> nieuwsbrief > 2013 - nr 4

Inhoud

Mededelingen


 

Grafkruis Robert Leuridan te Alveringem

We vernemen dat er op het kerkhof in Alveringem een nieuw kruis werd geplaatst op het graf van Robert Leuridan, met het embleem van het Verdinaso in beter metaal en de aanduiding militant.

Men zal zich herinneren dat we destijds (cf. Nieuwsbrief eerste kwartaal 2012, p. 6) het gemeentebestuur van Alveringem gewezen hebben op de deplorabele toestand waarin het grafkruis van deze Dinaso-militant zich bevond. Thans is daaraan dus verholpen. We houden er aan de gemeente onze erkentelijkheid te betuigen voor de wijze waarop ze haar belofte tot restauratie nakwam.

 

Museum Hugo Verriest – Joris van Severen te Wakken heropend!

Op zaterdag 7 september jl. werd te Wakken het nieuwe provinciaal domein De Baliekouter met enig feestgedruis plechtig geopend. De kern van het nieuwe domein wordt gevormd door het oude Goed ter Mote waarvan de hoevegebouwen omgevormd werden toe een cafetaria en een educatief centrum. Binnen dit laatste vonden de museale collecties van het vroegere museum ‘Hugo Verriest – Joris van Severen’ een nieuw onderkomen. De werkgroep ‘Wakken Herdenkt’ is erin geslaagd er een pareltje temeer aan de Wakkense kroon van te maken, mede dank zij de inzet van haar burgemeester Koen Degroote en het Komitee Wakken Herdenkt.

Het is binnen dit domein dat er op zaterdag 25 oktober 2014 andermaal een ‘Colloquium Joris van Severen’ zal doorgaan; gelegenheid waarbij tevens de grote Fotobiografie Joris van Severen – meteen ook het 18e Jaarboek Joris van Severen - zal voorgesteld worden.

Noteer alvast deze datum. Omtrent deze beide initiatieven – colloquium en fotobiografie – wordt u via onze Nieuwsbrief in 2014 doorlopend geïnformeerd.

 

 

Fotobiografie Joris van Severen en het Verdinaso


 

Voor het jaar 2014 plannen wij binnen het Studiecentrum Joris van Severen andermaal een jaarboek buiten reeks. Het wordt een kijkboek in groot formaat en volledig in meerkleurendruk. Voor dat project slaan Pieter Jan Verstraete en Maurits Cailliau de handen in elkaar. Voor de illustraties wordt, naast onze eigen beeldbank, een beroep gedaan op de collecties van het Archief Joris van Severen binnen de Leuvense Universiteitsbibliotheek. Het fotoboek in albumformaat (240 x 297 mm) wordt begroot op 240 pagina’s, stijlvol genaaid met garen en gebonden en voorzien van een stofomslag.

De voorstelling van deze uitgave zal kaderen binnen een Colloquium Joris van Severen dat in de oktobermaand van 2014 te Wakken zal doorgaan.

In onze Nieuwsbrief zullen we regelmatig op dit grootse project terugkomen, teneinde u tijdig te informeren over de stand van zaken. Deze publicatie buiten reeks, zal tevens als ons jaarboek voor 2014 fungeren.




Jaarboek Joris van Severen 17 (2013)


De controversiële Joris van Severen (1894-1940) is en blijft voer voor  gesprek en debat in Vlaanderen. Het is de grote verdienste van het Studiecentrum dat het al jaren op onbevangen en wetenschappelijke wijze alle aspecten van leven, zijn gedachten, zijn invloed en zijn werk bestudeert en door erudiete auteurs laat overbrengen naar de geïnteresseerde lezer middels een prachtig uitgegeven en geïllustreerd jaarboek.

 

Ook dit 17e jaarboek bevat uittreksels uit het omstandige dagboek van Joris van Severen, waaruit eens te meer blijkt dat zijn persoonlijke gevoelens zijn scherpe analyses van het politieke gebeuren afwisselen. Het is alweer een uitstekende gelegenheid om de complexe Verdinaso-leider te proberen vatten.

Romain Van Landschoot analyseert het jaar 1924 als een belangrijk jaar in het denken van Joris van Severen. Daarnaast brengt de Noord-Nederlander Ruud Bruijns een revelerende studie over de aantrekkingskracht van het solidaristische Verdinaso op de linkerzijde, en dan in het bijzonder op geëngageerde arbeiders waarvan - de samen te Abbeville met zijn leider vermoorde - Jan Ryckoort als prototype geldt. Daensisme, socialisme en het Dinaso (het Dietse nationaal-solidarisme) hebben klaarblijkelijk vele raak-punten en via personen contacten gehad met elkaar om de krachtlijnen van sociale leerstellingen gestalte te geven. Tot slot is er een boeiend interview te lezen met Joseph Peeters, een van de trouwe volgelingen van de Frans-talige Louis Gueuning, de man die binnen liet Verdinaso verantwoordelijk was voor de ‘Romaanse gouwen’ en na de oorlog zeer actief is gebleven om via onderwijs, kleine actiegroepen en denktanks het Dinaso-gedachtegoed inhoudelijk te actualiseren en blijvend te verspreiden.

Dit is geen jaarboek louter voor specialisten en historici. Ook mensen die niet vertrouwd zijn met de materie kunnen er heel wat van opsteken, al zal ter kadering wat bijkomende lectuur altijd nuttig kunnen zijn.

