> nieuwsbrief > 2015 - nr 4
Inhoud
      
      
      
      
      
      
      
      
      
      
Hernieuwen ledenbijdrage voor 2016
Er resten
        nog een handvol exemplaren van het Jaarboek Joris van Severen
          19 (2015). Wie alsnog naliet zijn bijdrage t.b.v. 29 € te
        vereffenen kan dit dus alsnog op rekening BE71 0001 7058 1469
        t.n.v. Studiecentrum Joris van Severen, Paddevijverstraat 2,
        8900 Ieper. Aansluitend op de betaling krijgt u dan het jaarboek
        toegestuurd.
          Jaarboek Joris van Severen 19
              (2015)
De
        bijdrage ‘Verdinaso en
              Collaboratie’ van de hand van Luc
          Delafortrie in het Jaarboek Joris van Severen 2015 (pp.
        147-164) is niet onopgemerkt gebleven. Oorzaak daarvan is mede
        de bijwijlen denigrerende toonzetting ten aanzien van Jules
        Declercq en vooral Emiel Thiers.
Lutgard
        en Hilde Thiers, dochters van Emiel, bezorgden ons hun
        herinneringen uit die cruciale dagen van januari 1941 die
        resulteerden in het uiteenvallen van het Verdinaso. Ze waren
        toen respectievelijk 15 en 16 jaar oud en hielden beide
        dagboekaantekeningen bij over het drukke reilen en zeilen van de
        vele bezoekers ten huize Thiers. Uit hun aantekeningen blijkt
        hoe zij de toenmalige gebeurtenissen ervoeren en
        interpreteerden. 
Ingeleid
        door de jaarboekredactie zullen we in het  Jaarboek Joris van Severen 2016
        hun overwegingen brengen bij de bijdrage van Luc Delafortrie,
        gevolgd en gestaafd door hun dagboeknotities.
Rechtzetting Fotobiografie Joris van
              Severen
De
        beide tekeningen bovenaan pagina 120 werden ten onrechte
        toegeschreven aan Karel Demuynck. Ze zijn evenwel van de hand
        van de in 1983 overleden kunstenaar en glazenier Leo
        Vingerhoets, zoals Sophie Gyselinck van het ADVN terecht
        aantoonde.
Lutgard
de
          Bois (Berchem
        2 januari 1932 – Wuustwezel 25 augustus 2015) weduwe van Renaat
        Mertens en moeder van zeven kinderen. Lutgard was destijds lid
        van het Klein Dinaso, waarvan ze meende het jongste lid geweest
        te zijn.
De Nieuwe Marsrichting, Belgisch loyalisme of Vlaams realisme?
Uilenspiegel
Voor
        vele Vlaams-nationalisten was en is de afkondiging van de Nieuwe
        Marsrichting door Joris van Severen een teken van verraad aan de
        Vlaamse zaak. Kopstukken als Wies Moens bedankten als gevolg van
        de Nieuwe Marsrichting voor het Verbond van Dietse
        Nationaalsolidaristen, de strijdformatie van Joris van Severen,
        en het was een dankbaar middel voor het concurrerende Vlaams
        Nationaal Verbond van Staf de Clercq om de Dinaso’s af te
        schilderen als een Belgische wolf in Vlaamse schaapskleren.
        Aangezien er nogal wat misverstanden bestaan over de oorsprong
        en de betekenis van de Nieuwe Marsrichting wil ik in dit artikel
        hier nader op ingaan.
Het Verdinaso als breekijzer voor
              Vlaanderen
Joris
        van Severen stichtte eind 1931 het Verbond van Dietse
        Nationaalsolidaristen om met een nieuwe formatie een eind te
        maken aan eeuwigdurende discussies, die de Vlaamse beweging
        dreigden te verlammen. Zo waren er de discussies over de
        verenigbaarheid van liberalisme – socialisme - Katholicisme in
        de Vlaams-nationale strijd en de zin of onzin van de
        parlementaire strijd in het door Vlaams-nationalisten verfoeide
        België. Het Verdinaso maakte in zekere zin een einde aan de
        discussie door zich te profileren als een onversneden
        conservatieve Katholieke formatie die afzag van deelname aan
        verkiezingen en onverminderd streefde naar Groot-Nederland.
Het
        Verdinaso moest de strijdbaarheid in de Vlaamse Beweging terug
        brengen, die volgens velen was ingezakt door het vreedzame
        karakter van de massamanifestaties zoals de IJzerbedevaart, waar
        tienduizenden samen kwamen maar waar de daadkracht niet verder
        reikte dan woorden. Het Verdinaso wist zich gesteund door
        Vlaamse kopstukken zoals de priester-dichter Cyriel Verschaeve,
        die in de militie van het Verdinaso de soldaten zag die nodig
        waren voor de vrijmaking van Vlaanderen. In de beginjaren van
        het Verdinaso waren de speculaties op een gewelddadige
        staatsgreep nooit ver weg. Zo was er het populaire scenario om
        tijdens een Waalse massastaking, wanneer de Belgische politie en
        het leger in het zuiden nodig waren, de macht te grijpen in
        Vlaanderen.
