> nieuwsbrief > 2012 - nr 3

Inhoud

Mededelingen


Hernieuwen ledenbijdrage 2012

Als verduidelijkt in ons vorig nummer zagen we ons verplicht de basisbijdrage op te trekken tot 29 €. Vanaf 35 € wordt u als steunend lid geboekt. Deze “indexering” is, gezien het vlot verloop van de ledenhernieuwing, in ruime mate als noodzakelijk begrepen en aanvaard. Waarvoor hartelijk dank.

In de bijdrage is als vanouds het abonnement op onze Nieuwsbrief Joris van Severen en op het – al 16e – Jaarboek Joris van Severen – zijn persoon, zijn gedachten, zijn invloed, zijn werk begrepen.

Enkel voor wie totnogtoe verstek verwijzen we naar de lidmaatschapsvoorwaarden elders op onze webpagina.

Omtrent Jef van Bilsen (1)

“Binnen de politieke en sociaaleconomische doelstellingen van de gemiddelde Vlaamse beweging – en uiteindelijk in een buitenbaan ervan – bezette het Verdinaso van Joris van Severen een bijzondere plaats: frontaal gericht tegen het democratisch bestel, soldatesk en corporatistisch. Na de moord op Van Severen in mei 1940 in Frankrijk, belandde de intern grondig verdeelde beweging in haar eindfase, niet in de laatste plaats omdat zij tevergeefs zocht naar een door de Duitse bezetter aanvaardbare rol in de collaboratie.

Tijdens die eindstrijd – gepaard met de onherstelbare verbreding en verdieping van de oude interne breuklijnen – traden opnieuw een aantal figuren naar voren die voordien uit de beweging waren verdwenen na conflicten met Van Severen. Eén onder hen was de advocaat Jef van Bilsen (1913-1996), die na de Tweede Wereldoorlog nog hoogleraar zou worden aan de Universiteit Gent, regeringscommissaris voor de Derde Wereld, secretaris-generaal voor de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en tenslotte een belangrijke rol op zich nam in de emancipatiebeweging in Belgisch Kongo.

Binnen de (na de dood van Van Severen) stuurloos geworden Dinaso-beweging poogde Van Bilsen vruchteloos opnieuw een rol van betekenis te vervullen. Hij verdween echter opnieuw uit de gelederen en evolueerde naar het Belgisch verzet. Het vertrek van Van Bilsen uit de Dinasogroep(en) ging gepaard met een ideologische split die de beweging tenslotte naar haar uit-gang uit de geschiedenis leidde. Zoals Wt-auteur Brecht Lein in zijn Jef van Bilsen en het einde van het Verdinaso aantoont, waren de finale moeilijkheden binnen de beweging niet te wijten aan de interne conflicten en de opportunistische wedijver, maar aan de “dieper gewortelde ideologische tegenstellingen die al vanaf 1937 aanwezig waren in het Verbond. De bezettingskoorts en het wegvallen van de neutraliserende figuur Van Se-veren maakte het uiteenvallen van het Verdinaso bijna onontkoombaar.”

______________

Frans-Jos Verdoodt in zijn inleiding tot de bijdrage van Brecht Lein, in Wetenschappelijke Tijdingen, nr. 2012/1, p. 5. De bijdrage beslaat de pp. 34-56 van dat nummer.

Omtrent Jef van Bilsen (2)

“Na de gewelddadige dood van zijn dominerende voorman Joris van Severen viel het Verdinaso uiteen in elkaar bestrijdende ‘alternatieven’. De belangrijke Dinasokern rond Jef François evolueerde naar het VNV en naar de eenheidsbeweging (…). De andere belangrijke Dinasokern, waarin Jef van Bilsen een ambitieuze rol opnam, zocht een andere weg binnen het credo van de Nieuwe Orde.

Eerst kwam de socialistische leider Hendrik de Man in het vizier. Maar noch de dinaso’s rondom Van Bilsen, noch de figuur van De Man zelf waren voldoende enthousiast om dit soort Duitsvriendelijke Eenheidsbeweging op gang te trekken. (…)”

___________

Frans-Jos Verdoodt in zijn inleiding tot de bijdrage Jef van Bilsen tussen Hendrik de Man en Tony Herbert, van Brecht Lein, in Wetenschappelijke Tijdingen, nr. 2012/2, p. 102. De bijdrage van Lein beslaat de pp. 105-140 van dat Wt-nummer.

Algemene vergadering vzw Studiecentrum Joris van Severen

De jaarlijkse AV ging door te Ieper op 6 mei jongstleden. Binnen de Raad van Bestuur aanvaardde Ruud Bruijns de taak van ondervoorzitter. Als nieuw lid binnen de Raad konden we mr. Erik Langerock verwelkomen.

Als reeds vroeger vermeld komt er in het najaar van 2014 een grote fotobiografie over Joris van Severen en zijn beweging. Deze uitgave zal gekaderd worden binnen een colloquium - met aansluitend de boekvoorstelling - dat in het vroege najaar 2014 te Wakken zal doorgaan, alwaar dan tevens ook het vernieuwde Museum Hugo Verriest - Joris van Severen binnen zijn nieuwe huisvesting toegankelijk zal worden.

We houden u via onze Nieuwsbrief Joris van Severen op de hoogte van de voortgang van deze belangrijke projecten.

