> nieuwsbrief > 2014 - nr 1

Inhoud

Mededelingen


Hernieuwen ledenbijdrage voor 2014

2014 wordt voor het Studiecentrum Joris van Severen een jaar vol uitdagingen. Naast – en ter gelegenheid van - het geplande Colloquium Joris van Severen verschijnt dan ook de langverwachte prestigieuze fotobiografie over Joris van Severen en zijn  beweging. Dit jaarboek ‘buiten reeks’ zal ingebonden op albumformaat verschijnen en 248 pagina’s tellen met tal van niet eerder gepubliceerde foto’s. Ook zal de uitgave een lijst van de voorintekenaars bevatten.

Dit noopt ons uiteraard tot een eenmalige aanpassing van de ledenbijdrage voor 2014. Deze bedraagt 45 € (exclusief verzendkosten). Voor wie nu al voorziet niet te kunnen aanwezig zijn op het colloquium – zie verder (en de uitgave dus via de post wenst te ontvangen) beloopt de bijdrage 55 € verzendkosten inclusief.

Een folder licht de geplande uitgave op een waardige wijze toe. Deze folder bezorgen wij u graag op uw verzoek via ons e-postadres: maurits.cailliau@skynet.be. Graag gewenst aantal opgeven.

In de ledenbijdrage blijft uiteraard het abonnement op onze gedrukte driemaandelijkse Nieuwsbrief Joris van Severen – in zijn vernieuwde vormgeving  - begrepen.

Voor tal van lezers vormt deze Nieuwsbrief wellicht een eerste kennismaking zijn met het Studiecentrum Joris van Severen en zijn werking. We verhopen, mede met het oog op onze verdere plannen voor dit jaar – met name het colloquium en de fotobiografie - hun belangstelling te kunnen opwekken.

De gedrukte versie van deze Nieuwsbrief valt zowat tussen Kerst en de jaarwisseling in de brievenbus. Reden om meteen ook onze lezers een gelukkig en vruchtbaar jaareinde e een goed begin toe te wensen.

 

Nieuwsbrief Joris van Severen in een nieuw kleedje

De ‘aankleding’ van de gedrukte versie van deze Nieuwsbrief wijkt – met zijn meerkleuren-kaft - grondig af van wat u totnogtoe onder ogen kreeg. Dit komt omdat het stilaan tijd werd om nog eens uit te pakken met een stijlvol ‘visitekaartje’, in de hoop daarmee een nieuw ledenpotentieel te kunnen aanboren.

Ook de inhoud is daar voornamelijk op afgestemd en biedt enerzijds inzicht op de bedoelingen van het Studiecentrum Joris van Severen en zijn activiteiten.

 

Colloquium Joris van Severen

Noteer nu al de datum van zaterdag 25 oktober 2014 met een stip in uw agenda. Dan gaat immers andermaal een Colloquium Joris van Severen door. Plaats van het gebeuren is het Goed ter Mote binnen het nieuwe provinciale domein De Baliekouter in Van Severens geboorteplaats Wakken.

Als referaathouders komen drs. Luk Pauwels en drs. Tom Cobbaert aan het woord. Eerstgenoemde is de auteur van De ideologische evolutie van Joris van Severen (dat als 3e Jaarboek Joris van Severen gepubliceerd werd). De tweede referaathouder, werkzaam binnen het ADVN, promoveerde op het proefschrift De Europese gedachte bij de Nieuwe Orde in Vlaanderen.

Samen zullen zij speuren naar de plaats van Joris van Severen binnen het bredere Europese perspectief van de tussenoorlogse jaren.

Aansluitend op het colloquium zal het 18e Jaarboek Joris van Severenzijnde de fotobiografie waarvan hierboven uitgebreid sprake - voorgesteld worden en is er gelegenheid kennis te maken met het vernieuwde museum ‘Van Hugo Verriest tot Joris van Severen’ dat binnen het educatief centrum van de Baliekouter een nieuw en waardig onderkomen vond.

 

Juul Declercq

De ‘biografische schets’ van Juul Declercq, in onze vorige Nieuwsbrief – ontleend aan de vermelde webpagina’s - trok enige aandacht. Nergens werd daarin evenwel Declercqs geboorte en overlijdensplaats vermeld, namelijk zijn levenslange thuishaven Izegem.

