> nieuwsbrief > 2013 - nr 3

Inhoud

Mededelingen


Hernieuwen ledenbijdrage voor 2013

Hoewel we, zoals elk jaar overigens, weer geconfronteerd werden met de – uiteraard weer eens naar boven – aangepaste posttarieven, blijft uw ledenbijdrage voor 2013 ongewijzigd. Ze beloopt voor het in mei al verschijnen nieuwe Jaarboek Joris van Severen en voor de driemaandelijkse Nieuwsbrief Joris van Severen 29 €. Vanaf 35 € wordt u met dank als steunend lid geboekt. Bijliggend betaalformulier wil de “achterstalligen” er aan herinneren dat ze totnogtoe “in gebreke” bleven met het vereffenen van hun bijdrage. Van zodra we deze kunnen boeken wordt het nieuwe jaarboek hen toegestuurd.

Voor tal van geadresseerden vormt deze Nieuwsbrief wellicht een eerste kennismaking met het Studiecentrum Joris van Severen en zijn werking. We verhopen, mede met het oog op onze verdere plannen – zoals de voor 2014 geplande prestige-uitgave van de grote fotobiografie over Joris van Severen en zijn beweging – hun belangstelling te kunnen opwekken.

Alfons van Opstal

Aandachtige lezers zullen het al vastgesteld hebben: in deze jaargang brengen we nog enkele – de laatste - afleveringen van Fons herinneringen aan zijn Dinaso-tijd.

Ook in het jongste nummer van de Mededelingen van het tweemaandelijkse tijdschrift van de Vereniging van Vlaams-nationale Auteurs – 37e jg., nr. 2/2013 – werd aan Fons aandacht besteed over niet minder dan 4 pagina’s. Naast een beknopt CV lezen we daar ook een van zijn bijdragen van destijds in onze Nieuwsbrief Joris van Severen, naar aanleiding van de Abbeville-bedevaart.

De reactie van het tijdschrift was zo attent te verwijzen naar onze webpagina’s www.jorisvanseveren.org – waar alle ooit verschenen num-mers van onze Nieuwsbrief Joris van Severen na te lezen zijn.

Fotobiografie Joris van Severen en het Verdinaso

Voor het jaar 2014 plannen wij binnen het Studiecentrum Joris van Severen andermaal een jaarboek buiten reeks. Het wordt een kijkboek in groot formaat en volledig in meerkleurendruk. Voor dat project slaan Pieter Jan Verstraete en Maurits Cailliau de handen in elkaar. Voor de illustraties wordt, naast onze eigen beeldbank, een beroep gedaan op de collecties van het Archief Joris van Severen binnen de Leuvense Universiteitsbibliotheek. Het fotoboek in albumformaat (240 x 297 mm) wordt begroot op 240 pagina’s, stijlvol genaaid met garen en gebonden en voorzien van een stofomslag.

De voorstelling van deze uitgave zal kaderen binnen een Colloquium Joris van Severen dat in de oktobermaand van 2014 te Wakken zal doorgaan.

In onze Nieuwsbrief zullen we regelmatig op dit grootse project terugkomen, teneinde u tijdig te informeren over de stand van zaken. Deze publicatie buiten reeks, zal tevens als ons jaarboek voor 2014 fungeren.

 

Fotobiografie Joris van Severen - bis

Zaterdagmiddag, 23 februari, hadden we met een beperkte groep vergadering in de abdij van Zevenkerken. Aanwezig waren onder meer drukker Robert Timperman, de gebroeders Luc en Paul Seynaeve van de Stichting Joris van Severen, Maurits Cailliau van het Studiecentrum Joris van Severen en mezelf. Op deze vergadering besloten we definitief werk te maken van een stijlvolle uitgegeven fotobiografie van de flamingant en stichter van het Verdinaso. Het wordt de eerste maal dat een heuse fotobiografie de historiografie van de Vlaamse Beweging zal verrijken.

Het is de bedoeling dat het boekwerk in oktober 2014 zal verschijnen en feestelijk zal worden voorgesteld in Wakken, waar Van Severens wieg stond. Het boek wordt samengesteld door Maurits Cailliau en Pieter Jan Verstraete. Het zal zo'n vijfhonderd illustraties tellen.

Bron: blogspot Pieter Jan Verstraete


Jaarboek Joris van Severen 17 (2013)

Ook in deze jaarboekaflevering komt Joris van Severen andermaal zelf aan het woord. Na in 2009 zijn dagboeknotities van 12 november tot einde 1918 (zijn oorlogsdagboek Die vervloekte oorlog eindigde met de Wapenstilstand op 11 november 1918) en in 2010 zijn dagboek over 1919 integraal gepubliceerd te hebben, vervolgen we – na vorig jaar de eerst vier maanden van 1920 gebracht te hebben – met de maanden mei-september van dat jaar.

Ook uit deze dagboekbladzijden blijkt weer hoezeer Van Severen de toenmalige actualiteit opvolgde – en zich grondig kon ergeren aan de mediocriteit van zijn medestrijders binnen de Vlaamse Beweging.

