> nieuwsbrief > 2012 - nr 4

Inhoud


Mededelingen

De worsteling van Henri Bruning

Het Katholiek Nieuwsblad nr. 29 van vrijdag, 20 juli wijdde een paginagroot artikel aan Henri Bruning onder de titel “De worsteling van Henri Bruning”. Het artikel van de hand van Robert Lemm rept met geen woord over het Dinaso-verleden van Henri Bruning, enkel wordt vermeld dat hij tijdens de bezetting lid was van de Kulturkammer en daarom door het Nederlandse schrijversgild uitgestoten werd. Waarbij Lemm fijntjes langs zijn neus opmerkt dat ook een schrijver als W.F. Hermans daar lid van was zonder dat dit hem klaarblijkelijk problemen opleverde. Maar omdat Bruning uitgesproken katholiek was werd hij dubbel verdacht.

Lemm ziet hem - en dat is wel een héél erg hoge eer - in de lijn van denkers als Dostojewski, Bloy, Unamuno, Chesterton, Papini, Bernanos. Hij verwijst in zijn artikel vooral naar Bruning’s Verworpen Christendom, volgens hem zijn “kroonjuweel”, een reeks beschouwingen, soms polemisch, over tijdgenoten als Menno Ter Braak, Anton van Duinkerken en Jacques Maritain. Geen van hen vindt genade in zijn ogen. Het weerleggen van Nietzsche achtte Bruning een van de meest fundamentele opdrachten van onze tijd. Bruning huldigde het standpunt dat het christendom ineen moet storten zodat zijn zuivere kern weer zichtbaar wordt. Lemm besluit, hem vergelijkende met Guido Gezelle, waarover hij overigens een werk schreef (“Guido Gezelle, de Andere”): daarmee is zijn eenzaamheid getekend. (VE)

___________________

Bron: Katholiek Nieuwsblad, nr. 29 van vrijdag, 20 juli 2012 - Robert Lemm, ‘De worsteling van Henri Bruning’, in Katholiek Nieuwsblad, nr. 29, 20 juni 2012, p. 16.

Exit 2012

Met dit vierde nummer van onze Nieuwsbrief sluiten we de jaargang 2012 af. Rond de jaarwisseling komt het eerste nummer van 2013 er al aan. 2013 wordt nog een “gewoon” jaar, met een “gewoon” jaarboek. voor 2014 plannen we een colloquium te Wakken, waarop de grote fotobiografie over Joris van Severen en zijn  beweging - waarvoor Pieter Jan Verstraete en Maurits Cailliau de handen in elkaar slaan - zal voorgesteld worden.


Joris van Severen bracht stijl

in de Vlaamse Beweging (*)

Zestig jaar na zijn gewelddadige dood is er eindelijk een televisieportret van Verdinaso-leider Joris van Severen (1894-1940). Documentairemaker Herman van de Vijver maakt het voor Histories. “Van Severen viel een beetje buiten de documentatiereeksen van Maurice de Wilde omdat hij doodgeschoten werd toen de oorlog begon. En na De Wilde was men alles wat met de Tweede Wereldoorlog te maken had, lange tijd beu bij de omroep”, legt Van de Vijver uit.

Dat er zo lang gewacht werd met een TV-portret heeft ook zijn voordelen. “Het archiefmateriaal werd intussen door verschillende historici geordend. Ik hoefde zelf dus niet meer de archiefdozen in te duiken.” Een volledige biografie van Joris van Severen bestaat daarentegen nog steeds niet. Van de Vijver deed een beroep op wetenschappelijke studies waarin Van Severen zijdelings aan bod komt, zoals de Cyriel Verschaeve-biografie van Romain Vanlandschoot, het boek van Daniël Vanacker over de Frontbeweging en de studie van Bruno de Wever over het VNV. Een belangrijke bron van informatie voor Van de Vijver was ook Luc Pauwels, een Antwerpenaar die uit een Dinaso-gezin stamt en na zijn vijftigste geschiedenis ging studeren. Momenteel werkt hij aan een doctoraat over de Verdinaso-leider.

Joris van Severen blijft zestig jaar na zijn dood nog steeds velen fascineren. Deze fascinatie heeft te maken met zijn charismatische persoonlijkheid. Van de Vijver: “Hij was klein van gestalte, had geen sterke gezondheid en was eigenlijk geen groot redenaar. Maar hij had iets, hij kon mensen overtuigen. Het was een intellectueel en een estheet, een modaine figuur ook, die stijl bracht in de Vlaamse Beweging.”

Van Severen werd in 1894 geboren als oudste zoon van een plattelandsnotaris in Wakken, op de grens van West- en Oost-Vlaanderen. Hij werd tweetalig opgevoed en ging, na zijn humaniora bij de jezuïeten in Gent, naar de universiteit om er rechten te studeren. Zijn studie werd onderbroken door de oorlog. Van Severen trok naar het leger, waar hij geconfronteerd werd met de ongeletterde Vlaamse volksjongens, het arme Vlaanderen. Hij raakte betrokken bij de Frontbeweging, de clandestiene organisatie die het Vlaamse bewustzijn van de soldaten probeerde te versterken en opkwam voor hun rechten.

In 1921 richtte Van Severen het literaire tijdschrift Ter Waarheid op, dat het vier jaargangen zou uithouden. In datzelfde jaar werd hij volksvertegenwoordiger van het Vlaamse Front, een partij die uit de Frontbeweging was gegroeid. Van Severens ideaal groeide naar een Groot-Nederland, zonder Wallonië. In 1928 hield hij een opmerkelijke toespraak in het parlement waarin hij onder meer betoogde dat België zich diende te verontschuldigen voor het feit dat het land de Vlamingen altijd had verwaarloosd. Maat de gevleugelde woorden  La Belgique, qu’elle créve!”, die traditioneel aan Van Severen wordt toegeschreven, heeft hij in werkelijkheid nooit uitgesproken, zo acherhaalde Van de Vijver.

