> nieuwsbrief > 2011- nr 3

Inhoud

Mededelingen


Laatste oproep hernieuwen ledenbijdrage 2011

In ruil voor een ongewijzigde basisbijdrage van 25 € kunt u zich nog steeds verzekeren van een abonnement op onze Nieuwsbrief Joris van Severen en van het – reeds 15e – Jaarboek Joris van Severen – zijn persoon, zijn gedachten, zijn invloed, zijn werk. In ons vorig nummer las u al méér over de rijke inhoud van het nieuwe jaarboek dat omstreeks midden mei verscheen. Als steeds hopen we dat het handvol “achterstallige” lezers – ze kregen ondertussen al een herinneringsbrief aan - alsnog hun ledenbijdrage van 25 € zullen hernieuwen. Wie totnogtoe “in gebreke” bleef vindt hierbij andermaal een betaalformulier.

Herdenkingen

In dit nummer wordt herinnerd aan de herdenkingen van dit jaar in de Brugse Wollestraat, in het Slot van Male en aan het dubbelgraf van Joris van Severen en Jan Ryckoort te Abbeville. De herdenking nabij het Bourgoensche Cruyce, het voormalige woonhuis van Van Severen, bracht dit jaar zelfs een televisieploeg van La Une op de been. In het avondjournaal van die zender werd een danig gemanipuleerd tendentieus ‘verslag’ gebracht dat in de Franstalige pers tot enige polemiek leidde. U leest in dit nummer de genuanceerde bijdrage hieromtrent van Christian Laporte in La libre Belgique en de repliek van onze voorzitter op de totaal onhistorische voorstelling van de feiten in Vers l’Avenir. Blijkt dat het er de persmuskieten vooral om te doen was Stefaan de Clerck, de minister van justitie, een hak te zetten. Hij immers had er vorig jaar voor gezorgd dat er ook namens zijn ministerie een krans werd neergelegd bij de herinneringsplaat voor de vier Brugse slachtoffers van het bloedbad van Abbeville.

Studiecentrum Joris van Severen - vzw

De Raad van Bestuur hield haar jaarvergadering te Wakken op 9 april jl. Daar werd o.m. besloten om in 2014 een grootformaat fotobiografie te publiceren over Joris van Severen en zijn beweging. De voorstelling van deze uitgave zal gepaard gaan met een colloquium te Wakken.

 

Herdenkingen 2011


 

Rede aan het graf van Joris van Severen


 

Beste vrienden uit alle Nederlanden,

Vandaag staan we aan het graf van Joris van Severen, de Leider van het Verdinaso. Zijn persoon, zijn gedachten, zijn invloed en zijn werk doen ons ook vandaag nog steeds bezinnen over de taak die wij te vervullen hebben.

Wij hebben Joris van Severen nooit gekend. Om hem te kennen zijn wij aangewezen op overgeleverde literatuur. Wat kan Joris van Severen nog betekenen voor de jeugd van vandaag? Welke boodschap heeft de jeugd van vandaag weten te bereiken?

Wel beste vrienden, het antwoord is niet meteen duidelijk. Ook wij leren nog dagelijks dingen bij over het Verdinaso, over Joris van Severen en over de politiek-filosofische achtergrond van zijn denken. Hoe dan ook stellen wij vandaag een diepe malaise vast, die knaagt aan de fundamenten van ons volk en onze gemeenschap. Net zoals Joris van Severen zien wij absoluut geen heil in partijpolitiek, centjes- of biernationalisme. Wij zien geen heil in neoliberalisme, kapitalisme, particratie, modernisme, individualisme, collectivisme, communisme, zionisme. Vaak ondergesneeuwde Dinaso-idealen bieden ook voor de actuele situatie een gegronde uitweg, een nieuwe een radicale oplossing die ons volk nodig heeft.

Zo kan de Vlaamse Beweging kan ons geen uitweg aanbieden. Hun gezellig samenzijn onder de IJzertoren ten spijt, zouden ze beter iets nuttig doen voor ons volk en pakweg gaan boeren. Met hun eu-regionalistische discours versterken ze fundamenteel de macht van de Europese superstaat, een superstaat die fundamenteel gebaseerd is op Atlantische en kankervolle idealen. Hun discours verscheurt ons volk der Nederlanden nog meer in broedertwist en schande. Ook Joris van Severen kwam tot dezelfde conclusies. Het enige levensvatbare model is dat van de Bourgondische Nederlanden, een model waarin alle Dietsers verenigd worden in één staat, onder één kroon en met één doel: als volk LEVEN.

Het grafmonument


Vervolgens is er het liberaal-kapitalisme. Het heeft onze samenleving ontworteld. Het heeft het geld, het winstbejag en de multinationale onderneming centraal geplaatst. Het heeft ons volk tot productie-apparaat van de aandeelhouders gemaakt. Het heeft de economie losgetrokken van volk en staat. Het heeft het economisch overleven van ons volk afhankelijk gemaakt van een ‘race to the bottom’ inzake lonen en arbeidsvoorwaarden. Consumentisme en individualisme is de norm geworden.

Vrienden uit alle Nederlanden, economisch links en rechts propageren elkaar te bestrijden, maar in werkelijkheid bestrijden zij de mens, het volk en de maatschappij. Het is noodzakelijk dat wij streven naar een duurzame en organische economie, rekening houdende mens, volk, en capaciteit waarmee God onze Aarde geschapen heeft.