De
        populariteit van een subversief aandoende beweging als het
        Verdinaso baarde de Belgische staat grote zorgen. Het duurde
        niet lang voordat er allerlei repressieve maatregelen kwamen,
        zoals politiemaatregelen om Dinaso’s het vergaderen te
        bemoeilijken en zelfs wetten om delen van het Verdinaso te
        amputeren. Zo werd het Verbond van Nationale Arbeidssyndicaten
        (NAS), de ‘vakbond’ onder de vleugels van het Verdinaso, het
        werk onmogelijk gemaakt en moest deze worden opgedoekt en in
        1934 kwam de wet op de uniformdracht en de milities, die de
        doodsteek dreigde te brengen aan de Dinaso militie. Joris van
        Severen zelf kreeg ook een proces aan zijn broek via een
        Brusselse advocaat, waardoor de repressie langs alle kanten werd
        gevoeld.
Groot-Nederlandse
              en historische inzichten
Vanaf
        zijn optreden in het Parlement in 1929 alwaar hij ‘België barst’
        zou hebben geroepen – [een onterechte bewering overigens (nvdr)]
        - tot aan de afkondiging van de nieuwe marsrichting is er een
        interessante evolutie in het denken van Joris van Severen. Hij
        evolueerde eerst van parlementair Vlaams-nationalist tot
        autoritair Groot- Nederlander. Hij besefte namelijk ter dege dat
        Vlaanderen nooit onafhankelijk zou worden door parlementaire
        interventie. Bovendien zou een onafhankelijk Vlaanderen niet
        gevrijwaard zijn van geopolitieke machtsspelletjes.
        Groot-Nederland was niet alleen taalkundig en cultureel
        gerechtvaardigd, maar ook geopolitiek noodzakelijk om geen
        speelbal te worden van de grootmachten - het nationalisme van de
        kleine naties dient namelijk al snel het imperialisme van de
        grote naties.
Het
        Verdinaso was vanaf het begin een compromisloze
        Groot-Nederlandse vereniging, die streefde naar een Nieuwe Orde
        op basis van Katholieke beginselen voor zowel Noord als Zuid.
        Het was zeker geen exclusieve Vlaamse beweging en had afdelingen
        in alle grote steden in Nederland. De strijd die het Verdinaso
        voerde was dus geen exclusief Vlaamse strijd. Alle
        koerswijzigingen werden zodoende ingegeven vanuit het streven
        naar een groter verband dan Vlaanderen, aangezien Vlaanderen is
        ingebed in het Nederlands taalgebied en zodoende een groter
        gemenebest. De a-historiciteit van het Groot-Nederlandse
        discours werd begin jaren ‘30 al opgemerkt door de Nederlandse
        professor F. C. Gerretson. Tijdens zijn bezoek aan het Groene
        Huis - het Dinaso-tehuis in Gent - merkte de Nederlandse edelman
        Groeninx van Zoelen ook al op dat Groot-Nederland niet
        historisch was, de XVII Provinciën daarentegen wel. Dat
        betekende echter de incorporatie van niet-Nederlandstaligen,
        zoals de Friezen, de Luxemburgers en de Walen. Is er echter een
        grote natie in de geschiedenis geweest die geen minderheden
        binnen haar grenzen had?
De koerswijziging verklaard
Het
        streven naar Groot-Nederland bracht Joris van Severen van het
        cultureel-taalkundig discours naar het staatkundig-geopolitiek
        discours. Het Vlaams-nationalisme was (en is) feitelijk geen
        staats-vormende kracht maar een culturele beweging aangezien het
        beperkt bleef bij taaleisen en binnen de grenzen van België
        beperkt was. De staatkunde stelde echter heel andere eisen aan
        het bedrijven van politiek dan het afdwingen van taalwetten.
Ten
        eerste had men rekening te houden met de bestaande constellatie
        van staten. Elke staat zal optreden tegen militante
        separatistische bewegingen, ook de Belgische. Gezien het
        geweldsmonopolie van de staat is het vrijwel onmogelijk om in
        vredestijd de strijd te winnen van de staat. Het Verdinaso mocht
        dan de politie wel eens de baas zijn, maar tegen het leger kon
        het zeker niet op. Daarom moest Joris van Severen zijn beweging
        bijsturen of anders ondergaan.
Ten
        tweede moest men rekening houden met het imperialisme van de
        groten. Reeds tijdens de Eerste Wereldoorlog had menige
        Vlaams-nationalist zich voor het karretje laten spannen van de
        Duitse expansiedrift. Joris van Severen besefte dat het
        uiteenvallen van België nooit zal gebeuren zonder de instemming
        van de grootmachten en louter de grootmachten in de kaart zou
        spelen, niet Vlaanderen. Onafhankelijkheid, onverduitst en
        onverfranst – dat was het streven van Van Severen.
Ten
        derde had het Verdinaso nood aan een nieuw toekomstbeeld dat een
        positief contrast moest vormen met het toenmalige België en
        historisch gerechtvaardigd was. België had het stigma van
        slagveld van Europa en dreigde midden jaren 30 wederom het
        toneel te worden van een nieuwe wereldbrand. De verenigde
        Nederlanden (België, Nederland en Luxemburg) konden een machtig
        economisch en militair blok vormen om de economische crisis en
        de dreigende oorlog te weerstaan. Daarbij werd er gespiegeld de
        bloeitijd van de Nederlanden in de vorm van de XVII Provinciën
        aan het begin van de 16e eeuw.
