> nieuwsbrief > 2014- nr 3

Inhoud

Mededelingen


Fotobiografie Joris van Severen

Voor tal van mensen – die via hun voorintekening op de in oktober te verschijnen Fotobiografie Joris van Severen en het Verdinaso hun bijdrage al vereffenden - vormde de gedrukte versie van  deze Nieuwsbrief een eerste kennismaking met het Studiecentrum Joris van Severen. Ze zullen mettertijd vanzelfsprekend, via onze Nieuwsbrief, uitgenodigd worden tot deelname aan het colloquium op 25 oktober te Wakken.

Even ter herinnering: de fotobiografie - tevens het jaarboek 2014 - zal ingebonden op albumformaat verschijnen en 248 pagina’s tellen met tal van niet eerder gepubliceerde foto’s. Ook zal de uitgave een lijst van de voorintekenaars bevatten. We willen deze intekenlijst zo volledig als mogelijk houden, maar dit houdt wel in dat we ze uiterlijk aanvang september definitief dienen af te sluiten. Wie tot nog toe achterwege bleef gelieve dit in gedachten te houden en zijn bijdrage voor 2014 tijdig te vereffenen. Deze bedraagt 45 € (exclusief verzendkosten). Voor wie nu al voorziet niet te kunnen aanwezig zijn op het colloquium – zie verder - (en de uitgave dus via de post wenst te ontvangen) beloopt de bijdrage 55 € verzendkosten inbegrepen). Laat niet na dit per omgaande te doen, zodat u ervan verzekerd bent uw naam terug te vinden in de voorintekenlijst die in het boek zal opgenomen worden.

De Fotobiografie leent zich overigens ook uitstekend als relatiegeschenk. Meerdere leden bestelden in dit perspectief meer dan een exemplaar.

 

Bijlage aan de Fotobiografie: DVD ‘Eindpunt en Opdracht’

Naar aanleiding van het traditionele bezoek aan de graven van Joris van Severen en Jan Ryckoort van 1987 werd door het toenmalige Nationaal Studie- en Documentatiecentrum Joris van Severen een video aangemaakt, gerealiseerd door de studioploeg van Rudi Reusens. Deze video waarop historische filmbeelden over het Verdinaso afwisselen met beelden van de herdenking in 1987, zal als DVD-bijlage deel uitmaken van de Fotobiografie en het boek aldus een aanzienlijke meerwaarde geven. Bovendien werden aan de ‘reportage’ van 1987 originele filmbeelden toegevoegd van jeugdkampen van het Jong Dinaso.

 

Colloquium Joris van Severen

Noteer nu al de datum van zaterdag 25 oktober 2014 met een stip in uw agenda. Alle praktische gegevens inzake deelname aan het Colloquium Joris van Severen – het 6e in de rij – vindt u in onze volgende Nieuwsbrief. Plaats van het gebeuren is het Goed ter Mote binnen het nieuwe provinciale domein De Baliekouter in Van Severens geboorteplaats Wakken.

Als referaathouders komen drs. Luk Pauwels en drs. Tom Cobbaert aan het woord. Eerstgenoemde is de auteur van De ideologische evolutie van Joris van Severen (dat als 3e Jaarboek Joris van Severen gepubliceerd werd). De tweede referaathouder, werkzaam binnen het ADVN, promoveerde op het proefschrift De Europese gedachte bij de Nieuwe Orde in Vlaanderen.

Samen zullen zij speuren naar de plaats van Joris van Severen binnen het bredere Europese perspectief van de tussenoorlogse jaren.

Aansluitend op het colloquium zal het 18e Jaarboek Joris van Severen – zijnde de fotobiografie waarvan hierboven uitgebreid sprake - voorgesteld worden en is er gelegenheid kennis te maken met het vernieuwde museum ‘Van Hugo Verriest tot Joris van Severen’ dat binnen het educatief centrum van de Baliekouter een nieuw en waardig onderkomen vond.

 

Abbeville 2014 - Grafrede Abbeville 18 mei


Luc Seynaeve

 

Beste aanwezigen, getrouwen van Joris van Severen en Jan Ryckoort.

Eerst en vooral, bijzonder welkom op deze sober serene bijeenkomst waarbij we Joris van Severen en Jan Ryckoort eervol groeten. Dit doen we elk jaar, dit jaar de 74e keer, volgend jaar voor de 75e keer, wat wellicht aanleiding zal geven tot wat extra aandacht.

Er zijn niet zoveel politieke figuren die het voorrecht hebben 74 jaar na hun dood nog steeds jaarlijks gegroet te worden. Heel zeker heeft dit iets te maken met de figuren zelf. Joris van Severen had een inhoudelijke boodschap en Jan Ryckoort volgde zijn leider tot in de dood.

Als voorzitter van de Stichting Joris van Severen hou ik eraan gebruik te maken van deze herdenking om te wijzen op enkele belangrijke items aangaande het maatschappijbeeld Joris van Severen. Uiteraard, in correlatie met de toenmalige tijdsgeest.

Het Verdinaso bestond slechts een 10-tal jaar als politieke beweging. Het was een beweging met een totaalconcept: het individu moet een persoon worden en de natie, zijnde de Staat, staat in functie van de persoon. Ook het beroepsleven staat opnieuw in functie van de persoon.

Joris van Severen was geen voorstander van het absolute liberalisme. De volledige vrijheid belemmert de gelijkheid en is oorzaak dat mensen niet als gelijkwaardig worden beschouwd. Het socialisme was een reactie tegen het misbruik van de vrijheid. Het Verdinaso zette zich af tegen het socialisme daar deze gedachtegang te weinig mogelijkheden bood voor het individu als persoon. Wetende dat dit socialisme destijds sterk gebaseerd was op de wetenschappelijke leer van het Marxisme.

