> nieuwsbrief > 2012- nr 1

Inhoud


Mededelingen


Hernieuwen ledenbijdrage 2012

We worden elk jaar opnieuw rond de jaarwisseling geconfronteerd met de – uiteraard weer eens naar boven – aangepaste posttarieven. Deze uitgaven, voor de driemaandelijkse Nieuwsbrief Joris van Severen en voor het Jaarboek Joris van Severen slaan telkens weer een aanzienlijke bres in onze begroting. Na jarenlang de ledenbijdrage behouden te hebben op 25 € zien we ons thans verplicht de basisbijdrage op te trekken tot 29 €. Vanaf 35 € wordt u als steunend lid geboekt. Wie lid is van bvb het Davidsfonds kan vergelijken en vaststellen dat onze aangepaste ledenbijdrage parallel loopt met qua omvang gelijkwaardige uitgaven uit dat fonds. We laten daarbij wel commerciële foefjes achterwege: het is dus niet 29,95 €; wel 29 € rond. Waarbij we er – als in het verleden – op hopen dat onze leden hun bijdrage spontaan naar boven afronden. In de bijdrage is als vanouds het abonnement op onze Nieuwsbrief Joris van Severen en op het – al 16e – Jaarboek Joris van Severen – zijn persoon, zijn gedachten, zijn invloed, zijn werk begrepen. Bijliggend betaalformulier kan u daarbij dienstig zijn.

Rechtzetting Stichting Louis Gueuning

In onze vorige Nieuwsbrief (p. 6) kon me lezen dat de Stichting Louis Gueuning “in het leven geroepen werd na zijn dood”. Dit blijkt onjuist te zijn. In werkelijkheid werd de Stichting opgericht op 30 maart 1968; een paar weken na Gueunings 70e verjaardag (5 maart).

Fotobiografie Joris van Severen en het Verdinaso

Voor het jaar 2014 plannen wij andermaal een jaarboek buitenreeks. Het wordt een kijkboek in groot formaat en veelal in kleurendruk. Voor dat project slaan Pieter Jan Verstraete en Maurits Cailliau de handen in elkaar. Voor de illustraties wordt, naast onze eigen beeldbank, een beroep gedaan op de collecties van het Archief Joris van Severen binnen de Leuvense Universiteitsbibliotheek. De voorstelling van deze uitgave zal kaderen binnen een Colloquium Joris van Severen dat te Wakken zal doorgaan.


Huldebetoon aan Louis Gueuning


te Mainvault op 5 november 2011

Joseph E. Peeters

Straks veertig jaar geleden, op 15 november 1971, stonden wij hier voor uw graftombe, om uw stoffelijk overschot toe te vertrouwen aan uw kleine vaderland – Henegouwen - dat aan de westzijde ligt van de XVII Provinciën van Keizer Karel de Vde, die deze staat en dit volk der Nederlanden één en onverdeelbaar, onafhankelijk en zelfstandig had verklaard, teneinde hen toe te laten hun Europese roeping van synthese en federatie te volbrengen én de Rijksgedachte zin en inhoud te geven.

Indachtig uw grote voorganger Joris van Severen, op wiens graftombe te Abbeville u hebt laten beitelen “Pater Patriae” en wiens testamentuitvoerder u bent geworden, hebben wij u, op uw grafsteen, uitgeroepen tot “Defensor Civitatis et Ordinis”.

De grafsteen van Louis Gueuning op het kerkhof te Mainvault

Sindsdien bent u nooit uit de actualiteit van de geschiedenis der Nederlanden verdwenen. Deze actualiteit, vandaag, legt ons op “te doen wat moet gedaan worden”: heden is dat een korte en duidelijke boodschap door te geven aan onze nakomelingen, (want opvolgers zullen wij, hoe dan ook, hebben zolang de drie grote Europese stromen van het Deltagebied der Nederlanden, over berg en dal en over alle kunstmatige grenzen heen, de geopolitieke ruggengraat van het Avondland bevruchten):

·        opvolgers in de lijn van onze grootste “vaders des vaderlands” Clovis, Karel de Grote, Filips de Goede, Karel de Stoute, Jacob van Artevelde, Keizer Karel, Willem van Oranje, …

·        opvolgers die de schare zullen vervoegen van hen, die onze grootste vorsten geschraagd hebben en gestaafd in hun traditionele actie om het kerngebied van Europa en zijn beschaving te behoeden en te laten uitstralen over de wereld.

Wat houdt deze “Boodschap aan onze nakomelingen” in?

·        Ten eerste: “het is niet de mens die de Taak kiest; het is de Taak die de keuze van de mens doet”;

·        Ten tweede: “het is noodzakelijk onafgebroken wilskracht op te brengen en steeds in dezelfde richting, met hetzelfde natuurgetrouwe doel”;

·        Ten derde: “men moet er zich bewust van zijn dat niet eerst en vooral het resultaat telt, maar wel de voortdurende inspanning om het gestelde doel te bereiken en zich geestelijk te verrijken, als Persoon en als Gemeenschap”.

Samen gevat: wat in de komende harde tijden “het koren van het kaf zal scheiden” dat is, met een Latijns woord gezegd: “Constantia”, wat noodzakelijkerwijze beantwoordt aan het devies van Louis Gueuning: “Nulli concedo” – “Ik geef niets toe”, dit wil zeggen: Joris van Severen heeft gelijk.

Meteen zijn dit de enige voorwaarden om te slagen. En wij, Louis Gueuning, U en wij, wij zoals u, zijn ervan overtuigd, dat ook onze nakomelingen zullen slagen in de harde taak van het herstel der Nederlanden. “Gloriosior exsurgo” – “Ik herrijs roemrijker” hebt u, Louis Gueuning, als spreuk gegeven aan de Leeuw met de Zeventien Pijlen – roemrijker, glorievoller dan zelfs de vorige tweeduizend jaar.

