> nieuwsbrief > 2011- nr 4
Inhoud
Laatste
oproep hernieuwen ledenbijdrage 2011
In ruil voor een ongewijzigde basisbijdrage
van 25 € kunt u zich nog steeds verzekeren van een abonnement op
onze Nieuwsbrief Joris van Severen en van
het – reeds 15e – Jaarboek Joris van
Severen – zijn persoon, zijn gedachten, zijn invloed, zijn werk. In
onze
vorig nummers las u al méér over de rijke inhoud van het nieuwe
jaarboek
dat midden mei van dit jaar verscheen. Als steeds hopen we dat het
handvol
“achterstallige” lezers alsnog hun ledenbijdrage van 25 € zullen
hernieuwen.
Ledenvoordeel
Volgende aanbiedingen van zeldzaam geworden
publicaties zijn voorbehouden voor leden:
2. André Belmans & Luc Delafortrie, Joris
van Severen. Biografisch opstel
daterend uit de Duitse bezetting, Uitgeput
3. Louis Gueuning, Joris
van Severen – Vader des Vaderlands. Herdenkingsrede 1962, 16 pp. 3
€
4. Louis Gueuning, Joris
van Severen – Père de
5. Luc Delafortrie, Joris van
Severen en de Nederlanden. Oranje-uitgaven, 1963, 270
pp., ill., gen., kaft beschadigd, 10 €
6. Joris van Severen, Drie
redevoeringen: 1. De Vlaamse beweging, België en de gebondenheid
der Nederlanden (1938), 2. De
Landdagrede van de Leider 1938, 3. De reddende politiek van het
Verdinaso (1939).
Uitgeput
7. Mémorial
Joris van Severen, - A
8. Liber
Amicorum Louis Gueuning. Verzameling huldebijdragen n.a.v.
Gueunings 70e
verjaardag, 1968, 230 pp., ill., 12 €
10. Joris van Severen, La
constitution des Pays-Bas. Redevoering 1938, clandestien
gedrukt tijdens de oorlog, 36 pp., Uitgeput
11. Joris van Severen, Le
Verdinaso, son organisation, ses buts, sa
méthode. Conférence faite à Bruxelles le 28 mars 1939. 24
pp., Uitgeput
12. Wies Moens 70.
Teksten van Wies Moens, A. Dosfel, K. Dillen & J. Dierickx.
36 pp., 3 €
De aangegeven prijzen zijn inclusief
verzendkosten.
Bestelling via het secretariaat (e-post en/of telefonisch). Van de
meeste
titels is slechts één enkel exemplaar beschikbaar. Navraag vooraf is
dus
aanbevolen. De titels worden eerst na ontvangst van betaling geleverd.
In het
vaderhuis heb ik me nooit thuis gevoeld.
Natuurlijk in
geen van al de appartementen die ik betrokken heb.
In het huis
waar ik nu woon? Nooit gans.
Banneling,
vreemde, vi
Wie dat niet
voelt, in Vlaanderen, kan nog min of meer bevredigd en tevreden leven,
maar ik
niet.
De
ontredderende wanorde doordrongen van die verstikkende bekrompenheid,
wroet
lijk trage maar dodende ziekten in mijn leven.
7.X.1928
Joris van
Severen
Louis Gueuning en het Verdinaso
De Henegouwse Dinaso Louis
Gueuning consolideerde na de Tweede Wereldoorlog de ideologie van Joris
van
Severen en het Verdinaso en droeg ook actief bij aan de uitbouw
ervan.
Hoewel het Verdinaso in haar beginperiode kort een
anti-Belgische
tendens kende, herdefinieerde het kopstuk van deze beweging, Joris van
Severen,
de ideologie van het Verdinaso diepgaand, wat door de
geschiedenis
bewaard werd als de Nieuwe Marsrichting. Als nieuw politiek objectief
werd nu
gestreefd naar een nieuwe staat naar model en grondgebied van de
Laat-Middeleeuwse Bourgondische Nederlanden. Deze Nieuwe Marsrichting
werd
grondig uitgewerkt om niet enkel het oppervlakkige politieke niveau te
beslaan,
maar om een totaalsysteem van het menselijk handelen en denken te
vormen. Door
deze diepgaande evolutie ligt het eigenlijke zwaartepunt van het Verdinaso
ná 1934.
