> nieuwsbrief > 2014 - nr 1
Inhoud
Hernieuwen
              ledenbijdrage voor 2014
2014 wordt voor het Studiecentrum Joris van Severen
        een jaar vol uitdagingen. Naast – en ter gelegenheid van - het
        geplande Colloquium Joris van Severen verschijnt
        dan ook de langverwachte prestigieuze fotobiografie over Joris
                van Severen en
              zijn  beweging. Dit jaarboek ‘buiten
        reeks’ zal ingebonden op albumformaat verschijnen en 248
        pagina’s tellen met tal van niet eerder gepubliceerde foto’s.
        Ook zal de uitgave een lijst van de voorintekenaars bevatten.
Dit noopt ons uiteraard tot een eenmalige aanpassing
        van de ledenbijdrage voor 2014. Deze bedraagt 45 € (exclusief
        verzendkosten). Voor wie nu al voorziet niet te kunnen aanwezig
        zijn op het colloquium – zie verder (en de uitgave dus via de
        post wenst te ontvangen) beloopt de bijdrage 55 €
          verzendkosten inclusief.
Een folder licht de geplande uitgave op een waardige
        wijze toe. Deze folder bezorgen wij u graag op uw verzoek via
        ons e-postadres: maurits.cailliau@skynet.be. Graag gewenst
        aantal opgeven.
In de ledenbijdrage blijft uiteraard het abonnement op
        onze gedrukte driemaandelijkse Nieuwsbrief Joris van
              Severen – in zijn vernieuwde vormgeving  - begrepen.
Voor tal van lezers vormt deze Nieuwsbrief wellicht
        een eerste kennismaking zijn met het Studiecentrum Joris van
        Severen en zijn werking. We verhopen, mede met het oog op onze
        verdere plannen voor dit jaar – met name het colloquium en de
        fotobiografie - hun belangstelling te kunnen opwekken.
De gedrukte versie van deze Nieuwsbrief valt zowat
        tussen Kerst en de jaarwisseling in de brievenbus. Reden om
        meteen ook onze lezers een gelukkig en vruchtbaar jaareinde e
        een goed begin toe te wensen.
Nieuwsbrief Joris van
              Severen in een nieuw kleedje
De
        ‘aankleding’ van de gedrukte versie van deze Nieuwsbrief
        wijkt – met zijn meerkleuren-kaft - grondig af van wat u
        totnogtoe onder ogen kreeg. Dit komt omdat het stilaan tijd werd
        om nog eens uit te pakken met een stijlvol ‘visitekaartje’, in
        de hoop daarmee een nieuw ledenpotentieel te kunnen aanboren.
Ook
        de inhoud is daar voornamelijk op afgestemd en biedt enerzijds
        inzicht op de bedoelingen van het Studiecentrum Joris van
        Severen en zijn activiteiten.
Colloquium Joris van Severen
Noteer
        nu al de datum van zaterdag
          25 oktober 2014 met een stip in uw agenda. Dan gaat immers
        andermaal een Colloquium
          Joris van Severen
        door. Plaats van het gebeuren is het Goed ter Mote binnen
        het nieuwe provinciale domein De Baliekouter in Van Severens geboorteplaats
        Wakken.
Als
        referaathouders komen drs. Luk Pauwels en drs. Tom Cobbaert aan
        het woord. Eerstgenoemde is de auteur van De ideologische evolutie
          van Joris van Severen (dat als 3e Jaarboek Joris van Severen
        gepubliceerd werd). De tweede referaathouder, werkzaam
        binnen het ADVN, promoveerde op het proefschrift De Europese gedachte bij
          de Nieuwe Orde in Vlaanderen.
Samen
        zullen zij speuren naar de plaats van Joris van Severen binnen
        het bredere Europese perspectief van de tussenoorlogse jaren.
Aansluitend
        op het colloquium zal het 18e Jaarboek Joris van
            Severen – zijnde
        de fotobiografie
        waarvan hierboven uitgebreid sprake - voorgesteld worden en is
        er gelegenheid kennis te maken met het vernieuwde museum ‘Van
        Hugo Verriest tot Joris van Severen’ dat binnen het educatief
        centrum van de Baliekouter een nieuw en waardig onderkomen vond.