Joris van Severen en de Graal

In onze vorige Nieuwsbrief 2012/1 brachten we het eerste deel van dit verhaal. Gezien de omvang kunnen we het tweede deel eerst in onze volgende Nieuwsbrief 2012/4 brengen.

 

 

De revoluties....



De revoluties die vanaf het einde der

Middeleeuwen de wereld hebben

geschokt vertonen uitgesproken

naar buiten aanvallende en naar buiten

zich imponerende tendensen.

De moderne revoluties integendeel vertonen

het tegenovergestelde kenteken:

zij zijn in wezen uitgesproken defensief.

 

Het zijn geen liberale revoluties meer

maar conservatieve revoluties.

 

(Hans Zehrer, in ‘Die Tat’, juni 1933)

 

De DINASO-REVOLUTIE

die wij voorbereiden

en begonnen zijn,

is in wezen een

 

CONSERVATIEVE REVOILUTIE

 

(Hoofding ‘Hier Dinaso’, 10 juni 1933)

 

 

 

Herdenking Brugge, 19 mei 2012

Toespraak namens het Abbevillecomité


Stefaan Coudenys, voorzitter

Het is 72 jaar voorbij de gebeurtenissen van mei 1940. Op deze muur zijn ter eeuwige gedachtenis de namen van vier slachtoffers aangebracht van een drama dat nooit had mogen plaatsvinden. Ze werden met nog 17 anderen vermalen door gebeurtenissen die hun leven ver overstegen. Zonder enige verklaring of reden opgepakt in de chaotische meidagen van 1940 werden ze op transport gezet om in de algemene paniek na de snelle opmars van de Duitsers als slachtvee afgemaakt te worden. Het mag een wonder heten dat aan het moorden een einde werd gemaakt op het moment van diepste wanhoop, toen de dood voor alle 70 weggevoerden in de kiosk van Abbeville onvermijdelijk leek en gebed de enige troost.

Deze vier Bruggelingen hebben uiteindelijk een laatste rustplaats gevonden. De erven Van Severen en Ryckoort kozen ervoor hun dierbaren begraven te laten in Abbeville, op de uiterste grens van hun geliefde Nederlanden. De stoffelijke resten van Maria Ceuterick en Louis Caestecker werden eind jaren ‘70 overgebracht naar het militaire kerkhof van De Panne. De naast- en nabestaanden van de slachtoffers blijven tot op vandaag worstelen met het verleden.

Terugblikkend vanuit de veiligheid van het heden is het makkelijk de wereld op te delen in goed en kwaad. De Tweede Wereldoorlog is in deze morele afrekening een toonbeeld van een ethische oorlog: goed tegen kwaad. En ieder die door de slechterik gedood wordt is een held; elkeen die door kogels van de ‘juiste’ kant viel, niets meer dan ‘collateral damage’: spijtig, maar helaas en onvermijdelijk in de turbulente tijden van toen. Geen wonder dat het onmogelijk bleek deze vier Bruggelingen als oorlogsslachtoffers te beschouwen en hun namen bij te schrijven in de gedenkplaten hier even verder in de Kartuizerinnenstraat: elke grijsnuance moet onvermijdelijk verdwijnen uit een simplistisch verhaal van wit en zwart.

Heel deze geschiedenis toont helder aan dat iedereen tot de meest afgrijselijke wandaden in staat is. Zelfs in die rechtstaten die België en Frankrijk minstens in naam toch waren, bleek het mogelijk de grens tussen menselijkheid en barbarij te overschrijden. De rede ruimde baan voor kogels en geweerkolven. Hoe eenvoudig bleek het een mensenleven te smoren in bloed. De vraag die elk jaar op deze herdenking gesteld moet worden: hoe zeker zijn we zelf van ons eigen grote gelijk? Hoe zeker kunnen we er zelf van zijn dat we ons nooit laten verleiden door het Kwaad. Het is een vraag van persoonlijke verantwoordelijkheid en van structuren.

Het verhaal van deze vier Brugse slachtoffers van Abbeville speelt op deze beide vlakken. Het is een zeer persoonlijk verhaal van verlies en wanhoop en van verlossing voor de overledenen, die hen voor altijd zal tekenen. Tegelijk leert het ons dat het vernis van beschaving heel snel verdwijnen kan in de wervelwind van de geschiedenis.

Het heden wordt gebouwd op fundamenten van het verleden. Een juiste blik op dat verleden kan ons ervoor behoeden blind in dezelfde barbarij te vervallen. Ziehier het belang van Eeuwige Gedachtenis.

 

Toespraak herdenking, Brugge 19 mei 2012

Jean-Marie Bogaert, Schepen van Toerisme

Geachte Mevrouw Gaby Warris,

Geachte Mevrouw Isabelle Rijckoort,

Geachte Voorzitter en leden van het Abbevillecomité,

Dames en Heren,

Het is symbolisch belangrijk dat ik nier namens het Brugs stadsbestuur het woord mag nemen.

