> nieuwsbrief > Nieuwsbrief Joris van Severen - 21e jaargang, 2e trimester 2017
Inhoud

De
                Verdinaso-vlag aan het Slot van Male
 
Hernieuwen ledenbijdrage
              voor 2017
De hernieuwing van de ledenbijdragen voor 2017 verliep
        traditiegetrouw vlot. Toetreden kan nog steeds, mits overboeking
        van de ledenbijdrage. Even herinneren: de minimumbijdrage bleef
        ongewijzigd en bedraagt 29 €. In ruil daarvoor verzekeren we u
        de stipte toezending van het nieuwe Jaarboek Joris van Severen
        – het 21e al – in de meimaand en van de vier nummers van ons
        kwartaalblad Nieuwsbrief
          Joris van Severen. Vanaf het bedrag van 35 € boeken we u
        met dank als steunend lid. Vereffening graag via onze rekening
        IBAN: BE71 0001 7058 1469 – BIC: BPOTBEB1 t.n.v. Studiecentrum
        Joris van Severen, Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper. 
Herdenkingen 2017
Verderop in deze Nieuwsbrief leest u alle praktische
        gegevens met betrekking tot de geplande herdenkingsmomenten te
        Brugge en te Abbeville op zaterdag 20 en zondag 21 mei
        aanstaande. We roepen vanzelfsprekend op tot deelname hieraan.
Jaarboek 21 (2017)
Tegen uiterlijk 20 mei mogen onze leden uitzien naar het
        nieuws jaarboek. Alvast een vooruitblik op de inhoud ervan
        verderop in dit nummer.
Met deze aflevering
        zijn we aan het 21e
          Jaarboek Joris van Severen toe. Een blik op de ook dit
        keer wel zeer gevarieerde inhoud: Net als vorig jaar openen we
        met een gegrond commentaar op een bijdrage in het voorafgaande
        jaarboek. In “Einen
          andaurenden Kampf gegen die Deutschen…” komt Theo Bruning
        in het verweer tegen enkele aspecten die de ‘toonzetting‘ van
        Michiel Wallaards bijdrage In de ban van Joris van
          Severen overschaduwen en de behandelde Nederlandse
        Dinaso’s onvoldoende recht doen. Het is wel Wallaards verdienste
        het in Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog in de
        geschiedenisstudie allesoverheersende “goed-fout-paradigma”
        doorbroken te hebben, maar daarbij is de auteur helaas in andere
        valkuilen terecht gekomen, meent Bruning jr.
Merkwaardige nevengedachte hierbij rond de evolutie in
        deze binnen Vlaanderen en België: waar dat stigmatiserende
        “goed-fout-paradigma” in Nederland aan het wegebben blijkt te
        zijn, rukt het hier eerst echt op, zoals bleek uit reacties in
        de jongste jaren van aanwezigheden van politieke tegenstanders
        op oostfrontersfeestjes, verjaardagen van oudgedienden en…
        colloquia van ons studiecentrum. “Er komt weer ruimte voor een stigmatisering van een
          deel van de Vlaamse Beweging”, poneerde historicus Bruno
        de Wever al in 1994 – overigens mede als gangmaker van die
        evolutie.
Dat de persoonlijkheid van Joris van Severen ook heden
        ten dag nog jongeren weet te boeien toont Guillaume Renier aan.
        Hij selecteerde Van Severens oorlogsdagboek teneinde er in zijn
        studie zijn oefening in historische kritiek mee te stofferen.
        Zijn oefening kreeg Joris
          van Severen – verdwaald in “Die vervloekte oorlog” tot
        titel. Deze scriptie valt uiteen in een drietal items: vooreerst
        een beknopte biografie, waarna een contextuele analyse van de
        oorlogsdagboeken, om te eindigen met een ‘casestudy’ over Van
        Severens katholicisme in wisselwerking tot zijn liefde- en
        seksualiteitsbeleving.
“Wij beleven de
          mislukking van het parlementarisme” - Joris van Severen:
          1926-mei 1927. Aldus betitelde Romain Vanlandschoot de
        afsluitende bijdrage van zijn verfijnde biografie over het
        decennium 1917-1927 van Van Severens politieke werkzaamheid.
        Mede omwille van de omvang leek het ons aangewezen dit
        diepgravende essay over twee jaarboeken te spreiden. In deze
        aflevering het eerste luik. Op het einde van dit tijdsbestek
        blijkt overduidelijk dat Joris van Severen de Rubicon definitief
        overgestoken had en vanaf dan voorgoed zijn eigen weg ging in de
        richting van een staatsbestel waarin een op autoritaire leest
        geschoeide orde heerst, gericht op de realisatie van een
        Nederlands staatconcept en gebouwd op de leer van het
        christelijke solidarisme.