In 1931 – hij was toen geen parlementslid meer – richtte hij het Verdinaso op; het Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen, met een eigen geüniformeerde militie. Nauwelijks drie jaar later sloeg hij een Nieuwe Marsrichting in. Hij wilde de Belgische staat niet meer vernietigen, maar veroveren. Hij droomde zelfs van een herstel van de Bourgondische Nederlanden, waarvan Luxemburg en Picardië deel zouden uitmaken. Door deze pro-Belgische houding verloor het Verdinaso, dat op zijn hoogtepunt 2500 leden telde, veel van zijn aanhangers.

“Van Severen was een wispelturig man. En ook zeer eclectisch. Hij haalde overal wat vandaan. Het begon met de interesse voor de Franse katholieke schrijvers, dan waren er de anarchistische ideeën van August Vermeylen, vervolgens het enthousiasme voor de Russische revolutie. Na een psychologische crisis belandde hij in het katholiek fundamentalistische kamp en uiteindelijk in het anticommunistische. Hij maakte ook niets af, zijn studie rechten niet en de toneelstukken die hij schreef niet. Met de vrouwen in zijn leven idem. Van Severen had vriendinnetjes bij de vleet.”

Over de omstandigheden van de wegvoering en de dood van Van Severen is het laatste woord wellicht nog niet gezegd. Op 10 mei 1940 werd hij aangehouden door de Belgische staatsveiligheid en naar Frankrijk gevoerd. Tien dagen later werd hij in Abbeville door zijn – vermoedelijk dronken – bewakers doodgeschoten. Van de Vijver: “Van Severen was op het einde van zijn leven zeer koningsgezind; hij steunde de neutraliteitspolitiek van Leopold III volmondig. Maar de staatsveiligheid bleef hem blijkbaar zien als iemand met een anti-Belgische houding. Zo belandde hij op de lijst der staatsgevaarlijke verdachten. Er kunnen ook persoonlijke afrekeningen geweest zijn, maar het gaat te ver daarover in onze documentaire uit te weiden.”

Van de Vijver, die zelf ook al zo’n twintig jaar met de figuur van Van Severen bezig is, acht het best mogelijk dat de Verdinaso-leider, als hij de oorlog had meegemaakt, in een Duits concentratiekamp zou zijn beland. “Hij stond slecht aangeschreven bij de Duitsers. Hij was zeker niet geneigd Vlaanderen te laten opslorpen door Duitsland. Ook mentaal stond hij ver van de Germaanse idealen. Hij was veelmeer op Frankrijk gericht, een kosmopoliet eigenlijk, die hield van literatuur en beeldende kunst. Met dat lompe Duitse gedoe had hij weinig gemeen.”

Was Van Severen een echte fascist? Van de Vijver vindt het een gevaarlijk woord. “Optochten, marcheren en landdagen waren in de jaren dertig heel gebruikelijk. En het Verdinaso was lang niet de enige beweging met een knokploeg. Maar, en dit komt ook tot uiting in de documentaire, Van Severen had heel weinig op met joden en buitenlanders. Voor hem gold duidelijk: eigen volk eerst. Maar ook daar weer, het antisemitisme was in de jaren dertig algemeen verspreid, behalve bij de communisten.”

Heel veel filmmateriaal over Van Severen is er niet. Van de Vijver en regisseur Alex Kinnet haalden het gros uit het rijke privéarchief in Aartselaar van oud-Dinasostudent Jef Werkers. “Alles bij elkaar is er twee uur beeldmateriaal. Helaas zit er niet veel variatie in. Er zijn bijvoorbeeld filmverslagen van de landdagen van 1935, 1936, 1937 en 1938. Als je er één gezien hebt, heb je ze allemaal gezien.”

_______________

(*) Bettina Hubo in De Standaard, 30 november 2000, p. 18: Canvas toont eerste portret van Verdinaso-Leider – naar aanleiding van de TV-uitzending.


 

Op zoek naar de man naar wie mijn straat is vernoemd?



Wie was Joris Van Severen?


WAKKEN - Een twintigtal alleenstaande woningen vormen de doodlopende Joris van Severenlaan. De jongeren weten niet zo goed meer wie die Van Severen was, maar de oudere generatie weet het maar al te goed.

Vroeger was er meer leven in de Joris van Severenlaan toen de kinderen op straat speelden. De meeste van hen zijn al lang het huis uit. Hier en daar zijn er nieuwe bewoners neergestreken.

Zoals Nicole de Smet die meent dat Joris van Severen een schilder was. ‘Hij was van groot belang voor deze streek, volgens mijn man.’ zegt ze onzeker. Nicole is Oost-Vlaamse en woont sinds een jaar in de straat met haar man en hun zoon. Het bevalt haar wel in West-Vlaanderen. ‘De mensen zijn hier rustiger dan bij ons’, vindt ze.

Collaborateur

Sam D'hondt denkt dat Joris van Severen een collaborateur van de Duitsers was in de oorlog. ‘Nee hoor,’ roept zijn moeder Ann Stevens boven aan de trap, ‘hij leidde de nazi-jeugd in de Tweede Wereldoorlog.’