Op 11 juli 1920 werd Herman van den Reeck te Antwerpen neergeschoten; op 17 juli volgde de begrafenis in aanwezigheid van Joris van Severen.

Van 20 tot 26 september trekt hij een kleine week doorheen Nederland. Niet in de eerste plaats vanuit een ‘Dietse’ bezieling, maar veeleer om oude bekenden – Karel de Schaepdrijver, Jules Charpentier, Alfons Depla, Leo Meert, e.a. – op te zoeken. De enen had hij gekend binnen de Frontbeweging, de anderen waren bannelingen omwille van hun rol in het Activisme.In dit stadium nog geen Dietse droom dus. Integendeel zelfs, want bij zijn thuiskomst noteert hij: “Holland staat me niet aan. ‘k Voel me er niet thuis…”.Maar ook zijn getormenteerde liefdesrelatie met Germaine Duccobu blijft hem parten spelen. Wat hem overigens niet belet, tussen vlagen van zelf-kwelling door, nieuwe relaties aan te gaan.

Romain Vanlandschoots jaarboekbijdragen kunnen met steeds meer recht beschouwd worden als even zoveel luiken van wat terecht als “een verfijnde biografie” mag omschreven worden over de cruciale jaren waarbinnen Van Severens omslag “van links naar rechts” zich voltrok. In zijn vervolgluik over het jaar 1924, met als titel De eerste grote synthese, richt de auteur de schijnwerpers daarbij evenzeer op de West-Vlaamse voorman binnen de toenmalige Vlaamse beweging, die Van Severen toen onmiskenbaar was. Maar vooral de diepgaande ontleding van Van Severens essay ‘Vlaams Nationalisme’ wekt andermaal bewondering voor de acribie waarmee de auteur zijn stof beheerst. Met “Wij willen een principiële politiek voeren” voegt de auteur daarmee andermaal een diepgravend hoofdstuk toe aan zijn verfijnde biografie.

In het daaropvolgend essay van dit zeventiende jaarboek speurt Ruud Bruijns de aantrekkingskracht van het Verdinaso op ‘linkse’ middens na. Onder de titel Tussen rood en groen. Joris van Severen, het Verdinaso en de socialisten gaat de auteur na langs welke – niet eens zo wezensvreemde wegen – rood bekoord werd door het Verdinaso-groen. We ontmoeten in dit discours persoonlijkheden die totnogtoe al te zeer onderbelicht gebleven zijn.

Vik Eggermont nam een vraaggesprek af van Joseph Peeters die jarenlang zowat de rechterhand was van Louis Gueuning. Daaruit vernemen we onder meer bijzonderheden uit diens levensloop die totnogtoe tot het weten van de eerder kleine gemeenschap van de Joris van Severen Orde behoorden.

Deze jaarboekaflevering sluit uitzonderlijk niet af met een gedicht, maar wel met niet minder poëtische haiku’s van Herwig Verleyen.

Tot zover een inhoudsoverzicht van ons 17e jaarboek.

_________________

Dit 17e jaarboek verscheen reeds in de loop van de voorbije meimaand. Het is nog tot einde juli (met inbegrip van het abonnement op de Nieuwsbrief Joris van Severen) te verwerven tegen de ledenprijs van 29 €. Na die datum geldt de boekhandelprijs van 35 € (inclusief verzendkosten)

__________________

Noot: alvast int Pallieterke van 5 juni 2013 lazen we een voortreffelijke recensie van de hand van de Brave Hendrik. Ze bezorgde ons tal van nieuwe lezers, die we met deze Nieuwsbrief welkom heten


Verslag Herdenkingen 


Getrouw aan de stilaan gegroeide traditie telt de omstreeks 20 mei gehouden herdenking een drietal luiken. Vooreerst is er nabij de voormalige woning van Joris van Severen het door het Brugse Abbeville Comité ingerichte bezinningsmoment ter herinnering vaan de vier Bruggelingen die op 20 mei 1940 het leven lieten aan de kiosk te Abbeville. Een gedenkplaat met de vier namen in de Wollestraat herinnert daar permanent aan. Daar voerden, naast een afgevaardigde van het Brugse gemeentebestuur, o.m. Jean Marie Bogaert en Isabelle Ryckoort het woord.

In de namiddag ging in de kapel van het Slot van Male de jaarlijkse herdenkingsmis door opgedragen door de E.H. Roeland Vansteenkiste, wiens homilie u hieronder leest. Naderhand vonden de aanwezigen elkaar terug in het nabije Hof van Male voor de traditioneel geworden receptie, waarop Annie Tanghe enkele aan Joris van Severen opgedragen gedichten voordroeg.

Net als de plechtigheid op zondag aan de graven van Joris van Severen en Jan Ryckoort te Abbeville, zijn mis en receptie een initiatief van de Stichting Joris van Severen. De sobere plechtigheid aan het dubbelgraf op zondag werd afgesloten met het Wilhelmus. Voor het eerst werd er ook namens het Abbeville Comité een prachtig bloemstuk neergelegd.

