> nieuwsbrief > 2011- nr 4

Inhoud



Mededelingen


Laatste oproep hernieuwen ledenbijdrage 2011

In ruil voor een ongewijzigde basisbijdrage van 25 € kunt u zich nog steeds verzekeren van een abonnement op onze Nieuwsbrief Joris van Severen en van het – reeds 15e – Jaarboek Joris van Severen – zijn persoon, zijn gedachten, zijn invloed, zijn werk. In onze vorig nummers las u al méér over de rijke inhoud van het nieuwe jaarboek dat midden mei van dit jaar verscheen. Als steeds hopen we dat het handvol “achterstallige” lezers alsnog hun ledenbijdrage van 25 € zullen hernieuwen.

Ledenvoordeel

Volgende aanbiedingen van zeldzaam geworden publicaties zijn voorbehouden voor leden:

1. In de leer bij Joris van Severen – deel 3. Het Rijk in ons. Compilatie van teksten van Joris van Severen, 128 pp., 5 €

2. André Belmans & Luc Delafortrie, Joris van Severen. Biografisch opstel daterend uit de Duitse bezetting, Uitgeput

3. Louis Gueuning, Joris van Severen – Vader des Vaderlands. Herdenkingsrede 1962, 16 pp. 3 €

4. Louis Gueuning, Joris van Severen – Père de la Patrie. Discours de la commémoration Uitgeput

5. Luc Delafortrie, Joris van Severen en de Nederlanden. Oranje-uitgaven, 1963, 270 pp., ill., gen., kaft beschadigd, 10 €

6. Joris van Severen, Drie redevoeringen: 1. De Vlaamse beweging, België en de gebondenheid der Nederlanden (1938), 2. De Landdagrede van de Leider 1938, 3. De reddende politiek van het Verdinaso (1939). Uitgeput

7. Mémorial Joris van Severen, - A la Gloire Immortelle de Joris van Severen, 1966. Verzameling huldebijdragen, 83 pp., 4 €

8. Liber Amicorum Louis Gueuning. Verzameling huldebijdragen n.a.v. Gueunings 70e verjaardag, 1968, 230 pp., ill., 12 €

9. F. van Berckel, De tragische dood van Joris van Severen en Jan Rijckoort, Oranje-uitgaven, 1960, 174 pp. ill., kaft beschadigd, 15 €

10. Joris van Severen, La constitution des Pays-Bas. Redevoering 1938, clandestien gedrukt tijdens de oorlog, 36 pp., Uitgeput

11. Joris van Severen, Le Verdinaso, son organisation, ses buts, sa méthode. Conférence faite à Bruxelles le 28 mars 1939. 24 pp., Uitgeput

12. Wies Moens 70. Teksten van Wies Moens, A. Dosfel, K. Dillen & J. Dierickx. 36 pp., 3 €

De aangegeven prijzen zijn inclusief verzendkosten. Bestelling via het secretariaat (e-post en/of telefonisch). Van de meeste titels is slechts één enkel exemplaar beschikbaar. Navraag vooraf is dus aanbevolen. De titels worden eerst na ontvangst van betaling geleverd.


De wanorde waarin ik leef


In het vaderhuis heb ik me nooit thuis gevoeld.

Natuurlijk in geen van al de appartementen die ik betrokken heb.

In het huis waar ik nu woon? Nooit gans. Het lijkt me altijd veel meer een kampplaats dan een huis. Een van de redenen daarvan ligt in mijn Vlaams-nationalist zijn, in het Vlaanderen van deze tijd.

Banneling, vreemde, vijand in eigen land, voel ik me zijn, gedwongen te leven in een alles doorkankerende wanorde, waar zelfs de strijdkameraden en aanhangers door onverstand en bekrompenheid, de pas midden de wanorde, schuw-doorbrekende orde bijna ondragelijk maken.

Wie dat niet voelt, in Vlaanderen, kan nog min of meer bevredigd en tevreden leven, maar ik niet.

De ontredderende wanorde doordrongen van die verstikkende bekrompenheid, wroet lijk trage maar dodende ziekten in mijn leven.

7.X.1928                                                                                                Joris van Severen

 

Louis Gueuning en het Verdinaso


De Henegouwse Dinaso Louis Gueuning consolideerde na de Tweede Wereldoorlog de ideologie van Joris van Severen en het Verdinaso en droeg ook actief bij aan de uitbouw ervan. Hoewel het Verdinaso in haar beginperiode kort een anti-Belgische tendens kende, herdefinieerde het kopstuk van deze beweging, Joris van Severen, de ideologie van het Verdinaso diepgaand, wat door de geschiedenis bewaard werd als de Nieuwe Marsrichting. Als nieuw politiek objectief werd nu gestreefd naar een nieuwe staat naar model en grondgebied van de Laat-Middeleeuwse Bourgondische Nederlanden. Deze Nieuwe Marsrichting werd grondig uitgewerkt om niet enkel het oppervlakkige politieke niveau te beslaan, maar om een totaalsysteem van het menselijk handelen en denken te vormen. Door deze diepgaande evolutie ligt het eigenlijke zwaartepunt van het Verdinaso ná 1934.

