> nieuwsbrief > JAAR - nr NR
Inhoud
      
    
Hernieuwen
              ledenbijdrage voor 2015
Enkele leden van 2014 – het jaar van de grote
        Fotobiografie over Joris van Severen en zijn beweging – lieten
        tot nog toe na hun bijdrage voor 2015 te vernieuwen. Ondertussen
        verscheen al ons Jaarboek 2015 (waarover verder in deze Nieuwsbrief meer. De
        bijdrage voor het lopend jaar (inclusief
            jaarboek en Nieuwsbrief)
        beloopt 29 €. We rekenen alsnog op hun bijdrage voor 2015.
Facebookprofiel
            
Dank zij de goede zorgen van onze ondervoorzitter Ruud
        Bruijns, beschikt het Studiecentrum Joris van Severen – naast de
        website www.jorisvanseveren.org
        – thans ook over een Facebookprofiel. Mocht je op dat medium
        actief zijn, laat niet na je vrienden te wijzen op onze
        aanwezigheid daar en ons een bezoek te brengen, teneinde op de
        hoogte te blijven van onze activiteiten. Hieronder de ‘link’:
https://www.facebook.com/studiecentrumjorisvanseveren
Herdenkingen
              2015
Verderop in deze Nieuwsbrief leest u het
        ‘gesproken woord’ naar aanleiding van de herdenkingsmomenten,
        respectievelijk te Brugge en te Abbeville.
In dit nummer vanzelfsprekend ook een blik op de
        inhoud van ons 19e Jaarboek Joris van Severen, dat
        medio de meimaand verschijnt.
      
      
Ten geleide bij het 19e Jaarboek Joris van Severen
Maurits
          Cailliau

Ons 6e colloquium zal de
        aanwezigen nog lang heugen – niet het minst omwille van de
        laag-bij-de-grondse persheisa errond – waar bij notabene met
        geen woord werd gerept over de inhoudelijke draagwijdte van het
        colloquium, maar des temeer aan platvloerse partijpolitieke
        stemmingmakerij gedaan werd. Koenraad Degroote, de Wakkense
        burgemeester en onze gastheer, wist dit onwaardig gedoe
        overigens even passend als flegmatiek te pareren.
Van een aanmerkelijk
        hoger niveau getuigden ook de gedachten-wisselingen n.a.v. de
        referaten, waarbij het o.m. ging over de vraag in hoeverre het
        Verdinaso een “fascistische” beweging was, zoals Tom Cobbaert ze
        genoemd had in zijn referaat. Een term die Van Severen nooit in
        de mond genomen had om zijn beweging te karakteriseren, stelde
        Luc Pauwels. Van Severen had overigens een klare lijn getrokken
        toen hij de grens aldus verwoorde: “Fascisme: primauteit van de
        Staat; Nationaalsocialisme: primauteit van het ras;
        Nationaalsolidarisme: primauteit van de persoon.” Een wereld van
        verschil!
Laten we overigens niet
        vergeten dat het fascisme in de jaren van het interbellum weinig
        te maken had met het hedendaagse container-begrip met die naam.
        Toen was het – met zijn corporatistische alternatieven - veeleer
        een algemeen aanvaarde politieke optie naast andere, bij het
        zoeken naar een “derde weg” tegen de uitwassen van een
        ongebreideld liberalisme en de ontsporingen van het marxisme. 
In dit 19e jaarboek
        komen we uitgebreid terug op het colloquium: naast de inleiding
        van Vik Eggermont brengen we de integrale referaatteksten van
        Luc Pauwels over Joris
          van Severen in het brede Europees perspectief, en van Tom
        Cobbaert over Diets en
          Europees? Een onderzoek naar de Europese gedachte bij het
          Verdinaso.
Het laatste kwartaal van
        1920 van het Dagboek
          Joris van Severen bleef nog ongepubliceerd. We brengen
        het in dit jaarboek en leren daaruit hoe sensibel de auteur
        voelde en handelde en met welke problemen en struikelstenen hij,
        zowel als gevoelsmens als in zijn rol als medespeler in de
        Vlaamse Beweging, te maken kreeg. 1920 is trouwens het jaar
        waarin hij eindelijk een lang gekoesterde droom kon
        verwezenlijken: de uitgave van zijn tijdschrift Ter Waarheid.
In zijn bijdrage Een lastig
          verkiezingsjaar. Joris van Severen 1925, brengt Romain
        Vanlandschoot een volgend luik van zijn verfijnde biografie.
        Daarbij heeft hij, naast de electorale bekommernissen van die
        dagen, ook volop aandacht voor de geestelijke evolutie die Joris
        van Severen doormaakte. Volgens de auteur – en wie zal hem
        tegenspreken? – is dat jaar beslissend geweest in Van Severens
        omslag, waarbij hij zijn geloof in de parlementaire democratie
        verloor en definitief koos voor een autoritair maatschappelijk
        concept.
Luc Delafortrie,
        stammend uit een Daensistisch geslacht, heeft in het Verdinaso
        een belangrijke rol gespeeld. In Verdinaso en Collaboratie –
          mijn aandeel schetst hij de gebeurtenissen van die
        ‘wondere zomer van ’40’, toen zijn beweging, onthoofd door de
        moord op haar leider, ontredderd achterbleef en door de Duitse
        bezetter in een hoek gedreven werd die niet de hare was. Heel
        even heeft hij dan – tegen de SS in – de kant van de
        VNV-Eenheidsbeweging gekozen. Maar al vlug bleek die keuze hem
        al even nefast. Zijn ontslagbrief aldaar – Luc Delafortrie versus het
          VNV - vormt een tijdsdocument op zich.
Van Antoon van Severen,
        de auteur van de tweeledige studie Joris van Severen. Het
          verhaal van een leven, brengen we het merkwaardige essay Joris van Severen en de
          Vlaamse Beweging. Dat Van Severen een onmiskenbare rol
        gespeeld heeft in die beweging staat buiten kijf. Evenzeer ook
        dat hij haar definitief achter zich liet en haar op tal van
        vlakken oversteeg.
Deze
        jaarboekaflevering sluit traditiegetrouw af met een gedicht, dit
        keer van de hand van de dichteres Annie Tanghe.
________________
N.a.v.
        Jaarboek Joris van
          Severen, deel 19 (2015), 208 pp, ill., ISBN 9789076057170.
        Ledenprijs 29 €; na verschijnen 35 € verzending inbegrepen.

