> nieuwsbrief > Jg. 2014 - nr. 4

Inhoud


6e Colloquium Joris van Severen


Op zaterdag 25 oktober 2014 gaat andermaal een Colloquium Joris van Severen – het 6e in de rij - door. Plaats van het gebeuren is Van Severens geboorteplaats Wakken.

De dagindeling ziet er uit als volgt:

·         plaats: Provinciedomein Baliekouter, Goed ‘Ter Mote’, Omme-gangstraat 11, 8720 Wakken.

·         ontvangst: 9.00 uur, koffie of thee bij aankomst in de cafetaria van de Baliekouter.

·         aanvang colloquium: 9.30 uur in het bezoekerscentrum (vlak naast de hoeve).

·         einde: voorzien omstreeks 17.30 uur.

programma:

·         welkomstwoord door de heer Koen Degroote, burgemeester.

·         inleiding door de heer Vik Eggermont, voorzitter van het Studiecentrum en voorstelling van de referaathouders door de moderator Guy van Gorp.

·         referaat door drs. Tom Cobbaert: De Europese gedachte bij Joris van Severen en het Verdinaso.

·         referaat door drs. Luc Pauwels: Joris van Severen in het brede Europese perspectief.

·         Conclusies en slotwoord door de moderator Guy van Gorp.

Na elk referaat zal er gelegenheid zijn tot het stellen van vragen, o.l.v. de moderator. Gezien het colloquium het karakter van een gesloten bijeenkomst draagt, is voorafgaande aanmelding vereist (zie verder).

·         Gezamenlijk middagmaal (facultatief – zie verder).

·         Na het middagmaal is er ruim gelegenheid kennis te maken met het binnen de Baliekouter door ‘Wakken Herdenkt’ heringerichte museum ‘Van Hugo Verriest tot Joris van Severen’.

·         Om 15.00 uur: voorstelling door Pieter Jan Verstraete van de grote Fotobiografie Joris van Severen.

·         Slotwoord en aanbieding van een heildronk door de heer Koen Degroote, burgemeester van Wakken-Dentergem.

·         Aansluitend uitreiking van het boek aan de voorintekenaars en signeercessie.

 

 

Voor het middagmaal (aperitief, Brueghel-maaltijd onder vorm van warm en koud buffet) is inschrijving vooraf noodzakelijk via aanmelding (tot uiterlijk 10 oktober) aan het secretariaat.

De deelnameprijs voor de ganse colloquium-dag bedraagt 8 € zonder middagmaal en 30 € inclusief middagmaal (dranken exclusief en dus persoonlijk af te rekenen). De bijdrage dient vooraf betaald te worden op rekening BE71 0001 7058 1469 / BIC: BPOTBEB1) t.n.v. het Studiecentrum Joris van Severen, Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper. Na ontvangst van uw aanmelding ontvangt u bij wijze van bevestiging een wegwijzer naar het Baliekouterdomein te Wakken. De toegang tot de boekvoorstelling is mits aanmelding vooraf  bijdragevrij.

 

De referaathouders

Als referaathouders komen drs. Luc Pauwels en drs. Tom Cobbaert aan het woord. Eerstgenoemde is de auteur van De ideologische evolutie van Joris van Severen. De tweede referaathouder, werkzaam binnen het ADVN, promoveerde op het proefschrift De Europese gedachte bij de Nieuwe Orde in Vlaanderen en is verbonden aan het ADVN (Archief en Documentatiecentrum Vlaams-nationalisme).

Samen zullen zij speuren naar de plaats van Joris van Severen binnen het bredere Europese perspectief van de tussenoorlogse jaren. Guy van Gorp treedt op als moderator.

Aansluitend op het colloquium zal het 18e Jaarboek Joris van Severen – zijnde de grote fotobiografie waarvan hieronder uitgebreid sprake - voorgesteld worden en is er gelegenheid kennis te maken met het vernieuwde museum ‘Van Hugo Verriest tot Joris van Severen’ dat binnen het educatief centrum van de Baliekouter een nieuw en waardig onderkomen vond.

Men kan zich aanmelden, hetzij voor het colloquium, hetzij voor de boekvoorstelling, hetzij voor allebei.

Wie ook aan het colloquium deelneemt – en dus al van in de voormiddag ter plaatse zal zijn - dient dit uitdrukkelijk te vermelden, zodat we een middagmaal kunnen reserveren. De bijdrage daartoe dient – als hoger vermeld - uiterlijk vóór 10 oktober vereffend te worden.