Gueuning kwam in 1939 in contact met Van Severen, met wie hij al gauw een hechte vriendschap en intense correspondentie onderhield. Hij werd door Van Severen aangeduid als hoofd van het Verdinaso voor de Romaanse gouwen en richtte tijdens de oorlog – na de executie van Van Severen – de Joris van Severen-Orde op, met als doel de nagedachtenis en het denkwerk van Van Severen te eren, te bewaren en verder uit te werken, door middel van publicaties en bijeenkomsten.

Tijdens de oorlog voerde Gueuning een onafhankelijke koers en benadrukte hij de zelfstandigheid van de Nederlanden. Zo collaboreerde hij in tegenstelling tot VNV en Rex niet met de Duitse bezetter, terwijl hij evenmin samenwerking met de geallieerden op prijs stelde. Dat deze manifeste weigering om partij te kiezen in het mondiale conflict niet in dank werd afgenomen, ondervond Gueuning aan den lijve: hij werd zowel vervolgd tijdens de naoorlogse repressie door de geallieerden, als tijdens de oorlog zelf onder de Duitse Gestapo. Zijn neutrale koers bleek echter zijn redding, aangezien hij beide vervolgingsprocessen zonder al te veel kleerscheuren doorkwam.

Na de oorlog stichtte Gueuning het Albrecht-en-Isabellacollege, een eliteschool waarvan hij directeur werd. Hij bleef tijdens zijn leven onverminderd publiceren over de nagedachtenis en ideologie van Van Severen. Tevens legde hij zich toe op politieke mobilisatie en bewustwording, zoals moge blijken uit de organisatie van de eerste ‘Staten-Generaal van Verzet tegen het Regime’ in 1952. Na zijn dood werd de Louis Gueuning-Stichting in het leven geroepen, met hetzelfde doel van het bewaren en uitdragen van de nagedachtenis van Joris van Severen

Het denken van Gueuning werd getekend door een sterke manifestatie van het begrippenpaar personalisme en roeping, dat hij meekreeg van Van Severen. Personalisme houdt in dat iedere actie van de mens als individu of als deel van een groep ten dienste staat van de volledige ontplooiing van iedere mens als persoon. Vanuit deze peiler van zijn denken kan men verklaren waarom Gueuning nogal weigerachtig stond tegenover collaboratie met Nazi-Duitsland, dat als totalitair regime een volledig andere invalshoek had op de menselijke persoon. Het is dan ook duidelijk dat enige voorzichtigheid geboden is bij het bestempelen van Gueuning als een loutere exponent van de totalitaire Nieuwe-Ordebewegingen. Zulk een onvoorzichtige vereenzelviging kan enkel uitgelokt worden door de uiterlijke gelijkenissen tussen het Verdinaso en de totalitaire bewegingen, zoals de gedeelde nadruk van beide op orde. Echter werd ook dit ‘totalitaire’ begrip door Gueuning vanuit zijn personalistische invalshoek bekeken: orde zag hij als een noodzakelijk middel dat de mens zich in zelfdiscipline moest opleggen om zo tot een zo efficiënt mogelijke persoonlijke ontwikkeling te komen.

Complementair aan het personalisme was het begrip roeping. Gueuning kan beschouwd worden als een exponent van Aristoteles in die zin dat hij zowel persoonlijk als politiek handelen van de mens zag als een teleologisch proces. Ieder mens heeft een unieke roeping in zijn leven en in de maatschappij, die hij zo goed mogelijk moet invullen. Zingeving aan handelen en leven van de mens vloeit voort uit het vervullen van deze roeping. Ieder individu haalt tevens zijn uniciteit uit het feit dat iedere roeping uniek is. Iedere aparte en unieke roeping wordt vervuld op het niveau dat gevormd wordt door het samenkomen van deze vervulde roepingen, het maatschappelijk vlak.

Vanuit deze teleologische visie evalueerde Gueuning de noties van orde, vrijheid en maatschappij. Een maatschappij dient op ieder niveau de roeping van ieder individu te ondersteunen, daar zij tegelijkertijd de resultante is van deze vervulde roepingen. Maatschappij kan men aldus definiëren als de voedingsbodem én het resultaat van zichzelf ontplooiende individuen. Vrijheid wordt in dit kader niet bekeken vanuit een libertijnse bril als een doel op zich, maar wederom als een middel in de ontplooiing van de mens, net zoals de notie orde.

Een verregaande originaliteit blijkt uit de toepassing van het besproken begrippenpaar vanuit persoonlijk vlak op het politieke vlak. Net zoals individuen hebben staten een unieke roeping bepaald door hun eigen uniciteit. Deze gedachtegang kan de kritische houding verklaren die Gueuning aannam tegenover het naoorlogse Europese eenmakingsproces. Hoewel hij een fervent voorstander was van een Europese integratie op ideële en culturele basis, keurde hij juist het actuele proces af vanuit de verkeerde motivatie ervan. Een louter economische Europese Unie had voor hem noch zin noch slaagkans.

Europa moest voor hem een eenheid in verscheidenheid worden – ‘Unitas in diversitate’ – waarin iedere natie juist door de vervulling van een specifieke roeping zijn eigenheid behield. Het nationalisme zou als kader voor Europese integratie de unieke aard van ieder Europees volk vrijwaren. De Bourgondische Nederlanden kende hij vanuit de analyse van de geschiedenis der Nederlanden een bevoorrechte status toe als motor van het Europese integratieproces. Doorheen de Europese geschiedenis waren de Nederlanden immers een zone voor contact tussen en integratie van de verscheidene Europese grootmachten.

