> nieuwsbrief > 2015 - nr 1
Inhoud
      
      
      
      
      
      
      
      
      
      
Hernieuwen
              ledenbijdrage voor 2015
Terugblikkend op de uitdagingen van 2014 – met het Colloquium Joris van
          Severen en de publicatie van de langverwachte
        fotobiografie over Joris
          van Severen en zijn beweging - mogen we beide realisaties
        als zeer geslaagd beschouwen. Dit extra omvangrijke nummer
        getuigt daarvan. In 2015 kunnen we dan ook met een gerust gemoed
        teruggrijpen naar de geplogenheden van voorheen, zijnde het
        uitbrengen van een ‘gewoon’ jaarboek – het 19e al – en het
        publiceren van onze driemaandelijkse Nieuwsbrief
          in zijn nieuw voorkomen. Dit brengt met zich
        mee dat we ook inzake ledenbijdrage voor 2015 kunnen terugvallen
        op 29 € als minimumbijdrage (waarin uiteraard begrepen
        jaarboek en Nieuwsbrief).
        Uw bijdrage graag via onze rekening IBAN: BE71 0001 7058 1469 -
        BIC: BPOTBEB1.. 
Het jaarboek 2015
        zal uiteraard onder meer de integrale teksten bevatten die op
        het colloquium aan bod kwamen (en waarvan u in deze uitgave
        alvast de syntheses leest). Voor tal van lezers vormt deze Nieuwsbrief een eerste
        kennismaking met het Studiecentrum Joris van Severen en zijn
        werking. We verhopen, mede met het oog op onze verdere plannen
        hun belangstelling te kunnen opwekken. .
Verslag 6e Colloquium
                  Joris van Severen
Op zaterdag 25 oktober 2014
        ging andermaal een Colloquium Joris van Severen – het 6e in de
        rij - door. Plaats van het gebeuren was Van Severens
        geboorteplaats Wakken. Aansluitend werd daar ook de grote Fotobiografie over
        Joris van Severen en zijn beweging voorgesteld.
Hieronder
        brengen we u – naast het welkomstwoord de syntheses van de
        referaten; ze zullen in hun geheel opgenomen worden in het Jaarboek
              Joris van Severen
             2015.
        
      
      
Koenraad Degroote, burgemeester
Beste aanwezigen,
Collega's parlementsleden en mandatarissen,
Leden van het Studiecentrum Joris van Severen en
        vooral u die hier bent vol interesse voor de geschiedenis. 
Zowat twee jaar geleden werd mij aangekondigd dat er
        terug in Wakken een colloquium zou georganiseerd worden rondom
        het leven en werk van Joris van Severen. In het millenniumjaar
        2000 was dit hier ook het geval.
Aldus werd mij twee jaar terug door Maurits Cailliau
        namens het Studiecentrum gevraagd om het welkomswoord te
        verzorgen. Deze eenmalige vraag werd toen door mij onmiddellijk
        positief beantwoord.
De laatste dagen kreeg ik echter zo'n tiental vragen
        en/of aanbevelingen of ik wel zou gaan naar zo'n colloquium om
        een voorwoord te richten en of ik niet beter afwezig zou
        blijven. De laatste dagen kreeg ik ook circa 100 verontwaardigde
        reacties van burgers die  mij
        op het hart drukten om aan dergelijke oproep niet toe te geven.
        Deze reacties kwamen van mensen met diverse overtuigingen.
Rekening houdend met een en ander heet ik u als
        burgemeester van het Westvlaamse Dentergem hartelijk welkom in
        onze deelgemeente Wakken - waar Mandel en Leie samenvloeien - en
        hier in dit prachtige bezoekerscentrum Baliekouter.
Wakken is voor de meesten onder u niet onbekend.
        Sommigen onder u zullen zich Wakken herinneren als het dorp waar
        zij in hun jeugd-jaren vakantiekampen meemaakten in het
        plaatselijk vakantiehuis achtereenvolgens genoemd Huize
        Marienhove, Huize Daels en Huize Verschaeve. Aldaar konden zij
        naar hartelust spelen in de kelders van het kasteel, de hovingen
        errond, in de omgeving van de schandpaal of in de grote en
        kleine kasteelvijvers.
Sommigen onder u die meer literaire interesse hebben,
        zullen Wakken kennen als het dorp van de rederijkers. Het dorp
        van waaruit Pieter-Joost de Borchgrave - dichter-rederijker –
        die in de periode van de preromantiek literaire successen
        verzamelde in de wedstrijden van die tijd.