De oudste inwoner van de straat, André Deschrijver (81) woont aan de overkant. ‘Van Severen is een afstammeling van een Wakkense familie van notarissen. Hij werd gefusilleerd in Frankrijk omdat hij de kant van de Duitsers koos’, zegt hij. Ria Algoet, zijn vrouw, herinnert zich dat er ooit een pamflet in de brievenbussen van deze laan werd gestopt. ‘De actievoerders, die allicht geen fans waren van Van Severen, vroegen of we geen andere straatnaam wilden aanvragen? Dat is alleen maar een hele rompslomp, toch?’

Flamingant

Lode Desmet kwam 28 jaar geleden uit Sint-Baafs-Vijve neergestreken. ‘De man was een flamingant’, meent hij. ‘Ik herinner me het verhaal niet meer in detail, maar hij werd alleszins vervolgd en opgepakt.’

Bernard Vanmeerhaeghe kan het verhaal van zijn dorpsgenoot minutieus navertellen. ‘De notariszoon werd eind jaren dertig de leider van Verdinaso, een beweging die een Diets rijk wilde uitbouwen. Hij collaboreerde met de Duitsers en werd in het begin van de oorlog opgepakt en overgebracht naar Abbeville waar hij door Franse soldaten werd neergeschoten.’

Samen met zijn vrouw Conny Vandenbossche, bezocht hij ooit het graf van Van Severen in Abbeville, op doorreis in Frankrijk. ‘Blijkbaar is hij er nogal bekend, want een andere bezoeker van het kerkhof kon ons direct zijn graf aanwijzen’, vertelt Conny.

‘Ik herinner mij dat er vroeger elk jaar een busreis georganiseerd werd naar zijn graf in Abbeville vanuit Wakken. Dit gebeurde op initiatief van dokter Bekaert, die nu in het geboortehuis van Van Severen in de Molenstraat woont’, weet Bernard.

Wie was Joris van Severen dan wel precies?

Joris van Severen was oprichter van het Verdinaso. Hij werd op 19 juli 1894 in Wakken geboren als Georges, het eerste kind van notaris en burgemeester Edmond van Severen en Irma van de Male. Hij werd Franstalig opgevoed maar zou later zijn naam vernederlandsen. Hij studeerde aan de rechtsfaculteit van de universiteit van Gent en was medestichter van het Groot-Nederlands Studenten Congres. Tijdens WO I bracht hij het in 1917 tot onderluitenant. In 1918 degradeerde hij wegens zijn Vlaamsgezinde actie aan front. Na de oorlog werd hij politiek actief en voor de Frontpartij raakte hij in het parlement in 1921. Tien jaar later richtte hij het ‘Verbond van Dietse Nationaalsolidaristen', afgekort Verdinaso op. In mei 1940 werd hij aangehouden en overgebracht naar Abbeville, Frankrijk, waar hij door dronken Franse soldaten werd neergeschoten.

Bron: Het Nieuwsblad, 18 augustus 2012.

http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=DMF20120817_00261527

Hint

Al met al een meevaller dat de verslaggever van de krant bij wijze van besluit ‘de puntjes op de i’ plaatste. Uit zijn verslaggeving blijkt evenwel zonneklaar dat het Wakkense museum Van Hugo Verriest tot Joris van Severen – dat noodgedwongen de deuren moest sluiten omdat het zijn behuizing verloor – aan een dringende noodzaak voldeed.

Gelukkig dus dat het museum straks – in 2014 – een nieuw onderkomen zal vinden binnen de Baliekouter. Thans nog in opbouw zal de Baliekouter dan ook het domein zijn waarbinnen in het najaar van 2014 – gekaderd binnen een colloquium – de voorstelling zal plaatsvinden van de grote fotobiografie over Joris van Severen en zijn beweging.


Heel-Nederlandse Beeldengroep te Antwerpen


Sedert vrijdag 6 juli jl. is Antwerpen een zinvol monument rijker. Toen immers werd de beeldengroep onthuld van Willem van Oranje en Marnix van Sint-Aldegonde. Er waren zeker wel 200 aanwezigen, met tal van prominenten: de burgemeester, de Consul-generaal van Nederland, de Ambassadeur, de voorzitter van de Stichting Oranje, enkele Commissarissen van de Koningin, enz… enz… Opvallend: meer Nederlandse prominenten dan Belgische, al was er wel Chris Peeters, de Vlaamse minister-president bij. Verder het trommelaarskorps van de stad, enz…De beeldengroep oogt héél mooi, vooral de 17 zuilen, een voor elke provincie van de Nederlanden, met hun historische tekst, hebben een grote symbolische waarde. Schepen Philip Heylen, van wie het hele initiatief uitging, verdient alle lof. Dat Chris Peeters voor “eigen winkel” ging spreken en het steeds had over de samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen – en de Heel-Nederlandse context helemaal uit het oog verloor - was natuurlijk te verwachten. Al bij al bezit Antwerpen voortaan een uniek monument te meer.

<

Het nieuwe monument staat in de achtertuin van het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten. De kunstenaar die instond voor de realisatie ervan is de recent overleden Mechelse beeldhouwer Jean-Paul Laenen.


Gedenkboek Joris van Severen

Carlos van Louwe (†)

Honderd jaar geleden werd te Wakken Joris van Severen geboren. In het zopas (1994) verschenen gedenkboek wordt deze boeiende figuur op een zeer accurate wijze belicht. De samenstellers brengen niet de geschiedenis van het Verdinaso, wel de figuur en de mens Joris van Severen.

Dit prachtig geïllustreerde boek brengt tien verschillende bijdragen over de man die in de meidagen van 1940 te Abbeville werd vermoord.

Pieter Jan Verstraete schetst de plaats van Van Severen in het geheel van de Vlaamse Beweging. Boeiend is vooral de bijdrage van Vik Eggermont over de Dinasoleider en het mondiale tijdschrift Ter Waarheid, waaraan ook de kunstenaar Jos Verdegem, de architect Huib Hoste en Achilles Mussche meewerkten.