Joris van Severen koos voor de gedachte van de corporatie, waarbij de mens centraal staat. Hij hechtte ook veel belang aan familie en beroep. Het geheel van deze corporatieve gedachtegang leidde tot de solidaristische orde. De filosofisch onderbouw noemt men het solidarisme. Een derde weg als alternatief ten overstaan van het liberalisme en socialisme.

Joris van Severen had ook zijn ideeën omtrent het bedrijfsleven. Hij was voorstander van solidariteit tussen werkgevers en werknemers; hij noemde de arbeiders medewerkers van het bedrijf. Iedereen die zich inzette voor het bedrijf was medewerker en ook ieder was arbeider. Het syndicaal principe is nuttig én wordt ingebed ten dien-ste van het algemeen belang. Diverse groepsbelangen stonden steeds in functie van het algemeen belang.

Joris van Severen koos voor democratie maar dit binnen een corporatieve maatschappelijke structuur en dit op basis van solidarisme. Dit had geen enkele vergelijk met diverse partijen en strikte partijpolitiek.

Hij was op politiek vlak een controversiële figuur. Eerst was hij Vlaams nationalist, daarna Heel-Nederlander en bij opportuniteit op bepaalde momenten erg Belgicistisch.

Waarom zeg ik dit? Precies om te duiden op het feit dat het niet verwonderlijk was dat velen het niet makkelijk hadden Joris van Severen te volgen in zijn evolutief denken.

De kunst bestaat erin hem als persoon en als leider van het Verdinaso zijn juiste plaats toe te kennen in de maatschappelijke context van zijn tijd.

Hij was een leider, een man met een uitgesproken maatschappijvisie. Laat ons voornamelijk de goede punten van hem onthouden en niet blind zijn voor zijn politieke tekortkomingen eigen aan ieder persoon met maatschappelijk engagement.

Ter afronding citeer ik Mia Proost die in het weekblad Wij van de Volksunie (edities mei – juni 1990) in 4 delen het leven en de gedachten van Joris van Severen benaderde. Mevrouw Proost concludeert: “Vast staat dat heel wat van zijn ideeën tot op heden niet verouderd zijn. Het idee der Nederlanden is en blijft van grote waarde. Tenslotte blijft, los van de toenmalige terminologie, de mening van Joris van Severen over zedelijke grootheid en gemoedsadel van zeer grote waarde ook in onze tijd.”

 

Homilie Joris van Severen-herdenking Zevenkerken


E.H. Roeland van Steenkiste

 

(…) België, 10 mei 1940: Joris van Severen wordt met vele anderen, zonder enige aanleiding of aanklacht, opgepakt, met spooktreinen weggevoerd en aan de Fransen uitgeleverd.

Abbeville, 20 mei 1940: Joris van Severen wordt met 21 lotgenoten vermoord. Ze worden zonder enige vorm van proces door Franse soldaten neergeschoten.

Verraden door de achterdocht, de haat, de rancune van een land dat Joris van Severen, met zijn Heel-Nederlands gedachte, op zijn manier heeft gediend.

Dit land, waar wij staatsburgers van zijn en dat ik bezwaarlijk mijn vaderland kan noemen, kan prat gaan op talrijke wederrechterlijke vervolgingen van de beste van zijn kinderen. Tijdens de laaghartige, mensonwaardige repressie werden ze, na een schijnproces, vermoord. Joris van Severen kreeg geen proces. Hij kreeg niet eens kans zich te verdedigen.

Hij werd weggevoerd, verwijderd uit dit land, omwille van zijn idealen, omwille van zijn Heel-Nederlandse droom: het Dietse volk zijn fierheid, zijn waardigheid teruggeven.

Joris van Severen werd weggevoerd, gewelddadig verwijderd uit dit land waar hij op zijn manier van hield, omdat hij met lijf en leden de gaafheid, de zelfstandigheid der Nederlanden wilde beschermen.

Dat hij dit deed via de werking, de eigen stijl, de regels van het Verdinaso was eigen aan die tijd. Joris van Severen behoort tot de groten van het volk der Lage Landen.

In onze huidige tijd waar de morele, waar de christelijke, waar de algemeen humane waarden overboord worden gegooid omwille van de enig zaligmakende ‘multicul’ en de zegeningen van de Islam, kunnen we enkel dromen van een nieuwe Joris van Severen.

Het is onze taak trouw te zijn aan zijn testament: het herstel van de Nederlanden, een machtig Gemenebest, een Prinsenvolk, onaantastbaar aan zijn grenzen, kloek en tuchtvol aaneengesloten binnen zijn grenzen. (…)

In Houe Troue aan zijn ideaal, het behoeden van de grootsheid der Lage Landen, is Joris van Severen vermoord. Hij leeft voort in de velen die hem nooit zullen vergeten. Hij leeft voort in hen die zijn ideeëngoed trouw bewaren. Hij leeft voort in hen die met hart en ziel bidden en zingen:

 

“Mijn schild en de betrouwen zijt Gij, o God mijn Heer.

Op U zo wil ik bouwen, verlaat mij nimmer weer.

Dat ik toch vroom mag blijven, u dienaar t’ aller stond,

De tirannie verdrijven die mij het hart doorwondt”.

 

Toespraak namens het Abbevillecomité op 24 mei


Stefaan Coudenys, voorzitter

 

In naam van het Abbevillecomité heet ik u hartelijk welkom op deze herdenking. Heel speciaal een woord van welkom ook aan mevr. Gaby Lijnkamp, dochter van mevr. Gaby Warris, die in september 2013 overleed.

Het is 74 jaar voorbij de gebeurtenissen van mei 1940.