PM

__________________

Bron: Vlaams Belang Magazine, juli-augustus 2013, p. 24.

 


Juul Declercq


Biografische schets

Juul Declercq werd geboren op 16 februari 1897 als eerste kind van Camille Declercq, schoenmaker, en Marie Louise Cottenie. Het lager onderwijs voltooide hij op twaalfjarige leeftijd in het schooltje van de plaatselijke wijk. Aansluitend leerde hij het beroep van schoenmaker van zijn vader. Hij deed zijn legerdienst als jonge twintiger, maar werd net geen frontsoldaat, aangezien hij behoorde tot de klasse 1919.

Hij trouwde Helena Maria Capelle op 14 januari 1922. In een periode van nog geen tien jaar werden in het gezin drie meisjes en vijf jongens geboren, waarvan er één stierf enkele dagen na de geboorte. Declercq startte zijn carrière als vakbondsleider in het voorjaar van 1922, toen hij werd aangesteld als gewestelijk propagandist bij de Izegemse afdeling van het Algemeen Christelijk Werkersverbond (ACW). Hij legde voornamelijk de klemtoon op jeugdwerking en schreef diverse artikels in de syndicale rubriek van De Volksmacht. Eind 1924 werd hij lid van de door Odiel Spruytte opgerichte studiekring, onderging hij diens Vlaams-nationalistische invloed en kwam hij in contact met verscheidene figuren uit de Vlaamse beweging. Mede hierdoor werd Declercq een fel voorstander van het samengaan van de katholieken met de Vlaams-nationalisten binnen het vakverbond en richtte hij in 1925 met François Dewulf een Vlaams-geïnspireerde werkliedenbond op: de Werkmansbond tot Zelfverdediging. Die onderneming kostte beiden hun job. Toen het tot een breuk kwam binnen het christelijk vakverbond te Izegem, richtte Declercq het Vrij Kristen Syndicaat 't Verleden Leert op. Hij sloot zich met zijn nieuw syndicaat onmiddellijk aan bij de Aalsterse daensistische vakverbonden, waaruit in februari 1927 het Vlaams Nationaal Vakverbond ontstond. Binnen dit vakverbond lag de leiding bij Declercq, Marcel de Ridder en Ernest van den Berghe. Declercq ontfermde zich over de regio West-Vlaanderen, richtte in 1929 een Verbond van Vlaams Nationale Ziekenfondsen op en stichtte in 1930 een werklozenkas en een syndicale studiekring. Declercq radicaliseerde zijn standpunten, onder meer door zijn uitsluiting uit het christelijk vakverbond. Hij scheurde zich begin 1930 met zijn West-Vlaams vakverbond af van het Vlaams Nationaal Vakverbond en trad in 1931 toe tot het Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen, het Verdinaso van Joris van Severen. Zijn vakverbond werd de basis van het Verdinaso-vakverbond: het Verbond van Nationale Arbeiderssyndicaten (NAS), waarvan hij in augustus 1931 medestichter en secretaris was. Het NAS, met hoofdzetel te Izegem, was een belangrijke wervingsbasis voor het Verdinaso en kende onder de leiding van Declercq succesvolle werkingsjaren.

Declercqs ideeën evolueerden zeer sterk na de breuk met Aalst. Hij werd een aanhanger van Van Severen en voorstander van het corporatisme in een autoritair regime. Ook was Declercq in oktober 1931 stichter van de Verdinaso-afdeling in Izegem en werd hij lid van de Raad van Leiding binnen het Verdinaso. Samen met Pol le Roy zorgde Declercq voor tal van propagandatochten, de uitbouw via de oprichting van nieuwe afdelingen en voordrachten. Daarnaast schreef hij diverse artikels over syndicale en sociale kwesties. In zijn redevoeringen en artikels beklemtoonde Declercq zijn afkeer voor partijpolitieke syndicaten, liberalisme, kapitalisme en socialisme. Ook werd Declercq belast met de uitbouw en het voorzitterschap van de Samenwerkende Vennootschap Opbouw, een organisatie die belast was met het verwerven en het financieel beheer van Dinasohuizen.

 

 

Juul Declercq aan het woord op een landdag van het Verdinaso

 

Toen de regering in 1933 maatregelen tegen het Verdinaso trof en de jaarlijkse toelagen voor de werklozenkas van het NAS introk, werd het vakverbond opgedoekt. Het NAS werd ontbonden op 26 augustus 1934, samen met de SV Opbouw. Declercq werd werkloos en trachtte vanaf dan aan de kost te komen met de verkoop van schrijfmachines en sigaren. In 1936 richtte hij een verzekeringskantoor op.

In mei 1934 werd hij aangesteld als gouwleider voor de provincie Oost-Vlaanderen en hoofdman van de Gentse afdeling van het Verdinaso. Ook nam hij voor korte tijd de leiding over het Verbond van Dinaso Corporaties (VDC), de opvolger van het NAS. Op 7 oktober 1934 werd Declercq propagandaleider van het Verdinaso. Over heel Vlaanderen, en zelfs in Nederland, propageerde hij 'Dietsland en Orde!' de Dinaso-arbeiderspolitiek. Hij produceerde omzendbrieven met het Verdinaso-programma erop, schreef talrijke artikels in het tijdschrift Hier Dinaso! en gaf toespraken op landdagen en Dinaso-meetings.

