden doorbreken wil die de mens van de mensen scheidt, die uit cel-gevangenen mensen en broeders maken en deze uit het kerkerhol in het licht leiden wil. De wil tot het goede, het geloof aan de Idee zijn weliswaar niet alleen door de jeugd gepacht - wij zouden aan onszelf moeten vertwijfelen indien wij erop stonden, hier een bijzonder voorrecht te bezitten - wel echter de bijzondere vorm van dit streven: Jong zijn betekent onvervuld zijn, verlangen, zoeken, trachten, de poging wagen om, alle tegenstrijdigheden in zichzelf en om zichzelf ten spijt, microkosmos en macrokosmos tot samenklank te brengen, te zeggen: de wereld bestond niet, eer ik haar schiep.

Heel het volgende leven is niets dan de arbeid aan dit scheppingswerk, het trouw zijn, betekent jong blijven. Jeugd wil de hele wereld omvatten. Rijpheid mag leren dat wij slechts een deel van het geheel zijn, de ouderdom wellicht - maar wat weten wij daarvan - dat men in het deel het geheel bezit en schouwt. Jeugd echter is universeel, naar alle zijden gericht, om alles tot het ene, de levende wet van de wereldgeest te herleiden. Jeugd is het protest van het leven tegen het afgeleefde, van het scheppen tegen het geschapene, van het vandaag-werken tegen het werk van gisteren en eergisteren, het verlangen naar totaliteit tegen inrijging en kluistering.

Zo is de jeugd. Vanuit heel haar wezen in tegenstelling tot de eenzijdigheden van de bestaande ordening, stormt zij voorwaarts om de ketens te verbreken die de vrije loop van het leven hinderen. Stelt tegenover de geldende regels haar ideaal. Het is geen psychologisch op te vatten toeval, maar de diepste zin van de jeugd, dat in haar het Eeuwige steeds opnieuw tot de doorbraak komt, dat hier het uit de laatste diepten opborrelende leven zich baan breekt, dat dóór haar en in haar de eeuwig nieuw zich scheppende wet van de geest zich openbaart.

Het is geen historisch feit, maar wereldhistorísche roeping van de jeugd om kiemcel van de vernieuwing te zijn; geen sociologische wet, maar laatste metafysische zin van de jeugd, tegenover het historisch gewordene de wil tot eigen leven te stellen. Enkele een revo1utionaire jeugd is waard om jeugd genoemd te worden.

Gij, jeugd van vandaag, zijt geplaatst in een omwenteling zoals eeuwen deze niet gekend hebben. en uw hart klopt niet feller, juicht niet om mee te bouwen, juicht niet, nu het oude vernietigd is en de wereld opnieuw moet worden opgebouwd? Je meest ernstige en meest blije verantwoordelijkheidsbesef moet ja zeggen tegen deze tijd, alle verwarring en ontaarding ten spijt. Omdat het een tijd van geweldige beslissingen is, omdat het erom gaat, mee te bouwen aan de fundamenten van de Dom der mensheid, die grootser is dan welke stenen kathedraal ook van de Middeleeuwen, omdat de wende van de wereld het teken van deze tijd is, omdat het - revolutie is.

____________

Bron: Durendael, nr. 6, 15 juni 1946.

 

In Memoriam


 Mark Grammens (25 april 1933 - 24 juli 2017) heeft weliswaar geen rol gespeeld in het Verdinaso, maar was sinds jaar en dag lid van ons Studiecentrum. In ons jongste jaarboek kwam zijn naam nog uitgebreid in beeld in de bijdrage van P. J. Verstraete.

 

Margriet Declercq (29 oktober 1922 – 26 juni 2017). Margriet was de oudste dochter van Juul Declercq en was in haar jeugdjaren lid van het Jong-Dinaso.