Vanuit beide invalshoeken geeft Van Severen ons een duidelijke boodschap mee. Herinneren wij ons volgende woorden: “Alles wat het liberalisme in Dietsland heeft ontbonden, zullen wij weer binden. Het volk aan zijn wezen, zijn grond en zijn staat; de ledematen van het volk aan het volksgeheel, aan het volkslichaam en aan zijn hoofd”.

Verder bouwde Joris van Severen ook een keurelite op. Een stijlvolle, aaneen geschraagde groep van mensen die vol overgave strijden voor hetzelfde ideaal. Zelf was hij een man met een grote openheid en een uitzonderlijk samenvattend vermogen. De hoeveelheid politieke en literaire werken die hij raadpleegde, zijn eigen intellectuele arbeid en het feit dat hij de heersende consensus onverkort én onderbouwd in vraag durft stellen verdient onze allergrootste bewondering. De kritiek was groot, maar het simpele feit dat ze tot de dag van vandaag in alle hevigheid blijft aanhouden bewijst alleen maar hoe sterk, hoe volledig en hoe consequent het intellectueel werk dat Van Severen verricht heeft wel is. Een profeet wordt jammer genoeg nooit gehoord in eigen land.

Van Severen wou de morele en intellectuele volmaaktheid bereiken, zonder hierdoor beïnvloed te worden door externe en verleidelijke factoren. De walgelijke hebzucht van het amoreel kapitalisme,parasitaire partijpolitieke en parlementaire stelsels en de gewetensloze manipulatie van de onbewuste massa kregen bij Van Severen geen kans. Als jeugd dienen wij ditzelfde nobele doel voor ogen te nemen en ons niet te laten verleiden door de grote en duivelse demonen van onze tijd. Wij dienen diezelfde elite te vormen die Joris van Severen voor ogen had. Stijlvol, ordevol, moreel, intellectueel, doelbewust.

Beste vrienden uit alle Nederlanden, moge op onze banen dan ook de hernieuwde stap van het marsbereide, nieuwe Dietsland weerklinken.

Voor Dietsland en Orde!

________________

Rede uitgesproken door Thomas B., vice-Praeses KASPER 2009-2011, aan het graf van Joris van Severen op 5 maart 2011.



Toespraak namens hetAbbevillecomité 21 mei 2011


Stefaan Coudenys, voorzitter

Het is 71 jaar voorbij de gebeurtenissen van mei 1940. De oorlog is al lang voorbij. De vraag wordt vaak gesteld: waarom het verleden niet vergeten? Wat baat het om in herinnering te houden? Waarom nog jongere generaties confronteren met de verhalen van toen? Ik geef u in drie bewegingen de bestaansreden van deze herdenking.

Vooreerst is er het persoonlijke drama van de slachtoffers, zij die vermoord werden en zij die met het trauma verder door het leven moesten. Zonder argument of reden opgepakt, mishandeld, weggevoerd en doodgeknuppeld. Vermalen in een Kafkaïaanse wereld van beulen die hun ding doen omdat het hun zo opgedragen werd. Het simpele stigma van als fout beschouwd te worden was voldoende om de toekomst dood te knijpen. Wie één leven redt, redt de wereld; in dit inferno was het omgekeerde waar: hier werden 21 levens gedood en evenveel werelden werden vernietigd.

Het is des mensen om te zoeken naar verantwoordelijken, om schuld toe te kennen, het verhaal te eindigen. Maar fundamenteel in deze tragedie is de vaststelling hoe dun de lijn is tussen beschaving en barbarij; hoe makkelijk en ongemerkt de grenzen van fatsoen verschuiven en hoe eenvoudig het blijkt de normen van de rechtstaat – dat onschuld vaststaat tot het tegendeel bewezen is – die normen van de rechtstaat te verkrachten. Daarvoor was geen vreemde mogendheid nodig die voor zichzelf de barbarij tot norm verheven had: de hele keten van verantwoordelijkheid werd hier te lande ingezet, onder de kerktoren van dit provinciale nest. Het drama van Abbeville is een tragedie omdat iedereen en niemand ervoor verant-woordelijk was. Het drama kon gebeuren omdat elke schakel in de keten niets meer deed dan zijn eigen ding; dat de keten die zij vormden alleen maar diende om een moord te plegen, dat ontging hen. Het is een ontnuchterende vaststelling.

Wij blijven tenslotte hameren op de waarheid, dat deze vier Brugse slachtoffers totaal onschuldig waren. Al in 1978 werd vanwege de Belgische overheid eerherstel verleend aan Maria Ceuterick en Louis Caestecker. Joris van Severen en Jan Rijckoort wachten daar nog altijd op. De onwil van sommigen om de gebeurtenissen van Abbeville door een objectieve bril te bekijken, de halsstarrigheid waarmee die lieden tot op vandaag ontkennen dat deze mensen oorlogsslachtoffers zijn, is stuitend. Zelfs zeventig jaar na de tweede wereldoorlog blijkt een volwassen debat hierover onmogelijk, zijn Duitse kogels toch veel erger dan Franse. Wij veroordelen hier uitdrukkelijk elke daad van barbarij, of ze nu gepleegd werd in de naam van tirannie of van democratie.