Toen Van Severen in mei 1939 zwaar ziek werd, droeg deze zijn functies gedeeltelijk over aan Pol le Roy die secretaris-gevolmachtigde werd en belast werd met de lopende zaken van het Verdinaso. Iets later werd Le Roy eveneens aangeduid als propagandaleider en werd Declercq aan de deur gezet. De reden hiervoor is niet gekend (volgens auteur Jean-Marie Lermyte zou de plotse beslissing van Van Severen onder meer te maken kunnen hebben gehad met de volkse houding van Declercq enerzijds en de voorkeur van Joris van Severen voor theorie en intellectualiteit anderzijds). In november 1939 vroeg Van Severen aan Declercq om opnieuw de functies van hoofdman van de afdeling Izegem en gewestleider van Roeselare-Tielt op zich te nemen.

Tijdens de oorlog werd Declercq opnieuw gouwleider van West-Vlaanderen. Wel weigerde hij de aanstelling tot propagandaleider. Ondertussen deed er zich een machtswissel voor binnen het Verdinaso. Jef François nam na Emiel Thiers het leiderschap over en startte onderhandelingen voor de integratie van het Verdinaso in het Vlaams Nationaal Verbond (VNV). Declercq ging niet akkoord met deze beslissing en schaarde zich in 1941 achter het zogenaamde Directorium dat de leiding van Le Roy en Jef François afwees. Het Verdinaso ging uiteindelijk aan verdeeldheid ten onder. Juul Declercq was inactief tijdens de oorlog en continueerde zijn verzekeringskantoor.

In 1949 was hij nog medestichter van een solidaristische partij, de Volksunie. De partij viel vrijwel meteen uit elkaar. Daarnaast werkte hij ook nog mee met de groep-Louis Gueuning, een gezelschap van voornamelijk oud-Dinaso's die misnoegd waren over de koningskwestie. Declercq trad voor de laatste maal op als redenaar op de door die groep georganiseerde Staten-Generaal op 13 en 14 september 1952 in Antwerpen.

In 1954 gaf hij zijn verzekeringskantoor over aan zijn zonen Cyriel en Maurits. Op 58-jarige leeftijd stierf hij aan de gevolgen van een hersenbloeding.

Bronnen: (Lermyte & Van Severen 2000-1070; Creve 1998-1256; De Wever 1998-1257).

_________________

http://www.odis.be/pls/odis/opacuvw.toon_uvw_2?CHK=PS_35039

 

 

Nog over het 17e Jaarboek Joris van Severen


“Ondertussen las ik ook het zeventiende Jaarboek Joris van Severen . Eindredacteur Maurits Cailliau onderstreept in het Ten geleide dat uit de nu gepubliceerde dagboekbladzijden (mei-september 1920) van Joris van Severen blijkt hoezeer hij 'zich grondig kon ergeren aan de mediocriteit van zijn medestrijders binnen de Vlaamse Beweging'.

De eerste Grote Synthese – 1924, zo luidt de titel van het doorwrochte essay van de voortreffelijke historicus Romain Vanlandschoot (pp. 71-158) waarin Van Severens diepgravende wijsgerige en staatkundige inzichten centraal staan. Uit het tijdschrift Ter Waarheid citeert Vanlandschoot een passus 'die het meest Joris van Severen typeert': 'Vlaanderen als een homogeen Germaans element opvatten is naar mijn mening even onjuist en verarmend, ontervend als Vlaanderen te willen verfransen. Germaansheid en Latijnsheid groeien in de geest en het gemoed der beste Vlamingen zo diep dooreen dat het mij werkelijk anti- Vlaams schijnt, deze concentratie, deze geestelijke concentratie te willen tegenwerken of belemmeren. Het is immers volstrekt verkeerd deze concentratie van Germaans-Latijnsheid, als Belgischheid in te denken. België is inderdaad systematisch anti-Vlaams, terwijl deze Vlaamse concentratie van Europeesheid instinctief, van nature anti-Belgisch is. Deze Europeesheid voelt België aan als een decadentie, als een aderverkalking, als een hoon. België is een beschaving-dodend element. Een parasiet.' Ook dit tweede citaat van Joris van Severen uit Ter Waarheid illustreert diens scherpzinnige kordaatheid: 'Het is een blijk van bekrompenheid en primaire achterlijkheid vijandig te staan tegenover een volk en tegen een bepaalde vorm van beschaving. Gemakkelijk wordt elk nationalisme in deze domheid meegesleurd. Daarom is het de dringende plicht der leiders van een volk het nationalisme uit dit onzinnig en verderfelijk extremisme te redden. Zulkdanig extremisme is het beste middel om het nationalisme in barbarie te doen uitslaan.' De inzichten van Van Severen anno 1924 worden door Vanlandschoot in de context geplaatst van gelijkaardige, vooroorlogse inzichten van August Vermeylen en Karel van de Woestijne. Dit belangrijk, voorbeeldig geadstrueerd essay beslaat meer dan veertig procent van het Jaarboek. Eens te meer wordt de lezer geconfronteerd met de intellectuele rijkdom van Joris van Severens complex intellectueel universum.