Onder de hoede van de aartsengel Sint-Michiel, getrouw aan uw roeping, die u gedurende meer dan dertig jaar (1939-1971) bezield, belichaamd en gevolgd hebt, bezegelt u het woord van Joris van Severen: “het geloof, dat is het stalen pantser van de wil.”

[Joseph E. Peeters is permanent secretaris van de Stichting Louis Gueuning]

 

Grafkruis Dinaso-militant Robert Leuridan wordt hersteld


 
Op het kerkhof te Alveringem bevindt zich vlakbij het graf van Cyriel Verschaeve het grafkruis van Robert Leuridan (-?- - 1987). Dit houten grafkruis draagt het Verdinaso-embleem met ploeg, rad en zwaard.

 

Het grafkruis van Robert Leuridan

 

De laatste jaren bleek het grafkruis nogal te lijden gehad te hebben van de weersomstandigheden en verkeerde het in een eerder deplorabele toestand. Zo werd ons gemeld door een van onze leden, met de vraag of daaraan vanuit het Studiecentrum Joris van Severen iets te verhelpen viel.

We oordeelden dat dit niet zozeer toe de taken van het Studiecentrum kon gerekend worden (die zich beperken tot het studie-aspect) dan wel eerder tot het domein van de Stichting Joris van Severen behoorde (die instaat voor de jaarlijkse herdenkingen te Male en te Abbeville en het onderhoud van het dubbelgraf aldaar).

Vanuit dit midden werd het probleem aangekaart bij de volksvertegenwoordiger Danielle Godderis-T’Jonck, wiens schoonvader Daniël Godderis overigens destijds Verdinaso-hoofdman was te Alveringem. Op haar beurt nam zij in hieromtrent contact op met de burgemeester van Alveringem, die haar verzekerde dat vanuit de gemeente de nodige inspanningen zouden worden gedaan tot de instandhouding van het grafkruis.

Namens het Alveringemse schepencollege mochten wij op 20 oktober de bevestiging ontvangen dat het “College besliste om het grafkruis van de voormalige Dinaso-militant Robert Leridan op het kerkhof van Alveringem in eigen regie te herstellen en te onderhouden.”

We hebben niet nagelaten het Alveringemse gemeentebestuur van harte te danken voor deze beslissing, die mede de instandhouding van een uniek getuigenis voor de geschiedenis van de jaren van het interbellum vertegenwoordigt.

 

Bij het afscheid van het maandblad ‘Delta’


“Als één der eersten van de kleine schaar van hen die geloven in het licht van de nieuwe dag zonder hoop dit licht ooit zelf te mogen aanschouwen.”

            (uit zijn gedachtenisprentje)

DESIRE BINNEMANS

Eisden, 1 januari 1912 – Merksem, 16 september 1944

Vooraleer Delta definitief geschiedenis wordt, achten wij het onze plicht om er aan te herinneren dat het weldra, op Nieuwjaarsdag 2012, juist honderd jaar geleden zal zijn dat Desiré Binnemans in het Limburgse Eisden het levenslicht aanschouwde. Wij doen dit omdat wij beseffen dat hij wellicht diegene is van onze kleine kampgemeenschap die het zwaarste offer heeft gebracht, namelijk dat van zijn eigen leven.

Toen in 1944 de geallieerde opmars ten Noorden van Antwerpen tijdelijk stokte aan het Albertkanaal waar de Duitse troepen nog ruim drie weken lang hardnekkig weerstand boden, sneuvelde hij op 32-jarige leeftijd bij een poging om vanuit het nog bezette gebied (Merksem) het kanaal over te steken en contact op te nemen met leden van de Joris van Severen Orde en andere dinaso’s aan de overzijde van het kanaal. Wij weten niet of hij door een Duits, dan wel door een geallieerd kogelsalvo getroffen werd.

Desiré werd bijgezet op het kerkhof van Sint-Fredegandus in Deurne, thans een district van Antwerpen. Een deel van dat kerkhof werd weliswaar geklasseerd omwille van zijn historische en artistieke waarde, maar niet het stuk waar hij begraven lag. Zijn graf is dan ook sinds een aantal jaren verdwenen.

Desiré Binnemans had als beroep timmerman, maar hij was wel iemand die zijn ambacht met fierheid uitoefende. Zo was het bekend dat hij nooit een werkdag afsloot zonder zijn werkplaats netjes op te kuisen en alle gebruikte gereedschappen zorgvuldig op de plaats waar zij hoorden terug te leggen.

Jaarlijks ging wijlen André Godderis, die in het kader van de Joris van Severen-Orde met hem een bijzondere band had gehad, zijn graf in het najaar bezoeken. Ik, die Desiré Binnemans nooit persoonlijk heb gekend, had het voorrecht hem gedurende enkele jaren daarbij te mogen vergezellen.

Alvorens het bestaan van Delta af te sluiten en onze werking aan de archieven toe te vertrouwen, dachten wij deze verjaardag niet onopgemerkt te mogen laten voorbij gaan. Dit verminkte en ongelukkige volk, met een jeugd die wanhopig op zoek is naar een geestelijk houvast, kan het voorbeeld van iemand die voor zijn ideaal ook zijn leven veil had best gebruiken.

Desiré Binnemans stijgt daardoor torenhoog uit boven het gekakel van de bonte bende politicasters die ons politiek firmament momenteel verduisteren. Zijn voorbeeld mag niet vergeten worden.