Jan D’Haese beschrijft de talrijke beelden, schilderijen en tekeningen die over Van Severen werden gemaakt. Hiermee wil hij niet alleen wijzen op de zeer hoge kwaliteit van bepaalde kunstwerken, maar ook op de aantrekkingskracht die van hem op zijn kunstenaars-volgelingen is uitgegaan. Verschillende kleurenreproducties werden in het boek opgenomen, waaronder het beeld gemaakt door Jozef Cantré, het schilderij van Van Severen door Hubert Malfeit, het prachtige beeldhouwwerk van Emiel Poetou, maar ook karikaturen gemaakt door Jacques Ochs, het werk van Albert Poels, de tekeningen van Fritz van den Berghe, Frans van Immerseel en Jef Goethals.

Alfons Sengier behandelt Van Severen in de literatuur. Bekende schrijvers hebben in hun romans de figuur van de Dinasoleider benaderd, o.a. Hugo Claus (in De verwondering), Piet van Aken (De verraders), Daniel Gillès (Nés pour mourrir), Willy Spillebeen (De varkensput), Axel Bouts (Scherven). Verder wordt ook gehandeld over de poëzie rond Van Severen, met gedichten van Marnis van Gavere, Bert Peleman, Juliaan Haest, Blanka Gyselen, Leo Poppe, Henri Bruning, Fernand Florizoone, Jan Veulemans en de Franstalige dichter Christian Dotremont, e.a.m.

In dit zeer verzorgde boek gaat Maurits Cailliau dieper in op Van Severen en de katholieke leer en de houding van het Dinaso tegenover de kerk. Verder zijn er bijdragen van Maurits Duyck over de corporatieve structuren, terwijl Hildegonde de Bois en Luc Pauwels handelen over de conservatieve revolutie en Van Severen. Hieruit blijkt hoe sterk Van Severen zijn stellingen bestudeerd had via internationale lectuur.

Ward Kennes beschrijft de nationale visie van Van Severen en hoe hij zich losmaakte van het “beperkte flamingantisme” om in de diepe zin van het woord de theoretische grondlegger te zijn van de Benelux-idee. Dat Van Severen nog steeds levendig is beschrijft Hadewich Cailliau in de bijdrage over Joris van Severen in de geschiedschrijving, waarin ze o.m. handelt over de historische bijdragen over Van Severen door A. Belmans, L. Gueuning, F. van Berckel, Arthur de Bruyne, Luc Delafortrie, Rachel Baes, Carlos Vlaeminck, de Waalse historica Patricia Janssens, Rudy Pauwels, Jan Creve en talloze historici die in de loop van de voorbije jaren over Van Severen gepubliceerd hebben.

Het laatste artikel is dat van Paul Meeus, en handelt over de mens Van Severen in de visie van zijn Franstalige aanhanger en vriend Louis Gueuning.

Het boek telt 350 bladzijden, is prachtig ingebonden en brengt zeer veel onbekende illustraties. We menen de samenstellers geluk te moeten wensen omdat hun werk ook beantwoordt aan de aristocratische levensstijl van Van Severen, waarvan Luc Schepens schreef dat hij een raadsel was.

Dit gedenkboek werd mogelijk gemaakt dank zij het jarenlange opzoekingwerk van Jef Werkers, die op een zeer onbaatzuchtige maar tevens zeer wetenschappelijke wijze het archief over Van Severen verzameld en bewerkt heeft. Dank zij hem en de kleine ploeg oud-Dinaso’s die elke week samenkwamen, niet om eindeloos te praten maar om te werken, is deze studie mogelijk geworden.

Zowel Jef Werkers als Maurits Cailliau verdienen een oprechte waardering. Het boek kent een groot succes: er waren meer dan 300 voorintekeningen, en het is nu nog verkrijgbaar bij het Studiecentrum Joris van Severen te Ieper. De prijs beliep bij verschijnen 1250 fr + 80 fr verzendkosten.

______________________

Bron: recensie in ’t Pallieterke, 1994.

Ledenvoordeel:

Het Studiecentrum beschikt nog over een zeer beperkt aantal exemplaren van dit prestigieuze Gedenkboek Joris van Severen. We stellen ze graag ter beschikking van onze leden. Voor hen bedraagt de prijs niet het oorspronkelijke bedrag van 1330 BEF. Mits overboeking van 20 € (verzendkosten inclusief) op ons rekeningnummer (cf. p. 2), krijgen ze hun exemplaar toegestuurd.

 

Joris van Severen en de Graal (2)


Kurt den Dietser

In een destijds korte tijd verschijnend tijdschrift binnen het Antwerpse studentenmidden vonden we (verspreid over een drietal afleveringen) onderstaande aan Joris van Severen gewijde tekst terug.

Wie onder het pseudoniem ‘Kurt den Dietser’ schuilging wisten we niet te achterhalen. Zijn verhaal loopt bijwijlen over eerder verwarde nevenpaden die wel eens dreigen vaste grond te verliezen. Anderzijds opent hij dan weer nieuwe onvermoede gezichtseinders.

In de ‘Nieuwsbrief Joris van Severen’ 1/2012 brachten we het eerste deel van dit al bij al merkwaardig essay. In dit nummer leest u het afsluitende tweede deel.

Maurits Cailliau

In een vorig nummer hebben we de visie van deze politiek-filosofische figuur, wat betreft zijn algemeen beeld, onder de loep genomen. Nu zullen we proberen bepaalde details in een nieuw daglicht te stellen. De parallellen met de evoliaanse denkwereld zullen ook hier opvallen. Wat zonder twijfel naar voor komt, is het streven naar het hogere, vanuit een elitair-heroïsche wereld.