De meesterzet in de Belgische politiek
Vanaf
        1934 zou het Verdinaso niet streven naar de ontbinding van de
        Belgische staat maar de verovering ervan. Niet omwille de
        Belgische staat, maar omwille van het grotere geheel van de
        Nederlanden. De Belgische ziekte is haar kleinheid en als
        Vlaanderen streeft naar onafhankelijkheid is zij feitelijk in
        hetzelfde bedje ziek, dat was de heersende gedachte binnen het
        Verdinaso. België moest niet barsten maar opgaan in het groter
        geheel van de Nederlanden, geheel in lijn met de historische
        restauratie van de XVII Provinciën in de vorm van een Benelux avant la lettre, zoals
        het Verdinaso dat voorstond.
Als
        het Verdinaso streefde naar het veroveren van België om het op
        te laten gaan in de Nederlanden, dan betekende dat in de jaren
        ‘30 dat het streefde om het overwegend Franstalige België op te
        laten gaan in een overwegend Nederlandssprekend staatsverband.
        Dit was een brutale maar meesterlijke zet – als de Franstaligen
        hiermee niet akkoord wilden gaan, moesten zij zich maar
        afscheiden, dan zouden zij
        de scheurmakers zijn, zei Joris van Severen. Hiermee liep hij
        vooruit op een ontwikkeling die zich pas decennia later zou
        voltrekken, namelijk de Vlaamse dominantie binnen België in
        demografisch en economisch opzicht. Hij slaagde er bovendien in
        om Franstaligen te winnen voor het doel van de hereniging van de
        Nederlanden.
Van
        Severen haakte ook in op de heersende tijdgeest van ontspanning
        en zelfs toenadering tussen Nederland en België. De dreigende
        opkomst van Hitler-Duitsland en de economische crisis bracht de
        landen nader tot elkaar, wat leidde tot staatsbezoeken van de
        vorsten over en weer. Bovendien werd het beeld van de XVII
        Provinciën door steeds meer historici gewaardeerd, waardoor
        professor Leon van der Essen uit Leuven, maar ook door
        Noord-Nederlandse historici zoals Pieter Geyl en A.A. van
        Schelven die feitelijk Groot-Nederlanders waren. Van Severen
        voelde de tijdgeest blijkbaar feilloos aan en oogstte daarmee
        succes voor zijn beweging en het Verdinaso maakte een nieuwe
        bloeitijd door.
Besluit
Het
        Verdinaso was een militante beweging die op omstreeks 1934 de
        volle repressie van de Belgische staat tegen zich kreeg,
        waardoor de beweging dreigde te bezwijken. Bovendien maakte
        Joris van Severen zelf een rijping door in het inzicht over de
        bewerkstelliging van de hereniging van de Nederlanden.
        Partijpolitiek en taalkwesties waren wezenlijk vreemd aan zijn
        staatkundige doelstelling van de hereniging van de Nederlanden.
        Hij slaagde er in de ontbinding van zijn beweging af te wenden
        en tegelijkertijd een succesvolle nieuwe tactiek te ontwikkelen
        om zijn doelstelling te bereiken. Ondanks het gebruik van
        Belgische symbolen is het einddoel altijd duidelijk gebleven en
        zijn de banden met het Verdinaso in Nederland niet verbroken.
Er
        was zeker geen sprake van blind Belgisch loyalisme, maar van een
        tactiek die België ondergeschikt trachtte te maken aan het
        hogere doel van de hereniging van de Nederlanden. Het beeld van
        de XVII Provinciën werd daarbij gebruikt om het Belgisch
        nationalisme te herleiden tot wat België was, namelijk de
        Zuidelijke Nederlanden. Door te wijzen op de historische eenheid
        van Noord en Zuid opende Joris van Severen niet alleen de ogen
        van veel Vlamingen, maar evenzeer van menige Waal die beseften
        dat de toekomst van België niet lag in splitsing, maar juist in
        een herstel van de eenheid met het Noorden. Deze eenheid kon (en
        kan) de positie van beide landen dusdanig versterken dat zij
        economisch en diplomatiek gewicht in de schaal kunnen leggen.
Daar
        waar Van Severen de Nederlandstalige dominantie binnen België
        reeds voor de oorlog opeiste omwille van een hoger doel,
        namelijk de Nederlanden, zou de naoorlogse Vlaams-nationale
        partijpolitiek deze dominantie verkwanselen door de
        federalisering van België en de daarbij horende stemverhoudingen
        tussen Walen en Vlamingen. Van Severen is altijd trouw gebleven
        aan zijn doelstelling om de Nederlandse taal en cultuur te
        verdedigen door te streven naar het groter verband dat deze kon
        waarborgen, terwijl de naoorlogse Vlaams-nationale
        partijpolitiek Vlaanderen daarentegen verder inbedde in het
        Belgisch bestel door de federalisering van het staatsbestel. In
        dit licht gaf Van Severen een grotere blijk van Vlaams realisme
        dan de (naoorlogse) Vlaams-nationale partijen.
__________________
Bron:
        tijdschrift Branding van
        het NSV, onder een pseudoniem van Ruud Bruijns, zowat 10 jaar
        geleden. 