Gueuning kwam in
Tijdens de oorlog voerde
Gueuning een onafhankelijke koers en benadrukte hij de zelfstandigheid
van de
Nederlanden. Zo collaboreerde hij in tegenstelling tot VNV en Rex niet
met de
Duitse bezetter, terwijl hij evenmin samenwerking met de geallieerden
op prijs
stelde. Dat deze manifeste weigering om partij te kiezen in het
mondiale
conflict niet in dank werd afgenomen, ondervond Gueuning aan den lijve:
hij
werd zowel vervolgd tijdens de naoorlogse repressie door de
geallieerden, als
tijdens de oorlog zelf onder de Duitse Gestapo. Zijn neutrale
koers
bleek echter zijn redding, aangezien hij beide vervolgingsprocessen
zonder al
te veel kleerscheuren doorkwam.
Na de oorlog stichtte
Gueuning het Albrecht-en-Isabellacollege, een eliteschool waarvan hij
directeur
werd. Hij bleef tijdens zijn leven onverminderd publiceren over de
nagedachtenis en ideologie van Van Severen. Tevens legde hij zich toe
op
politieke mobilisatie en bewustwording, zoals moge blijken uit de
organisatie
van de eerste ‘Staten-Generaal van Verzet tegen het Regime’ in 1952. Na
zijn
dood werd de Louis Gueuning-Stichting in het leven geroepen,
met
hetzelfde doel van het bewaren en uitdragen van de nagedachtenis van
Joris van
Severen
Complementair aan het
personalisme was het begrip roeping. Gueuning kan beschouwd worden als
een
exponent van Aristoteles in die zin dat hij zowel persoonlijk als
politiek
handelen van de mens zag als een teleologisch proces. Ieder mens heeft
een
unieke roeping in zijn leven en in de maatschappij, die hij zo goed
mogelijk
moet invullen. Zingeving aan handelen en leven van de mens vloeit voort
uit het
vervullen van deze roeping. Ieder individu haalt tevens zijn uniciteit
uit het
feit dat iedere roeping uniek is. Iedere aparte en unieke roeping wordt
vervuld
op het niveau dat gevormd wordt door het samenkomen van deze vervulde
roepingen, het maatschappelijk vlak.
Vanuit deze teleologische
visie evalueerde Gueuning de noties van orde, vrijheid en maatschappij.
Een
maatschappij dient op ieder niveau de roeping van ieder individu te
ondersteunen, daar zij tegelijkertijd de resultante is van deze
vervulde
roepingen. Maatschappij kan men aldus definiëren als de voedingsbodem
én het
resultaat van zichzelf ontplooiende individuen. Vrijheid wordt in dit
kader
niet bekeken vanuit een libertijnse bril als een doel op zich, maar
wederom als
een middel in de ontplooiing van de mens, net zoals de notie orde.
Een verregaande
originaliteit blijkt uit de toepassing van het besproken begrippenpaar
vanuit
persoonlijk vlak op het politieke vlak. Net zoals individuen hebben
staten een
unieke roeping bepaald door hun eigen uniciteit. Deze gedachtegang kan
de
kritische houding verklaren die Gueuning aannam tegenover het
naoorlogse
Europese eenmakingsproces. Hoewel hij een fervent voorstander was van
een
Europese integratie op ideële en culturele basis, keurde hij juist het
actuele
proces af vanuit de verkeerde motivatie ervan. Een louter economische
Europese
Unie had voor hem noch zin noch slaagkans.
Europa moest voor hem een
eenheid in verscheidenheid worden – ‘Unitas in diversitate’ – waarin
iedere
natie juist door de vervulling van een specifieke roeping zijn
eigenheid
behield.
R.P.
Bron: Foto afkomstig van het
persoonlijk archief van dhr. Dries Vaernewyck, praeses KVHV Gent
2009-2010,
scriptor KVHV Gent 2008-2009, praetor KVHV Gent 2007-2008, 1e jaar
informatica.
Ontleend aan Delta, 47e jg., nr.
7/2011.