Welke weg dienen wij te volgen volgens Van Severen? Het spreekt vanzelf dat de politicus zijn eigen visie op een doordachte wijze naar voren brengt. Van Severen vertrekt vanuit de realiteit en ziet zijn situatie zeer realistisch in. Hij zit verveeld met het parlementair systeem zoals het in zijn tijd (en ook in onze tijd) bestaat. Over de te volgen weg spreekt hij als volgt:

“Voor ons komt het er niet op aan snel aan het bewind te komen, om dan de machteloze gevangenen te zijn van meerderheidcombinaties en de noodzakelijke ingrijpende hervormingen op de bekende lange baan te moeten schuiven. Wij willen ons doel niet met één slag verwezenlijken. Integendeel, wij willen het geleidelijk verwezenlijken, langs lijnen van zeer nuchter politiek realisme.”

Van Severen vertrekt vanuit een positieve ingesteldheid. Hij is tegen vernielzucht en wil scheppen, doch indien noodzakelijk zal hij ook afbreken:

“Eerste stelregel van ons plan: wij willen de Staat niet vernietigen. Wij willen hem veroveren. Tweede stelregel: daarom willen wij, ten tweede ons doel verwezenlijken in de grootst mogelijke Orde, zonder geweld te gebruiken, tenzij wanneer de wanordestichtende machten ons daartoe zouden dwingen.”

Wat loopt hier parallel net de Graallegende? Koning Arthur is eveneens een realist, net als zijn geestelijke collega Merlijn (Taliesin), De Ronde Tafel wordt niet direct opgericht, om een Ridderorde te stichten. Neen, eerst moet onder de voorstanders van Arthurs Koningschap de geest naar eenheid groeien. Zolang er onenigheid heerst onder de leden van zijn militie, kan er geen Tafelronde gesticht worden, want die symboliseert juist de geestelijke band onder al de ridders. Ook de cirkel rond het Keltische Kruis duidt dit Geestelijk Heersende Principe aan. Arthur brengt geleidelijk, stap voor stap, de Orde weer in het land, en verdrijft stukje per stukje de volksvreemde elementen. Zijn parool is dan ook “De Orde is Heilig” en weert alle anarchistische principes die het land naar de afgrond willen leiden.

Van Severen vertrekt vanuit een degelijke geestelijke basis om zijn staatsvisie kracht bij te zetten. Hij vat de kern van zijn gedachten samen als volgt:

“1. Het allereerst noodzakelijke is: een doctrine bezitten, de nodige grond- en leerstellingen die, op het plan der gedachte, de Orde die moet gevestigd worden, zo volkomen mogelijk bepalen.

2. Het tweede in het voeren van de strijd volstrekt noodzakelijke is: een bekwame staf, en bekwame en moedige officieren: leiding!

3. Het derde volstrekt noodzakelijke in het voeren van de strijd is; een goed gedrild, tuchtvol en trouw leger. Een leger van Orde en vrede. Een leger dat de strijd voert zonder haat voor personen, maar men een onwrikbare wil om het kwaad te overwinnen. Keurploegen. Een nieuwe aristocratie: een Orde!

4. Het vierde is het allereenvoudigste: de Dinaso-leer klaar, onbewimpeld en streng tot inde minste modaliteiten belijden, en op dit stuk, om welke schijnvoorstellingen ook (snellere aangroei, het winnen van aanzienlijke burgers, enz…) nooit ofte nimmer toegeven.

Deze methode is niet alleen goed, maar de enig goede! Indien het zaad niet zuiver en gaaf is, kan de vrucht niet degelijk zijn. Het groeit misschien wat traag, maar het groeit zo gaaf en solide, dat niets meer bij machte is het te doden.”

Laten wij die visie eens wat naderbij bekijken. Het eerste dat ons opvalt, is het feit dat Van Severen een nieuwe heroïsche cyclus wil scheppen, te midden van de decadente periode. Nu de authentieke cyclus verdwenen is, namelijk de oorspronkelijke ghibellijnse gedachte, bestaat er nog één mogelijkheid, een contrarevolutie te creëren tegen de antitraditionele krachten, die een revolutie uitgelokt, en alle zin voor klassiciteit overboord hebben gegooid. Wat moet overheersen is de geest, die geleid wordt door een bepaalde doctrine. Deze filosofische leer bepaalt de hele maatschappij van Van Severen. De doctrine vormt dan ook de fundamenten voor de nieuwe Staat. Een volstrekte hiërarchie binnen de Staat zal een solidaristische gedachte in praktijk vertalen (punt 2). Hiervoor dient er een degelijke leiding te zijn, en iedereen zal zijn plaats binnen het maatschappijbeeld kennen en respecteren. Dit is een heroprichten van de Kastenidee. Alles verloopt volgens gradaties (ladderstelsel). De leider zelf moet het ideaalbeeld van de onderliggende kasten zijn, en zal aldus een zeker heroïsme vertonen. Dit zal dan de essentie zijn van deze traditionele denkwijze. Het ‘Menschliches alzu Menscliche’ zal moeten wijken om te komen tot een magisch-realistische visie, waarbij elke daad als symbool voor het hogere principe zal gelden. Zeker wordt de nivellerende gedachte volkomen uitgeroeid, en het elitair principe ondersteund. Er zal een geestelijk-heroïsche adel ontstaan in de zin van een nieuwe Ridder-Orde (de soldaat die de dood in de ogen durft te kijken, geen aardse begeerten meer heeft, en een strijder voor het licht zal zijn) (punt 3). De Dinasoleer zal zeker tot in de details moeten nageleefd worden, want verzwakking van bepaalde delen, leidt tot het verval van de traditionele gedachte.