      
Picard
Wie
        is wereldwijd de beroemdste Waal? Het zijn zeker niet Jules
        Destrée of André Renard, de iconen van het wallingantisme.
        Misschien is het Adolphe Sax, de uitvinder van de saxofoon. Al
        zijn er weinig musici die het verband leggen tussen het
        muziekinstrument en de naam van zijn ontwerper. Daarom is
        wellicht Georges Lemaître (1894-1966) de beroemdste Waal. De man
        staat bekend als de vader van de oerknal of de Big Bang-theorie
        volgens de welke het heelal vanuit één vertrekpunt (de oerknal)
        is ontstaan en sindsdien miljarden jaren aan het uitdijen is.
        Lemaître was afkomstig van Charleroi en was tegelijk priester,
        astrofysicus en wiskundige. Hij wordt algemeen beschouwd als één
        van de grondleggers van de kosmologie. Over Lemaître is nu een
        nieuwe biografie verschenen (Vincent Engel, Le prêtre et le Big Bang,
        JC Lattès, 220 blz, 17 euro). Daarin gaat de auteur onder andere
        dieper in op de contacten met gerenommeerde geleerden zoals
        Alfred Einstein. Met de beroemde vader van de
        relativiteitstheorie ging de Waalse wetenschapper vaak in
        discussie. Einstein ging uit van een eeuwig en statisch
        universum, hetgeen Lemaître verwierp. Het boek gaat ook dieper
        in op de manier waarom een priester als Lemaître zijn geloof met
        zijn wetenschappelijke inzichten kon verzoenen. Volgens Vincent
        Engel was dat geen enkel probleem: “Het feit dat hij priester én
        wetenschapper was, was eerder een probleem voor de anderen, niet
        voor hem. Hij vond het allemaal vanzelfsprekend. Want, in de
        ogen van Lemaître zorgt religie voor heil en redding en kan het
        bestaan van God niet worden bewezen. Wetenschappelijke inzichten
        kunnen wel worden bewezen. Het ene sluit het andere niet uit.
        Religie en wetenschap waren twee wegen naar de waarheid.” Maar
        de biograaf gaat er toch van uit dat het joods-christelijke
        lineaire denken (en niet het cyclische heidendom met zijn
        eeuwige terugkeer) hem heeft beïnvloed: namelijk een begin van
        het heelal dat dan naar een soort van verbetering of voltooiing
        evolueert. Al is Lemaître dus altijd voorzichtig geweest om de
        link te leggen tussen geloof en wetenschap. Ook wanneer paus
        Pius XII geprobeerd heeft om in de oerknal het bewijs van het
        gelijk van de Bijbel te bewijzen.
Minder
        bekend maar wel relevant is dat Lemaître tijdens WO I veelvuldig
        contact heeft gehad met Joris van Severen (1894-1940), de latere
        leider van het Verdinaso. Beiden bevonden zich toen aan het
        IJzerfront. Lemaître was toen nog een ingenieursstudent.
        Weliswaar diepgelovig maar diens vader vond het nog te vroeg
        voor een priesteropleiding. Van Severen en Lemaître ontmoetten
        elkaar voor het eerst op 3 augustus 1916. Joris van Severen
        schrijft over Lemaître het volgende: “sterk geordende en klaar
        werkende geest. Geen artiest. We kunnen geen vrienden worden.”
        Maar hun diep katholiek geloof en bewondering voor de Franse
        journalist en schrijver Léon Bloy (1946-1917) bracht hen dichter
        bij elkaar. Bloy was één van de voorlopers van katholieke
        bekeringsgolf onder Franse intellectuelen sinds het laatste
        kwart van de 19e eeuw.
Uit
        de oorlogsdagboeken van Van Severen blijkt Lemaître al in 1916
        bezig was met de wetenschappelijke verklaring van het
        scheppingsverhaal. Voor de Waal was licht de essentie en
        grondstof van de materie. En niet toevallig had het boek Genesis het vaak over
        licht en duisternis. Van Severen hierover: “Hij zal de hele
        wetenschap om-verkeren en een krachtig-heerlijke kosmogonie
        opbouwen van eenvoudige diepe katholieke waarde. Mijn
        katholicisme verruimt zich ongehoord vandaag en versterkt zich
        en vat mijn hele menselijkheid weer aan. (…) Vandaag heb ik de
        weerlichten van het genie met eigen ogen aanschouwd. Die jongen
        is een prachtmens en een prachtchristen.” Van Severen en
        Lemaître onderhielden tijdens de oorlog veel contacten en
        correspondeerden ook. Er waren ook meningsverschillen. Lemaître
        stond wantrouwig tegenover Van Severens revolutionaire inborst.
        De latere priester zag in anarchie en chaos het werk van de
        duivel. Ook na de oorlog onderhielden beide figuren sporadisch
        contact al namen die snel gestaag af om definitief te
        verdwijnen. Historici (o.a. Daniël Vanacker in een bijdrage voor
        het Jaarboek Joris van
          Severen 2001), nemen aan dat beide jongemannen elkaar toch
        sterk beïnvloed hebben, zeker in de ontwikkeling van een sterk
        geloof.
______________
Bron: ’t Pallieterke, 8 mei 2013.