“He
          was a Cold Shower Fascist”: een Engelsman over Joris van
          Severen. Zo had in 1966 een toen naamloos gebleven
        auteur Van Severen getypeerd in de boekenbijlage van de
        gerenommeerde The Times
          Literary Supplement. Pieter Jan Verstraete diepte dat
        ergernis verwekkende - en menigeen toen een “koude douche”
        bezorgende - artikel weer op en schept er – ook omtrent de
        auteur - klaarheid over. Als bijlagen daarbij de originele
        Engelstalige tekst en een proeve tot vertaling naar het
        Nederlands.
De naam van Leo Poppe is niet weg te denken uit de
        historiografie van het Verdinaso. En… evenmin uit deze van de in
        de collaboratie verzeilde oorlogsjeugdbeweging. In het najaar
        van 1982 zou hij daarover komen vertellen binnen de Antwerpse
        debatclub, doch daar bleef hij afwezig ten gevolge van zijn
        verplichtingen op het te Brugge doorgaande congres van
        “Vlamingen in de Wereld”. Persoonlijk hebben we op die avond met
        hem in Brugge kennis gemaakt en samen hebben we dan mede in het
        gezelschap van zijn oude vriend en DMO-lid Noël Dobbelaere, Van
        Severens woonhuis het Cruyce van Bourgonje bezocht. Kristof
        Papin bracht die voor de debatclub bedoelde lezing weer boven
        water en kadert ze in de tijd van toen onder de titel Leo Poppes laatste maanden
          van de collaboratie. Daaruit valt te leren wat we
        eigenlijk als wisten, nl. dat Van Severens ideeën en streven
        bleven doorwerken, ook bij diegenen die voor de collaboratie
        opteerden.
Maurits Cailliau schets in Omtrent het Nationaal
          Studie- en Documentatiecentrum Joris van Severen de
        “stamboom” van wat organisatorisch voorafging aan ons huidige
        Studiecentrum.
In 1965 hield Louis Gueuning zijn 25e herdenkingsrede
        voor Joris van Severen. Een traditie die hij aangevangen had in
        1941, in volle bezettingstijd. Ze kreeg De Stijl, dàt is de Man
        tot titel en blijft als bezinningstekst haar volle waarde
        behouden.
Het afsluitend gedicht in deze aflevering is andermaal
        van Herwig Verleyen. Met zijn Bezoek aan het graf van
          Gaby Warris brengt hij een eresaluut aan de destijds
        jongste aanwezige in de kiosk te Abbeville, die tot haar laatste
        adem gestreden heeft voor eerherstel.
Ook voor deze editie van ons jaarboek konden we andermaal
        rekenen op de gewaardeerde medewerking van Frederic van
        Waeijenberge als onmisbare tekstcorrector. 

De gedenkplaat voor de vier
                Brugse Abbeville-slachtoffers aan
het Cruyce van Bourgonje in de
                Wollestraat te Brugge
Hij gaf zijn leven voor zijn lotgenoten
Gaston Durnez
Joris van Severen is gestorven als een moedig man die
        zich opofferde voor zijn lotgenoten. Toen Franse militairen op
        die fatale 20 mei 1940 twaalf gevangenen hadden gefusilleerd en
        nieuwe slachtoffers uit hun hok wilden sleuren, is hij
        onverschrokken naar hen toegegaan, in een poging om verder
        bloedvergieten te voorkomen. Het kostte hem onmiddellijk de
        dood.
Het meest complete en beste relaas over het drama dat
        bekend staat als “het bloedbad van Abbeville” vindt men in Dossier Abbevílle, een
        omvangrijke studie van wijlen de Brugse historicus Carlos
        Vlaemynck (l929-1988), in 1977 uitgegeven door het Davidsfonds
        in Leuven. Vlaemynck, die zich in de geschiedenis van de Tweede
        Wereldoorlog had gespecialiseerd, heeft in zijn dossier zowel
        onbekende documenten als getuigenissen kunnen verzamelen. Alleen
        zijn mening over de verantwoordelijken voor de deportatie lokte
        bij publicatie discussie uit.
Joris van Severen behoorde tot een konvooi van 78
        “verdachten" die bijeengebracht waren in de gevangenis van
        Brugge en van daar op 15 mei 1940 naar Frankrijk werden gevoerd.
        Zowat drie vierde van hen waren buitenlanders, onder wie
        communisten en zelfs joden die uit Duitsland waren gevlucht,
        alsook Italiaanse antifascisten! Sommige mensen waren alleen
        door een onvoorstelbaar toeval in de gevangenis terechtgekomen,
        zoals een man wiens auto onderweg voor gevangenenvervoer was
        opgeëist en die te amen met de aangehoudenen werd opgesloten.
        Toch bestond, volgens Vlaemynck, ten minste tien procent van het
        konvooi uit spionnen en Duitse Abwehr-agenten.