Mythologisch gezien, is dit alles óók aanwezig in de Graalcyclus. Aan de basis van de Geestelijke Ridderorde, lag de Hogere Graal-gedachte, nl. het streven naar het Hoogste, naar God, God, bron van alle Recht en Orde. De Ridders van de Ronde Tafel moeten zeker bekwame lieden zijn, want zij dienen natuurlijk proeven ter initiatie af te leggen, om aan te tonen, in hoeverre ze geschikt zijn de titel ‘Ridder’ te dragen (zie bvb. de legende van Parsifal),

Verder zullen ze steeds gevaren opzoeken om Hogere stadia te bereiken. Dat houdt ongetwijfeld gelijke tred met wat Evola de Heroïsche Cyclus noemt, en waarvan de invloeden zeker Noords genoemd kunnen worden. Steeds het gevaar opzoeken en steeds actief-strijdend blijven om het Hogere te vinden. Deze visie beantwoordt ook de filosofie van Nietzsche:

“Door onze beste vijanden willen wij niet gespaard worden en ook niet door hen, die wij van harte liefhebben. Zo laat mij u dan de waarheid zeggen! Mijne broeders in de oorlog! Ik heb u lief, uit de grond van mijn hart, ik ben en was uws gelijke. Ik ben ook uw beste vijand. Zo laat mij u de waarheid zeggen! Ik ken de haat en de nijd uws harten. Gij zijt niet groot genoeg om haat en nijd niet te kennen. Wees dan groot genoeg u er niet over te schamen!

En wanneer gij geen heiligen van het inzicht kunt zijn, wees dan tenminste zijn krijgslieden. Zij zijn gezellen en voorlopers van zulk een heiligheid. Ik zie vele soldaten: o, mocht ik vele krijgslieden zien! ‘Uniform’ noemt men, wat zij dragen: moge het niet uniform zijn wat zij daaronder verbergen!

Gij zult dezulken zijn, wier oog steeds naar een vijand zoekt – naar uw vijand. En bij enigen van u is er een haat-op-het-eerste-zicht.

Uw vijand moet gij zoeken, uw krijg moet gij voeren, krijg voor uw gedachten! En wanneer uw gedachten de nederlaag lijden, moet uw redelijkheid daarover nog triomf roepen! Gij moet de vrede liefhebben als middel tot nieuwe oorlog! En de korte vrede meer dan de lange.”

Hier kunnen we Evola’s Kleine en Grote Strijd niet negeren, want dit is de algemene traditioneel-esoterische gedachte dat hierachter steekt:

“In der Welt der traditionalen kriegerischen Askese wird der ‘Kleine Heilige Krieg’, d.h. der Krieg nach Außen, als der Weg anzeigt oder auch vorgeschrieben, um diesen ‘Grossen Heiligen Krieg’ zu verwirklichen… In diesem Fall, wo es sich um den tatsächlichen Tod im Kampf handelt, finden wir also das Gegenstück zur ’mors triumphalis’, von dem die klassischen Überlieferungen sprachen: Wer im ‚Kleinen Krieg’ den ‚Grossen Krieg’ durchlebt hat, hat eine Kraft geweckt, die ihn wahrscheinlich die Krise des Todes überwinden und dem Schicksal des Hades (Hela) entkommen lässt, nachdem sie ihn vom ‚Feind’ und vom ‚Ungläubigen’ bereits befreit hat.“

De Ridders van de Ronde Tafel strijden tot het uiterste voor het Goede, het Hogere, de Graal en willen deze dan ook zelf bezitten. Hiervoor dienen zij zuiver van Geest en Bloed te zijn. Voor Sir Lancelot of the Lake, is het onmogelijk het hoger ideaal te bereiken, daar hij de aardse verlangens en begeerten niet kan vaarwel zeggen. Daartegenover staat Sir Galahad, die zijn Geest en Bloed zuiver houdt, en steeds weerstaat aan de verleiding van vrouwen die hem proberen in verzoeking te brengen. Dit lukt hem niet altijd, maar op het kritieke moment, op de rand van leven en dood, door zijn sterke wil en zuiver gemoed, bereikt hij de Graal. De leer die we hieruit dienen te trekken is dat het streven naar het Hogere (bij Van Severen verwerkt in de Dinaso-leer) streng dient nageleefd te worden, en nooit uit het oog mag verloren worden. In die zin bereikt men “de onsterfelijkheid van de geest”.

Van Severen heeft het vooral tegen de mens die het samenhorigheidsgevoel mist; een samenhorigheidsgevoel dat bestaat onder de verschillende groepen van een volk. De massa wordt gedreven door eigen belang, en net hedendaags systeem weet dat listig uit te buiten:

Het is eigen aan de geest van deze wanordemachten dat zij elke tucht als dwang, elk gezag als geesteloos aanvoelen. De vrije mens wordt volgens hen slechts door zijn innerlijke stemming gedreven, in staatszaken zoals in andere. Deze geroemde vrijheid en innerlijkheid is van onzuiver allooi. Deze bestaat uit gevoel, luim, zelfzucht en gemakzucht, veel meer dan uit geest. Zulke stemming negeert de majesteit van wet en gezag, en het is bij deze heel goed te verklaren dat de Staat een prooi wordt die de partijen onder elkaar verdelen.”