Ik was reeds eerder in de gelegenheid om in naam van het College van Burgemeester en Schepenen deemoedig onze verontschuldigingen aan te bieden voor de fouten van 10 mei 1940 en voor het leed aangedaan aan de betrokken families, toen totaal onschuldige Bruggelingen door de Brugse politiecommissaris werden opgepakt, gevangengezet in ‘t Pandreitje en later op transport naar Frankrijk

Ik wens dit vandaag nogmaals te herhalen in aanwezigheid en aan het adres van Mevrouw Gaby Warris die als 18-jarige kleindochter van Maria Ceuterick het bloedbad van Abbeville op 20 mei 1940 op een eerder miraculeuze wijze heeft overleefd. Midden in de executies besluit de moeder van Mevrouw Warris de overgeblevenen in de kiosk aan te manen te bidden. Werd haar gebed verhoord of was het toeval dat luitenant Jean Leclabart precies op dat moment op de plaats van het bloedbad arriveerde en er een einde kwam aan de laffe executies.

We zijn nu 72 jaar later, maar het is zeer de vraag of de tijden wel echt veranderd zijn. Vorig jaar nog heb ik hier als stadsmagistraat de oproep herhaald om deze droeve bladzijde uit onze geschiedenis om te draaien en met z’n allen mee te werken aan de noodzakelijke verzoening. Hoe moeilijk dit voor velen nog steeds is bleek ondermeer uit de verslaggeving die door de RTBF vorig jaar van deze herdenkingsplechtigheid werd gemaakt.

De verslaggeefster van dienst noemde het - ik citeer: “Een heropleving van extreem rechts in Vlaanderen. Vlaanderen dat nog steeds banden onderhoudt met het verleden en er hulde aan brengt zelfs al behoort een extreemrechts flamingant onder de slachtoffers.” Einde citaat.:

Onwetendheid en blinde vooringenomenheid liggen ongetwijfeld aan de basis van deze gevaarlijke voorstelling van feiten. Terwijl we inmiddels uit diepgaand historisch onderzoek - ondermeer van Brugs historicus dr. Carlos Vlamynck - weten dat er op het ogenblik van hun aanhouding geen enkele smet rustte op de vier Brugse slachtoffers van het bloedbad van Abbeville.

We hebben ook in ons land dus nog een lange weg te gaan.

Het moet immers voor iedereen duidelijk zijn: een volk dat zijn verleden niet kent heeft geen toekomst.

Ondermeer ook daarom is het goed dat het Abbevillecomité de gedachtenis aan deze onschuldige Brugse slachtoffers in ere houdt. Het is ook daarom dat wij er als stadsbestuur graag onze medewerking aan verlenen.

Homilie herdenkingsmis te Male 19 mei 2012

Roeland van Steenkiste

Wij horen hoe de evangelist Johannes Jezus opvoert in zijn zogeheten “hoogpriesterlijk gebed”. Jezus bidt om eenheid onder zijn leerlingen. Dit indringend gebed om eenheid is van toepassing op onze tijd.

De eenheid, de vriendschap, de verbondenheid, de liefde waarvoor Jezus bij zijn afscheid bidt zijn niet vanzelfsprekend.

Ik denk aan pijn, verdriet, verdeeldheid, afgunst, achterdocht in onze eigen omgeving. Er is strijd, oorlog, ellende op vele plaatsen van de wereld.

Het leven van Jezus is een oproep tot eenheid, tot waarachtigheid, tot waardigheid, alles gedragen door de liefde. Liefde als stuwende kracht waar ieder mens kan van leven. Liefde als stuwende kracht die iedere mens in zijn waardigheid herstelt. We weten hoe het met Jezus is afgelopen: vermoord, gestorven aan een schandpaal.

Foto op de ‘gedachtenis’ uitgereikt tijdens de herdenkingsmis 2012 te Male.

Naast Joris van Severen de Noord-Nederlandse Dinaso-voorman Ernst Voorhoeve

 

Wie idealen koestert die een mens, die een samenleving, die een volk boven zichzelf verheft, heeft af te rekenen met onbegrip, ongeloof, afgunst, zelfs moorddadige haat.

Joris van Severen, die we vandaag sereen herdenken, had zichzelf een zending met een duidelijke boodschap toegemeten. Tegen de dreiging van de laksheid, tegen het verkommeren van levenswaarden, tegen de morele en godsdienstige teloorgang van het Dietse volk, ijverde hij onomwonden, onwankelbaar principieel voor het herstel van de waardigheid der Nederlanden. Hij ijverde onomwonden, onwankelbaar principieel voor het herstel van de fierheid tot het volk der Nederlanden te behoren.

De Tweede Wereldoorlog, de daarmee gepaard gaande Belgische bekrompenheid, verdachtmakingen en politieke afgunst betekenden het einde van Joris van Severen, van Jan Ryckoort en hun lotgenoten, allen op 20 mei 1940 laf vermoord in Abbeville.

Geïnspireerd door de haat is toen gebeurd wat nooit mocht gebeurd zijn. Als christen belijd ik de opstanding van Jezus uit de dood, dank zij de liefde van God. De liefdesboodschap die Jezus heeft gebracht, leeft voort in de velen die leven van zijn woorden en van zijn daden.

Zijn testament, de vestiging van het Rijk Gods, is nog in volle ontwikkeling. ’t Is treurig om zeggen, echter, we kunnen sinds jaren niet meer spreken van een christelijk Vlaanderen met zijn torenhoog AVV-VVK, de leuze van de Frontbeweging waartoe ook Joris van Severen behoorde, wat hem trouwens een strafkamp en degradatie heeft gekost.