Toen de groep in Frankrijk aankwam, werd hij door de
        Belgen zomaar, zonder meer, overgeleverd aan Franse militairen.
        Zij brachten de gevangenen naar Abbeville en sloten ze daar op
        in de kelder van een muziekkiosk. In de zwaar gebombardeerde
        stad heerste, bij de nadering van de Duitsers, een grote chaos.
        Paniek en wraakgevoelens moeten de mensen geleid hebben die tot
        de terechtstelling van de gevangenen besloten. Zonder enige vorm
        van proces. En zonder dat zij wisten, wie de opgeslotenen
        eigenlijk waren.
Eerst haalde men de slachtoffers onder een voorwendsel
        uit de kelder. Spoedig begrepen de anderen wat er gebeurde.
        Nadat twaalf mensen waren gedood, in groepjes van vier, wilde
        niemand nog uit eigen beweging het hok onder de kiosk verlaten.
        In doodsangst verzette men zich en smeekte men om genade. Joris
        van Severen kon dat niet langer aanzien en trad naar voren. “Doe
        dat niet!" schreeuwden sommige lotgenoten hem toe. Maar hij
        richtte zich tot een Franse luitenant. Toen die niet wilde
        luisteren, stapte Van Severen met vaste tred de trap op,
        “wellicht in de hoop buiten de kiosk de Fransen op het onzinnige
        van hun daad te kunnen wijzen". Zijn medewerker en vriend Jan
        Ryckoort wilde hem niet alleen laten gaan en liep hem achterna.
        Amper was Van Severen buiten, of hij werd neergeschoten. Net als
        Ryckoort. Nog zeven slachtoffers zouden volgen. In totaal werden
        in Abbeville 21 gedeporteerden ter dood gebracht, onder wie acht
        Belgen. Daarna voerde men de overblijvenden, via een lange
        lijdensweg, dieper Frankrijk in, waar ze na de wapenstilstand
        vrij kwamen. 
Onder de bezetting lieten de Duitse overheden een
        onderzoek instellen, met als resultaat dat de Franse
        reserve-luitenant René Carron en zijn sergeant François Mollet
        ter dood veroordeeld en in april 1942 terechtgesteld werden. Na
        de oorlog heeft men in Abbeville een straat naar hen genoemd.
Carlos Vlaemynck komt in zijn boek tot de conclusie dat
        vooral de toenmalige Belgische minister van Justitie en
        uiteindelijk de gehele Belgische regering verantwoordelijk was
        voor de wijze waarop de zgn. veiligheidsmaatregelen genomen
        werden en de arrestaties en wegvoering van verdachten
        plaatshadden. Andere auteurs, o.w. Luc Delafortrie, blijven de
        allesoverheersende verantwoordelijkheid beklemtonen van Ganshof
        van der Meersch, de auditeur-generaal die daarvoor onder de
        oorlog moeilijkheden met de bezetter ondervond, maar verder niet
        verontrust werd.
________________
Bron: De Standaard, 19-20 mei
        1990.
Zaterdag
                          20 mei 2017: jaarmis te brugge &  
                          ZONDAG 21 MEI 2017: GROET aAN HET GRAF TE
                          ABBEVILLE
Jaarmis 
                in  de
                Blindekenskapel te Brugge
Zaterdag 20 mei: 15.00 uur: Plechtige
        Gregoriaans gezongen H. Mis met homilie, opgedragen door de E.H.
        Roeland Vansteenkiste, in de Blindekenskapel te Brugge ter
        nagedachtenis van Joris van Severen, zijn lotgenoten en al onze
        overledenen.
16.00 uur: Receptie,
        aangeboden door de Stichting Joris van Severen vzw.
        De op de herdenkingsmis aansluitende receptie gaat door in
        het Hotel Portinari,
        gelegen op ’t Zand 15, Brugge.
Groet aan het graf te Abbeville
Zondag 21 mei: afspraak om 11.30 uur aan de
        toegang tot het kerkhof te Abbeville. Aansluitend gezamenlijk
        bezoek aan het graf van Joris van Severen en 
Herdenking aan het Bourgoensche
                Cruyce
Zaterdag 20 mei:
          11.00 uur: aan de toegangspoort tot het Bourgoensche
        Cruyce, het voormalige woonhuis van Joris van Severen in de
        Wollestraat te Brugge memoreert een gedenkplaat de namen van de
        vier Brugse slachtoffers van het Bloedbad van Abbeville.