Burgemeester Koenraad Degroote aan het
              woord tijdens z’n welkomstwoord, met opzij de ‘Leo
              Belgicus-vlag, met de 17 pijlen van de historische
              Nederlandse provincies.(Foto ‘Het Nieuwsblad’)
Andere literaire kenners onder u denken aan eminente
        figuren als André Demedts die hier school liep en woonde op een
        boogscheut van dit bezoekerscentrum. Of aan Luc Verbeke (hier
        geboren in 1924) en stichter-bezieler van het Komitee voor
        Frans-Vlaanderen. Of aan Gwy Mandelinck (alhier geboren in 1937
        onder de naam Guido Haerynck) en naast dichter alom bekend als
        de organisator van de kunstzomers en poeziefestivals in de
        Westhoek (Watou).
Degenen onder u die interesse hebben voor geschiedenis
        en cartografie kennen Wakken als het geboortedorp van Judocus
        Hondius (°1563). Hij maakte naam zowel in Engeland als in
        Nederland in de periode van ontdekkingsreizen en kolonisatie.
        Ook de gravure van Wakken in Antonius Sanderus’ Flandria
              illustrata zal bij velen geen onbekende
        zijn.
Degenen onder u die vertrouwd zijn met kerkelijke en
        Vlaamse geschiedenis, weten dat er zich op het einde van de 19e
        eeuw binnen de kerk een democratische stroming aftekende van
        volkspriesters die zich afgezet hebben tegen de toenmalige
        conservatieve kerk. Ook in Wakken kenden we toen de figuur van
        pastoor Hugo Verriest (1888-1895) die zich als een ware herder
        begaf tussen arme en zieke mensen – op gevaar van eigen
        gezondheid. Tevens ontving hij in zijn pastorie of onder de
        tulpenboom verschillende Vlaamse vooraan-staande intellectuelen
        van het genootschap De Swighenden Ede.
Maar ongetwijfeld kent iedereen onder u, Wakken als de
        geboorteplaats van Joris van Severen (alhier geboren in 1894);
        de persoon over wie dit colloquium gaat.
Joris van Severen, die in mei 1940 te Abbeville werd
        vermoord samen met verschillende andere lotgenoten. Een bloedbad
        dat ondanks tussenkomst van toenmalig parlementair P. Nothomb
        niet kon vermeden worden en waarvoor de Belgische overheid zich
        nader-hand verontschuldigd heeft.
Kortom, beste aanwezigen. Gelijk wat uw band is met
        Wakken of hoe u Wakken kent, u bent hier welkom in deze “aangenaam plek oft
          vryheid" zoals Sanderus het ooit omschreef.
Hoewel Joris van Severen reeds 74 jaar overleden is,
        had ik de laatste dagen de indruk dat hij levendiger was dan
        ooit. Ik denk niet dat ik u hieromtrent meer verduidelijking
        hoef te geven. Het aantal vermeldingen in de diverse media
        spreekt voor zich.
Van Severen is een figuur die zorgt voor controverse.
        Dit doordat hij evolueerde van Vlaams-nationalist naar
        verdediger van de neutraliteitspolitiek van Leopold III en
        verdediger van de Heel Nederlandse gedachte
        (Belgie-Nederland-Luxemburg) later overgenomen door notoire
        politici als o.m. P.H. Spaak. Aldus zorgt hij bij historici voor
        blijvende vragen en discussies.
Het doorgronden daarvan - in de hoop tot klaardere
        conclusies te komen - die misschien moeilijk te geven vallen -
        is de taak van historici, wetenschappelijke en academische
        instellingen en ook het Studiecentrum dat zijn naam draagt.
Het is de bedoeling in alle objectiviteit diepgaande
        historische studie te verrichten en te peilen naar wat deze
        figuur bezielde. Dit moet kunnen gebeuren op een serene en
        objectieve manier zodat pro en contra aan bod kunnen komen.
Kortom historisch verantwoord onderzoek, dit is wat
        moet kunnen. Objectieve analyses maken zonder te oordelen of te
        veroordelen maar ervoor te zorgen dat alle gegevens voorhanden
        zijn zodat uit-eindelijk de "Tijd" en de "geschiedenis" hun werk
        kunnen doen en een finaal besluit kunnen trekkken.
Op dit vlak had ik de laatste dagen enkele onaangename
        ervarin-gen. Ik had stellig de indruk dat bepaalde media het
        waardeoordeel wilden overlaten o.a aan mijzelf (die daarvoor
        niet geplaatst ben) terwijl sommige van die media al zelf een
        premisse stelden die geen ruimte laat voor nuance. Volgens mijn
        bescheiden mening behoort zoiets niet tot hun taken.
Beste aanwezigen, ik ben ervan overtuigd dat degelijk
        en objectief studiewerk tot jullie mogelijkheden behoort. Dit
        zeg ik u rekening houdend met de ervaringen die ik heb als
        burgemeester van deze gemeente zowel omtrent de werking van het
        Studiecentrum als van het plaatselijk Komitee Wakken Herdenkt.
Het is immers niet de eerste keer dat in deze gemeente
        iets georganiseerd wordt omtrent Joris van Severen of het
        Verdinaso. Aldus wil ik u een kleine opsomming niet onthouden:
·        
          In 1981 kreeg een
        straat hier de naam “Joris van Severen laan"
·        
          In 1982 werd aan het
        geboortehuis in de Molenstraat een plakket aangebracht. Trouwens
        wil ik hier de aanwezigheid melden van de bewoner van het
        geboortehuis dr. Roland Bekaert (86 jaar) de persoon die
        jarenlang bezieler is geweest van diverse activiteiten
        dienaangaande.
·        
          In 1984 was er de
        grote tentoonstelling Verriest-Van Severen-Verdinaso onder
        leiding van dr. Bekaert.
·        
          Sedertdien waren er
        diverse organisaties o.a eucharistievie-ringen na de bedevaart
        in Abbeville; voordrachten; toneel van Antoon van Vlimmeren;
        tentoonstellingen; permanente tentoonstelling in de
        Kapellestraat; het colloquium anno 2000 e.d.
Allemaal activiteiten waar de pers niet massaal
        aanwezig was of alles minstens positief onthaald werd.
Deze persbelangstelling van toen staat in schril
        contrast met de interesse van de afgelopen dagen. Een verklaring
        hiervoor kan mogelijks zijn dat men ook inziet dat objectief
        historisch onderzoek met afwe-ging van pro en contra
        noodzakelijk is. Dit zou mij als objectief toeschouwer gelukkig
        stemmen.
Moest deze grote belangstelling echter op andere
        redenen gegrond zijn zoals sensatie of eerder platte
        partijpolitieke redenen, zou ik dit enorm betreuren.
In ieder geval wens ik alle aanwezigen een geslaagde
        studiedag toe. Wegens diverse verplichtingen kan ikzelf het hele
        programma niet volgen maar hoop u zeker terug te zien bij de
        afsluitende boekvoor-stelling van het werk van Pieter Jan
        Verstraete en Maurits Cailliau.
Tot deze namiddag en dank voor uw aandacht.
      