Onder de vier Brugse slachtoffers van het bloedbad van 20 mei 1940, werd er dit jaar meer specifiek aandacht besteed aan leven en werk van Jan Ryckoort. Diens kleindochter Isabelle Ryckoort deed dit voortreffelijk, zoals blijken mag haar verderop in deze Nieuwsbrief opgenomen tekst.

Toespraak namens het Abbeville Comité


Jean-Marie Bogaert, Ere-schepen stad Brugge

De met bloemen getooide gedenkplaat in de Brugse Wollestraat

 

Mevrouw Gaby Warris, Mevrouw Isabelle Ryckoort, Voorzitter en leden van het Abbeville-comité, schepen van de stad Brugge, Dames en Heren,

We zijn aan het einde van een sobere maar o zo zinvolle plechtigheid. De herdenking van de 4 Brugse slachtoffers van het bloedbad van Abbeville, bloedbad dat uiteindelijk het leven zou kosten aan 21 mensen. Slachtoffers van soms toevallige, vaak willekeurige aanhoudingen, op 10 mei 1940 bij het uitbreken van de oorlog, slachtoffers van een willekeurige executie door Franse soldaten tien dagen later op 20 mei 1940.4 Brugse slachtoffers:

Louis Caestecker, loodgieter en communist.

Maria Ceuterick, schoonmoeder van - en samen met haar dochter en haar kleindochter opgepakt in de plaats van de afwezige Ernst Warris, Nederlandse architect en protestant in het katholieke Brugge.

Joris van Severen, nochtans ijverend voor een hereniging van de Benelux-landen waarbij hij ook een rol zag voor een royalistisch België.

En Jan Ryckoort, zijn vriend en medewerker.

Beiden stonden wel nog op een hopeloos verouderde lijst van de Staatsveiligheid...

Soms vraag ik mij vertwijfeld af of de tijden, nu 73 jaar later, wel écht veranderd zijn. We herinneren ons de RTBF-verslaggeving nog maar twee jaar terug. De verslaggeefster van dienst noemde onze herdenking - en ik citeer: een heropleving van extreem rechts in Vlaanderen, Vlaanderen dat nog steeds banden onderhoudt met het verleden en er hulde aan brengt zelfs al behoort een extreem rechts flamingant onder de slachtoffers.” Einde citaat.

Onwetendheid en blinde vooringenomenheid liggen ongetwijfeld aan de basis van deze foutieve maar ook gevaarlijke voorstelling van feiten. Terwijl we inmiddels toch ook uit degelijk historisch onderzoek weten dat er op het ogenblik van hun aanhouding geen enkele smet rustte op de vier Brugse slachtoffers van het bloedbad van Abbeville.

We hebben ook in ons land dus nog een lange weg te gaan. Het moet immers voor iedereen duidelijk zijn: een volk dat zijn verleden niet kent heeft geen toekomst. Onder meer ook daarom is het goed dat het Abbeville-comité de gedachtenis aan deze onschuldige Brugse slachtoffers in ere houdt. Ook daarom is het goed dat het stadsbestuur zeer symbolisch de fout van 10 mei 1940 erkend heeft en elk jaar met bloemen deze herdenking opluistert.

 

 

 

 Het grafelijk Slot van Male

Homilie Herdenkingsmis in het Slot van Male


E.H. Roeland Vansteenkiste

“Ze werden allen vervuld van de heilige Geest en zij begonnen te spreken in vreemde talen…” Zo verhaalt Lucas in de Handelingen van de apostelen over het wonder van Pinksteren. Als we het hebben over een vreemde taal denken we aan een taal die niet de onze is.

Veronderstel dat hier iemand in deze abdijkerk zit die nog nooit met het geloof in aanraking is gekomen. Ik denk dat hij zal zeggen: er wordt hier een vreemde taal gesproken.

Wie niet gelooft, wie het contact met het geloof kwijt is geraakt, verstaat niet de helft van wat hier gezegd wordt. In ons geval komt er nog een taal van een gans andere orde bij.

Wie hier vandaag aanwezig zou zijn, zonder de minste vermoedens waarom en voor wie wij hier piëteitsvol samenzijn, zou zeker en vast niets begrijpen van wat hier gezegd wordt.

Wie kent Joris van Severen nog? Wie weet waarvoor hij geleefd en geijverd heeft? Wie weet nog wat hem bezield heeft?

Wie kent die zwarte bladzijde uit de geschiedenis van “den belziek”, moreel en in geweten nog altijd verantwoordelijk voor de laffe doodslag op Joris van Severen, Jan Ryckoort en hun lotgenoten te Abbeville.

Ik zal nooit ophouden te spreken over Jezus en zijn leven gevende Blijde Boodschap. Wat we hier verkondigen met de taal van Jezus Christus, mag gehoord worden.