        Sinds enkele jaren wordt daar door het Brugse Abbeville Comité jaarlijks
        een korte herdenkingsplechtigheid gehouden rond de datum van 20
        mei. Dit jaar valt die plechtigheid op dezelfde datum als deze
        van de herdenkingsmis in de Blindekenskapel, Kreupelenstraat
        (zijstraat van de Smedenstraat) met volgend stramien:
        welkomstwoord, In Memoriam voor de vier Bruggelingen,
        bloemenhulde, toespraak namens het Brugse Abbeville Comité,
        afscheidswoord, het Gebed voor het Vaderland, met afsluitend
        receptie. Wellicht wordt ook dit jaar voorafgaand aan de
        plechtigheid in de Wollestraat een wandeling ingericht langsheen
        enkele plaatsen die in het leven van de Brugse
        Abbeville-slachtoffers een rol heeft gespeeld. Momenteel zijn de
        praktische gegevens daarvan nog niet gekend. Informeer in de
        week voorafgaand aan 20 mei.
Steun en info
Wenst u op de hoogte gehouden te worden van de
        activiteiten van de Stichting Joris van Severen vzw,
        dan kunt u zich wenden tot de voorzitter 
Voor het bezoek aan het graf te Abbeville op zondag 22
        mei maken we gebruik van de ‘samen-rijden’-formule op koste
        delende basis. Dit initiatief wordt gecoördineerd door 
Omtrent Tony Herbert: roerende eensgezindheid

Tony Herbert
“(…) Gaandeweg liet Herbert zich meer in met praktische
        partijpolitiek, die tot uiting kwam in de strijd tegen Joris van
        Severen, die zich van het KVNV had afgescheurd en in 1931 het
        Verdinaso oprichtte. Herbert stichtte in die context de Vlaamse
        Nationale Centrale voor Sociale Actie en nam er de leiding van.
        Deze vakbond op autoritair-corporatistische grondslag moest een
        tegenwicht vormen voor het Vlaams Nationaal Vakverbond in
        West-Vlaanderen dat dichtbij het Verdinaso stond. (…) Herbert
        wierp zich op als de leider van het West-Vlaamse
        Vlaams-nationalisme tegen het Verdinaso, maar zijn politieke
        ideeën waren niet minder autoritair dan die van Van Severens
        beweging. Herbert speelde als een van de vertegenwoordigers van
        West-Vlaanderen een sleutelrol in de oprichting van het VNV en
        was in niet geringe mate verantwoordelijk voor de autoritaire
        invulling van het programma van de nieuwe partij. Herbert raakte
        snel gebrouilleerd met de partij omdat hij er niet in slaagde
        Staf de Clercq te overvleugelen. Een ander motief was de
        evolutie van het Verdinaso, dat niet langer uit was op het einde
        van de Belgische staat, maar op de verovering van de macht
        binnen de staat om hem door Vlamingen te laten domineren. Zoals
        aangestipt was het programma noch de autoritaire stijl (militie
        om de politieke macht te veroveren) van het Verdinaso een
        breekpunt geweest voor Herbert. Hoewel hij dichtbij het
        Verdinaso stond, werd hij er nooit formeel lid van.(…)” (p. 8)
Dirk Luyten, Ondernemer
tussen
          volk en staat; enkele historiografische ankerpunten.
“(…) De stichting van het Verbond van Dietse Nationaal
        Solidaristen (Verdinaso) op fascistische en Dietse grondslag
        door Van Severen in 1931 en het antwoord van Hendrik Elias met
        zijn democratische en federalistische Vlaams Nationale
        Volkspartij (VNVP) zijn de belangrijkste mijlpalen. Die laatste
        partij bleek een mislukking omdat het federalisme en de
        democratische methode niet meer aansloegen bij de
        Vlaams-nationalisten. Het Verdinaso kende wel een zeker succes,
        maar evolueerde na 1934 onder impuls van Van Severen weg van het
        antibelgicisme. (…) Wel is duidelijk dat Herbert zich ontpopte
        als de ferventste tegenstander van Van Severen op het moment dat
        die brak met het KVNV. Dit had niet te maken met de ideologische
        lijn van het Verdinaso, wel met de strijd om het leiderschap in
        West-Vlaanderen. Ideologisch zat hij op dezelfde lijn van zijn
        concurrent van wie hij zich verlost zag. Hij stichtte de Vlaams
        Nationale Centrale voor Sociale Actie om te voorkomen dat
        arbeiders zouden overstappen naar het door Van Severen
        opgerichte Nationaal Arbeiders Syndicaat. De gelijkenissen
        tussen deze twee autoritair-corporatistische organisaties waren
        veel groter dan de verschillen (…).
Herbert wilde eigenlijk een Verdinaso, maar dan zonder
        Van Severen. Hij profileerde zich als een van de
        Vlaams-nationalistische leiders in de reactie tegen Van Severen.
        Die reactie zou leiden tot de stichting van het Vlaams Nationaal
        Verbond in oktober 1933 onder leiding van Staf de Clercq (VNV).
