> nieuwsbrief > 2014- nr 3
Inhoud
      
      
      
      
      
      
      
      
      
      
Voor tal van mensen – die via hun voorintekening op de
        in oktober te verschijnen Fotobiografie Joris van
              Severen en het Verdinaso hun bijdrage al
        vereffenden - vormde de gedrukte versie van  deze Nieuwsbrief een eerste kennismaking
        met het Studiecentrum Joris van Severen. Ze zullen mettertijd
        vanzelfsprekend, via onze Nieuwsbrief,
        uitgenodigd worden tot deelname aan het colloquium op 25
          oktober te Wakken.
Even ter herinnering: de fotobiografie - tevens
        het jaarboek 2014 - zal ingebonden op albumformaat verschijnen
        en 248 pagina’s tellen met tal van niet eerder gepubliceerde
        foto’s. Ook zal de uitgave een lijst van de voorintekenaars
        bevatten. We willen deze intekenlijst zo volledig als mogelijk
        houden, maar dit houdt wel in dat we ze uiterlijk aanvang
          september definitief dienen af te sluiten. Wie tot nog toe
        achterwege bleef gelieve dit in gedachten te houden en zijn
        bijdrage voor 2014 tijdig te vereffenen. Deze bedraagt 45 €
        (exclusief verzendkosten). Voor wie nu al voorziet niet te
        kunnen aanwezig zijn op het colloquium – zie verder - (en de
        uitgave dus via de post wenst te ontvangen) beloopt de bijdrage
        55 € verzendkosten inbegrepen). Laat niet na dit per omgaande te
        doen, zodat u ervan verzekerd bent uw naam terug te vinden in de
        voorintekenlijst die in het boek zal opgenomen worden.
De Fotobiografie
          leent zich overigens ook uitstekend als
        relatiegeschenk. Meerdere leden bestelden in dit perspectief
        meer dan een exemplaar.
Bijlage aan de
              Fotobiografie: DVD ‘Eindpunt en Opdracht’
Naar
        aanleiding van het traditionele bezoek aan de graven van Joris
        van Severen en Jan Ryckoort van 1987 werd door het toenmalige
        Nationaal Studie- en Documentatiecentrum Joris van Severen een
        video aangemaakt, gerealiseerd door de studioploeg van Rudi
        Reusens. Deze video waarop historische filmbeelden over het
        Verdinaso afwisselen met beelden van de herdenking in 1987, zal
        als DVD-bijlage deel uitmaken van de Fotobiografie en het boek
        aldus een aanzienlijke meerwaarde geven. Bovendien werden aan de
        ‘reportage’ van 1987 originele filmbeelden toegevoegd van
        jeugdkampen van het Jong Dinaso. 
Noteer
        nu al de datum van zaterdag 25 oktober 2014
        met een stip in uw agenda. Alle praktische gegevens inzake
        deelname aan het Colloquium Joris van Severen – het 6e in de rij
        – vindt u in onze volgende Nieuwsbrief. Plaats van het gebeuren is het Goed ter Mote binnen
        het nieuwe provinciale domein De Baliekouter
        in Van Severens geboorteplaats Wakken.
Als
        referaathouders komen drs. Luk Pauwels
        en drs. Tom Cobbaert aan
        het woord. Eerstgenoemde is de auteur van De ideologische evolutie
          van Joris van Severen (dat als 3e Jaarboek Joris van Severen
        gepubliceerd werd). De tweede referaathouder, werkzaam
        binnen het ADVN, promoveerde op het proefschrift De Europese gedachte bij
          de Nieuwe Orde in Vlaanderen.
Samen
        zullen zij speuren naar de plaats van Joris van Severen binnen
        het bredere Europese perspectief van de tussenoorlogse jaren.
Aansluitend
        op het colloquium zal het 18e Jaarboek Joris van Severen
          – zijnde de fotobiografie waarvan hierboven uitgebreid
        sprake - voorgesteld worden en is er gelegenheid kennis te maken
        met het vernieuwde museum ‘Van Hugo Verriest tot Joris van
        Severen’ dat binnen het educatief centrum van de Baliekouter een
        nieuw en waardig onderkomen vond. 
Abbeville 2014 - Grafrede Abbeville 18 mei
Luc Seynaeve
Beste
        aanwezigen, getrouwen van Joris van Severen en Jan Ryckoort.
Eerst
        en vooral, bijzonder welkom op deze sober serene bijeenkomst
        waarbij we Joris van Severen en Jan Ryckoort eervol groeten. Dit
        doen we elk jaar, dit jaar de 74e keer, volgend jaar voor de 75e
        keer, wat wellicht aanleiding zal geven tot wat extra aandacht.
Er
        zijn niet zoveel politieke figuren die het voorrecht hebben 74
        jaar na hun dood nog steeds jaarlijks gegroet te worden. Heel
        zeker heeft dit iets te maken met de figuren zelf. Joris van
        Severen had een inhoudelijke boodschap en Jan Ryckoort volgde
        zijn leider tot in de dood. 
Als
        voorzitter van de Stichting
          Joris van Severen hou ik eraan gebruik te maken van deze
        herdenking om te wijzen op enkele belangrijke items aangaande
        het maatschappijbeeld Joris van Severen. Uiteraard, in
        correlatie met de toenmalige tijdsgeest. 
Het
        Verdinaso bestond slechts een 10-tal jaar als politieke
        beweging. Het was een beweging met een totaalconcept: het
        individu moet een persoon worden en de natie, zijnde de Staat,
        staat in functie van de persoon. Ook het beroepsleven staat
        opnieuw in functie van de persoon.
Joris
        van Severen was geen voorstander van het absolute liberalisme.
        De volledige vrijheid belemmert de gelijkheid en is oorzaak dat
        mensen niet als gelijkwaardig worden beschouwd. Het socialisme
        was een reactie tegen het misbruik van de vrijheid. Het
        Verdinaso zette zich af tegen het socialisme daar deze
        gedachtegang te weinig mogelijkheden bood voor het individu als
        persoon. Wetende dat dit socialisme destijds sterk gebaseerd was
        op de wetenschappelijke leer van het Marxisme.