Om evenwel de waarheid recht
te doen toekomen, één kleine rechtzetting. Picard schrijft (of zijn het
de
woorden van Luc Beyer de Rycke zelf misschien?) dat Louis Gueuning tijdens
WO ll een afwachtende houding aannam.
Niets is minder waar. Een
afwachtende houding aannemen klinkt in mijn oren zowat als: zich niet
pro of
contra uitspreken, de kat uit de boom kijken en afwachten naar welke
kant de
balans uiteindelijk zal overhellen. Dit is een houding die zeker niet
op Louis
Gueuning van toepassing was. Reeds vanaf de eerste maanden van de
bezetting in
1940, en nog vóór vele anderen, heeft hij een duidelijk en klaar
standpunt
ingenomen: tégen elke vorm van collaboratie zo lang de bezetter geen
klare wijn
had geschonken voor wat er in de toekomst met ons land zou gebeuren (en
hij
ging zelfs zo ver waarborgen te eisen!) en tezelfdertijd tegen “de
kliek van
Londen” (zij zouden het hem later trouwens betaald zetten). Ik kan dit
aan de
hand van geschriften (mét data) onbetwistbaar bewijzen.
Hier vergist Luc Beyer, of
Picard, zich zonder de minste twijfel: Louis Gueuning heeft nooit
afgewacht.
Wat het slot betreft, als oude
getrouwe van Louis Gueuning (er leven er trouwens niet zo veel meer
van), kan
ik inderdaad bevestigen dat de 17 provincies altijd centraal hebben
gestaan in
zijn denken en in zijn actie en zelfs – ik heb zelfs een poging
ondernomen om
ze te tellen – dat er in zijn Joris van Severen Orde méér Vlamingen dan
wel
Franstaligen waren (tenzij men zich wellicht tot de beginfase zou
beperken,
gezien zijn mogelijkheden van bereikbaarheid).
Inderdaad beste Picard: voor
wanneer eens een ernstige studie over deze merkwaardige
persoonlijkheid?
Hoogachtend.
“(…). Al op 17 september 1932
werd het
idee geopperd om het Verdinaso naar Nederland uit te breiden. In de
loop van
1933 worden er voor het eerst pogingen ondernomen om zich in Nederland
in te
planten. De naar Nederland uitgeweken Vlaamse dominicaan Carlos
van Sante had veel invloed op de katholieke
studenten. Tijdens WO I was Van Sante gedeserteerd uit het Belgische
leger en
had nadien in bezet gebied contact opgenomen met de Activisten. Na het
einde
van WO I werd hij hiervoor bij verstek ter dood veroordeeld. Tot de
kring van
Van Sante behoorde ook de redactie van het integralistische tijdschrift
'Christophore', met de letterkundigen Henri Bruning uit Nijmegen, de
dichter
Ernest Michel en eveneens de beeldhouwer Ernst Voorhoeve uit Groesbeek
In het voorjaar van 1934
maakt Van Severen
een eerste propagandareis doorheen Nederland en spreekt in Rotterdam,
Den Haag,
Nijmegen en Amsterdam voor slechts weinig toehoorders. Ernest Michel
wordt de
propagandaleider voor Verdinaso-Nederland, Van der Horst werd
rijkssecretaris
en Ernst Voorhoeve werd rijksorganisator voor Nederland en sticht in
zijn
gemeente Groesbeek een plaatselijke afdeling. Mettertijd ontstonden er
een half
dozijn plaatselijke Dinaso-groepen, met 425 leden in het begin van
1940, vergelijk
met Vlaanderen toen dat er 2.278 waren. Verdinaso-Neder-land richtte
ook een
locale afdeling van de Dietse Militanten Orde op die in handen was van
de
Antwerpse vendelleider Oscar van Keirsblick. De Nederlandse afdeling
zou echter
nooit meer dan 70 aangesloten militanten tellen waarvan er nauwelijks
20 tot 40
echt actief bleken.