Marcel Denduyver (Eernegem 20 januari 1942 – Gistel 19 februari 2017). Marcel had naam en faam verworven als historicus en heemkundige in het Gistelse. Hij was vanaf de aanvang lid van ons Studiecentrum Joris van Severen. Hij was ook de uitgever van Gestella, heemkundig tijdschrift.

 

 

Colloquium ‘De hete zomer van 1917’


Wel niemand van de vzw Kapelaan Verschaeve, met zetel te Diksmuide - de inrichters van dit colloquium – zal op een dusdanig succes gerekend hebben, toen aanvang dit jaar het colloquium aangekondigd werd dat op 8 juli 2017 te Alveringem zou doorgaan.

Een opkomst van om en nabij de 200 ingeschreven deelnemers zal vriend en vijand verbaasd hebben doen opkijken. Immers: de jongste decennia was de eertijds bovenmatige verering voor de figuur van Cyriel Verschaeve – binnen het kader van de ‘ontmythologisering’ – veeleer omgeslagen in een al even grenzeloze verguizing.

Zonder twijfel heeft de ‘strategie’ van de inrichters ertoe bijgedragen om zowel sommige sprekers als sommige deelnemers de drempel over te helpen waarover velen heden ten dage struikelen bij het horen van de naam van Cyriel Verschaeve. Ze – de inrichters – hebben zijn naam helemaal buiten de titel van het colloquium gehouden en dit veeleer ingebed in de ‘house’ van de herdenkingen rond de ‘Groote Oorlog’ 1914-’18. Dit niet onterecht overigens daar alle aanbod komende thema’s zich beperkten tot het jaar 1917 en de rol die Cyriel Verschaeve in dat jaar gespeeld heeft binnen de context van Frontbeweging.

Als eerste referaathouder kwam dr. Vincent Scheltiens, docent Politieke Geschiedenis aan de Antwerpse universiteit, aan het woord. Hij schetste de politieke situatie van de Haverse Belgische regering en de militaire hiërarchie toen de spanningen met de Vlaamse soldaten een hoogtepunt bereikten, waarbij de invloed van Verschaeve nooit veraf was. Hij had immers, als aanspreekpunt en mentor van de Vlaamsgezinde soldaten, een mate van autoriteit verworven die zowel burgerlijke als kerkelijke overheid de ogen uit stak. Hun pogingen om hem uit het vlak achter het front gelegen Alveringem te verwijderen liepen evenwel spaak.

Historicus Luc Vandeweyer, gespecialiseerd in ‘Vlaamse Beweging en Eerste Wereldoorlog’, bracht het thema ‘het militaire apparaat en de Vlaamse Beweging’ in dat merkwaardige jaar 1917, waarin zowel de eerste Amerikaanse troepen het Europese vasteland bereikten alsook de Russische Oktoberrevolutie losbrak, onder de aandacht en waarin de oorlogsmoeheid zich op alle fronten manifesteerde. Aan het IJzerfront kwam daarbij de ontgoocheling omtrent het blijvend negeren van de Vlaamse verzuchtingen. Vandaar de ‘Open brieven’ aan koning Albert I, die evenwel resulteerden in een repressiegolf ten overstaan van al wie ervan verdacht werd bij de redactie ervan betrokken te zijn geweest. Spreker raadpleegde in dit verband het militair dossier van de frontdokter/officier Jozef Verduyn. Hij had er evengoed en met evenveel vrucht het militair dossier van Joris van Severen – anders dan Verduyn wèl betrokken bij de frontbrieven – kunnen op naslaan. Een en ander wees erop dat het jaar 1917 tot een aanmerkelijke versterking van de francofone en vrijzinnige machtsposities, zowel binnen de regering als binnen de militaire hiërarchie heeft geleid. Ze vonden daarbij in de koning-opperbevelhebber een willig gehoor.