R.P.

Bron: Foto afkomstig van het persoonlijk archief van dhr. Dries Vaernewyck, praeses KVHV Gent 2009-2010, scriptor KVHV Gent 2008-2009, praetor KVHV Gent 2007-2008, 1e jaar informatica. Ontleend aan Delta, 47e jg., nr. 7/2011.


Een Waalse Dietser – andermaal

 Mag ik vermoedelijk een beetje laattijdig terugkomen op de rubriek Li bia bouquet in uw uitgave van 21 maart j.l.? Dank aan uw medewerker Picard voor zijn bijdrage onder de titel “Een Waalse Dietser”.

Om evenwel de waarheid recht te doen toekomen, één kleine rechtzetting. Picard schrijft (of zijn het de woorden van Luc Beyer de Rycke zelf misschien?) dat Louis Gueuning tijdens WO ll een afwachtende houding aannam.

Niets is minder waar. Een afwachtende houding aannemen klinkt in mijn oren zowat als: zich niet pro of contra uitspreken, de kat uit de boom kijken en afwachten naar welke kant de balans uiteindelijk zal overhellen. Dit is een houding die zeker niet op Louis Gueuning van toepassing was. Reeds vanaf de eerste maanden van de bezetting in 1940, en nog vóór vele anderen, heeft hij een duidelijk en klaar standpunt ingenomen: tégen elke vorm van collaboratie zo lang de bezetter geen klare wijn had geschonken voor wat er in de toekomst met ons land zou gebeuren (en hij ging zelfs zo ver waarborgen te eisen!) en tezelfdertijd tegen “de kliek van Londen” (zij zouden het hem later trouwens betaald zetten). Ik kan dit aan de hand van geschriften (mét data) onbetwistbaar bewijzen.

Hier vergist Luc Beyer, of Picard, zich zonder de minste twijfel: Louis Gueuning heeft nooit afgewacht.

Wat het slot betreft, als oude getrouwe van Louis Gueuning (er leven er trouwens niet zo veel meer van), kan ik inderdaad bevestigen dat de 17 provincies altijd centraal hebben gestaan in zijn denken en in zijn actie en zelfs – ik heb zelfs een poging ondernomen om ze te tellen – dat er in zijn Joris van Severen Orde méér Vlamingen dan wel Franstaligen waren (tenzij men zich wellicht tot de beginfase zou beperken, gezien zijn mogelijkheden van bereikbaarheid).

Inderdaad beste Picard: voor wanneer eens een ernstige studie over deze merkwaardige persoonlijkheid?

Hoogachtend.

Vik Eggermont

Het Verdinaso in Nederland


 Wat volgt is een aan het internet ontleende tekst die allesbehalve vrij is van tendentieuze toonzetting, waarbij de historische waarheid wel eens geweld wordt aangedaan. Omwille van de niettemin onmiskenbare documentaire waarde voor wat de historiek van het Verdinaso-Nederland betreft, brengen we de tekst zonder verdere commentaar.

“(…). Al op 17 september 1932 werd het idee geopperd om het Verdinaso naar Nederland uit te breiden. In de loop van 1933 worden er voor het eerst pogingen ondernomen om zich in Nederland in te planten. De naar Nederland uitgeweken Vlaamse dominicaan Carlos van Sante had veel invloed op de katholieke studenten. Tijdens WO I was Van Sante gedeserteerd uit het Belgische leger en had nadien in bezet gebied contact opgenomen met de Activisten. Na het einde van WO I werd hij hiervoor bij verstek ter dood veroordeeld. Tot de kring van Van Sante behoorde ook de redactie van het integralistische tijdschrift 'Christophore', met de letterkundigen Henri Bruning uit Nijmegen, de dichter Ernest Michel en eveneens de beeldhouwer Ernst Voorhoeve uit Groesbeek

In het voorjaar van 1934 maakt Van Severen een eerste propagandareis doorheen Nederland en spreekt in Rotterdam, Den Haag, Nijmegen en Amsterdam voor slechts weinig toehoorders. Ernest Michel wordt de propagandaleider voor Verdinaso-Nederland, Van der Horst werd rijkssecretaris en Ernst Voorhoeve werd rijksorganisator voor Nederland en sticht in zijn gemeente Groesbeek een plaatselijke afdeling. Mettertijd ontstonden er een half dozijn plaatselijke Dinaso-groepen, met 425 leden in het begin van 1940, vergelijk met Vlaanderen toen dat er 2.278 waren. Verdinaso-Neder-land richtte ook een locale afdeling van de Dietse Militanten Orde op die in handen was van de Antwerpse vendelleider Oscar van Keirsblick. De Nederlandse afdeling zou echter nooit meer dan 70 aangesloten militanten tellen waarvan er nauwelijks 20 tot 40 echt actief bleken.

Half december 1935 zag Voorhoeve zich wegens gebrek aan belangstelling al genoodzaakt om zijn DMO te ontbinden en richt [hij] op 1 januari 1936 de DPO op (DPO=Dietse Propaganda Orde). In Nederland was de beweging al bij al nagenoeg onbeduidend, maar het feit dat ze daar bestond, had een propagandistische waarde in Vlaanderen en kreeg in de verbondsorganen veel aandacht. Ernest Michel spreekt op verschillende Dinaso- vergaderingen in Vlaanderen en ook Ernst Voorhoeve is regelmatig te zien in Vlaanderen en op de jaarlijkse Dinaso-Landdagen. Andersom spreekt Juul de Clercq regelmatig op verschillende locaties in Nederland.