Van Hugo Claus naar Joris van Severen
Henri-Floris Jespers
Van Hugo Claus naar
        Joris van Severen, de stap is voor mij gauw gezet. In De Verwondering
        (1962), het absolute proza-meesterwerk van Claus, spookt de
        schaduw van de leider van het Verdinaso, de “Imperiale
        Staatsman”, die ook expliciet ter sprake komt in Het verdriet
        van België
        (1983). Hij staat ook centraal in de roman De verraders
        (1962) van Piet van Aken (nog zo'n slachtoffer van de
        collectieve literaire amnesie...) 
De voornamelijk Latijns
        georiënteerde Van Severen was achtereenvolgens flamingant,
        bewonderaar van de Russische revolutie, Vlaams-nationalist en
        belgicist, niet in de huidige betekenis van aanhanger van de
        unitaire staat, maar als “groot-belgicist”, ideoloog van het
        staatkundige herstel der Nederlanden als erfopvolger van het
        Middenrijk of de Bourgondische Kreits. 
In de loop der jaren heb
        ik uit historische belangstelling en dorst naar primaire bronnen
        een stevige verzameling Van Severiana opgebouwd, van het
        tijdschrift Ter
            Waarheid tot militante brochures van het
        Verdinaso en zijn naoorlogse nasleep. 
Van Severen was een
        fascinerende persoonlijkheid, dat blijkt voldoende uit de
        talrijke geschriften die aan hem en zijn elitaire beweging
        gewijd werden (o.m. door Rachel Baes, Arthur de Bruyne, Luc
        Delafortrie, Hendrik Elias, Romain Vanlandschoot, Piet
        Tommissen, A. W. Willemsen, Lode Wils – uit het geheugen, dat is
        nu eenmaal de huisregel bij deze “notities”). 
Congo-specialist Jef van
        Bilsen, adviseur van Patrice Lumumba en later commissaris van de
        Koning voor Ontwikkelingssamenwerking, was een van de Dinaso's
        die na de moord op Van Severen voor het verzet kozen, net als de
        industrieel Franz van Dorpe, terwijl Jef François of Pol le Roy
        zich resoluut en met volle overtuiging in de collaboratie
        engageerden. Over Van Severen heb ik gesprekken gehad met baron
        Pierre Nothomb (vader van...), die destijds (begin de jaren
        zestig) nog senator was en geregeld een hartsvriendin in
        Antwerpen bezocht; met de surrealistische dichter en collagist
        E. L. T. Mesens (“le flamingant de Londres”); uiteraard met de
        dichter en criticus Pol le Roy, die leidinggevende functies
        bekleedde in het Verdinaso en na de dood van de Leider de
        Groot-Germaanse toer opging; en met mijn dierbare vriend
        taaltuinier Maarten van Nierop, directeur van de
        Standaard-Uitgeverij, die veel voor mij betekend heeft. 
Niet te verwonderen dus
        dat ik altijd met belangstelling kennis neem van de Nieuwsbrief Joris van
            Severen. In de jongste aflevering (tweede
        trimester 2003) wordt Mededelingen
        nr. 203 (januari 2013) geciteerd. 
Naast de
        driemaandelijkse nieuwsbrief publiceert het Studiecentrum Joris
        van Severen vzw een jaarboek, waar CDR-medewerker Hendrik
        Carette, (een even onvoorwaardelijke als onkritische)
        bewonderaar van Joris van Severen, geregeld aan meewerkt. 
__________________
http://mededelingen.over-blog.com/article-henri-floris-jespers-losse-notities-xiv-116700116.html 
Van Severen herdenken en her-denken
Lode Claes
In
        de onlangs verschenen Memoires van Bertrand de Jouvenel, Un voyageur dans le Siecle;
          1903-1945, heeft deze Franse politieke auteur en
        journalist, naast herinneringen aan een aantal Belgische
        politici van tussen de twee wereldoorlogen, zoals Hendrik de
        Man, Paul-Henri Spaak en Paul van Zeeland, ook twee korte
        gesprekken weergegeven met Joris van Severen, die hij de ”Chef
        des Dinaso fascistes flamands" noemt.
Op
        zijn vraag: “Gij kunt uw militanten niet betalen en toch
        verlangt ge een volledige gehoorzaamheid. Hoe trekt gij ze dan
        aan?” kreeg hij het antwoord: “Ze komen bij mij omdat zij weten
        dat er met mij niets te winnen valt." Treffend vond De Jouvenel
        ook de verklaring van Van Severen dat hij “de hitlerianen
        verafschuwde". Dat was een nationalistisch antwoord, zo noteert
        hij: “Hitler had inderdaad het voornemen het Vlaamse land te
        annexeren, waarvan Van Severen zich de voorvechter achtte." Hij
        voegt eraan toe, zoals men van een oppervlakkig veelschrijver,
        die hij ook was, kon verwachten: “Ik weet niet wat Van Severen
        tijdens de oorlog gedaan heeft, en wat er van hem geworden is."