Inderdaad, zo is het ook vandaag. Hoe komt dit allemaal? Er is geen gemeenschappelijk streefdoel en, geen gemeenschappelijk geestelijk ideaal meer. Het ontbreekt de mens volkomen aan grootsheid, want “God is teveel mens geworden, en de mens te weinig God”. De mens vergenoegt zich teveel aan aardse dingen, in plaats van te hunkeren naar grootse Godgerichte gedachten. Hij heeft geld comfort, en nog meer... en zou zelfs zijn eigen broer een loer draaien om nog meer van dit ‘slijk’ der aarde te bezitten. Hij prijst ‘de arbeid als de nieuwe God’ en niet meer de daad van de Vrije mens. Hierover schrijft Evola zeer duidelijk:

“In diesem Zusammenhang mag es interessant sein, darauf hinzuweisen, dass der Verfall des ’Tat-Prinzips’ zur den tiefer stehenden Kasten zugehörigen Form der Arbeit und Produktion oft von einem ähnlichen Verfall des ’Askese-Prinzips’ begleitet wird.“

Het is duidelijk dat bij de middeleeuwen dit daadprincipe bij de Ridderorden wel aanwezig was, en dat het hen niet ontbrak aan een hoger ideaal. In de Graallegende is dit hoger ideaal vanzelfsprekend de Graal en de heroprichting van het Goddelijk Koningschap. De daad wordt telkens gelijk aan het initiatieproces, waarbij diegene die een daad stelt, een bepaalde vorm van tuchtvolle ascese (de ascese van de daad) moet doormaken om zijn doel te bereiken.

Van Severen zou ongetwijfeld gepoogd hebben een Staat te vormen, waar de band met het Goddelijke nog niet verloren was. Het ghibellijnse principe moet hem zeker niet vreemd geweest zijn. Zo verbindt hij bvb. de Wet met God, want wetten van de Staat moeten rechtstreeks uit het Goddelijke voortvloeien.

“Eeuwige wet en menselijk gezag. Er is een noodzakelijk verband tussen de Eeuwige Wet en het menselijk gezag en zijn wetten, die van de eerste uitstraling zijn. De rechtvaardige wetten verkrijgen slechts hun geweten-bindende kracht door de Eeuwige Wet der Rede Gods, die er haar spoor in laat, juist omdat de onrechtvaardige wetten in strijd zijn met de Rede en met de Eeuwige Wet, zijn zij zonder verplichtende kracht.”

Is dit niet helemaal het ghibelljjnse principe van de goddelijk-gebonden macht en gezag die de imperator in staat stelt zijn Staat op een magisch-realistische wijze te leiden naar een Hoger Principe? Dit Goddelijk Recht is ook Koning Arthur niet vreemd. Hij wordt constant geleid door Gods Hand en meer bepaald door de Hogere mysterieuze Macht Merlijn (Taliesin), die niet van deze wereld is, maar wel behoort tot het verloren traditionele principe, dat Arthur moet pogen terug te vinden om de Eerste Cyclus, deze van de Gouden Aera, in eer te herstellen, Dit Goddelijk Recht komt heel sterk tot uiting in het Noordse tweegevecht of de Ridderlijke tweestrijd, waar de Goddelijke Strijd (de ‘Kleine Heiligen Krieg’ van Evola) zal uitmaken wie het bij het rechte eind heeft. Daardoor droegen tijdens de middeleeuwen verscheidene Ridderorden de naam ‘Strijders voor het Licht’ of Strijders Godsenz…

Dat Van Severen zich spiegelde aan de ghibellijnse gedachte blijkt te meer uit zijn bewondering voor Dante’s werk. Ook Evola heeft het hier meerdere malen over (cfr. Le Mystère du Graal et l’Idée Imperiale Gibeline) en herkent bij Dante nog verscheidene resten van de Ghibellijnse traditie van middeleeuws Europa. Laten we vooreerst Van Severen aan het woord:

“Dante, in zijn werk en in zijn gesprekken, riep altijd om een mannelijke imperator om het rot geworden Italiaanse volk te redden, een man die door hardheid en strengheid weer veerkracht zou geven en de lichamen en aan de geesten en die hernieuwd, hertemperde lichamen en geesten zou samenbinden tot een echt verbond van kracht. Die roep is ook onze roep!”

De verscheidene wegen in Dante’s werk omschrijft Evola als volgt:

“L’itinéraire spirituel représenté par le symbolisme de la ‘Divina Commedia’ finit par avoir un dénouement contemplatif, conforme à la conception dualiste de Dante, selon laquelle l’Empire et la spiritualité de la ‘Vita activa’ qui lui est inhérente représenterait une simple préparation à la ‘Vita contemplativa’.’

Het gaat er dus ook bij Dante om een tuchtvol en zeer gedisciplineerde levens wijze die naar het Hogere leidt, en waar de scheppende daad centraal staat.

Wat bij deze verscheidene schrijvers parallel loopt, is de strenge levensstijl en filosofie. Zij bewandelden zeker niet de makkelijkste weg, al wisten ze dat hun middel niet tot doel mocht verworden, en dat het geestelijke het materiële moet beheersen en niet omgekeerd. Zij wisten de band tussen Staatsgezag en God te behouden in tegenstelling tot het hedendaagse materialistische parlementaire systeem dat ons kompleet naar de afgrond zal leiden.

Ook de Graalridders waren aan een zeer strenge discipline onderworpen. Ze moesten hoffelijk, eerzuchtig en trouw zijn aan hun leider. Ze mochten het gevaar nooit uit de weg gaan en moesten steeds hulp bieden waar ze konden De band met God hielden ze sterk en door gebed en concentratie op het doel streefden ze naar het Hogere.