        
Juul Declercq
De
        ‘biografische schets’ van Juul Declercq, in onze vorige Nieuwsbrief – ontleend
        aan de vermelde webpagina’s - trok enige aandacht. Nergens werd
        daarin evenwel Declercqs geboorte en overlijdensplaats vermeld,
        namelijk zijn levenslange thuishaven Izegem.
Joris van Severen na vijftig jaar
Luc Delafrotrie
Deze
        maand, op 20 mei, was het (in 1990 nvdr) vijftig jaar geleden
        dat Joris van Severen door dronken en in paniek verkerende
        Franse soldaten in Abbeville werd neergeschoten. Deze verjaardag
        kunnen we niet stilzwijgend laten voorbij gaan.

          Joris van Severen, door Frits van den
              Berghe (1886-1939)
Hoewel
        Van Severen loyaal was ten opzichte van de Belgische staat en
        met overtuiging koning Leopold III steunde en hoewel hij zijn
        gemobiliseerde volge-lingen opriep om “de besten te zijn onder
        de helm”, werd hij op 10 mei ’40, bij de inval van de Duitsers,
        gearresteerd, in de gevangenis opgesloten en aan Franse
        overheden uitgeleverd.
Stippen
        we hierbij aan dat een Staat, die zichzelf respecteert, zijn
        onderdanen niet aan een vreemde macht uitlevert. 
Ondanks
        deze onbetwistbare feiten, heeft geen enkele Belgische regering
        haar spijt uitgedrukt en zeker geen eerherstel verleend aan deze
        onschuldige ven verdienstelijke man.
Geen
        enkele eerste minister, ook al had hij sympathie voor de
        gedachten en de persoon van Joris van Severen, heeft zijn
        arrestatie betreurd en erkend dat hier onrecht was geschied.
        Alleen een Waalse minister, Leburton, verklaarde destijds in de
        Kamer dat die arrestatie een “vergissing” is geweest. Koning
        Leopold III uitte tegenover zijn medewerker, generaal Van
        Overstraeten, zijn ontsteltenis bij het vernemen van de
        arrestatie en de gewelddadige dood van Joris van Severen. Maar
        ook hij heeft nooit in het openbaar een blijk van waardering
        voor Joris van Severen gegeven.
Toen
        in 1982 in Wakken, aan zijn geboortehuis een gedenkplaat werd
        aangebracht, werd koning Boudewijn door de inrichters van de
        plechtigheid verzocht een vertegenwoordiger te sturen. De koning
        meende dat hij daar niet kon op ingaan. Het is bijgevolg
        duidelijk: het officiële België is niet bereid de misstap
        tegenover Van Severen en zijn verdiensten te erkennen.
Wat
        wilde die man? Hij was geen oproerkraaier, integendeel hij
        predikte de orde. Zijn beweging bleef strikt in het raam van de
        wet. Hij wilde het land niet uiteenrukken. Hij wou het welvarend
        maken door een verbond te smeden tussen de drie staten van de
        Nederlanden: België, Nederland en Luxemburg. Hij werd zodoende
        een voorloper en een wegwijzer voor Benelux, waaraan deze landen
        voor een goed deel hun welvaart danken. Bovendien streefde hij
        naar een sociale orde, naar een samenwerking tussen alle lagen
        van de bevolking, van alle beroepen en bedrijven en drukte dat
        streven uit met de term “solidarisme”. Sindsdien is er inderdaad
        een ruimere samenwerking zoals tussen de werkgevers en
        werknemers en een organisatie van beroepen (die voordien niet
        bestond) tot stand gekomen. Hij wilde eveneens een
        volksvertegenwoordiging steunend op de georganiseerde natie
        waarin het toenmalige parlementaire stelsel te kort schoot.
Hij
        wilde geen dictatoriaal stelsel. Op dit ogenblik is het woord
        “solidarisme” algemeen bekend door de gebeurtenissen in Polen –
        Solidarnosc - en de ineenstorting van het communistisch stelsel
        in de Oostbloklanden. Het dient hierbij te worden onderstreept
        dat het failliete communistische systeem door de solidaristische
        opvattingen werd vervangen. Van Severen noemde het door hem
        nagestreefde sociale systeem een synthese van de pauselijke
        encyclieken en van een van het marxisme bevrijd socialisme. Wie
        zal ontkennen dat West-Europa en nu ook Oost-Europa in dat teken
        staan?