Het heeft mij altijd verbaasd dat Joris van Severen dit “land van de haat” gans zijn leven, weze het in beperkte mate, krediet heeft gegeven… Het testament van Joris van Severen wordt gedragen door een kleine, moedige, standvastige groep mensen, verenigd in de Stichting die zijn naam draagt.

Soms vraag ik mij wel eens af: wie ben ik dat ik dit doen mag: voorgaan in de eucharistie waarin Joris Van Severen wordt herdacht. Van mij wordt niet de moed gevraagd die het leven van Joris van Severen heeft gesierd. Moed in zijn zorg voor de Nederlanden, het Volk der Lage Landen dat Hij door zijn levenswijze onbaatzuchtig rechtlijnig heeft gediend.

Mijn voorgaan in deze herdenkingsmis, dit door mijn flamingantisme gein-spireerd getuigenis is een uiting van mijn diepe eerbied voor zijn grote persoonlijkheid.

Joris Van Severen, een man naar Gods hart omwille van zijn geloof in zijn grootse idealen.

Joris Van Severen, een man naar Gods hart omwille van zijn hoop op de morele, godsdienstige opstanding van Dietsland.

Joris Van Severen, een man naar Gods hart omwille van zijn liefde voor het Prinsenvolk der oude Nederlanden.

 

Bezinning bij het graf te Abbeville o 20 mei 2012

Vik Eggermont

Wanneer wij abstractie maken van alles wat in het leven en streven van Joris van Severen tijdgebonden was, gebonden dus aan de toestanden en de inzichten van de periode tussen de twee wereldoorlogen, bekeken vanuit de heersende geest van toen, (en ik weet hoe moeilijk het voor de mens is om het verleden niet te bekijken met de ogen van vandaag);

·        wanneer wij eruit wegsnijden alles wat getekend is door de tijdgeest en door de verwachtingen en betrachtingen van de mensen van toen;

·        wanneer wij de diepere drijfveren trachten te ontwaren, die hem bewogen hebben in zijn 20 jaar lang volgehouden politieke activiteit,

·        dan stellen wij twee determinerende kenmerken van zijn verschijning als politiek voorman vast:

-          zijn grenzeloze liefde voor het eigen volk, voor het eigen vaderland en

-          zijn onuitputtelijk geloof in de toekomstmogelijkheden van dit volk en dit land

Men leze en herleze zijn geschriften en redevoeringen in dit perspectief. Slechts één aanhaling om dat te onderlijnen:

“Men heeft dit volk altijd willen leiden en geleid als een klein volk, een dom volk, een ‘slavenvolk’. Het is de averechtse manier. Ik wil het leiden en leid het als een groot volk, een verstandig volk, een soldatenvolk, een ‘edel volk’. En dat kan ik doen en dat doe ik omdat ik het volkomen ken. En ik ken het omdat ik het ‘bemin’.”

Graaf de Broqueville, de Belgische Eerste-Minister tijdens de Eerste Wereldoorlog, getuigde over hem:

            “C’est un orgeuilleux de son pays!”

Hij was trots op zijn volk, zoals men alleen maar trots kan zijn op wat men hartstochtelijk lief heeft. Zoals een vader trots is op de prestaties van zijn zoon. Voor Joris van Severen waren volk en vaderland geen abstracte begrippen, maar concrete werkelijkheden.

Het volk was voor hem geen louter politiek of sociologisch concept. Het vaderland was voor hem geen figuur op een landkaart met de daarbij horende symbolen: vlag, wapenspreuk en lied. Het volk, dat waren voor hem essentieel MENSEN.

Nog een citaat:

            “In de loopgrachten van de IJzer

             heb ik mijn volk terug gevonden.”

Het volk dat zijn ten slotte in de eerste plaats de mensen rondom ons, onze familie, onze buren, onze vrienden, onze werkmakkers…

En het is voor al deze mensen, met hun kleine en grote noden, met hun talenten maar helaas ook gebreken, dat wij ons moeten inzetten in liefdevolle toewijding.

Alleen de liefde schept de bindingen die een hechte gemeenschap maken. De liefde is het gemeenschapsscheppend en ordenend beginsel bij uitstek.

 

  De prachtige bloemengarve die op 20 mei 2012 het dubbelgraf sierde

De vaderlandsliefde van Joris van Severen was dan ook een sociale vaderlandsliefde. Zij ging naar het gehele volk, voorzeker, maar vooral naar diegenen onder het volk, die deze liefde het meest nodig hebben, naar diegenen die aan een waarachtige gemeenschap het meest behoefte hebben.

En omdat bij hem de drijfveer de liefde voor zijn volk was, is hij nooit een ideoloog geweest, nooit de man van een systeem.

Zijn grote soepelheid in de actie, zijn ‘nieuwe marsrichting’, die men hem zo bitter verweten heeft en waardoor hij het bestaan van zijn beweging zelf op het spel zette, vonden daarin hun grond en rechtvaardiging. Voor hem gold enkel: de zaken zien zoals ze zijn.

“Ik erken de strenge noodzakelijkheid van een politieke leer, maar nooit ben ik van die leer de gevangene geweest en ik wil het nooit zijn.”

Het zijn zijn eigen woorden.

Alleen telde voor hem het doel: het volk dat moet verenigd worden en tot hogere ontwikkeling, zo geestelijk als materieel, gevoerd. Hij wist dat de weg naar dat doel niet uitsluitend door de dorre Jansenistische rede te bepalen is. Daarom was hij een Staatsman.