Half december 1935 zag
Voorhoeve zich
wegens gebrek aan belangstelling al genoodzaakt om zijn DMO te
ontbinden en
richt [hij] op 1
Verdinaso-Nederland moest in
eigen land
vooral opboksen tegen een reeks fascistische partijen ondermeer het
Zwarte
Front van Arnold Meijer (later Nationaal Front geheten) en het N.S.B
van Anton
Mussert en dat met het verwijt dat ze niet 'Diets' en antisemitisch
genoeg
waren. De Nederlandse inbreng in Hier Dinaso!
heeft het uitgesproken antisemitisme dat het blad vanaf mei 1933 kreeg
door
bijdragen van ingenieur Jef de Langhe en van Ward Hermans, onderhouden
of nog
versterkt, ook nadat die anti-Belgen het blad verlaten hadden.
In het weekblad Hier
Dinaso! uit 1934 kon je dit lezen over de NSB van Mussert:
"Voor ons is de NSB een vals-nationale, volksverlakkende jodentroep van
wie wij niets verwachten voor de heropleving van ons ene, zuivere,
Dietse
volk." Die kritiek op de NSB zal echter niet kunnen beletten dat in
1939,
met instemming van Joris van Severen, een onafhankelijke koers gaat
varen. Alle
pogingen om een doorbraak van het Verdinaso in Nederland te forceren,
liepen
echter op niets uit en de beweging bleef stagneren.
In september 1939 fusioneerde
Verdinaso-Nederland
op een kaderdag in Utrecht met de Nederlandse Volkspartij tot Verbond der Nederlanders.
____________
Bron:
http://www.verzet.org/content/view/1236/69/
“(…) Breivik is niet de
eerste die het geloof wil gebruiken
voor politieke doelstellingen. Napoleon wist dat de kerk goed was voor
de
morele orde van de samenleving, toen hij uitriep: ‘Eén pastoor is tien
gendarmes waard!’ (…) Breivik zegt ook dat het christendom bruikbaar is
voor de
orde, maar eigenlijk zit zijn denken over het ‘nut’ van het christendom
in een
andere traditie, die van de nieuwe-orde-bewegingen: in Frankrijk Action
Française, in Nederland NSB die het christendom vaag cultureel
omschreef als ‘essentiële
inhoud van de geest onzer natie’.
Mark van de
Voorde 1
Aan oogkleppen ontbreekt het Mark van de
Voorde
klaarblijkelijk niet. Aan historische kennis betreffende het
kerkinstituut dat
hij meent in bescherming te moeten nemen echter klaarblijkelijk des
temeer. Men
hoeft nochtans geen kerkhistoricus of –jurist te zijn om inzicht te
verkrijgen in
de structuren van - en de destijds heersende mentaliteit binnen – de
katholieke
kerk in de jaren van het interbellum. Dat het onderscheid tussen
“autoritaire”en “totalitaire” bestrevingen overigens bepaald niet
subtiel is
hoeft normalerwijze ook weinig betoog, is men geneigd te denken. Niet
dus, voor
de aangehaalde auteur die alles wat destijds naar “nieuwe orde” zweemde
verwantschap aansmeert met de verknipte geest die in Noorwegen zo
bloeddadig
ontspoorde.
Intellectueel eerlijk is men eerst wanneer
men mensen
en hun bestrevingen en bewegingen schets binnen de historische context
die de
hunne was. Dit geldt voor de “nieuwe orde-bewegingen” net zo goed als
voor het
“rijke Roomse leven” met zijn toenmalige autoritaire en streng
hiërarchische
gezagsstructuren. De bisschoppelijke kromstaf boezemde toen nog meer
ontzag in
dan de huidige pauselijke tiara. In het spoor van Napoleon hadden
Charles
Maurras en zijn Action Française aldus overschot van gelijk met hun
kijk op de
kerk als ordenend element binnen de samenleving toentertijd.
Wat Joris van Severen en zijn Verdinaso
betreft lagen
de inspirerende christelijke krachtlijnen wel enigszins anders. We
menen dit
elders al op afdoende wijze aangetoond en gedocumenteerd te hebben.2
Bovendien
getuigt Mark van de Voorde met zijn zwaar gemanipuleerd citaat van
grove
intellectuele oneerlijkheid. In zijn geheel verwoordde het
Verdinaso-programma
het als volgt: “
“
“Breivik is
niet de eerste die het geloof wil gebruiken voor politieke
doelstellingen…” - oreert
Van de Voorde verder.