Dit geldt evenzeer voor de reden van ons aanwezig zijn ter nagedachtenis van de man en zijn idealen die wij in ons hart bewaren. Wat hier over Joris van Severen wordt gezegd, mag gehoord worden.

Ik keer terug naar het verhaal in Handelingen: “ze werden allen vervuld van de heilige Geest en zij begonnen te spreken in vreemde talen”, Lucas vervolgt, “naargelang de Geest hun te vertolken gaf”…

Het gaat om een taal die Gods Geest hen te vertolken geeft…

Een taal die zich onderscheidt van alle andere talen.

De taal van Gods Geest is de taal van de goedheid.

De taal van Gods Geest is de taal van de vreugde.

De taal van Gods Geest is de taal van de vrede.

De taal van Gods Geest is de taal van het milde erbarmen.

Het is de taal van het geduld, van de vergeving, van de verzoening altijd weer. Kortom, de taal van Gods Geest is de taal van de liefde, niets meer, niets minder.

Niemand maakt mij wijs dat Joris van Severen en zijn medestanders daar oog noch oor naar hadden. Het Verdinaso kenmerkte zich door hoogstaande idealen: het herstel van de Nederlanden, een machtig Gemenebest, een Prinsenvolk, onaantastbaar aan zijn grenzen, kloek en tuchtvol aaneengesloten binnen zijn grenzen.

Joris van Severen draait zich om in zijn graf omwille van de in de Nederlanden oprukkende Islam en al de “zegeningen” die daarmee gepaard gaan. […] Wanneer gaan in het nu nog vrije Westen de ogen open?

Joris van Severen, een man naar Gods hart omwille van zijn geloof in zijn grootse idealen, verdient het dat wij waakzaam blijven.

Joris van Severen, een man naar Gods hart omwille van zijn hoop op de morele, godsdienstige opstanding van Dietsland, verdient het dat wij actie ondernemen.

Joris van Severen, een man naar Gods hart omwille van zijn liefde voor het Prinsenvolk der oude Nederlanden, verdient het dat wij zeggen en doen waarvoor wij staan: een herboren Prinsenvolk der Nederlanden waar uit d’ oude bron nieuw leven bloeit, omdat wij fier, vol vroom vertrouwen, met nooit gebroken moed ons land heropbouwen, tot statig als een eik voor ónze God ons volk herbloeit.

 

 

De beide bloemstukken – respectievelijk namens het Abbeville Comité en namens de Stichting Joris van Severen - tooien het dubbelgraf

In de weken voorafgaand aan de plechtigheden werd de beletteringen van de grafstenen vakkundig opnieuw verguld door Isabelle Ryckoort en haar beide zonen

 

Omtrent Jan Ryckoort


Isabelle Ryckoort

Jan Ryckoort werd geboren in Harelbeke op de eerste september van het jaar 1889. Hij leefde in een kinderrijk arbeidersgezin en had vrijwel ongeletterde ouders, en al op de vroege 13-jarige leeftijd werd hij fabrieksarbeider. Als jongeling bezocht hij al het Volkshuis. In zijn brochure getiteld Van het Marxisme tot het Dinaso, zou hij later deze herinnering neerschrijven: “Reeds enkele malen gedurende de winter was ik naar het socialistische Volkshuis geweest, om er een of ander feest of vertoning bij te wonen. Ik had er zelfs eenmaal over ons leven horen spreken. De redenaar zei ‘dat wij slaven waren, die een mensonwaardig bestaan leidden…’ Dit had mij diep getroffen.”

Jan zag gelegenheid om zijn vader zo ver te krijgen om hem als beroepssoldaat aan te melden bij het leger in 1906. Hierdoor kreeg hij vijf jaar later de kans om aan de slag te gaan bij de spoorwegen. De spoorwegen waren in die tijd een staatsbedrijf dat bij voorkeur oud-militairen aannam, omwille van hun betrouwbaarheid.

Niet lang na zijn aanstelling brak de Grote Oorlog uit en werd hij onder de wapens geroepen. Op de eerste augustus van het jaar 1914 was hij al onmiddellijk betrokken bij de krijgsverrichtingen. Eind oktober werd hij bij de uitval van Antwerpen zwaar gewond en bracht men hem naar Engeland. Tijdens deze uitval sneuvelde ook zijn broer. De minister Van der Velde kwam de gewonden opzoeken. Hierover schrijft hij het volgende:

“Tijdens mijn verblijf in het oorlogshospitaal kwam een socialistisch minister ons opzoeken. Het was minister Van der Velde, voorzitter der ‘Internationale’. De man sprak ons moed in en zette ons aan om zo gauw mogelijk het gasthuisleven vaarwel te zeggen en terug naar het Front te gaan. Eerlijk gezegd genoot hij niet bijster veel instemming. Geen enkel applaus begroette zijn woorden. Hij vertrok onmiddellijk daarna en het scheen mij toe dat hij enigszins ontstemd was.”