        (…) Na de teleurstellende verkiezingen van 1932 werd hij door de
        Vlaams-nationalistische partijen en fracties aangesteld als
        bemiddelaar. (…) Dat de jaarlijkse landdag niet kon doorgaan in
        1932, tekende de malaise in het Vlaams-nationalisme. Dat jaar
        (1932) had wel de eerste Verdinaso-landdag plaats. (…)”
        (pp.30-31) 
“(…).Zijn (Herberts) vertrek uit het VNV betekende meteen
        ook zijn afscheid van het anti-Belgisch Vlaams-nationalisme. In
        1934 sloeg hij zoals Van Severen en het Verdinaso een nieuwe
        koers in. De Belgische staat moest niet meer vernietigd maar
        veroverd worden om een herstel van de Nederlanden mogelijk te
        maken. (…) Hij publiceerde vanaf 1936 geregeld in het eind 1934
        opgerichte zogeheten Leuvense professorenblad Nieuw Vlaanderen, een
        weekblad dat pleitte voor een politieke samenwerking tussen
        Vlaamsgezinde en rechtse krachten en voor een federalisering van
        België. Herbert publiceerde vooral over de internationale
        politiek en de Belgische buitenlandse politiek. Hij schaarde
        zich enthousiast achter de opzegging van het Frans-Belgisch
        Militair Akkoord in 1936 en de Belgische internationale
        onafhankelijkheidspolitiek zoals die vooral door koning Leopold
        lll werd belichaamd.
Herbert pleitte voor een militaire samenwerking met
        Nederland en plaatste die samenwerking uitdrukkelijk in een
        Groot-Nederlands kader. In een voordracht voor het Katholiek
        Vlaams Oud-Hoogstudentenverbond (KVOHV) in Leuven op 4 juli 1937
        pleitte hij voor de vorming van het ene Rijk der Nederlanden:
        'België en Nederland, met hun wederzijdse overzeese bezittingen,
        zouden een Rijk kunnen vormen waarvan de macht zelfs voor het
        Britisch Empire een doorn in 't oog zou zijn.'
'De Dinaso-gedachte wint veld', blokletterde Hier Dinaso!, het
        weekblad van het Verdinaso in reactie op de voordracht. Herbert
        stond inderdaad zeer dicht bij de lijn die Van Severen had
        uitgezet. Ook Herberts strijd tegen het antimilitarisme van het
        Verbond van Vlaamse Oud-strijders (VOS) en zijn pleidooien en
        acties voor nationale weerbaarheid sloten aan bij de Verdinaso
        standpunten. De toenadering kwam van twee kanten. Herbert deed
        een opgemerkt optreden op 13 januari 1938 voor het Comité voor
        Politieke en Sociaal-Economische Voorlichting, een
        mantelorganisatie van het Verdinaso, dat een lezingencyclus
        organiseerde onder de titel De Vlaamse beweging, België
          en de gebondenheid der Nederlanden en daarvoor
        prestigieuze sprekers kon aantrekken, onder wie dus Herbert. Hij
        werd ingeleid als woordvoerder van de naoorlogse generatie, de
        generatie van het offer waarmee werd gerefereerd aan zijn
        Leuvense tijd.
Herbert wees dit slachtofferaureool af: 'Wie de gevolgen
        ondergaat van zijn zelfbewust volbrachte plicht is geen
        slachtoffer. Wij hebben steeds gehandeld in het volle bewustzijn
        dat het onze onverbiddelijke plicht was sterk te staan en
        onwrikbaar, [...], in de plaats van de zwakke en de al te
        buigzame partijpolitieke aanvoerders’. (…)” (pp. 34-35)
Bruno de Wever, Tony
          Herbert en het Vlaams-nationalisme tijdens het interbellum.
“(…) De vaststelling is dat er zich in deze periode
        (1934-36) een verandering in het denken van Tony Herbert begon
        voor te doen. Die verandering kan vanuit verschillende factoren
        worden verklaard. Misschien (waarschijnlijk?) begon Herbert, die
        - niet te vergeten - bedrijfsleider en ondernemer was, vragen te
        stellen bij de economische wenselijkheid en haalbaarheid van een
        Belgisch zelfstandig Vlaanderen. Naast deze bedrijfseconomische
        factor, valt ook een politiek-ideologische te noemen. De
        verandering in Herberts denken hing nauw samen met een radicale
        koerswijziging in de al even radicale anti-Belgische opvattingen
        van Joris van Severen. In augustus 1934 kondigde Van Severen een
        'nieuwe marsrichting' af. Het ging 'zijn' Verdinaso niet langer
        om de vernietiging van de Belgische staat, maar om de verovering
        van de macht binnen het bestaande staatsbestel. Deze wending
        zette Herbert aan tot het herdenken van zijn opvattingen over de
        verhouding Vlaanderen-België. Langzaam maar zeker evolueerde hij
        tot het standpunt dat de Vlamingen zich binnen en dus met behoud
        van het Belgische staatsbestel moesten ontplooien en hun
        meerderheidspositie benutten. (…)” (p. 85)
“(…) In het Belgische politieke landschap van het
        interbellum en de vroege naoorlogse periode was Tony Herbert een
        erg merkwaardig personage. Hij maakte immers een enorme omslag
        in zijn politieke denken en handelen op Vlaams-Belgisch vlak,
        van het ene naar het andere uiteinde van het
        politiek-communautaire spectrum. Hij begon zijn politieke
        'loopbaan' in radicaal Vlaams-nationalistische kring en
        profileerde zich als een flamingantisch volksnationalist. Vanaf
        eind jaren 1920, begin jaren 1930 huldigde hij daarnaast, onder
        invloed van Joris van Severen en het Verdinaso (waarvan hij
        nooit lid werd), Groot-Nederlandse opvattingen. Het was onder
        invloed van diezelfde Van Severen en zijn nieuwe marsrichting
        dat Herbert een omslag begon te maken in zijn denken. Ca.