Kennis van het verleden is een noodzaak om de wereld van nu te bouwen; niet zozeer om dingen na te bootsen die vroeger al gebeurden, maar om ons ervoor te behoeden in dezelfde barbarij van vroeger te vervallen. Ziehier het belang van Eeuwige Gedachtenis.

 

Homilie herdenking Male 21 mei 2011


E.H. Roeland van Steenkiste

We hoorden in het evangelie het begin van de afscheidsrede van Jezus. Hij zet meteen de juiste toon: “laat uw hart niet verontrust worden. Gij gelooft in God, geloof ook in Mij!”

Drie jaar lang zijn de apostelen met Hem mee gegaan. Al die tijd hebben ze gehoord wat Hij verkondigde. Ze waren er bij toen Jezus de mensen benaderde: nooit veroordelend, altijd mild, genadig, zonden vergevend. Zijn leerlingen zagen hoe Hij de armen, de zieken, de uitgestotenen hun waardigheid teruggaf.

In woord en daad was de rode draad tijdens zijn leven de verkondiging van de barmhartige liefde van God, zijn Vader. Nu neemt Hij afscheid. Hij laat zijn volgelingen een testament na: de voetwassing als teken van dienstbaarheid. Brood en wijn, zijn lichaam en zijn bloed, teken van zijn gegeven zijn tot in de dood opdat wij, die in Hem geloven, zouden leven. Zijn levensopdracht is volbracht. Tengevolge van de afgunst, van de haat, van het koppig zelfvoldaan misprijzen en onbegrip van de schriftgeleerden en leiders van zijn volk zal Hij sterven aan het kruis.

België, 10 mei 1940: Joris van Severen wordt met vele anderen, zonder enige aanleiding of aanklacht, opgepakt, met spooktreinen weggevoerd en aan de Fransen uitgeleverd.

Abbeville, 20 mei 1940… Joris van Severen wordt met 21 lotgenoten laf vermoord. Ze worden zonder enige vorm van proces door Franse soldaten neergeschoten. Verraden door de achterdocht, de haat, de rancune van een land dat Joris van Severen, met zijn Heel-Nederlandse gedachte, op zijn manier heeft gediend.

Dit land, waar wij staatsburgers van zijn en dat ik bezwaarlijk mijn vaderland kan noemen, kan prat gaan op talrijke wederrechterlijke executies van de beste van zijn kinderen. Tijdens de laaghartige, mensonwaardige repressie werden ze, na een schijnproces, vermoord.

Joris van Severen kreeg geen proces. Hij kreeg niet eens kans zich te verdedigen. Hij werd weggevoerd, verwijderd uit dit land, omwille van zijn idealen, omwille van zijn Heel-Nederlandse droom: het Dietse volk, dat ooit behoorde tot de waarderijkste volkeren van de wereld, zijn fierheid, zijn waardigheid teruggeven.

Joris van Severen werd weggevoerd, gewelddadig verwijderd uit dit land waar hij op zijn manier van hield, omdat hij met lijf en leden de gaafheid, de zelfstandigheid der Nederlanden wilde beschermen. Dat hij dit deed via de werking, de eigen stijl, de regels van het Verdinaso was eigen aan die tijd. Joris van Severen behoort tot de groten van het volk der Lage Landen. We hoeven ons voor hem niet te schamen.

In onze huidige tijd waar de morele, waar de christelijke, waar de algemeen humane waarden overboord worden gegooid omwille van de enig zaligmakende ‘multicul’ en de zegeningen van de Islam, kunnen we enkel dromen van een nieuwe Joris van Severen.

Brut, brusk, onvergeeflijk gewelddadig is hij uit dit leven weggerukt. Een afscheid, een afscheidsrede werd Joris van Severen niet gegund. Des te meer bewaren, behoeden we zijn testament: het herstel van de Nederlanden, een machtig Gemenebest, een Prinsenvolk, onaantastbaar aan zijn grenzen, kloek en tuchtvol aaneengesloten binnen zijn grenzen. Zal dit voor ons een droom blijven, een onwezenlijk ideaal? (…)

Omwille van zijn trouw aan zijn levensopdracht, omwille van zijn trouw aan de liefde, die Hij verkondigde en vóórleefde, is Jezus aan ’t kruis genageld en gestorven. In de zondagseucharistie vieren wij gelovig zijn verrijzenis.

In Houe Troue aan zijn ideaal, het behoeden van de grootsheid der Lage Landen, is Joris van Severen vermoord. Hij leeft voort in de velen die hem nooit zullen vergeten. Hij leeft voort in hen die zijn ideeëngoed trouw bewaren. Hij leeft voort in hen die met hart en ziel bidden en zingen:

“Mijn schild en de betrouwen zijt Gij, o God mijn Heer.

Op U zo wil ik bouwen, verlaat mij nimmer weer.

Dat ik toch vroom mag blijven, u dienaar t’ aller stond,

De tirannie verdrijven die mij het hart doorwondt”.

 

Te Abbeville


Op zondag 22 mei vonden een handvol getrouwen elkaar terug rond het dubbelgraf van Jan Rijckoort en Joris van Severen te Abbeville. Onder hen twee kleinzonen van Juul Declercq, een kleindochter en een achterkleinzoon van Jan Ryckoort. Een prachtig bloemstuk sierde het grafmonument.

Ook daar werd, na een korte bezinningstekst, het ‘appel der Zeventien Provinciën’ en het Gebed voor de tijden van gevaar’, de ingetogen plechtigheid afgesloten met het reciteren van het Wilhelmus.