1917 was niet slechts het jaar van de “open brieven” aan de koning. Ook kardinaal Mercier kreeg er een op zijn bureau. Deze vormde het thema van het derde referaat dat gebracht werd door de eminente historicus van de Vlaamse Beweging, Romain Vanlandschoot. Auteur van die brief is Cyriel Verschaeve die, ‘in naam van tweehonderd Vlaamse intellectuelen aan het front’ - na wat een ‘captatio benevolentia’ genoemd wordt - hard van leer trekt tegen het door de kardinaal beleden hoera-patriotisme. Anders dan de kardinaal die slechts oog had voor het staatsrecht (van België) maar blind bleef voor het volksrecht van de Vlamingen en hun rechtmatige verzuchtingen.

Prof. Dr. em. Frans-Jos Verdoodt bracht het laatste referaat dat handelde over de brief aan paus Benedictus XV, waarvan hij de moeizame ‘genesis’ schetste. De Heilige Stoel beschouwde dit document als een specifieke smeekbede vanwege de Vlaamse soldaten aan het IJzerfont en als een pleidooi voor een oplossing van de Vlaamse kwestie, via een noodzakelijk geachte hervorming van de Belgische staat. Cyriel Verschaeve leverde het concept voor deze brief aan, die door tien Vlaamse officieren – waaronder Frans Daels, Filip de Pillecyn, Joris Lannoo en Joris van Severen – ondertekend werd. Spreker ging het ‘parcours’ na via dewelke de brief uiteindelijk in Rome belandde.

Slecht zeer terloops werd door enkele van de sprekers even de noodlottige rol van Cyriel Verschaeve tijdens de Tweede Wereldoorlog aangeraakt. De thematiek lag immers elders en bood geen soelaas voor verdere ontmythologisering van de figuur van Cyriel Verschaeve, wiens rol en betekenis voor het behandelde tijdbestek onaangeroerd bleef en veeleer bevestigd werd.

     

 

De kapelaan van Alveringem
of de tragiek van een West-Vlaams katholiek

 

De wind woei hard en het zwarte wolkendek

bedreigde de abelen en de populieren

aan de zoom van de akelig verlaten akkers.

De kapelaan stapte haastig op de stoomtram naar de stad

Veurne waar hij niet meer kon brevieren.

 

In de Swiss Cottage van een rijke weldoenster

in De Panne aan de Noordzee

complotteerde hij met de Ruwaard van Vlaanderen

met een wanhopige deserteur en zelfs met

een jonge luitenant die gedegradeerd was tot adjudant.

 

In het interbellum en later als altijd in zijn soutane

sprak de kapelaan als een geestelijke leidsman

in volle zalen met Duitsers en Dietsers in zwarte uniformen

en glanzend zwarte hoge laarzen aan.

 

Maar in september 1944 was hij al weer in het zwaar

gebombardeerde Beloofde Land

samen met de vluchtende en gevluchte leiders

van de Vlaamse Landsleiding.

 

En in Tirol, tijdens een kleine reis naar het zuiden,

aan de Inn bij Innsbruck

dacht ik zowaar aan zijn nu zo raar klinkende woorden:

Zingen is beter dan spreken.

                                               Zingen maakt van gedachten krachten.

 

Hendrik Carette

 

 

 

 

Met het najaar in zicht brengen we – met dank aan dichter en tekenaar -

deze November-mijmering

 

 

Antiquariaat


Uit een nalatenschap ontvingen we volgend boekenbestand dat dubbel gebruik uitmaakt met de in de documentatie van het Studiecentrum voorhanden titels:

Johan Anthierens, e.a., De Vlaamsche Kronijken, 141 pp., gen., 4€

André Belmans, Joris van Severen, 72 pp., gen. 2€

Lode Claes, Het verdrongen verleden, 182 pp., gen., 4€

Jan Creve, De geschiedenis van het Verdinaso en zijn milities, 138 pp., gen., 5€

Jan Creve, Het Verdinaso en zijn milities. Militievorming tussen beide Wereldoorlogen in Vlaanderen en Nederland (1928-1941), licentiaatsverhandeling RUG 1985, 260 pp., gen., 5€