Op deze muur zijn ter eeuwige gedachtenis de namen van vier slachtoffers aangebracht van een drama dat in de plooien van de geschiedenis was verdwenen, als niemand hier was om het in herinnering te houden. Vier onschuldigen vermalen in de hel die oorlog heet. Met 17 anderen zonder enige verklaring opgepakt in de chaotische meidagen van 1940 werden ze op transport gezet om in de algemene paniek na de snelle opmars van de Duitsers als slachtvee afgemaakt te worden. Redeloos in hun en onze ogen. Voor de beulen leek het de rechtvaardigheid zelve. Pas als de morgen weer aanbreekt en de duistere nacht voorbij is, daagt het licht van de rede. Het is het aloude verhaal uit de Griekse tragedies: verblind door de goden van de dag zijn mensen – u en ik – tot de meest afgrijselijke misdaden in staat. Heracles vermoorde in furie zijn Deianeira, Oedipus in verblinding zijn eigen vader. En ook in Abbeville sloeg de verblinding toe. Het mag een wonder heten dat aan het moorden een einde werd gemaakt op het moment van diepste wanhoop, toen de dood voor alle 70 weggevoerden in de kiosk van Abbeville onvermijdelijk leek en gebed de enige troost.

Deze vier Bruggelingen hebben uiteindelijk een laatste rustplaats gevonden. De erven Van Severen en Ryckoort kozen ervoor hun dierbaren begraven te laten in Abbeville, op de uiterste grens van hun geliefde Nederlanden. De stoffelijke resten van Maria Ceuterick en Louis Caestecker werden eind jaren ‘70 overgebracht naar het militaire kerkhof van De Panne. We hebben in een korte plechtigheid vorige week het graf van deze vier slachtoffers gegroet.

Terugblikkend vanuit de veiligheid van het heden is het makkelijk de wereld op te delen in goed en kwaad, met onszelf uiteraard aan de kant van het goede. Niemand van ons kan zich voorstellen ooit de kant van het kwaad te kiezen. Deze geschiedenis bewijst het tegendeel: waar oorlog en paniek heersen, waar chaos en angst het pais en vree verstoren, vindt de duivel zijn discipelen.

De rede ruimde baan voor kogels en geweerkolven. Hoe eenvoudig bleek het een mensenleven te smoren in bloed. De vraag die elk jaar op deze herdenking gesteld moet worden: hoe zeker zijn we zelf van onze eigen zachtmoedigheid? Hoe zeker kunnen we er zelf van zijn dat we ons nooit laten verleiden door het Kwaad. Het is een vraag van persoonlijke verantwoordelijkheid. Het leert het ons dat het vernis van beschaving heel snel verdwijnen kan als de we onze ogen niet openhouden en de verblinding ruimte geven om haar vernietigende werk te doen.

Het heden wordt gebouwd op fundamenten van het verleden. Het verleden moet ons ervoor behoeden blind in barbarij te vervallen. Ziehier het belang van Eeuwige Gedachtenis.

Vorig jaar bracht mevr. Isabelle Ryckoort haar grootvader in her-innering. Het comité heeft dit jaar aan de heer Bogaert gevraagd mevr. Maria Ceuterick voor het voetlicht te plaatsen en met haar ook de betreurde Gaby Warris voor even terug in ons midden te brengen.

In naam van het Abbevilecomité dank ik u hartelijk voor uw aanwezigheid op deze herdenking en wil u alvast uitnodigen voor de herdenking van volgend jaar. Die gaat door op zaterdag 23 mei 2015. We herdenken dan 75 jaar Abbeville.

 

Maria Ceuterick


Jean-Marie Bogaert, Ere-schepen stad Brugge. Bestuurslid Abbevillecomité

 

Maria Johanna Ceuterick was 60 jaar toen de oorlog uitbrak in mei 1940. Ze was gehuwd met Oscar Geerolf en woonde in de Gapaardstraat 12 in Brugge waar ze in 1911 gebouwd hadden. Ze waren welstellende en graag geziene burgers en leefden er heel gelukkig. Ze bezaten in de Balsemboomstraat een fabriek van ijzer, vodden en beenderen. Het bedrijf dreef handel in het buitenland, had meerdere mensen in dienst en was bijzonder lucratief. Maria Ceuterick was eigenares van meerdere huizenrijen in diverse Brugse straten.

De Eerste Wereldoorlog deed haar met haar dochter naar Nederland vluchten. Haar man Oscar was op dat ogenblik gemobiliseerd. Onmiddellijk na de oorlog keerde Maria Ceuterick terug naar Brugge. Haar dochter Maria Gabriëlle die er inmiddels een Nederlands genieofficier Ernst Warris had leren kennen bleef in Nederland. Ze trouwde er op 20 april 1921. Een jaar later werd dochter Gaby geboren. Maria Gabriëlle kon evenwel in Nederland niet echt wennen en vol heimwee kwam ook zij met haar gezinnetje een paar jaar later terug naar Brugge. Ze namen er hun intrek bij haar ouders Oscar en Maria Ceuterick.

Kleindochter Gaby Warris groeide dus op in Brugge in het huis van haar grootouders, dat ze zelf omschreef als een huis met kostbare antiquiteiten en snuisterijen, met een tuin met fruitbomen en heerlijk geurende seringen, en een terras met een grote wijnstok die elk jaar veel druiven gaf.

Gaby bracht er een onbezorgde jeugd door, waar helaas een abrupt einde aan zou komen door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Op 10 mei 1940 gaf de Brugse procureur immers opdracht om Ernst Warris, de inwonende schoonzoon van Maria Ceuterick en vader van Gaby Warris, preventief te laten oppakken. Ernst stond als eigengereide Nederlandse protestant gecatalogeerd als verdachte vreemdeling.