 

Fotobiografie Joris van Severen


De langverwachte Fotobiografie komt er aan! Op de kaft van deze Nieuwsbrief kunt u alvast de stofwikkel bewonderen. Het ingebonden boek steekt vanzelfsprekend in een Dinaso-groene harde kaft. Met zijn royale afmetingen van 24 x 29,7 cm, 248 pagina’s en niet minder dan 648 illustraties in vierkleurendruk is het een prachtuitgave geworden. Het boek wordt op 25 oktober voorgesteld n.a.v. het colloquium te Wakken. De aanwezige voorintekenaars krijgen daar hun exemplaar uitgereikt.

Wie zijn exemplaar van deze prestigieuze uitgave al veilig stelde vond bovenaan op zijn adresetiket van de gedrukte  Nieuwsbrief het *-symbool bij wijze van bevestiging. Het ontbreken van dit *-symbool wil er sommige voormalige leden van het Studiecentrum alsnog op wijzen dat ze hun bijdrage voor 2014 nog niet vereffenden. Bij wijze van herinnering vinden ze dan ook andermaal een betaalformulier ingesloten.

Wanneer u deze Nieuwsbrief onder ogen is de datum waarop de voorintekeningstermijn voor de fotobiografie en tevens ook de voor-intekenprijs van 45 € (55 € inclusief verzending) heel nabij. Vanaf 15 september (datum waarop we de intekenlijst omwille van druktechnische redenen dienen af te sluiten) geldt immers de prijs van 55 € (+ 10 € verzendkosten voor wie het jaarboek via de post wenst te ontvangen). De Fotobiografie leent zich overigens ook uitstekend als relatiegeschenk. Meerdere leden bestelde in dit perspectief meer dan een exemplaar.

 

Bijlage aan de Fotobiografie: DVD ‘Eindpunt en Opdracht’

Naar aanleiding van het traditionele bezoek aan de graven van Joris van Severen en Jan Ryckoort van 1987 werd door het toenmalige Nationaal Studie- en Documentatiecentrum Joris van Severen een video aangemaakt, gerealiseerd door de studioploeg van Rudi Reu-sens. Deze video waarop historische filmbeelden over het Verdinaso afwisselen met beelden van de herdenking in 1987, maakt als DVD-bijlage deel uit van de Fotobiografie en geeft het boek aldus een sterke meerwaarde. Bovendien werden aan de ‘reportage’ van 1987 originele filmbeelden toegevoegd van jeugdkampen van het Jong- Dinaso.



 

Joris van Severen


Toon van Overstraeten

 

We hebben hem in ons leven, maar één keer gezien. Vier- vijfendertig jaar geleden? Als jonge knaap waren we op familiebezoek te Brugge. Toen we langs de reien wandelden, kruiste hij onze weg. Mijn oom noemde zijn naam: Joris van Severen. Het enige wat in onze herinnering bleef hangen, was de ontgoocheling van de knaap die we waren. De man die ons voorbij wandelde beantwoordde niet aan het beeld dat we in onze kinderdroom van hem hadden gevormd. We kenden zijn militanten: branieachtige maar ergens respect afdwingende jongens in uniform, die ‘s zondags voormiddags door ons provinciestadje colporteerden met Hier Dinaso!. Wijzelf waren piepjonge kuikens in het AVNJ-nest, maar we hadden ooit eens een schaarleider gehad die uit het Jong-Dinaso was gekomen met het scheve ’schipje’ op het hoofd en het woord stijl van ‘s morgens tot ‘s avonds in de mond. We waren toen zoals men op die leeftijd pleegt te zijn: wat verboden is, trekt dubbel aan. Van Severen was taboe voor ons AVNJ’ers en dus werkte zijn naam op onze verbeelding.

De ontmoeting te Brugge was een ontgoocheling: de man die ons tegemoet kwam bleek een keurige burgerheer te zijn, mager en misschien wel ascetisch - maar onze verbeelding kan ons ter zake wel parten gespeeld hebben - doch in ieder geval véél kleiner, véél nietiger dan we verwacht hadden van wie het commando voerde over de militanten. We hebben het pas veel later geweten, want onze kinderogen konden het nog niet zien: te Brugge liepen we de hele Van Severen tegen het lijf.