Joris
        van Severen koos voor de gedachte van de corporatie, waarbij de
        mens centraal staat. Hij hechtte ook veel belang aan familie en
        beroep. Het geheel van deze corporatieve gedachtegang leidde tot
        de solidaristische orde. De filosofisch onderbouw noemt men het
        solidarisme. Een derde weg als alternatief ten overstaan van het
        liberalisme en socialisme. 
Joris
        van Severen had ook zijn ideeën omtrent het bedrijfsleven. Hij
        was voorstander van solidariteit tussen werkgevers en
        werknemers; hij noemde de arbeiders medewerkers van het bedrijf.
        Iedereen die zich inzette voor het bedrijf was medewerker en ook
        ieder was arbeider. Het syndicaal principe is nuttig én wordt
        ingebed ten dien-ste van het algemeen belang. Diverse
        groepsbelangen stonden steeds in functie van het algemeen
        belang.
Joris
        van Severen koos voor democratie maar dit binnen een
        corporatieve maatschappelijke structuur en dit op basis van
        solidarisme. Dit had geen enkele vergelijk met diverse partijen
        en strikte partijpolitiek.
Hij
        was op politiek vlak een controversiële figuur. Eerst was hij
        Vlaams nationalist, daarna Heel-Nederlander en bij opportuniteit
        op bepaalde momenten erg Belgicistisch.
Waarom
        zeg ik dit? Precies om te duiden op het feit dat het niet
        verwonderlijk was dat velen het niet makkelijk hadden Joris van
        Severen te volgen in zijn evolutief denken.
De
        kunst bestaat erin hem als persoon en als leider van het
        Verdinaso zijn juiste plaats toe te kennen in de
        maatschappelijke context van zijn tijd.
Hij
        was een leider, een man met een uitgesproken maatschappijvisie.
        Laat ons voornamelijk de goede punten van hem onthouden en niet
        blind zijn voor zijn politieke tekortkomingen eigen aan ieder
        persoon met maatschappelijk engagement.
Ter
        afronding citeer ik Mia Proost die in het weekblad Wij van de Volksunie
        (edities mei – juni 1990) in 4 delen het leven en de gedachten
        van Joris van Severen benaderde. Mevrouw Proost concludeert:
        “Vast staat dat heel wat van zijn ideeën tot op heden niet
        verouderd zijn. Het idee der Nederlanden is en blijft van grote
        waarde. Tenslotte blijft, los van de toenmalige terminologie, de
        mening van Joris van Severen over zedelijke grootheid en
        gemoedsadel van zeer grote waarde ook in onze tijd.”
Homilie Joris van Severen-herdenking Zevenkerken
E.H. Roeland van Steenkiste
(…) België, 10 mei 1940: Joris
        van Severen wordt met vele anderen, zonder enige aanleiding of
        aanklacht, opgepakt, met spooktreinen weggevoerd en aan de
        Fransen uitgeleverd. 
Abbeville, 20 mei 1940: Joris
        van Severen wordt met 21 lotgenoten vermoord. Ze worden zonder
        enige vorm van proces door Franse soldaten neergeschoten.
Verraden door de achterdocht,
        de haat, de rancune van een land dat Joris van Severen, met zijn
        Heel-Nederlands gedachte, op zijn manier heeft gediend.
Dit land, waar wij
        staatsburgers van zijn en dat ik bezwaarlijk mijn vaderland kan
        noemen, kan prat gaan op talrijke wederrechterlijke vervolgingen
        van de beste van zijn kinderen. Tijdens de laaghartige,
        mensonwaardige repressie werden ze, na een schijnproces,
        vermoord. Joris van Severen kreeg geen proces. Hij kreeg niet
        eens kans zich te verdedigen.
Hij werd weggevoerd, verwijderd
        uit dit land, omwille van zijn idealen, omwille van zijn
        Heel-Nederlandse droom: het Dietse volk zijn fierheid, zijn
        waardigheid teruggeven.
Joris van Severen werd
        weggevoerd, gewelddadig verwijderd uit dit land waar hij op zijn
        manier van hield, omdat hij met lijf en leden de gaafheid, de
        zelfstandigheid der Nederlanden wilde beschermen.
Dat hij dit deed via de
        werking, de eigen stijl, de regels van het Verdinaso was eigen
        aan die tijd. Joris van Severen behoort tot de groten van het
        volk der Lage Landen. 
In onze huidige tijd waar de
        morele, waar de christelijke, waar de algemeen humane waarden
        overboord worden gegooid omwille van de enig zaligmakende
        ‘multicul’ en de zegeningen van de Islam, kunnen we enkel dromen
        van een nieuwe Joris van Severen.
Het is onze taak trouw te zijn
        aan zijn testament: het herstel van de Nederlanden, een machtig
        Gemenebest, een Prinsenvolk, onaantastbaar aan zijn grenzen,
        kloek en tuchtvol aaneengesloten binnen zijn grenzen. (…)
In Houe Troue aan zijn ideaal,
        het behoeden van de grootsheid der Lage Landen, is Joris van
        Severen vermoord. Hij leeft voort in de velen die hem nooit
        zullen vergeten. Hij leeft voort in hen die zijn ideeëngoed
        trouw bewaren. Hij leeft voort in hen die met hart en ziel
        bidden en zingen:
“Mijn schild en de betrouwen
          zijt Gij, o God mijn Heer.
Op U zo wil ik bouwen, verlaat
          mij nimmer weer.
Dat ik toch vroom mag blijven,
          u dienaar t’ aller stond,
De tirannie verdrijven die mij
          het hart doorwondt”.
In
        naam van het Abbevillecomité heet ik u hartelijk welkom op deze
        herdenking. Heel speciaal een woord van welkom ook aan mevr.
        Gaby Lijnkamp, dochter van mevr. Gaby Warris, die in september
        2013 overleed. 
Het is
        74 jaar voorbij de gebeurtenissen van mei 1940. 