Van
        Severen was bovendien een hoogstaand mens. Hij bezat een edele
        opvatting van het leven, wat in deze tijd wel welkom is. Zeker
        zijn er aan zijn uitdrukkingen en aan zijn beweging zaken die
        weliswaar vóór de oorlog begrijpelijk waren maar die nu niet
        meer van pas komen en misverstand kunnen zaaien. Maar als we hem
        daarvan los zien, treedt de waarde van zijn opvattingen en van
        zijn leven op het voorplan.
En dan
        wordt het duidelijk dat alle redenen aanwezig zijn om hem te
        waarderen en hem de eer te geven die hem toekomt.
________________
Bron: De Standaard, mei 1990, met dezelfde illustratie – vandaag de dag
        amper nog voorstelbaar in die krant. 
Bezinning bij de herdenking van Louis Gueuning op 9 november 2013
Jean-Pierre Destrebecq
IJdele
        toespraken zonder inhoud en hol geklets… De plaats hier leent er
        zich niet toe en nodigt eerder uit tot stilte, inkeer,
        ontvankelijkheid. Trouwens de wind van dit seizoen verwaait alle
        worden…
Wat
        blijft er over van Louis Gueuning? Maken wij ons geen illusies,
        het menselijk geheugen is korter dan ooit…
Denken
        aan Louis Gueuning – en wij zijn hier nog met enkelen om het te
        doen voor zijn graf – denken aan hem kan maar tot één woord
        leiden: trouw!
Trouw
        aan zichzelf, zijn wat men is, trouw aan de roeping die de zijne
        is, trouw aan zijn wortels, trouw aan de grond die ons zag
        geboren worden, trouw tegenover al diegenen die ons voorafgegaan
        zijn en die ons de weg hebben getoond.
Zoals
        al diegenen toen twintig jaar waren, zo lang geleden, zie ik elk
        jaar rond deze tijd de gemengde herinneringen weer opduiken.
        Schaduwen vergezellen ons: verbrijzelde hoop, vergeten
        kameraden, onvervulde verbintenissen, het lijden van het ouder
        worden…
Maar
        de lokroep van het leven blijft, vreemd aan de lafheid en de
        wreedheid van dat mens De Schoonheid is broos een mysterieus.
        Kinderen lopen in de straat, stoeien in de tuin. Alles ligt nog
        voor hen open.
Wat
        zal er van resten? Alles werd ons gegeven. Wat zal blijven?
        Misschien enkel de behoefte van de beschouwing.
Dat uw
        wil geschiede, Heer.
Heb
        medelijden met dit arme volk! Heb medelijden met ons!
Schromelijke en ergerlijke vergetelheid
 
Hendrik Carette 
In de
             Standaard der
                  Letteren (nr. 3207 van 8
        november jl.) onder het thema ‘1914-1918 De Grote Herdenking’
        maakten de redacteurs onderaan ook een WOI-bibliotheek met
        boeken van diverse bekende ooggetuigen die toentertijd een
        oorlogsdagboek bijhielden. De lijst is een lange opsomming en
        samenvatting die verwijst naar dagboeken van de Vlaamse nicht
        van Cyriel Buysse; Virginie Loveling, de Engelsman Robert Graves
        de schrijver van het verfilmde boek I, Claudius, de
        beroemde Duitser Ernst Jünger die twee wereldoorlogen als
        officier aan Duitse zijde aan den lijve meemaakte en de al even
        bekende Franse fascist en antisemiet Louis-Ferdinand Céline met
        zijn Reis naar het einde
          van de nacht dat natuurlijk geen dagboek is maar een
        gruwelijke roman die grotendeels werd geïnspireerd door de
        bloedige zinloze slachtingen van deze Europese burgeroorlog die
        later gevolgd werd door een tweede Europese burgeroorlog. So far so good; om het
        voor een keer in de taal van de Amerikaanse en Britse
        overwinnaars te stellen. Maar wie en wat zijn onze vlijtige
        redacteurs van deze Standaard
          der Letteren vergeten? De koppige schrijvende Vlaamse
        herenboer Stijn Streuvels? Neen. De Canadees John McCrae van wie