De kunstvolle tekening van Daniel Foucart
Nieuw kunstwerk over Joris van Severen
Joris
        van Severen heeft al veel kunstenaars geboeid, getuige de vele
        tekeningen, lino’s, schilderijen en beeldhouwwerken, vaak van
        meesters in hun vak, die we van hem kennen.

Daniel
          Foucart, zelfportret (1988)
De
        begaafde tekenaar en illustrator Daniel Foucart sluit voorlopig
        deze lange rij. Hij tekende naar foto de afbeelding hiernaast
        van Joris van Severen.
Een
        gesigneerde reproductie op kwaliteitspapier, ingelijst in een
        natuurhouten lijst met gouden bies, passe-partout en plexiglas
        van deze tekening, biedt hij aan in twee formaten:
      
      
2.     
          Op formaat A3 (formaat kader 50 x 38 cm) voor de prijs
        van 99 € (btw 21% inbegrepen)
Vanzelfsprekend
        kunt u ook rechtstreeks bestellen op zijn adres: Fair Prospect
        bvba, Postbus 33, B. 9830 Sint-Martens-Latem, tel. 32 475 62 69
        81, e-post: info@foucart.biz.
        Via dit adres kunt u overigens ook zijn catalogus opvragen met
        koppen van o.m. Stijn Streuvels, Käthe Kollwitz, Priester Daens,
        stads- en natuurzichten en vele andere onderwerpen meer.
      