 

 

Joris van Severen na vijftig jaar


Luc Delafrotrie

 

Deze maand, op 20 mei, was het (in 1990 nvdr) vijftig jaar geleden dat Joris van Severen door dronken en in paniek verkerende Franse soldaten in Abbeville werd neergeschoten. Deze verjaardag kunnen we niet stilzwijgend laten voorbij gaan.


Joris van Severen, door Frits van den Berghe (1886-1939)

 

Hoewel Van Severen loyaal was ten opzichte van de Belgische staat en met overtuiging koning Leopold III steunde en hoewel hij zijn gemobiliseerde volge-lingen opriep om “de besten te zijn onder de helm”, werd hij op 10 mei ’40, bij de inval van de Duitsers, gearresteerd, in de gevangenis opgesloten en aan Franse overheden uitgeleverd.

Stippen we hierbij aan dat een Staat, die zichzelf respecteert, zijn onderdanen niet aan een vreemde macht uitlevert.

Ondanks deze onbetwistbare feiten, heeft geen enkele Belgische regering haar spijt uitgedrukt en zeker geen eerherstel verleend aan deze onschuldige ven verdienstelijke man.

Geen enkele eerste minister, ook al had hij sympathie voor de gedachten en de persoon van Joris van Severen, heeft zijn arrestatie betreurd en erkend dat hier onrecht was geschied. Alleen een Waalse minister, Leburton, verklaarde destijds in de Kamer dat die arrestatie een “vergissing” is geweest. Koning Leopold III uitte tegenover zijn medewerker, generaal Van Overstraeten, zijn ontsteltenis bij het vernemen van de arrestatie en de gewelddadige dood van Joris van Severen. Maar ook hij heeft nooit in het openbaar een blijk van waardering voor Joris van Severen gegeven.

Toen in 1982 in Wakken, aan zijn geboortehuis een gedenkplaat werd aangebracht, werd koning Boudewijn door de inrichters van de plechtigheid verzocht een vertegenwoordiger te sturen. De koning meende dat hij daar niet kon op ingaan. Het is bijgevolg duidelijk: het officiële België is niet bereid de misstap tegenover Van Severen en zijn verdiensten te erkennen.

Wat wilde die man? Hij was geen oproerkraaier, integendeel hij predikte de orde. Zijn beweging bleef strikt in het raam van de wet. Hij wilde het land niet uiteenrukken. Hij wou het welvarend maken door een verbond te smeden tussen de drie staten van de Nederlanden: België, Nederland en Luxemburg. Hij werd zodoende een voorloper en een wegwijzer voor Benelux, waaraan deze landen voor een goed deel hun welvaart danken. Bovendien streefde hij naar een sociale orde, naar een samenwerking tussen alle lagen van de bevolking, van alle beroepen en bedrijven en drukte dat streven uit met de term “solidarisme”. Sindsdien is er inderdaad een ruimere samenwerking zoals tussen de werkgevers en werknemers en een organisatie van beroepen (die voordien niet bestond) tot stand gekomen. Hij wilde eveneens een volksvertegenwoordiging steunend op de georganiseerde natie waarin het toenmalige parlementaire stelsel te kort schoot.

Hij wilde geen dictatoriaal stelsel. Op dit ogenblik is het woord “solidarisme” algemeen bekend door de gebeurtenissen in Polen – Solidarnosc - en de ineenstorting van het communistisch stelsel in de Oostbloklanden. Het dient hierbij te worden onderstreept dat het failliete communistische systeem door de solidaristische opvattingen werd vervangen. Van Severen noemde het door hem nagestreefde sociale systeem een synthese van de pauselijke encyclieken en van een van het marxisme bevrijd socialisme. Wie zal ontkennen dat West-Europa en nu ook Oost-Europa in dat teken staan?

Van Severen was bovendien een hoogstaand mens. Hij bezat een edele opvatting van het leven, wat in deze tijd wel welkom is. Zeker zijn er aan zijn uitdrukkingen en aan zijn beweging zaken die weliswaar vóór de oorlog begrijpelijk waren maar die nu niet meer van pas komen en misverstand kunnen zaaien. Maar als we hem daarvan los zien, treedt de waarde van zijn opvattingen en van zijn leven op het voorplan.