        het beroemde ontroerende gedicht In Flanders Fields in het Nederlands werd
        vertaald door Herwig Verleyen? Neen, al deze getuigen werden
        terecht niet vergeten. Wie en wat werd dan wel vergeten en meer
        dan vermoedelijk weggemoffeld, veronachtzaamd, gecensureerd,
        gewist, gewoon vergeten of onder het tapijt ge-schoven, onder de
        blinkende tegels van de valse deftigheid, onder het vernis van
        onze beschaving? Ik zal het u dadelijk en onom-wonden zeggen en
        schrijven en benadrukken: het boek Die vervloekte oorlog /
          Dagboek 1914-1918 van Joris van Severen,
        uitgegeven en ingeleid door Daniël Vanacker (Kapellen/Ieper:
        Uitgeverij Pelckmans i.s.m. het Studiecentrum Joris van Severen,
        2005, ISBN 90-289-3586-X). En dit boek kon en mocht hier
        uiteraard in de zo deftige en helaas zo voorspelbare Standaard der Letteren
        helemaal niet ontbreken. Eén citaat gedateerd op 24 juli 1916
        (p. 96) moet hier volstaan om onze lezers aan te sporen te lezen
        wat de toen nog jonge luitenant en adjudant Van Severen
        noteerde: ‘Als een sterke vuurdrank brandde door mij mijn smart,
        felschrijnend, en ik ben de dood nog eens gaan begeren, want
        waarom nog leven midden die lelijkheid? Ik zou kunstwerken
        scheppen, ja, en dan altijd onvoldaan, altijd onvoldaan zijn,
        nooit genoeg liefde, nooit genoeg leven.‘ Het wordt tijd dat
        onze onwetende jeugd en trouwens alle onwetenden dit dagboek
        lezen en herlezen. Ook en vooral op een serene herdenkingsdag
        als 11 no-vember. 
Hugo Delanghe (9 januari 1932 - 27 februari 2013) is Jong-Dinaso
        geweest. De Delanghe’s stamden uit een Activistisch geslacht dat
        in de jaren van het interbellum zijn weg vond naar het
        Verdinaso. We maakten ooit kennis met Hugo naar aanleiding van
        een zomer-universiteit van het maandblad TeKoS in
        de Provence. Daaruit en uit zijn lidmaatschap van het
        Studiecentrum Joris van Severen, blijkt zijn onafgebroken
        intellectuele belangstelling voor het gedachten-goed van
        destijds.
Als
        dorpsgenoot van Joris van Severen was Luc
            Verbeke (Wakken 24 februari 1924 – Waregem 30
        september 2013) zijn leven lang ge-boeid door de persoonlijkheid
        van de Verdinaso-leider. Daarvoor ge-tuigde hij regelmatig op
        zijn internetblog en ook door zijn lid-maatschap van ons
        Studiecentrum. Vanzelfsprekend zullen we ons Luc vooral
        herinneren als de medestichter (met André Demedts) van het zo
        verdienstelijke Komitee voor Frans-Vlaanderen, waarvan hij
        decennialang de bezieler was. Ondanks zijn lichamelijke
        beperking was hij recent nog aanwezig bij de heropening van het
        Museum Hugo Verriest – Joris van Severen, in zijn geboortedorp.
        Luc was ook een tedere dichter en Ridder in de Orde van
        Oranje-Nassau.
Een vraaggesprek met de leider Joris van
              Severen
-        
          Ik zegde u
        reeds dat Dinaso moet worden de algehele en definitieve
        liquidatie van het hachelijkste moment dat wij in onze
        geschiedenis hebben beleefd, namelijk het flamingantisme. Voor
        diegenen die meenden de ogen te moeten openspalken van
        verwondering omdat ik het juist ben die zoiets zeg, voeg ik er
        nog bij: inderdaad, het flamingantisme heeft bij de Vlamingen
        ongeveer niets anders gekweekt dan een mentaliteit van
        ‘rouspeterende’ en totaal machteloze knechten.
-        
          Staat u mij
          toe, Mijnheer Van Severen, ik heb, bij Multatuli geloof ik,
          eens gelezen dat de jeugd zich moet oefenen in het bepalen. In
          dit verband schijnt gij echter zeer brutaal te werk te gaan.