      
Een onderzoek naar de Europese gedachte bij het Verdinaso
Tom Cobbaert
          
      
[samenvatting]
Rondom
        de Europese verkiezingen van 25 mei 2014, die uitdraaiden op een
        overwinning voor de overwegend radicaal-rechtse euro-sceptische
        partijen, verschenen in de (internationale) pers een aantal
        artikels waarin het euroscepticisme van deze partijen verklaard
        werd door hun populistische en/of nationalistische opvattingen.
        Het politieke veld, denk maar aan de waarschuwing van Herman van
        Rompuy, hanteerde een gelijkaardige argumentatie. Dat daarbij al
        te makkelijk generalisaties worden gemaakt, laten we voor wat
        het waard is. Al zou het zonder twijfel interessant zijn om het
        Europees discours van een partij als het Vlaams Belang grondig
        en inhoudelijk te analyseren.
Uit
        historisch oogpunt is het echter vooral jammer dat de artikels
        over het euro-scepticisme van radicaal-rechts niet reflecteren
        over een eventuele historische evolutie op dat vlak. Dat de
        relatie tussen de Europese gedachte en radicaal-rechts ook
        anders kan ingevuld worden is echter een aspect dat ook in de
        historiografie lange tijd genegeerd werd.
Pas
        vanaf de jaren 1990 gaat het onderzoek verder dan karikaturale
        theses en worden de radicaal-rechtse opvattingen over Europese
        samenwerking ernstig bestudeerd. In Walter Lipgens Documents on the history of
          the European Integration wordt er al enige aandacht
        gegeven aan de plannen die tijdens de Tweede Wereldoorlog
        ontstonden in nazi-Duitsland en fascistisch Italië. Ook Peter
        Stirk en Michael Smith focussen in hun publicatie Making the New Europe
        eveneens op het discours in de periode 1939-1945, maar hebben de
        verdienste voorbij te gaan aan de Europese idee als louter
        propagandamiddel. 
In
        1993 neemt de eminente Britse historicus Roger Griffin het
        onderzoek naar een nieuw niveau met zijn nog steeds relevante
        paper Europe for the
          Europeans: fascist myths of the New Order. Hij breidt het
        onderzoeksveld uit naar enerzijds de voor- en naoorlogse periode
        en anderzijds de andere rechts-radicale bewegingen in Europa,
        zij het summier. Zo verwijst Griffin naar de rol van de VMO en
        Were Di als spil in een Europees netwerk van radicaal-rechtse
        bewegingen. De opleving van dit onderzoeksveld inspireert verder
        ook geëngageerde academici zoals John Laughland tot
        euro-kritische publicaties als The Tainted Source.
          
Sinds
        de paper van Griffin verscheen er een resem aan studies over de
        diverse aspecten van Europese gedachte en radicaal-rechts, maar
        zowel de Vlaamse casus als het aspect van evolutie bleven
        daarbij onderbelicht. Het dichtst in de buurt van de Vlaamse
        casus komt Robert Grunert met zijn doctoraat Der Europagedanke
            west--europäicher faschistischer Bewegungen 1940–1945.
        Daarbij onderzoekt hij een Nederlandse, Belgische en Franse
        casus. Voor België wordt geopteerd voor Rex. Het VNV komt echter
        zijdelings aan bod via de casussen NSB en Rex, terwijl het
        Verdinaso, nochtans één van de eerste fascistische organisaties
        in België, amper vernoemd wordt. Deels niet verrassend gezien de
        tijdsvork van het onderzoek, maar wel een verlies voor een
        breder comparatief onderzoek.
Onderzoek
        van het tijdschrift Hier
          Dinaso! levert namelijk een aantal vaststellingen op. Op
        basis hiervan kunnen we het Europese discours van het Verdinaso
        groeperen in een viertal thema’s: oorlog en vrede, cultuur,
        economie en (inter)nationalisme. 
Oorlog
        en vrede in Europa was, gezien de Spaanse Burgeroorlog, een
        evident wederkerend onderwerp. Voor het Verdinaso was de vorming
        van Dietsland noodzakelijk voor de toekomst van Europa. Een
        verenigd Dietsland kon, als neutrale vijfde macht, de sleutel
        zijn voor de Europese vrede en nieuwe conflicten tussen de
        Europese staten voorkomen. 
Daarnaast
        speelde, gezien de crisis van de jaren 1930, ook de Europese
        economie een grote rol. Europese economische samenwerking werd
        al snel noodzakelijk geacht. Zonder een duidelijk en eenvormig
        beleid zou de Europese economie onder de druk van de Amerikaanse
        en Aziatische economieën snel verschrompelen. Daarenboven was
        een economische onafhankelijkheid wenselijk, vooral met de
        eventuele blokkade die met de groeiende oorlogsdreiging gepaard
        ging. Op het einde van de jaren 1930 kwamen medewerkers van Hier Dinaso!,
        geïnspireerd door buitenlandse publicaties, met het voorstel van
        een economische grootruimte voor de dag. De Europese economische
        samenwerking zou in dat geval steunen op een sterk leiderschap,
        solidaire overeenkomsten en multilaterale handel. 
De
        tegenstelling tussen Europa en de natie vormde een vierde rode
        draad doorheen dit deel. Bij het Verdinaso waren er hierover
        echter tegengestelde meningen te horen. Volgens één medewerker
        verschilde een Europees denken fundamenteel van
        internationalisme en veronderstelde Europa vooral een gezond
        nationaal bewustzijn. Zodoende konden alleen sterke nationale
        staten een belangrijke rol spelen in de Europese politiek.
        Daartegenover stond een artikel dat internationalisme en
        nationalisme net niet als tegengestelden zag. Internationalisme
        zoals het Europees federalisme kon naties samenbrengen in een
        groter Europees geheel met behoud van hun eigenheid. Een
        Europese samenwerking kon wel pas tot stand komen na een
        verzoening tussen de nationale en de Europese belangen. Volgens
        een derde bijdrage was die samenwerking dan weer altijd gedoemd
        te mislukken. De grote nationale staten zouden nooit
        gemeenschappelijke belangen kunnen delen met kleine staten. In
        een groter samenwerkingsverband zouden deze laatste steeds het
        slachtoffer zijn. Eens het land bezet was verschoven de
        opvattingen nog verder. Waar het Verdinaso eerst een sterk
        Dietsland in een Europese gemeenschap voorstond, werd het in het
        najaar van 1940 pleitbezorger van een hiërarchisch Europa onder
        leiding van het Germaanse volk, waar het Dietse volk
        logischerwijs deel van uitmaakte. Met deze omslag naar een
        Germaanse retoriek voegde een deel van het Verdinaso zich bij
        het Groot-Duitse discours dat zich vanaf de zomer van 1940
        manifesteerde bij het VNV.
Het
        onderzoek gevoerd op basis van Hier Dinaso! is echter
        maar een eerste luik van een mogelijk breder onderzoek. Zo biedt
        het aan de KULeuven ontsloten archiefmateriaal mogelijkheden
        voor een diepgaandere discoursstudie en netwerkanalyse.
        Belangrijker vormt het Verdinaso ook een unieke casus voor een
        studie naar de evolutie en continuïteit van het Europese
        discours en netwerk. Het is namelijk één van de weinige
        rechts-radicale bewegingen in Europa dat zich na 1945
        ideologisch relatief eenvoudig aanpaste en zich duidelijk
        identificeerbaar, zij het in verschillende gedaanten,
        (her)organiseerde. Het is, zelfs zonder diepgravend onderzoek,
        duidelijk dat er hoe dan ook duidelijke sporen van een Europese
        gedachte zijn terug te vinden bij de naoorlogse Dinaso’s. De
        vraag stelt zich echter in welke mate dit discours zich verhoudt
        tot vooroorlogse opvatting en onderhevig is aan de tijdsgeest,
        maar dat vergt dus nog enig onderzoek.
      