Vik Eggermont, hoofdredacteur

In Memoriam


Antoon van Severen (Wingene 20 januari 1924 – Torhout 26 september 2011). Doctor juris Antoon van Severen was de auteur van de zeer gewaardeerde studie in twee boekdelen Joris van Severen – het verhaal van een leven. Alhoewel geen voormalig Dinaso, lag hij mee aan de basis van de Stichting Joris van Severen die in staat voor de jaarlijkse herdenkingsmis te Male en voor de instandhouding van het dubbelgraf van  Joris van Severen en Jan Ryckoort te Abbeville

Walter Kunnen (Antwerpen 29 mei 1921 – Genk 31 oktober 2011). Als scholier en student was hij lid van het AKVS, het Diets Jeugdverbond en het AVNJ, een jeugdbeweging die nauw aanleunde bij het VNV. Toen in 1941, tijdens de Duitse bezetting, het AVNJ opgeslorpt werd door de NSJV Vlaanderen, verliet Kunnen de organisatie, na betrokken geweest te zijn bij de zogenaamde ‘Putsch van Vilvoorde’, de dissidente strekking die inging tegen de verduitsingstendensen binnen de oorlogsjeugdbeweging. Aan de universiteit was Kunnen actief bij het Diets Studenten Keurfront waar hij sterk beïnvloed raakte door het gedachtegoed van het Verdinaso. Hij was sinds jaar en dag lid van het Studiecentrum Joris van Severen. Zijn naam zal voor altijd verbonden blijven aan de Beweging voor de Verenigde Staten van Europa en de periodiek ervan Europa Eén. Hij was de stichter en Kanselier van de Europese Eresenaat.

 

Joris van Severen en de Graal (1)


Kurt den Dietser

In een destijds korte tijd verschijnend tijdschrift binnen het Antwerpse studentenmidden vonden we (verspreid over een drietal afleveringen) onderstaande aan Joris van Severen gewijde tekst terug.Wie onder het pseudoniem ‘Kurt den Dietser’ schuilging wisten we niet te achterhalen. Zijn verhaal loopt bijwijlen over eerder verwarde nevenpaden die wel eens dreigen vaste grond te verliezen. Anderzijds opent hij dan weer nieuwe onvermoede gezichtseinders.We dachten het onze lezers als documentair curiosum niet te mogen onthouden. In dit nummer brengen we het eerste deel van dit al bij al merkwaardig essay.

Maurits Cailliau

Van Severen heeft ons bepaalde gedachten meegegeven, die volgens ons op een grondige studie berusten, een studie van de menselijke persoonlijkheid, zijn gedragingen en van hetgeen de mens juist tot mens maakt. In een vorig nummer hebben wij reeds op de gelijklopende sferen gewezen tussen enerzijds, de Graallegende, die ons vertelt omtrent Koning Arthur, oorspong van alle recht en orde, en anderzijds, de gedachte van Joris van Severen, waarbij God oorsprong van alle recht en orde wordt genoemd.

In dit nummer gaan wij systematisch de praktische gedachten van de filosoof-politicus onderzoeken, om te zien hoe de parallellen verder verlopen.

Het totale vraagstuk van ons leven

Het leven maakt Van Severen afhankelijk van de eeuwige strijd voor het hogere bestaan. Het is een constant streven, elke dag opnieuw, om het behoud van de eigenheid, van het volksgevoel, een constant zoeken naar de eigen wortels. Hij drukt het als volgt uit:

“Leven betekent voor elke mens rusteloos worstelen met al de vraagstukken die zich dag aan dag aan hem opdringen; rusteloos die vraagstukken oplossen, zegevoerend oplossen; dat wil zeggen, op een wijze die geen andere zijn kan dan de rechte; die orde schept en vrede sticht; het leven opricht en voortstuwt in stralende vroomheid, hetgeen betekent: waarachtigheid en dapperheid.”

Deze gedachten komen ons voor, als de zuiverste ridderlijkheid. De edelmoedigheid van Van Severen komt nogmaals tot uiting in zijn visie omtrent de realiteitsgedachte. Hierbij zou je hem bijna verwijten een aanhanger van Nietzsche te zijn. De volgende passage haal ik speciaal aan in vergelijking met die de beroemde filosoof om de betekenis ervan te verduidelijken.

“We moeten de moed hebben de zaken te zien zoals ze zijn, de moed hebben de schrikwekkende werkelijkheid met nuchtere onvervaarde blik te bekijken. Niet alleen de moed hebben, maar het moet onze trots zijn, aldus kijkende. de gebeurtenissen te beheersen, om ze te leiden waarheen wij besloten hebben ze te leiden.” (Joris van Severen)

“Uw vijand moet gij zoeken, uw krijg moet gij voeren, krijg voor uw gedachten! En wanneer uw gedachte de nederlaag lijdt, moet uw redelijkheid daarover nog triomf roepen! Gij moet de vrede liefhebben als middel tot nieuwe oorlog. En de korte vrede niet meer dan de lange. U raad ik niet tot arbeid, maar tot strijd. U raadt ik niet tot vrede, maar tot zegepraal. Uw arbeid zij een strijd, uw vrede een zege!” (Friedrich Nietsche in Aldus sprak Zarathustra – Van krijg en krijgsvolk).

Deze zinsnede geeft duidelijk weer dat ook Van Severen doorspekt is van de tragische gedachte die uit een heidens-gerichte filosofie spruit en aan de basis ligt van de Noordse en Keltische mythologische beelden van de eeuwig durende strijd voor het Hogere. Nu doet op Ierland en Schotland nog steeds het verhaal de ronde dat als de nood het hoogst is, Koning Arthur zal terugkomen, met zijn volledig leger om de volksvreemde krachten te weren uit het traditionele gebied. Deze gedachte is uitvoerig terug te vinden in de Noordse mythologie van het Wilde Heir waarvan 0din de aanvoerder is.