-        
          Uw
        vergelijking gaat mank, Mijnheer Vidi, in die zin dat ik niet
        meer tot de jeugd behoor maar tot de rijpe leeftijd. En van een
        andere kant moet ik u zeggen: de Dietsers steunen reeds lang
        genoeg op geleende en gebroken stokken.
-        
          Nog een
          opmerking. Wij spraken met vader Anseele [destijds leider van
          de Belgische Werkliedenpartij, n.v.d.r.]. Die meende toch dat
          de Vlaamse beweging vooruitgang maakt.
-        
          Vooruitgang?
        Anseele is met weinig tevreden. Laat ons de geschiedenis van de
        manifestaties nemen. De Vlamingen wilden te Brussel op straat
        komen. Ieder weet dat zulke stoeten juist veiligheidskleppen
        zijn tegen de opstand. En toch verbiedt Max [de Brusselse
        burgemeester, n.v.d.r.] het. Wat gebeurt er dan? Moties. Stoeten
        en moties. Moties en stoeten. En dat gebeurt al meer dan honderd
        jaar lang. En dat zal duren en blijven duren zo lang de Dietsers
        niet beschikken over de nodige middelen.
-        
          En die
          middelen zijn?
-        
          De macht
        veroveren.
-        
          Hoe?
-        
          Door het
        vormen van een nieuwe organisatie, waar een strenge tucht
        heerst. In die organisatie worden bewuste krachten gevormd. Deze
        zijn de kernen van de leidende ploegen, die mor-gen de leiding
        in de twee staten [België en Nederland, n.v.d.r.] zullen nemen.
-        
          Hoe wilt gij
          die macht veroveren?
-        
          Wij sturen
        niet aan op revolutie. Wij vormen alleen de pre-figuratieve
        staat van morgen. Wij streven naar kwaliteit. Wij negeren de
        demagogie. Wij kennen de theorie van Ibsen over rashonden en
        straathonden. In Vlaanderen groeit onze kern met de dag. Onze
        documentatie bewijst dat wij een groep zijn die ernstig
        opgenomen wordt. Ook in Rijks-Nederland tellen wij zeshonderd
        doelbewuste leden die onder een schitterende leiding staan. Dit
        alles onder mijn opperste leiding. Er is geen tegenspraak. Onze
        administratie is een model zo perfect als bij een Rijksbank.
-        
          
-        
          Wij
        ontmoeten veel sympathie in alle lagen, maar ook bij de leidende
        personaliteiten van de Belgische politiek. Er zijn er, van de
        meest vooraanstaande, die letterlijk hebben gezegd: “Il n’y a
        pas d’autre plan que le plan Van Severen.” Deze personaliteiten
        zullen op tijd en stond tevoorschijn treden. Als het zo ver komt
        zullen wij hen stellen op de plaats waar zij behoren te staan. 
-        
          Men zegt wel
          eens dat gij een beweging zijt die door Vlaamse onderpastoors
          wordt aangevuurd.
-        
          Bij ons kan
        een priester geen lid worden. Noch priester, noch dominee.
-        
          Men staat
          verbaasd over uw meningsverschillen met de andere
          Vlaams-nationalistische groepen. Zo bijvoorbeeld inzonderheid
          de nieuwe marsrichting. Wat is dat?
-        
          Wij staan
        op het standpunt dat, vanwege de internationale moeilijkheden,
        Dietsland niet mogelijk is zonder Wallonië. Ik heb u reeds
        gezegd wat mijn nieuwe politieke constructie omvat. Ik bekommer
        mij niet in het minst met bestaande politieke programma’s. Ik
        ken alleen de mogelijkheden.
-        
          Meent gij dat
          gij uw nieuwe constructie zoudt kunnen verwezenlijken zonder
          dat de grote mogendheden ertegen handelen?
-        
          De grote
        mogendheden kunnen er niets tegen hebben. In-tegendeel. Luister
        maar zelf. Is mijn constructie in het belang van Engeland? Ja,
        want zij herstelt de status die er ontstond na de val van
        Napoleon. Overigens hebben wij uit het Witboek gezien hoe
        Baldwin denkt over de Britse veiligheid. Moest volgens het
        Foreign Office Duitsland compensaties eisen. Er zouden aan
        Duitsland nooit compensaties kunnen gegeven worden, welke
        belangrijk genoeg zouden zijn om het strategisch-gewichtige stuk
        dat Wallonië is, te evenaren.