Arthur de Bruyne, Joris van Severen – Droom en daad, 342 pp., geb., 10€

Arthur de Bruyne, Joris van Severen – Droom en daad, 342 pp., gen., 8€

Walter de Bok, De mooiste jaren van een generatie, 224 pp., gen., 5€

Luc Delafortrie, Joris van Severen en de Nederlanden, 272 pp., geb., 5€

Luc Delafortrie, e.a., Hugo Verriest – Joris van Severen, 161 pp., gen., 4€

Edgard Delvo, De mens beschikt… terugblik op een wisselvalig leven, 189 pp., gen., 5€

Louis Gueuning, Liber amicorum Louis Gueuning 70, 230 pp., gen., 5€

Willem Melis, De strijd om de vereniging der Nederlanden, 62 pp., gen., 5€

Palmer Ruysschaert, Standpunten. Stellingname tegenover Vlaamse en Groot-Nederlandse problemen in het licht van het nieuwe Europa, 160 pp., gen., 3€

F. van Berckel (ps. Theo Hosten), De tragische dood van Joris van Severen en Jan Ryckoort, 174 pp., geb., 8€

Remi van den Bossche, De maatschappijleer van het Verdinaso en zijn katholieke achtergrond, 248 pp., geb., 8€

Frans van der Elst, De bewogen jaren. Mijn memoires 1920/1958, 264 pp., gen., 6€

Griet van Haver, Onmacht der verdeelden, 300 pp., gen., 8€

Martine van Loocke, De Mens- en Wereldvisie van het Verdinaso, licentiaatsverhandeling RUG 1987, 155 p., gen., 5€

Antoon van Severen, De ondergang van het Verdinaso, 80 p., gen., 3€

Erik Verstraete, Wies Moens 1898 – 1982 ) Gedenkboek, 478 pp., geb., 10€

Jos Vinks, Van Repressie tot Egmont. 35 jaar Vlaamse strijd, 227 pp., gen., 4€

Jos Vinks, Borms, 312 p., gen., 4€

Lode Wils, Joris van Severen. Een aristocraat verdwaald in de politiek, 72 pp., gen., 2€

Lode Wils, Joris van Severen en zijn beweging. Catalogus van de tentoonstelling in de Universiteitsbibliotheek van de K.U.Leuven, 1994, 47 pp., gen., 1€

We stellen deze boeken graag ter beschikking van onze leden. De opgegeven prijzen dienen wel nog verhoogd te worden met de verzendkosten zijnde 4 € per titel.

Bestellen via overschrijving van het vermelde bedrag verhoogd met de verzendkosten op rekening BE71 0001 7058 1469 t.n.v. Studiecentrum JvS, Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper, met vermelding van de gewenste titel(s).

“Wie eerst komt, eerst maalt”. Het verdient aanbeveling vooraf even via e-mail maurits.cailliau@skynet.be even te informeren of de gewenste titel(s) nog voorhanden is (zijn).

 

Sprokkels


 In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

En nog omtrent Cyriel Verschaeve

“Een partij vormen ze niet, politieke doeleinden streefden ze niet na maar ideologische. Intussen was ’t maar goed dat reeds nu een keurbende van beste Vlamingen het Vlaamse ideaal, dat Nederland is, met zijn zeventien provinciën, ja met zeventien tenminste, beleed en verkondigde.”

_______________

Bron: A. Geschier, Cyriel Verschaeve – profeet of verdoold priester?, aanhaling van Cyriel Verschaeve met betrekking tot het door hem gepatroneerde ‘Diets Eedverbond’ tijdens WO II.