        halfweg de jaren 1930 evolueerde hij tot de opvatting dat niet
        de vernietiging van de Belgische staat diende nagestreefd, maar
        de verovering van de macht binnen het staatsbestel. Hij
        participeerde in de Vlaamse en rechtse concentratie die zich
        midden jaren 1930 voltrok en ruilde zijn radicale,
        anti-Belgische Vlaamsgezindheid in voor een strijdvaardig maar
        gematigder flamingantisme. Daarin schoot hij verder door en
        evolueerde hij in de tweede helft van de jaren 1930 en onder de
        bezetting tot een royalist en belgicist. Tezelfdertijd bleven
        andere politieke opvattingen zijn hele leven vrij stabiel tot
        ongewijzigd. Zo getuigde Herbert onafgebroken van een erg
        autoritaire gezindte. Al in de vroege jaren 1920 liet hij zich
        misprijzend uit over politieke partijen en haar
        vertegenwoordigers in het parlement. Door zijn koerswijziging in
        Vlaams-Belgische verhoudingen bleef zijn autoritaire opvatting
        gestand. Vanaf de tweede helft van de jaren 1930 pleitte hij
        voor een sterk staatsgezag, onder leiding van de koning. In de
        brochure getiteld Demain
        toonde hij zich onomwonden voorstander van een quasi-absoluut
        gezag voor de koning. Toen er zich na de oorlog een democratisch
        réveil voordeed en zijn autoritaire ideeën niet werden opgenomen
        in het CVP-partijprogramma, kon Herbert niet anders dan de
        parlementaire democratie aanvaarden.” (p. 109) 
Karel van Nieuwenhuyse, Van Vlaams-nationalist naar Belgicist 
_________________
Bron: Tony
              Herbert (1902-1959). Een veelzijdig leven. Referaten
            van het colloquium te Kortrijk op 22 november
            2013.Verhandelingen De Leiegouw, 2015.
Op het programma:
De vzw Kapelaan Verschaeve organiseert op zaterdag 8 juli 2017
        een colloquium. onder de titel 'De hete zomer van 1917’.
        Naar aanleiding van de honderdste verjaardag van de Open
          Brief aan koning Albert I is het de bedoeling om de
        positie en de invloed van Verschaeve te herdefiniëren op basis
        van recente onderzoeken en publicaties.
10.30 uur Ontvangst met koffíe in het gemeentehuis
        Alveringem 'Hof van Wyckhuize'
11.15 tot 12.15 uur: Bezoek aan de kapelanij Verschaeve
12.30 tot 14.00 uur: Lunchmogelijkheid
14.30 uur: Colloquium 'De hele zomer van 1917' (zie
        programma hieronder) in het OC De Kwelle, St,-Rijkersstraat 20.
        Alveringem
17.00 uur: Afsluitend: receptie
Programma
          colloquium:
Inleiding door Romain
          Vanlandschoot
Referaat 1: 'De politieke
          situatie, de regering en Verschaeve' door Dr. Vincent Scheltiens,
        Centrum voor Politieke Geschiedenis, Universiteit Antwerpen
Referaat 2: 'Het militaire
          apparaat en de Vlaamse Beweging' door Dr. Luc Vandeweyer,
        historicus gespecialiseerd in de Vlaamse Beweging en Eerste
        Wereldoorlog
Referaat 3: 'De brief aan
          kardinaal Mercier' door Romain Vanlandschoot, Historicus van de Vlaamse
        Beweging
Referaat 4: 'De brief aan
          paus Benedictus XV' door Prof. Dr. em. Frans-Jos Verdoodt
        
Algemene besluiten van het colloquium door Rik Van Cauwelaert.
        journalist
Inschrijving via
          antwoordstrook vóór 20 juni aan vzw Kapelaan Verschaeve,
        p. a, O.L. Vrouwstraat 11, 8500 Diksmuide of via mail aan:
        koen.bultinck@skynet.be.
Dhr. / Mevr. ………………………………………..neemt deel aan het
        Colloquium met perso(o)(n)(en.