-        
          Meent gij
          werkelijk dat Londen nog steeds het geschiedenisverhaal vreest
          van “het pistool op het hart van Engeland”?
-        
          Dat lijdt
        geen twijfel; nu meer dan ooit te voren. In de Lage Landen
        langsheen het Noordzeestrand moet er, in het belang van
        Engeland, een sterke macht staan, die bekwaam is een gebeurlijke
        Duitse of een Franse overrompeling tegen te houden. Een
        alleenstaand België en een zwak Nederland betekenen niemendal.
        Zij zijn slechts illusoire waarborgen zo lang zij afzonderlijk
        staan.
-        
          Goed. Nemen
          we aan dat Engeland met uw oplossing gediend wordt. En
          Duitsland dan?
-        
          Duitsland
        eveneens. Immers voor Duitsland is het tien maal verkieselijker
        dat er tussen de Rijn en de Noordzee een sterke staat ligt. Want
        in dat geval worden alle Franse hegemoniedromen verijdeld en is
        meteen het gevaar geweken dat Wallonië Frankrijk in de armen
        valt.
-        
          En Frankrijks
          standpunt?
-        
          Frankrijk
        heeft er wellicht nog het grootste belang bij. Voor het ogenblik
        zijn de Franse expansieplannen natuurlijk van de lucht. 
-        
          In ieder
          geval, mijnheer Van Severen, staan wij enigszins bedremmeld.
          We hadden gemeend u te spreken over een Vlaamse grieventrommel
          en nu zien we ineens dat ge ons doel op verbazingwekkende
          wijze hebt voorbij geschoten.
-        
          Mijnheer
        Vidi, ik heb het land aan al de petieterige objecieven waarmee
        de meeste Vlaamse leiders schermen ten einde hun troepen een rad
        voor de ogen te draaien. Laat ze maar begaan. Dat is mijn zaak
        niet.
-        
          Toch wordt ge
          versleten voor een fanatieke flamingant en anders niets.
-        
          Terwijl men
        op dit ogenblik bezig is de Europese kanselarijen nieuwe
        smeltkroezen op te bouwen, waaruit men wellicht heel binnenkort
        het materiaal zal tevoorschijn halen om er een nieuwe wereld mee
        op te bouwen, spreekt men hier over detailkwesties, zoals
        bijvoorbeeld de vervlaamsing van het gerecht. Ziet ge, dat is nu
        een gevolg van de knechtenmentaliteit. Wij zijn nog geen
        Europeeërs.
-        
          Mijnheer Van
          Severen, ik bemerk dat ik u niet heb ondervraagd over uw
          ideeën over de staatsvorm van Dietsland, noch over uw
          propaganda, noch over andere kleinigheden waarvoor ik
          eigenlijk gekomen ben.
-        
          Propaganda?
        Ik houd geen meetings. Nu en dan houd ik een volksvergadering,
        die veel meer het karakter heeft van een studiedag. Bovendien,
        ik vraag inkomgeld. In Diksmuide hield ik onlangs een
        vergadering van boeren en arbeiders. Entreegeld een frank. De
        zaal was stampvol. Volgende zaterdag te Ieper: de zaal is
        uitverkocht. Te Brugge heb ik het Muntpaleis gehuurd voor 3
        april. De inkomprijs gaat van een tot vijf frank per plaats. Nu
        reeds zijn er zevenhonderd kaarten verkocht. Laat dan de
        politieke partijen maar eens proberen om dergelijke regeling te
        treffen voor haar meetings.
-        
          Hoe staat gij
          tegenover de beroemde “Wordt rijk”-theorie welke een tijdlang
          in Vlaanderen opgeld deed?
-        
          Die is
        idioot. Ze is dan ook jammerlijk ineengezakt tot groot jolijt
        van de Brusselse financie en tot schade van de arme Vlaming, die
        weer eens bedot werd op gemene wijze.
-        
          Ik zou nog
          een en ander willen weten van uw innerlijke or-ganisatie.
-        
          Dit zal
        heden niet meer kunnen. Doch ik hoop wel dat De Dag nog eens zal
        terugkeren. Tegen die tijd weten we wellicht meer. Immers de
        tijd werkt voor mij.