Om zijn volk te beminnen, moet men het kennen.

Maar kennen wij ons volk wel?

Niet alleen het volk uit de geschiedenisboeken, maar ook dat van 2012? Kennen wij dat volk in al zijn standen? In al zijn gewesten? Wat weten wij bijvoorbeeld over de verlangens en de noden van de mensen uit de Westhoek? Uit de Borinage? Uit het Oldambt in het verre Groningen? Wat weten wij over de Luikenaars, de Zeeuwen, de Kempenaars, de Ardennezen, de mensen uit Drenthe en het Kennemerland?

Weten wij hoe er gedacht wordt in de kringen van de meest ontwikkelden uit deze en andere gewesten? Zien wij ons volk niet te veel in de beperkte optiek van onze eigen omgeving? Wat weten de Zuid-Nederlanders doorgaans over Noord-Nederland? En omgekeerd. Hoeveel z.g. ‘Groot-Nederlanders’ hebben het er voor over om zich te abonneren op een krant uit het Noorden?

Zien wij de hereniging van de Nederlanden niet te zeer als een strijd tegen boemannen, dan wanneer het vaderland juist een gebouw is dat onophoudend, van dag tot dag, met liefdevolle toewijding en begrip voor elkaar moet opgetrokken worden? Met liefdevolle toewijding, maar ook met een oneindig geduld. Een geduld dat alleen door een onmetelijke liefde kan opgebracht worden. Zoals we dat terug vinden in de geduldige liefde van een moeder voor haar kind.

Bijgevolg moeten wij de problemen van het hele volk en van alle gewesten ontwaren en bestuderen. En zoeken naar hun oplossing.

Het was een fout, een begrijpelijke fout, maar niettemin een fout, van de Vlaamse Beweging alles uitsluitend te hebben gezien in het perspectief van de taalstrijd. Lodewijk de Raet waarschuwde echter vele jaren terug al tegen deze kortzichtigheid. Voor hem was volkswelvaart een noodzakelijke voorwaarde voor de verheffing van een volk, voor zijn geestelijke opgang, voor zijn aanzien en zijn macht.

Ons volk beminnen wil zeggen: in de bres staan voor onze medestanders, dat zeker. Maar ook met uitgestoken hand de andersdenkenden en anderstaligen tegemoet treden. Met begrip voor hun standpunten en met minzaamheid.

Ons volk beminnen wil zeggen: Geloven in zijn grootheid. Zijn grootheid in het verleden, maar ook zijn grootheid in het heden. Zonder blind te zijn voor zijn soms afschuwelijke gebreken. Wij zijn een volk met grote deugden en talenten, wij hebben toekomstmogelijkheden. Maar wij zijn ook soms zo vreselijk klein: ons individualisme, onze hang naar onmiddellijke resultaten, ons particularisme, onze partijzucht houden onze opgang tegen.

Dit was wellicht het meest herhaalde “leidmotief” van Joris van Severen:

“Wij zijn een groot volk, een Prinsenvolk. Wij zijn tot grote dingen in staat geweest, wij zijn nog tot grotere dingen bekwaam.”

Na de nederlagen van de laatste eeuwen, na al de verliezen die wij geleden hebben, na “Abbeville”, symbool van een vreselijke nederlaag, maar ook symbool van een grootse hoop, zijn wij er in geslaagd, ondanks een beleid dat niet uitblinkt door inzicht, bezieling en zin voor grootheid, ons te handhaven en op te werken tot een volk dat in Europa opvalt door zijn welvaart. Men mag daar niet schouderophalend aan voorbij gaan. Het vertegenwoordigt een jarenlange inspanning van een hele natie, geleid door een minieme minderheid. Ook geestelijk zijn wij creatief. Onze kunstenaars en musici moeten niet onderdoen voor die uit andere landen in Europa. Maar kennen en waarderen wij hen wel voldoende? De prestaties van ons volk in het verleden moeten ons ook nu nog fierheid aansporen. Uit deze fierheid moeten wij kracht putten.

Ons volk vervult in Europa een eigen taak. En zeker “buitenland” is daar niet ongevoelig voor. Met de Benelux hebben wij de weg getoond naar de eenmaking van Europa. Op economisch vlak wordt het thans tijd om het ook te doen op politiek vlak. Wij moeten de pretentie hebben in Europa een voortrekkersrol te blijven spelen. Immers met de erkenning van, het respect voor en de bevestiging van de eigen geaardheid van de talrijke samenstellende delen van ons volkslichaam, zijn wij meer dan ooit de microkosmos, het laboratorium van Europa.

Een Europa dat zich op deze kentering van de tijden in een diepe crisis bevindt. Financieel en economisch, ongetwijfeld, maatschappelijk ook, maar bovenal: moreel en spiritueel. Omdat wij dat heerlijke axioma dat zegt dat evangeliseren en beschaven synoniemen zijn hebben verraden. Dergelijk Europa moet onherroepelijk in kleinheid ten gronde gaan. Tenzij het leert denken als Van Severen. Dan zal het de dijken kunnen herstellen vooraleer ze definitief doorbreken en zullen wij met hem kunnen zeggen: “alors nous tiendrons dans une main de fer la clef d’Europe”.