Uiteraard niet! In de geschiedenis van de brede Vlaamse Beweging valt
menig
hoofdstuk te lezen over het misbruik van het geloof en het hanteren van
de
kromstaf ten nutte of tot profijt van meestal louter ordinaire
electorale politieke
doelstellingen.
Gezien in de context van dat tijdsbestek
werd dat toen
zowat als vanzelfsprekend ervaren. Men kan immers niet oordelen over
het
verleden met de normen van het heden zonder zich aan
geschiedenisvervalsing te bezondigen!
Daarom willen we Mark van de Voorde en de
zijnen even behulpzaam
zijn bij het afzetten van hun oogkleppen, met volgend – in deze context
openbarend
– citaat uit de uiterst belangwekkende studie van Romain Vanlandschoot
die in
het Jaarboek Joris van Severen 16 (2012) in
zijn geheel zal gepubliceerd worden.
“Hedendaagse historisch-kritische verklaringen
van Ubi arcano – de op 23 december
1922 afgekondigde encycliek - gaan ervan uit dat paus Pius XI in
hoofdzaak een
allesbeheersende strijd en een bewust gewilde vernietiging van de
moderniteit
beoogde, een nieuwe antiliberale kruistocht dus. Dat was niet anders
dan wat Jacques
Maritain en Gonzague de Reynold eindeloos herhaalden in diezelfde dagen
en wat
de Revue Latine van Dotremont en de Revue
Catholique des Idées et des Faits van
abbé Vanden Hout ijverig divulgeerden. Van Severen sloot daar naadloos
bij aan
en begreep van meet af aan de bedoeling van de inaugurele encycliek om
een
antiliberale theologie te funderen, binnen dewelke een maatschappelijke
leer
uitsluitend op religieuze basis kon geconstrueerd worden. Hier ligt in
een
notendop wat Van Severen in 1923 bedoelde met katholieke
rechtvaardigheid en wat vervolgens zal omgeturnd worden
tot een christelijk solidarisme om
uit te monden in een Vlaams nationaal
solidarisme”. Einde citaat.
Gaat bij een Mark van de Voorde ergens een belletje
rinkelen
bij het zich herinneren van Pius XI en diens encycliek Ubi
arcano en de namen van Gonzague de Reynold en de neothomist
Jacques Maritain?
En was in die jaren het opteren voor een “nieuwe orde” –
hetzij met “linkse”, hetzij met “rechtse” voortekenen niet aan de orde
van de
dag? Waarbij de keuze voor het fascisme overigens een toen valabel
alternatief
vertegenwoordigde - dat bovendien tegemoet kwam aan het “Rome of
Moskou”-dilemma dat de katholieke kerk toen hartstochtelijk predikte.!
Dat de grove miskenning – in het recente concept van een
zogenaamde “Europese Grondwet” – van het feit dat het christendom op
onmiskenbare wijze onze Westerse beschaving
heeft gericht en gevormd, zo fel (en terecht ook door Tertio) gecontesteerd
werd, ligt daarbij gewoon in het verlengde van een welbegrepen
christelijk
maatschappijbeeld waarvoor het Verdinaso destijds al in de arena trad.
________________________
1 Mark van de Voorde, Uithangbord
bij een lege winkel, in Tertio, nr. 599, 3
augustus 2011, p. 11,
n.a.v. de massamoord van “de eenzame wolf”.
2 Zie o.a.:
Renaat
Mertens, geboren
op 12 augustus 1924, overleden te Wuustwezel op 17 juli
Piet
Tommissen, geboren op 20 maart 1925,
overleden op 21 augustus 2011. Tommissen was als kenner van het werk
van Carl
Schmitt een internationaal erkende autoriteit. Hoewel geen oud-Dinaso
was hij
ongemeen geboeid door de figuur en de beweging van Joris van Severen,
zoals blijkt
uit zijn medewerking aan het jaarboek en de Nieuwsbrief Joris van
Severen.