Straat + nr.:……………………………………………….. Plaats + postcode………………
□ Neemt deel aan het colloquium én de lunch aan 20
        Euro/persoon 
□ Neemt enkel deel aan het colloquium aan 5 Euro/persoon
□ Komt met de trein en wenst vervoer van Station Koksijde
        tot Alveringem
Graag bevestigen via overschrijving vóór 20 juni naar BE82
        4766 1017 6168 van vzw Kapelaan Verschaeve - 0.L.Vrouwstraat 11,
        8600 Diksmuide
Handtekening deelnemer 
In deze rubriek
          verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties
          waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden.
          We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder
          daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers,
          met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek
          'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages
          toe te sturen.
Over de oudoom van Sophie de
              Schaepdryver
“ (…) Voor hij – Karel de Schaepdryver - de frontlinie
        overstak, was hij al bijzonder actief in de top van de
        Frontbeweging. Hij zou – samen met Joris van Severen – de Open
          Brief aan den koning der Belgen, Albert I – geredigeerd
        hebben. Die brief vonden op 11 juli 1917 ‘talrijke soldaten bij
        hun ontwaken op hun bed of aan de ingang van het
        “kantonnement”.’ De brief was – aldus Lode Wils – opgesteld door
        ‘de Vlaamse ontwikkelden’ (…)”
_________
Bron: Karl Drabbe, http://www.doorbraak.be/nl/nieuws/waar-ons-heer-toch-zijn-goei-eten-steekt
        
Niet 1945 maar de
          spooktreinen staan model
“(…) Eén van de meest prominente gedeporteerden was Joris
        van Severen, leider van de fascistische maar pro-Belgische
        beweging Dinaso, die pas een reeks toespraken had gehouden om
        het moreel van het Belgisch leger op te peppen, en daarvoor door
        het Hof was geprezen. Hij kwam in Abbeville terecht waar een
        groep dronken Franse soldaten besloten had wraak te nemen op die
        ‘verraders’. Toen Van Severen hen tot kalmte wilde aanmanen,
        werd hij neergeschoten (samen met twintig anderen). (…)”
__________
Bron: http://de-bron.org/content/niet-1945-maar-de-spooktreinen-staan-model
        (n.a.v. de discussies rond de ‘noodtoestand’ inzake
        terreurmaatregels.
Albert Pelckmans
              (1910-1994): méér dan boeken verkopen
“(…) Al van in zijn Turnhoutse jeugd en tijdens zijn
        studiejaren in het Klein Seminarie van Hoogstraten is de jonge
        Kempenaar bezeten van boeken. Dat hij bovendien een bewonderaar
        is van Joris van Severen en doordoor levenslang
        Groot-Nederlander, overtuigt hem misschien ook om als volontair
        in een ‘Hollandse’ zaak te gaan werken. (…)”
________________
Bron: Roets-kalender 2016. N.v.d.r.: ‘De
        Nederlandsche Boekhandel’ heet ondertussen Uitgeverij Pelckmans,
        waarvan Alberts kleinzoon Thom Pelckmans de leiding heeft en
        door wiens bemiddeling we Die
          vervloekte oorlog, het oorlogsdagboek van Joris van
        Severen hebben kunnen publiceren.
Luc Beyer omtrent Joris van
              Severen
“(…) Beyer s’immergea aussi dans le
        Verdinaso de Joris van Severen, au départ acquis à l’Ordre
        nouveau et au flamingantisme mais qui aurait combattu
        l’Allemagne nazie en mai 1940 s’il n’avait été exécuté à
        Abbeville. (…)“
________________
Bron: uit de
        recensie van Chrtistian Laporte van: Luc Beyer,
        Ils avaient leurs raisons
          14-18 & 40-45. La collaboration en Flandre, op: 
http://www.lalibre.be/actu/belgique/regard-decale-sur-l-engagement-des-collabos-flamands-57d9833b35704459bc0e0453
Omtrent predikant F.G. Willekens
“Een andere predikant die de HGS [Hervormde Gereformeerde
        Staatspartij, waarvan Lingbeek de voorman was] steunde en in het
        hoofdbestuur zat, was de Friese predikant Franciscus Cornelis
        Willekes (1876-1940). Het laatst van zijn leven stond hij te
        Spijk (Groningen) waar hij ook met emeritaat (1939) ging. [...]
        Willekens was geabonneerd op Hier Dinaso!, het blad
        van het Verdinaso, de Belgische zusterpartij van de NSB.”
_______________
Bron: Henk Tyssen, Om het behoud van
          protestants Nederland. Biografie van C.A. Lingbeek, dominee en
          politicus”, Utrecht, Kok, 2016, pp 183-184. Nvdr: Op die
        laatste kwalificatie valt uiteraard wel wat af te dingen!
PM: In het boek NSB-predikant. Ds. Mr.