Verdinaso-Nederland moest in eigen land vooral opboksen tegen een reeks fascistische partijen ondermeer het Zwarte Front van Arnold Meijer (later Nationaal Front geheten) en het N.S.B van Anton Mussert en dat met het verwijt dat ze niet 'Diets' en antisemitisch genoeg waren. De Nederlandse inbreng in Hier Dinaso! heeft het uitgesproken antisemitisme dat het blad vanaf mei 1933 kreeg door bijdragen van ingenieur Jef de Langhe en van Ward Hermans, onderhouden of nog versterkt, ook nadat die anti-Belgen het blad verlaten hadden.

In het weekblad Hier Dinaso! uit 1934 kon je dit lezen over de NSB van Mussert: "Voor ons is de NSB een vals-nationale, volksverlakkende jodentroep van wie wij niets verwachten voor de heropleving van ons ene, zuivere, Dietse volk." Die kritiek op de NSB zal echter niet kunnen beletten dat in 1939, met instemming van Joris van Severen, een onafhankelijke koers gaat varen. Alle pogingen om een doorbraak van het Verdinaso in Nederland te forceren, liepen echter op niets uit en de beweging bleef stagneren.

In september 1939 fusioneerde Verdinaso-Nederland op een kaderdag in Utrecht met de Nederlandse Volkspartij tot Verbond der Nederlanders. Het weekblad Dinaso-Orde was reeds eerder omgedoopt tot Ons Volk. Na de bezetting door de Duitsers zal in november 1940 het Nederlandse Verdinaso samensmelten met de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) van Anton Mussert. Ernst Voorhoeve werd NSB-propagandaleider en zal later als SS-officier vechten aan het Oostfront. (…)”

____________

Bron: http://www.verzet.org/content/view/1236/69/

 

Goedkoop, al te goedkoop!


Maurits Cailliau

“(…) Breivik is niet de eerste die het geloof wil gebruiken voor politieke doelstellingen. Napoleon wist dat de kerk goed was voor de morele orde van de samenleving, toen hij uitriep: ‘Eén pastoor is tien gendarmes waard!’ (…) Breivik zegt ook dat het christendom bruikbaar is voor de orde, maar eigenlijk zit zijn denken over het ‘nut’ van het christendom in een andere traditie, die van de nieuwe-orde-bewegingen: in Frankrijk Action Française, in Nederland NSB die het christendom vaag cultureel omschreef als ‘essentiële inhoud van de geest onzer natie’. Het Verdinaso bij ons erkende wel dat het christendom ‘op onmiskenbare wijze zijn beschaving heeft gericht en gevormd’ maar vond tegelijk dat de uiting van godsdienstig leven slechts vrij is ‘in zover dat niet indruist tegen de wezenlijke taak van de Dietse Staat’. Godsdienst in dienst van de totalitaire ideologie dus. Ook zo bij Breivik. (…).”

Mark van de Voorde 1

Aan oogkleppen ontbreekt het Mark van de Voorde klaarblijkelijk niet. Aan historische kennis betreffende het kerkinstituut dat hij meent in bescherming te moeten nemen echter klaarblijkelijk des temeer. Men hoeft nochtans geen kerkhistoricus of –jurist te zijn om inzicht te verkrijgen in de structuren van - en de destijds heersende mentaliteit binnen – de katholieke kerk in de jaren van het interbellum. Dat het onderscheid tussen “autoritaire”en “totalitaire” bestrevingen overigens bepaald niet subtiel is hoeft normalerwijze ook weinig betoog, is men geneigd te denken. Niet dus, voor de aangehaalde auteur die alles wat destijds naar “nieuwe orde” zweemde verwantschap aansmeert met de verknipte geest die in Noorwegen zo bloeddadig ontspoorde.

Intellectueel eerlijk is men eerst wanneer men mensen en hun bestrevingen en bewegingen schets binnen de historische context die de hunne was. Dit geldt voor de “nieuwe orde-bewegingen” net zo goed als voor het “rijke Roomse leven” met zijn toenmalige autoritaire en streng hiërarchische gezagsstructuren. De bisschoppelijke kromstaf boezemde toen nog meer ontzag in dan de huidige pauselijke tiara. In het spoor van Napoleon hadden Charles Maurras en zijn Action Française aldus overschot van gelijk met hun kijk op de kerk als ordenend element binnen de samenleving toentertijd.

Wat Joris van Severen en zijn Verdinaso betreft lagen de inspirerende christelijke krachtlijnen wel enigszins anders. We menen dit elders al op afdoende wijze aangetoond en gedocumenteerd te hebben.2 Bovendien getuigt Mark van de Voorde met zijn zwaar gemanipuleerd citaat van grove intellectuele oneerlijkheid. In zijn geheel verwoordde het Verdinaso-programma het als volgt: Het Verdinaso staat de onbelemmerde uiting van het Godsdienstig leven voor, in zover dat niet, zoals bij sommige wanordelijke sekten het geval kan zijn, indruist tegen de wezenlijke taak van de Dietse Staat.” In het achterwege laten van de hierboven in vet geciteerde zinsnede schuilt een staaltje van kwaadwillige manipulatie die men normaliter van een medewerker van een blad als Tertio niet zou verwachten. Immers: die beperking ten overstaan van “wanordelijke sekten” wordt ook vandaag de dag door elk welbegrepen staatsgezag nog steeds gehandhaafd.