Wij hebben de
          leider van het Verdinaso verlaten en nu wij dit interview
          waarheidsgetrouw en stipt hebben weergegeven zitten we er zelf
          verbaasd over, dat er daarin zo weinig is gesproken over
          dingen waarvan wij meenden dat er wel zou over gesproken
          worden, en dat het veel meer gaat over zaken waarvan wij – en
          de lezers van ‘De Dag’ zeker evenmin – vermoedden dat zij als
          naast bijliggende doeleinden van de Dinaso-beweging werden
          beschouwd.
Waaruit
          blijkt dat, alvorens Amerika te gaan ontdekken, het
          interessanter kan zijn eens te gaan snuffelen in het levende
          Vlaanderen.
Vidi
NB: Wij hopen
          een van deze dagen een bekende grote liberaal figuur te kunnen
          aanklampen.
________________
Bron: De Dag, zaterdag 23 maart 1935. De Dag was
        een Antwerpse krant die verscheen van eind november 1934 tot
        september 1944 en geïnspireerd was door de Amerikaanse
        tabloidpers. Tot haar redacteuren behoorden o.m. de
        oud-activisten Firmin Mortier en Hendrik Tanrez en ook Jan Nuyts
        van het latere ’t
          Pallieterke verdiende er zijn eerste journalistieke
        sporen. De krant oogstte veel bijval en werd qua oplage de
        tweede grootste van Vlaanderen. Ze viel regelmatig het politieke
        establishment aan en stelde daar het voorbeeld van koning
        Leopold III tegenover. Wie onder het pseudoniem ‘Vidi’ schreef
        wisten we niet te achterhalen; hij sierde zijn interview op met
        twee foto’s, respectievelijk een van Joris van Severen en een
        van colporterende Noord-Nederlandse Dinaso’s.
In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar
          naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het
          Verdinaso vermeldt worden. We citeren de meest treffende
          passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven.
          We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar
          publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons
          kopie van de betreffende passages toe te sturen.
Piet
              van Aken in Ten
                huize van…
Komt dan het
          boek ‘De verraders’ (1962) waarvan de titel best tussen
          aanhalingstekens wordt geplaatst. 
Maar
          Van Severen heeft dus wel model gestaan.
Voor
        bijna al mijn personages heb ik modellen. Laten we zeggen dat
        hij model heeft gestaan maar dat hij het niet is. Ik heb
        geprobeerd een antwoord te geven op de vraag: Wat doet iemand in
        zo een positie? Hoe reageert hij, hoe verandert hij?
Boodt
          is van hetzelfde ras als Balten in ‘
Maar
          de laatste zin van het boek luidt: ‘Hij... wist dat hij zou
          leven’. Wijst dat op een spiritualistische evolutie? 
Ik zou
        zeggen: tot een besef van voleinding, tot een besef van
        martelaarschap, ja.
__________________
Bron: Vraaggesprek Joos Florquin
        met Piet van Aken, in Ten huize van…, deel 15,
        pp. 75-76.
Omtrent Hugo Claus
“(…) Twee jaar
        vóór uw kennismaking met [Louis Paul] Boon publiceerde u nog in
        het solidaristische periodiek Branding, dat zich beriep
        op de erfenis van de fascisteleider Joris van Severen. Nog eens
        twee jaar vroeger wroette u aan een roman over Zannekin, de in
        de strijd voor zijn arme volk gesneefde, door Cyriel Verschaeve
        zo diep vereerde Vlaamse held (…).”
_______________
Kris Humbeeck, ‘Ik
        ben je beste vriend, maar ook je ergste vijand’ – Over de
        lastige vriendschap tussen Louis Paul Boon en Hugo Claus, in Lawijd, 12e jg., nr. 2,
        p. 57.
Leo Vindevogel over Joris van Severen
In Vlaanderen
        ontwaarde Vindevogel twee partijen met fascistische trekjes.
        Enerzijds het VNV dat “tegen het partijenstelsel en tegen het
        parlementarisme” en tegen de democratie is, “maar intussen zelf
        aan demagogie doet”. Anderzijds is er Joris van Severen die “een
        sport hoger staat”. Van Severen “is toch moediger en
        consequenter dan de leiders van het Vlaams Nationaal Verbond.