En dan wordt het duidelijk dat alle redenen aanwezig zijn om hem te waarderen en hem de eer te geven die hem toekomt.

________________

Bron: De Standaard, mei 1990, met dezelfde illustratie – vandaag de dag amper nog voorstelbaar in die krant.

 

 

Bezinning bij de herdenking van Louis Gueuning op 9 november 2013


Jean-Pierre Destrebecq

 

IJdele toespraken zonder inhoud en hol geklets… De plaats hier leent er zich niet toe en nodigt eerder uit tot stilte, inkeer, ontvankelijkheid. Trouwens de wind van dit seizoen verwaait alle worden…

Wat blijft er over van Louis Gueuning? Maken wij ons geen illusies, het menselijk geheugen is korter dan ooit…

Denken aan Louis Gueuning – en wij zijn hier nog met enkelen om het te doen voor zijn graf – denken aan hem kan maar tot één woord leiden: trouw!

Trouw aan zichzelf, zijn wat men is, trouw aan de roeping die de zijne is, trouw aan zijn wortels, trouw aan de grond die ons zag geboren worden, trouw tegenover al diegenen die ons voorafgegaan zijn en die ons de weg hebben getoond.

Zoals al diegenen toen twintig jaar waren, zo lang geleden, zie ik elk jaar rond deze tijd de gemengde herinneringen weer opduiken. Schaduwen vergezellen ons: verbrijzelde hoop, vergeten kameraden, onvervulde verbintenissen, het lijden van het ouder worden…

Maar de lokroep van het leven blijft, vreemd aan de lafheid en de wreedheid van dat mens De Schoonheid is broos een mysterieus. Kinderen lopen in de straat, stoeien in de tuin. Alles ligt nog voor hen open.

Wat zal er van resten? Alles werd ons gegeven. Wat zal blijven? Misschien enkel de behoefte van de beschouwing.

Dat uw wil geschiede, Heer.

Heb medelijden met dit arme volk! Heb medelijden met ons!

 

 

Schromelijke en ergerlijke vergetelheid


Hendrik Carette

 

In de Standaard der Letteren (nr. 3207 van 8 november jl.) onder het thema ‘1914-1918 De Grote Herdenking’ maakten de redacteurs onderaan ook een WOI-bibliotheek met boeken van diverse bekende ooggetuigen die toentertijd een oorlogsdagboek bijhielden. De lijst is een lange opsomming en samenvatting die verwijst naar dagboeken van de Vlaamse nicht van Cyriel Buysse; Virginie Loveling, de Engelsman Robert Graves de schrijver van het verfilmde boek I, Claudius, de beroemde Duitser Ernst Jünger die twee wereldoorlogen als officier aan Duitse zijde aan den lijve meemaakte en de al even bekende Franse fascist en antisemiet Louis-Ferdinand Céline met zijn Reis naar het einde van de nacht dat natuurlijk geen dagboek is maar een gruwelijke roman die grotendeels werd geïnspireerd door de bloedige zinloze slachtingen van deze Europese burgeroorlog die later gevolgd werd door een tweede Europese burgeroorlog. So far so good; om het voor een keer in de taal van de Amerikaanse en Britse overwinnaars te stellen. Maar wie en wat zijn onze vlijtige redacteurs van deze Standaard der Letteren vergeten? De koppige schrijvende Vlaamse herenboer Stijn Streuvels? Neen. De Canadees John McCrae van wie het beroemde ontroerende gedicht In Flanders Fields in het Nederlands werd vertaald door Herwig Verleyen? Neen, al deze getuigen werden terecht niet vergeten. Wie en wat werd dan wel vergeten en meer dan vermoedelijk weggemoffeld, veronachtzaamd, gecensureerd, gewist, gewoon vergeten of onder het tapijt ge-schoven, onder de blinkende tegels van de valse deftigheid, onder het vernis van onze beschaving? Ik zal het u dadelijk en onom-wonden zeggen en schrijven en benadrukken: het boek Die vervloekte oorlog / Dagboek 1914-1918 van Joris van Severen, uitgegeven en ingeleid door Daniël Vanacker (Kapellen/Ieper: Uitgeverij Pelckmans i.s.m. het Studiecentrum Joris van Severen, 2005, ISBN 90-289-3586-X). En dit boek kon en mocht hier uiteraard in de zo deftige en helaas zo voorspelbare Standaard der Letteren helemaal niet ontbreken. Eén citaat gedateerd op 24 juli 1916 (p. 96) moet hier volstaan om onze lezers aan te sporen te lezen wat de toen nog jonge luitenant en adjudant Van Severen noteerde: ‘Als een sterke vuurdrank brandde door mij mijn smart, felschrijnend, en ik ben de dood nog eens gaan begeren, want waarom nog leven midden die lelijkheid? Ik zou kunstwerken scheppen, ja, en dan altijd onvoldaan, altijd onvoldaan zijn, nooit genoeg liefde, nooit genoeg leven.‘ Het wordt tijd dat onze onwetende jeugd en trouwens alle onwetenden dit dagboek lezen en herlezen. Ook en vooral op een serene herdenkingsdag als 11 no-vember.