Het Verdinaso verdedigt het beginsel van de Godsdienstvrede, bij een Staatsgezag dat rekent tot zijn voorname roeping:  het vrijwaren en voort-planten van de hoge levenswaarden die het volk der Lage Landen te danken heeft aan het Christendom, dat op onmiskenbare wijze zijn beschaving heeft gericht en gevormd”, luidt het voluit in de alinea van het Verdinaso-programma, die aan de hierboven aangehaalde passus voorafgaat. We laten het aan de lezer over te oordelen over de “verschraalde” versie waartoe Van de Voorde dit herleidt – teneinde er grof manipulerend zijn vermeende “link” naar Breivik mee te stofferen.

“Breivik is niet de eerste die het geloof wil gebruiken voor politieke doelstellingen…” - oreert Van de Voorde verder. Uiteraard niet! In de geschiedenis van de brede Vlaamse Beweging valt menig hoofdstuk te lezen over het misbruik van het geloof en het hanteren van de kromstaf ten nutte of tot profijt van meestal louter ordinaire electorale politieke doelstellingen.

Gezien in de context van dat tijdsbestek werd dat toen zowat als vanzelfsprekend ervaren. Men kan immers niet oordelen over het verleden met de normen van het heden zonder zich aan geschiedenisvervalsing te bezondigen!

Daarom willen we Mark van de Voorde en de zijnen even behulpzaam zijn bij het afzetten van hun oogkleppen, met volgend – in deze context openbarend – citaat uit de uiterst belangwekkende studie van Romain Vanlandschoot die in het Jaarboek Joris van Severen 16 (2012) in zijn geheel zal gepubliceerd worden. Het essay schetst de geestelijke evolutie en de standpuntverschuivingen – van “links” naar “rechts” - van Joris van Severen anno 1923. We citeren:

“Hedendaagse historisch-kritische verklaringen van Ubi arcano – de op 23 december 1922 afgekondigde encycliek - gaan ervan uit dat paus Pius XI in hoofdzaak een allesbeheersende strijd en een bewust gewilde vernietiging van de moderniteit beoogde, een nieuwe antiliberale kruistocht dus. Dat was niet anders dan wat Jacques Maritain en Gonzague de Reynold eindeloos herhaalden in diezelfde dagen en wat de Revue Latine van Dotremont en de Revue Catholique des Idées et des Faits van abbé Vanden Hout ijverig divulgeerden. Van Severen sloot daar naadloos bij aan en begreep van meet af aan de bedoeling van de inaugurele encycliek om een antiliberale theologie te funderen, binnen dewelke een maatschappelijke leer uitsluitend op religieuze basis kon geconstrueerd worden. Hier ligt in een notendop wat Van Severen in 1923 bedoelde met katholieke rechtvaardigheid en wat vervolgens zal omgeturnd worden tot een christelijk solidarisme om uit te monden in een Vlaams nationaal solidarisme. Einde citaat.

Gaat bij een Mark van de Voorde ergens een belletje rinkelen bij het zich herinneren van Pius XI en diens encycliek Ubi arcano en de namen van Gonzague de Reynold en de neothomist Jacques Maritain?

En was in die jaren het opteren voor een “nieuwe orde” – hetzij met “linkse”, hetzij met “rechtse” voortekenen niet aan de orde van de dag? Waarbij de keuze voor het fascisme overigens een toen valabel alternatief vertegenwoordigde - dat bovendien tegemoet kwam aan het “Rome of Moskou”-dilemma dat de katholieke kerk toen hartstochtelijk predikte.!

Dat de grove miskenning – in het recente concept van een zogenaamde “Europese Grondwet” – van het feit dat het christendom op onmiskenbare wijze onze Westerse beschaving heeft gericht en gevormd, zo fel (en terecht ook door Tertio) gecontesteerd werd, ligt daarbij gewoon in het verlengde van een welbegrepen christelijk maatschappijbeeld waarvoor het Verdinaso destijds al in de arena trad.

________________________

1 Mark van de Voorde, Uithangbord bij een lege winkel, in Tertio, nr. 599, 3 augustus 2011, p. 11, n.a.v. de massamoord van “de eenzame wolf”.

2 Zie o.a.:Maurits Cailliau, ‘Joris van Severen en de Katholieke Leer’, in: Joris van Severen spreekt – Gedenkboek, 1994, pp. 123-156; Maurits Cailliau, ‘Het Verdinaso en de Katholieke Actie’, in: Jaarboek Joris van Severen 12, 2008, pp. 171-204.


In Memoriam

Renaat Mertens, geboren op 12 augustus 1924, overleden te Wuustwezel op 17 juli 2011, In zijn jonge jaren was hij lid van het Jong-Dinaso.