          L.C.W. Ekering (1889-1964) en zijn keuze voor het
          nationaalsocialisme, Uitg. Aspekt, Soesterberg, 2016)
        vinden we nog een predikant met een abonnement op Hier Dinaso!, namelijk
        Ds. J.F. Roth (1891-1976), zwager van Ekering en predikant in
        Zoetermeer.
Joris van Severen in de Roetskalender
              van het Davidsfonds
Joris van Severen in Roetskalender Davisfonds Deze (54e)
        week schenkt de befaamde Roetskalender van het Davidsfonds
        aandacht aan de figuur van Joris van Severen. Aandacht voor een
        controversieel figuur in de Belgische geschiedenis én de
        geschiedenis van het Vlaams-nationalisme, is dezer dagen
        opmerkelijk te noemen. Ik wens het Davidsfonds hiervoor te
        bedanken. Opmerkelijker is nog dat het hier gaat over een
        objectieve, interessante persoonsbeschrijving. Het is net die
        objectiviteit die in onze krampachtig politiek-correcte
        tijdsgeest een extreme zeldzaamheid is geworden. Joris van
        Severen was immers dermate eigenwijs, wispelturig en
        controversieel dat hij in geen enkel "bedje" paste Dat Joris van
        Severen geen hokjesdenker was, fnuikte zijn geesteskind, het
        VERDINASO, en daarmee ook zijn politieke loopbaan. Met zijn
        Nieuwe Marsrichting zwoer hij immers het anti-Belgicisme en het
        anti-royalisme af, waardoor hij zo goed als alle geledingen van
        het Vlaams Nationalisme de gordijnen injoeg. Die Nieuwe
        Marsrichting zorgde er echter wel voor dat hij aanvaardbaar werd
        voor fanatieke Establishment-Belgicisten, zoals Pierre Nothomb.
        Helaas voor hem was dit niet voldoende om van één van de vele
        zwarte lijsten van de Staatsveiligheid geschrapt te worden. Het
        was uiteraard daardoor dat ook hij op één van de zogenaamde
        Spooktreinen naar "La Douce France" belandde. Daar ging het er
        helaas niet zo douce aan toe, en Van Severen werd samen met 20
        medereigers om het leven gebracht door Franse militairen (het
        beruchte bloedbad van Abbeville). Van Severen werd gedood door
        een nekschot. Het spreekwoord "Wie zijn kop boven het maaiveld
        uitsteekt is hem kwijt" was daarmee nooit zo toepasselijk. Dat
        België burgers de dood injoeg, haar eigen grote democratische
        principes even "vergat", was en is de pijnlijke waarheid.
        Excuses hiervoor bleven verbazend lang uit. Het is een magere
        troost, maar de hypocrisie van het Belgische politieke
        establishment is dus verre van nieuw. Het is een vals gezicht
        dat we al decennialang met onze collectieve geschiedenis
        meezeulen.
______________
Bron: Pieter De
        Spiegeleer, Heldergem-Haaltert, in De Beiaard. Weekblad van
          Zuid-Oost-Vlaanderen, 10 november 2016.
Dernier Carré
“(…) Mais l’histoire glorieuse de notre pays
        ne peut plus s’enseigner. Des visionnaires tels Joris van
        Severen et Léon Degrelle furent sans doute les derniers à
        vouloir rendre à nos provinces le destin historique qui leur
        appartient de droit. Les pensée-petit de la société de
        consommation en péril ont su le leur faire payer! En livrant
        d’abord aux fusils de la soldatesque d’Abbeville le chantre du
        Dietsland rassemblant dans leur nation originelle tous les Thios
        de langue germanique et romane. (…)”
________________
Bron: Dernier Carrré – Hertog Jan
          van Brabant, nr. 92, p. 3, december 2016.
Onwetendheid of kwade wil?
“(…) Andere collaborerende boegbeelden uit het sterk
        versplinterde rechtse nationalistische spectrum waren Joris van
        Severen (1894-1940, advocaat, in 1940 door Franse agenten
        neergeschoten in Abbeville van [het] Dinaso (Verbond van Dietse
          Nationaal-Solidaristen, met de Dietse Militanten Orde
        als paramilitaire tak) (…)”
___________________
Bron: Aldus valt te lezen
        in de Cronijcke, het
        mededelingenblad van de Oudheidkundige Kring van het Land van
        Dendermonde, 33e jg., januari-februari 2017, pp. 5-6, in een
        bijdrage van ene Aimé Stroobants, onder de titel ‘Lokale
        straatnamen’. Het zal wel moeilijk zijn nog méér onzin over
        Joris van Severen in één zin te verzinnen: Joris van Severen:
        ‘advocaat’, ‘collaborerend boegbeeld’, door ‘agenten’
        neergeschoten’, ‘Dietse’ (i.p.v. Dinaso Militanten Orde…)