Door zijn protestantse opvoeding had Ernst Warris immers geweigerd het rooms-katholieke geloof van zijn vrouw en schoonouders in Brugge te aanvaarden.

Daarom verplichtte hij zijn vrouw en kinderen op zondag naar het evangelisch kerkje in de veel verder gelegen Naaldenstraat te gaan in plaats van naar de Magdalenakerk, de parochiekerk van het katholieke gezin Geerolf-Ceuterick.

Ook als ingenieur-architect had Ernst Warris het bijzonder moeilijk om in het toenmalig erg roomse Brugge zijn bouwplannen goedgekeurd te krijgen. Zijn financiële toestand dwong hem dus bij zijn schoonouders in te wonen.

Eind april 1940 werd zijn moeder - die als weduwe alleen in Neder-land woonde - zwaar ziek en wilde per se haar zoon bij zich.

Zo kwam het dat op die bewuste 10e mei 1940 alleen thuis waren: Gaby met haar zusjes, haar moeder Maria-Gabriëlle en haar grootmoeder Maria Ceuterick. De Brugse politiecommissaris belde om 9.30 uur aan in de Gapaardstraat vergezeld van 2 agenten. Hij kwam Ernst Wallis arresteren. Toen die niet thuis bleek namen ze dan maar zijn echtgenote mee. Even later kwamen ze evenwel terug en ditmaal namen ze ook Maria Ceuterick mee. Er werd geen reden opgegeven. Tegen 11 uur stond de politie daar voor de derde maal. Kleindochter Gaby Warris rende naar de voordeur in de overtuiging dat ze haar moeder en haar grootmoeder terug thuisbrachten. Maar de agenten namen ook haar mee.

In het politiebureau in de Hoogstraat werden ze herenigd. Maria Ceuterick riep vertwijfeld uit: “Het is verschrikkelijk. Wij wonen hier al 30 jaar, iedereen kent ons, wij snappen niets van wat hier gebeurt. We worden niet verhoord en moeten als boeven in een dievenkar naar de gevangenis.”

In het Pandreitje moesten ze al hun persoonlijke bezittingen afgeven, ook hun juwelen. Ze zouden ze nooit meer terugkrijgen.

Na vijf dagen van verwaarlozing en vernedering werden ze, verstijfd van angst op transport gezet. Eerst richting Duinkerken, daarna naar de gevangenis van Bethune. Onder bedreigingen en scheldpartijen van hun bewakers brachten ze vijf nachten door, elk in een afzonderlijke cel, zonder onderling contact. Laat in de middag van 19 mei werden ze weer ingeladen in autobussen en vertrokken. De bedoeling was naar de gevangenis van Abbeville, maar die bleek overvol en dus ging de tocht ’s nachts verder door het park naar het muziekpaviljoen. Onder een regen van scheldwoorden werden ze de treden naar beneden geduwd in de kelder onder de kiosk.

De volgende dag - 20 mei 1940 - tegen de middag: een hevig bombardement boven Abbeville. Toen het weer stil werd vloog het luik van de kelder open en werden 4 gevangenen naar buiten geleid en daarna nog 4, en dan nog 4.

En dan was het de beurt aan Joris van Severen, Jan Ryckoort en Maria Ceuterick. Maria nam afscheid van dochter en kleindochter en stapte moedig door de kelder. Ze struikelde op de eerste trede, viel en werd ruw bij de schouder omhoog getrokken. Buiten werd ze afgemaakt met vijf bajonetsteken in de borst en één in de buik, haar schedel met een geweerkolf ingeslagen. Ze zou uiteindelijk stikken in haar eigen bloed. Voor haar kwam de reddende tussenkomst van de Franse luitenant Jean Leclabart helaas te laat.

In 1978 werd Maria Ceuterick door de Belgische staat gerehabiliteerd. Haar stoffelijk overschot werd op staatskosten overgebracht naar de militaire begraafplaats van De Panne waar haar nagedachtenis van alle smet werd gezuiverd.

Vandaag spreken we haar naam Maria Ceuterick, samen met die van Joris van Severen, Jan Ryckoort en Louis Caestecker de vier Brugse slachtoffers van het bloedbad van Abbeville met respect en piëteit uit.

Onze gedachten gaan ook naar Gaby Warris, kleindochter van Maria Ceuterick. Gaby werd door de dramatische gebeurtenissen weliswaar haar leven lang fel getekend, maar er niet door gebroken. Het heeft haar niet verhinderd uit te groeien tot een talentvolle en wereldwijd bekende kunstschilderes.

Onder haar impuls werd in 1996 deze gedenksteen aangebracht.

Gaby overleed op 11 september vorig jaar op 91-jarige leeftijd, moe van het vechten tegen zoveel onrecht, stilletjes als een kaarsje uitgegaan. Met haar verdwijnt de laatste getuige van het bloedbad van Abbeville. Ook de herinnering aan haar willen we op deze herdenking in ere houden. De bloemen die we hebben neergelegd zijn dus ook een beetje voor haar bedoeld.

 

In Memoriam


Frans van Dessel (Lier 27 maart 1927 – Lier 13 april 2014) stond reeds vanaf zijn prille jeugd (1934) in het Jong-Dinaso, als ploeg-leider van de Lierse eenheid. Bij het samengaan van de jeugdbewe-gingen in 1941 werd hij schaarleider van het NSJV om naderhand, als zovelen van zijn generatie, de Sturmbrigade Langemarck te ver-voegen. Frans was drager van het Dinaso-trouwkenteken en werd ten grave gedragen onder de oude Dinaso-vlag.