Ja, wat doen wij met die erkenning, dat respect, die bevestiging van onze eigen aard? Wat doen wij om die verscheidenheid in vruchtbare samenwerking om te zetten?

De grote Teilhard de Chardin betoogt doorheen al zijn werken dat er in de kosmos een energiebron is, die in kracht al de andere overtreft. Een energiebron die de onderscheiden elementen naar elkaar toe drijft, ze samensnoert, ze vruchtbaar maakt, ze opstuwt, ze aandrijft. En deze energiebron is de menselijke liefde, de meest verheven en meest bewuste uitdrukking.

Laten wij deze energiebron aanwenden, zoals Joris van Severen ons daartoe het voorbeeld heeft gegeven. Met zijn leven en met zijn dood.

Toen hij op die noodlottige dag uit de dodenkiosk in Abbeville naar buiten trad – omdat hij niet anders kòn zonder zichzelf en zijn hele leven te verloochenen - het zonnelicht tegemoet, zette hij als het ware zijn handtekening onder zijn werk.

 

TeKoS en Verdinaso

“(…) Ondertussen kwamen in het weekblad Hier Dinaso! onmiskenbaar sympathieën voor nazi-Duitsland en anti-joodse uitspraken naar voren. Van Severen weigerde die tegen te spreken, hoewel hij persoonlijk van mening was dat het Verdinaso geen boodschap had aan buitenlandse fascistische en nationaalsocialistische stromingen. Vanaf 1935 haalde hij ook uit naar het communisme als de grote bedreiging van het Westen. Op het hoogtepunt van de Tsjechoslowaakse crisis op 28 september 1938 stuurde Van Severen een telegram aan eerste minister Spaak waarin stond dat het Verdinaso "in volkomen loyaliteit en tucht achter koning Leopold, in de onvoorwaardelijke dienst van volk en land" stond. In de jaren voordien had Van Severen contacten gelegd met personen uit het Belgische politieke establishment, onder ander met Hendrik de Man. Na 28 september verhoogde Van Severen nog zijn steun aan de regering en aan de neutraliteitspolitiek. De internationale toestand heeft hem er ongetwijfeld toe gebracht een aantal doctrinaire scherpe kanten af te slijpen. Zelfs een toenadering tot de verkiezingen van 2 april 1939 zat erin. Maar tezelfdertijd bleek dat sinds 1936 vele vooraanstaande Dinaso's het moeilijk met hem eens konden zijn. Eigenlijk was hij als leider, na het wegvallen van Wies Moens, steeds meer vereenzaamd. De mobilisatie ontkrachtte verder het organisatiekader van de beweging. Op 10 mei 1940 werd Van Severen door de Staatsveiligheid aangehouden. Interventies van onder meer senator Pierre Nothomb richtten niets uit. Op 15 mei werden Van Severen, Ryckoort en Léon Degrelle op transport geplaatst, vier dagen later arriveerden de gevangenen in Abbeville. Op 20 mei 1940 werd hij door Franse soldaten dood geschoten. De dood van Van Severen was meteen een fatale slag voor het Verdinaso. De beweging die sterk aan zijn persoon gebonden was geweest en steeds slingerde tussen een politieke vormingsformatie en een uitdagende militie, viel uiteen. Een deel van de volgelingen stapte in 1940-1941 de collaboratie binnen, een ander deel verkoos de kant van het verzet. Van Severen en het Verdinaso worden door TeKoS [het tijdschrift Teksten, Kommentaren en Studies] zeer positief benaderd. Het Verdinaso wordt voorgesteld als een beweging die een constructieve strategie hanteerde in een decadente en verloederde periode. “Het Verdinaso wilde niet profiteren van de decadentie van de parlementaire democratie om aan de macht te komen, zoals de rexisten hoopten en evenmin in blinde woede de Belgische staat vernietigen, zoals vele Vlaams-nationalisten. Het Verdinaso wilde de oorzaken van het verval bestrijden en een nieuwe staat opbouwen.” Net als Nieuw Rechts, wilde het Verdinaso een tegenproject uitbouwen dat een alternatief moest bieden voor de (gepercipieerde) decadentie van het eigen tijdperk. De afwijzing door Van Severen van het gedachtegoed van de Franse Revolutie is een ander aspect waarom hij op zo veel sympathie kan rekenen. TeKoS beschouwt Van Severen als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de conservatieve revolutie in het interbellum in Vlaanderen. Hij wordt omschreven als de meest uitgesproken jong-conservatief in Vlaanderen. Zijn nadruk op orde, elite en staat, zijn anticommunisme en zijn keuze voor het rijk zijn elementen die duidelijk overeenkomsten vertonen met de jongconservatieve stroming in Duitsland. (…). TeKoS benadrukt daarbij dat Van Severen een geheel eigen conservatief-revolutionaire beweging uitbouwde en zeker geen kopie nastreefde van de bewegingen van Hitler en Mussolini. Hij wordt voorgesteld als een groot politiek denker: “Wanneer politiek betekent ‘macht veroveren’ dan dienen Joris van Severen en Louis Gueuning gerangschikt te worden onder de grandioze mislukkingen. Wanneer met dit dubbelzinnig begrip de zorg om de ‘polis’ bedoeld wordt en het zoeken naar wegen die leiden naar een menswaardig bestaan, waarbij persoon en gemeenschap naar hun ultieme bestemming worden geleid, dan behoort Joris van Severen, samen met Louis Gueuning tot de grote politici. Beide behoren zij tot de falanx die de strijd aanbonden tegen ‘de ideeën van 1789’. In denken en handelen ontwikkelden zij alternatieven voor een samenleving op maat van de mens en beantwoordend aan de hoge roeping van de mens.” Volgens Luc Pauwels was het Verdinaso vooral een vormingsbeweging en geen militie. De politieke methode van Van Severen steunde volgens hem op de voorbeeldfunctie en de veroveringskracht van de nieuwe elite die door het Verdinaso moesten worden belichaamd. Van Severen gaf zijn volgelingen een ‘fiere ziel’ mee. De aristocratische elite waar Van Severen voor pleitte, moest een dienende elite zijn, een elite die offervaardigheid en discipline voorstond. Volgens Nieuw Rechts is er vandaag de dag dringend nood aan een dergelijke elite. Er is nood aan een staatsdragende klasse, een door onbaatzuchtigheid en plichtsbesef gekenmerkte politieke elite die garant staan voor de rechtsstaat en bekwaam leiding kan geven. Het ontbreekt ons de dag van vandaag aan “fiere zielen”, aan belangloze, soevereine persoonlijkheden zoals Van Severen. Luc Pauwels stelt het in een artikel uit 1994 in TeKoS zo: ‘De morele kwaliteiten van Joris van Severen, zijn aristocratisch non-conformisme, zijn beleefde waarachtigheid en zijn tot het eindpunt doorgezette stoïsche levenshouding blijven het voorbeeld van een werkzaam tegengif tegen de Zeitgeist van deze late twintigste eeuw.’ (…)”