Op
        19 mei 1940 ging Van Severen, door de Belgische overheid
        aangehouden (een absurde vergissing, zoals reeds uit dit citaat
        blijkt), te Abbeville de dood door de hand van zijn Franse
        bewakers op zijn eigen besliste en moedige wijze tegemoet. De
        jaarlijkse bijeenkomst van zijn aanhangers in deze stad is
        allicht de enige plechtigheid van die aard waaraan het aantal
        deelnemers, in plaats van te slinken - al was het alleen maar
        door overlijdens - van jaar tot jaar toeneemt. Nochtans is op de
        stille en ternauwernood georganiseerde bijeenkomst iedere
        politieke inslag afwezig. 
Zijn
        pakkende dood en de grote loyauteit die Van Severen zijn
        aanhangers inspireerde, verklaren niet alles. Evenmin is het
        veertig jaar later eenvoudig, uit zijn optreden een politieke
        boodschap af te leiden. De weinige aanhangers op wie hij zijn
        stempel drukte, bevinden zich,. binnen zowel als buiten de
        politiek, op de meest diverse en contradictorische plaatsen.
        Inbegrepen de Franstaligen onder hen, want het was een niet
        geringe politieke prestatie voor een “Vlaams" politicus, al
        staat dit tussen aanhalingstekens, om voor dit Diets programma
        een kwalitatief belangrijke Franstalige aanhang te verwerven.
Wie
        over het politiek verschijnsel wil nadenken, moet het van de
        stijl van de tijd ontdoen, van de politieke en literaire modes
        waarvoor Van Severen zeer gevoelig was, van de verbale
        overdrijvingen ook, waarmee zijn posities werden overtrokken of
        overbeklemtoond, van de soms onthutsende wijzigingen in zijn
        “Marsrichtingen", die tot gevolg hadden dat het Dinaso, dat zich
        naar buiten zo gesloten voorgaf, op het .ogenblik van zijn dood
        allicht in een diepe crisis verkeerde.
Reeds
        de twee citaten van De Jouvenel stellen de vraag welke de
        politieke lijn van de bij zijn dood slechts 46-jarige tijdens de
        oorlog en daarna zou geweest zijn. Toch komt men er steeds meer
        toe te pogen zijn opvattingen te actualiseren, of indien men
        wil, te vertalen in hedendaagse termen. 
Ziehier
        mijn poging in vijf korte punten:
1.
        In de positie van Vlaanderen in het land, gaat het zoals in alle
        politiek in de eerste plaats over macht, en niet bij voorbeeld
        over “culturele zelfvorming" of over wettelijke taalbescherming.
2.
        Vermits macht wordt uitgeoefend door agerende minderheden, in
        een democratisch bestel overigens niet minder dan in een ander,
        komt het op de vorming van een nieuwe Vlaamse elite aan, die de
        Vlaamse meerderheid in een politieke leiding zal omzetten.
3.
        Of dit lukt hangt grotendeels af van het bereiken van een
        gunstige verhouding tot de traditionele elite, onder meer door
        karakter, stijl en vormbeheersing, en door het voorstellen van
        een groot perspectief.
4.
        Dit perspectief, dat het werkelijke perspectief van de Vlaamse
        Beweging is, is niet het verwerven van een min of meer grote
        autonomie van een “minderheid" of “nationaliteit” in België, en
        dus ook niet het doorvoeren van een min of meer vergaande
        scheiding, maar wel de politieke hereniging van de drie landen
        die uit de potentiële maar mislukte natievorming van de
        zestiende eeuw zijn overgebleven: Nederland, België en
        Luxemburg. In België loopt de weg daarheen over België en niet
        tegen België. 
5.
        Het herstel van deze Nederlandse - of Dietse - historische
        persoonlijkheid is niet te scheiden van de handhaving van andere
        traditionele en publieke waarden, en, in een tijd van 'politiek
        verval, in de eerste plaats van de “orde". Het is echter wel te
        scheiden van de verdediging van gevestigde belangen en
        machtsverhoudingen, in de eerste plaats sociaaleconomische.
Indien
        deze vertaling getrouw is, blijft de vraag of de inhoud relevant
        is. Anders kan men zich de toenemende kracht van deze
        non-conformistische traditie niet voorstellen die ook
        symptomatisch is voor een crisis in de andere, conventionele
        traditie, nl. die van de Vlaamse Beweging in het algemeen. Het
        Diets nationaal solidarisme nam daar tegenover een wisselende
        maar steeds periferische, zo niet een dissidente en ketterse
        positie in.
Indien
        de traditionele Vlaamse Beweging is vastgelopen en beland is in
        sloppen, zo niet terechtgekomen is in valkuilen, komt het
        Dinaso-alternatief misschien steeds meer voor als juister,
        beter, rijper, volwassener en soevereiner.
__________________
Bron:
        ‘Vrije Tribune’, in De
          Standaard, 16 mei 1981.
Naklank colloquium
                Joris van Severen 2014
Joris van Severen, fasciste mais pas pro-nazi….