 

Het Nationaalsolidarisme versus het Nationaalsocialisme in de optiek van Othmar Spann1


Maurits Cailliau

 

Merkwaardig – of toch weer niet? - mag heten dat in de documenten in het Duitse dossier ter vervolging van Othmar Spann in volgende bewoordingen ook verwezen wordt naar het Verdinaso:2

 

Flandern

Es ist bemerkenswert, dass der Spann-Kreis überall dort, wo sogenannte Erneuerungsbewegungen auftreten, versucht, mit seiner Tätigkeit einzusetzen. Die politischen und weltanschaulichen Gefahren, die diese Tätigkeit mit sich bringen, beweist das Sudetendeutsche Beispiel. Es steht nun auch fest, dass sich der Spann-Kreis in die auf nationaler Basis aufgebauten Erneuerungsbewegung Flandern (“Verbond van Dietsche Nationalsolida-risten” (Dinaso) einschaltete. Diese Bewegung wird maßgeblich von der katholischen Kirche unterstützt und richtet sich sehr scharf gegen Rosenberg. Die Verbindungen wurden vor allem durch Rafael Spann3 über eine einflussreiche Führerin dieser Bewegung, die sich auch bei Spann verschiedentlich in Wien politische Instruktionen holte, aufrechterhalten.

In einen Brief Rafaels an diese Führerin vom 9.11.1935 heißt es: “Ich glaube, das beste Forum (zur Durchsetzung der Spann-Lehre) wäre Ihre nationale Bewegung, von der Sie schreiben, dass sie sich nicht von rassischen Gedankengängen beeindrucken lässt. Dem musste schon von Anfang ein Gleichgewicht geboten werden.”

 

Wie deze ‘Führerin’ was die namens het Verdinaso de betrekkingen met de Spann Kreis onderhield valt wel niet meer te achterhalen. Wel staat het vast en is het met tal van documenten gestaafd, dat Joris van Severen en zijn beweging zich van langsom meer afstandelijker tegenover het Duitse nationaalsocialisme opstelden. Dat ook de Duitsers dit begrepen hadden, blijkt uit heel wat documenten4  en ook uit het hierboven aangehaalde fragment uit de Spann Akte.

Dit belette Joris van Severen er niet van op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen binnen de verschillende stromingen van de Conservatieve Revolutie, meer in het bijzonder deze van de jong-conservatieve vleugel, waarbinnen zowel Othmar Spann als Wilhelm Stapel en Edgar C. Jung zich situeerden.5 Uit onze onderstaande summiere schets van de ideeën van Spann blijkt overigens over-duidelijk dat Van Severens gedachtewereld – en dus ook het Verdinaso-programma – in hoge mate verwant was aan het denken van Othmar Spann. Het spreekt meteen ook de goedkope bewering tegen dat Joris van Severen voornamelijk door Franse denkers – als Charles Maurras, René de La Tour du Pin en Jacques Maritain – beïnvloed was. Al ontleende hij aan laatstgenoemde wel de personalistische klemtonen die zijn beweging een diepere dimensie gaven.

 

Othmar Spann: een katholieke radicale Traditionalist

Othmar Spann was een Oostenrijkse filosoof die een belangrijke invloed op het Duitse conservatieve en traditionalistische denken in de periode na de Eerste Wereldoorlog uitoefende. Hij kan beschouwd als een voornaam vertegenwoordiger van de intellectuele beweging die bekend staat als de "Conservatieve Revolutie”. Spann was een professor in de economie en sociologie aan de Weense Universiteit, waar hij niet alleen sociale en economische theorieën doceerde, maar ook invloed uitoefende op tal van studenten met de presentatie van zijn wereldbeeld in zijn colleges. Daardoor vormde hij een grote groep aanhangers bekend als de Spann Kreis. Deze kring van intellectuelen probeerde politici die sympathiek tegenover Spanns filosofie stonden te beïnvloeden.

Spann noemde zijn eigen wereldbeeld ‘universalisme’, een term die niet mag worden verward met wat algemeen onder dat begrip verstaan wordt. Spann ging uit van het volksbegrip, terwijl de meer gangbare betekenis verwijst naar kosmopolitische ideeën. Spanns universalisme werd uiteengezet in een aantal studies, voornamelijk in Der wahre Staat, waarin hij uitging van de waarde van nationaliteit, van het sociale geheel boven het individu, van religieuze (voornamelijk katholieke) waarden boven materialistische waarden, en pleitte voor het model van een niet-democratische, hiërarchische en corporatistische staat als de enige valabel alternatief voor de maatschappijopbouw. Zijn kijk op de samenleving sloot – zo blijkt - nauw aan bij de ideeën van het nationaalsolidarisme.

 

Sociale interpretatie

Othmar Spann stelde dat de fundamentele waarheid van alle sociale wetenschappen inhoudt dat het individu slechts bestaat voor zover het lid is van een geheel. Dit concept, dat de kern van zijn sociologie behelst, is geen ontkenning van het bestaan van het individu, maar wel een totale weerlegging van het individualisme als ideologie, die het bestaan en het belang van supra-individuele realiteiten ontkent. De klassieke individualistische liberale theorie gaat uit van een ‘atomistische’ kijk en ziet alleen individuen als bouwsteen; mensen die dit geloofden werden in wezen losgekoppeld en onafhankelijk van elkaar. Ze gaan ervan uit dat de maatschappij alleen bestaat als gevolg van een ‘sociaal contract’. Sociologische studies hebben deze theorie weerlegd en kwamen tot de slotsom dat het geheel (de maatschappij) nooit alleen maar de som is van de delen (individuen) en dat enkelingen van nature psychologische banden hebben met elkaar. Dit gegeven vormde het uitgangspunt van Spanns leerstellingen, die hij op een unieke eigen manier wist te formuleren. Individuen handelen nooit geheel onafhankelijk omdat hun gedrag altijd ten minste gedeeltelijk bepaald wordt door de maatschappij waarin ze leven, en door hun organische, niet-instrumentale (en dus ook niet-contractuele) banden met andere mensen in de samenleving. Spann zag de sociale orde in haar geheel als een organische samenleving (een gemeenschap), waaraan alle personen deelhebben die behoren tot een reeds bestaande geestelijke eenheid. De individuele persoon komt als zodanig uit het sociale geheel waarin hij werd geboren en waarvan hij nooit echt gescheiden kan worden.