Op
        deze muur zijn ter eeuwige gedachtenis de namen van vier
        slachtoffers aangebracht van een drama dat in de plooien van de
        geschiedenis was verdwenen, als niemand hier was om het in
        herinnering te houden. Vier onschuldigen vermalen in de hel die
        oorlog heet. Met 17 anderen zonder enige verklaring opgepakt in
        de chaotische meidagen van 1940 werden ze op transport gezet om
        in de algemene paniek na de snelle opmars van de Duitsers als
        slachtvee afgemaakt te worden. Redeloos in hun en onze ogen.
        Voor de beulen leek het de rechtvaardigheid zelve. Pas als de
        morgen weer aanbreekt en de duistere nacht voorbij is, daagt het
        licht van de rede. Het is het aloude verhaal uit de Griekse
        tragedies: verblind door de goden van de dag zijn mensen – u en
        ik – tot de meest afgrijselijke misdaden in staat. Heracles
        vermoorde in furie zijn Deianeira, Oedipus in verblinding zijn
        eigen vader. En ook in Abbeville sloeg de verblinding toe. Het
        mag een wonder heten dat aan het moorden een einde werd gemaakt
        op het moment van diepste wanhoop, toen de dood voor alle 70
        weggevoerden in de kiosk van Abbeville onvermijdelijk leek en
        gebed de enige troost.
Deze
        vier Bruggelingen hebben uiteindelijk een laatste rustplaats
        gevonden. De erven Van Severen en Ryckoort kozen ervoor hun
        dierbaren begraven te laten in Abbeville, op de uiterste grens
        van hun geliefde Nederlanden. De stoffelijke resten van Maria
        Ceuterick en Louis Caestecker werden eind jaren ‘70 overgebracht
        naar het militaire kerkhof van De Panne. We hebben in een korte
        plechtigheid vorige week het graf van deze vier slachtoffers
        gegroet.
Terugblikkend
        vanuit de veiligheid van het heden is het makkelijk de wereld op
        te delen in goed en kwaad, met onszelf uiteraard aan de kant van
        het goede. Niemand van ons kan zich voorstellen ooit de kant van
        het kwaad te kiezen. Deze geschiedenis bewijst het tegendeel:
        waar oorlog en paniek heersen, waar chaos en angst het pais en
        vree verstoren, vindt de duivel zijn discipelen. 
De
        rede ruimde baan voor kogels en geweerkolven. Hoe eenvoudig
        bleek het een mensenleven te smoren in bloed. De vraag die elk
        jaar op deze herdenking gesteld moet worden: hoe zeker zijn we
        zelf van onze eigen zachtmoedigheid? Hoe zeker kunnen we er zelf
        van zijn dat we ons nooit laten verleiden door het Kwaad. Het is
        een vraag van persoonlijke verantwoordelijkheid. Het leert het
        ons dat het vernis van beschaving heel snel verdwijnen kan als
        de we onze ogen niet openhouden en de verblinding ruimte geven
        om haar vernietigende werk te doen.
Het
        heden wordt gebouwd op fundamenten van het verleden. Het
        verleden moet ons ervoor behoeden blind in barbarij te
        vervallen. Ziehier het belang van Eeuwige Gedachtenis.
Vorig
        jaar bracht mevr. Isabelle Ryckoort haar grootvader in
        her-innering. Het comité heeft dit jaar aan de heer Bogaert
        gevraagd mevr. Maria Ceuterick voor het voetlicht te plaatsen en
        met haar ook de betreurde Gaby Warris voor even terug in ons
        midden te brengen.
In
        naam van het Abbevilecomité dank ik u hartelijk voor uw
        aanwezigheid op deze herdenking en wil u alvast uitnodigen voor
        de herdenking van volgend jaar. Die gaat door op zaterdag 23 mei
        2015. We herdenken dan 75 jaar Abbeville. 
Jean-Marie
            Bogaert, Ere-schepen stad Brugge. Bestuurslid
            Abbevillecomité
Maria
        Johanna Ceuterick was 60 jaar toen de oorlog uitbrak in mei
        1940. Ze was gehuwd met Oscar Geerolf en woonde in de
        Gapaardstraat 12 in Brugge waar ze in 1911 gebouwd hadden. Ze
        waren welstellende en graag geziene burgers en leefden er heel
        gelukkig. Ze bezaten in de Balsemboomstraat een fabriek van
        ijzer, vodden en beenderen. Het bedrijf dreef handel in het
        buitenland, had meerdere mensen in dienst en was bijzonder
        lucratief. Maria Ceuterick was eigenares van meerdere
        huizenrijen in diverse Brugse straten.
De
        Eerste Wereldoorlog deed haar met haar dochter naar Nederland
        vluchten. Haar man Oscar was op dat ogenblik gemobiliseerd.
        Onmiddellijk na de oorlog keerde Maria Ceuterick terug naar
        Brugge. Haar dochter Maria Gabriëlle die er inmiddels een
        Nederlands genieofficier Ernst Warris had leren kennen bleef in
        Nederland. Ze trouwde er op 20 april 1921. Een jaar later werd
        dochter Gaby geboren. Maria Gabriëlle kon evenwel in Nederland
        niet echt wennen en vol heimwee kwam ook zij met haar gezinnetje
        een paar jaar later terug naar Brugge. Ze namen er hun intrek
        bij haar ouders Oscar en Maria Ceuterick.
Kleindochter
        Gaby Warris groeide dus op in Brugge in het huis van haar
        grootouders, dat ze zelf omschreef als een huis met kostbare
        antiquiteiten en snuisterijen, met een tuin met fruitbomen en
        heerlijk geurende seringen, en een terras met een grote wijnstok
        die elk jaar veel druiven gaf.
Gaby
        bracht er een onbezorgde jeugd door, waar helaas een abrupt
        einde aan zou komen door het uitbreken van de Tweede
        Wereldoorlog. Op 10 mei 1940 gaf de Brugse procureur immers
        opdracht om Ernst Warris, de inwonende schoonzoon van Maria
        Ceuterick en vader van Gaby Warris, preventief te laten
        oppakken. Ernst stond als eigengereide Nederlandse protestant
        gecatalogeerd als verdachte vreemdeling.
Door
        zijn protestantse opvoeding had Ernst Warris immers geweigerd
        het rooms-katholieke geloof van zijn vrouw en schoonouders in
        Brugge te aanvaarden. 