Leven en werken van Louis Gueuning (1898-1971) worden in een verhelderend gesprek opgeroepen door zijn twee discipelen en medestanders Joseph Peeters (°1924) en Vic Eggermont (°1929).

De Nederlandse historicus Ruud Bruijns publiceert het opstel Tussen rood en groen. Joris van Severen, het Verdinaso en de socialisten.

Het zeventiende jaarboek wordt afgesloten met zes haiku's van de Brugse dichter en essayist Herwig Verleyen (°1946) Denkend aan Joris van Severen'. De laatste is opgedragen aan Gaby Warris, overlevende van de slachtpartij in Abbeville: Hoogbejaard krimp je steeds meer terug tot het kind onder de kiosk.

Het Jaarboek werd alvast in 't Pallieterke van 5 juni besproken door 'De brave Hendrik' (schuilnaam van CDR-medewerker Hendrik Carette).

______________

Bron: Henri-Floris Jespers, ‘Losse notities’, in Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie Mededelingen Elfde jaargang, nr. 211, pp. 10-11, 26 juni 2013.

 

Over Ter Waarheid in Ça ira!

'Germaansheid en Latijnsheid groeien in de geest en het gemoed der beste Vlamingen zo diep dooreen dat het mij werkelijk anti-Vlaams schijnt, deze [...] geestelijke concentratie te willen tegenwerken of belemmeren.' Voor hem was de taal duidelijk niét gans het volk. Zo vond hij het Antwerpse, Franstalige Ça ira ! 'een sympathiek tijdschrift': Zijn zeer jonge geweldige zelfzekerheid en twijfelloos idealisme, is een blijde verschijning. Er zit geloof in en liefde in overmoed ook … zeker … maar als een frisse wind is het. (Ter Waarheid , nr. 4, april 1921, pp. 231-232)

De sympathie was wederzijdse: in Ça ira! staat over Ter Waarheid te lezen: Très certainement la meilleure revue critique paraissant en pays flamand. Chaque numéro constitue un aperçu des plus complets de l'activité intellectuelle, tant chez nous qu'à l'étranger. Ses chroniques internationales sont rédigées avec une extrême compétence et un sens aigu de l'idée moderne dans les différents où elle se manifeste. (Ça ira!, nr. 18, mei 1922, p. 168).

_____________

Bron: Henri-Floris Jespers, ‘Losse notities’, in Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie Mededelingen, Elfde jaargang, nr. 211, p. 12, 26 juni 2013.

 

“In Vlaanderens velden, drie verkenningen langs het IJzerfront ’14-‘18”


is de titel van het jongste boek van de Uitgeverij Egmont. Het werd geschreven door Jan Huijbrechts (°1962) die daarmee niet aan zijn proefstuk is.

Een vroeg werk in de reeks die n.a.v. de 100ste verjaardag van dit voor Europa zo dramatische conflict, dat in ons geheugen geboekt staat als “de Grote Oorlog”, waarschijnlijk nog het licht zal zien. Noem het literair ramptoerisme.

Dit boek is geen gewone “toeristische” gids, omdat de auteur veel aandacht besteed aan de dramatiek van de Vlaamse IJzerfrontsoldaten en hun agitatie voor meer erkenning. Wat ons niet mag verbazen als wij weten dat Egmont de uitgeverij van het Vlaams Belang is. Inderdaad, het was tijdens deze oorlogsjaren dat de Vlaamse rechtmatige eisen voor meer rechten geradicaliseerd werden tot eisen voor Vlaamse autonomie.  De auteur besteedt trouwens ook aandacht aan de verlangens van andere kleine volkeren: Bretoenen, Ieren, Welshmen, enz..

Je voelt bij het lezen zo de sombere dreiging die uitging van het verwoeste landschap, maar ook van de rauwe oorlogsrealiteit en de miskenning tot in de dood toe van de Vlaamse piotten.

In dit  werk wordt niet minder dan 15 keer naar de naam Joris van Severen verwezen. Zonder een oordeel te vellen, maar meestal verwijzend naar zijn de historicus D. Vanacker.

Warm aanbevolen in elk geval.

Vik Eggermont

___________________

N.a.v. J. Huijbrechts, In Vlaanderens velden, Uitg. Egmont,191 pag. Met talrijke foto’s en illustraties.

 

In Memoriam


Op zaterdag 8 juni had onze goede vriend Adolphe Evrard de gezegende leeftijd van 94 jaar bereikt, op zondag 30 juni heeft hij in de namiddag dit aardse leven verlaten. Zonder lijden weliswaar, als het ware stilaan uitgedoofd, maar ook kalm en zonder weeklagen. Hij wist dat zijn tijd gekomen was en hij heeft het lot aanvaard.

Adolphe was een van de merkwaardigste mensen die ik in mijn leven heb ontmoet. Niet alleen christelijk gelovig, maar zelfs uitermate vroom en ongelooflijk belezen. De Franstalige literatuur had voor hem geen geheimen. Wat had hij niet gelezen? Niet alleen een verstandig man, méér: een wijs man, zoals men er zelden ontmoet. Had onze wereld maar meer dergelijke mensen… en luisterde men maar meer naar hen! Ik heb herhaaldelijk het voorrecht gehad met hem te mogen spreken, telkens was het voor mij een genot, altijd stak ik er wat van op. En zijn brieven die ik allemaal bewaard heb, nodigden niet alleen tot lezen, maar ook tot meermaals her-lezen uit.