Nog voor de wapenstilstand van 1918 bracht zijn proletarisch socialisme hem aldus dicht bij communistische sympathieën. De uitzichtloze ellende in de loopgraven, het verraad van de socialisten en de beloften van de communisten dreven Ryckoort in de armen van de Communistische Partij. Hierover laat hij ons het volgende na:

“Ook in het naoorlogse syndicalisme heb ik gedurende jaren gevochten voor het hooghouden van de klassenstrijdbeginselen, die door de leidende arrivisten, zowel op dit gebied als op het politieke, als bijzaak werden beschouwd. Ook in het syndicalisme heb ik gedurende deze periode verschillende verantwoordelijke functies bekleed.”

De Belgische Communistische Partij ontstond in 1921 als gevolg van een fusie die door Moskou afgedwongen werd tussen een groep rond de krant L’Ouvrier Communiste van War van Overstraeten en een groep rond de krant L’Exploité van Joseph Jacquemotte. Deze eerste scheidde zich voordien af van de Belgische Werkliedenpartij samen met de Jonge Socialistische Garde in 1920. Vanaf 1925 kwam het binnen de Belgische Communistische Partij tot een scheuring als gevolg van de rivaliteit tussen Stalin en Trotski in Rusland. Ryckoort sloot zich aan bij de trotskisten van War van Overstraeten die het onderspit delfde en in 1928 uit de partij werd gestoten. Dit had tot gevolg dat de Belgische Communistische Partij iets meer dan een derde van haar leden verloor, grotendeels kaderleden. War van Overstraeten verloor zijn zetel in de Kamer van Volksvertegenwoordigers als afgevaardigde voor het kiesdistrict Luik.

Jan Ryckoort was persoonlijk bevriend met Van Overstraeten, een vriendschap die werd verdiept door hun gezamenlijke passie voor de schilderkunst. Het is tenslotte aannemelijk dat Ryckoort deel uitmaakte van de groep rond Van Overstraeten en hem heeft gevolgd bij de standpuntbepaling ten aanzien van Trotski.

 

Jan Ryckoort

 

Jan vond onderdak bij het Verdinaso, terwijl we War van Overstraeten zullen terugzien bij de Werkliedenpartij. Die overstap van Ryckoort naar het Dinaso betekende echter geen persoonlijke breuk tussen Ryckoort en Van Overstraeten, wat dan ook blijkt uit de voortdurende briefwisseling in de daarop volgende jaren. Deze brieven bieden een goede inkijk op Ryckoorts overgang van het socialisme naar het Dinaso, zoals zijn brief aan Van Overstraeten van 27 mei 1934. Daarin staat het volgende in het Frans:

“Nationalisme? Si tant est que mérite ce nom; OUI. Fascisme? Non: Parce que je ne considère pas l’État comme une chose en soi. Ça en est même la négation totale. C’est un socialisme dont la forme la plus totale s’exprime dans l’action: SERVIR! Il y a quelques mois que j’ai sollicité et obtenu mon adhésion au mouvement Dinaso. Je travaille douze heures par jour à l’élaboration d’une brochure: ‘Hoe ik kommunist, het Dinaso vond’."

Jans wankele gezondheid - het gevolg van zijn oorlogsverwondingen bezorgde hem in 1931 een oorlogspensioen. Ook omwille van deze verslechterde gezondheid dient hij zijn betrekking bij de spoorwegen op te geven en verhuist hij met zijn gezin naar Lombardsijde, waar de gezonde zeelucht hem enig soelaas brengt voor de nasleep van zijn verwondingen. Hoewel hij nooit een academische scholing genoten had, ontpopt hij zich in die jaren als begaafd kunstschilder met een voorliefde voor zeegezichten of ‘marines’. In januari 1935 houdt hij een expositie van zijn werken in de stad Antwerpen, waarvan de catalogus als titel heeft: Les plus belles marines de Jan Ryckoort. Voor zijn tentoonstelling in Oostende in 1938 schreef niemand minder dan James Ensor een gloedvolle inleiding tot de catalogus.

Vanaf 1932 was Ryckoort Hier Dinaso! beginnen lezen. Eind januari 1934 bezocht hij Joris van Severen in Sint-Michiels en er ontstond een hechte vriendschap. Hij ging twee jaar later, na zijn overgang tot de katholieke Kerk aangeraden door Joris van Severen, in Sint-Andries wonen om elk ogenblik klaar te staan voor de Verdinasoleider. Hij volgde stipt en trouw de gedachte-evolutie van Joris van Severen, sinds 1937 op geheel eigen Heel-Nederlandse richting en ruim Belgisch royalistisch.