 

 

In Memoriam


Hugo Delanghe (9 januari 1932 - 27 februari 2013) is Jong-Dinaso geweest. De Delanghe’s stamden uit een Activistisch geslacht dat in de jaren van het interbellum zijn weg vond naar het Verdinaso. We maakten ooit kennis met Hugo naar aanleiding van een zomer-universiteit van het maandblad TeKoS in de Provence. Daaruit en uit zijn lidmaatschap van het Studiecentrum Joris van Severen, blijkt zijn onafgebroken intellectuele belangstelling voor het gedachten-goed van destijds.

 

Als dorpsgenoot van Joris van Severen was Luc Verbeke (Wakken 24 februari 1924 – Waregem 30 september 2013) zijn leven lang ge-boeid door de persoonlijkheid van de Verdinaso-leider. Daarvoor ge-tuigde hij regelmatig op zijn internetblog en ook door zijn lid-maatschap van ons Studiecentrum. Vanzelfsprekend zullen we ons Luc vooral herinneren als de medestichter (met André Demedts) van het zo verdienstelijke Komitee voor Frans-Vlaanderen, waarvan hij decennialang de bezieler was. Ondanks zijn lichamelijke beperking was hij recent nog aanwezig bij de heropening van het Museum Hugo Verriest – Joris van Severen, in zijn geboortedorp. Luc was ook een tedere dichter en Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

 

 

Wat is Verdinaso?


Een vraaggesprek met de leider Joris van Severen

 

-         Ik zegde u reeds dat Dinaso moet worden de algehele en definitieve liquidatie van het hachelijkste moment dat wij in onze geschiedenis hebben beleefd, namelijk het flamingantisme. Voor diegenen die meenden de ogen te moeten openspalken van verwondering omdat ik het juist ben die zoiets zeg, voeg ik er nog bij: inderdaad, het flamingantisme heeft bij de Vlamingen ongeveer niets anders gekweekt dan een mentaliteit van ‘rouspeterende’ en totaal machteloze knechten.

-         Staat u mij toe, Mijnheer Van Severen, ik heb, bij Multatuli geloof ik, eens gelezen dat de jeugd zich moet oefenen in het bepalen. In dit verband schijnt gij echter zeer brutaal te werk te gaan.

-         Uw vergelijking gaat mank, Mijnheer Vidi, in die zin dat ik niet meer tot de jeugd behoor maar tot de rijpe leeftijd. En van een andere kant moet ik u zeggen: de Dietsers steunen reeds lang genoeg op geleende en gebroken stokken.

-         Nog een opmerking. Wij spraken met vader Anseele [destijds leider van de Belgische Werkliedenpartij, n.v.d.r.]. Die meende toch dat de Vlaamse beweging vooruitgang maakt.

-         Vooruitgang? Anseele is met weinig tevreden. Laat ons de geschiedenis van de manifestaties nemen. De Vlamingen wilden te Brussel op straat komen. Ieder weet dat zulke stoeten juist veiligheidskleppen zijn tegen de opstand. En toch verbiedt Max [de Brusselse burgemeester, n.v.d.r.] het. Wat gebeurt er dan? Moties. Stoeten en moties. Moties en stoeten. En dat gebeurt al meer dan honderd jaar lang. En dat zal duren en blijven duren zo lang de Dietsers niet beschikken over de nodige middelen.

-         En die middelen zijn?

-         De macht veroveren.

-         Hoe?