Enerzijds de leider, in blind vertrouwen gevolgd door mannen die voor hem door het vuur zouden gaan - en anderzijds de kleine keurige wereldvreemde en bij een eerste ontmoeting ietwat nietiger dan zijn reputatie aandoende notariszoon: tussen deze twee uiterste verschijningsvormen boog zich het spanningsveld van Van Severens leven. Contact met het volk - dat voor hem echter altijd een abstractie zou blijven - bracht deze zoon uit een volksvreemde kaste van plattelandsburgerij tijdens zijn studenten- en soldatenjaren tot de Vlaamse Beweging. Flamingant in de eerste generatie, verplicht om te werken met wat achter hem lag en om onvoorbereid het terrein te betreden waarop hij straks zou gaan werken: hij kon niet anders zijn dan een vreemde eend in de flamingantisme bijt. De apostolische ijver (ditmaal geen neofietenijver, maar de ijver van een roekeloos en mateloos idealisme) die hem bezielde, bracht hem tot een fel beleven en verwoorden van wat hij voelde en dacht. Omgang met de gewone man zou hem zijn leven lang moeilijk vallen, maar reeds jong bezat hij de merkwaardige gave om vertrouwen te winnen, om mensen rond zich te scharen, Toen hij in 1917 als jong officier wegens flamingantisme van het front verwijderd werd, stonden zijn soldaten opgesteld om hem uitgeleide te doen, ondanks het verbod. Behalve misschien tijdens zijn studentenjaren te Gent zal het de eerste maal geweest zijn dat hijzelf en zijn omgeving zich rekenschap konden geven van de grote aantrekkingskracht die van hem uitging.

Bezield, altijd opnieuw waarachtig omdat hijzelf zijn hele leven een zoeker naar waarheid zou blijven, was hij de man die vanuit nieuwe gezichtspunten oude waarheden een revolutionaire dimensie kon geven. ‘La Belgique, qu’elle crève’(*): in het woord zat de hele hartstocht van een man die hartstochtelijk beleefde wat hem bezielde.

Een twijfelaar, een gespleten ziel. Een wandelaar tussen twee werelden, door afkomst en traditie bijna veroordeeld om weer weg te drijven van de zekerheden die zijn zoeken naar waarheid en rechtvaardigheid hem een tijdlang had geboden.


Toon van Overstraeten (1926-2011)

 

Er ligt meer dan een kwarteeuw tussen vandaag en de tijd van zijn werken. De tijdsafstand heeft Van Severen dichter bij ons gebracht, omdat wij de gelegenheid kregen om van verder de hele weg te overschouwen die hij heeft afgelegd. In al zijn inconsequenties was deze weg de consequentie zelve voor de wandelaar tussen twee werelden. Voor wie beseft dat ieder van ons zich tenslotte beweegt binnen vrij beperkte grenzen van voorbestemdheid, is dit wel de hoogste lof: Van Severen heeft de grenzen overschreden, heeft nieuwe einders geopend voor zichzelf en voor anderen, is groter geweest dan de maat die voor hem klaargeknipt scheen te zijn.

We waren reeds enkele keren aan zijn graf, daar op de verste grens van de Nederlanden. Van de kerk van St.-Rikiers naar het graf te Abbeville: een tocht van inkeer en herinneringen. We zijn blij dat we het graf nog nooit zonder bloemen hebben gevonden. De laatste keren waren het een handvol margrieten geplukt ergens in een Picardische wei iets verder. We wisten echter: zijn getrouwen leven nog en Van Severen leeft voort in hen allen die, hoe dan ook, hartstochtelijk de Nederlandse droom koesteren.

18 mei 1971.

______________

Bron: dio Genes (ps. Toon van Overstaeten), Daarenboven zegt zijn natte vinger hem…, Uitg. Soethoudt, 1982, pp. 142-143. Een bundel cursiefjes voorheen verschenen in het Volksunie-blad Wij.

 

(*) Deze ‘kreet’ heeft Joris van Severen nooit geslaakt! Ze maakt deel uit van een hardnekkige mythe die, alhoewel meermaals aangetoond en onderbouwd, niettemin blijft voortleven.

 

Lectuurnotities


Rudy Pauwels (+)

De Onafhankelijkheidsverklaring van de Verenigde Staten van Amerika van 4 juli 1776 stelt dat alle mensen gelijk zijn in die zin dat ieder mens recht heeft op:

Om deze onvervreemdbare rechten te waarborgen stelt het volk vertegenwoordigers aan die hun macht daaraan ontlenen en heeft het volk het recht zijn vertegenwoordigers te vervangen of af te zetten wanneer ze deze rechten veronachtzamen.

In Amerika hebben de Founding Fathers (als John Adams, Benjamin Franklin, Alexander Hamilton, Thomas Jefferson en James Madison) aldus rond 1776 een politieke orde gesticht waarin de Vrijheid alle kansen kreeg om te gedijen.