________________

Bron: http://www.bloggen.be/kitokojungle/archief.php?ID=1258012


In Memoriam


Frans Cools (19 april 1926 - 18 maart 2012). Deze St.-Niklazenaar in hart en nieren stond destijds zijn mannetje in het Jong-Dinaso. Tijdens WO II belandde hij in het NSJV en naderhand in de Flakbrigade, waarvan hij jarenlang de vaandrig was van hun vriendenkring en later van het Sint-Maartensfonds-Waasland.

Constant Govaerts (Antwerpen 3 juni 1915 - 3 mei 2012). Waarschijnlijk was hij wel een van de laatste overblijvende Dinaso’s.
Hij was, samen met z’n broer Jan, medestichter van de drukkerij C. Go-vaerts, die hij van klein bedrijfje opwerkte tot een van de grootste drukkerijen in het Antwerpse. Als Dinaso koos hij in 1940 resoluut tegen de strekking Le Roy-François. In verband daarmee een anekdote die hij me zelf verteld heeft: Op een gegeven moment hadden beide voornoemde heren het weekblad Hier Dinaso! in handen gekregen. Stan is toen, met enkele andere Dinaso’s in militantenuniform, ’s ochtends vroeg de hele oplage gaan ophalen bij de drukker. Deze heeft niets vermoedend – het waren immers Dinaso’s – de hele oplage meegegeven, die door Stan en zijn kor-nuiten volledig vernietigd werd. François en Le Roy zijn dan verplicht geweest het blad opnieuw te laten drukken. (VE)

Te Deinze overleed Maurits Waelkens (7 februari 1924 – 30 maart 2012), voormalig Jong-Dinaso en sinds jaar en dag lid van het Studiecentrum Joris van Severen.

Godfried Lannoo (Tielt 7 mei 1927 – Tielt 24 mei 2012) was, als zoon van de Dinaso Joris Lannoo, in zijn prille jeugd lid van het Jong-Dinaso. Hij maakte de Tieltse Uitgeverij Lannoo groot en mocht zich Godfried Ridder Lannoo noemen. Hij was ook Ridder in de Orde van Oranje-Nassau en gewezen president van de Orde van den Prince.

Josefa de Buysscher alias Zuster Leontine (10 maart 1923 - 13 februari 2012). Aanvankelijk verpleegster, later arts, werd zij de spraakmakende verdedigster van de palliatieve zorg als alternatief voor euthanasie. Volgens het getuigenis van wijlen Jef Werkers stond zij in haar jeugdjaren in Verdivro, de vrouwen- en meisjesafdeling van het Verdinaso. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ze actief in de DMS (Dietse Meisjesscharen).

Sprokkels

In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

Im Grenzgebiet zwischen konservativem und faschistischen Denken

“(…) Über Milizen, Standarten und Kapellen verfügte in Belgien schon seit 1931 eine Bewegung von ganz andere Herkunft: der Verbond van Dietsche Nationaalsolidaristen Joris van Severens. Es handelte sich um den radikalen Flügel der flämischen Bewegung, und sein Ziel war dem Ziel Degrelles gerade entgegengesetzt: Belgien sollte nicht neu aufgebaut und gesichert, sondern zugunsten eines großniederländischen Reiches zerstört werden. Das Prinzip der Volks- und Rassengemeinschaft über die Staatsgrenzen hinaus implizierte von Anfang an eine unverkennbare Nähe zum National-sozialismus; das Programm des antikapitalistischen und parlamentarischen Ständestaat bewegte sich im Grenzgebiet zwischen konservativem uns faschistischen Denken. Bei all dem war Joris van Severen von einer Gleichsetzung ’Dietschlands’ und ’Deutschlands’ sehr weit entfernt; sein gewaltsamer Tod während der Kriegshandlungen 1940 ersparte ihm die Wahl zwischen Widerstand und Kollaboration.“

_________________

Ernst Nolte, Der Faschismus – Von Mussolini zu Hitler, München; 1968, pp. 223-224.