 

Op 22 mei werd het graf te Abbeville met bloemen getooid (Foto Isabelle Ryckoort)

 

Polémique autour d’une commémoration Joris van Severen: 
aurait-il collaboré avec les Nazis?
(*)


Christian Laporte

Ce lundi, Stefaan de Clerck rencontrera les responsables communautaires des juifs pour lever l’équivoque autour de ses propos malheureux sur le collaboration. Mais un autre front s’est ouvert contre lui après que le Rassemblement-Wallonie-France eut révélé qu’un représentant du ministre pourrait comme l’an passé déposer une couronne à une commémoration brugeoise, ce samedi  21 mai, autour du drame d’Abbeville où le 20 mai 1940, des soldats français avaient froidement exécuté, sans autre forme de procès sur le kiosque municipal, 21 personnes proches de mouvement d’extrême droite, mais aussi de monde communiste ainsi que des personnes de six autres nationalités qui avaient été arrêtées dès 10 mai chez nous et envoyées en France parce que considérées comme des “éléments suspects” pout l’Etat belge.  (…) C’est l’auditeur général Walter-Jean Ganshof van der Meersch qui avait eu l’idée de rassembler hors nos frontières ceux qui pouvaient constituer “la cinquième colonne”.

Quatre victimes de cette terrible bavure de l’armée de la France , alors toujours non occupée, étaient brugeoises et, parmi elles, figurait Joris van Severen, le leader du Verdinaso, le Verbond der Dietse Nationaal-solidaristen. Incontestablement, une homme politique d’extrême droite qui s’inscrivait totalement dans le climat de la montée de l’Ordre Nouveau en Europe. Mais était-il pro-nazi pour autant comme l’ont laissé entendre certains médias ou blogs ce week-end, au risque de relancer une nouvelle polémique communautaire stérile après la proposition de loi sur l’amnistie du Belang?

Rien de tel farce à pareille controverse que de laisser la parole aux scientifiques plutôt que de tirer des conclusions définitives, sous le coup de l’émotion, qui pollueraient un débat qui doit rester strictement historique…

Précisément, le professeur Bruno de Wever – grand connaisseur de la période qu’il enseigne à l’université de Gand et nullement suspect de servir la cause de la droite radicale – a consacré une notice au Verdinaso et à son chef dans la Dictionnaire de la Seconde Guerre mondiale en Belgique réalisé sous la direction de José Gotovitch et de Paul Aron.1

Une certitude: “Le Verdinaso, en français: l’Union des solidaristes nationaux thiois, était une organisation politique flamande d’extrême droite. Mais si, “au départ, le parti était fortement anti-belge, à partir de 1934, Van Severen souhaita plutôt que l’Etat belge devienne une partie des Pays-Bas réunis à l’image des anciens Etats bourguignons. Comme le précise Bruno de Wever, “C’est à ce titre qu’il soutient la politique de neutralité de la Belgique, et en mai 1940, il est clairement royaliste.

Le serait-il resté ou aurait il opté pour une entente avec les Nazis? L’on ne le saura jamais puisque Van Severen se retrouva à Abbeville où, pour des raisons qui n’ont jamais été vraiment étudiées par les historiens français, les soldats de la République optèrent pour une solution pour le moins radicale!

Reste que Emiel Thiers et d’autres responsables du Verdinaso avaient respecté les options de leur leader disparu. “A ce moment”, poursuit Bruno de Wever, “le mouvement pouvait vivre dans l’illusion qu’il jouerait un rôle important dans un mouvement de collaboration autour de Leopold III.” Pas très longtemps toutefois : ceux qui auraient pu se retrouver autour du Roi s’en détournèrent puisqu’il campa sur sa neutralité, mais une aile révolutionnaire dissidente du Verdinaso espérait être adoubée par les Nazis. En vain, car l’occupant avait choisi de soutenir le VNV et la DeVlag, mais les éléments les plus durs finirent quand même par rejoindre les SS.

Pour en revenir à Joris van Severen le Centre d’études qui perpétue sa mémoire réfute toute volonté pro-nazie de sa part. et de rappeler que pendant la Première Guerre mondiale, il défendit loyalement le Belgique jusqu’à l’armistice, alors que son soutien aux soldats flamands avait amené la hiérarchie à l’écarter du front. Certes, Van Severen devint une figure de proue du Frontpartij et épousa l’idéologie de l’Ordre nouveau, mais insiste le Studiecentrum, “juste avant mai 40, il avait encore demandé à ses troupes de combattre l’occupent quel qu’il soit. Ce qu’il aurait fait….

_______________

1 Le Dictionnaire paru chez André Versaille Editeur a fait appel aux meilleurs connaisseurs de la période.

(*) Verschenen in La libre Belgique, 23 mei 2011, pp. 8-9

 

Open brief aan Vers l’avenir


Geachte redactie,

Ik ben onaangenaam verrast geweest door uw artikel “Un hommage fédéral embarrasant” in uw uitgave van 20 mei. Niet wat betreft de eigenlijke aanleiding: de eis voor “amnestie”. Daarover wil ik me hier niet uitspreken.