      
Joris
                  van Severen in 
                  het brede Europese perspectief
Luc Pauwels
          
      
[samenvatting]
        
      
Hebben vergelijkingen zin?
De
        vergelijking van Joris van Severen met tijdgenoten uit andere
        landen wordt door zijn bewonderaars niet altijd enthousiast
        onthaald. Ik heb hierover destijds heel wat discussie gevoerd
        met o.m. André Belmans (1915 - 2008) en Rudy Pauwels (1932 -
        2008), een neef van Joris van Severen, mensen voor wie ik
        overigens alle achting heb. Ze stonden echter beiden op het
        standpunt dat Van Severen absoluut uniek was en niet
        vergelijkbaar met wie dan ook. Uiteraard is iedere mens “uniek”,
        maar dat belet niet dat we mensen kunnen vergelijken en daardoor
        meer inzicht verwerven in hun motieven en hun wezen. Ik ben van
        oordeel dat we deze poging moeten wagen en voel me gesteund door
        die andere eminente Van Severen-kenner, Jef Werkers (1911 -
        2004), die er voorzichtig maar duidelijk positief tegenover
        stond.
Je kan
        Joris van Severen minstens op drie vlakken met een aantal van
        zijn tijdgenoten vergelijken. Vooreerst is er het perspectief
        van zijn gewelddadige dood. Ten tweede is er het
        wereldbeschouwelijke vlak: wat was zijn ideologische
        achtergrond, waar lagen zijn inspiratiebronnen? Ten derde: wat
        was de basis van zijn levensstijl, welke invloeden, welke
        voorbeelden hebben hier gespeeld? En zijn die vergelijkbaar met
        de levenshouding van anderen?
Zijn gewelddadige dood
We
        kunnen de omstandigheden waarin Joris van Severen om het leven
        werd gebracht in bepaalde mate vergelijken met de moord op
          Corneliu Zelea Codreanu (1899 – 1938), de stichter en
        leider van de Roemeense IJzeren
          Garde. 
Ook
        denken we aan de veroordeling door een “volkstribunaal” en de
        wederrechtelijke executie van José Antonio Primo de Rivera
        (1903 - 1936), de oprichter van de Spaanse Falange. Beide
        terechtstellingen leren ons veel over het politieke klimaat in
        Europa op het einde van de jaren ’30, maar uit de parallellen
        inzake hun gewelddadige dood mag men geen identieke
        wereldbeschouwing of politieke ideologie afleiden.
              
Zijn ideologische bedding
We
        willen Joris van Severen graag spiegelen aan drie Europese
        tijdgenoten, respectievelijk de Duitser Artur Mahraun
        (1890 - 1950), stichter en “Hochmeister” van de Jungdeutsche Orden.
        Verder de Franse auteur en politieke vrijbuiter Pierre Drieu
          la Rochelle (1893 -1945) en tenslotte een Engelse
        tijdgenoot, nl. Anthony M. Ludovici (1882 - 1971),
        tijdens het interbellum een vooraanstaand filosoof, socioloog en
        politiek auteur. Alle drie hebben ze, zoals Joris van Severen,
        de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog ondergaan aan het
        front.
Alle
        drie behoren ze tot de conservatieve
          revolutie, de grote ideologische tegenbeweging die zich vanaf het
        einde van de 19e eeuw tegen de gevolgen van de Franse Revolutie
        keerde. Wat de protagonisten van de conservatieve revolutie
        voorstonden was geen terugkeer naar een of ander Ancien régime, maar een
        wereldbeschouwelijke revolutie die marxisme en liberalisme
        evengoed bestreed als het burgerlijk-reactionaire kamp. De
        Franse Revolutie werd niet ervaren als de basis van de
        democratie, maar integendeel als verwekker van wat Van Severen
        noemde “de demo-liberale wanorde”. De échte, organische
        democratie was in hun ogen zeker niet egalitair en wortelde in
        de geleidelijke evolutie naar meer volks-medezeggenschap, zoals
        we die in onze steden en gouwen hebben gekend sinds de
        Middeleeuwen.
Dictatuur
        en caesarisme, voor-geëxerceerd door het fascisme en het
        nationaalsocialisme, wekten in hun aanvangsstadium soms enige
        sympathie, maar uiteindelijk scheidden de wegen zich vroeg.
        Terecht schrijft Filip Martens in zijn studie De verloren erfenis van het
          Verdinaso. Een
              overzichtsgeschiedenis van het naoorlogse
              Heel-Nederlandisme en solidarisme: ”Na 1934
        plooide hij (Joris van
          Severen) stelselmatig terug op een Heel-Nederlands
        revolutionair conservatisme, waarbij de katholieke fundamenten
        het haalden op de nationaalsocialistische en fascistische modes.
        Zijn laatste ontwikkelingsstadium vertoont sterke gelijkenissen
        met de Franse en Duitse Jong-Conservatieven”, zijnde een van de
        geledingen van de conservatieve revolutie.
              