In Frankrijk werd de “bevrijding” van 1789 al snel gevolgd door terreur van Rousseau naar Robbespierre – de algemene wil van het abstracte volk – om te eindigen in het bloedige imperialisme van Napoleon.

In Amerika ging de aandacht van de Founding Fathers uit naar het verdelen en limiteren van de macht binnen de oorspronkelijke volks-raden, zodat deze macht en uitdrukking van gemeenschappelijk handelen bleef, dat gebaseerd op de trias politica van Montesqieu (de scheiding van wetgevende, uitvoerenden en rechterlijke macht) en altijd inherent aan de burgerparticipatie een “limited gouvernement” kon vormen met tal van wederzijdse beperkingen in de bevoegdheden tussen federaal- en staatsniveau. Het was de opvatting van de burgerzin die gelijk stond met verantwoordelijkheidszin.

In Frankrijk zou geweld tot een tabula rasa en een spiraal van geweld leiden, dat het gevolg was van een “volonté générale” waarmee de Jakobijnen zich met het volk identificeerden en de mens gedwongen werd in te stemmen met de nieuwe opvatting van “citoyen” en de “tirannie van de meerderheid”, de macht van het getal, waar niet eenieder het recht had “gelukkig te zijn op zijn manier”; noch het recht “om zelfstandig te denken” (Kant), of zelf als mens de mogelijkheid te hebben om goed van kwaad te onderscheiden in “geweten” – en dit niet over te laten aan “systemen” en “functies”.

Die revolutie zou aan de bron liggen van het communistisch totalitarisme dat op zijn beurt model zou staan voor het nationaalsocialistisch totalitarisme, beide rationeel-functionele systemen, die erop gericht zijn de totale heerschappij te verkrijgen over mensen die, bij leven en dood, tot non-entiteiten gereduceerd zijn (Hannah Arendt).

Beide revoluties waren nochtans ontstaan uit het verruimde denken van de Verlichting, dat de menselijke ethiek verbond met de vrijheid en aldus de synthese van Kant toeliet: de mens is zijn eigen schepsel, maar hij moet zijn oordeel vergelijken met de collectieve rede der mensheid (wat precies het onderscheid vormt met het soort objectieve “algemene wil” à la Rousseau), de verscheidenheid van niet tot elkaar te reduceren opinies. Dit omvat tevens de mogelijkheid van het God-zoeken (de verstandsreligie, de verlichtings-godsdienst) en van de oude metafysische ideeën van de onsterfelijkheid tegenover de uitdagingen van de moderne tijd.

Waar het misliep tussen de revoluties die volgden op de verlichting, was dat de eerste – de Amerikaanse – duidelijk de prioriteit inzag van het “politique d’abord”, de noodzaak om publieke- en privésfeer gescheiden te houden, het vermogen van de macht van het gezamenlijke, federatieve handelen rond de vrijheidsgedachte, terwijl de tweede, de Franse revolutie, het contrapunt van het geweld vertegenwoordigde in de passie voor de sociale gelijkheidsgedachte die tot een historisch doel uitgroeide (Robbespierre: “La République? La Monarchie? Je ne connais que la question sociale!”)

Aldus ontstond eensdeels het ideaal van de burgerparticipatie die ruimte overliet voor het debat tussen de overheid en de zoveel meer telrijke vormen van de “potestas inpopulo” en van de sociale groepen. Anderdeels de totalitaire regimes die “telkens opkomen wanneer het onmogelijk lijkt politieke, sociale of economische ellende te verlichten op een manier die de mens waardig is.” (H. Arendt).

____________________

Overwegingen bij de lectuur van: Peter Venmans, De ontdekking van de wereld. Over Hannah Arendt, Uitgeverij Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 2005. ISBN 90 450 0658 8.

 


Aan het graf van Louis Gueuning:


Laudatio ter overweging


het Politieke Testament van Joris van Severen in herinnering brengen - op deze 9e november 2013 - verplicht er ons toe, in de eerste plaats te verwijzen naar het woord van onze “Pater Patriae” Willem van Oranje, vermoord te Delft (10 juli 1584) – zoals Joris van Severen, te Abbeville (20 mei 1940):

“Dit is te klein om verdeeld te blijven”

doelend op de Generaliteit van de Nederlanden. De Zwijger eindigde zijn Apologie (1580) met de spreuk “Je maintiendrai” (“ik zal handhaven”1 m.a.w. ik zal niet laten raken aan de eenheid van de XVII Provinciën van de Nederlanden, van het Deltagebied van de drie stromen Schelde, Maas en Rijn. Meer en beter: de historische, geopolitieke verscheidenheid van de Low Countries huldigt de levensregel:

“E Diversitate Unum”

die tweehonderd jaar geleden het nationaal devies werd van de Verenigde Staten van Amerika.