Hij was een echte Henegouwer – niet voor niets werd de achterkant van zijn tuin – zijn passie – begrensd door de Samber - maar bovendien stond hij met zijn volle persoonlijkheid achter de idee van de Zeventien Provinciën. Hij leerde reeds in 1941 Louis Gueuning kennen en volgde hem onmiddellijk in de Joris van Severen Orde en dit tot het einde. Samen hebben zij vele gevaren getrotseerd. Met hem ging één van de laatste van de zeldzaam nog levende, maar uiterst trouwe leden van de Orde heen.

Vik Eggermont

In memoriam Fons Janssens geboren op 9 december 1926 in Sint-Lenaarts overleden in Hoboken op 21 juni 2013. Fons Janssens groeide op in een nationaal-solidaristisch nest: vader Albert was Dinaso-militant en Fons was Jong-Dinaso en tamboer-major van de muziekkapel in de schaar van Brasschaat onder leiding van Renaat Verbruggen. Later bij de samensmelting van AVNJ en Dinaso-jeugd werd hij lid van de Blauwvoetvendels van het NSJV. Hij was een door zijn jongens zeer geliefde schaarleider.

In 1944 volgde hij het voorbeeld van zijn kameraden en meldde zich voor de Waffen-SS. Hij diende in het Jeugdbataljon van de divisie Langemarck. Overrompeld door de Sovjets volgde gevangenschap in het Rode Paradijs. Door zijn sterk geoefend gestel overleefde hij, om na zijn vrijlating toch nog een paar jaar in Belgische concentratiekampen te mogen verblijven. Hij zocht contact met vroegere kameraden en kwam terecht in het Sint- Maartensfonds en werd lid van het hoofdbestuur. Fons, die vele kameraden zag sneuvelen en door de Roden had zien vermoorden wou hun graven opzoeken. Na een avontuurlijke tocht, bijna dertig jaar geleden, in de “damalige” DDR met Jef van Duffel en Fons Vingerhoets, kwam hij in de dorpen aan de Uckermeren, op zoek naar de graven van zijn gevallen kameraden. Hij wou zijn gevallen kameraden blijvend gedenken, zocht een ‘Steinmetz’ (steenkapper), ging praten met de Pfarrer en de plaatselijke burgemeester. Fons kon hen overtuigen en kreeg toestemming om op het massagraf in Mescherin een gedenksteen te laten plaatsen. Dat was het begin van de werkgroep “Graven in het Oosten” Er werden nog enkele gedenkstenen aan de Oder opgericht. In de tijd van de Perestroika kwam Fons door een toeval in contact met een Russisch sprekende oud-mijningenieur, Frans van Robaeys, die onmiddellijk bereid was hem te vergezellen bij zijn zoektochten, eerst in de Ukraïne en Letland en dan in Rusland. Dank zij zijn nooit aflatend doorzettingsvermogen werden op alle plaatsen waar Vlamingen streden en sneuvelden, gedenkstenen opgericht. Daarvoor moeten wij en onze nakomelingen Fons dankbaar zijn. Maurits Vanderbruggen

 

Op 12 september 2013 overleed te Brugge mevrouw Gaby Warris. Ze werd geboren te Utrecht op 7 april 1922. In het konvooi van de weggevoerden naar Abbeville in mei 1940 was zij de jongste getuige van het bloedbad aldaar. In 1994 legde zij daarover getuigenis af in haar boek Het bloedbad van Abbeville – 20 mei 1940. Ze was een gewaardeerde kunstschilderes wiens werk meermaals met prestigieuze onderscheidingen bekroond werd. Dank zij haar onverdroten ijver kwam in de portiek van het Bourgoensche Cruyce – eertijds de woonplaats van Joris van Severen te Brugge - de gedenkplaat tot stand voor de vier Brugse slachtoffers van het bloedbad: naast haar grootmoeder Maria Ceuterick, Joris van Severen, Jan Ryckoort en de communist Louis Caestecker. Met haar verdwijnt de laatste overlevende van het bloedbad. De jaarlijkse herdenkingsplechtigheid op die site, ingericht door het Brugse ‘Abbevillecomité’ in de voormiddag, gaat sinds enkele jaren vooraf aan de herdenkingsmis voor Joris van Severen en zijn lotgenoten ingericht door de ‘Stichting Joris van Severen’.

Maurits Cailliau

 

Aandacht vanuit de Verenigde Staten van Amerika!


Onlangs werd de hulp van ons Joris van Severen Studiecentrum gevraagd voor een studie over het Verdinaso, Joris van Severen en het dinaso-gedachtengoed dat momenteel gevoerd wordt aan… de Universiteit van Miami in de V.S.A.! Dit op initiatief van het Wolfson Instituut aldaar o.l.v. Prof. Mitchell Wolfson.

Het spreekt voor zich dat ons Centrum met enthousiasme hieraan deel neemt, een studie over ons gedachtengoed in Amerika, voorwaar het is geen dagelijks gebeuren! Uiterst zelden wordt in Amerika immers belangstelling getoond voor onze geschiedenis.