      
Scriptieprijs Studiecentrum Joris van Severen
Het
        Studiecentrum Joris van Severen is een vereniging die de studie
        naar de persoon en de ideeën van Joris van Severen (1894-1940)
        wenst te bevorderen. In de loop van de afgelopen decennia is
        daartoe een archief aangelegd rond Joris van Severen en zijn
        bewogen politieke loopbaan, in het bijzonder het Verbond van
        Dietse Nationaalsolidaristen (Verdinaso). Dit archief is in 2000
        overgedragen aan de universiteitsbibliotheek van de Katholieke
        Universiteit Leuven en werd aldaar ondertussen grotendeels
        geïnventariseerd door dr. Bart Coppein. Het doel van de
        archiefoverdracht was om de wetenschappelijke studie over Joris
        van Severen en het Verdinaso te stimuleren. Het Studiecentrum
        wil deze studie actief gaan bevorderen door het instellen van
        een scriptieprijs voor studenten, waar een geldbedrag van 400 €
        aan is verbonden. Graag zouden we iedereen willen vragen om deze
        scriptieprijs onder de aandacht te brengen van studenten en van
        de bij u bekende professoren. Het Joris van Severen-archief aan
        de KU Leuven is nog grotendeels onontgonnen en een
        wetenschappelijke biografie ontbreekt vooralsnog. Er is met
        andere woorden sprake van historisch onontgonnen terrein en ook
        ideologisch roept de persoonlijkheid van Joris van Severen nog
        steeds veel vragen op rond zijn politieke ontwikkeling. Ook is
        er nog nauwelijks iets bekend over de samenstelling van zijn
        aanhang. Op basis van minimaal twee inzendingen zal een
        commissie binnen het Studiecentrum de prijs al dan niet
        toekennen aan een scriptie die handelt over de persoon Joris van
        Severen, het Verdinaso of één van de naoorlogse Nachfolge-bewegingen.
        De scriptie hoeft niet noodzakelijk een eindscriptie te zijn,
        maar dient minstens tien A4-pagina’s omvatten. Het Studiecentrum
        Joris van Severen zal de uitreiking van deze scriptieprijs
        gepast omkaderen en de auteur de gelegenheid bieden om de
        scriptie te publiceren in het jaarboek van het Studiecentrum. De
        auteur zal een exemplaar van het jaarboek en tien nadrukken
        ontvangen. Mocht u nog vragen of opmerkingen hebben, aarzel dan
        niet om contact met ons op te nemen. 
Voor
        de beoordelingscommissie, Drs. R.A.B. Bruijns p/a Secretariaat
        Studiecentrum Joris van Severen Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper.
Archief van de Nederlandse ambassade in België over het Verdinaso
Ruud
          Bruijns, Lelystad
Voor
        het 14e jaarboek (2010) schreef ik een stuk over de pogingen van
        het Verdinaso-Nederland om vlak voor de Tweede Wereldoorlog de
        Benelux-gedachte onder de aandacht te brengen in leidende
        kringen in Nederland, in het bijzonder de regering. Ik putte
        daarvoor uit het Verdinaso-archief van het NIOD te Amsterdam. 
Vanuit
        Wetenschappelijke
          tijdingen (Wt) werd mij bij monde van prof. dr. em. Lode
        Wils de mantel uitgeveegd: “Zoals de haan dacht dat hij de zon
        deed opgaan.”1 Destijds heb ik niet gereageerd op
        deze kinderachtige opmerking, die meer zegt over Wils dan over
        mijn stuk.
Mijn
        aandacht gaat meer uit naar archieven die open worden gesteld
        voor het grote publiek, zoals het archief van het Nederlandse
        ambassade in België, dat vanaf 1 januari 2015 werd opengesteld.
        In de inventaris van de ambassade vond ik namelijk een dossier
        over het Verdinaso,2 dat bij raadpleging ervan een
        schat aan informatie bevatte.
In dit
        korte stuk wil ik ingaan op de inhoud van het voornoemde
        dossier, dat een bijzonder licht laat schijnen op de wijze hoe
        er vanuit Nederlandse officiële kringen naar het Verdinaso werd
        gekeken, maar ook hoe de sfeer in België eind jaren 1930
        veranderde ten gunste van het Verdinaso.
Het
        dossier over het Verdinaso begint in 1933 en bevat veel
        artikelen uit diverse media over het Verdinaso, waaronder ook Hier Dinaso!, waarin er
        onderstrepingen werden gemaakt en opmerkingen werden geplaatst.
        Het eerste krantenbericht dat in het oog springt is dat van de
        Antwerpse Franstalige Katholieke krant La Métropole van 9
        november 1936. Het handelt over de Verdinaso-meeting in de
        hippodroom van Antwerpen, waarbij Emile Thiers en Paul Persyn
        het woord voerden. Daarbij werd de volgende passage dik aangestreept:
Er
        volgt daarop een hele stapel aan krantenknipsels uit Franstalige
        en Nederlandstalige Belgische media over het Verdinaso; meer dan
        tevoren werd verzameld. Uit de veelvuldige onderstreepte
        knipsels uit Hier Dinaso!
        valt af te leiden dat dit weekblad zorgvuldig werd gelezen op de
        Nederlandse ambassade. Deze groeiende interesse viel samen met
        de komst van een nieuwe ambassadeur vanaf 4 januari 1938, te
        weten B.P. baron van Harinxma thoe Slooten. 
De laatstgenoemde was nauwelijks in Brussel aangekomen
        of er viel een persoonlijke uitnodiging op zijn mat voor de
        gala-avond van het Verdinaso in Brussel op 8 januari, waarop de
        film van de 6e landdag zou worden vertoond. We vonden deze
        uitnodiging terug in het Verdinaso-dossier, evenals de beleefde
        dankzegging. Dit was zeker niet uit desinteresse, want het
        verslag van de gala-avond uit Hier Dinaso!4 vonden we ook terug in
        het Verdinaso-dossier. Daarin werd de aanwezigheid van
        prominente adel in rood aangemerkt.
Het
        meest belangwekkende documenten in de collectie zijn de brieven
        van de Nederlandse ambassadeur te Brussel, de hierboven genoemde
      baron van Harinxma thoe Slooten,
        aan de Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken, J.A.N.
        Patijn. Patijn was de voorganger geweest van Harinxma thoe
        Slooten en behoefde daardoor niet veel inleiding op het
        Dinaso-dossier. Hier volgt de volledige tekst van de inhoud van
        de eerste brief d.d. 24 augustus 1938:
Daags
        na de Verdinaso-landdag van 1938 volgde er opnieuw een brief van
        de ambassadeur naar de bovengenoemde minister. In dit schrijven
        d.d. 19 september 1938 werd de positieve omschrijving van het
        Verdinaso in de Katholieke pers naar aanleiding van deze landdag
        voor het voetlicht gebracht. We citeren de volgende inhoud:
“Met verwijzing naar mijn
            schrijven van 24 Augustus j.l., No. 3357/1649 [de hierboven
            geciteerde brief, RB], heb ik de eer Uwer Excellentie
            hiernevens aan te bieden een hoofdartikel uit “De Courant”
            (Katholieke Vlaamsche Volkspartij) van 16 dezer, waarin een
            zeer welwillende beoordeling wordt gegeven van de
            Dina-so-beweging naar aanleiding van de verklaringen van den
            leider Joris van Severen op den jongsten partijdag dezer
            beweging.
De opvattingen van deze
            oorspronkelijk extremistische partij, die sinds de door Van
            Severen voorgeschreven z.g. “nieuwe marschorde” zich niet
            meer tegen het voortbestaan van der Belgischen Staat richt,
            blijken meer en meer die van de Katholieke Vlaansche
            Volkspartij te benaderen. Met name in het streven naar een
            defen-sief militair verbond met Nederland en de verwerping
            van den federalistischen staatsvorm komen beide Vlaamsche
            denkrichtingen met elkander overeen. Het verschilpunt
            schijnt thans nog vooral te liggen in het al dan niet
            aanvaarden van het parlementaire stelsel en vooral van het
            huidige partijensysteem, hoewel Van Severen toch nog
            voorstander schijnt te zijn van een volksvertegenwoordiging
            met de bevoegdheid de Rijksbegrooting te stemmen.”6
        