*

Ten tweede, de Leer of Doctrine van Louis Gueuning2 onderstreept ook deze historische, staatkundige en politieke stelregel, voortvloeiend uit de noodzaak voor mens en samenleving:

Grootheid en Eenheid" 

te verzekeren, teneinde hun roeping en zending te volgen en te vervullen. Deze Wet is even vanzelfsprekend als de wet van de zwaartekracht.

 

Wanneer Louis Gueuning

“Defensor Civitatis et Ordinis”

in 1939 Joris van Severen en zijn politieke beweging, het Verdinaso, onvoorwaardelijk vervoegd heeft, is dat zijn allereerste bekommernis: “eendracht maakt macht”, in 1955 wanner hij een waarschuwend Manifest publiceert tegen de besluiten van het Centrum Harmel en van de wallingantische goeroe Kan. Prof. Jacques Leclercq3 en opnieuw in 1964, ter gelegenheid van de wetten i.v.m. het Vlaams-Waals separatisme. Ten derde: zodoende herinnerde Louis Gueuning aan onze “Pater Patriae” Joris van Severen en aan diens Politiek Testament in verband met de eenheid van de Nederlanden. Inderdaad, tijdens zijn rede uitgesproken te Brussel op 28 maart 1938, zette de leider van het Verdinaso de puntjes op de i:

 

“Het vraagstuk ‘Vlaanderen-Wallonië’ oplossen, niet door herinrichting van de Belgische Staat op basis van een zogenaamd federalisme met tweeën of met drieën (Brussel). Dergelijke oplossing zou zonder uitwerking en schadelijk zijn. Verre van de vrede te bevorderen zou zij de twee of drie fictieve groepen meer en meer tegen de andere opstellen. Onvermijdelijk zou zij de Zuidelijke Nederlanden, België, naar een vlugge ontbinding voeren. Dergelijk België zou geen buitenlandse politiek, geen militaire politiek meer kunnen hebben. De twee of drie groepen zouden ieder de hunne hebben. Dat zou, op korte afstand, de volledige ontbinding betekenen. Gevolg: tussenkomst van de Vreemde; oorlog en het einde der Nederlanden.

Geen federalisme! En geen administratieve scheiding! Zij zou een etappe naar het federalisme zijn.

En ook geen ‘culturele autonomie’! Wie toch heeft deze dwaze formule uitgevonden? Autonomie: het recht om zich vrijelijk te regeren en te besturen. Wat heeft de cultuur gemeen met dat recht? Ik vraag het u.

De enige ‘cultuur’, om een uitdrukking te blijven gebruiken die nooit juist bepaald is geworden en waarvan ik niet houd, de enige ‘cultuur’ die wij als de onze erkennen, is dat bewonderenswaardig geheel van deugden en van geestelijke, morele en artistieke gewoonten, die wij de Grieks-Romeins-Frankische beschaving noemen, welke haar volmaaktste uitdrukking vindt in het christelijk humanisme. Ongetwijfeld, ieder volk heeft zich deze beschaving eigen gemaakt, maakt ze zich eigen, herschept ze doorheen de eeuwen volgens zijn eigen genie; maar haar waarachtige wet is juist het tegenovergestelde van deze die erin zou bestaan zich binnen enge grenzen terug te trekken, zich op zichzelf terug te plooien.

Wat dan? Ziehier: Het Verdinaso is de gezworen vijand van alle manoeuvers die, of men het wil of niet, erop gericht zijn of zouden erop gericht zijn de Zuidelijke Nederlanden uiteen te rukken,, te ontbinden. Gans zijn wil en zijn activiteit zijn er integendeel op gericht, het gehele patrimonium in zijn algehele integriteit en volkomenheid te handhaven.

Hoe dit te bereiken in de huidige omstandigheden?

Door een brede en gezonde administratieve decentralisatie door te voeren, niet op basis van de twee of drie reeds vernoemde fictieve entiteiten, maar op basis der provincies: Vlaanderen, Brabant, Limburg, Luik, Namen, Henegouwen en Luxemburg.

Maar het dient wel verstaan te zijn dat de conditio sine qua non voor deze decentralisatie het herstel moet zijn, in zijn volkomen onafhankelijkheid, van het hoogste Staatsgezag, en dat het partijenregime radicaal geliquideerd zou worden.