Gedurende de gehele werkingsperiode van de
Nederlandse
Studentenvereniging (NLSV), wat later LANS zou worden, tussen 1996 en
2001
heeft het gedachtegoed Joris van Severen en zijn Verdinaso een
prominente
plaats ingenomen. De uitgave van het Gedenkboek
Joris van Severen in 1994 en de daarop volgende jaarboekenreeks
sinds 1997
vielen in goede aarde. Joris van Severen was in die jaren hoogst
actueel in de
Vlaamse Beweging en daarbuiten. Zo besteedde zelfs het nieuwrechtse
blad TeKoS midden jaren negentig een
themanummer aan de ‘Dinaso-generatie’.
De twee grondleggers van NLSV, Jan Koevoet
en Michel
Hubert, waren begeesterd door de ideeën van Joris van Severen. Hier
liet zich
ook de invloed gelden van NSV-Gent, waar in die jaren de invloed van
Dinaso-ideeën groot was. Zo vonden jaarboeken Joris van Severen gretig
aftrek
en bouwde Michel Hubert een webstek ter ere van Joris van Severen. Van
Severen
was voor de Groot-Nederlandsgezinde studenten een soort rechts icoon -
wat ‘Che
Guevara’ was voor links, dezelfde betekenis had Van Severen voor
rechts. Beiden
staan voor een compromisloze levenshouding en hun materlarendood
behoedde hen
voor de ouderdom.
Ook nieuwe generaties studenten binnen
NLSV/LANS
werden op hun eigen wijze aangestoken door het Dinaso-gedachtegoed. Zo
werd
In interviews met landelijke dagbladen en
studentenbladen werd steevast gevraagd naar de bronnen van het
nationalisme van
de NLSV/LANS, waardoor het Dinaso-gedachtegoed met regelmaat daarin
terugkeerde. Zo was er een interview met journalist Sander van Walsum
van de Volkskrant, dat in goede orde verliep
maar dat achteraf spaak liep op de laatste vraag die uitmondde in een
belijdenis aan het gedachtegoed van het Verdinaso. Prompt verscheen er
op 10
februari 2000 een groot krantenbericht in de Volkskrant
met als titel: “Dietsche Nationaalsolidaristen op
strooptocht”.
Deze exercitie werd nog eens herhaald in
het Leidse
studentenblad Mare in het voorjaar
van 2000. Dit leverde weer zure reacties op van links-radicale blaadjes
die
steevast nationaalsolidarisme ten onrechte associeerden met
nationaalsocialisme. Deze tegenslagen verhinderde niet dat bij menig
lid van de
studentenclub het portret van Joris van Severen aan de wand hing naast
dat van
Willem van Oranje en dat de jaarboeken van het Studiecentrum Joris van
Severen
prominent in de boekenkast stonden. Ook andere kopstukken binnen het
Verdinaso
kwamen in de loop van de tijd onder de aandacht, zoals Jules de Clercq,
de
vakbondsleider uit Izegem die zich inzette van de sociale component van
het
Verdinaso. Aan deze markante persoon werd in
__________________
Bron:
vijfde, afsluitend
hoofdstuk van Een kleine historie van de
nationalistische studentenactie in Nederland (1996-2002), in
afleveringen
verschenen in Branding.
In deze rubriek verwijzen we
zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van
Severen en/of
het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen
woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze
lezers,
met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof'
kunnen
leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.
[Na Herman Vos als “politiek overloper”
gekenschetst
te hebben ontwaart Jos Wouters nog een tweede overloperschap, namelijk
het
“geestelijk overlopen”. Derhalve – we citeren]: “Als voorbeeld van
geestelijk
overlopen wil ik Joris van Severen vermelden. Waarschijnlijk zal ik
hier weer
enige gevoelige snaren raken bij zijn fervente aanhangers, maar in
wezen ging
Joris van Severen, ook vanaf 1933, een richting uit die geestelijk hard
verschilde van de lijn die hij bij het oorspronkelijke Verdinaso
aanhield. Wies
Moens, die één van onze geestelijke “leidsmannen” is, had dit goed
ingezien, en
wilde een richting die veel “utopischer” was dan het
Groot-Neerlandisme, niet
volgen.” Einde citaat.
______________
Jos Wouters, ‘Politiek en Geestelijk
overlopen’, in, Het Verbond, , nr. 2/2011, p. 8.