-         Door het vormen van een nieuwe organisatie, waar een strenge tucht heerst. In die organisatie worden bewuste krachten gevormd. Deze zijn de kernen van de leidende ploegen, die mor-gen de leiding in de twee staten [België en Nederland, n.v.d.r.] zullen nemen.

-         Hoe wilt gij die macht veroveren?

-         Wij sturen niet aan op revolutie. Wij vormen alleen de pre-figuratieve staat van morgen. Wij streven naar kwaliteit. Wij negeren de demagogie. Wij kennen de theorie van Ibsen over rashonden en straathonden. In Vlaanderen groeit onze kern met de dag. Onze documentatie bewijst dat wij een groep zijn die ernstig opgenomen wordt. Ook in Rijks-Nederland tellen wij zeshonderd doelbewuste leden die onder een schitterende leiding staan. Dit alles onder mijn opperste leiding. Er is geen tegenspraak. Onze administratie is een model zo perfect als bij een Rijksbank.

-         Het is ons inderdaad opgevallen dat zelfs Frans schrijvende tijd-schriften in België zich ernstig met uw beweging hebben bezig ge-houden.

-         Wij ontmoeten veel sympathie in alle lagen, maar ook bij de leidende personaliteiten van de Belgische politiek. Er zijn er, van de meest vooraanstaande, die letterlijk hebben gezegd: “Il n’y a pas d’autre plan que le plan Van Severen.” Deze personaliteiten zullen op tijd en stond tevoorschijn treden. Als het zo ver komt zullen wij hen stellen op de plaats waar zij behoren te staan.

-         Men zegt wel eens dat gij een beweging zijt die door Vlaamse onderpastoors wordt aangevuurd.

-         Bij ons kan een priester geen lid worden. Noch priester, noch dominee.

-         Men staat verbaasd over uw meningsverschillen met de andere Vlaams-nationalistische groepen. Zo bijvoorbeeld inzonderheid de nieuwe marsrichting. Wat is dat?

-         Wij staan op het standpunt dat, vanwege de internationale moeilijkheden, Dietsland niet mogelijk is zonder Wallonië. Ik heb u reeds gezegd wat mijn nieuwe politieke constructie omvat. Ik bekommer mij niet in het minst met bestaande politieke programma’s. Ik ken alleen de mogelijkheden.

-         Meent gij dat gij uw nieuwe constructie zoudt kunnen verwezenlijken zonder dat de grote mogendheden ertegen handelen?

-         De grote mogendheden kunnen er niets tegen hebben. In-tegendeel. Luister maar zelf. Is mijn constructie in het belang van Engeland? Ja, want zij herstelt de status die er ontstond na de val van Napoleon. Overigens hebben wij uit het Witboek gezien hoe Baldwin denkt over de Britse veiligheid. Moest volgens het Foreign Office Duitsland compensaties eisen. Er zouden aan Duitsland nooit compensaties kunnen gegeven worden, welke belangrijk genoeg zouden zijn om het strategisch-gewichtige stuk dat Wallonië is, te evenaren.

-         Meent gij werkelijk dat Londen nog steeds het geschiedenisverhaal vreest van “het pistool op het hart van Engeland”?

-         Dat lijdt geen twijfel; nu meer dan ooit te voren. In de Lage Landen langsheen het Noordzeestrand moet er, in het belang van Engeland, een sterke macht staan, die bekwaam is een gebeurlijke Duitse of een Franse overrompeling tegen te houden. Een alleenstaand België en een zwak Nederland betekenen niemendal. Zij zijn slechts illusoire waarborgen zo lang zij afzonderlijk staan.

-         Goed. Nemen we aan dat Engeland met uw oplossing gediend wordt. En Duitsland dan?

-         Duitsland eveneens. Immers voor Duitsland is het tien maal verkieselijker dat er tussen de Rijn en de Noordzee een sterke staat ligt. Want in dat geval worden alle Franse hegemoniedromen verijdeld en is meteen het gevaar geweken dat Wallonië Frankrijk in de armen valt.

-         En Frankrijks standpunt?