In het
        bijgesloten krantenartikel uit de De Courant blijkt in
        hoeverre de Katholieke partij in België het standpunt van het
        Verdinaso bijtrad. We citeren hier het commentaar onder het
        kopje ‘het dietsch
          imperium ..’ van het voorpagina-artikel getiteld ‘Het verdinaso en wij’:
“De gefedereerde unie van
            België, Nederland en Luxemburg, waarin de onvervreemdbare
            rechten der huizen van Saksen-Coburg en Oranje-Nassau zouden
            gewaarborgd zijn, is de alles-bezielende droom der Dinaso’s.
            Wij behooren niet tot diegenen die dit denkbeeld misprijzend
            als “utopie” doorverwen[sen] en wij zien niet in hoe hierin
            een kloof met het Verdinaso moet gezocht worden, want
            niemand onder ons zal loochenen dat dit verbond ons de
            maximale kansen en mogelijkheden zou bieden om aan de
            drukking van Duitschland of Frankrijk en de eeuwige veete
            tusschen die naburen te ontsnappen.
Indien dergelijke actie
            gevoerd wordt met strikte loyauteit tegenover de
            souvereiniteit der betrokken staten en tegenover de
            belanghebbende vorstenhuizen, met een realiteitszin en een
            takt die de mentaliteit en de tegenstrijdige belangen der
            onderscheiden volksgroepen weet te vatten en te verzoenen,
            zonder dat daardoor de strijd om de nooden van elken dag
            wordt vertraagd, dan heeft niemand het recht ons verlangen
            en onze betrachting naar een Dietsch Imperium misprijzend te
            bejegenen!”7 
Het is
        goed om te bedenken dat we hier niet te maken hebben met een
        flirt vanuit een oppositiepartij, maar een prominent commentaar
        vanuit de spreekbuis van een volwaardige regeringspartij. Op dat
        ogenblik zat de Katholieke partij namelijk in de regering Spaak
        I. We zien hier ook dat de Katholieken het Verdinaso volgden in het streven
        naar een Benelux-unie.
Bovendien
        werd juist in deze periode vanuit het Verdinaso begonnen om op
        basis van de hierboven in De
          Courant geformuleerde parameters - ‘met strikte loyauteit’
        en ‘met realiteitszin en takt’ - begonnen met de actie voor de
        mantelorganisatie Vereniging
          België-Nederland-Luxemburg, zoals omschreven in mijn
          jaarboekbijdrage van 2010. Dit dossier vormt in dit
          perspectief een mooie inkijk over hoe er vanuit officiële
          kringen voorafgaand daaraan werd gekeken naar het wezen en het
          streven van het Verdinaso.
Samenvattend
        kan men op basis van de inhoud van het Verdinaso-dossier van de
        Nederlandse ambassade in België stellen dat er vanuit
        Nederlandse diplomatieke kringen aanvankelijk bedenkingen waren
        bij de aard en het streven van de Dinaso-beweging, maar dat
        vanaf midden jaren 1930 deze beweging met toenemende aandacht en
        interesse werd gevolgd. Het Dinaso-streven naar een nauwere band
        tussen Nederland en België werd op waarde geschat.
Tevens
        valt uit het dossier af te leiden dat de toenemende acceptatie
        van het Dinaso-streven naar een Benelux-unie vanuit Katholieke
        kring ook in Nederland werd opgemerkt en bijdroeg aan de
        waardering van het Verdinaso aldaar. Vooral het voornoemde
        voorpagina-artikel in De
          Courant vormt een onmisbaar puzzelstukje in de proloog
        naar de verkapte Dinaso-actie voor de Benelux vanaf de herfst
        van 1938. Het versterkt mijn stelling, dat het Verdinaso
        inspirerend werkte en leidend was in het streven naar de
        Benelux-unie. 
Noten 
1 Wetenschappelijke
            tijdingen (Wt) Nr. 4, 2010,
          pagina 370.
2 Nationaal
            Archief (NA), Den Haag,
          Gezantschap België (en Luxemburg), nummer toegang 2.05.43,
          inventarisnummer 906: Dinaso (1933-1939).
3 L’Ordre
            thiois, juin 1936.
4 Hier
            Dinaso! 14 Januari 1938.
5 NA, Gezantschap België, inv. nr. 906: brief van
          Nederlandse Ambassadeur in België aan Nederlandse Minister van
          Buitenlandse Zaken dd. 24 Augustus 1938 (briefkenmerk
          3357/1649).
6 Idem: brief van
          Nederlandse Ambassadeur in België aan Nederlandse Minister van
          Buitenlandse Zaken dd. 19 September 1938 (briefkenmerk
          3674/1792).
7 De Courant, 16 September 1938.
In de
        editie nr. 70 van de Oorlogskranten komen
        zowel het Verdinaso als het VNV aan bod in bijdragen van de hand