Daarom
        verplichtte hij zijn vrouw en kinderen op zondag naar het
        evangelisch kerkje in de veel verder gelegen Naaldenstraat te
        gaan in plaats van naar de Magdalenakerk, de parochiekerk van
        het katholieke gezin Geerolf-Ceuterick.
Ook
        als ingenieur-architect had Ernst Warris het bijzonder moeilijk
        om in het toenmalig erg roomse Brugge zijn bouwplannen
        goedgekeurd te krijgen. Zijn financiële toestand dwong hem dus
        bij zijn schoonouders in te wonen.
Eind
        april 1940 werd zijn moeder - die als weduwe alleen in
        Neder-land woonde - zwaar ziek en wilde per se haar zoon bij
        zich. 
Zo
        kwam het dat op die bewuste 10e mei 1940 alleen thuis waren:
        Gaby met haar zusjes, haar moeder Maria-Gabriëlle en haar
        grootmoeder Maria Ceuterick. De Brugse politiecommissaris belde
        om 9.30 uur aan in de Gapaardstraat vergezeld van 2 agenten. Hij
        kwam Ernst Wallis arresteren. Toen die niet thuis bleek namen ze
        dan maar zijn echtgenote mee. Even later kwamen ze evenwel terug
        en ditmaal namen ze ook Maria Ceuterick mee. Er werd geen reden
        opgegeven. Tegen 11 uur stond de politie daar voor de derde
        maal. Kleindochter Gaby Warris rende naar de voordeur in de
        overtuiging dat ze haar moeder en haar grootmoeder terug
        thuisbrachten. Maar de agenten namen ook haar mee. 
In het
        politiebureau in de Hoogstraat werden ze herenigd. Maria
        Ceuterick riep vertwijfeld uit: “Het is verschrikkelijk. Wij
        wonen hier al 30 jaar, iedereen kent ons, wij snappen niets van
        wat hier gebeurt. We worden niet verhoord en moeten als boeven
        in een dievenkar naar de gevangenis.”
In het
        Pandreitje moesten ze al hun persoonlijke bezittingen afgeven,
        ook hun juwelen. Ze zouden ze nooit meer terugkrijgen. 
Na
        vijf dagen van verwaarlozing en vernedering werden ze, verstijfd
        van angst op transport gezet. Eerst richting Duinkerken, daarna
        naar de gevangenis van Bethune. Onder bedreigingen en
        scheldpartijen van hun bewakers brachten ze vijf nachten door,
        elk in een afzonderlijke cel, zonder onderling contact. Laat in
        de middag van 19 mei werden ze weer ingeladen in autobussen en
        vertrokken. De bedoeling was naar de gevangenis van Abbeville,
        maar die bleek overvol en dus ging de tocht ’s nachts verder
        door het park naar het muziekpaviljoen. Onder een regen van
        scheldwoorden werden ze de treden naar beneden geduwd in de
        kelder onder de kiosk. 
De
        volgende dag - 20 mei 1940 - tegen de middag: een hevig
        bombardement boven Abbeville. Toen het weer stil werd vloog het
        luik van de kelder open en werden 4 gevangenen naar buiten
        geleid en daarna nog 4, en dan nog 4.
En dan
        was het de beurt aan Joris van Severen, Jan Ryckoort en Maria
        Ceuterick. Maria nam afscheid van dochter en kleindochter en
        stapte moedig door de kelder. Ze struikelde op de eerste trede,
        viel en werd ruw bij de schouder omhoog getrokken. Buiten werd
        ze afgemaakt met vijf bajonetsteken in de borst en één in de
        buik, haar schedel met een geweerkolf ingeslagen. Ze zou
        uiteindelijk stikken in haar eigen bloed. Voor haar kwam de
        reddende tussenkomst van de Franse luitenant Jean Leclabart
        helaas te laat. 
In
        1978 werd Maria Ceuterick door de Belgische staat
        gerehabiliteerd. Haar stoffelijk overschot werd op staatskosten
        overgebracht naar de militaire begraafplaats van De Panne waar
        haar nagedachtenis van alle smet werd gezuiverd.
Vandaag
        spreken we haar naam Maria Ceuterick, samen met die van Joris
        van Severen, Jan Ryckoort en Louis Caestecker de vier Brugse
        slachtoffers van het bloedbad van Abbeville met respect en
        piëteit uit.
Onze
        gedachten gaan ook naar Gaby Warris, kleindochter van Maria
        Ceuterick. Gaby werd door de dramatische gebeurtenissen
        weliswaar haar leven lang fel getekend, maar er niet door
        gebroken. Het heeft haar niet verhinderd uit te groeien tot een
        talentvolle en wereldwijd bekende kunstschilderes.
Onder
        haar impuls werd in 1996 deze gedenksteen aangebracht. 
Gaby
        overleed op 11 september vorig jaar op 91-jarige leeftijd, moe
        van het vechten tegen zoveel onrecht, stilletjes als een kaarsje
        uitgegaan. Met haar verdwijnt de laatste getuige van het
        bloedbad van Abbeville. Ook de herinnering aan haar willen we op
        deze herdenking in ere houden. De bloemen die we hebben
        neergelegd zijn dus ook een beetje voor haar bedoeld. 
Frans van
            Dessel (Lier 27 maart
        1927 – Lier 13 april 2014) stond reeds vanaf zijn prille jeugd
        (1934) in het Jong-Dinaso, als ploeg-leider van de Lierse
        eenheid. Bij het samengaan van de jeugdbewe-gingen in 1941 werd
        hij schaarleider van het NSJV om naderhand, als zovelen van zijn
        generatie, de Sturmbrigade Langemarck te ver-voegen. Frans was
        drager van het Dinaso-trouwkenteken en werd ten grave gedragen
        onder de oude Dinaso-vlag.