        Hij loopt geen storm; maar hij vleit toch niet en durft positie
        in te nemen waarin hij bijgeval het volksmisnoegen durft
        trotseren. Hij is geen democraat en fascist terzelfdertijd; hij
        durft Hitler als voorbeeld stellen. (…) Van Severen geeft blijk
        van ’t beste beleid en de grootste levenskracht. En toch beweren
        de Vlaams nationale Verbondsleiders dat zij meester van ’t
        strijdperk zullen blijven. Het is waar dat het onverbeterlijke
        stoeffers zijn die zodanig overdrijven dat zij op de duur hun
        eigen fantasie voor werkelijkheid nemen. Dat hebben zij
        overgeërfd van de oude Daensisten. Die waren altijd reuzensterk
        en waren zeker vóór elke verkiezing van de grootste zegepraal.
        ’t Is een ziekelijkheid die zij [van] de fronters hebben
        overgeënt.”
Over de
        Dinaso-leider Van Severen luidde het [elders]: “Van Severen wil
        geen gewelddadige revolutie: hij wil langs de wettelijke weg de
        macht verkrijgen (…). Sakkerse Van Severen! Welk is in ons land
        de wettelijke weg naar het bewind? Toch de verkiezingen! De
        parlementaire meerderheid! Is er nog een andere? En Van Severen
        doet niet aan kiezing; hij beweert wit te stemmen! Als ’t is om
        niet te laten blijken met hoe weinig mannen hij is, kan het te
        begrijpen zijn; anders is ’t doodeenvoudig een kinderstreek.”
______________
Aangehaald door
        Pieter Jan Verstraete in zijn recent verschenen Leo Vindevogel – Biografie,
        pp. 311-312, en 342-343 respectievelijk uit ‘t Volk van Ronse, 26
        februari 1935, 5 mei 1934 en 16 januari 1937.
Een getuigenis
Begin
        1965 schreef Georges (Joris) Vandromme (Van Dromme) een brief
        aan mijn vader [Isidoor Bostoen] over zijn belevenissen onder
        het geallieerde offensief in september/oktober 1918. Hij was
        soldaat in de 1e compagnie van het 11e Linieregiment (3e
        Legerdivisie) onder onderluitenant Joris van Severen en is
        gestraft met 6 maanden strafcompagnie vanwege zijn Vlaamsgezinde
        activiteiten. In zijn brief drukt hij zich herhaaldelijk
        positief uit over Van Severen. 
________________
Bron:
        E-postbericht Karel Bostoen, oktober 2013.
Titus
            Brandsma: Rector Magnificus
“(…)
        In het studiejaar 1932/1933 was professor Titus Brandsma rector
        magnificus van de Universiteit van Nijmegen. Niet dat zijn
        wetenschappelijke prestaties het universiteitsbestuur tot die
        benoeming aanzetten, hij was gewoon aan de beurt. Maar hij
        maakte er wel wat van. Titus was een wijs en vastberaden
        bestuurder en dat verbaasde menigeen die hem maar een
        wereldvreemde, verstorven monnik vond.
Nu was
        wijsheid een levensnoodzakelijke eigenschap, nu - nog tijdens
        zijn professoraat - ook Nederlandse studenten het
        nationaalsocialisme omarmden. Hij zag dat onder Nijmeegse
        studenten fascistische blaadjes werden verspreid. Gelukkig bleef
        het nazi-activisme beperkt tot kleine, maar zeer luidruchtige
        groepjes als het Verbond van Dietsche Nationaal-Socialisten
        (Verdinaso), maar er ontstond ook een rechts religieus
        extremisme. Aanstoker was de Vlaamse dominicaan Carlos van
        Sante, die in 1932 doceerde aan het Albertinum in Nijmegen. Zijn
        oproep tot ‘rigoureus, ascetisch katholicisme’ vond bij een
        aantal studenten gehoor en dreef hen in de richting van het
        rechts-radicalisme. Van Sante werd door het episcopaat naar
        Duitsland verbannen. (…)”
_____________________
Bron: Ton Crijnen, Titus Brandsma, de man achter de mythe.
Opmerking: zou die auteur echt
        het onderscheid niet kennen tussen nationaalsocialisme en Diets
        Nationaal-Solidarisme?