Naar
aanleiding van ‘bevrijdingsdag’
“(…) En wat voor Nederland geldt, geldt ook
voor
andere landen, zoals België. De Belgische socialistische oud-minister
van
Defensie André Flahaut sprak ooit over het verzet in zijn land dat
tijdens de
Tweede Wereldoorlog zou hebben gevochten voor onze huidige
democratische
waarden. Waarop iemand fijntjes opmerkte dat de basis van het Belgische
verzet
bestond uit het Legion Nationale, een rechtse, reactionaire
beweging
die naar huidige maatstaven helemaal niet zo ‘modern democratisch’ was,
maar
door onwelwillenden wordt bestempeld als ‘fascistisch’. Of neem het
Verdinaso
van Joris van Severen; zo’n beweging wordt steevast in het foute kamp
ingedeeld. Dat een deel van het Verdinaso niet collaboreerde, maar
juist het
verzet in ging, mag niet baten: alle aanhangers van Joris van Severen
(die
trouwens bij het uitbreken van de oorlog door Franse militairen, samen
met
enkele joden werd doodgeschoten en dus niet eens kòn collaboreren)
behoren tot
het foute kamp, verzet of geen verzet. En de socialisten? Die horen
natuurlijk
steevast in het ‘goede’ kamp, al waren er socialisten – waaronder
enkele van
haar leiders, zoals Hendrik de Man – die wel degelijk collaboreerden
met de
Duitsers. Dat maakt niet uit: een socialist is per definitie iemand die
behoort
tot het Goede kamp. Een socialist hoeft zich niet of nooit te
verantwoorden en
heeft altijd het recht om ‘rechtse’ mensen te vereenzelvigen met
‘fascisme’(…).”
__________________
Gaston
Eysekens
“
“Met Alfons Verbiest ben ik Joris van
Severen nog gaan
opzoeken te Sint-Kruis bij Brugge. Dit onderhoud leverde evenwel niets
op. Van
Severen hield vast aan zijn bekende standpunten: een autoritaire
staatsordening
en het tot stand brengen van een Bourgondisch rijk, nog groter dan
Dietsland of
Groot-Nederland.” [p. 79]
“Spaaks relaas werd geconfirmeerd door
berichten die
in de Franse pers waren verschenen en waarin gezegd werd dat Leopold
III een
regering had gevormd met onder ander Hendrik de Man, Joris van Severen,
generaal Van Overstraeten en mijn vriend Louis Camu als ministers.” [p.
104]
(Nota van de Nieuwsbrief-redactie:
Louis Camu was geheim lid van het Verdinaso.
“Zij werden in allesbehalve
benijdenswaardige
omstandigheden naar Frankrijk gedeporteerd waar ze een slechte
behandeling
kregen en in kampen werden opgesloten. Sommigen hebben dit avontuur
niet
overleefd. Joris van Severen bijvoorbeeld, die de Abbeville door een
dronken
Franse officier werd neergeschoten. Toen de tragische omstandigheden
van zijn
dood bekend werden, was de verontwaardiging en emotie terecht groot.
Vooral
daar zijn aanhouding op geen enkele grond berustte.” [pp. 107-108]1
“Wat Joris van Severen betreft weet men
natuurlijk
niet welke houding hij zou aangenomen hebben indien hij de
gebeurtenissen van
mei 1940 had overleefd. Sommigen, onder wie Jef François en Paul le
Roy,
stapten regelrecht op de trein van de militaire collaboratie. Anderen,
zoals
Frantz van Dorpe en Jef van Bilsen, gingen in het verzet.” [p. 160]
_______________
Uit: Gaston Eyskens, De memoires, Lannoo/Tielt,
1993.
Spionnen
aan
de achterdeur
“(…) Op 18 en 19 oktober 1939 arresteerde
de
gerechtelijke politie van Antwerpen respectievelijk de
zesentwintigjarige
tolbediende Jan Cappaert uit Antwerpen en de vijfentwintigjarige
student Willem
Lauwaert uit Lochristi. In de loop van het vooronderzoek pleegde
Cappaert op 30
november van hetzelfde jaar zelfmoord in de gevangenis van Antwerpen.