Christian
            Laporte
Depuis le démarrage du gouvernement Michel, on n'en
        finit pas de "revisiter" notre histoire politique… La tenue d'un
        colloque sur Joris van Severen dans une commune à
        bourgmestre N-VA a remis sous les projecteurs le sulfureux
        leader du Verdinaso, le Verbond der Dietse
        Nationaalsolidaristen. Sans la moindre hésitation, celui-ci peut
        être qualifié de fasciste. Par son idéologie, son organisation,
        ses relais avec l'Ordre nouveau… Mais il ne faut pas s'emmêler
        les pinceaux: favorable à la reconstitution des anciens Etats
        bourguignons avec les Pays-Bas, la Belgique, le Luxembourg et
        une partie de la France, son mouvement d'abord flamingant devint
        de plus en plus belgicain. Le Prof Bruno de Wever y a consacré
        une notice dans le Dictionnaire
          de la Seconde Guerre mondiale en Belgique piloté par José
        Gotovitch et Paul Aron. "Il a soutenu la politique de neutralité
        de la Belgique, et en mai 1940, il était clairement royaliste",
        y explique le chercheur gantois. Le serait-il resté ou aurait-il
        collaboré avec les nazis? On ne le saura jamais car Van Severen fut
        une des 21 victimes de l'armée française qui exécuta
        sommairement le 20 mai 40 à Abbeville des Belges suspectés
        d'appartenir à la "5e colonne".
Emiel Thiers et les responsables Verdinaso
        respectèrent les options de leur leader. Pour Bruno de Wever,
        "le Verdinaso pouvait vivre dans l'illusion qu'il jouerait un
        rôle important dans un mouvement de collaboration autour de
        Léopold III." Mais ils s'en détourna car le Roi campa sur sa
        neutralité. Une aile révolutionnaire dissidente espérait être
        adoubée par les nazis, mais l'occupant soutint le VNV et la
        "DeVlag"; reste que les plus "durs" ont rejoint les SS. Le
        Centre d'études qui perpétue le souvenir de Van Severen
        réfute toute volonté pro-nazie de sa part. En 14-18, il défendit
        loyalement la Belgique mais son soutien aux soldats flamands le
        fit écarter du front. Si Van Severen
        soutint le Frontpartij puis l'Ordre nouveau, le Studiecentrum
        précise que "juste avant mai 40, il avait demandé à ses troupes
        de combattre l'occupant quel qu'il soit. Ce qu'il aurait fait."
        Peut-être…
___________________
Bron: La Libre Belgique 24
        oktober 2014
In
          deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente
          publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso
          vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen
          woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We
          verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties
          die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van
          de betreffende passages toe te sturen.
Denkend
              aan Joris van Severen?
‘Als de kiezer ons die mogelijkheid
        biedt, dan komt de PS in België niet meer aan de macht op het
        hoogste niveau. Als we Vlaanderen niet krijgen, dan nemen we
        België.’ Met die opmerkelijke woorden vat kamerlid Peter de
        Roover op deze elfde juli de communautaire strategie van de N-VA
        samen. 
___________________
Bron: De Standaard, 11 juli
        2015.
Twee
              maten en twee gewichten
“(…) Wanneer
        een NVA-burgemeester een wetenschappelijk colloquium over de
        historische figuur Joris van Severen – die niet collaboreerde,
        de kant van de koning koos en zelfs goede banden had met
        vooraanstaande toppolitici in België – inleidt, huilt de
        linkerzijde alsof doe burgemeester een misdadiger is. (…)”
__________________
Bron: ’t
          Pallieterke, 10 december 2014, p. 5.
Louis
              Camu en Joris van Severen
“(…) De ideeën
        van Harlou sluiten nauw aan bij de tijdgeest van het
        interbellum. Ook Louis Camu ontsnapte daar niet aan. De
        koninklijk commissaris droeg weliswaar een liberale stempel,
        maar hield er in de jaren dertig een vrij autoritair wereldbeeld
        op na. Hij sympathiseerde met Joris van Severen en diens
        Verdinaso, tevens behoorde hij tijdens de bezetting tot een
        denktank die weinig democratische ideeën huldigde, namelijk het
        studiecentrum voor de hervorming van de Staat oftewel het
        Centrum Lippens. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat Camu
        de ambtenaar a.h.w. concipieerde als een burgersoldaat in dienst
        van de Natie. (…)”
____________
Bron: Patrick Humblet, hoogleraar UGent, in
        ‘Collectieve arbeidsovereenkomsten in de publieke sector’, in: Tijdschrift voor Sociaal
          Recht, nr. 1-2, 2015, pp. 326-327. In de noten daarbij
        verwijst de auteur naar gegevens omtrent Camu ontleend aan het
        archief van het Studiecentrum Joris van Severen, o.a. over
        Camu’s geheim lidmaatschap van het Verdinaso.
De
              katholieke kerk in Nederland
“(…) Mussolini
        en na 1936 generaal Franco genoten in katholiek Nederland veel
        sympathie. De Portugees Salazar en de Oostenrijkse ‘kleine
        Exzellenz’ Dolfuss werden zelfs al voorbeeldige uitvoerders van
        de sociale encycliek Quadragessimo
          Anno gezien. Menigeen draaide het zelfs om, en zag in de
        encycliek steun voor de daar beoogde corporatieve
        maatschappijopbouw. (…) Daar sloot op het katholieke erf, een
        tweede (semi-)fascistische beweging op aan. Verdinaso, voluit
        Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen, was een
        Vlaams-Nederlandse beweging met Groot-Nederlandse
        doelstellingen, en voor de rest een antidemocratisch program. 
De
        bisschoppelijke afstandsname bepaalde dat Verdinaso weinig echte leden had.