-         Frankrijk heeft er wellicht nog het grootste belang bij. Voor het ogenblik zijn de Franse expansieplannen natuurlijk van de lucht. Het is veel meer de Germaanse heer die zich rept. Frankrijk heeft er dan belang bij dat aan zijn Noordergrens een sterke staat ligt, die niet van plan is zich door Duitsland te laten opslorpen; wij zijn immers Dietsers maar geen Duitsers. Bovendien is de huidige combinatie absoluut niet veilig. Frankrijk kan in geval van conflict niet a priori rekenen op Belgische hulp en absoluut niet op Hollandse tussenkomst, temeer daar de Hollandse weermacht schandelijk onvoldoende is! Mijn besluit is klaar: het nieuwe Dietsland is een constructie die vrede en orde waarborgt in Europa. Zij waarborgt de verdediging van de belangen van de drie grootste mogendheden in het Westen van ons werelddeel, hetgeen tot nog toe nooit gebeurd is.

-         In ieder geval, mijnheer Van Severen, staan wij enigszins bedremmeld. We hadden gemeend u te spreken over een Vlaamse grieventrommel en nu zien we ineens dat ge ons doel op verbazingwekkende wijze hebt voorbij geschoten.

-         Mijnheer Vidi, ik heb het land aan al de petieterige objecieven waarmee de meeste Vlaamse leiders schermen ten einde hun troepen een rad voor de ogen te draaien. Laat ze maar begaan. Dat is mijn zaak niet.

-         Toch wordt ge versleten voor een fanatieke flamingant en anders niets.

-         Terwijl men op dit ogenblik bezig is de Europese kanselarijen nieuwe smeltkroezen op te bouwen, waaruit men wellicht heel binnenkort het materiaal zal tevoorschijn halen om er een nieuwe wereld mee op te bouwen, spreekt men hier over detailkwesties, zoals bijvoorbeeld de vervlaamsing van het gerecht. Ziet ge, dat is nu een gevolg van de knechtenmentaliteit. Wij zijn nog geen Europeeërs.

-         Mijnheer Van Severen, ik bemerk dat ik u niet heb ondervraagd over uw ideeën over de staatsvorm van Dietsland, noch over uw propaganda, noch over andere kleinigheden waarvoor ik eigenlijk gekomen ben.

-         Propaganda? Ik houd geen meetings. Nu en dan houd ik een volksvergadering, die veel meer het karakter heeft van een studiedag. Bovendien, ik vraag inkomgeld. In Diksmuide hield ik onlangs een vergadering van boeren en arbeiders. Entreegeld een frank. De zaal was stampvol. Volgende zaterdag te Ieper: de zaal is uitverkocht. Te Brugge heb ik het Muntpaleis gehuurd voor 3 april. De inkomprijs gaat van een tot vijf frank per plaats. Nu reeds zijn er zevenhonderd kaarten verkocht. Laat dan de politieke partijen maar eens proberen om dergelijke regeling te treffen voor haar meetings.

-         Hoe staat gij tegenover de beroemde “Wordt rijk”-theorie welke een tijdlang in Vlaanderen opgeld deed?

-         Die is idioot. Ze is dan ook jammerlijk ineengezakt tot groot jolijt van de Brusselse financie en tot schade van de arme Vlaming, die weer eens bedot werd op gemene wijze.

-         Ik zou nog een en ander willen weten van uw innerlijke or-ganisatie.

-         Dit zal heden niet meer kunnen. Doch ik hoop wel dat De Dag nog eens zal terugkeren. Tegen die tijd weten we wellicht meer. Immers de tijd werkt voor mij.

 

Wij hebben de leider van het Verdinaso verlaten en nu wij dit interview waarheidsgetrouw en stipt hebben weergegeven zitten we er zelf verbaasd over, dat er daarin zo weinig is gesproken over dingen waarvan wij meenden dat er wel zou over gesproken worden, en dat het veel meer gaat over zaken waarvan wij – en de lezers van ‘De Dag’ zeker evenmin – vermoedden dat zij als naast bijliggende doeleinden van de Dinaso-beweging werden beschouwd.

Waaruit blijkt dat, alvorens Amerika te gaan ontdekken, het interessanter kan zijn eens te gaan snuffelen in het levende Vlaanderen.

Vidi

NB: Wij hopen een van deze dagen een bekende grote liberaal figuur te kunnen aanklampen.