Piet Tommissen, geboren op 20 maart 1925, overleden op 21 augustus 2011. Tommissen was als kenner van het werk van Carl Schmitt een internationaal erkende autoriteit. Hoewel geen oud-Dinaso was hij ongemeen geboeid door de figuur en de beweging van Joris van Severen, zoals blijkt uit zijn medewerking aan het jaarboek en de Nieuwsbrief Joris van Severen.


Dietse nationaal-solidaristen op strooptocht

Gedurende de gehele werkingsperiode van de Nederlandse Studentenvereniging (NLSV), wat later LANS zou worden, tussen 1996 en 2001 heeft het gedachtegoed Joris van Severen en zijn Verdinaso een prominente plaats ingenomen. De uitgave van het Gedenkboek Joris van Severen in 1994 en de daarop volgende jaarboekenreeks sinds 1997 vielen in goede aarde. Joris van Severen was in die jaren hoogst actueel in de Vlaamse Beweging en daarbuiten. Zo besteedde zelfs het nieuwrechtse blad TeKoS midden jaren negentig een themanummer aan de ‘Dinaso-generatie’.

De twee grondleggers van NLSV, Jan Koevoet en Michel Hubert, waren begeesterd door de ideeën van Joris van Severen. Hier liet zich ook de invloed gelden van NSV-Gent, waar in die jaren de invloed van Dinaso-ideeën groot was. Zo vonden jaarboeken Joris van Severen gretig aftrek en bouwde Michel Hubert een webstek ter ere van Joris van Severen. Van Severen was voor de Groot-Nederlandsgezinde studenten een soort rechts icoon - wat ‘Che Guevara’ was voor links, dezelfde betekenis had Van Severen voor rechts. Beiden staan voor een compromisloze levenshouding en hun materlarendood behoedde hen voor de ouderdom.

Ook nieuwe generaties studenten binnen NLSV/LANS werden op hun eigen wijze aangestoken door het Dinaso-gedachtegoed. Zo werd Ruud Bruijns, hoofdredacteur van het verbondsorgaan Weerwoord, getroffen door de getuigenis van een Gentse NSV-er dat hij was vernoemd naar Joris van Severen. Niet lang daarna verscheen in Weerwoord een beknopte biografische schets van Van Severen met een verwijzing naar het Studiecentrum Joris van Severen. Er was echter geen sprake van een kritiekloze verering. Integendeel, zo waren er avondenlange discussies over de zin en onzin van de Nieuwe Marsrichting, die sinds 1934 werd ingeslagen door Joris van Severen en Wies Moens van hem vervreemdde.

Het Dinaso-gedachtegoed werd zeker niet louter oppervlakkig beleden onder de vlag van de Groot-Nederlandse gedachte, maar er was zeer duidelijk een verdieping waar te nemen. Zo werd het solidarisme ernstig bestudeerd als sociaal alternatief voor liberalisme en socialisme. Toen enkele NLSV’ers in 1999 werd gevraagd te komen spreken op een academische zitting van NSV-Leuven sprak Ruud Bruijns er een rede uit over het solidarisme als noodzakelijke sociale component voor nationale herbronning. Hiermee haalde hij zich de woede op de hals van de aanwezige linksradicalen, die het niet konden verkroppen dat een ‘rechts’ persoon aan de haal ging met een ‘links’ thema als sociale solidariteit.

In interviews met landelijke dagbladen en studentenbladen werd steevast gevraagd naar de bronnen van het nationalisme van de NLSV/LANS, waardoor het Dinaso-gedachtegoed met regelmaat daarin terugkeerde. Zo was er een interview met journalist Sander van Walsum van de Volkskrant, dat in goede orde verliep maar dat achteraf spaak liep op de laatste vraag die uitmondde in een belijdenis aan het gedachtegoed van het Verdinaso. Prompt verscheen er op 10 februari 2000 een groot krantenbericht in de Volkskrant met als titel: “Dietsche Nationaalsolidaristen op strooptocht”. Het was niet bepaald datgene waar de nadruk van het interview op lag, maar het leverde wel een interessant contact op met een oud-lid van het Dietsch Studentenverbond, wiens vader lid was geweest van het Verdinaso in Amsterdam.

Deze exercitie werd nog eens herhaald in het Leidse studentenblad Mare in het voorjaar van 2000. Dit leverde weer zure reacties op van links-radicale blaadjes die steevast nationaalsolidarisme ten onrechte associeerden met nationaalsocialisme. Deze tegenslagen verhinderde niet dat bij menig lid van de studentenclub het portret van Joris van Severen aan de wand hing naast dat van Willem van Oranje en dat de jaarboeken van het Studiecentrum Joris van Severen prominent in de boekenkast stonden. Ook andere kopstukken binnen het Verdinaso kwamen in de loop van de tijd onder de aandacht, zoals Jules de Clercq, de vakbondsleider uit Izegem die zich inzette van de sociale component van het Verdinaso. Aan deze markante persoon werd in 2001 in Weerwoord-nummer 15 een beschrijving gewijd.

Het studentenverbond NLSV/LANS is inmiddels ter ziele maar de Dinaso-gezindheid is bij velen gebleven. Bij menigeen hangt de prent van de XVII Provinciën - de ‘Leo Belgicus’ - in de woonkamer, maar uiteindelijk geeft eenieder zelf invulling aan de idealen van het Dinaso in het dagelijks leven. Zo zijn sommigen redacteurs van jaarboeken en webstekken die zich bezighouden met de culturele eenheid van de Nederlanden, en zijn anderen sociaal actief voor ondernemingsraden of wijkverenigingen. Wellicht lopen de levenspaden na het uiteenvallen van het studentenverbond soms ver uiteen, maar de waarachtige levenshouding en de stijl zijn een geesteskenmerk die de invloed van Joris van Severen en zijn beweging verraden.