Aldus, om de heerlijke formules van Maurras en La Tour du Pin samenvattend te gebruiken, aanvaarden wij slechts een enkele vorm van federalisme: de Koning, in volkomen onafhankelijkheid, zijn gezag uitoefenende in zijn raden, federator, bundelaar der Belgische gemenebesten georganiseerd in hun Staten.”4

Tot zover Joris van Severen, twee jaar voor het Bloedbad van Abbeville.

Joseph-E. Peeters

Permanent secretaris

van de Stichting Louis Gueuning.

Noten

_______________

1 Tot heden is “Je maintiendrai’ van Willem van Oranje nog steeds de wapenspreuk van het Noord-Nederlandse koningshuis.

2 Het staat thans wel vast dat Louis Gueuning de maatschappelijke, staatkundige en politieke Leer van de Low Countries, hun roeping en hun Europese zending van synthese en van federatie geformuleerd heeft. Nochtans was Louis Gueuning geen kamergeleerde, maar eerder een pragmatische tacticus, gedubbeld door een geniale strateeg. Zie: Bevin Alexander, Sun Tzu at Gettysburg, WW Norton and Company, Inc., 2011: Baltasar Gracian, L’hom-me de cour, Gallimard, Parijs, 2010; Percy Kemp, Le Prince, Seuil, Parijs, 2013.

3 Het is wel verrassend dat de flaminganten in de leer zijn gegaan bij deze separatistische ideoloog. Wat het Centrum Harmel (1947) betreft, het kreeg de naam van de latere minister van Openbaar Onderwijs en Eerste Minister, de Luikenaar Pierre Harmel (PSC). Het hoeft dus niet te verwonderen dat de jacobijns-liberale en demo-plutocratische invloed hoogtij vierde! Vergeleken met een subliem voorbeeld van het Verdinaso als Juul Declercq is de keuze niet moeilijk! (zie Jaarboek Joris van Severen 17, 2013).

4 Memoriaal Joris van Severen, 1965, uitgave van het Instituut voor Nationale Opvoeding en Documentatie en van het Nationaal Studie- en Documentatiecentrum Joris van Severen.

 


In Memoriam


Valentin van Imschoot (Herseau 11.06.1928 - Brugge 15.06.2014) stond als zoon van een Dinaso in het Jong-Dinaso en tijdens WOII in het NSJV. In het spoor van zijn oudere broer kwam hij in 1944 in het Vlaams Jeugdbataljon op de Lüneburgerheide terecht en werd aldus de jongste Vlaamse Oostfronter.

Ook de Limburger Rene Wenmeekers (15.02.1923-21.10.2013) stam-de uit het Jong-Dinaso en belandde tijdens WO II eveneens aan het Oostfront waar hij in het Vlaams Legioen terecht kwam, waar hij zich al tweederangs Duitser behandeld voelde.

 


Joris van Severen in KVHV-optiek


Joris van Severen werd geboren te Wakken op 19 juli 1894 uit een Westvlaamse notabele familie. Van huis uit was Van Severen Franstalig en zijn vader was eerst notaris en burgemeester van Wakken. Toch zou Van Severen flamingant worden onder invloed van dorpspastoor Hugo Verriest. Humaniora aan het jezuïetencollege Sint-Barbara te Gent (Retorica 1912). Hij studeerde rechten aan de Rijksuniversiteit te Gent en was actief in de Vlaamse studentenbeweging. Aan de universiteit was hij lid van de Rodenbachs Vrienden, de voorloper van KVHV-Gent en leerde zo onder andere Joris Lannoo kennen. Hij werd praeses in 1912. Zijn studie werd onderbroken door de Eerste Wereldoorlog. Vervulde in 1917-1918 een rol in de leiding van de Frontbeweging. In het leger onderluitenant geworden, werd hij omwille van zijn flamingantische actie gedegradeerd, achter het front geplaatst en later naar het front teruggeroepen.

Op 20 november 1921 werd hij tot Kamerlid gekozen voor het arrondissement Roeselare-Tielt op de lijst van ‘Het Vlaamse Front’. Gaf van 1921 tot 1924 Ter Waarheid uit, een aanvankelijk algemeen- Vlaams, maar later uitsluitend katholiek Groot-Nederlands maandblad. Wijdde zich aan de studie van de doctrine die hij stilaan Vlaams-nationalisme begon te noemen. Was eerst voorstander van een zelfstandig Vlaanderen, maar breidde zijn ideeën geleidelijk uit tot Groot-Nederland. Ten opzichte van de sociale problemen ontwikkelde hij zijn standpunten onder de naam van solidarisme, dat van 1930 af nationaalsolidarisme zou heten. In ‘Het Vlaamse Front’ kon dienaangaande echter geen eenstemmigheid worden bereikt. Bovendien werd Van Severen in 1929 niet herkozen.