Ryckoort was niet alleen in propagandistisch opzicht een aanwinst voor het Verdinaso, maar ook in de praktische zin. Hij trad in 1935 toe tot de Dinaso Militanten Orde en werd later belast werd met het Jong Dinaso. In april 1937 werd hij benoemd tot inspecteur van de Dinaso Militanten Orde. Hij stelde tijdens de Landdag van 1937 in Gent de Dinaso Militanten Orde op in het Feestpaleis, een belangrijke verantwoordelijkheid op de jaarlijkse hoogdag van het Verdinaso. Als Belgisch Dinaso droeg hij samen met een Nederlandse DMO’er plechtig, en met oorlogsdecoraties op de borst, de vlaggen van België en Nederland binnen in het Feestpaleis. Zijn metamorfose van areligieus communistisch internationalist naar een Dinaso die loyaal was aan Koning en vaderland werd bekroond door een klein gebaar van grote betekenis. Op 22 juli 1939 bracht Koning Leopold III een bezoek aan Brugge en Jan Ryckoort stelde zich zichtbaar op langs de weg om zijn dochter een bloementuil namens het Verdinaso te laten overhandigen. Het Verdinaso was namelijk enthousiast over de politiek van gewapende neutraliteit die de Koning voorstond.

Doorheen de jaren had Ryckoort een rijkgevulde bibliotheek opgebouwd, met de meesterwerken uit de Nederlandse en de wereldliteratuur. Uit bewaarde briefwisselingen blijkt dat hij zich vol overtuiging inzette voor de verspreiding van de wijsgerige en religieuze studies van de Nederlandse Dinaso Henri Bruning. Allen getuigen voor Jans belezenheid die steeds weer verraste door de veelvuldigheid van de gebieden die ze bestreek en die hem toeliet veel dingen intuïtief in hun juiste verband te zien en hem tot een ontwikkeld man hadden gemaakt.

Hoewel hij deze evolutie doormaakte verloor Jan Ryckoort zijn oude linkse netwerk niet uit het oog. In een brief aan Van Severen van 20 december 1939 meldde hij het volgende, alweer in het Frans:

“J’ai eu hier après-midi un entretien avec Mr. P. Liebaerts, Secrétaire Général des Syndicats Socialistes et avec Mr. War van Overstraeten, ancien député que vous connaissez. Tous deux appartiennent à ce mouvement socialiste national, dont Spaak est le ‘centre’. Ces milieux socialistes ont subi ces temps-ci une profonde évolution. Vous pourrez en juger facilement par la lecture de la note que je joins à la présente, et dont Liebaerts et Van Overstraeten sont les auteurs. Cette note m’a été remise très confidentiellement par un des secrétaires des Syndicats Socialistes, sympathisant du Verdinaso."

Op 25 december berichtte Ryckoort aan Van Severen over de vervolgontmoeting met Liebaerts en Van Overstraeten met deze woorden:

“La conclusion de cet entretien a été qu’une prise de contact pourrait être très utile et qu’il vous serait demandé une entrevue" Einde citaat.

Op 10 mei 1940 werd Jan Ryckoort gearresteerd. Samen met Joris van Severen werd hij op 15 mei op transport gezet via Oostende en Duinkerke naar Bethune. Het is dan ook in Bethune dat de ‘verdachten’ door de Franse diensten aan een verhoor werden onderworpen, waarvan de notulen recent terug boven water kwamen. Dit document dat op datum staat van 25 mei 1940 bevat de ondervraging van 79 weggevoerden, waaronder diverse nationaliteiten, Belgen, Italianen, Duisters, mensen van joodse afkomst en andere.

De grafsteen van Jan Ryckoort te Abbeville

 

 

Het betreft een “bordereau d’envoi” verstuurd vanuit Cabourg door ‘Le Centre de Liaison Français’ naar ‘Le Chef d’Escadrons Darbou’. Het stuk wordt omschreven als ‘Renseignements d’identification sur les individus interrogé à la prison de Bethune le 19 mai 1940’. Dit is de dag vòòr de moorden van Abbeville. Het stuk is door niemand ondertekend en we vinden het nergens terug in het nochtans ruime bronnenmateriaal dat al gepubliceerd werd.

De dag na de ondervraging te Bethune werden beiden bij de kiosk te Abbeville vermoord. Ze rusten sindsdien in een gemeenschappelijk graf op het kerkhof aldaar.

 


Losse notities (XIV)


Henri-Floris Jespers

Van Hugo Claus naar Joris van Severen, de stap is voor mij gauw gezet. In De Verwondering (1962), het absolute prozameesterwerk van Claus, spookt de schaduw van de leider van het Verdinaso, de “Imperiale Staatsman”, die ook expliciet ter sprake komt in Het verdriet van België (1983). Hij staat ook centraal in de roman De verraders (1962) van Piet van Aken (nog zo'n slachtoffer van de collectieve literaire amnesie...)

De voornamelijk Latijns georiënteerde Van Severen was achtereenvolgens flamingant, bewonderaar van de Russische revolutie, Vlaams-nationalist en belgicist, niet in de huidige betekenis van aanhanger van de unitaire staat, maar als “groot-belgicist”, ideoloog van het staatkundige herstel der Nederlanden als erfopvolger van het Middenrijk of de Bourgondische Kreits.

In de loop der jaren heb ik uit historische belangstelling en dorst naar primaire bronnen een stevige verzameling Van Severiana opgebouwd, van het tijdschrift Ter Waarheid tot militante brochures van het Verdinaso en zijn naoorlogse nasleep.