Vik Eggermont

 

Herinneringen....(30)


Alfons van Opstal (†)

 

Alfons van Opstal (1912-2004) heeft in het Verdinaso en meer bepaald in de Dinaso Militantenorde – en haar voorgangers – een belangrijke rol gespeeld. In de jaargangen 1997 tot 2004 van deze Nieuwsbrief namen we regelmatig fragmenten uit zijn ‘memoires’ over. Hieronder Fons’ allerlaatste bijdrage.

 

Het laatste verhaal van Fons

Voor sommige militanten en militantenleiders kon het de schijn hebben dat hun taak er uitsluitend in bestond het Verbond op straat of bij vergaderingen te beschermen. De nieuwe naam – DMO – die meteen ook een nieuwe opdracht inhield, viel niet overal in goede aarde bij hen die hun wortels hadden in de voorbijgestreefde Vlaamse Militie, later Dinaso Militie.

Enigszins ontgoocheld namen sommigen ontslag of werden ter beschikking gesteld voor een proefperiode binnen de DMO. Een enkele maal dienden we nog een straatgevecht te ondergaan. Het was alsof de “Roden” van de Liga met haar arbeidersmilitie zich in een laatste sluiptrekking wilden weren, nu bleek dat wij allesbehalve “verdwenen of weggeveegd” waren.

Hun laatste hinderlaag was immers hopeloos de mist ingegaan. Jan Morael was met zijn manschappen naar Antwerpen gekomen om ons bij te staan bij de opening van ons nieuw lokaal – groter, voornamer, beter geschikt dan het oude in de St.-Gummarusstraat – in de Osystraat. Bij die gelegenheid trad overigens Paul Persyn aan als de nieuwe gouwleider.

Daar waren we ’s morgens vertrokken voor een propaganda- en colportagetocht doorheen de Noorderkempen. In de vroege ochtend traden we in marskolom aan voor de vroegmis bij de paters op de nabijgelegen Ossenmarkt. Daar huisde ook pater Max Wildiers, die in ons uitzonderlijke beoefenaars zag van de vijf vreugden van de geest: religie, wetenschap, geschiedenis, filosofie en esthetica.

Was dat zo? Zijn appreciatie kon ons slechts verheugen en onze fierheid opwekken. Hoe ook, de vroege misgangers en wandelaars onthielden hun instemming niet. Na een “rugzakontbijt” met koffie ons bereid door lokaal-houder Frans (een gewezen politieagent) en René Dillen, reden we per fiets onze bestemming tegemoet. Rond 12.30 uur zat de colportage er op en reden we langs het atheneum de Osystraat in. En daar werden we door ongenode gasten opgewacht. Een massa “Roden” had in het lokaal van de havenarbeiderbond op de Paardenmarkt vergaderd en er elkaar klaarblijkelijk ook opgejut, stond er ons op te wachten. Zo’n 30 meter voor ons lokaal gaf Jef Morael ons bevel te stoppen en onze schouderriemen los te gespen. Die riemen hadden een behoorlijk zwaar sluitstuk om ze aan de koppelriem te bevestigen. We hadden nauwelijks de tijd daartoe: met de fiets nog aan onze hand kwamen de ongenode gasten al op ons toegestormd. Hen met onze fiets afwerend kregen ze weinig kans ons te schoppen en bleken ook hun armen te kort om vuistslagen uit te delen. Onze schouderriemen waren wel lang genoeg om hen te bereiken en de aanval af te weren. Zo konden we ons alsnog een weg banen naar ons lokaal, waar we de fietsen stalden en onze beide handen vrij hadden. Eens zover bleken de straatschuimers reeds afgedropen te zijn.

Niettemin genoten we ons middagmaal (soep en brood) in een eerder onrustige sfeer: de aanval had ons verrast en enigen onder ons hadden wonden te likken. Nu werd ons duidelijk dat hun leider Louis Major onze hinderlaag waarin hij twee weken eerder terecht gekomen was, maar moeilijk had verteerd. Toen had Jan Morael hem voor zich uitgedreven terwijl de held kermend om zijn moeder had geroepen.

De confrontatie had ons bijgebracht dat we het straatgevecht – na zo lange tijd en waar nodig – nog niet verleerd hadden. Na het middageten werd de voorziene vormingsvoordracht vervangen door een leider- en kameraadschappelijk samenzijn. Meteen brak de tijd aan om onze 4e landdag voor te bereiden: kaartenverkoop, aanplakdiensten, verlengde colportages en huisbezoeken stonden voor de deur.

De leiding bij die plakdiensten nam Jan Morael ter harte. Dat was een kolfje naar zijn hand dat hij al sinds zijn jeugdjaren met brio beoefende. Zijn vader was activist geweest en daarom in 1918 ontslagen als postmeester, gevangen gezet geworden en … actief Fronter geworden. Met zijn oudste kinderen aan de hand was hij op elke passende betoging present geweest. Die ijzeren koppigheid bleek ook zijn zoons eigen te wezen.