Maar het gaat wel over uw mening dat Joris van Severen een beweging leidde “calqué sur le nazisme”. Want dit is niet waar, het getuigt ofwel een grote onwetendheid, ofwel is het een grove leugen. Inderdaad heeft Van Severen een tijd lang belangstelling getoond voor Mussolini en zijn fascisme, zoals hij aan het IJzerfront ook even belangstelling toonde voor wat in 1917 in Rusland stond te gebeuren. Is hij daarom een communist geweest? Het aantal Belgische politici die voor het fascisme belangstelling hebben getoond is trouwens zéér groot. Wij kunnen namen noemen.

Van Severen was te zeer gevormd in de katholieke traditie om sympathie te hebben voor het nationaal-socialisme. Hij heeft leden die contact hadden met nazi-figuren aan de deur gezet, hij heeft nooit Duits geld aanvaard (wat niet van iedereen kan gezegd worden, zoals u wel weet. Of is de naam Degrelle u onbekend?). Ik raad u aan het programma van het Verdinaso eens grondig te lezen en te bestuderen. Tegenover het nationaal-socialistische: “Du bist nichts, dein Volk ist Alles” stelde hij de uniciteit en de waarde van de menselijke persoon: “voor ons culmineert het leven in de vervolmaking van de menselijke persoon”. En nog: “de staat is slechts een middel, een noodzakelijk middel weliswaar, maar geen doel”.Was dit soms nazitaal? Moet ik nog verder citeren? Moet ik u ook herinneren dat Joris van Severen bij het uitbreken van de oorlog een trouw dienaar van de neutraliteitspolitiek van Leopold III was en dat hij zijn gemobiliseerde militanten het bevel heeft gegeven om trouw hun plicht te doen tegenover het vaderland en de besten onder de besten te zijn? Terwijl zij sneuvelden tijdens de 18-daagse veldtocht werd hun leider aan den vreemde uitgeleverd en vermoord. Overigens streefde zijn beweging naar de hereniging van de drie staten die later de Benelux zouden vormen (in Londen op poten gezet onder impuls van o.a…. P.H. Spaak). Hij was bijgevolg een tegenstander van elke vorm van separatisme, ja zelfs van het dualistisch federalisme dat wij nu kennen. Van Severen een nazi? Het is te gek om dood te doen!

Het is inderdaad juist dat sinds een aantal jaren in Brugge elk jaar de vier Brugse ‘slachtoffers van Abbeville’ worden herdacht, met steun van én het stadsbestuur én van het provinciebestuur. Onder die vier, ook Joris van Severen en zijn lotgenoot en trouwe medestander Jan Ryckoort, die overigens een gewezen communist was (!) en bovendien grootoorlogsinvalide. Wat is daar verkeerd aan? Kan Joris van Severen verantwoordelijk gesteld worden voor het feit dat een aantal van zijn volgelingen, als het ware “vaderloos” geworden na de moord op hun leider verloren liepen in de collaboratie? Als u hen dat verwijt moet u er eerlijkheidshalve ook aan toevoegen dat er een aantal volgelingen waren die in het verzet terecht kwamen.

Nogmaals, ik betreur uw tendentieus artikel dat onrecht doet aan Van Severen, maar vooral aan de waarheid. De pers draagt een grote verant-woordelijkheid voor de misverstanden en het gebrek aan vertrouwen dat onze samenleving en ons land vergiftigt.

Hoogachtend.

Vik Eggermont

Voorzitter van het Studiecentrum Joris van Severen

In Memoriam voor een leider

H. van Becke

Na twintig jaar (*), en in een tijd waar in de politieke belangstelling kwijnt, is het moeilijk geworden, de betekenis, die Joris van Severen en het Verdinaso gehad hebbe n nog te onderscheiden.

De jongeren, die deze tijd nier meer beleefd hebben, kunnen zich de sfeer van de tussenoorlogse periode niet voorstellen en weten niet welke staatkundige en maatschappelijke vraagstukken destijds de denkwijze van een hele generatie beheerst hebben.

Degenen, die thans het geestelijk en het openbaar leven beheersen, spannen zich niet in om het erfdeel van hun tegenstrevers tegen vergetelheid en verkeerde interpretaties te verdedigen. Aangezien ook de gewezen volgelingen van Joris van Severen o.i. dikwijls niet in staat geweest zijn om de wezenlijke elementen van Van Severens getuigenis te onderscheiden van het bijkomstige, is deze dode niet meer aanwezig in de levende en vruchtbare herinnering van ons volk.

Aldus ontvalt ons alweer een actiefpost die van grote waarde zou kunnen zijn voor de rijpheid en de scherpte van ons politiek denken.

We wensen een poging te doen om na te gaan wat Joris van Severen thans nog kan betekenen voor hen die liet bestaan van de Dietse volksgemeenschap als een van de basisgegevens van het staatkundig leven in de Lage Landen blijven beschouwen, en die kritisch staan tegenover het democratisch en parlementair raam binnen hetwelk het politiek leven ten onzent zijn beslag krijgt.

Afgezien van deze formele inhoud van Joris van. Severens politieke bedrijvigheid waren er nog andere factoren die van grote betekenis zijn om zijn persoonlijkheid te begrijpen massapsychologische factoren in verband met de toenmalige tijdsgeest en met Van Severens eigen persoonlijkheid.