Het is ook belangrijk te verduidelijken dat het samenlevingsbegrip bij Spann niet totalitair is. Hij herkent en erkent het belang van de verschillende intermediaire lichamen, door hem aangeduid als "gedeeltelijke gehelen", als samenstellende delen en elementen die verschillend maar verwant zijn, en die geharmoniseerd dienen te functioneren binnen het geheel van de samenleving.

 

Nationaliteit

Volk (‘mensen’ of ‘natie’) in de zin van ‘nationaliteit’, heeft voor Spann een culturele en ethische basis. Hij definieerde Volk in termen van het behoren tot een ‘spirituele gemeenschap’ en niet op een etnische of raciale ‘bloedsgemeenschap’, zoals het nationaalsocialisme. Enkel wanneer mensen dezelfde culturele achtergrond delen kunnen ze een volksgemeenschap vormen. Hij bevestigt daarmee de concrete culturele gemeenschap als basisconcept voor het idee van de natie. Dit in contrast met de waanidee van een onbeperkte, kosmopolitische, omgang tussen individuen.

Spanns volksbegrip sloot aan op de christelijke opvatting over de mens, die niet alleen zijn biologische, psychologische en spirituele wezen in aanmerking neemt, maar deze ook wenst te ontplooien. Dit is de reden waarom Spann de gangbare opvatting van ras als een biologische entiteit verwierp; hij geloofde immers niet dat raciale soorten zijn afgeleid vanuit een biologische erfenis, net zoals hij ook niet geloofde dat het individuele karakter van een persoon enkel bepaald wordt door erfelijkheid. Zijn rasbegrip ging uit van het culturele en spirituele karakter van de persoon. Raszuiverheid wordt aldus niet bepaald door biologische zuiverheid maar door het karakter en een levensstijl, in overeenstemming met een bepaalde spirituele kwaliteit. De ras-theorie van Spann sloot aldus aan bij wat ook Oswald Spengler vooropstelde.

 

De ware Staat

Othmar Spanns universalisme was in wezen een katholieke vorm van ‘radicaal traditionalisme’; hij geloofde dat er eeuwige beginselen bestaan waarop elke sociale, economische en politieke orde moest verder bouwen. De beginselen van de Franse Revolutie - liberalisme, democratie en socialisme – wees hij af, afhankelijk als ze waren van historische omstandigheden. Daartegenover stelde hij dat er bepaalde principes zijn – volgens dewelke de meeste oude en middeleeuwse samenlevingen werden opgebouwd - die eeuwig gelden, omdat ze afgeleid zijn van de Goddelijke orde. Deze principes kon-den nieuw leven worden ingeblazen en tot algemeen model dienen; ze zijn immers tijdeloos en niet besmet met de ontsporingen van de moderne wereld, zoals de schadelijke systemen - liberalisme en communisme - afgeleid van de Franse Revolutie. Dit tijdloze model bood de blauwdruk voor de Wahre Staat - een corporatieve, monarchale en elitaire staat – waarvoor de universalistische filosofie de leidende gedachte vormde.

 

Economie

Ook inzake economie verwierp Spann zowel het kapitalisme als het socialisme/communisme, en pleitte hij voor een corporatistisch systeem, relaterend aan dat van het gildesysteem van de Middeleeuwen. Een systeem waarin het werk en de productie zou worden georganiseerd in corporaties, organisch gestructureerd in dienst van de staat en de natie.

Spanns belangrijkste reden voor de afwijzing van het kapitalisme was gelegen in het inzicht dat het individualistisch was en dus de neiging had om disharmonie te creëren, met een verzwakking van de organische banden tussen individuen in het sociale weefsel tot gevolg. Bovendien meende Spann dat het kapitalisme ook leidde tot een oneerlijke behandeling door de kapitalisten van degenen onder hen. De verdienste van Marx lag er in dat hij terecht gewezen had op de ongelijke behandeling van werknemer en ondernemer binnen de individualistische orde van de samenleving. Spann verwierp echter de socialistische systemen in het algemeen; het socialisme leek hem oppervlakkig universalistisch en was in feite een mengsel van universalistische en individualistische elementen. Spanns universalisme zocht daarentegen de organische meerdeligheid als bouwstenen te gebruiken, teneinde harmonie tot stand tot brengen.

 

Politiek

Spann beweerde dat alle democratische politieke systemen een inversie van een echt waardevolle politieke orde belichaamden. Een groot probleem van de democratie was het toestaan van, ten eerste: de manipulatie van de regering door rijke kapitalisten en financiers wiens morele karakter meestal twijfelachtig was en wiens doelen bijna nooit in overeenstemming met het welzijn van de gemeenschap stonden; en ten tweede: dat de democratie, die teert op het eigenbelang van demagogen, het manipuleren van de massa niet kan voorkomen. Maar zelfs de theoretische basis van de democratie was, volgens Spann, gebrekkig omdat de mensen in wezen ongelijk zijn. Democratie betekende aldus de uitsluiting van het recht van superieure individuen om het lot van de staat te bepalen. Ten slotte merkte Spann op dat de vraag naar democratie en vrijheid, eens te meer, geheel individualistisch is. In de Ware Staat, zou het individu zijn wil ondergeschikt maken aan het geheel en zich laten leiden door een gevoel van onbaatzuchtige solidaire plicht in dienst aan de gemeenschap.