We hadden dat soort klussen ook vroeger al wel, te voet en met de papemmer op weg bedreven, maar nu, voor de aanstaande landdag, zagen we het wat breder. Jan had de open vrachtwagen van een bouwondernemer weten te charteren, waarop we de afficherollen en de papvaten stouwden en in evenwicht hielden tijdens de lange rit. We begonnen te Merksem, in de hoop de Antwerpse pakkenmannen te ontlopen. Onder Jans leiding ging het snel en doelmatig: hij reed en waar hij een geschikte aanplakgelegenheid – bouwsel, schutting, … - zag werd halt gehouden. En dat ging door van de valavond tot de vroege morgen. Iedereen die ’s anderendaags langs de Bredabaan tot aan de grens te Wuustwezel, en terug over Brecht, St.-Job, Schilde, Wijnegem, Hoogstraten, Beerse, Gierle, Vosselaar, Herentals, Lichtaart, Kasterlee, Geel, Olen, Heist op de Berg, Aarschot, Westerlo, Meerhout, Mol of Nijlen, Kessel, Lier en Boechout, onderweg was, werd er mee geconfronteerd. We kwamen via Berchem Antwerpen weer binnen, toen de vroege kerkgangers naar de 6-urenmis togen. De papvaten waren tot op de bodem geledigd en we stonden ook zelf stijf van de pap!

De 4e landdag te Sint-Kruis Male toonde de zinvolheid van onze inspanningen aan: Het werd de landdag van de doorbraak en voor ons een hoogdag. Zelf de pers schreef er meer vleiend dan hekelend over, en ook over het eerste optreden van onze fanfare onder leiding van schaarleider Jaak Schoepen.

 

 

Sprokkels

 


In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

Omtrent naar Joris van Severen genoemde straten

Joris van Severenstraat: straat in Lede genoemd naar Joris van Severen, oprichter van het Verdinaso (Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen).

Van 1943 tot november 1944 werd de Achterstraat: Joris van Severen-straat.

Joris van Severen werd geboren te Wakken op 19 juli 1894 als zoon van een notaris en van moederszijde verwant met de Antwerpse letterkundige Maria Belpaire. Van Severen groeide op in een tweetalig, plattelands, Vlaams-voelend burgergezin.

Een ietwat liberaal-katholieke opvoeding thuis en van 1903 af een strenge opleiding bij de Jezuïeten aan het Sint-Barbaracollege te Gent, hebben hem diep getekend. Eénmaal aan de Gentse universiteit ingeschreven voor de studie van de rechten, ontplooide hij een aanzienlijke activiteit. Hij werd toen voorzitter van de ‘Rodenbachs Vrienden’ en hielp mee aan de Hugo Verriest-hulde op 17 juli 1903. Op 24 september 1914 werd hij opgeroepen naar Lier, depot van het negende Linieregiment. In 1917 werd hij luitenant. Hij werd politiek actief in 1921 toen hij tot volksvertegenwoordiger werd verkozen. Op 6 oktober 1931 kondigde hij officieel de oprichting af van het Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen (Verdinaso). In 1933 reisde hij naar Nederland voor een ontmoeting met Anton Mussert, leider van de ‘Nationaal-Socialistische Beweging’ (NSB). Dit soort van Groot-Neerlandis-me en de gedachte-evolutie veroorzaakte een eerste grote breuk, o.a. die met Wies Moens. In de loop der jaren zouden er nog meer volgen. Op 10 mei 1940 werd hij aangehouden door de Staatsveiligheid. Vier dagen later kwamen de gevangenen aan in Abbeville. Op 20 mei 1940 begonnen Franse soldaten een wilde schietpartij, waarbij Van Severen dodelijk gewond werd. Het was ook het dodelijk einde van Verdinaso.

____________________

http://www.lede.be/file_uploads/5025.pdf

Noot van de Nieuwsbrief-redactie: Mussert is slechts een enkele maal op bezoek geweest bij Joris van Severen, die op 22 september 1933 daarover in zijn agenda noteerde: “13 u 35. Bezoek 'door puur toeval' van Anton Mussert via Motke (gewezen Hollandse officier die hier dicht bij mij is komen wonen). Hij blijft 45 minuten. Indruk: een zelfgenoegzaam klein bourgeois die niets begrijpt van de 'nieuwe tijd' en niet zal lukken.” Dat Mussert van belang zou geweest zijn in Van Severens omslag naar de ‘nieuwe marsrichting’ is dus klinkklare onzin.

 

En nog een

In Kortrijk: Van de Markestraat tot de Rode Dreef. Aangelegd in het begin van de 20e eeuw, noordelijk deel dateert van 1936 en werd in 1938 doorgetrokken tot aan de Rode Dreef. In de volksmond "Zakstraat" of "Nieuwstraat" genoemd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikte men de benaming Joris van Severenstraat, naar de stichter en leider van het Verdinaso. Onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog werd de naam gewijzigd in Hektor Casteleinstraat, naar een gesneuvelde verzetsman uit Marke.