Joris van Severen kwam na een meer dan tienjarige groei na 1918 naar voren met de eerzucht: een “leider” te zijn. Alle verhoudingen van tijd en plaats in acht genomen, is hij dat inderdaad ook geweest. Wie daarop thans terugschouwt met de twijfelmoedige spot waarmee men de verslagenen pleegt te bejegenen, negeert een van de gewichtigste politieke en psychologische werkelijkheden van de dertiger jaren.

Het is er ons hier niet om te doen om uit Van Severens werk en uit het Verdinaso ook datgene te behouden wat kennelijk tijdsgebonden is geweest, of wat louter bijkomstig of toevallig was. In Van Severens werk is niet alles geslaagd of voldragen. Dat is eigen aan de verschijning en het streven van elke mens.

Maar Van Severens leidersaanspraak en de vormen waarin hij die uitdrukte en die hij aan zijn volgelingen oplegde, behoren niet tot het onvoldragene of onbeduidende, zo men ze maar terugplaatst in het toenmalige tijdsgewricht en in crisis, waaruit Van Severens tijdgenoten een uitweg zochten.

Naderhand beschouwd is er in dat leidersritueel, en in de uiterlijke vormen, uniformen, begroeting en terminologie, heel wat dat aan de tand des tijds niet weerstaat en waarover men ironisch kan glimlachen. Dikwijls terecht. Maar dan dient men toch ook naar de ernstige kern achter die uiterlijkheden te zoeken. Dan treden tijdsnoden, bedoelingen en krachten aan het licht die hoegenaamd niet lachwekkend hoeven aan te doen, daar ze door een aantal integere mensen hartstochtelijk en echt beleefd werden.

Joris van Severen vatte zijn leiderschap op als een poging om tienduizenden heen te helpen over wat zij als democratische vormloosheid en kwalitatief verval beschouwden..

Wij wensen hem hier niet op een bovenmenselijke hoogte te plaatsen, en weten zeer goed dat ook hij niet op elk ogenblik en in alle omstandigheden op het peil bleef van zijn integrale beginselen en van zijn hoge moed en adel. Dat neemt niet weg dat hij inderdaad aan tienduizenden een spoorslag gegeven heeft om zich als Dietse mensen tot de gemeenschap te bekennen. en zulks in uitwendige vormen die inderdaad een tegengift waren tegen de slordigheid en de stijlloosheid, tegen het gebrek aan houding en het onbeheerste optreden: gebreken die eigen zijn aan de democratische orde.

Van Severen stond een integrale en onbuigzaam-consequente houding voor op alle levensgebieden. Hij was een vijand van halfheid en kleinheid, van valsheid en lafheid. Deze man, die geen heilige was (maar wie is dat wel?) heeft steeds een sfeer van integriteit, van mannelijke fierheid en van verantwoordelijkheidsbesef rond zich weten te scheppen. Waartoe dient het te wijzen op de weifelingen en de zwakheden die ook hem niet vreemd waren? Niet in zijn tekortkomingen, aarzelingen en verkeerde berekeningen en beoordelingen is hij aan een generatie verschenen maar als een sterk, moedig en eerlijk man, voornaam en toch in het volk geworteld.

Hij heeft een nieuwe levensstijl en een nieuw levensgevoel belichaamd in de dertiger jaren en op een merkelijke wijze bijgedragen om een aantal tijdgenoten bewust en zinvol aan het tijdsgebeuren te doen deelnemen. Wie dat vermag is een leider, ook wanneer een zekere plechtstatigheid een wel eens overdreven beklemtonen van het hiërarchisch beginsel naderhand bevreemdend aandoet.

Uiteindelijk wilde Van Severen door het gezagsbeginsel en de hiërarchische ordening te beklemtonnen de bronnen weer aanboren van de natuurlijke, volkse orde, wars van de bedrieglijke gelijkschakeling van de democratie. Dit hoge doel heeft aan het Verdinaso, in zijn beste vertegenwoordigers een stempel van gebondenheid en geslotenheid verleend, die nadien onbereikbaar waren voor andere politieke organisaties.

Joris van Severen wist bij zijn volgelingen een intens politiek actievermogen en een grote offervaardigheid te ontwikkelen. Hij heeft er velen uit de afzondering en de onvruchtbaarheid van het intellectualisme gehaald en talrijke kleinburgerlijke en ik-zuchtige horizonten verruimd tot her perspectief van een bewogen en heldhaftige tijd.

Wij weten wel dat Van Severen hiermee niet alleen stond: in Dietsland niet, en in Europa niet. Hij heeft die waarden niet geschapen en uitgedragen uit individuele kracht. Een hele generatie reageerde en dacht zo in functie van een scherp aangevoelde nood aan rechtlijnigheid en onvoorwaardelijke politieke eerlijkheid, aan grootheid en voornaamheid. Van Severen heeft dit ruim verspreide streven echter op een merkwaardige wijze geactiveerd bij hen die in de ban kwamen van zijn aantrekkelijke persoonlijkheid, in zover de “volgeling” de persoonlijkheid van de “leider” echt kan kennen.

De gewelddadige dood van Joris van Severen heeft aan zijn leven en zijn menselijke en politieke verschijning een tragiek en een grootheid verleend, die de thans woekerende burgerlijke zelfvoldaanheid zover te boven gaat, dat ze er de zin niet meer van vat.