De tegenstellingen leidden tot een scheuring, waarop Van Severen op 6 oktober 1931 het ‘Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen’ (Verdinaso) oprichtte. Die beweging weigerde aan de parlementaire actie deel te nemen en zocht een andere methode, die in de loop der jaren herhaaldelijk evolueerde. Op 10 mei 1940 werd Van Severen in zijn huis te Brugge gearresteerd door de Belgische staatsveiligheid, naar de gevangenis aldaar overgebracht en nadien naar Frankrijk gevoerd, waar hij samen met andere gedetineerden te Béthune aan de Franse gendarmen werd overgeleverd. Men voerde de groep naar Abbeville. Toen de Duitsers op 20 mei 1940 de stad naderden, ontstond er paniek bij de Franse soldaten, die de gevangenen in groepjes van drie naar buiten riepen en fusilleerden. Om het bloedbad stop te zetten trad Van Severen uit eigen beweging buiten, gevolgd door zijn vriend Jan Ryckoort. Hij werd neergeschoten, terwijl Jan Ryckoort met bajonetsteken werd afgemaakt. Ze werden door de Duitsers op het kerkhof van Abbeville begraven.

Joris van Severen is altijd een teken van tegenspraak geweest. Reeds tijdens de Eerste Wereldoorlog dacht hij meer aan een directe actie, waarbij hij zich liet inspireren door de militaire methoden en de staatsgrepen die gewoonlijk door een minderheid worden ondernomen (o.a. in het bolsjewistische Rusland en in het fascistische Italië). Hij nam nadien weliswaar aan de parlementaire actie deel, maar deed zulks op zijn eigen manier.

Van Severen, die in 1925 het ‘Katholiek Vlaams Nationaal Verbond’ in West-Vlaanderen mee had helpen oprichten, trad in mei 1930 af als hoofdman, omdat hij er niet voldoende vertrouwen in zijn leiderschap aantrof. De belangrijkste tegengroep werd gevormd door de federalisten, die het bereiken van een federalistisch stelsel in België als einddoel stelden en voorstanders bleven van een parlementaire actie. Van Severen meende de volheid van zijn ideeën te kunnen realiseren door de oprichting van het Verdinaso. Deze beweging, die op West-Vlaanderen steunde, maar zich geleidelijk over het Vlaamse land, nadien over Nederland en over Wallonië ontwikkelde, onderging een evolutie in de richting van een meer realistische houding, waarbij twee hoofddoeleinden duidelijk naar voren kwamen: het vestigen van het ‘Dietse Rijk’ door de vereniging van Nederland, België en het Groothertogdom Luxemburg en door het vestigen van een politieke en sociale orde, gesteund op de corporatieve gedachte en strevend naar de oprichting van een politiek orgaan van vertegenwoordiging, de Staten-Generaal genaamd. Aldus liet Van Severen het separatisme varen en kwam hij in een nog grotere tegenstelling te staan tot het in 1933 opgerichte ‘Vlaams Nationaal Verbond’ (VNV).

Die evolutie dient te worden gezien in het raam van de tijd. Men kan ze slechts begrijpen, indien men het vertrekpunt niet uit het oog verliest, nl. de actie van de Vlaamse soldaten aan het IJzerfront. Dat in die actie een opstandige ondergrond lag, is onbetwistbaar.

Hoewel Van Severen zich in het Parlement scherp had uitgesproken tegen de Belgische staat, kwam hij na enkele tijd tot de overtuiging dat een daarop gerichte actie steriel zou zijn. Het federalisme verwierp hij, maar hij was voorstander van een ver doorgedreven deconcentratie en decentralisatie, deze laatste steunend, niet op de thans bestaande provincies, maar op de hergroepering van de vroeger bestaande vorstendommen (bijv. het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant).