De strijdermentaliteit heeft een zeer diepe traditie binnen de Indo-Europese heidense gedachten. We vinden deze filosofie trouwens terug bij verscheidene heidense volkeren en Julius Evola vermeldt hierover uitvoerig in zijn boek Revolte gegen die Moderne Welt:

“Wer auf dem Wege Gottes getötet wird, der wird der Erkenntnis nicht verlustig gehen: (Gott) wird sie lenken und ihren Geist ausrichten… in diesem Fall, wo es sich um den tatsächlichen Tod im Kampf handelt, finden wir also das Gegenstück zur ’mors triomphalis’ (dem triumphalen Tod), von dem die klassischen Überlieferungen sprachen: Wer im ’Kleinen Krieg’ den ’Grossen Heiligen Krieg’ durchlebt hat, hat eine Kraft geweckt, die ihn wahrscheinlich die Krise des Todes Überwinden und dem Schicksal des Hades lässt, nachdem sie ihn vom ’Feind’ und vom ’Ungläubigen’ bereits befreit hat.“

Het ging er dus blijkbaar om, de ‘kleine oorlog’ te voeren (d.i. de uiterlijke strijd) om de ‘grote heilige oorlog’ (dit is de innerlijke strijd) te winnen. Dit kan slechts gebeuren door het noodlot, de eigenlijke vijand, scherp in de ogen te zien, en er niet voor te wijken. Dergelijke houding heeft de Noordse mens steeds getypeerd. Ook tijdens de middeleeuwen hielden de ridderorden, en voornamelijk de Tempeliersorden, er een dergelijke visie op na.

Geen wonder dat we ook in de Graallegende een heldhaftige houding terugvinden. Wanneer ieder jaar, op Pinksteren, de Graalridders samen komen, voor ze aan tafel kunnen gaan, moet er een speciaal heldhaftig gebeuren plaatsvinden. Die gebeurtenis wordt telkens door een andere ridder volbracht, en het mag ons dan ook niet verwonderen als Evola meent, in zijn Le mystère du Graal, dat elke ridder een niveau van Koning Arthur vertegenwoordigt. De ridders zien de vijand altijd recht in de ogen en slaan nooit op de vlucht. Zij willen trouwens, net zoals de Samouraï in Japan, hun taak volbrengen, wat er ook moge gebeuren. Elke ridder zoekt de Graal, en komt niet terug vooraleer hij de heilige beker gevonden heeft. Velen mislukken, slechts weinigen weten het hoogste te bereiken.

Doch, dat is volgens Van Severen de zin van ons leven. Het Hogere Streven van de mens, om het Hoogste, God, Bron van alle Recht en Orde, te bereiken.

Het middel tot het bereiken van een hogere graad voor het volk, is het tot stand brengen van de eenheid tussen de verschillende individuen. Om dat te bereiken moet het Diets Bewustzijn gewekt worden. Daarom moeten alle organen van het Dietse volk in staat worden gesteld, als gezonde, volwaardige organen hun taak te vervullen; zij moeten allen met elkaar verbonden worden tot harmonische samenwerking op grondslag van de organische solidariteit: het Diets Nationaal-Solidarisme.

Dit was ook hetgeen verwezenlijkt werd bij het koningschap van Koning Arthur. De leider van de Ronde Tafel was de spil waarrond alles draaide. Hij bracht eenheid onder zijn volk, en herstelde Recht en Orde.

Deze Orde speelt nu juist een essentiële rol bij de Rijksgedachte van Van Severen. Hierover zegt hij het volgende:

“De mensen en volkeren beseffen meer en meer dat ‘arbeid en brood’, en dus welvaart, alleen mogelijk is waar Orde heerst, en dat alleen uit de Orde de vrede kan ontstaan: ‘tranquilitas ordinis’, de gerustheid der Orde.”

Hierbij voegt Van Severen nog zijn gedachte van de organisch gestructureerde maatschappij die hij samenvat onder de slagzin “De prins in zijn raden, het volk in zijne staten!” Deze gedachte heeft hij gebouwd op een zeer hiërarchisch gestructureerde staatsvisie, waarbij iedereen zijn plaats kent, en probeert het hoogste in zijn eigen beroep te realiseren. Dit is vooral ook de gedachte die in Indië aan de basis van het kastensysteem ligt, waarbij elke persoon die in zijn kaste geboren wordt, daar moet blijven, en daar proberen zijn eigenheid te verwezenlijken. Een çudra bijvoorbeeld, voelt zich even trots op zijn kaste (op één na de laagste kaste in India) als de Brahmaan (de hoogste graad), juist door het feit dat hij ervan overtuigd is dat hij Koning kan worden in zijn eigen kaste, net als de Brahmaan in zijn eigen graad de Kroon op zijn werk kan verkrijgen.

In de Graallegende, zoals wij die kennen, vertegenwoordigt elke Graalridder een bepaalde graad van ontwikkeling, en elke ridder gaat op zoek naar de heilige Graal, en probeert op zijn manier, volgens zijn graad de beker te bemachtigen. Slechts enkelen slagen daarin.

Ook in de middeleeuwen vinden we nog resten van het oude gradensysteem en wel in de gilden, waarbij het Godgerichte beroep (want het beroep was een analogie van de Goddelijke Wijsheid) stapsgewijze aan de noviet werd overgedragen. Daarbij kreeg deze eerst de naam ‘leerling’, vervolgens ‘knecht’ en ten slotte ‘Meester’ (Magister). In de daaruit ontstane metselaarsgilden werkte men ook met een gradensysteem dat later ontaarde in het ancieniteits-graadstelsel.