Hij behoort tot een generatie en een tijdsgewricht, waarvan de dramatiek ons volk zal doen huiveren, wanneer het ooit zal geleerd hebben zijn groten en zijn getrouwen naar andere maatstaven te oordelen dan de meeval in verkiezingen en liet aantal samen gegraaide politieke en andere mandaten. Dan treedt de man, die door de soldateska te Abbeville afgemaakt werd, wel weer te voorschijn in zijn menselijkheid en grootheid, samen met de vele andere gehoonde doden (…), die de moderne Dietse gemeenschap in een zo ontstellend grote mate gekend heeft.

Ook in andere Europese landen was deze tijd onzeglijk hard en de rechtse stromingen hebben niet het monopolie van het gedragen leed en van de ondergane verguizing en ontering. Wanneer we hier trachten Joris van Severen en zijn tijd een ogenblik te doen herleven, is dit hoegenaamd niet omdat we blind zijn voor de menselijke schoonheid en heldhaftigheid van de overwinnaars, die overigens nadien dreigden overwoekerd te worden door gewinzucht, hoera-patriottisme en haat tegen de overwonnenen.

Maar Van Severen is meer van ons, en indien zijn geestelijke nalatenschap ooit nog vruchtbaar kan inwerken op ons volk, zal er o.m. van ons gevergd worden dat wij er ons toe blijven bekennen, zonder kleinheid of nijd, zonder Byzantijns ketterjagerei ook, en zonder exclusieven. Met kritische kennis van de man en van zijn werk. Er bestaan een aantal mensen voor wie het a.h.w. nog niet genoeg is dat Van Severen niet meer leeft: zij willen zich zelf nog begraven in sektarisme, in verkwezelde piëteit voor een leider, die zelf de eerste zou geweest zijn om zich te keren tegen dit pseudopolitiek spiritisme.

Er blijft waarachtig in Van Severen nog substantie genoeg over om de analyse van de hedendaagse politieke vraagstukken te stimuleren en te voeden. De knelpunten waaruit hij de zijnen heeft willen bevrijden, werden niet overwonnen. De nationale en sociale slagbomen werden slechts nog hoger in de Lage Landen. Indien ooit in een gewelddadig conflict het Westen voor het naakte leven had te vechten, zou duidelijk blijken hoe gevaarlijk leeg en hol de politieke vormen nu zijn, die Van Severen eens heeft willen hertemperen door Dietse grootheid, sociale evenwichtigheid en gebondenheid aan de volksgemeenschap. (…)

Wij hebben hier slechts naar enkele krachtlijnen gezocht. Ze waren bewust Diets, al ontbreken ook in Van Severens bestaan de erratische bewegingen niet. Ze werden beheerst door een staatkundige verbeeldingskracht en door een geschiktheid voor politieke vormgeving die de middelmaat in Vlaanderen verre overtroffen. Zijn sociale visie en zijn geloof in de organische harmonie van de economische gemeenschappen kan onwerkelijk schijnen in deze tijd, waar wat dat betreft niet veel anders meer overblijft dan een stuk bewuste of onbewuste marxistische analyse op een achtergrond van kleinburgerlijk materialisme, waarin Marx. Engels of Lenin bezwaarlijk hun groots visioen van menselijke bevrijding nog zouden herkennen.

Wij kunnen er ons niet bij neerleggen dat nu alle zin voor het hogere, het heldhaftige en het organisch-gebondene in het maatschappelijk netwerk rond de West-Europese stroommondingen voor goed zou uitgedoofd zijn. Wij kunnen ons niet voorstellen dat de laatste schreden die Joris van Severen deed op dat pleintje te Abbeville, de weg naar het duister vergeten en het politieke NIET zouden geweest zijn.

Eens zal ons volk in eerbied verstillen wanneer deze en andere grote doden in marmeren sarcofagen voor de massa zullen gevoerd worden bij een dodenherdenking, die minder de stempel onzer nederlagen zal dragen dan het huidige gedempte appèl.

Wie zulke doden vergeet. draagt het leven niet meer in zich.

__________________

(*) Bron: maandblad Dietsland-Europa, 5e jg., april-mei 1960.

 
“Adel in Vlaanderen. Verleden, heden en toekomst”


Vik Eggermont

Uit deze studie van een telg uit een adellijk geslacht blijkt andermaal de wezenlijke invloed die Joris van Severen op het einde van de jaren ’30 – na zijn “nieuwe marsrichting” dus wist uit te oefenen om een invloedrijke maatschappelijke stand die tot toen eerder negatief had gestaan ten overstaan van de gerechtvaardigde verzuchtingen van de Vlaamse Beweging. We citeren zonder commentaar een drietal fragmenten:

______________

(*) Nota Nieuwsbrief-redactie: hier gaat de auteur toch wel ietwat te ongenuanceerd door de bocht.

N.a.v. P. de Pessemier’s Gravendries, Adel in Vlaanderen. Verleden, heden en toekomst, Uitg. Borgerhoff & Lamberigts, Gent, 2010, 127 pag., ill., ISBN 978-90-89311-93-1

 

In Memoriam


Mathieu Olyslager (Rotterdam 20 juli 1915 - Antwerpen 11 mei 2011). Mathieu stond al vanaf 1933 als militant in het Verdinaso, samen met zijn broers Harry en Leo en zijn zus Agnes. Tijdens WO.II belanden de drie broers in de Langemarck. Hun zus maakte deel uit van de staf van de Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen.