           
Maurits Cailliau
Merkwaardig – of toch weer niet? - mag heten dat in de
        documenten in het Duitse dossier ter vervolging van Othmar Spann
        in volgende bewoordingen ook verwezen wordt naar het Verdinaso:2
        
Flandern
Es ist bemerkenswert,
          dass der Spann-Kreis überall dort, wo sogenannte
          Erneuerungsbewegungen auftreten, versucht, mit seiner
          Tätigkeit einzusetzen. Die politischen und weltanschaulichen
          Gefahren, die diese Tätigkeit mit sich bringen, beweist das
          Sudetendeutsche Beispiel. Es steht nun auch fest, dass sich
          der Spann-Kreis in die auf nationaler Basis aufgebauten
          Erneuerungsbewegung Flandern (“Verbond van Dietsche
          Nationalsolida-risten” (Dinaso) einschaltete. Diese Bewegung
          wird maßgeblich von der katholischen Kirche unterstützt und
          richtet sich sehr scharf gegen Rosenberg. Die Verbindungen
          wurden vor allem durch Rafael Spann3 über eine
          einflussreiche Führerin dieser Bewegung, die sich auch bei
          Spann verschiedentlich in Wien politische Instruktionen holte,
          aufrechterhalten.
In einen Brief Rafaels
          an diese Führerin vom 9.11.1935 heißt es: “Ich glaube, das
          beste Forum (zur Durchsetzung der Spann-Lehre) wäre Ihre
          nationale Bewegung, von der Sie schreiben, dass sie sich nicht
          von rassischen Gedankengängen beeindrucken lässt. Dem musste
          schon von Anfang ein Gleichgewicht geboten werden.”
Wie deze ‘Führerin’ was
        die namens het Verdinaso de betrekkingen met de Spann Kreis onderhield
        valt wel niet meer te achterhalen. Wel
        staat het vast en is het met tal van documenten gestaafd, dat
        Joris van Severen en zijn beweging zich van langsom meer
        afstandelijker tegenover het Duitse nationaalsocialisme
        opstelden. Dat ook de Duitsers dit begrepen hadden, blijkt uit
        heel wat documenten4  en
        ook uit het hierboven aangehaalde fragment uit de Spann Akte.
Dit
        belette Joris van Severen er niet van op de hoogte te blijven
        van de ontwikkelingen binnen de verschillende stromingen van de
        Conservatieve Revolutie, meer in het bijzonder deze van de
        jong-conservatieve vleugel, waarbinnen zowel Othmar Spann als
        Wilhelm Stapel en Edgar C. Jung zich situeerden.5 Uit
        onze onderstaande summiere schets van de ideeën van Spann blijkt
        overigens over-duidelijk dat Van Severens gedachtewereld – en
        dus ook het Verdinaso-programma – in hoge mate verwant was aan
        het denken van Othmar Spann. Het spreekt meteen ook de goedkope
        bewering tegen dat Joris van Severen voornamelijk door Franse
        denkers – als Charles Maurras, René de La Tour du Pin en Jacques
        Maritain – beïnvloed was. Al ontleende hij aan laatstgenoemde
        wel de personalistische klemtonen die zijn beweging een diepere
        dimensie gaven.
Othmar Spann:
              een katholieke radicale Traditionalist Othmar
            Spann was een Oostenrijkse filosoof die een belangrijke
            invloed op het Duitse conservatieve en traditionalistische
            denken in de periode na de Eerste Wereldoorlog uitoefende.
            Hij kan beschouwd als een voornaam vertegenwoordiger van de
            intellectuele beweging die bekend staat als de
            "Conservatieve Revolutie”. Spann was een professor in de
            economie en sociologie aan de Weense Universiteit, waar hij
            niet alleen sociale en economische theorieën doceerde, maar
            ook invloed uitoefende op tal van studenten met de
            presentatie van zijn wereldbeeld in zijn colleges. Daardoor vormde hij een
            grote groep aanhangers bekend als de Spann Kreis.
          Deze kring van intellectuelen
            probeerde politici die sympathiek tegenover Spanns filosofie
            stonden te beïnvloeden. 
Spann
            noemde zijn eigen wereldbeeld ‘universalisme’, een term die
            niet mag worden verward met wat algemeen onder dat begrip
            verstaan wordt. Spann ging uit van het volksbegrip, terwijl
            de meer gangbare betekenis verwijst naar kosmopolitische
            ideeën. Spanns universalisme werd uiteengezet in
            een aantal studies, voornamelijk in Der wahre Staat,
            waarin hij uitging van de waarde van nationaliteit, van het
            sociale geheel boven het individu, van religieuze
            (voornamelijk katholieke) waarden boven materialistische
            waarden, en pleitte voor het model van een
            niet-democratische, hiërarchische en corporatistische staat
            als de enige valabel alternatief voor de maatschappijopbouw.
          Zijn kijk op de samenleving sloot – zo blijkt - nauw aan bij
          de ideeën van het nationaalsolidarisme.
Sociale interpretatie 
Othmar
            Spann stelde dat de fundamentele waarheid van alle sociale
            wetenschappen inhoudt dat het individu slechts bestaat voor
            zover het lid is van een geheel. Dit concept, dat de kern
            van zijn sociologie behelst, is geen ontkenning van het
            bestaan van het individu, maar wel een totale weerlegging
            van het individualisme als ideologie, die het bestaan en het
            belang van supra-individuele realiteiten ontkent. De
          klassieke individualistische
            liberale theorie gaat uit van een ‘atomistische’ kijk en
            ziet alleen individuen als bouwsteen; mensen die dit
            geloofden werden in wezen losgekoppeld en onafhankelijk van
            elkaar. Ze gaan ervan uit dat
            de maatschappij alleen bestaat als gevolg van een ‘sociaal
            contract’. Sociologische studies hebben deze theorie
            weerlegd en kwamen tot de slotsom dat het geheel (de
            maatschappij) nooit alleen maar de som is van de delen
            (individuen) en dat enkelingen van nature psychologische
            banden hebben met elkaar. Dit
            gegeven vormde het uitgangspunt van Spanns leerstellingen,
            die hij op een unieke eigen manier wist te formuleren.
            Individuen handelen nooit geheel onafhankelijk omdat hun
            gedrag altijd ten minste gedeeltelijk bepaald wordt door de
            maatschappij waarin ze leven, en door hun organische,
            niet-instrumentale (en dus ook niet-contractuele) banden met
            andere mensen in de samenleving. Spann zag de sociale orde in haar geheel
            als een organische samenleving (een gemeenschap), waaraan
            alle personen deelhebben die behoren tot een reeds bestaande
            geestelijke eenheid. De
            individuele persoon komt als zodanig uit het sociale geheel
            waarin hij werd geboren en waarvan hij nooit echt gescheiden
            kan worden. 