Pyke Koch

Koch heeft het grootste gedeelte van zijn leven (15 juli 1901-27 oktober 1991) in de binnenstad van Utrecht gewoond. Hij studeerde er eerst rechten aan de Universiteit, maar brak zijn studie af en ging zich toen volledig op het schilderen richten. In Utrecht verkeerde hij in de kunstenaarskringen van personen die zich maatschappelijk geraakt voelden, door de dreiging van een afbrokkelende beschaving, zoals verwoord in Spenglers Der Untergang des Abendlandes (1918-1922).

Zelf zou Koch zich in de jaren dertig aansluiten bij het Verdinaso van Joris van Severen, vanwege de Heel-Nederlandse gedachte, maar toch vooral vanwege zijn afkeer van de bourgeoisie, zijn aristocratische gezindheid en bewondering voor heldendom en soldateske. Opvattingen die in die kringen werden gedeeld, het Verdinaso bestond in Nederland vooral uit intellectuelen.

_______________

Sjors Remmerswaal in Rechts Actueel: http://rechtsactueel.wordpress.com/2011/10/29/20-jaar-zonder-pyke-koch/

Gemeenschapszoekers…

“(…) Opvallend is dat zowel het Verbond van Nationaal Solidaristen (Verdinaso) uit 1931 als het Vlaams Nationaal Verbond (VNV) uit 1933 een katholieke signatuur droegen. Leemans begon vanaf 1936 te militeren in het VNV, terwijl zijn eveneens belezen en ideologiserende tijdgenoot Joris van Severen het Verdinaso had opgericht. De literaire inspiratiebronnen van Van Severen kwamen eveneens uit de fictie en de non-fictie. Een hele reeks Franse auteurs, als Léon Daudet van de Action Française, stonden in zijn bibliotheek naast de Britse Victoriaanse ‘heldenvereerder’ Thomas Carlyle, Nietzsche, contemporaine vertegenwoordigers van de Duitse Konservative Revolution, Hitler en nog wat nazi’s, Mussolini en andere fascisten. Anarchistische en communistische boeken ontbraken echter evenmin. Bij deze van origine Franstalige Vlaams-nationalist en vanaf 1934 ‘neo-Bourgondiër’ waren Franse geschriften of Franse vertalingen sterk vertegenwoordigd.(…)”

_________________

Olivier Boehme, ‘Gemeenschapszoekers’. Conservatieve Revolutie en literatuur in Vlaanderen tijdens het interbellum, in: Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, nr 88, 23e jaargang, nr .3 herfst 2005, pp. 32-53.http://www.gierik-nvt.be/Nr88/gierik88.pdf

De verkiezingen van 1936

“(…) Het Verdinaso had opnieuw opgeroepen blanco te stemmen. Om de impact van het Verdinaso te meten is het dus nuttig vooral in West- Vlaanderen naar de evolutie van de blanco-stemmen te kijken. In 1936 waren er in de provincie 5,8% blanco of ongeldige stemmen. Dat was 2,8% meer dan in 1932. Maar deze stijging tekende zich in heel het land af. In Antwerpen en Brabant waren er in verhouding meer blanco-stemmers dan in West-Vlaanderen (resp. 6,9% en 7,4 %), zodat men deze stijging bezwaarlijk aan de Verdinaso-oproep kan toeschrijven.

Maar dat in West-Vlaanderen het Verdinaso niet helemaal kan worden weggecijferd mag blijken uit het feit dat het arrondissement Roeselare-Tielt, de bakermat van het Verdinaso, met 6,4% blanco en ongeldige stemmen de spits afbeet. In 1929, toen Joris van Severen er nog opkwam, telde dit arrondissement in verhouding het kleinste aantal blanco en ongeldige stemmen: 3,2% (4,2% in de provincie). Het was ook het enige arrondissement waar het aantal blanco's en ongeldige stemmen steeg in 1932: 3,7% (3% in de provincie). Deze cijfers tonen echter vooral de zeer beperkte invloed van het Verdinaso op de verkiezingsuitslagen aan. Als men de verdubbeling van de blanco’s en ongeldige stemmen in het arrondissement Roeselare-Tielt tussen 1929 en 1936 volledig op rekening van het Verdinaso zou schrijven, dan gaat het toch nog altijd maar over 1.901 stemmen.(…)”

_________________

Bruno de Wever, De Vlaams-nationalisten in de parlementsverkiezingen van 1936, (p. 321), in: BTNG-RBHC, XXIII, 1992, 3-4, pp. 281-353.

DSB? – Verdinaso!

“(…) Nous avions trouvé ce mot “solidarisme” chez les Russes anticommunistes du NTS (Le Narodny Troudovoy Soyouz ou Union Populaire du Travail) et les Flamands du DSB (Joris van Severen). Au début de la llle Répu-blique, en France, Léon Bourgeois avait également essayé de populariser ce mot, en tant que troisième voie (mais positionnée au centre)…(…)”

__________________

Francis Bergeron in Rivarol, nr. 3021 van 10 november 2011.