Zijn methode werd steeds meer die van de geleidelijkheid, zodat hij in 1938 voorstelde tussen België, Nederland en Luxemburg een economische unie tot stand te brengen (voorbode van Benelux) en een militair verbond, dit laatste met het oog op het dreigend oorlogsgevaar. Het Verdinaso legde er zich op toe sterk agerende kernen te vormen, niet alleen gewestelijk, maar ook in de structuren waar zij invloed konden doen gelden. Van Severen had een sterke invloed op zijn volgelingen, van wie hij de grootste zelfverloochening eiste. Hij legde de nadruk op de politieke vorming, uitgaande van het besef dat in ons land een politieke traditie ontbrak. Steeds meer zag hij in die vorming zijn voornaamste taak. Die invloed ging ver boven het strikt gedisciplineerde Verdinaso uit. De oorlog heeft de verdere ontwikkeling ervan onderbroken en de kleine groepen die na de oorlog ontstonden slaagden er niet in de aandacht op zich te trekken.

Tijdens de mobilisatie die in september 1939 begon, richtte Van Severen, met personen uit alle strekkingen, het Verbond van Nationale Zelfstandigheid op. Duidelijk was ook zijn toenadering tot het door Hendrik de Man geformuleerde nieuwe socialisme. In Nederland was intussen het Verdinaso onder een andere naam zelfstandig geworden, waarbij het ook, met volledige instemming van Joris van Severen, de tot dan toe gebruikte terminologie goeddeels prijsgaf. Na de versmelting met een andere groep, heette het verbond in Nederland voortaan het ‘Verbond der Nederlanders’.

Wat blijft er van Van Severens betekenis over? Allereerst de oproep tot verruiming van de Vlaamse Beweging tot een actie die voor het geheel van de Nederlanden van belang is. Volgens die opvatting keerde hij zich scherp tegen wat in die tijd het ‘flamingantisme’ werd genoemd. Hij wenste die actie te zien, los van de taalbeweging. Verder is er de gedachte aan een sociale en politieke ordening. Zij dient eveneens gezien te worden in het raam van de tijdsomstandigheden, toen het Parlement al te veel geschoeid was op 19e-eeuwse denkbeelden, terwijl het de sociale groepen aan organisatie ontbrak. De evolutie die sindsdien in België en Nederland heeft plaatsgehad, zou die actie op dit ogenblik in een ander licht kunnen doen zien.

Joris van Severen was een boeiende persoonlijkheid, volkomen onbaatzuchtig, zeer moedig, strevend naar verfijning. Zijn vrijwillig offer in Abbeville is daar een gedenkwaardige bekroning van.

_______________

Bron: http://gent.kvhv.org/over-kvhv/prominenten/joris-van-severen/

 

Sprokkels


 

In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

 

Nog oogst uit de Engelstalige en Franstalige wereld

Ook in Cornwall Mark, The Devil’s Wall – The Nationalist Youth Mis-sion of Heinz Rutha, 2012, komt Joris van Severen ter sprake (pp. 186-187, 191, 214, 222 en 236) bij de behandeling van Van Severens correspondentie met deze Sudetenduitser, waarvoor ook deze auteur putte uit het Joris van Severen-archief.

 

Verder refereren we ook naar de Franstalige publicaties, waarin respectievelijk ook Rachel Baes en Louis Gueuning aan bod komen:

Dictionnaire des femmes belges

Elaine Gubin, Catherine Jacques et Jean Puissant (red.), Dictionnaire des femmes belges: XIX et XX siècles, Bruxelles 2006, pagina 36:

"Juste avant la Seconde Guerre mondiale, de 1936 à 1940, elle a une liaison avec Joris van Severen, le fondateur du Verdinaso – mouvement flamand corporatiste -, qui sera arrêté et fusillé en 1940 par des soldats français. Rachel Baes lui consacra une biographie en 1965: Joris van Severen, une âme, essai avorte de réhabilitation.

En 1961, elle se retire à Bruges ou elle vivra dans l'isolement. Elle y décède en mai 1983 et, conformément a sa demande, sera enterrée en France, au cimetière d'Abbeville, aux côtés de Joris van Severen."

 

Ecrire en Belgique

Cécile Vanderpeten, Ecrire en Belgique sous le regard de Dieu – Les élites catholiques et la littérature, (pp. 99-101), waarin Gueunings evolutie geschetst wordt van regionalistische dichter naar het Verdinaso.

 

In Memoriam Jan Roegiers (1944-2013)

”(…) Het Leuvens universiteitsarchief verwierf intussen bekendheid vanwege het ruimhartige verwervingsbeleid, dat zich niet beperkte tot de archieven van de eigen instelling maar ook ‘vreemd’ materiaal aantrok ten behoeve van onderwijs en onderzoek (het archief Joris van Severen of dat van Walter de Bock).(…)”

__________

Bron: Mark Derez, Tijdingen uit Leuven, nr. 1/2014, p. 16, in zijn IM Jan Roegiers.