__________________

Bron: vijfde, afsluitend hoofdstuk van Een kleine historie van de nationalistische studentenactie in Nederland (1996-2002), in afleveringen verschenen in Branding.

 

Sprokkels


In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

 Over “overlopen”

[Na Herman Vos als “politiek overloper” gekenschetst te hebben ontwaart Jos Wouters nog een tweede overloperschap, namelijk het “geestelijk overlopen”. Derhalve – we citeren]: “Als voorbeeld van geestelijk overlopen wil ik Joris van Severen vermelden. Waarschijnlijk zal ik hier weer enige gevoelige snaren raken bij zijn fervente aanhangers, maar in wezen ging Joris van Severen, ook vanaf 1933, een richting uit die geestelijk hard verschilde van de lijn die hij bij het oorspronkelijke Verdinaso aanhield. Wies Moens, die één van onze geestelijke “leidsmannen” is, had dit goed ingezien, en wilde een richting die veel “utopischer” was dan het Groot-Neerlandisme, niet volgen.” Einde citaat.

______________

Jos Wouters, ‘Politiek en Geestelijk overlopen’, in, Het Verbond, , nr. 2/2011, p. 8.

Naar aanleiding van ‘bevrijdingsdag’

“(…) En wat voor Nederland geldt, geldt ook voor andere landen, zoals België. De Belgische socialistische oud-minister van Defensie André Flahaut sprak ooit over het verzet in zijn land dat tijdens de Tweede Wereldoorlog zou hebben gevochten voor onze huidige democratische waarden. Waarop iemand fijntjes opmerkte dat de basis van het Belgische verzet bestond uit het Legion Nationale, een rechtse, reactionaire beweging die naar huidige maatstaven helemaal niet zo ‘modern democratisch’ was, maar door onwelwillenden wordt bestempeld als ‘fascistisch’. Of neem het Verdinaso van Joris van Severen; zo’n beweging wordt steevast in het foute kamp ingedeeld. Dat een deel van het Verdinaso niet collaboreerde, maar juist het verzet in ging, mag niet baten: alle aanhangers van Joris van Severen (die trouwens bij het uitbreken van de oorlog door Franse militairen, samen met enkele joden werd doodgeschoten en dus niet eens kòn collaboreren) behoren tot het foute kamp, verzet of geen verzet. En de socialisten? Die horen natuurlijk steevast in het ‘goede’ kamp, al waren er socialisten – waaronder enkele van haar leiders, zoals Hendrik de Man – die wel degelijk collaboreerden met de Duitsers. Dat maakt niet uit: een socialist is per definitie iemand die behoort tot het Goede kamp. Een socialist hoeft zich niet of nooit te verantwoorden en heeft altijd het recht om ‘rechtse’ mensen te vereenzelvigen met ‘fascisme’(…).”

__________________

Erik van Goor, De bevrijding bevrijd in Catholica-weblog, 1 mei 2011

Gaston Eysekens

Het Verdinaso werd opgericht in de herfst van 1931 door Joris van Severen en huldigde een antiparlementaire en fascistische visie. Aanvankelijk toonde het zich voorstander van de Groot-Nederlandse gedachte. Maar in 1934 verliet Joris van Severen zijn antibelgicisme en sprak hij zich, tot verbijstering van zijn eigen aanhang, uit voor het herstel van de Bourgondische Staat van de zestiende eeuw, die een sterk Franstalige inslag had. Vanaf dan toonde hij zich een bewonderaar van koning Leopold III en kon hij in belgicistische en adellijke milieus op heel wat bijval rekenen,” [p. 60]

“Met Alfons Verbiest ben ik Joris van Severen nog gaan opzoeken te Sint-Kruis bij Brugge. Dit onderhoud leverde evenwel niets op. Van Severen hield vast aan zijn bekende standpunten: een autoritaire staatsordening en het tot stand brengen van een Bourgondisch rijk, nog groter dan Dietsland of Groot-Nederland.” [p. 79]

“Spaaks relaas werd geconfirmeerd door berichten die in de Franse pers waren verschenen en waarin gezegd werd dat Leopold III een regering had gevormd met onder ander Hendrik de Man, Joris van Severen, generaal Van Overstraeten en mijn vriend Louis Camu als ministers.” [p. 104] (Nota van de Nieuwsbrief-redactie: Louis Camu was geheim lid van het Verdinaso.

“Zij werden in allesbehalve benijdenswaardige omstandigheden naar Frankrijk gedeporteerd waar ze een slechte behandeling kregen en in kampen werden opgesloten. Sommigen hebben dit avontuur niet overleefd. Joris van Severen bijvoorbeeld, die de Abbeville door een dronken Franse officier werd neergeschoten. Toen de tragische omstandigheden van zijn dood bekend werden, was de verontwaardiging en emotie terecht groot. Vooral daar zijn aanhouding op geen enkele grond berustte.” [pp. 107-108]1

“Wat Joris van Severen betreft weet men natuurlijk niet welke houding hij zou aangenomen hebben indien hij de gebeurtenissen van mei 1940 had overleefd. Sommigen, onder wie Jef François en Paul le Roy, stapten regelrecht op de trein van de militaire collaboratie. Anderen, zoals Frantz van Dorpe en Jef van Bilsen, gingen in het verzet.” [p. 160]

_______________

Uit: Gaston Eyskens, De memoires, Lannoo/Tielt, 1993.