________________

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/8785

 

Schrijn

In het cultureel centrum van het West-Vlaamse Wakken werd op 16 september 2002 een colloquium gehouden met de jonge historicus Bart de Wever als gastspreker. Het was een organisatie van het Studiecentrum Joris van Severen, waarvan de leden een stevige rechts-radicale achtergrond hebben. Zij stellen zich tot op vandaag tot doel de studie omtrent het werk van Joris van Severen te bevorderen. Het referaat is onder de titel In de schaduw van de leider verschenen in het Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis (2001, 1-2) en op www.journalbelgianhistory.be.(1)

Van Severen was een markante figuur in het Vlaams-nationalisme tussen de twee wereldoorlogen in de vorige eeuw. Ook hij was aanhanger van de Groot-Nederlandse gedachte. De gebroeders De Wever schreven in 1999: “Tegelijk stuurde hij aan op een totale breuk met de democratische praxis. Groot-Nederland stond in functie van een fascistische droom. (…) Dat het nationale doel nochtans in functie bleef staan van het fascistisch machtsstreven bleek uit het gemak waarmee Van Severen al in 1934 het nationaal territorium van Groot-Nederland wijzigde. De ‘Nieuwe Mars-richting’ bepaalde dat het Verdinaso de macht zou grijpen in de ‘Belgische ruimte’. De Walen werden later beschouwd als ‘romaanse Dietsers’ en nog even later bouwde het Verdinaso een Belgisch patriottisch imago uit (…) Van Severen was verplicht om andere funderingen te leggen. Hij zocht ze in het Bourgondische verleden, in racistische theorieën en in de Belgische dynastie.”

Van Severen werd na de Duitse inval in mei 1940 door de Belgische autoriteiten opgepakt. Hij werd korte tijd nadien door Franse soldaten doodgeschoten in Abbeville. Het Studiecentrum Joris van Severen houdt geregeld herdenkingsplechtigheden aan het graf van de Leider.

De Wever bracht een stevig gedocumenteerd referaat over het naoorlogse Vlaams-nationalisme en de rol van de volgelingen van Van Severen. Nooit te beroerd voor cassante uitspraken stelde hij: “Het lijkt erop dat men, bewust of niet, streeft naar een historiografisch schrijn voor Van Severen, in afwachting van het onvermijdelijke.” Het zette bij menig aanwezige veel kwaad bloed. Eén van hen schreef nadien: “Naargelang men verder leest wordt het steeds duidelijker dat er moet bewezen worden wat een droevige mislukking heel het Dinaso-opzet eigenlijk geworden is. Ik moet eerlijk bekennen dat deze bijdrage mij in het verkeerde keelgat geschoten is."

Maar bovendien stelde De Wever dat “recent onderzoek uitwijst dat de succesformule van radicaal rechts vandaag zou liggen in de combinatie van politiek en cultureel conservatisme enerzijds en een resoluut marktgerichte keuze op sociaaleconomisch vlak anderzijds”. Zoals het N-VA zich nu profileert.

_________________

Bron: http://www.dewereldmorgen.be/blogs/janwillems/2012/08/19/de-rode-pet-van-bart-de-wever

(1) Dit referaat van Bart de Wever werd ook integraal en geïllustreerd gepubliceerd in ons Jaarboek Joris van Severen, deel 5, 2001, pp. 117-205.

 

Heibel: Willy Copmans over Piet van Aken en Joris van Severen

Heibel, 'het blad zonder blad (voor de mond)', verschijnt tweemaal per jaar (april en oktober) onder redactie van Frans Depeuter en Robin Hannelore.

In de jongste aflevering borstelt Willy Copmans een portret ten voeten uit van Piet van Aken, 'de laatste der Mohikanen?' (pp. 29-37). Hij stelt m.i terecht dat De Verraders (Antwerpen, Ontwikkeling, 1962) het vreemdste boek dat Van Aken ooit geschreven heeft.

'Het lijkt mij onvermijdelijk dat de beschreven periode uit het leven van het personage Boodt, die trouwens naar diens ondergang leidt, de buitenwereld (de kritiek en de lezer) laat vermoeden dat in deze roman het levenseinde van Joris van Severen wordt verteld. Zeker, men kan voor een (zelfs redelijk groot) gedeelte het verhaal verbinden met “de geschiedenis”, maar de verschillen zijn ongetwijfeld te groot, de afwijking van de werkelijkheid te duidelijk, waardoor de koele interpretatie dat het personage Boodt onvoorwaardelijk Van Severen is, verkeerd zou zijn. Die stond blijkbaar wel model, een vermoeden dat door de gebeurtenissen aan het einde van de roman – de executie van Boodt gelijkt op die van Van Severen in het Franse Abbeville – nog wordt aangewakkerd. Maar in het interview met Joos Florquin voor ‘Ten huize van...’ heeft Piet van Aken zich duidelijk uitgesproken: “Laten we zeggen dat hij (= Van Severen, WC) model heeft gestaan, maar dat hij het niet is, en verder beschouwde de schrijver zijn personage als “een ontleding van het leiderschap”. Zeker is dus dat Piet van Aken in ‘De Verraders’ niet de verdediging op zich heeft genomen van Joris van Severen. […] Het verhaal van Boodt is er een van een fascist, van een “zwarte Messias”, die zich bewust is van zijn hoogmoed en tekortkomingen” en die in Abbeville de offerdood sterft.'

Piet van Aken heeft voor de oorlog vaak straatgevechten geleverd met de Dinaso's. In De verraders schetst hij:

'een merkwaardig beeld van de eerste oorlogsdagen, waarin hij zijn aversie toont voor uniformen en de “machtswellust” die daaruit voortvloeit, zoals overigens later ook duidelijk werd in Agenda van een heidens lezer: “wie in wellust een uniform dragen, kunnen op mijn eeuwigdurende verachting rekenen”. ‘De Verraders’ is een geschiedenis, hallucinant soms, die de volgende generaties absoluut niet mogen vergeten'.

Henri-Floris Jespers

________________

Bron: Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie, 11 juni 2013.