Van Severen heeft het ook over zijn gedachten die hij het verdedigen waard vindt. Hij wil dat zijn gedachten vertolkt worden door een kleine groep mensen, die niet terugdeinzen dergelijke visies te bestuderen en te volgen. Hij schrijft hierover zeer duidelijk:

“Macht der gedachte. Wanneer ge in het openbaar de vereniging der Nederlanden verdedigt, ziet ge nog zeer dikwijls ’Groot-Nederlanders’ op u afkomen, die met knipogende wijsheid u de zeer wijze raad geven: altijd eraan denken, nooit erover te spreken! Ik geloof dat, moest die raad in acht genomen worden, de gedachte zelf van de hereniging der Nederlanden spoedig op een mummie zou gaan gelijken: zwijgen zou snel doodzwijgen worden!

Om te leven moet een gedachte, een denkbeeld, zich bewegen en werken. Ze moet dynamisch zijn. De beweging, dat werk, dat dynamisme, het moet van ons komen, ven diegenen die de gedachte in werkelijkheid willen omzetten.

We hebben niet de macht van het geld, noch de macht van de massa! Reden te meer om de macht van de gedachte zo krachtig mogelijk te hanteren. Ideeën die eenmaal klaar gedacht worden, en klaar uitgedrukt, in staalzuivere vorm, worden gedreven, alle moeilijkheden overwinnen, en werkelijk geschiedenis maken!”

Lijkt deze houding niet sterk op die van de Graalridders? Zij kwamen trouwens ook altijd op voor hun gedacht en lieten dit ook blijken in hun land. Toen één van de ridders bemerkte dat Sir Lancelot verliefd was op Guinevere, uitte hij hierover zijn misnoegen op de jaarlijkse vergadering, zonder ook maar één vorm van schaamte te vertonen ten opzichte van Lancelot of Guinevere. Hij kwam recht uit voor zijn mening, en voor het Hogere. Hij achtte het belangrijk dat de ganse riddergemeenschap hiervan op de hoogte zou gebracht worden, want deze liefde zou de ondergang van Arthurs rijk bewerkstelligen. Juist dat zal nu de tragedie van het mooie rijk van Avalon (Apolon) worden. De radicale houding van de ridders, blijkt altijd in het voordeel van het Goddelijke uit te draaien.

Wat de te volgen weg betreft, drukt Van Severen zich onbewogen radicaal uit:

“Duidelijke, geleidelijke en ordevolle weg. En jaar na jaar hebben wij met grote duidelijkheid de weg bepaald langs dewelke naar dat doel moet opgemarcheerd worden. Onze methode bestaat niet in het herrieschoppen, zij is gegrondvest op de rekening der noodzakelijkheid van een ordevolle geleidelijkheid.”

De overname van de macht bij de Graalcyclus, gebeurt niet door het plegen van geweld, integendeel, men wacht op een Goddelijk teken, waaruit blijkt wie de nieuwe vorst zal worden. Dit teken is ‘het trekken van het zwaard’. Het zwaard is volgens Evola het teken van het rechtmatige Koningschap. Onder ‘Koning’ moeten wij verstaan, diegene die de volkomen inwijding ontvangen heeft, en aldus de sublimatie verkregen heeft. Hij is zowel geestelijke als strijder van het Opperste Recht. Hij is een gezant van de Goden, en zal het volk naar Goddelijk Vermogen leiden naar een hogere graad van bewustzijn. Alles gebeurt in de hoogste orde, en volgens een welbepaalde omschreven traditie. Koning Arthur krijgt pas toestemming het zwaard op te nemen, om dan als Koning gekroond te worden, als er na drie wachtbeurten niemand komt opdagen die het Zwaard uit de marmeren steen kan trekken.

Het gaat er dus om, zowel in de Graallegende, als bij ,Joris van Severen, eerst een geestelijke elite te scheppen, om vervolgens de basis te leggen voor een nieuwe geestelijke revolutie onder de bevolking.

“Geen eendagspolitiek”, zo haalt Van Severen aan, als hij het heeft over zijn Imperium. Hij wil degelijke grondvesten, waarop de nieuwe staat dient gegrond te worden:

“Geen sentimentaliteit! De vraagstukken die voor ons gesteld zijn, zijn geen vraagstukken die in enkele jaren op te lossen zijn. Wij hebben een diepe en totale omwenteling door te voeren, een grondige en totale vernieuwing. Geen compromissen! Maar een offensief dat tot het zegevierende einde gevoerd wordt, met niets ontziende krachtdadigheid. Met schrikbarende rasheid ijlen zij, ons omsingelend, op ons toe: de verwoestende rampen die ik sinds jaren aankondig. Wij mogen geen schandelijke vrede sluiten met de schurken die ze in het geheim en in het openbaar organiseren, en morgen heer en meester zullen zijn in het schrikbewind, of in de vreemde overheersing, of in beide tezamen.”

Als strijders voor het Hoogste Recht, voor het Goddelijke, hebben de Graalridders een totale omwenteling teweeg gebracht bij de oprichting van de Ronde Tafel. Er kwam Orde, en een algemeen geldende elitaire geest werd verspreid over heel het land. Iedereen stond achter Koning Arthur, uitgezonderd enkele boosaardige schepselen, die zijn plannen wilden dwarsbomen, en verscheidene malen verbond trachtten te sluiten met de aangesloten leden. Oorspronkelijk lukte zulks niet, maar toch, na enige tijd slaagde bvb. Morgana erin Merlijn voor haar te winnen. Langs deze weg palmde zij de Goddelijke Steun van de Koning in, zodanig dat het land verviel, en het Zwaard van Arthur verloren ging. Koning Arthur heeft gedurende zijn bewind nooit compromissen met volksvijandige elementen willen sluiten, maar uiteindelijk wordt hij door hen getroffen, daar hij niet meer machtig genoeg is deze vreselijk grote druk van zich af te weren die hem ook van buiten uit probeert te kelderen. Koning Arthur is niet dood, doch slechts gewond. Overal blijft het geloof bestaan, dat als de nood bij de Kelten het hoogst zal zijn, Koning Arthur terug zal komen en zijn leger zal aanvoeren over de Keltische landen.