        van Bruno Yaminne. Opvallend is de onderscheiden ‘teneur’ van
        beide stukken, waarbij het Verdinaso veeleer positief aan bod
        komt. In Het laatste Nieuws (9/10
        mei 2015) werd zijdelings ook aandacht besteedt aan het
        Verdinaso, waarbij Frieda Joris uitgebreid aandacht besteedt aan
        het lot van de slachtoffers van het ‘bloedbad van Abbeville’,
        aan de hand van de lotgevallen van Gaby Warris, destijds, als
        achttienjarige, de jongste van de gevangenen in de kiosk.
zaterdag 23 mei &
                ZONDAG 24 MEI 2015
JAARMIS TE BRUGGE & GROET AAN HET GRAF TE ABBEVILLE
Homilie Herdenkingsmis
                Joris van Severen te Brugge
E.H.
            Roeland Vansteenkiste
“Ze werden allen vervuld van de
        heilige Geest en zij begonnen te spreken in vreemde talen…” Zo
        verhaalt Lucas in de Handelingen van de apostelen over het
        wonder van Pinksteren. Als we het hebben over een vreemde taal
        denken we aan een taal die niet de onze is. 
Veronderstel dat hier iemand in
        deze kapel zit die nog nooit met het geloof in aanraking is
        gekomen. Ik denk dat hij zal zeggen: er wordt hier een vreemde
        taal gesproken. Wie niet gelooft, wie het contact met het geloof
        kwijt is geraakt, verstaat niet de helft van wat hier gezegd
        wordt.
In ons geval komt er nog een
        taal van een gans andere orde bij. Wie hier vandaag aanwezig zou
        zijn, zonder de minste vermoedens waarom en voor wie wij hier
        piëteitsvol samenzijn, zou zeker en vast niets begrijpen van wat
        hier gezegd wordt.
Wie kent Joris van Severen nog?
        Wie weet waarvoor hij geleefd en geijverd heeft? Wie weet nog
        wat hem bezield heeft? Wie kent die zwarte bladzijde uit de
        geschiedenis van dit land, moreel en in geweten nog altijd
        verantwoordelijk voor de laffe doodslag op Joris Van Severen,
        Jan Ryckoort en hun lotgenoten te Abbeville.
In de laatst verschenen Nieuwsbrief van het
        Studiecentrum Joris van Severen vernemen we dat de smaakmakers
        van de Abdij van Zevenkerken in dat bedje zwaar ziek zijn. Luc
        Seynaeve, voorzitter van de Stichting Joris van Severen,
        getuigt: ”Ik ben versteld het gebrek aan historische kennis én
        het geheel van maatschappelijke vooroordelen te moeten
        vaststellen ten aanzien van de figuur van Joris van Severen.”
Wat we hier, geïnspireerd door
        de boodschap van Jezus Christus, verkondigen mag gehoord worden.
        Dit geldt evenzeer voor de reden van ons aanwezig zijn ter
        nagedachtenis van de man en zijn idealen die wij in ons hart
        bewaren. Wat hier over Joris van Severen wordt gezegd, mag
        gehoord worden. 
Ik keer terug naar het verhaal
        in Handelingen: “ze werden allen vervuld van de heilige Geest en
        zij begonnen te spreken in vreemde talen”, Lucas vervolgt,
        “naargelang de Geest hun te vertolken gaf”…
Het gaat om een taal die Gods
        Geest hen te vertolken geeft…
Een taal die zich onderscheidt
        van alle andere talen. 
De taal van Gods Geest is de
        taal van de goedheid.
De taal van Gods Geest is de
        taal van de vreugde.
De taal van Gods Geest is de
        taal van de vrede.
De taal van Gods Geest is de
        taal van het milde erbarmen.
Het is de taal van het geduld,
        van de vergeving, van de verzoening altijd weer. Kortom, de taal
        van Gods Geest is de taal van de liefde, niets meer, niets
        minder. 
Niemand maakt mij wijs dat
        Joris van Severen en zijn medestanders daar oog noch oor naar
        hadden. Het Verdinaso kenmerkte zich door hoogstaande idealen:
        het herstel van de Nederlanden, een machtig Gemenebest, een
        Prinsenvolk, onaantastbaar aan zijn grenzen, kloek en tuchtvol
        aaneengesloten binnen zijn grenzen.
Wij herdenken Joris van
        Severen, een man naar Gods hart omwille van zijn geloof in zijn grootse
        idealen. Wij herdenken Joris van Severen, een man naar Gods hart
        omwille van zijn hoop
        op de morele, godsdienstige opstanding van Dietsland. Wij
        herdenken Joris van Severen, een man naar Gods hart omwille van
        zijn liefde voor het
        Prinsenvolk der oude Nederlanden. 
Joris van Severen en zijn lotgenoten verdienen het dat wij zeggen en doen waarvoor wij staan: een herboren Prinsenvolk der Nederlanden waar uit d’ oude bron nieuw leven bloeit, omdat wij fier, vol vroom vertrouwen, met nooit gebroken moed ons land heropbouwen, tot statig als een eik voor ónze God ons volk herbloeit.
      