Zijn levenshouding
Een
        beroemd boek van Anthony M. Ludovici heet The Quest of Human Quality,
        op zoek naar menselijke kwaliteit. Dit is een van de permanente
        themata geweest in het leven van Joris van Severen. Alhoewel hij
        erg vaak werd bewonderd en gehuldigd om zijn aristocratische
        levensstijl, zijn moedig, consequent en integer gedrag, is er
        zelden of nooit enig onderzoek gebeurd naar de bronnen van deze
        levenshouding. Ze trachten te verklaren door louter aanleg en
        persoonlijkheid volstaat niet. Welk intellectueel stramien
        onderbouwde deze levensstijl? Welke krachtlijnen, welke
        voorbeelden waren bij hem aan de orde? We geven hier enkele
        denkpistes mee, meer niet. Het onderzoek moet nog beginnen.
Eerst
        en vooral waren er de jezuïeten op het Sint-Barbaracollege in
        Gent: een opvoeding gebaseerd op het Vince teipsum, “overwin
        uzelf” van Ignatius de Loyola.
Op de
        Gentse universiteit begon hij aan zijn kandidaturen Wijsbegeerte
        en Letteren (1912-1913) waar hij kennis maakte met de stoa,
        Zenon, Seneca, Epiktetos, en vooral de keizer-filosoof Marcus
        Aurelius. Verder werd hij onderwezen in de deugdenethiek van
        Aristoteles (Ethica
          Nicomachea) die zich richt op het karakter als de drager
        van wat moreel goed of slecht is. 
Vanaf
        1914 was zijn harde leerschool natuurlijk het leger en “die
        vervloekte oorlog”. Na de frontervaring kwam de moeilijke
        terugkeer naar het burgerleven: de vijand nam een andere
        gedaante aan. Zoals Hendrik de Man in zijn “Herinneringen”
        schreef: “Wie dit boek gelezen heeft zal geen moeite hebben om
        deze tegenstanders te herkennen. Het zijn de Gepantoffelde
        Huichelaars van Rabelais, de Gewichtigen van Alain, de
        Burgers-die-laag-bij-de-grond-denken van Flaubert, de
        Medelijdenden-zonder schaamte en de Veel-te-talrijken van
        Nietzsche.” 
Joris
        van Severen las Nietzsche in de loopgraven. We zien hem en zijn
        levensstijl beeldrijk weerspiegeld in dit citaat van Nietzsche
        uit Morgenrood
        (556):
“De goede
          vier. – Eerlijk tegenover
        onszelf en tegenover alles wat verder gevoelens van
        vriendschap bij ons oproept; dapper tegenover de
        vijand; grootmoedig
        tegenover de overwonnenen; hoffelijk – altijd: zo
        willen de vier kardinale deugden ons hebben.”
En
        tenslotte was er, misschien verrassend, Franz Kafka, waarvan
        deze éne uitspraak moge volstaan: 
Niet iedereen kan de waarheid kennen,
maar iedereen kan waarheid zijn.
        
      
Nabeschouwingen van een toehoorder
Ik was in Wakken
Wakken, een deelgemeente van
        Dentergem, is het geboortedorp van Joris van Severen
        (1894-1940). Daar hield het naar hem genoemde Studiecentrum een
        colloquium, ingeleid door burgemeester Koen Degroote. Die brave
        man heeft het geweten: alweer een N-VA-er, ook nog Kamerlid, die op een
          extreemrechtse bijeenkomst te zien was! En die partij zit nu
          in onze regering! Ik wil de N-VA graag dekking langs links
          geven: ik was ook in Wakken en ik ben niet eens rechts,
          hoogstens soms een beetje conservatief. Ter compensatie van
          vermeende rechtse sympathieën moet ik nu ook bekennen dat ik
          nog dit jaar in ‘Den Tat‘ in Dilbeek op een studieavond van
          het Masereelfonds geweest ben. Dat zijn de ouwe rakkers van de
          andere kant. 
Ik heb aan beide kanten aardige
        mensen ontmoet, gemiddeld van mijn leeftijd (60+), en in
        overgrote meerderheid van mijn kunne (mannelijk). Af en toe
        spreek ik wel eens voor een serviceclub over mijn werk en daar
        is het ook al niet anders. (…)
Terug
        naar Wakken. Was Joris van Severen een fascist? De
              Standaard
            ondersteunde dat beeld met een foto van vermeende
            Verdinaso-leden in 1939 in een erg ‘Duits’ lijkend uniform
            en met gebalde opgeheven vuist. [Die foto toonde overigens
            geen Dinaso-militanten, maar wel geüniformeerde leden van de
            linkse USAF-militie! - nvdr] De krant zegt er niet bij dat
            in de jaren dertig van de vorige eeuw iedere organisatie op
            straat kwam in uniform en met een eigen groet. “Naar historische maatstaven was Van
              Severen inderdaad een fascist”, dat vond spreker Tom Cobbaert toch. “Wees
            toch voorzichtig met zulke etiketten”, repliceerde
          spreker Luc Pauwels, “hij
              noemde zichzelf alvast niet zo, en een deel van zijn
              aanhang ging ook in het verzet.” 
Ikzelf, in mijn jonge jaren (1968)
        heb het begrip geleerd van oudere studenten die eerste minister
        Paul Vanden Boeynants de grootste fascist noemden (weliswaar op
        hun eigen autoritaire vader na). Later is gebleken dat dat
        woord, als scheldwoord voor de slechteriken van de oorlog, door
        Oost-Berlijn gelanceerd is. Voor de Sozialistische Einheitspartei
            Deutschlands was
          ‘nationaalsocialist’ geen geschikt scheldwoord want dat deed
          teveel aan hunzelf denken. In ieder geval hebben die woorden
          een heel andere geladenheid gekregen ná de oorlog dan ervoor.
          Door toedoen van Berlijn en Moskou heeft het woord fascist
          voor mij en mijn generatie de inhoud gekregen van elk
          autoritair regime dat ‘de anderen’ liquideert. Zo te zien
          waren Mao Zedong en Pol Pot de grootste ‘fascisten’ van mijn
          tijd. Tegenwoordig moet dat één of andere islamitische kalief
          zijn (weliswaar op de burgemeester van Dentergem na) .
Als je Laurette Onkelinx in de
        Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers bezig zag, is de
        grote 20e-eeuwse burgeroorlog nog altijd niet ten einde. Zij en
        haar aanhang willen die oorlog (tussen links en rechts) liefst
        meteen hervatten, allicht tegelijk met een hervatting van de
        gewelddaden van 1830 tegen alles wat uit het Noorden kwam en
        tegen iedereen die daarmee samenwerkte. Waarom niet beginnen met
        een aanval op de lokalen van de tegenstander? De aanhangers van
        Mussolini deden het voor in april 1919 met een aanval op de
        lokalen van de krant Avanti in Milaan, waarbij vier
        doden vielen.
Karel
        Anthonissen
[Geplukt uit ’t
              Scheldt, nr. 1164,
        p. 2]
Aansluitend
        op het colloquium werd het 18e Jaarboek
              Joris van Severen – zijnde de grote fotobiografie waarvan
        hieronder sprake – voorgesteld.
      