        Maar een groot aantal personen had veel sympathie voor de
        verkondigde ideeën, ook in klerikale kringen. Van slechts één
        gebleven medebroeder staat vast dat hij met de idealen van het
        Verdinaso sympathiseerde. (…) Herman Hagen is in ieder geval
        niet met een ‘consilium abuendi’ uitgewezen. Blijkbaar was
        Verdinaso-sympathie op
          zich binnen bepaalde grenzen blijvend, bij Hermans
        intreden (1935) en professie geen reden tot afwijzing geweest.
___________________
Bron: J.A. Kok, OFM, Acht eeuwen Minderbroeders
          in Nederland. Een oriëntatie, Uitg. Verloren, Hilversum,
        2012, pp. 468-469).
Gevaert
              en de Dinaso’s
“(…)
        In het najaar van 1937 begint Nand te werken voor de firma
        Gevaert in Oude God. Het jonge koppel gaat in de buurt wonen en
        dat bevalt Louise zeer. Ze ontmoet er een buurvrouw die haar
        boezemvriendin wordt. Maar Nand heeft het moeilijk met de
        bedrijfscultuur bij Gevaert. Hij heeft er vooral te maken met
        leden van het Verdinaso, een andere sterk
        nationalistische beweging die echter een totaal andere richting
        uitgaat dan het VNV. (…)
Waarschijnlijk
        hebben spanningen met deze Verdinasocollega's
        en de naderende oorlogsdreiging, Louise en Nand doen besluiten
        naar West-Vlaanderen terug te keren. In februari 1940 doet Nand
        een vergelijkend examen bij de Dienst Wederopbouw en als hij
        daarin slaagt, dient hij zijn ontslag in bij Gevaert.“ (p.15)
_______________
Bron:
        Berghaeghe
        Charlotte, De vlucht van
          de witte ballonnen. Opgroeien met oorlogtrauma's,,
        Uitgeverij Pelckmans, Kalmthout, 2013. 
Chesterton
            
“In het
        decennium na de Eerste Wereldoorlog genoot [Gilbert Keith]
        Chesterton groot aanzien bij de katholieke intellectuelen in de
        Lage Landen. Net als de Lierse kunstschilder Isidoor Opsomer
        hadden velen als oorlogsvluchtelingen of als soldaten-met-verlof
        in Groot-Brittannië kennis gemaakt met de sfeer en de grote
        actuele namen uit de Engelse artistieke wereld en journalistiek.
        Adjudant Joris van Severen, bijvoorbeeld, de Vlaamse rebel die
        zo Frans georiënteerd was, bracht Chesterton mee uit Londen en
        las hem aan het front bij Diksmuide. Hij was zelf op dat
        ogenblik gelovig noch ongelovig, maar hij vond ‘ongelooflijk
        meer gedachte in een halve bladzijde’ van de Engelsman dan in de
        hele Immoraliste van
        Andre Gide (…).”
_________ 
Bron: Gaston Durnez, De lach van Chesterton: portret van een geestige
          penne-ridder, Lannoo,
Tielt,
        p. 226-227.
Plus
              jamais cela!
In Renaissance Europeènne
        ( nr. 101, 4e trimester 2014, pp. 8-9) vertelt Georges Hupin het
        verhaal na over Maria Ceuterick, als gepubliceerd in onze Nieuwsbrief Joris van
          Severen (nr. 3/2014, pp. 10-13) De auteur besteedt
        daarbij uiteraard ook de nodige aandacht aan het lot van Joris
        van Severen en Jan Ryckoort. Het is goed dat dit aspect van ‘het
        bloedbad van Abbeville’ ook Franstalige lezers onder ogen komt!
”Dans
        les années 1930, en Belgique, Joris van
            Severen fonda un parti, le Verdinaso, dont l’idéologie était dite
        “national-solidariste”. Il s’agissait d’un parti nationaliste
            flamand,
        autoritaire et militariste rejetant le marxisme et le capitalisme international. Il était
        relativement proche, idéologiquement, du NSDAP ou du Parti fasciste
            italien.
        Malgré le qualificatif de “solidariste”, le mouvement était très
        éloigné de la doctrine de Léon Bourgeois même s’il était parfois
        qualifié de “version fascisante du
          solidarisme.”
_______________
Bron:http://fr.wikipedia.org/wiki/Solidarisme#Le_solidarisme_d.27extr.C3.AAme_droite
Verdinaso-landdagen
              te Male
“(…)
        Discipline was er, aan weerskanten. Dus geen kwaad woord over
        St.-Lodewijks – (het Brugse college, nvdr) - zelfs niet over de
        tucht die er zogenaamd moest heersen met de kwalijke gevolgen
        van verklikking bijv., te lang om te melden. Ik ben bijvoorbeeld
        twee maal gaan luisteren naar Joris van Severen tijdens zijn
        Landdag van het Verdinaso in Male. 's Anderendaags wist men al
        in het college dat de leider van de KSA naar die andere hoek was
        gaan piepen. Achteraf beschouwd was dit maar goed ook: ik kreeg
        te horen, het is het een of het ander en ik heb dan mijn keus
        gemaakt, gelukkig.(…)”
_______________
Bron: Fernand Bonneure in Vlaanderen, jg. 57,
        2013