Meibooschap in Dinaso-geest
            
Luc Seynaeve, voorzitter Stichting Joris van
            Severen
Beste
        aanwezigen, getrouwen van Joris van Severen en Jan Ryckoort.
        Eerst en vooral bijzondere welkom op deze receptie in het hotel
        Portinari, dichtbij de Blindekenskapel waar we zojuist de mis
        hebben meegevierd.
Verleden
        jaar ging de mis door in de Abdij te Zevenkerken. Zoals ieder
        ondertussen weet is de Stichting aldaar niet meer welkom, daar
        de Abdij meent te weten ‘perceptieschade’ op te lopen door de
        mis aldaar nog verder te laten doorgaan. Als voorzitter van de
        Stichting wil ik andermaal benadrukken ontgoocheld te zijn
        omtrent de houding en de beslissing vanwege de Abdij van
        Zevenkerken. U kunt vaststellen dat, zelfs in 2015, nog iedereen
        niet welkom is in de herberg. Ik blijf dit gebeuren betitelen
        als een blaam voor deze Abdij én de kerkelijke instanties
        dienaangaande. Uiteraard doet dit geen afbreuk aan ons geloof én
        vertrouwen in het christelijke gedachten-goed. De mis zal dan
        ook steeds verder doorgaan. De Blindekenskapel was een eerste
        keuze na onze afwijzing in Zevenkerken.
Toch
        ook nog enkele ‘statemets’ aangaande de meimaand in 2015. 
Deze
        maand is zowat symbool voor politiek-sociale boodschappen. 
1 Mei
        is het feest van de arbeid. De socialistisch beweging mag fier
        zijn op haar sociale inzet in het verleden. 14 mei is het feest
        van Rerum Novarum. De christelijke arbeidersbeweging is aan zet.
        Kardinaal Cardijn geldt voor vele arbeiders en arbeidsters nog
        steeds als priester-voorman: hij heeft heel wat betekend in de
        volksontwikkeling van mensen met minder schoolse opleiding. Deze
        beide bewegingen hebben groot belang. 
Welnu,
        ook het Verdinaso had en heeft ook een sociale boodschap :
        namelijk het solidarisme. Alles standen werken samen, geen
        klassentegenstellingen, werkgever en werknemer samen in het
        belang van het bedrijf en de volksgemeenschap. Dit is als “mei
        boodschap”, meer dan actueel én een visie om “U” tegen te
        zeggen. Het is een boodschap die voller is dan wat het
        socialisme en de christelijke arbeidersbeweging ons aanbieden.
        Immers, deze boodschap geldt voor alle burgers, zet mensen niet
        op tegen elkaar, doet mensen samenwerken én vermijdt de
        theoretische dialectiek arbeid-kapitaal.
Het
        Verdinaso zou vandaag de dag sociaal reformistisch zijn én
        gekozen hebben om kapitaal en arbeid te laten samengaan. Correct
        onderscheid tussen werkgever en werknemer, allen medewerkers
        ieder van uit zijn eigen talent.
Een
        libertair maatschappijbeeld zonder sociale correcties leidt tot
        een ideaal loos materialisme. Een socialistisch
        maatschappijbeeld zonder liberalisme is op voorhand genoemd te
        mislukken en leidt tot minder welvaart en welzijn. Arbeid is
        meer dan een manier om geld te verdienen, het is een middel tot
        verbondenheid en ontplooiing. Onze samenleving zoekt nog steeds
        naar een goed evenwicht tussen werk en gezin.
Joris
        van Severen wordt benoemd als ‘rechts’. Graag wil ik benadrukken
        dat hij ‘vernieuwend’ was en beschikte over heel wat zowel
        linkse als rechtse maatschappelijk – economische uitgangspunten.
        Vanuit deze vaststellingen wel ik u graag verder een goede
        meimaand toewensen.
Toespraak
                te Abbeville 24 mei 2015
Stefaan Coudenys, voorzitter
            Abbeville-comité
75
        jaar geleden werd hier in Abbeville een bloedbad aangericht.
        Zonder aanzien des persoons werden 21 mensen bruut van het leven
        beroofd. Er is geen proces aan vooraf gegaan, geen rationele
        verklaring werd aangevoerd, geen verontschuldiging gezocht: de
        chaos tijdens de meidagen van 1940 was voldoende om alle
        menselijkheid over boord te gooien en aan het moorden te slaan.
        
Velen
        vinden tot op vandaag deze moordpartij bij de Kiosk een
        jammerlijke gebeurtenis, een voetnoot in de geschiedenis van het
        Grote Conflict van de Wereldoorlog: deze mensen waren stomweg op
        het verkeerde moment op de verkeerde plaats. Erger nog, deze
        slachtoffers – Jan Ryckoort en Joris van Severen – worden door
        velen verantwoordelijk geacht voor hun eigen dood: men gunt ze
        zelfs geen medeleven met hun lijden. 
          
          
          
          
          
          
          
          
          
           
        
   
      
   
                  Twee beelden van de
          herdenking te Abbeville, op 25mei 2015:
   
                  Boven: Stefaan Coudenys,
          voorzitter van het Brugse Abbeville-comité aan het woord- met
          links Luc Seynaeve, voorzitter van de Stichting Joris van
          Severen..
   