Van Severen was een fascinerende persoonlijkheid, dat blijkt voldoende uit de talrijke geschriften die aan hem en zijn elitaire beweging gewijd werden (o.m. door Rachel Baes, Arthur de Bruyne, Luc Delafortrie, Hendrik Elias, Romain Vanlandschoot, Piet Tommissen, A. W. Willemsen, Lode Wils – uit het geheugen, dat is nu eenmaal de huisregel bij deze “notities”).

Congo-specialist Jef van Bilsen, adviseur van Patrice Lumumba en later commissaris van de Koning voor Ontwikkelingsamenwerking, was een van de Dinaso's die na de moord op Van Severen voor het verzet kozen, net als de industrieel Franz van Dorpe, terwijl Jef François of Pol le Roy zich resoluut en met volle overtuiging in de collaboratie engageerden. Over Van Severen heb ik gesprekken gehad met baron Pierre Nothomb (vader van ...), die destijds (begin de jaren zestig) nog senator was en geregeld een hartsvriendin in Antwerpen bezocht; met de surrealistische dichter en collagist E. L. T. Mesens (“le flamingant de Londres”); uiteraard met de dichter en cri-ticus Pol le Roy, die leidinggevende functies bekleedde in het Verdinaso en na de dood van de Leider de Groot-Germaanse toer opging; en met mijn dierbare vriend taaltuinier Maarten van Nierop, directeur van de Standaard-Uitgeverij, die veel voor mij betekend heeft.

Niet te verwonderen dus dat ik altijd met belangstelling kennis neem van de Nieuwsbrief Joris van Severen. In de jongste aflevering (tweede trimester 2013) wordt Mededelingen nr. 203 (januari 2013) geciteerd.

Naast de driemaandelijkse Nieuwsbrief publiceert het Studiecentrum Joris van Severen vzw een jaarboek, waar CDR-medewerker Hendrik Carette, (een even onvoorwaardelijke als onkritische) bewonderaar van Joris van Severen, geregeld aan meewerkt. (…)

 

N.a.v. Nieuwsbrief Joris van Severen, driemaandelijks tijdschrift, is een ledenblad van het Studiecentrum JvS, p/a Maurits Cailliau, Paddevijverstraat 2, B 8900 Ieper. 17e jg., tweede trimester 2013. De ledenbijdrage bedraagt 29 € (inclusief het 17e Jaarboek Joris van Severen, verschenen in mei), te storten op postrekening IBAN BE71 0001 7058 1469 / BIC BPOTBEB1, t. n. v. Studiecentrum Joris van Severen, 8900 Ieper.

____________

Bron: Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie. http://mededelingen.over-blog.com/article-henri-floris-jespers-losse-notities-xiv-116700116.html


 

Gedicht van Bert Peleman, gekalligrafeerd door Jef Goethals

 



Herinneringen....(29)


Alfons van Opstal (†)

Alfons van Opstal (1912-2004) heeft in het Verdinaso en meer bepaald in de Dinaso Militantenorde – en haar voorgangers – een belangrijke rol gespeeld. In de jaargangen 1997 tot 2004 van deze Nieuwsbrief namen we regelmatig fragmenten uit zijn ‘memoires’ over. We gaan daar thans nog even mee door.

Nieuwe perspectieven

Alfons van Opstal op latere leeftijd

 

Bij de eerste kadervergadering na de wende, te Gent, dacht Van Severen er niet aan zich tegenover ons te verantwoorden. Maar zijn rede bood voldoende soelaas. “Elk middel, elke stap die wij zetten naar het doel is verantwoord, op voorwaarde niet strijdig te zijn met de christelijke leer.”

Hoe zou het onchristelijk zijn de geromaniseerde Dietse gouwen in onze strijd te betrekken? Henegouwen, Namen, Luik, en in ons gedroomde einddoel ook Artesië en Picardië binnen de Nederlanden thuis te brengen, onder de noemer “Het Dietse Rijk en Orde”? De mannen van de vlasserscorporatie in Noord-Frankrijk waren er niet weinig mee opgezet hun droom in ons streven te herkennen. En de talrijke van oorsprong West-Vlaamse boeren die in het Walenland en in Noord-Frankrijk een nieuw boerenbedrijf hadden opgezet, werden loyale leden van ons Verbond.

“Waar wij gaan zult gij volgen”, antwoordde Joris van Severen op alle ondoordachte kritiek van afgunstige flamingantische zijde.

Voor ons militanten, die dagdagelijks met het Verdinaso begaan waren, werd het een vruchtbare tijd. Er bleven weliswaar veel weerstanden en moeilijkheden te overwinnen, maar we voelden en ervoeren de weg voor ons open liggen. In dit kader werd overwogen om in elk vendel politieke instructeurs aan te stellen. Voor ons vendel werd dit Jan de Vil, die in feite al vanaf het eerste uur in onze rangen stond. In andere vendels werd dit Kamiel de Wilde, Mr. Maurits Seys en anderen. Zo kregen wij alsmaar meer een gedegen vorming en wisten we op een onderlegde wijze onze volksgenoten bij onze huisbezoeken in een keurig Nederlands te woord te staan.