Het
            is ook belangrijk te verduidelijken dat het
            samenlevingsbegrip bij Spann niet totalitair is. Hij herkent
            en erkent het belang van de verschillende intermediaire
            lichamen, door hem aangeduid als "gedeeltelijke gehelen",
            als samenstellende delen en elementen die verschillend maar
            verwant zijn, en die geharmoniseerd dienen te functioneren
            binnen het geheel van de samenleving. 
Nationaliteit 
Volk (‘mensen’ of ‘natie’) in de zin van
            ‘nationaliteit’, heeft voor Spann een culturele en ethische
            basis. Hij definieerde Volk in termen van het
            behoren tot een ‘spirituele gemeenschap’ en niet op een
            etnische of raciale ‘bloedsgemeenschap’, zoals het
            nationaalsocialisme. Enkel wanneer mensen dezelfde culturele
            achtergrond delen kunnen ze een volksgemeenschap vormen. Hij
            bevestigt daarmee de concrete culturele gemeenschap als
            basisconcept voor het idee van de natie. Dit in contrast met
            de waanidee van een onbeperkte, kosmopolitische, omgang
            tussen individuen. 
Spanns
            volksbegrip sloot aan op de christelijke opvatting over de
            mens, die niet alleen zijn biologische, psychologische en
            spirituele wezen in aanmerking neemt, maar deze ook wenst te
            ontplooien. Dit is de reden waarom Spann de gangbare
            opvatting van ras als een biologische entiteit verwierp; hij
            geloofde immers niet dat raciale soorten zijn afgeleid
            vanuit een biologische erfenis, net zoals hij ook niet
            geloofde dat het individuele karakter van een persoon enkel
            bepaald wordt door erfelijkheid. Zijn rasbegrip ging
          uit van het culturele en spirituele
            karakter van de persoon. Raszuiverheid wordt aldus niet
            bepaald door biologische zuiverheid maar door het karakter
            en een levensstijl, in overeenstemming met een bepaalde
            spirituele kwaliteit. De ras-theorie
            van Spann sloot aldus aan bij wat ook Oswald Spengler
            vooropstelde.
De ware Staat 
Othmar
            Spanns universalisme was in wezen een katholieke vorm van
            ‘radicaal traditionalisme’; hij geloofde dat er eeuwige
            beginselen bestaan waarop elke sociale, economische en
            politieke orde moest verder bouwen. De beginselen van de
            Franse Revolutie - liberalisme, democratie en socialisme –
            wees hij af, afhankelijk als ze waren van historische
            omstandigheden. Daartegenover stelde hij dat er bepaalde
            principes zijn – volgens dewelke de meeste oude en
            middeleeuwse samenlevingen werden opgebouwd - die eeuwig
            gelden, omdat ze afgeleid zijn van de Goddelijke orde.
          Deze principes kon-den nieuw leven
            worden ingeblazen en tot algemeen model dienen; ze zijn
            immers tijdeloos en niet besmet met de ontsporingen van de
            moderne wereld, zoals de schadelijke systemen - liberalisme
            en communisme - afgeleid van de Franse Revolutie. Dit
            tijdloze model bood de blauwdruk voor de Wahre Staat
            - een corporatieve, monarchale en elitaire staat – waarvoor
            de universalistische filosofie de leidende gedachte vormde.
          
Economie 
Ook
            inzake economie verwierp Spann zowel het kapitalisme als het
            socialisme/communisme, en pleitte hij voor een
            corporatistisch systeem, relaterend aan dat van het
            gildesysteem van de Middeleeuwen. Een systeem waarin het
            werk en de productie zou worden georganiseerd in
            corporaties, organisch gestructureerd in dienst van de staat
            en de natie. 
Spanns
            belangrijkste reden voor de afwijzing van het kapitalisme
            was gelegen in het inzicht dat het individualistisch was en
            dus de neiging had om disharmonie te creëren, met een
            verzwakking van de organische banden tussen individuen in
            het sociale weefsel tot gevolg.
          Bovendien meende Spann dat het
            kapitalisme ook leidde tot een oneerlijke behandeling door
            de kapitalisten van degenen onder hen. De verdienste van
            Marx lag er in dat hij terecht gewezen had op de ongelijke
            behandeling van werknemer en ondernemer binnen de
            individualistische orde van de samenleving. Spann verwierp
            echter de socialistische systemen in het algemeen; het
            socialisme leek hem oppervlakkig universalistisch en was in
            feite een mengsel van universalistische en
            individualistische elementen. Spanns universalisme zocht daarentegen de
            organische meerdeligheid als bouwstenen te gebruiken,
            teneinde harmonie tot stand tot brengen. 
Politiek 
Spann
            beweerde dat alle democratische politieke systemen een
            inversie van een echt waardevolle politieke orde
            belichaamden. Een groot probleem van de democratie was het
            toestaan van, ten eerste: de manipulatie van de regering
            door rijke kapitalisten en financiers wiens morele karakter
            meestal twijfelachtig was en wiens doelen bijna nooit in
            overeenstemming met het welzijn van de gemeenschap stonden;
            en ten tweede: dat de democratie, die teert op het
            eigenbelang van demagogen, het manipuleren van de massa niet
            kan voorkomen. Maar zelfs de theoretische basis van de
            democratie was, volgens Spann, gebrekkig omdat de mensen in
            wezen ongelijk zijn. Democratie betekende aldus de
            uitsluiting van het recht van superieure individuen om het
            lot van de staat te bepalen. Ten slotte merkte Spann op dat
            de vraag naar democratie en vrijheid, eens te meer, geheel
            individualistisch is. In de Ware Staat, zou het individu
            zijn wil ondergeschikt maken aan het geheel en zich laten
            leiden door een gevoel van onbaatzuchtige solidaire plicht
            in dienst aan de gemeenschap. 