Op 15
april 1940 veroordeelde de krijgsraad van Antwerpen Lauwaert tot vijf
jaar
gevangenisstraf wegens spionage. Tijdens de meidagen van 1940 werd
Lanwaert op
last van de Belgische regering richting Frankrijk gevoerd, maar hij
werd al op
29 mei in Lombardsijde door de Dnitsers in vrijheid gesteld. Vervolgens
kwam
hij in dienst hij de SD-Gent, afdeling III. Na de oorlog werd hij
opnieuw
veroordeeld, eerst tot twintig jaar, dan tot de doodstraf, later
achtereenvolgens omgezet in levenslange dwangarbeid en zeventien jaar
buitengewone hechtenis. Hij kwam vrij in 1956 en overleed in 1978.
In tegenstelling tot de meeste hiervóór
aangehaalde
voorbeelden staan we hier voor een duidelijk geval van ideologisch
gemotiveerde
spionage. Cappaert en Lauwaert hadden elkaar in 1933 leren kennen toen
ze
beiden lid waren van het Verdinaso. Cappaert verliet deze organisatie
in 1936,
Lauwaert een jaar later. Geen van beiden heeft hiervoor een reden
opgegeven.
Mogelijk is ze te vergelijken met de - evenmin geëxpliciteerde -
“principiële
redenen” waarom één van hun vrienden, de arduinkapper Eugeen Reychler
uit Eeklo
eveneens in 1937 uit het Verdinaso stapte. Volgens Reychler deelden
hijzelf,
Cappaert en Lauwaert “dezelfde Duitschgezinde gevoelens”. Lauwaert
heeft nooit
tegenover hem verborgen dat hij in het geval van een nieuwe Duitse
bezetting
“zou werken in den zin van de aktivisten van tijdens den oorlog 14-18,
wiens zienswijze
hij deelt”. Zij waren niet de enigen die in deze periode het Verdinaso
verlieten. Vooral jongeren, die in het Verdinaso aanvankelijk de meest
radicale
anti-Belgische beweging hadden gevonden waarin duidelijke sympathie
voor het
nationaalsocialisme aanwezig was, waren na enkele jaren in de beweging
teleurgesteld. Zij vonden het Verdinaso te braaf en te burgerlijk
geworden, en
verwierpen de pro-Belgische ‘nieuwe marsrichting’ die de
Verdinasoleider Joris
van Severen in 1934 aan de beweging oplegde. Een aantal van hen ging
naar het
AVNJ, de jeugdorganisatie van het VNV, waarin vooral in het Antwerpse
een
radicale pro-nationaalsocialistische strekking aanwezig was. Anderen
gingen
militeren in de nationaalsocialistische splintergroepjes zoals de
NSVAP, die
haar Groot-Duitse ideeën niet onder stoelen of banken stak. Lauwaert en
Cappaert evolueerden in deze richting. Zij worden als NSVAP-lid genoemd
in een
document dat de NSVAP-leiding in de zomer van 1940 opstelde ten behoeve
van de
Duitse overheid. (…)” [p. 177]
_________________
Nota Nieuwsbrief-redactie: Er vallen parallellen te
trekken tussen de het Verdinaso toegeschreven Deutschfreundlichkeit
en het haar aangewreven antisemitisme: beide elementen
verloren niet weinig aan substantie in de mate dat Joris van Severen
zijn
beweging heroriënteerde. In tegenstelling tot
Zwischen
Romantik und Faschismus
“(…) Schliesslich wird nochmals
auf die Auslandverbindungen des Universalismus hingewiesen, auf die
Beziehungen
zur österreichischen Heimwehrbewegung, zur Dinaso (Verbond van Dietsche
Nationalsolidaristen) in Flandern, zur Schweizer Nationalen Front des
Dr.
Tobler und zur Sudetendeutschen Studentengruppe in Riga. Ausserdem
bestünden
Verbindungen nach Frankreich, Spanien, Rumänien, Griechenland, Türkei,
Ungarn
und Amerika. (…)”
_________________
Martin Schneller, Zwischen
Romantik und Faschismus - Der Beitrag
Othmar Spanns zum
Konservatismus in de Weimarer Republik, Ernst Klett Verlag,
Stuttgart, p.
189.