Het universalisme erkende aldus de inherente ongelijkheid van de mensen en ondersteunde een hiërarchische organisatie binnen de politieke orde, waarbij er allereerst ‘gelijkheid onder gelijken’ zou heersen en de ‘ondergeschiktheid van de intellectueel inferieuren onder de intellectuele beteren’.

De staat zou worden geleid door een elite waarvan de leden worden gekozen uit de hogere niveaus van de hiërarchie, op basis van hun verdienste; het was in wezen een meritocratische aristocratie. Othmar Spann geloofde, in overeenstemming met zijn katholieke religieuze achtergrond, in het bestaan van een boven-sensuele, metafysische en spirituele werkelijkheid, die afzonderlijk bestond boven de materiële werkelijkheid. Hij stelde dat de ware staat moet worden geïnspireerd door de christelijke spiritualiteit, en dat haar leiders zich moeten laten leiden door hun toewijding aan de Goddelijke wetten. Toch zou de leiding van de staat haar legitimiteit niet alleen ontvangen vanuit haar religieuze karakter, maar ook door het bezit van de ‘geldige geestelijke inhoud’, die aan de machtsuitoefening voorafgaat. Zo kwam hij tot de conclusie dat: ‘De geschiedenis ons leert dat het de geldigheid van geestelijke waarden zijn die de spirituele band dienen te vormen. Ze kunnen niet te vuur en te zwaard vervangen of veronachtzaamd worden.

De staat was, in Spanns optiek, gericht op herstel van het maatschappelijke weefsel en was ook federalistisch van naturel: het verenigen van alle ‘gedeeltelijke gehelen’ – intermediaire lichamen en lokale regio's die een bepaald niveau van lokaal zelfbestuur zouden hebben – in hun verhouding tot de hogere overheid.

Zodoende zou opnieuw het bewustzijn - omtrent de eeuwige en absolute krachten aanwezig in het universum - herop kunnen bloeien. Een dergelijke conservatieve revolutie zou vervolgens, resonerend binnen Europa, de onsterfelijke principes van het universalisme incorporeren in het moderne politieke leven.

 

Spanns invloed en receptie

De invloed van Othmar Spann en zijn kring beperkte zich grotendeels tot Duitsland en Oostenrijk, en het was in dit laatste land dat hun invloed het grootst was. Spanns filosofie werd de basis van de ideologie van de Oostenrijkse Heiwerk, die werd geleid door Ernst Ruiger von Starhemberg. Leiders van de zogenaamde Oostenrijks-fascistische staat, met inbegrip van Engelbert Dollfuss en Kurt Schuschnigg, werden ook deels beïnvloed door het denken van Spann en zijn kring. Echter, ondanks het feit dat deze staat de enige was die echt geprobeerd geeft om zijn ideeën te verwezenlijken, heeft Spann het zogenaamde ‘Austro-fascisme’ niet ondersteund, omdat hij een pan-germanist was en hij het Duitse volk wilde herenigd zien binnen een enkele staat.

Ondanks herhaalde pogingen om de nationaalsocialistische ideologie en de leiders van de NSDAP te beïnvloeden, werden Spanns ideeën door de meeste nationaalsocialisten evenwel verworpen. Alfred Rosenberg, Robert Ley en diverse andere auteurs ontketenden een ware hetze tegen Spanns school. Rosenberg was geïrriteerd door zowel Spanns ontkenning van het belang van het bloed als door zijn katholieke theocratische standpunten. Hij stelde dat de Universele school van Othmar Spann weliswaar de dwalingen van het materialisme en het individualisme had weten te weerleggen, maar in al even dwaze leerstellingen verviel door de wetten van bloed en ras te loochenen.

Afgezien daarvan – het loochenen van de ‘biologische wetten’ – hadden ook andere nazi’s kritiek op Spanns politieke voorstellen. Ze beweerden dat zijn hiërarchische staat een dieper kloof tussen de mensen en hun elite zou teweeg brengen. Hoewel het nationaalsocialisme zelf ook elementen van elitarisme in zich droeg, was het echter ook in hoge mate populistisch, en ging het uit van de idee dat iedere Duitser het potentieel had een leidende rol op te nemen.

Edgar Jung6, die een van de meest prominente radicale conservatieve tegenstanders van Hitler was, zette een filosofie uiteen die opvallend vergelijkbaar was met deze van Spann - hoewel er ook een aantal verschillen waren die we verder kort belichten.

Jung geloofde dat noch het fascisme noch het nationaalsocialisme voorlopers waren van het herstel van de samenleving, maar ‘gewoon een andere manifestatie van de liberale, individualistische en seculiere tradities die uit de Franse Revolutie waren ontstaan’. Het fascisme en het nationaalsocialisme werden, volgens hem, niet geleid door een verwijzing naar een goddelijke macht; ze waren nog steeds besmet met de ontaarding van het individualisme.

Edgar Jung verwierp ook het nationalisme in de strikte zin, hoewel hij tegelijkertijd de waarde bevestigde van het Volk en de liefde voor het vaderland, en pleitte voor de reorganisatie van het Europese continent op federalistische basis, met Duitsland als de leidende natie van de federatie.

Gemeenschappelijk bekritiseerden Jung en Spann het zogenaamde wetenschappelijk racisme omwille van zijn ‘biologische materialistische’ aard. Ook Jung werd voortdurend, tot aan het einde van zijn leven, bestreden – en uiteindelijk vermoord - door de nationaalsocialisten.