________________

Bron: De Dag, zaterdag 23 maart 1935. De Dag was een Antwerpse krant die verscheen van eind november 1934 tot september 1944 en geïnspireerd was door de Amerikaanse tabloidpers. Tot haar redacteuren behoorden o.m. de oud-activisten Firmin Mortier en Hendrik Tanrez en ook Jan Nuyts van het latere ’t Pallieterke verdiende er zijn eerste journalistieke sporen. De krant oogstte veel bijval en werd qua oplage de tweede grootste van Vlaanderen. Ze viel regelmatig het politieke establishment aan en stelde daar het voorbeeld van koning Leopold III tegenover. Wie onder het pseudoniem ‘Vidi’ schreef wisten we niet te achterhalen; hij sierde zijn interview op met twee foto’s, respectievelijk een van Joris van Severen en een van colporterende Noord-Nederlandse Dinaso’s.

 

 

Sprokkels


 

In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeldt worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

 

Piet van Aken in Ten huize van…

Komt dan het boek ‘De verraders’ (1962) waarvan de titel best tussen aanhalingstekens wordt geplaatst. Het zou geïnspireerd zijn door het levenslot van Joris van Severen, de leider van het Verdinaso, want tot in de details kloppen de feiten. Duidelijke vraag dan: Heeft Joris van Severen model gestaan voor de fascistenleider Boodt?

Het is niet te ontkennen dat Boodt dezelfde materiële weg gaat als de laatste weg die Van Severen is gegaan. Maar ik heb getracht te achterhalen wat zo een figuur, de leider dus van een sociale of politieke beweging, beweegt. Een ontleding van het leiderschap dus: leider zijn getuigt van een besef van uitverkorenheid, van intellectuele meerderheid. Boodt komt tot het besluit dat hij tekort schiet. Ik zeg ergens in dit boek dat de enige volkomen integriteit alleen kan bestaan bij een machthebber die voldoende jong sterft. Ik heb me vaak afgevraagd wat er van Jezus van Nazareth geworden zou zijn als hij 80 jaar was geworden. De wereld dwingt tot compromissen.

Maar Van Severen heeft dus wel model gestaan.

Voor bijna al mijn personages heb ik modellen. Laten we zeggen dat hij model heeft gestaan maar dat hij het niet is. Ik heb geprobeerd een antwoord te geven op de vraag: Wat doet iemand in zo een positie? Hoe reageert hij, hoe verandert hij?

Boodt is van hetzelfde ras als Balten in ‘Het begeren’: beiden maken een ervaring door en met de hulp van een vrouw worden ze echter mens. Het enige verschil tussen de twee is dat Balten een primair was en Boodt een intellectueel is. Nu leek u altijd wat wantrouwig te staan tegenover de intellectueel maar dat wantrouwen is in dit boek overwonnen.

Het is geen kwestie van wantrouwen maar van optiek. Hoe dan ook, in dit boek gaat het over een complete intellectueel, die tenslotte zijn zelfbevestiging bevecht op een manier die tegelijkertijd een voleinding en een beëindiging is, want hij sterft. Het is minder de manier van leven die belangrijk is dan de manier van sterven.

Maar de laatste zin van het boek luidt: ‘Hij... wist dat hij zou leven’. Wijst dat op een spiritualistische evolutie?

Ik zou zeggen: tot een besef van voleinding, tot een besef van martelaarschap, ja.

__________________

Bron: Vraaggesprek Joos Florquin met Piet van Aken, in Ten huize van…, deel 15, pp. 75-76.

 

Omtrent Hugo Claus

“(…) Twee jaar vóór uw kennismaking met [Louis Paul] Boon publiceerde u nog in het solidaristische periodiek Branding, dat zich beriep op de erfenis van de fascisteleider Joris van Severen. Nog eens twee jaar vroeger wroette u aan een roman over Zannekin, de in de strijd voor zijn arme volk gesneefde, door Cyriel Verschaeve zo diep vereerde Vlaamse held (…).”

_______________

Kris Humbeeck, ‘Ik ben je beste vriend, maar ook je ergste vijand’ – Over de lastige vriendschap tussen Louis Paul Boon en Hugo Claus, in Lawijd, 12e jg., nr. 2, p. 57.