                  Onder: groepsfoto van de
          aanwezigen aan het graf van Joris van Severen en Jan Ryckoort

Voor
        ons, die jaarlijks dit drama herdenken, is dit de crux: hoe
        kunnen mensen – zelfs in oorlogstijd –aan het moorden gaan? Hoe
        dun is het fineer van de beschaving, als het zo weinig moeite
        kost om elke redelijkheid te smoren en een groep weerloze
        gevangenen over de kling te jagen. Hoe makkelijk blijkt het om
        je ogen te sluiten voor de blik van de Andere en die Andere te
        reduceren tot iets dat slechts verdient vernietigd te worden. 
Wie
        één leven redt, redt de wereld. Hier werden 21 werelden
        vermorzeld. Hier werd een mens gesmoord en eeuwig monddood
        gemaakt. Op deze plaats van herinnering en bezinning past
        ingetogenheid in het stille besef: elkeen van ons kon hier
        aanwezig zijn als slachtoffer en dader. Daarom past het deze
        gebeurtenis levend te houden: dit geschiedkundige detail toont
        ons in al zijn gruwel dat we als mens geroepen zijn in onze
        eigen afgrond te kijken en te hopen, ernaar te streven dat we –
        als de nood er is – voldoende mens zijn om de Satan op afstand
        te houden en ons te scharen aan de zijde van het Goede. 
Hoe
        kan elk van ons zich ervoor behoeden om in gelijkende
        omstandigheden niet ook tot beul te worden? Alvast door stil te
        staan bij dit gebeuren en door eeuwige gedachtenis.
Toespraak aan het dubbelgraf
Paul Seynaeve
Dag
        Mijnheer Van Severen, Dag Mijnheer Ryckoort, 
Dag
        Joris, Dag Jan,
’t Is
        Hoogdag vandaag, Pinksteren. U zo bekend in de door u
        gekoesterde christelijke traditie en orde. Het feest van de
        komst van de heilige Geest, die wijsheid en inzicht brengen
        moet. Omdat we be-geest-erd zouden worden.
Ook u,
        jullie waren begeesterd van een ideaal : de Nederlanden, de
        solidaristische orde, de ontwikkeling van de menselijke persoon.
        Ik mag u zeggen dat ik – als jongere man – altijd verschiet en
        versteld sta als ik mensen ontmoet heb die u nog gekend hebben
        of die met u een band hebben opgebouwd.
Ze
        zijn door u ‘getekend’. Ze staan vandaag nog altijd voor iets
        wat wellicht niet zo hedendaags lijkt: inzet voor een ideaal,
        tuchtvolle stijl, zin voor grootheid, het geloof in de
        dienstbare minderheid.
Ze
        zijn van uw ‘geest’ doordrongen, door uw ‘geest’ gevormd. ‘Plus
        est en vous’ in het wapenschild van de heren van Gruuthuse werd
        ook door u vooropgesteld. Ieder op zijn plaats, het beste uit
        zichzelf te ontwikkelen was uw opdracht. Niet vrijblijvend maar
        gebouwd op de door u ondersteunde waarden.
Dit is
        maar een deeltje van uw nalatenschap – het vormende van mensen.
        Het moet niet altijd politiek zijn.
En
        daarvoor, vandaag hier aan uw graf : een eenvoudige ‘dankjewel’.
        