Tot de Anschluss van Oostenrijk bij het Rijk had Othmar Spann verwachtingsvol tegen de ontwikkeling van het nationaalsocialisme aangekeken. Hij koesterde de illusie dat hij uiteindelijk het regime zou kunnen beïnvloeden en dat het Derde Rijk zijn filosofie zou onderschrijven.

Kort na de Anschluss in 1938 werd Spann evenwel gearresteerd en gevangen gezet, omdat hij als een ideologische bedreiging voor het naziregime werd beschouwd. Hoewel hij na enkele maanden werd vrijgelaten, werd zijn bewegingsvrijheid ingeperkt tot de omheining van zijn landelijke woonst.

Na de Tweede Wereldoorlog slaagde hij er nooit meer in enige politieke invloed uit te oefenen. Maar hij liet wel zijn sporen na in de filosofische wereld en had invloed op veel Nee Rechte (‘Nieuw Rechtse’) intellectuelen zoals Armin Mohler en Gerd-Klaus Kaltenbrunner.7

 

Noten

_______________

1 Spann, Othmar (1878–1950), Oostenrijks socioloog, sociaal filosoof en econoom. WERK: Die Haupttheorien der Volkswirtschaftslehre (1910, 1949); Gesellschaftslehre (1914); Der wahre Staat (1921); Kategorienlehre (1924); Gesellschaftsphilosophie (1928); Geschichtsphilosophie (1932); Gesamtausgabe (20 dln., 1958–1959).

2 Bron: Die Spann-Akte ‘Der Spann-Kreis. Gefahren und Auswirkungen’, Ende August 1938. Deze akte wordt bewaard in het Bundesarchiv in Koblenz, waar ze onder de benaming ‘Reichssicherheitshauptamt R 58/834‘ gearchiveerd werd. Ze werd voor het eerst openbaar gemaakt als bijlage (pp. 135-160) van Sebastian Maass’ studie Dritter Weg und Wahrer Staat – Othmar Spann, Ideeengeber der Konservativen Revolution, Regin Verlag, Kiel, 2010. Het aangehaalde fragment met betrekking tot Vlaanderen, aldaar, pp. 157-158.

3 Rafael Spann (1909-1983) was een zoon van Othmar Spann.

4 We nemen ons voor om op deze documenten terug te komen middels een jaarboekbijdrage.

5 In de bibliotheek van Joris van Severen bevonden zich volgende werken van Othmar Spann: Irrungen des Marxismus en Vom Wesen des Volkstums en ook de studie van Wilhelm Stapel (1882-1954), Der christliche Staatsmann. Eine Theologie des Nationalismus.

6 Edgar C. Jung (1894-1934), auteur van o.m. Die Herrschaft der Minderwertigen en kopstuk van de jong-conservatieven, werd door de nazi’s vermoord n.a.v. de Röhm-putsch – de ‘nacht der lange messen’ - in 1934.

7 Bron: http://www.counter-currents.com/2013/03/othmar-spann-a-catholic-radical-traditionalist/. Onze ingekorte bewerking. Zie ook: Walter Becher, Der Blick aufs Ganze. Das Weltbild Othmar Spanns, Universitas Verlag, München, 1985.

 

Sprokkels

 

In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

 

Oogst uit de Engelstalige en Franstalige wereld

 

"The VNV had a genuine mass following in rural Flemish districts; it received 13 percent of the vote in the four northern provinces in 1936 and 15 percent in 1939. Its main rival was the fervent uniformed squad of young men known as Verdinasos or Dinasos (a contraction of Verbond van Dietsche Nationaalsolidaristen, "Band of Dutch-speaking National Solidarists") led by a young lawyer, Joris van Severen, with special appeal to veterans and students. Van Severen dreamed of a Greater Netherlands like that of the seventeenth century, including all the Flemish (Dutch) peoples of modern Holland, Belgium, and Luxemburg."

_________

Bron: Robert Paxton, Julie Hessler, Europe in the Twentieth Century (5e druk, Boston 2012) pagina 311:

 

"In 2001 a Flemish journalist Daniel Vanacker, published some letters exchanged between Lemaître and his friend Joris van Severen in the period 1917-21. The latter kept a diary, also published by Vanacker, in which he often alluded to discussions and events concerning his friend. It turns out that the young Lemaitre presented to Van Severen his ideas concerning the beginning of the universe in almost exactly the same words as he used in Les Trois Premières Paroles de Dieu. His ideas made a big impression on Van Severen."

_____________

Bron: Gerald O'Collins, Mary Ann Meyers (red.), Light from Light: Scientists and Theologians in Dialogue, 2012, pagina 28-29:

Er wordt in de voetnoten van deze studie expliciet verwezen naar de publicaties van ons Studiecentrum Joris van Severen.

 

This damned war: One might have though[t] that the First World War would have provided ideal material for Flemish writers. But if many future Flemish militants and literary figures fought at the IJzerfront, including Cyriel Verschaeve, Ernest Claes and Joris van Severen, the conflict did not generate the quality of literature that was found elsewhere, either because these figures were too young at the time or because Flemish literature had not developed sufficiently beyond the didactic stage. The future leader of the 1930s fascist Verdinaso party, Joris van Severen, wrote a diary of his time at the front, during which he was sent to a French labour camp for di-stributing pro-Flemish leaflets, Deze vervloekte oorlog - dagboek 1914-1918 (This damned War, 2005). Van Severen was murdered by French police in May 1940."

_____________

Bron: Andre de Vries, Flanders: a Cultural History, Oxford, 2007, pagina 19:

 

"Its founder, Joris van Severen, wanted to create a large Benelux-state which would unify the former UK [United Kingdom] of the Netherlands, together with Luxemburg, but would keep the Walloons, now as a clear minority, within its borders."

___________

Bron: Dirk Berg-Schlosser, Mixed Methods in Comparative Politics: Principles and Applications (New York 2012):