Militaire Orde in het Rijk

Van Severen ziet de Geestelijkheid en de Ridderlijkheid als een niet gescheiden blok, dus één geheel, net zoals dit in de heidense oudheid het geval was, en net zoals dit in de middeleeuwen zijn heropbloei kende in vele ridderorden. Hierover de volgende geschriften van deze filosoof-politicus:

“Wij willen dat de kern, de spil, de drijfkracht en bezieler van de weermacht, die in de volle zin van het woord een volksleger moet zijn, een beroepsleger zij, dat in wezen en verschijning de belichaming zal zijn van al de deugden van de soldaat.

Dit wil zeggen: een leger dat daar in het midden van de volksgemeenschap zal staan, als een nieuwe ridderorde, een aristocratische, adellijke orde; en een geduchte orde, geducht door haar geest evengoed als door haar kennis en haar vaardigheid, uitstralend een stijlvolle en onverbiddelijke wil, ten koste van alles het gemeenschappelijke land der vaderen, het land ‘van roem en eer’ in eer en roem te verdedigen! Het leger dat de organisatie moet worden bestaande uit de edelste zonen van het volk, uit de hoogste adel van het volk.”

Hier merken we duidelijk hoe Joris van Severen geïnspireerd werd door het heroplevende heldendom tijdens de middeleeuwen waarbij de ridderlijke aristocratie de oude waarden van het heldendom en de Ghibellijnse politiek in ere herstelden.

Het is overduidelijk dat de Orde van de Ronde Tafel een aristocratisch stelsel was dat zich rond de Koning, de complete ingewijde, schaarde. Zij waren een soort Samouraï en wilden alles opofferen om hun doel te bereiken, namelijk de Hoogste inwijding te verkrijgen. Lukten ze niet, dan verkozen ze de dood boven openlijk hun hele leven in schande en mislukking te moeten slijten. Er was geen middenweg In het harde ascetische maar toch ook zeer actieve leven van de ridders. Lukken of sterven, dat was het parool. Dit verwijst tevens naar de laatsten van de eerzuchtigen bij de Japanners, namelijk de Kamikazè’s, die op hun vliegtuigen de volgende slagzin hadden staan; een slagzin dat heel hun levensstijl typeerde: U zijt Goden en hebt geen aards begeren meer!” Zij leefden nog voor één zaak, namelijk als Helden (of Goden) één te worden met de Alene Hoogste Goddelijke Vorm om daardoor hun volk naar een hogere graad van bestaan te voeren. Dit is pas waardigheid van het oude traditionele soldatenberoep, dat oorspronkelijk gefundeerd was op elitaire strijdbaarheid en waarbij de waarde van ‘Trouw en Eer’ zeer diep in het hart van de elite gegrift was.

Het beroep van soldaat zullen wij in zijn heerlijke volwaardigheid herstellen. Gedaan met de slordigheid van soldaten en onderofficieren, om maar te zwijgen van de laagheid van sommige officieren, die wij aan de lijve ondervonden. Gedaan met een leger dat ‘zichzelf noch zijn volk’ eerbiedigt. Het leger van ons Dietse Rijk zal onze trots zijn, ’s lands weer en pracht en Ordewacht” – zo drukt Van Severen zijn nieuw Ordebeeld treffend uit! Het parool van deze soldaten zal zijn: “Wees streng voor een ander, het strengst voor U-zelf!”.

Zoals ik er reeds meermaals op gewezen heb, zal er een nieuwe geestelijke waarde zijn intrede moeten doen in Europa, om ons van de ondergang te redden. Zij kan er slechts komen door de oude traditionele waarden terug in leven te roepen zoals Trouw, Recht, Eer, Hulpvaardigheid, Hoffelijkheid, Correcte en Consequente innerlijke en uiterlijke houding enz. .. Dit waren ook de edele stelregels van de Ridderorde van Koning Arthur. Ze streden enerzijds een Geestelijke (ja zelfs Goddelijke) Strijd, innerlijk, en anderzijds een lichamelijke strijd, uiterlijk. Dat noemt Evola, de Grote en de Kleine Heilige Oorlog, die elke mens moet voeren, wil hij het Hogere bereiken. De kleine oorlog (de uiterlijke strijd met de omgeving) is een middel tot het bereiken van de zege van de Grote Oorlog (de innerlijke- ene werkelijke Strijd). Zo komt de mens tot de zelfoverstijging, en tenslotte tot de sublimatie, waarover in alle magisch-religieuze gedachten sprake is (vb. ook bij de yoga, de alchemie, hermetica, kaballa,...).

De vaderlandgedachte bij Van Severen houdt ook in deze militaire context een heel speciale betekenis in, want was er geen vaderland, waartoe diende dan de uiterlijke strijd van het leger?

Het is het hoogste doel van het Dinaso en morgen van de Dinaso-staat, de haardsteden en grafstenen te herstellen in hun heilige waarden; en meteen zal het begrip vaderland, land der vaderen, is zijn volkomen werkelijkheid tot zijn recht komen. Want het vaderland is geen abstract begrip en mag het niet worden. Het is, door de eeuwen heen, de schepping van diegenen die dank zij dewelke wij van het leven genieten. Zij rusten rondom ons in onze aarde, nadat zij alle rampen getrotseerd hebben en dit land voor ons hebben behouden. Wij zullen een groot volk zijn in de mate waarin wij tegenover onze vaderen en voorvaderen de erkentelijkheid in eer houden, door van het leven, dat zij ons schonken, te maken: een grootse daad in dienst van ons volk!”