Van Severen was geen tafelspringer, geen arrivist, maar werd innerlijk gedreven door een edele gedachte. Zijn volk was voor hem het hoogste goed. Achter de IJzer werd hij geconfronteerd met zoveel wrede pesterijen die zijn volk te verduren kreeg, deels door verdeeldheid, en deels door onwetendheid. Die onrechtvaardigheid lag aan de basis van zijn doel: “Zijn volk verheffen tot een waardige natie!”

“Door liefde verbonden. Men heeft dit volk altijd willen leiden en geleid als aan klein volk, een dom volk, een slavenvolk. Dat is de averechtse manier. Ik wil het leiden en leid het als een groot volk, een verstandig volk, een soldatenvolk, een adellijk volk!

En dat kan ik doen en dat doe ik, omdat ik het volkomen ken. En ik ken het, omdat ik het bemin! Door deze liefde verbonden in onbreekbare trouw, voer ik u ter zege!”

Mijn inziens zou het verkeerd zijn hier nog iets aan toe te voegen, al wil ik er op wijzen, dat men Van Severen niets kan verwijten. Zijn gedachten kwamen vanuit zijn hart en zijn doel was het streven naar een Hogere Orde, een Goddelijke Orde! Wij hebben veel te leren van Van Severen, en ik raad elke lezer van dit tijdschrift sterk aan, deze gedachten, die een Hogere waarde vertegenwoordigen, degelijk onder de loep te nemen en ze te toetsen aan de werkelijkheid, de realiteit om te constateren waar we nu beland zijn. Het wordt hoog tijd! We moeten er iets aan doen!

_______________

Bron: tijdschrift Mjöllnir, 3e jg, 1985/3, pp. 50-59 en 3e jg, 1985/4, pp. 35-42.


Sprokkels

In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

Karel de Schaepdrijver – herinneringen van studenten te Eindhoven

“(…) Als we het dan toch over namen hebben mag die van ‘Kareltje’ niet ontbreken: Karel de Schaepdrijver, een van de meest markante leraren die op deze school hebben lesgegeven. Hij was al rond de zeventig toen ik hem kreeg als leraar Frans. Dat hij nu juist dat vak doceerde, had een zekere ironie, zo bleek mij later, veel later. Rond zijn persoon hing indertijd iets geheimzinnigs. Hij was van Belgische afkomst, dat was ons bekend en hij had iets gehad met het Activisme, een intellectuele minderheidsstroming in de Vlaamse Beweging die tijdens de Eerste Wereldoorlog gebruik wilde maken van de toestanden in het door de Duitsers bezette gebied om de doelstellingen van deze beweging, namelijk zich losmaken van de Waalse overheersing en het realiseren van een zelfstandig Vlaanderen, te verwezenlijken. Na de Eerste Wereldoorlog was Karel naar Nederland uitgeweken om vervolging wegens landverraad te voorkomen. Dat hij een vooraanstaand aanhanger was geweest van het Activisme bleek mij een tiental jaren geleden toen ik eens het lemma Activisme opzocht in de Grote Larousse Encyclopaedie. Naast de toelichtende tekst op het lemma was een pamflet afgebeeld, geschreven te Brussel op 23 mei 1918 door Karel de Schaepdrijver, korporaal 3e linie, 7e compagnie. Toen viel alles op zijn plaats, ook de ironie van het lot dat hij ons nu juist les heeft gegeven in de taal van Wallonië, het land van zijn tegenstanders. Karel de Schaepdrijver was een man van statuur, die ondanks het grote leeftijdsverschil voortreffelijk met jongeren kon omgaan. Hij bezat een aangenaam gevoel voor humor, en schreef zelfs een toneelstuk ‘Monsieur Ponceau’ dat in 1961 door de leraren van het Augustinianum werd opgevoerd, een eenmalige, zeer hilarische uitvoering van ongekend hoog niveau.” [Frank Zuylen op 25 september 2007]

“Karel de Schaepdrijver, onze leraar Frans, was inderdaad een indrukwekkende leraar met een indrukwekkend leven. Ieder die in Kareltje is geïnteresseerd kan ik verwijzen naar twee artikelen die zijn leven (op ontroerende wijze) in kaart brengen: Daniël Vanacker, Karel de Schaepdrijver, de sublieme deserteur. En van dezelfde auteur De Waarheid van Karel de Schaepdrijver. De artikelen zijn verschenen in respectievelijk Jaarboek 8 (2004) en 13 (2009) van het Studiecentrum Joris van Severen te Ieper België. Een must voor ieder die Karel de Schaepdrijver heeft gekend/gewaardeerd. Ik behoor tot zijn supporters voor het leven.” [Leonard Joosten op 4 oktober 2011]

“Ik hoor hem nog de klas binnenkomen: 'Monsieur Teunissen, essuyez le ta-bleau, s'il vous plait.' En als ik dan mijn taak volbracht had: 'Merci, monsieur Teunissen.' Waarop ik geacht werd te antwoorden: 'Il ny a pas de quoi, monsieur De Schaepdrijver." Mijn en zijn naam werden daarbij 'verfranst' uitgesproken. Het is overigens, met alle respect voor de inspanningen van Kareltje, zo ongeveer het enige van de Franse taal dat me is bij gebleven.” [René Teunissen op 4 oktober 2011]

“Over de boeken met beschrijving van Karel de Schaepdrijver het volgende: De website van het Studiecentrum Joris van Severen: http://www.jorisvanseveren.org en klik daar op "jaarboek", daarna wordt per jaarboek de inhoud samengevat. Inclusief alle gegevens waaronder het ISBN-nummer, bestelmogelijkheid enz.” [Frans Gommers op 4 oktober 2011] (…)”

________________

http://www.eindhoven-in-beeld.nl/picture/number2611.asp