           
        
Fotobiografie Joris van Severen
De langverwachte Fotobiografie is er!
        Het ingebonden boek steekt vanzelfsprekend in een Dinaso-groene
        harde kaft, met een oranje stofwikkel. Met zijn royale
        afmetingen van 24 x 29,7 cm, 248 pagina’s en niet minder dan 648
        illustraties in vierkleurendruk is het een alom geprezen
        prachtuitgave geworden. 
Wie zijn exemplaar
        van deze prestigieuze uitgave al veilig stelde heeft het
        ondertussen in zijn bezit. 
De voorintekeningstermijn voor de fotobiografie is
        inmiddels vervallen. Sindsdien geldt de prijs van 55 € (+ 10 €
        verzendkosten voor wie dit wel aparte jaarboek via de post wenst
        te ontvangen). De Fotobiografie
        leent zich overigens ook uitstekend als relatiegeschenk.
        Meerdere leden bestelde in dit perspectief meer dan een
        exemplaar.
Bijlage aan de Fotobiografie: 
DVD ‘Eindpunt en Opdracht’
Naar
        aanleiding van het traditionele bezoek aan de graven van Joris
        van Severen en Jan Ryckoort van 1987 werd door het toenmalige
        Nationaal Studie- en Documentatiecentrum Joris van Severen een
        video aangemaakt, gerealiseerd door de studioploeg van Rudi
        Reussens. Deze video waarop historische filmbeelden over het
        Verdinaso afwisselen met beelden van de herdenking in 1987,
        maakt als DVD-bijlage deel uit van de Fotobiografie en geeft
        het boek aldus een sterke meerwaarde. Bovendien werden aan de
        ‘reportage’ van 1987 originele filmbeelden toegevoegd van
        jeugdkampen van het Jong- Dinaso. 
De Nieuwe Orde volgens Maurice de Wilde
Vik Eggermont
Nu
        heeft de VRT nog eens een echt-oude koe uit de stal gehaald! Een
        heruitzending van de reeks “De Nieuwe Orde” door krijgsauditeur Maurice
        de Wilde uit de jaren stillekes. Maar ja, wat wilt u, de VRT
        heeft geen centen en wij mogen ons dus de komende herfst en
        winter aan nog meer van dergelijke oude dingen verwachten. U
        weet “herh.” staat er dan in de krant bij en dat wil zeggen:
        herhaling
Op
        eerste zicht zou men blij kunnen zijn. Op die wijze komen het
        Verdinaso en Joris van Severen tenminste nog eens in beeld bij
        de Openbare Omroep. Jammer alleen dat wij enkele negatieve
        facetten ook voor lief moeten nemen. Als dit blij zijn waar is, dan
        is het wel spijtig dat het zo laat aan bod kwam. Veel
        Canvas-kijkers zullen dan al naar bed zijn gegaan. 
Vooreerst
        omdat met het wetenschappelijk onderzoek over oorlog,
        buitenparlementaire oppositie in het interbellum en
        collaboratie, dat sindsdien is gebeurd – en dat is niet weinig -
        uiteraard geen rekening wordt gehouden, geen rekening meer kán
        worden houden. Ik denk dat alle figuren die in de uitzending ten
        tonele gevoerd worden en die destijds onderworpen werden aan het
        onverbiddelijke requisitoir van Maurice de Wilde allemaal al
        geruime tijd overleden zijn. 
Vervolgens
        omdat de destijds gevoerde tactiek van vriend De Wilde gewoonweg
        perfide was. Hij stak alles in één zak. In de uitzending die ik
        gezien heb (ik twijfel er aan of ik de volgende, gezien het late
        uur, nog zal bekijken – het gooit het bioritme van iemand van
        mijn leeftijd totaal overhoop) kwamen Joris van Severen, Staf
        Declercq en zijn VNV, personen die handelden uit idealisme of
        uit louter winstbejag, spionnen voor de Sicherheitsdienst,
        zuivere nationaalsocialisten, Jodenhaters en nog zo veel meer,
        ze kwamen in één uitzending allemaal aan bod. Zonder veel
        rekening te houden met de sfeer en de toestanden van die
        troebele jaren of zonder veel onderscheid. Het leek mij meer op
        het zoeken naar schuldigen, dan op het zoeken naar waarheid.
        Alsof de “democratie” in die jaren zo maagdelijk zuiver was en
        een en ander daardoor wel begrijpelijk maakte. Inzake Jodenhaat
        bijvoorbeeld hebben de democratische staten van die dagen ook
        wel boter op het hoofd.
Over
        Van Severen. Ik vind het fundamenteel oneerlijk iemand als Jan
        Servaes, die de juiste draagwijdte van de dinaso-leer
        klaarblijkelijk niet begrepen had, te laten zeggen: nationaal-solidarisme en
          nationaal-socialisme, wat is het verschil? Zonder dat De
        Wilde hem op de onjuistheid van zijn woorden wees, want hij wist
        perfect dat dit niet waar was, hij had Van Severen wel degelijk
        gelezen. Hij had op zijn minst een tegenspreker moeten oproepen.
        