Een Waalse Dietser


Picard

Le Soir-hoofdredactrice Béatrice Delvaux zei het recent nog in een interview: de Franstaligen weten dat het einde van België nadert en doorstaan momenteel een rouwproces. Eén van de manieren om dat te doen is het neerpennen van een aantal eigen gevoelens en inzichten. Dat is wat Luc Beyer de Ryke doet met zijn nieuwste boek La Belgique et ses démons. Mythes fondateurs et destructeurs (Ed. Mols, 2011, 200 blz, 21,50 €). Luc Beyer was jarenlang presentator van het RTBF-journaal, was in de politiek actief als Franstalig liberaal Europarlementslid en is van oorsprong een Franstalige Gentenaar.

In zijn nieuwste boek mijmert Beyer over de figuren en gebeurtenissen die de Belgische of belgicistische geschiedschrijving naar voor heeft gebracht: Godfried van Bouillon, de Bourgondische periode, Albert I, … Kortom, de Pirennistische geschiedschrijving. Beyer vindt het jammer dat deze “mythes fondateurs” (stichtende mythes) niet voor een nationale eenheid hebben gezorgd. De pogingen tot Belgische natievorming hebben volgens Beyer altijd af te rekenen gehad met de Vlaamse, de Waals-Franse, de Bourgondische en de Groot-Nederlands-orangistische natievorming. Vooral aan deze laatste twee besteedt Beyer in zijn boek veel aandacht.

Voor een Franstalige liberaal van Gentse afkomst niet verwonderlijk, want na 1830 was Gent jarenlang een antiklerikaal orangistisch bastion. Opvallend is wel dat ongeveer 15 bladzijden van het boek gewijd zijn aan het Heel-Nederlandse denken van Joris van Severen (1894-1940). Beyer kan zijn fascinatie voor de leider van het Verdinaso amper verbergen.

Hij haalt in het boek een onbekende tekst naar boven van Rex-leider Léon Degrelle (die beweert dat zijn Bourgondische droom door gesprekken met Van Severen vorm kreeg). Een analyse die we met een korrel zout moeten nemen, de mythomanie van Degrelle kennende.

Wat echter op ware feiten berust en in Beyers boek uitgebreid aandacht krijgt is zijn analyse van wat er na WO II met de denkbeelden van Joris van Severen gebeurd is. Zijn Heel-Nederlandse credo werkte door tot in de Gentse gemeenteraad waar Beyer als Franstalige liberaal in de jaren ’60 nog zetelde (“ik ontmoette er gemeenteraadsleden die trouw waren gebleven aan Van Severen”). De Vlaamse Beweging eert Van Severen nog, stelt Beyer, maar eigenlijk zijn zijn denkbeelden vooral door een Waal in stand gehouden. De auteur heeft het over de Waal Louis Gueuning (1898-1971) die net voor de oorlog door Van Severen wordt aangesteld als Verdinaso-verantwoordelijke voor de Romaanse gouwen. Voor zijn bijdrage over Gueuning haalt Beyer voor een deel zijn mosterd bij een tekst die Bart de Wever als doctorandus geschiedenis schreef over de naoorlogse Dinaso-beweging. Een studie die tien jaar geleden zowel in het vijfde Joris van Severen-jaarboek is verschenen als in het Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis.

Louis Gueuning komt uit de Waalse beweging (Renaissance Wallonne) maar wordt in de loop van de jaren een aanhanger van het ideaal van de 17 provincies. Tijdens WO II neemt hij een afwachtende houding aan. Hij is zowel anti-Duits als anti-Engels. Volgens Beyer probeert Gueuning VNV-leider Hendrik Elias ervan te overtuigen dat Walen ook Dietsers zijn. Hij richt de clandestiene Joris van Severen Orde op, zit na de bevrijding een tijd gevangen maar na zijn vrijlating gaat hij verder met het propageren van de Dinaso-principes. Gueuning is de drijvende kracht achter Van Severens grafmonument in Abbeville. Met zijn ‘post-Dinaso’-beweging profileert Gueuning zich tijdens de Koningskwestie en de Congo-crisis. Rode draad doorheen de activiteiten van Gueuning is zijn anti-Britse houding, stelt Beyer: “De anti-Engelse afkeer neemt toe. Het van nature perfide Albion, wil België zijn Congo afnemen.” Beyer merkt na WO II ook een groeiende verwijdering tussen ex-Dinaso’s die meer en meer in de richting van het Vlaams-nationalisme evolueren en de groep rond Gueuning die Franstalig en “belgicistisch” is. Volgens de auteur wordt er in de groe-peringen die Gueuning opricht (zoals het Comité d’Action Nationale) nog amper over Dietsland gesproken. Beyer: “Men zingt er over ‘Le Roi, La Loi, La Liberté”.

Ik denk dat Beyer hier een loopje met de waarheid neemt. Verschillende ex-medestanders van Gueuning hebben mij bevestigd dat de 17 provincies altijd centraal hebben gestaan in het betoog van Gueuning. En bij zijn medestanders waren altijd ook veel Vlamingen.

Het is in elk geval een goede zaak dat Beyer het Franstalige publiek kennis laat maken met de bijna vergeten Waalse Dietser Louis Gueuning. Het wordt trouwens tijd dat deze wat ongewone figuur uit de geschiedenis van de Lage Landen eindelijk eens een volwaardige biografie krijgt.

_______________

Bron: ’t Pallieterke,  23 maart 2011 – rubriek Li bia bouquet