Het
            universalisme erkende aldus de inherente ongelijkheid van de
            mensen en ondersteunde een hiërarchische organisatie binnen
            de politieke orde, waarbij er allereerst ‘gelijkheid onder
            gelijken’ zou heersen en de ‘ondergeschiktheid van de
            intellectueel inferieuren onder de intellectuele beteren’. 
De
            staat zou worden geleid door een elite waarvan de leden
            worden gekozen uit de hogere niveaus van de hiërarchie, op
            basis van hun verdienste; het was in wezen een
            meritocratische aristocratie.
          Othmar Spann geloofde, in
            overeenstemming met zijn katholieke religieuze achtergrond,
            in het bestaan van een boven-sensuele, metafysische en
            spirituele werkelijkheid, die afzonderlijk bestond boven de
            materiële werkelijkheid. Hij stelde dat de ware staat moet
            worden geïnspireerd door de christelijke spiritualiteit, en
            dat haar leiders zich moeten laten leiden door hun
            toewijding aan de Goddelijke wetten. Toch zou de leiding van de staat haar
            legitimiteit niet alleen ontvangen vanuit haar religieuze
            karakter, maar ook door het bezit van de ‘geldige
            geestelijke inhoud’, die aan de machtsuitoefening
            voorafgaat. Zo kwam hij tot de conclusie dat: ‘De
            geschiedenis ons leert dat het de geldigheid van geestelijke
            waarden zijn die de spirituele band dienen te vormen.
          Ze kunnen niet te vuur en te zwaard
            vervangen of veronachtzaamd worden.
De
            staat was, in Spanns optiek, gericht op herstel van het
            maatschappelijke weefsel en was ook federalistisch van
            naturel: het verenigen van alle ‘gedeeltelijke gehelen’ –
            intermediaire lichamen en lokale regio's die een bepaald
            niveau van lokaal zelfbestuur zouden hebben – in hun
            verhouding tot de hogere overheid. 
Zodoende
            zou opnieuw het bewustzijn - omtrent de eeuwige en absolute
            krachten aanwezig in het universum - herop kunnen bloeien.
            Een dergelijke conservatieve revolutie zou vervolgens,
            resonerend binnen Europa, de onsterfelijke principes van het
            universalisme incorporeren in het moderne politieke leven.
Spanns invloed en
                receptie 
De
            invloed van Othmar Spann en zijn kring beperkte zich
            grotendeels tot Duitsland en Oostenrijk, en het was in dit
            laatste land dat hun invloed het grootst was. Spanns filosofie werd de
            basis van de ideologie van de Oostenrijkse Heiwerk,
            die werd geleid door Ernst Ruiger von Starhemberg. Leiders van de zogenaamde
            Oostenrijks-fascistische staat, met inbegrip van Engelbert
            Dollfuss en Kurt Schuschnigg, werden ook deels beïnvloed
            door het denken van Spann en zijn kring. Echter, ondanks het
            feit dat deze staat de enige was die echt geprobeerd geeft
            om zijn ideeën te verwezenlijken, heeft Spann het zogenaamde
            ‘Austro-fascisme’ niet ondersteund, omdat hij een
            pan-germanist was en hij het Duitse volk wilde herenigd zien
            binnen een enkele staat. 
Ondanks
            herhaalde pogingen om de nationaalsocialistische ideologie
            en de leiders van de NSDAP te beïnvloeden, werden Spanns
            ideeën door de meeste nationaalsocialisten evenwel
            verworpen. Alfred Rosenberg, Robert Ley en diverse
            andere auteurs ontketenden een ware hetze tegen Spanns
            school. Rosenberg was
            geïrriteerd door zowel Spanns ontkenning van het belang van
            het bloed als door zijn katholieke theocratische
            standpunten. Hij stelde dat de Universele school van Othmar
            Spann weliswaar de dwalingen van het materialisme en het
            individualisme had weten te weerleggen, maar in al even
            dwaze leerstellingen verviel door de wetten van bloed en ras
            te loochenen. 
Afgezien
            daarvan – het loochenen van de ‘biologische wetten’ – hadden
            ook andere nazi’s kritiek op Spanns politieke voorstellen. Ze beweerden dat zijn
            hiërarchische staat een dieper kloof tussen de mensen en hun
            elite zou teweeg brengen. Hoewel het nationaalsocialisme
            zelf ook elementen van elitarisme in zich droeg, was het
            echter ook in hoge mate populistisch, en ging het uit van de
            idee dat iedere Duitser het potentieel had een leidende rol
            op te nemen. 
Edgar
            Jung6, die een van de meest prominente radicale
            conservatieve tegenstanders van Hitler was, zette een
            filosofie uiteen die opvallend vergelijkbaar was met deze
            van Spann - hoewel er ook een aantal verschillen waren die
            we verder kort belichten. 
Jung
            geloofde dat noch het fascisme noch het nationaalsocialisme
            voorlopers waren van het herstel van de samenleving, maar
            ‘gewoon een andere manifestatie van de liberale,
            individualistische en seculiere tradities die uit de Franse
            Revolutie waren ontstaan’. Het fascisme en het
            nationaalsocialisme werden, volgens hem, niet geleid door
            een verwijzing naar een goddelijke macht; ze waren nog
            steeds besmet met de ontaarding van het individualisme. 
Edgar
            Jung verwierp ook het nationalisme in de strikte zin, hoewel
            hij tegelijkertijd de waarde bevestigde van het Volk
            en de liefde voor het vaderland, en pleitte voor de
            reorganisatie van het Europese continent op federalistische
            basis, met Duitsland als de leidende natie van de federatie. 
Gemeenschappelijk
            bekritiseerden Jung en Spann het zogenaamde wetenschappelijk
            racisme omwille van zijn ‘biologische materialistische’
            aard. Ook Jung werd voortdurend, tot aan het
            einde van zijn leven, bestreden – en uiteindelijk vermoord -
            door de nationaalsocialisten.
Tot
            de Anschluss van Oostenrijk bij het Rijk had Othmar
            Spann verwachtingsvol tegen de ontwikkeling van het
            nationaalsocialisme aangekeken. Hij koesterde de illusie dat
            hij uiteindelijk het regime zou kunnen beïnvloeden en dat
            het Derde Rijk zijn filosofie zou onderschrijven. 