 

Leo Vindevogel over Joris van Severen

In Vlaanderen ontwaarde Vindevogel twee partijen met fascistische trekjes. Enerzijds het VNV dat “tegen het partijenstelsel en tegen het parlementarisme” en tegen de democratie is, “maar intussen zelf aan demagogie doet”. Anderzijds is er Joris van Severen die “een sport hoger staat”. Van Severen “is toch moediger en consequenter dan de leiders van het Vlaams Nationaal Verbond. Hij loopt geen storm; maar hij vleit toch niet en durft positie in te nemen waarin hij bijgeval het volksmisnoegen durft trotseren. Hij is geen democraat en fascist terzelfdertijd; hij durft Hitler als voorbeeld stellen. (…) Van Severen geeft blijk van ’t beste beleid en de grootste levenskracht. En toch beweren de Vlaams nationale Verbondsleiders dat zij meester van ’t strijdperk zullen blijven. Het is waar dat het onverbeterlijke stoeffers zijn die zodanig overdrijven dat zij op de duur hun eigen fantasie voor werkelijkheid nemen. Dat hebben zij overgeërfd van de oude Daensisten. Die waren altijd reuzensterk en waren zeker vóór elke verkiezing van de grootste zegepraal. ’t Is een ziekelijkheid die zij [van] de fronters hebben overgeënt.”

Over de Dinaso-leider Van Severen luidde het [elders]: “Van Severen wil geen gewelddadige revolutie: hij wil langs de wettelijke weg de macht verkrijgen (…). Sakkerse Van Severen! Welk is in ons land de wettelijke weg naar het bewind? Toch de verkiezingen! De parlementaire meerderheid! Is er nog een andere? En Van Severen doet niet aan kiezing; hij beweert wit te stemmen! Als ’t is om niet te laten blijken met hoe weinig mannen hij is, kan het te begrijpen zijn; anders is ’t doodeenvoudig een kinderstreek.”

______________

Aangehaald door Pieter Jan Verstraete in zijn recent verschenen Leo Vindevogel – Biografie, pp. 311-312, en 342-343 respectievelijk uit ‘t Volk van Ronse, 26 februari 1935, 5 mei 1934 en 16 januari 1937.

 

Een getuigenis

Begin 1965 schreef Georges (Joris) Vandromme (Van Dromme) een brief aan mijn vader [Isidoor Bostoen] over zijn belevenissen onder het geallieerde offensief in september/oktober 1918. Hij was soldaat in de 1e compagnie van het 11e Linieregiment (3e Legerdivisie) onder onderluitenant Joris van Severen en is gestraft met 6 maanden strafcompagnie vanwege zijn Vlaamsgezinde activiteiten. In zijn brief drukt hij zich herhaaldelijk positief uit over Van Severen.

________________

Bron: E-postbericht Karel Bostoen, oktober 2013.

 

Titus Brandsma: Rector Magnificus

“(…) In het studiejaar 1932/1933 was professor Titus Brandsma rector magnificus van de Universiteit van Nijmegen. Niet dat zijn wetenschappelijke prestaties het universiteitsbestuur tot die benoeming aanzetten, hij was gewoon aan de beurt. Maar hij maakte er wel wat van. Titus was een wijs en vastberaden bestuurder en dat verbaasde menigeen die hem maar een wereldvreemde, verstorven monnik vond.

Nu was wijsheid een levensnoodzakelijke eigenschap, nu - nog tijdens zijn professoraat - ook Nederlandse studenten het nationaalsocialisme omarmden. Hij zag dat onder Nijmeegse studenten fascistische blaadjes werden verspreid. Gelukkig bleef het nazi-activisme beperkt tot kleine, maar zeer luidruchtige groepjes als het Verbond van Dietsche Nationaal-Socialisten (Verdinaso), maar er ontstond ook een rechts religieus extremisme. Aanstoker was de Vlaamse dominicaan Carlos van Sante, die in 1932 doceerde aan het Albertinum in Nijmegen. Zijn oproep tot ‘rigoureus, ascetisch katholicisme’ vond bij een aantal studenten gehoor en dreef hen in de richting van het rechts-radicalisme. Van Sante werd door het episcopaat naar Duitsland verbannen. (…)”

_____________________

Bron: Ton Crijnen, Titus Brandsma, de man achter de mythe.

Opmerking: zou die auteur echt het onderscheid niet kennen tussen nationaalsocialisme en Diets Nationaal-Solidarisme?