Uw
        geest, vandaag op Pinksteren, leeft voort !
Vik
            Eggermont, Voorzitter van het Studiecentrum Joris van
            Severen
Ik heb met aandacht uw artikel
        gelezen over “Machtsdromen over Groot-Nederland”. Het verbaasde
        mij wel dat u ietwat denigrerend schreef over wat u noemt “de
        droom van grootsheid“ die nu juist 200 jaar geleden had kunnen
        beginnen, maar die helaas stuk liep op de balhorigheid van een
        bende muiters, dankbaar gebruikt, aangemoedigd en gesteund door
        “een zeker” buitenland. U weet wie ik bedoel. Zou een
        hereniging, na de ramp van de 16e eeuw, van Noord en Zuid echt
        niet meer zijn dan een droom? Als ik de huidige chaotische
        situatie binnen de EU aanschouw zou ik het eerder een
        realistisch een hoopvol plan noemen. Deze “politieke Benelux”,
        om het zo maar te noemen, zou dan niet gedwongen zijn braafjes
        aan de leiband te lopen van zijn twee grote buurlanden,
        Duitsland en Frankrijk. Met een bevolking van circa 28 miljoen
        inwoners, gelegen langs een drukbevaren zee met grote havens,
        het kruispunt sinds eeuwen van economische maar ook geestelijke
        stromingen binnen ons Europees continent en momenteel de vierde,
        jawel: de vierde, economische grootmacht binnen de EU, zouden
        deze landen wel gedwongen zijn meer rekening te houden met ons.
        U ziet: helemaal geen reden om er denigrerend over te denken.
        Bovendien stelt zich terecht de vraag of in augustus 1914
        Duitsland wel zo happig zou geweest zijn om onze verenigde
        landen aan te vallen. Misschien zou heel wat menselijk leed ons
        dan bespaard zijn gebleven. Ik vind het eigenlijk beneden uw
        waardigheid als redacteur en debater om te zeggen dat wat
        Willem, en na hem nog vele anderen (tot op onze dagen hoor),
        nastreefden een “amalgaam” was, niet meer dan een zootje
        ongeregeld? De geschiedenis leert ons nochtans dat heel wat
        vooraanstaanden en grote politici dat amalgaan genegen waren.
        Onnodig hun namen op te noemen, als intellectueel kent u ze
        ongetwijfeld even goed als ik. Laat onze territoriale droom, die
        helemaal niets te maken heeft met een, ik citeer u letterlijk,
        “perspectief van nationalistische macht” dus gerust ruim zijn,
        ik heb er geen bezwaar tegen. Dit is geen dromerij maar wel wat
        men over de Rijn noemt “Realpolitik”.
Graag wil ik ook even
        terugkomen op dat “fascistoïde Verdinaso van Joris van Severen”
        waarnaar u refereert. Vooreerst omdat dat Verdinaso helemaal
        niet fascistisch was (een nog veel minder
        nationaalsocialistisch). Als u het wenst, wil ik u graag het
        programma van de beweging ter inzage opsturen, u kunt het dan
        zelf vaststellen. Joris van Severen persoonlijk heeft ooit
        geschreven - verba volent
        - : “Fascisme is de primauteit van de staat, nationaalsocialisme
        de primauteit van het ras, nationaal-solidarisme is de
        primauteit van de persoon.” Zijn sociale leer steunde overigens
        op de Pauselijke Encyclieken. Gaat u die misschien ook als
        fascistisch beschouwen? O jawel, Van Severen heeft ooit met hoop
        uitgekeken naar het fascisme: of van die kant misschien de
        redding te verwachten was uit de decadentie van onze
        tussenoorlogse parlementen die vielen als bladeren in de herfst?
        Zijn hoop heeft niet lang geduurd. Net zoals hij als
        frontsoldaat in de modder- en bloedgrachten van het IJzerfront
        in 1917 een ogenblik hoopvol heeft uitgekeken naar wat in
        Rusland te gebeuren stond. Zijn gezond verstand en ook zijn
        enorme belezenheid heeft hem evenwel voor misstappen in die
        richting behoed. Gaat u hem nu misschien een communist noemen?
        Daarom is hij het kleine flamingantisme en het
        Groot-Nederlandisme geleidelijk ontgroeid. De laatste jaren van
        zijn, nog jong, leven heeft hij zijn beweging en zijn invloed
        dan ook gebruikt om de neutraliteitspolitiek van Koning Leopold
        lll te ondersteunen. Hij immers wist wat een oorlog was. Ik kan
        me niet inbeelden dat u, als “gebildeter Mensch”,
        niet weet wat hij zijn gemobiliseerde militanten heeft
        voorgehouden: “de besten onder de besten” te zijn. Zoals ik
        evenmin kan geloven dat u niet weet dat de Eerste-Minister in
        hoogsteigen persoon zijn “patriotisme éclairé” heeft geloofd.
        Ach, als hij zijn “droom” (zo noemt u het toch) tijdig had
        kunnen waar maken, misschien ware ons dan een 10 mei 1940
        bespaard gebleven? Het mocht niet waar zijn, helaas.
Graag wil ik met u een gesprek
        daarover aangaan. Maar ik weet dat onze (?) media daartoe
        doorgaans niet genegen zijn. Zij drijven liever als wrakhout met
        de stroom mee.
______________
N.a.v. Marc
          Reynebeau, ‘Machtsdromen over Groot-Nederland’, De
            Standaard, 17.03.2015.
In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar
          naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het
          Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende
          passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven.
          We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar
          publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons
          kopie van de betreffende passages toe te sturen.
Flemish nationalism and the Great War
“(…) Joris van Severen, a
        primary member of the Front Movement, was a third individual to
        be elected to parliament for the Frontpartij and who,
        like De Clercq, had far reaching implications for the Flemish
        Movement after the demise of the Frontpartij. During the
        war Van Severen was instrumental in distributing a
        Flemish-minded platform in Ons Vaderland and he
        was involved in the submission of the Open Brief to King
        Albert in 1917. In 1921, his ideas shifter farther to the right
        and were published in a new journal Ter Waarheid (For
        Truth). Influenced by French Catholic late Romantism, he, in
        1929, broke with the Front Party and formed the Katholiek Vlaams Nationaal
          Verbond (Catholic National Flemish Union). A number of
        Flemish-minded clergy joined him thus strengthening the
        associations of the Flemish Movement as a Catholic one. The
        Catholic weekly Jong
          Dietschland (Young Dutchland) was their mouthpiece. Van
        Severen was not re-elected in 1929 and turned his attention to
        the formation of a new party Verbond van Diets Nationaal
          Solidaristen, known as Verdinaso (Union of the Pan Dutch National
        Solidarists). Verdinaso promoted Flemish separatism with radical
        underpinnings. Van Severen adopted the trappings of a fascist
        party including uniforms, a Roman salute and storm troopers (the
        Dinaso Militant Orde).
        Followers of Verdinaso adopted the volkische ideology of
        the National Socialists. As De Wever explains:
‘…the volkische Flemish
        nationalists saw themselves as the new aristocracy who must lead
        the “People” in a battle of liberation against the decadent
        democracy of the misguided and individualist bourgeoisie on the
        one hand, and the anti-nationalist collectivism of the labour
        movement on the other. The “People” were substituted for the
        sovereign nation and “Freedom” (also with a capital “F”) for
        democracy.’ (…)
In 1940, Van
        Severen, along with several others, was arrested on the grounds
        of national security and deported to France where he was
        executed, without due process, by a French military firing
        squad. After his death, Verdinaso
        fell apart and officially formed a union with the VNV. Somme
        members became collaborators and others joined the resistance.
        (…)”
_________
Bron: Karen D. Shelby, Flemish
              Nationalism and the Great War, Palgrave
        Macmillan, 2014, pp. 141-142. ISBN. 978-1-137-39171-1.