De
        dinaso’s die achteraf hun huik naar de wind hingen en die er
        politiek wel bij gevaren zijn, zij kregen destijds graag de
        absolutie van het regime, zij kwamen bij hem wél aan het woord.
        Als ge immers bereid waard zijt om een knieval te doen voor de
        partijen, dan werd u veel vergeven. De dinaso’s die de leer van
        Joris van Severen trouw bleven en die niets te maken hadden met
        sabotage van het Belgisch leger, verklikking, al of niet
        betaalde hulp aan Duitse geheime diensten of wat nog al, kregen
        die kans niet.
En als
        er nu nog enige bijstelling voor de kijker van vandaag bij ware
        geweest, maar dat was niet het geval. Het kan dan ook niet
        anders of het besluit van de kijker van 20, 30 en zelfs nog
        ietwat oudere leeftijd, moet zijn: het was alles één pot nat:
        allemaal verraders. 
De naam van Guido van Gheluwe (Kortrijk 3
        april 1926 – Kortrijk 1 oktober 2014) blijft onverbrekelijk
        verbonden met de door hem in 1955/1956 gestichte Orde van den Prince, die
        intussen uitgroeide tot
        het grootste grensoverschrijdende Heel-Nederlands geïnspireerd
        genootschap. Dat Guido van Gheluwe die Heel-Nederlandse
        bezieling ontleende aan zijn eertijds lidmaatschap van het Jong-Dinaso is allicht
        minder bekend, ook al werd destijds in de Kroniek van de Orde van
          den Prince (1990) eerder omfloerst genoteerd dat “de jonge Van Gheluwe
          bewondering had voor bepaalde ideeën van Joris van Severen, de
          verfijnde West-Vlaming met Groot-Nederlandse idealen, die
          hoewel uit Franstalige bourgeoisie afkomstig, zich met hart en
          ziel zou inzetten voor de verheffing van het Vlaamse volk, en
          ijverde voor het tot stand komen van een Vlaamse elite….”
De
        Orde stoelde in haar aanvang op een Keure, waarin we o.m.
        lezen dat de Orde tot doel heeft:
De studie, de
          belijdenis en de uitbouw
hier in den
          lande van de Nederlandse gedachte
in het
          persoonlijk, gezins- en gemeenschapsleven.
Omtrent
        de ‘Levensstijl van de
          Orde’ werd toen gesteld:
Geloof in de
          onverwoestbare eenheid
en de zending
          van de Nederlanden.
Fier en
          voornaam optreden, een Prinsenvolk waardig.
Bewuste
          gemeenschapshouding.
Doorleefd
          gevoel van kameraadschap
die geeft en
          eist.
Trouw en
          tolerantie naar Oranjes geest.
Formuleringen
        waarin oud ADJV’ers (Algemeen Diets Jeugdverbond) letterlijke
        zinsneden uit hun
        Keure en hun
        Levenswet terugvinden! 
Bovenaan
        zijn overlijdensbericht lazen we – traditiegetrouw voor
        voormalige Dinaso’s - de aanvangsverzen van de zesde strofe van
        het Wilhelmus: ‘Mijn
          schild ende betrouwen zijt Gij o God mijn Heer’. 
In
        hoever de hierboven aangehaalde zinsneden uit de aanvankelijke Keure en Stijl van de Orde nog
        richtinggevend zijn voor de Orde anno 2015, is voor vele
        waarnemers een open vraag.
Luk Dieudonné (Borgerhout 25 juli 1955 – Borgerhout 24 november
        2014) overleed op al te jonge leeftijd. In zijn jonge jaren was
        hij actief in de Heel-Nederlandse Solidaristische Beweging en
        haar militantenorganisatie onder leiding van Maarten van Nierop.
        Sinds lang was hij als hoofdredacteur verbonden aan het
        tijdschrift Bormshuis-Broederband,
        vereniging waarvan hij trouwens ondervoorzitter was. Hij was
        sinds jaar en dag lid van ons Studiecentrum.
        
      
        
      
      
| 
             ·        
                  Jaargang  | 
          
             Auteurs  | 
          
             Leden-prijs  | 
          
             Niet-leden  | 
        
| 
             ·        
                  jaarboek
                3 - 1999 ·        
                  272
                pagina’s  | 
          
             Luc Pauwels, De ideologische evolutie van Joris van Severen  | 
          
             25 €  | 
          
             30 €  | 
        
| 
             ·        
                  jaarboek
                4 - 2000  | 
          
             10 €  | 
          
             15 €  | 
        |
| 
             ·        
                  jaarboek
                5 - 2001  | 
          
             10 €  | 
          
             15 €  | 
        |
| 
             ·        
                  jaarboek
                6 - 2002  | 
          
             10 €  | 
          
             15 €  | 
        |
| 
             ·        
                  jaarboek
                7 - 2003  | 
          
             10 €  | 
          
             15€  | 
        |
| 
             ·        
                  jaarboek
                8 - 2004  | 
          
             10 €  | 
          
             15 €  | 
        |
| 
             ·        
                  jaarboek
                9 – 2005 Oorlogsdagboek  ·        
                  536
                pagina’s  | 
          
             Joris van Severen, Die vervloekte Oorlog   | 
          
             30 €  | 
          
             35 €  | 
        
| 
             ·        
                  jaarboek
                12 - 2008  | 
          
             15 €  | 
          
             20   | 
        |
| 
             ·        
                  jaarboek
                13 – 2009  | 
          
             15 €  | 
          
             20 €  | 
        |
| 
             ·        
                  jaarboek
                14 - 2010  | 
          
             15 €  | 
          
             20 €  | 
        |
| 
             ·        
                  jaarboek
                15 - 2011  | 
          
             15 €  | 
          
             20 €  | 
        |
| 
             ·        
                  Jaarboek
                16 - 2012  | 
          
             | 
          
             20 €  | 
          
             25 €  | 
        
| 
             ·        
                  Jaarboek
                17 - 2013  | 
          
             | 
          
             25 €   | 
          
             30 €  | 
        
| 
             ·        
                  Jaarboek
                18 – 2014 Fotobiografie - albumformaat  | 
          
             M. Cailliau & P.J. Verstraete  | 
          
             55 €  | 
          
             65 €  | 
        
PS: de hierboven niet vermelde jaarboeken
            zijn uitgeput. De opgeheven prijzen dienen per 2 jaarboeken
            verhoogd te worden met 5 € verzend kosten; voor de
            omvangrijke Fotobiografie bedragen deze 10 €. 
          