Kort
            na de Anschluss in 1938 werd Spann evenwel
            gearresteerd en gevangen gezet, omdat hij als een
            ideologische bedreiging voor het naziregime werd beschouwd.
            Hoewel hij na enkele maanden werd vrijgelaten, werd zijn
            bewegingsvrijheid ingeperkt tot de omheining van zijn
            landelijke woonst.
Na
            de Tweede Wereldoorlog slaagde hij er nooit meer in enige
            politieke invloed uit te oefenen. Maar hij liet wel zijn
            sporen na in de filosofische wereld en had invloed op veel Nee
              Rechte (‘Nieuw Rechtse’) intellectuelen zoals Armin
            Mohler en Gerd-Klaus Kaltenbrunner.7 
Noten 
_______________
1 Spann, Othmar (1878–1950), Oostenrijks socioloog,
        sociaal filosoof en econoom. WERK: Die Haupttheorien der
          Volkswirtschaftslehre (1910, 1949); Gesellschaftslehre (1914);
        Der wahre Staat
        (1921); Kategorienlehre (1924);
        Gesellschaftsphilosophie
        (1928); Geschichtsphilosophie
        (1932); Gesamtausgabe
        (20 dln., 1958–1959).
2 Bron: Die
          Spann-Akte ‘Der
          Spann-Kreis. Gefahren und Auswirkungen’, Ende August 1938. Deze akte wordt bewaard in het
        Bundesarchiv in Koblenz, waar ze onder de benaming
        ‘Reichssicherheitshauptamt R 58/834‘ gearchiveerd werd. Ze werd
        voor het eerst openbaar gemaakt als bijlage (pp. 135-160) van
        Sebastian Maass’ studie Dritter
          Weg und Wahrer Staat – Othmar Spann, Ideeengeber der
          Konservativen Revolution, Regin Verlag, Kiel, 2010. Het
        aangehaalde fragment met betrekking tot Vlaanderen, aldaar, pp.
        157-158.
3 Rafael
        Spann (1909-1983) was een zoon van Othmar Spann.
4 We nemen ons voor om
        op deze documenten terug te komen middels een jaarboekbijdrage.
5 In de
        bibliotheek van Joris van Severen bevonden zich volgende werken
        van Othmar Spann: Irrungen des Marxismus en Vom Wesen des Volkstums
        en ook de studie van Wilhelm Stapel (1882-1954), Der christliche Staatsmann.
          Eine Theologie des Nationalismus.
6 Edgar C. Jung (1894-1934),
        auteur van o.m. Die
          Herrschaft der Minderwertigen en kopstuk van de
        jong-conservatieven, werd
        door de nazi’s vermoord n.a.v. de Röhm-putsch – de ‘nacht der
        lange messen’ - in 1934.
7 Bron: http://www.counter-currents.com/2013/03/othmar-spann-a-catholic-radical-traditionalist/. Onze ingekorte
        bewerking. Zie ook: Walter Becher, Der Blick aufs Ganze. Das Weltbild Othmar Spanns, Universitas Verlag, München,
        1985.
In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar
          naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het
          Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende
          passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven.
          We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar
          publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons
          kopie van de betreffende passages toe te sturen.
Oogst uit de Engelstalige en Franstalige
            wereld
"The
        VNV had a genuine mass following in rural Flemish districts; it
        received 13 percent of the vote in the four northern provinces
        in 1936 and 15 percent in 1939. Its main rival was the fervent
        uniformed squad of young men known as Verdinasos or Dinasos (a
        contraction of Verbond van Dietsche Nationaalsolidaristen, "Band
        of Dutch-speaking National Solidarists") led by a young lawyer,
        Joris van Severen, with special appeal to veterans and students.
        Van Severen dreamed of a Greater Netherlands like that of the
        seventeenth century, including all the Flemish (Dutch) peoples
        of modern Holland, Belgium, and Luxemburg."
_________
Bron: Robert Paxton, Julie Hessler, Europe in the Twentieth
          Century (5e druk, Boston 2012) pagina 311: 
"In
        2001 a Flemish journalist Daniel Vanacker, published some
        letters exchanged between Lemaître and his friend Joris van
        Severen in the period 1917-21. The latter kept a diary, also
        published by Vanacker, in which he often alluded to discussions
        and events concerning his friend. It turns out that the young
        Lemaitre presented to Van Severen his ideas concerning the
        beginning of the universe in almost exactly the same words as he
        used in Les Trois Premières Paroles de Dieu. His ideas
        made a big impression on Van Severen."
_____________
        
Bron: Gerald O'Collins, Mary Ann Meyers (red.), Light from Light:
          Scientists and Theologians in Dialogue, 2012, pagina
        28-29: 
Er
        wordt in de voetnoten van deze studie expliciet verwezen naar de
        publicaties van ons Studiecentrum Joris van Severen.
This damned war: One might have though[t] that the First World War
        would have provided ideal material for Flemish writers. But if
        many future Flemish militants and literary figures fought at the
        IJzerfront, including Cyriel Verschaeve, Ernest Claes and Joris
        van Severen, the conflict did not generate the quality of
        literature that was found elsewhere, either because these
        figures were too young at the time or because Flemish literature
        had not developed sufficiently beyond the didactic stage. The
        future leader of the 1930s fascist Verdinaso party, Joris van
        Severen, wrote a diary of his time at the front, during which he
        was sent to a French labour camp for di-stributing pro-Flemish
        leaflets, Deze vervloekte oorlog - dagboek 1914-1918
        (This damned War, 2005). Van Severen was murdered by French
        police in May 1940."
_____________
Bron: Andre de Vries, Flanders: a Cultural
          History, Oxford, 2007, pagina 19:
"Its
          founder, Joris van Severen, wanted to create a large
          Benelux-state which would unify the former UK [United Kingdom]
          of the Netherlands, together with Luxemburg, but would keep
          the Walloons, now as a clear minority, within its borders."
___________
Bron: Dirk
        Berg-Schlosser, Mixed
          Methods in Comparative Politics: Principles and Applications
        (New York 2012):