Deze gedachten, die misschien vreemd overkomen, voor een persoon als Van Severen, zijn een zeer doordachte visie van zijn volksnationalisme, gegrond op de traditie van ons volk om onze voorouders te eren, door hun taak, hun levensopvatting voort te zetten, en deze (daar zij opgebouwd is door de toenmalige elite, en uit het geloof in een eeuwige waarde, een blijvende waarde die wij de Traditie noemen) uit te diepen en zeer sterk in ere te houden. De Traditie is een weg om aansluiting te vinden aan wat de tijd en ruimte overstijgt. En in deze zin willen wij dan ook Van Severens visie beschouwen als een degelijke kijk op de weg die we heden te volgen hebben. Een weg van traditioneel denken en handelen!

_____________

Bron: tijdschrift Mjöllnir, 3e jg, 1985/3, pp. 50-59 en 3e jg, 1985/4, pp. 35-42.

 

Avondlandstemming bij de jonge avant-garde in Vlaanderen na 1918:

inspiratiebron voor purito-flaminganten en marginale wereldverbeteraars


Mieke Sertyn

“(…) Ter Waarheid

In januari 1921 verscheen te Gent het eerste nummer van Ter Waarheid, waarvan Joris van Severen en Achilles Mussche de redactie in handen hadden. Tot de medewerkers behoorde ook Cyriel Verschaeve. Hij tijdschrift bevatte weinig origineel werk, maar beoogde integendeel "een soort 'summa' van het moderne bewustzijn" te leveren, aan de hand van uittreksels uit artikels en tijdschriften, en enkele boekbesprekingen, die een terrein bestreken dat zich tot ver buiten het Nederlandstalige cultuurgebied uitstrekte. Politiek schaarde het zich volledig achter de frontpartij die ervaren werd als een internationaal en democratisch voelende partij.

Hoewel Ter Waarheid meestal in één adem vernoemd wordt met andere avant-garde tijdschriften als Ruimte en Het Overzicht, waarmee het door zijn zogenaamd radicaal, democratisch en internationalistisch flamingantisme verbonden was, blijkt reeds uit het door Van Severen geredigeerd "Manifest" hoe verschillend van karakter het eigenlijk wel was. Wat deze avant-garde verbond (in werkelijkheid een franje aan de rand van Het Vlaamse Front) die de partij in haar eerste levensjaren mede haar zgn. links of democratisch cachet gaf, was het gebruik van een terminologie: internationalistisch, democratisch, enz. Maar zoals het ook een illusie is dat het fascisme zijn ideologie door een specifiek fascistisch woordgebruik zou organiseren aan de hand waarvan men het onmiddellijk zou kunnen identificeren, bewijst het gebruik van een aan "links" ontleende terminologie (proletariaat, klassenstrijd, enz.) evenmin het omgekeerde. Internationalisme en nationalisme zijn neutrale termen, maar omdat nationalisme een fascistoïde bijklank kreeg, wordt internationalisme voor democratisch gehouden, ofschoon het ook multinationalisme kan betekenen...

Aan de hand van de weinig talrijke originele bijdragen in het tijdschrift Ter Waarheid kan geconcludeerd worden dat Spenglers opvattingen er wortel geschoten hadden in een zeer vruchtbare bodem. De reactie op het moreel verderf dat, naar hun mening, de westerse wereld overmeesterd had, conditioneerde heel hun wereldbeschouwing en speelde dan ook een voorname rol in hun visie op de Vlaamse Beweging. Tegenover de "modder en duisternis", de "leugen en domheid" van de wereld plaatst Van Severen de leer van de waarheid, Christus' leer van rechtvaardigheid door liefde. Om de zelfstandigheid van Vlaanderen te motiveren doet hij een beroep op de natuurwet (leven in volksgemeenschap), wereldesthetica en "zielsaristocratie", d.w.z. "ziel en geweten" als "onaantastbare grondvesten van 't menselijk recht", een "volledige liefde tot het leven in vreugde en smart. Het leven dat goddelijk is."

Oscar Dambre zag zich ten gevolge van de onafwendbare ondergang van het Avondland geplaatst voor het dilemma: zingenot of ascese? Daar hij de menselijke lotsbestemming in het eeuwige zoekt, ziet hij het alternatief in de "overwinning van de ziel op de stof", wat door allen moet worden nagestreefd. Van Severen integreert deze door de ondergang der westerse beschaving geïnspireerde ascetische gevoelens in zijn flamingantisme. Daar de Belgische staat in strijd is met geschiedenis en natuur, is het Vlaamse vraagstuk niets anders dan het probleem hoe de Belgische wanorde te herleiden tot een Vlaamse en een Waalse orde.