      
In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar
          naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het
          Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende
          passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven.
          We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar
          publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons
          kopie van de betreffende passages toe te sturen.
Bij wijze van commentaar n.a.v. de hetze
            rond ons colloquium
"De
        intellectuelen hebben het meest invloed wanneer zij dus een
        positief project hebben. Geduld is evenwel hun lot. De grote
        intellectuelen hebben meer duurzame roem dan de meeste politici.
        Wie zal zich herinneren wie minister was in de zoveelste
        regering Martens? De namen van Lodewijk de Raet, Pater Stracke,
        Van Severen e.a. zal men zich blijven herinneren."
___________
Herman
          van Rompuy in: Het christendom, een
              moderne gedachte. p. 97. Uitgave
        Davidsfonds, Forumreeks, 1990.
Uit
            de Duitstalige wereld 
Bei den flämischen Jungkonservativen tat vor allem
        Joris van Severen es ihm [Vermeylen] gleich. In seinem
        richtungweisenden, 1924 erschienen Essay Vlaamsch-Nationalisme,
        in dem er nachdrücklich Bezug auf Vermeylen nimmt, stellt er
        sich auf folgenden Stand-punkt: “Die wachsten Geister dieser Zeit wissen es und sehen
        es: mit unserer Generation – die der in 1914 zwanzigjährigen –
        versucht eine klassische Epoche Bahn zu brechen. (…) Wenn der
        Nationalismus uns keine Methode, kein Element einer Methode
        beibringt für eine klassische Europa-Architektur, dann zum
        Teufel mit dem Nationalismus. Wenn wir mit dem Nationalismus
        etwas anderes wollen als den Aufbau in unserem Kreis, in unserem
        Vaterland, mit unserer Kraft von einem Teil klassisches Europa,
        dann sollten wir besser Landwirtschaft betreiben. Das wird
        nützlicher sein. Gerne erkläre ich denn auch, daβ eine der stärksten
        Beweggründe weshalb ich ein Nationalist bin, mein Glauben in der
        europäischen Konstruktivität des Nationalismus ist.“ (p. 203-204)
Der am
        stärksten von jungkonservativen Ideen geprägte flämische
        Persönlichkeit in der Zwischenkriegszeit, und nahezu der einzige
        der richtig Schule gemacht hat, ist Joris van Severen
        (1894-1940) - schon die Schlüsselbegriffe Ordnung und Elite, die Sorge um
        Stil und Lebenshaltung, das typisch juristisch-strukturierende
        Denken, das ihn so sehr von den dauerprotestierenden und
        –manifestierenden Flämisch-Nationalen unterscheidet, die Neigung
        auf den rechten Flügel des Establishments Gesprächspartner zu
        suchen, das alles spricht für diese Einschätzung.
Van
        Severen kommt als flämischer Nationalrevolutionär zurück aus den
        Schützengraben des Ersten Weltkrieges, aber auch als
        unerschrockener Offizier. Der nationalrevolutionäre Elan ist ihm
        schnell nicht mehr genug, er will aufbauen. Nach einer
        völkischen Phase fand er in der jungkonservativen Richtung sein
        eigentliche geistige Heimat, aber er bleibt lebenslang ein
        Eklektiker mit einer eigenen, originellen und sich weiter
        entwickelnden Ideenwelt. 
Überraschend
        bei Van Severen war etwa die Parallele mit dem Reichsgedanken
        der jungkonservativen der Weimarer Zeit: er wies die “Eine
        Sprache - Ein Volk - Ein Staat“-These von der Hand und sucht
        nach einem historischen Modell für eine höhere Ordnung, fernab
        von dem jakobinischen Staat Belgien, der ihm ebenso unannehmbar
        ist. Nicht zufällig greift er zurück auf die Niederlande in
        ihrer traditionellsten Form, den Burgundischen Reichskreis, initiiert von Jakob
        van Artevelde (1290–1345) und formal erst 1806 aufgehoben. Joris
        van Severens Argumentation für seine gesamtnieder-ändische
        Perspektive im Sinne der historischen “Siebzehn Provinzen“ und
        gegen ein bloβ sprachkundliches Staatsstreben ist im Wesen
        identisch mit er von den deutschen jungkonservativen Denker
        Edgar J. Jung gegen die Völkischen und für den Reichsgedanken.
        Von den französischen Jungkonservativen um Charles Maurras
        unterscheidet ihn, dann wieder, daβ er nicht die Nation als
        “höchste Form der menschlichen Organisation“  sieht, sondern Europa
        - die “klassische Europa-Architektur“ die wir am Anfang schon
        erwähnt haben. (pp. 230-231)
____________
Bron: Karlheinz Weiβmann
        (Hrsg.), Die Konservative Revolution in Europa,
        Institut für Staatspolirik, Schnellroda, 2013, alwaar (pp.
        197-244), Luc Pauwels, Die
              Konservative Revolution in Flandern und den Niederlanden.
Engagements pour la civilisations européenne
“(…).
        Curieusement, le fascisme italien nous laissait plutôt
        indifférent, peut-être en raison des stupides préjugés
        anti-italiens solidement ancrés dans la mentalité française. A
        tort, nous ne prenions pas Mussolini au sérieux. Hitler nous
        emblait impardonnable non pas d’avoir voulu briser les chaînes
        di traité de Versailles, mais d’être resté prisonnier d’une
        vision étroitement nationaliste et, plus encore, d’avoir
        discrédité pour longtemps des idées justes. Nous leur préférions
        l’espagnol José Antonio, le flamands Joris van Severen,
        théoricien du nationalisme thios, ou des écrivains allemands
        comme Ernst von Salomon ou Ernst Jünger. (…)”
_______________
Bron: Jean-Claude
          Valla (1944-2010), Engagements pour la
              civilisation européenne, Ed.
        Alexipharmaque, 2013, p. 85.
Aan het
            IJzerfront
“Begin
        mei 1918 werd de jonge onderluitenant Joris van Severen bij een
        generaal ontboden, die hem erop wees dat hij het voordeel had
        Vlaamstalig te zijn, want, bevestigde de generaal, je hebt wel
        80 tot 85% Vlamingen in je peloton. De generaal wist het dus
        maar al te goed!”
_______________
Herman Verstraete op:
http://www.nieuws.be/nieuws/De_mythe_van_de_Vlaamse_jongens_aan_het_IJzerfront_0a85d08e.aspx