Er woonde ooit bij ons een dichter

In oktober 1972 kwam Leopold Jozef Maria le Roy vanuit Bijgaarden, als gepensioneerde naar Ranst wonen. Pol le Roy was dichter, publicist, Vlaams-nationalistisch politicus betrokken bij de collaboratie, vertaler en poëzierecensent. Hij werd geboren te Hingene op 1 maart 1905, woonde tot 1978 te Ranst en keerde daarna terug naar Hingene, waar hij overleed in 1983. Studeerde aan het Klein-Seminarie te Mechelen en aan de KU-Leuven. Schreef meer dan twintig dichtbundels. Begin 1931 ging hij samenwerken met Joris van Severen en werd actief in het pas opgerichte Verdinaso.

In mei 1940 werd hij met de ‘spooktreinen’ naar kampen in Frankrijk gevoerd. Tijden de Tweede Wereldoorlog stond hij ion de collaboratie. Daardoor werd hij verplicht in september, bij de bevrijding, de wijk te nemen naar Duitsland. Hij werd op 16 oktober 1947 door de krijgsraad op grond van politieke collaboratie ter dood veroordeeld en kreeg 10 miljoen boete. In mei 1948 werd hij begenadigd en in 1951 kwam hij vrij.

________________

Bron: De Millegemvriend, heemkundig blad, tweemaandelijkse uitgave vzw De Millegemvrienden te Ranst, jg. 2017, p. 26.

Straatnamen

Moet de Cyriel Verschaevestraat blijven bestaan of niet? Daarover woedt er momenteel een debat in Vlaanderen. Maar Verschaeve is niet de enige omstreden figuur naar wie er tot op de dag van vandaag straten genoemd worden. Zo is er in Dentergem bijvoorbeeld een Joris van Severenlaan. De burgemeester daar ziet geen reden waarom de straatnaam veranderd zou moeten worden: "In mijn 29 jaar als burgemeester heb ik daar nooit echt klachten of opmerkingen over gehad."

Straten of monumenten vernoemd naar controversiële figuren uit de oorlog of het Belgische koloniaal verleden: horen ze thuis in onze steden en dorpen of zouden ze beter verdwijnen? Nadat de discussie in de Verenigde Staten ontstaan was, is ze intussen ook overgewaaid naar ons land. De burgemeester van Lanaken (Open VLD) ziet zijn Cyriel Verschaevestraat liever verdwijnen, zijn N-VA-collega van Dentergem heeft minder problemen met zijn Joris van Severenlaan.

"Nooit klachten gehad over Joris van Severenlaan"

"De Joris van Severenlaan is ontstaan in 1981 en sindsdien is daar nooit discussie over geweest. In de 29 jaar dat ik burgemeester ben heb ik nooit echt klachten of opmerkingen gehad behalve twee of drie keer een anonieme brief. Ik zie niet in waarom we de straatnaam zouden moeten veranderen", vertelt Koenraad Degroote (N-VA), burgemeester van Dentergem, in “De wereld vandaag” op Radio 1.

Volgens Degroote is er een groot deel van de mensen die zich niet bezighoudt met de geschiedenis die schuilgaat achter Van Severen. "De meeste mensen liggen daar niet van wakker. Een deel weet wie Joris van Severen was, een ander deel niet. De mensen die hem kennen, weten dat hij een figuur was met een zeker historisch belang." Degroote zelf gaf ooit een inleiding bij een colloquium over Joris van Severen.

Voor wie Joris Van Severen niet kent: zijn verhaal in een notendop:

Joris van Severen werd geboren op 19 juli 1894 in Wakken, een deelgemeente van Dentergem. Na de Eerste Wereldoorlog, waar hij zelf in meevocht, ging hij de politiek in. In 1931 richtte hij Verdinaso (voluit: Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen) op, een autoritaire politieke beweging die verwant was met het fascisme. Zelf heeft hij nooit gecollaboreerd met de Duitsers, sommige van zijn aanhangers wel. Van Severen werd in mei 1940 opgepakt en overgeleverd aan Frankrijk, waar hij in Abbeville doodgeschoten werd door Franse soldaten.

____________

Bron: http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/binnenland/1.3048849