De Vlaamse kwestie is veel meer dan een taalkwestie. (Er wordt gebruik gemaakt van een misleidende terminologie). De Vlaamse beweging is een sociale beweging met een sterk internationalistische inslag. Om dit te bewijzen worden franskiljonisme en zelfs het belgicistisch flamingantisme gelijkgesteld met het monopolie van alle rijkdom, tot oorlogswoeker toe. Tegenover deze overmacht vermag de armoede van de radicale Vlaamsgezinden, allen "intellectuele Proletariers" en kleinburgers, de bevolking niet te overtuigen van de noodzaak der autonomie voor Vlaanderen. En zo verraadt hij zijn gevoel van onmacht. "Terwille van hun armoede, geen aanzien, geen macht (...) Geestelijke armoede - of liever onmogelijkheid hun geestelijken rijkdom te realiseren, en vruchten te doen dragen. Zolang de Vlamingen geen Vlaamse Hogeschool, geen Vlaamse cultuurcentrum bezitten is het hen onmogelijk een zelfstandige levenscultuur op te bouwen, hun levensvormen te ontwikkelen en te verfijnen, een uiterlijke levenscultuur te verwezenlijken die hen zelfvertrouwen en prestige moet geven en zonder dewelke ze nooit hun vrouwen zullen winnen zonder dewelke uit hun volk nooit een kern van Vlaamse aristocratie zal ontstaan (...) die de vruchtbare overtuiging moet zaaien dat het schoon, flink, chic is, Vlaming te zijn." Een klassiek procedé bestaande uit de vermenging van onderling onafhankelijke motieven, zoals de "ontaarding" der beschaving, nationale ressentimenten en puritanisme, met als grondtoon de sociale ressentimenten en het gevoel van onmacht van de kleine burger, gevoed door zijn persoonlijke sociale frustraties. Vanaf januari 1923 verkondigde Van Severen dat "de Rooms-Katholieke wereldbeschouwing en de Rooms-Katholieke levensleer de enig- en absoluut ware" waren. Daarmee werden tevens jodendom en vrijmetselarij enerzijds en de Rooms-katholieke Kerk als instelling anderzijds tot vijand geproclameerd.

Van Severen had trouwens reeds in het eerste nummer zijn sympathie laten blijken voor Pro Flandria, het tijdschrift van de activisten in Nederland. Dit beschouwde Vlaams Belgicisme en Vlaams-nationalisme als onverzoenlijke tegenstanders, en had toen reeds een uiterst rechts "Vlaams" waardesysteem ontworpen.

Deze polarisatie betekende de breuk met Achilles Mussche, die trouwens in Van Severen nooit een democraat gezien had. Mussche (Gent 1896-Gent 1974), die activist geweest was en redactielid was van Ons Vaderland, had dank zij de godsvrede tot de frontpartij kunnen toetreden. In 1922 trok hij zich uit Het Vlaamse Front terug, toen er onder druk van de naar Nederland gevluchte activisten sprake van was de naam der partij te veranderen in "Vlaams en Nationaal Verbond", wat een ommekeer in de partijpolitiek betekende. Overtuigd socialist en Vlaamsgezind, zou hij nochtans niet tot de BWP toetreden, die hem te reformistisch en ministerialistisch was. (…)”

____________

http://www.flw.ugent.be/btng-rbhc/pdf/BTNG-RBHC,%2005,%201974,%203-4,%20pp%20547-583.pdf – uit het Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, nr. 3-4, 1974, pp. 547-580.

 

Enige commentaar


Maurits Cailliau

De auteur van bovenstaand fragment – rond Ter Waarheid van Joris van Severen - is ons niet nader bekend. In hetzelfde tijdschrift publiceerde ze in 1976 een lezenswaardige bijdrage over Het socialistisch Activisme tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ze was toen aspirant bij het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek.

Uit het hier overgenomen fragment spreekt een zekere dedain: Ter Waarheid had niet veel om het lijf en was maar een dekmantel voor Vlaams-nationalistische drijverijen. Het blad voerde een “linkse”vlag die de “rechtse” bedoelingen amper wist te camoufleren. Gelukkig is er nu Mieke om die snode bedoelingen te doorzien en te ontmaskeren.

Ondertussen zijn we wel enkele decennia opgeschoven in de tijd. Sindsdien verscheen de integrale versie van Joris van Severens oorlogsdagboek Die vervloekte oorlog (2005) en publiceerden we in het Jaarboek Joris van Severen ook zijn dagboek over het jaar 1919 (dat van 1920 hebben we nog in petto). Ook vatte Romain Vanlandschoot ondertussen zijn diepgravende studie aan over die cruciale jaren in de ontwikkelingsgang van Van Severen. In de jaarboeken 2012 en 2013 zal dieper ingegaan worden op Ter Waarheid. Uit dit alles blijkt en zal blijken hoe hopeloos achterhaald de inschatting van Mieke Sertyn wel is. Van een “aan ‘links’ ontleende terminologie” - dixit Mieke - was geen sprake in Van Severens ontwikkelingsgang.

 

Sprokkels


In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

Het vat en zijn inhoud

“Als ik terugdenk aan mijn studententijd en de eerste jaren dat ik afgestudeerd was, dan leek de figuur van Joris van Severen een figuur om geweldig naar op te kijken, terwijl Staf de Clercq maar de bescheiden leider was van een nationalistische politieke partij. Na lectuur van vele boeken, waaronder 15 jaarboeken gewijd aan Joris van Severen en 5 cahiers rond Staf de Clercq, zijn de rollen precies omgekeerd. Naarmate ik leven en werk van Joris van Severen beter ken daalt mijn achting voor zijn persoon en ben ik van oordeel dat de beate bewondering van velen voor hem berust op een onjuiste inschatting van zijn werkelijke waarde. Omgekeerd ontdek ik bij Staf de Clercq steeds meer een authentiek nationalistische en christelijke levenshouding, die veel respect verdient. Dat Staf de Clercq politieke inschattingsfouten gemaakt heeft kan post factum nog zo waar blijken, het belet niet dat hij steeds gehandeld heeft vanuit een eerlijke en oprechte overtuiging en met een idealistische inzet. (…)”

__________________

Edwin Truyens, in Kort Manifest, 29e jg., oktober 2011, n.a.v. een overigens niets met Van Severen te maken hebbende recensie van het jongste Cahier Staf de Clercq.