Spionnen aan de achterdeur

“(…) Op 18 en 19 oktober 1939 arresteerde de gerechtelijke politie van Antwerpen respectievelijk de zesentwintigjarige tolbediende Jan Cappaert uit Antwerpen en de vijfentwintigjarige student Willem Lauwaert uit Lochristi. In de loop van het vooronderzoek pleegde Cappaert op 30 november van hetzelfde jaar zelfmoord in de gevangenis van Antwerpen. Op 15 april 1940 veroordeelde de krijgsraad van Antwerpen Lauwaert tot vijf jaar gevangenisstraf wegens spionage. Tijdens de meidagen van 1940 werd Lanwaert op last van de Belgische regering richting Frankrijk gevoerd, maar hij werd al op 29 mei in Lombardsijde door de Dnitsers in vrijheid gesteld. Vervolgens kwam hij in dienst hij de SD-Gent, afdeling III. Na de oorlog werd hij opnieuw veroordeeld, eerst tot twintig jaar, dan tot de doodstraf, later achtereenvolgens omgezet in levenslange dwangarbeid en zeventien jaar buitengewone hechtenis. Hij kwam vrij in 1956 en overleed in 1978.

In tegenstelling tot de meeste hiervóór aangehaalde voorbeelden staan we hier voor een duidelijk geval van ideologisch gemotiveerde spionage. Cappaert en Lauwaert hadden elkaar in 1933 leren kennen toen ze beiden lid waren van het Verdinaso. Cappaert verliet deze organisatie in 1936, Lauwaert een jaar later. Geen van beiden heeft hiervoor een reden opgegeven. Mogelijk is ze te vergelijken met de - evenmin geëxpliciteerde - “principiële redenen” waarom één van hun vrienden, de arduinkapper Eugeen Reychler uit Eeklo eveneens in 1937 uit het Verdinaso stapte. Volgens Reychler deelden hijzelf, Cappaert en Lauwaert “dezelfde Duitschgezinde gevoelens”. Lauwaert heeft nooit tegenover hem verborgen dat hij in het geval van een nieuwe Duitse bezetting “zou werken in den zin van de aktivisten van tijdens den oorlog 14-18, wiens zienswijze hij deelt”. Zij waren niet de enigen die in deze periode het Verdinaso verlieten. Vooral jongeren, die in het Verdinaso aanvankelijk de meest radicale anti-Belgische beweging hadden gevonden waarin duidelijke sympathie voor het nationaalsocialisme aanwezig was, waren na enkele jaren in de beweging teleurgesteld. Zij vonden het Verdinaso te braaf en te burgerlijk geworden, en verwierpen de pro-Belgische ‘nieuwe marsrichting’ die de Verdinasoleider Joris van Severen in 1934 aan de beweging oplegde. Een aantal van hen ging naar het AVNJ, de jeugdorganisatie van het VNV, waarin vooral in het Antwerpse een radicale pro-nationaalsocialistische strekking aanwezig was. Anderen gingen militeren in de nationaalsocialistische splintergroepjes zoals de NSVAP, die haar Groot-Duitse ideeën niet onder stoelen of banken stak. Lauwaert en Cappaert evolueerden in deze richting. Zij worden als NSVAP-lid genoemd in een document dat de NSVAP-leiding in de zomer van 1940 opstelde ten behoeve van de Duitse overheid. (…)” [p. 177]

_________________

Etienne Verhoeyen, Spionnen aan de achterdeur. De Duitse Abwehr in België 1936-1945. Uitg. Maklu, Antwerpen 2010, 622 pp.

Nota Nieuwsbrief-redactie: Er vallen parallellen te trekken tussen de het Verdinaso toegeschreven Deutschfreundlichkeit en het haar aangewreven antisemitisme: beide elementen verloren niet weinig aan substantie in de mate dat Joris van Severen zijn beweging heroriënteerde. In tegenstelling tot Lieven Saerens laat Etienne Verhoeyen niet na deze evolutie te beklemtonen, door er op te wijzen dat die lui al vroeg uit het Verdinaso verdwenen.

Zwischen Romantik und Faschismus

“(…) Schliesslich wird nochmals auf die Auslandverbindungen des Universalismus hingewiesen, auf die Beziehungen zur österreichischen Heimwehrbewegung, zur Dinaso (Verbond van Dietsche Nationalsolidaristen) in Flandern, zur Schweizer Nationalen Front des Dr. Tobler und zur Sudetendeutschen Studentengruppe in Riga. Ausserdem bestünden Verbindungen nach Frankreich, Spanien, Rumänien, Griechenland, Türkei, Ungarn und Amerika. (…)”

_________________

Martin Schneller, Zwischen Romantik und Faschismus  - Der Beitrag Othmar Spanns zum Konservatismus in de Weimarer Republik, Ernst Klett Verlag, Stuttgart, p. 189.