Wij dankten in groep de Heer en baden: “Heer, geef ons de Geest, verlicht ons elke dag en geleid het werk van onze handen. Blijf ons uw aanschijn tonen en bescherm ons met sterke hand. Blijf welwillend voor hen die op ons vertrouwen, schenk hen alle goeds naar lichaam en geest. Red ons volk uit zijn verdeeldheid. Zegen onze families en vrienden, laat hen ervaren dat Gij met ons zijt; bemoedig onze zieken en geef hen het vertrouwen dat wij nooit zullen opgeven, en geeft dat wij met onze inzet vreugde brengen. Heer, zegen ons volk.”

Het kon niet anders dat uit deze doorleefde gemeenschapssfeer, geïnspireerd vanuit onze vreugde en geloof, nieuwe liedteksten zouden ontstaan. Als een van de mooiste daarvan ervoer ik Vrijheid of Dood:

Hoort gij het grollen door straten en stegen?

De revolutie groeit thans allerwegen.

Hoort hoe het schreeuwt uit de schrijnende nood:

Vrijheid of Dood – Vrijheid of Dood.

En wij heffen ten hemel de hand;

En hij dreunt als een eed door het land,

Onze kreet!

Men kan ons tergen en tarten,

Ons blijft dat alles gelijk.

Wij dragen in hamerende harten,

’t Geloof aan het Dietse Rijk.

 Hier onze lijven, hier ook ons Leven:

Alles voor Dietsland ten offer gegeven.

Wij staan paraat voor de reddende stoot:

Vrijheid of Dood – Vrijheid of Dood.

 Heisa! Gij, mannen, de ketens gebroken

Dietsland zal leven, de smaad wordt gewroken.

Ziet reeds in ’t Oosten het morgenrood:

Vrijheid of Dood – Vrijheid of Dood.

of ook nog Dinaso-Orde:

Sein van de nieuwe tijd

“Dietsland herworde”

Wil van een man die leidt.

Durft groot te leven,

In een harde strijd,

Het hoofd geheven,

Gij die mannen zijt.

Schouder aan schouder

Zonen van Heer en Boer,

Het vendelvaandel

Bindt ons als stalen snoer.

Het “hoofd ter melding”

Groet aan hem die leidt,

Zo wordt gezworen,

Trouwe voor altijd.

Dit laatste lied werd gedicht en getoonzet op weg van Lint naar Hallaer. Daar zou ten huize van militant Nest Weijns een vergadering plaatsvinden. Naast zijn broer Jozef Weijns, de latere stichter-oprichter en conservator van het openluchtmuseum te Bokrijk, zouden ook anderen op die dag Dinaso’s worden.

De dynamo van m’n fiets gaf de cadans aan. Onder iedere gaslantaarn, waarneer ik klaar was met een nieuwe versregel werd halt gemaakt. Zo werd de tekst bijeengeschreven tot in Hallaer bij het gemeenteraadslid het lied “in première” ging. Het lied had al bij al zo’n 20 kilometer nodig gehad op geboren te worden.


Sprokkels

In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

Oostfronters en geschiedschrijving

“Zijn klasgenoten [van Isa, die naar Syrië trok] hebben volgens Janssen al alles uit de kast gehaald om hem proberen te bereiken. ‘Via gsm, sociale media en noem maar op. Maar niemand heeft antwoord of teken van leven gekregen. Nee, we hadden dit niet zien aankomen bij Isa. Wat is het dat hem overtuigde om naar Syrië te trekken? We hebben er het raden naar.

Maar ik vermoed dat hij overtuigd werd door iemand die het goed kan brengen en dat een mengeling van naïviteit, avontuur en romantiek hem over de streep heeft gehaald. Ik vergelijk het met de Belgische Oostfronters die tijdens de Tweede Wereldoorlog naar Rusland trokken om tegen de 'bolsjewieken' te vechten. De context is niet hetzelfde, maar heel wat jonge mensen, opgezweept door Joris van Severen en Staf Declercq, zagen er destijds het avontuurlijke en de romantiek van in. Tot ze aan het front kwamen, natuurlijk. We kunnen alleen maar hopen dat Isa en de drie andere jongeren weer snel heelhuids naar Genk komen.’"

___________________

Bron: Het Belang van Limburg, 23 april 2013, p. 5.

Noot van de Nieuwsbrief-redactie: zou men op de redactie van die krant echt niet weten dat Joris van Severen zijn militanten verbood op buitenlandse fronten – als b.v. de Spaanse burgeroorlog – te gaan vechten? Voor hem mocht er geen Diets bloed meer vloeien voor vreemde machten en belangen. ‘Povere journalistiek’, is het minste wat daarover te zeggen valt!