> nieuwsbrief > 2010 - nr 3

Inhoud

Mededelingen


Hernieuwen ledenbijdrage 2010

Wie totnogtoe naliet zijn bijdrage te vereffenen kreeg ondertussen een herinneringsbrief in de bus. Daarin werd eraan herinnerd dat de basisbijdrage 25 € bedraagt, in ruil waarvoor men zich ook in 2010 van een abonnement op onze Nieuwsbrief Joris van Severen en van het – reeds 14e – Jaarboek Joris van Severen – zijn persoon, zijn gedachten, zijn invloed, zijn werk verzekert. De jaarboeken werden ondertussen verstuurd – en wie meteen ook de nieuwe Joris van Severen-biografie van Pieter Jan Verstraete bestelde ontving zijn exemplaar daarvan samen met het jaarboek.

 

Deze nieuwe biografie over Joris van Severen kan voortaan niet meer via ons Studiecentrum Joris van Severen geleverd worden. Ze kan wel nog via de auteur besteld worden, mits overschrijving van 16,50 € (verzendkosten inclusief) op rekening nr. 462-7286791-52 van Pieter Jan Verstraete, 8500 Kortrijk met vermelding “JvS-Aspekt”.

 

 

Belangrijke teksten rond Joris van Severen


Volgende belangrijke (maar zo goed als onvindbaar geworden) teksten werden door T. Wenzel in het kader van het 70e sterfjaar van Joris van Severen ingescand als PDF-document. Zo zijn Joris van Severen - Vader des vaderlands (4 door Louis Gueuning tijdens WO II gehouden herdenkingsredes, namelijk: De mens – Leider – Vader der Nationale Revolutie en Dietse politieke wijsheid) (74 pp.), Joris van Severen – Boodschap over de Dinasozending (20 p.) en Zending van het volk der Nederlanden (23 pp.) terug beschikbaar voor belangstellenden. Waarvoor heel veel dank aan T. Wenzel voor dit spontaan initiatief. We sturen u op eenvoudig verzoek deze teksten (als PDF-bestand) graag per e-post door.

 

70 jaar later: terugblik op 22 en 23 mei 2010


Jaarmis in de kapel van het Slot van Male

De Stichting Joris van Severen kan andermaal terugblikken op een geslaagde en stijlvolle herdenkingsmis in het Slot van Male. Fragmenten uit de homilie van de E.H. Gijs van Ryckeghem leest u elders in dit nummer. Tijdens en de aansluitende receptie in de hovingen van het ‘Hof van Male’, kreeg Pieter Jan Verstraete, de auteur van de jongste Joris van Severen-biografie, het woord teneinde zijn publicatie toe te lichten. De leden van ons Studiecentrum Joris van Severen die het recent verschenen 14e Jaarboek Joris van Severen nog niet onder ogen zagen konden meteen hun exemplaar in ontvangst nemen.

   In de stemmige kapel van het Slot van Male

Herdenking aan het Bourgoensche Cruyce

Vooraf, de in voormiddag, werd bij de toegangspoort tot het Bourgoensche Cruyce, het voormalige woonhuis van Joris van Severen in de Wollestraat te Brugge - waar een gedenkplaat de namen van de vier Brugse slachtoffers van het Bloedbad van Abbeville memoreert - door het Brugse Abbeville Comité een korte herdenkingsplechtigheid georganiseerd. Na enkele korte toespraken – waarbij o.m. Tim Trachet, de maker van de TV-documentaire over het bloedbad, aan het woord kwam – werd de plechtigheid afgesloten met een bloemenhulde aan de gedenkplaat, door o.m. een afgevaardigde van het Brugse Stadsbestuur, van de Provincie West-Vlaanderen en van het Ministerie van Justitie, maar ook namens de Stichting Joris van Severen. Onder de aanwezigen o.m. Mevr. Gaby Warris, de laatste overlevende van het bloedbad en een kleindochter van Jan Rijckoort.

  

Links: een kleindochter van Jan Rijckoort, samen mat Gaby Warris. Midden: de bloemenweelde aan de gedenkplaat aan het Boergoensche Cruyce. De krans met de Belgische driekleur was deze namens de Belgische minister van justitie. Rechts: het graf te Abbeville

Groet aan het graf te Abbeville

Op zondag 23 mei werd dan een gezamenlijk bezoek gebracht aan het graf van Joris van Severen en Jan Rijckoort. Tijdens de korte plechtigheid, met neerlegging van een bloemstuk vanwege de Stichting Joris van Severen, werd middels een korte bezinningstekst, het Appel van de 17 Provinciën en het Gebed voor de tijden van gevaar herinnerd aan wat 70 jaar terug gebeurde. Zeventig voorbijgegane jaren waarop elk jaar nu eens meer, dan weer minder mensen zich omstreeks de datum van 20 mei rondom het dubbelgraf van Joris van Severen en Jan Rijckoort schaarden in het teken van gedenken en herdenken Decennialang waren dat allereerst de getrouwen van het Verdinaso, maar hun generatie is dusdanig uitgedund dat jongere generaties stilaan die piëteitsvolle taak op zich dienen te nemen. De hoop er in 2010 – 70 jaar later – nog eens met velen te zijn om die zinvolle traditie te bestendigen bleef onvervuld. Elders in dit nummer leest u evenwel over het hoopvolle experiment van maart jongstleden: over het toen doorgegane jongerenbezoek aan het dubbelgraf.

Naar verluidt brachten in de namiddag van 23 mei ook nog de deelnemers van de Normandië-reis van het Davidsfonds, o.l.v. dr. Luc de Vos, een bezoek aan het dubbelgraf te Abbeville.

Tijdens de receptie in het Hof van Male, na de herdenkingsmis

Aan het graf te Abbeville

(Met dank aan Marc Witters, Lommel, voor de foto’s)


Homilie te Male op 22 mei 2010


Gys van Ryckeghem

[…] De Geest van God maakt – in het Pinksterverhaal - van angstige mensen stoutmoedige verkondigers van de goede boodschap. Ze sluiten zich niet langer op in zichzelf maar treden naar buiten. Ze zijn niet langer bekommerd om eigen belang, maar komen op voor hun medemensen: ze komen op voor broederlijkheid, rechtvaardigheid en vrede.

Zo was ook Joris van Severen rondom wiens gedachtenis wij hier samenzijn. In hem leefde iets van het heilige vuur van Pinksteren. Hij sloot zich niet op in zichzelf of in zijn eigen kleine kring. Hij trad moedig en zelfbewust naar buiten. Hij verkondigde een boodschap. Hij leefde met een grote droom, met een groots ideaal voor ogen. Hij zag een nieuwe dageraad voor zijn Vlaamse volk: zijn volk dat klein en onmondig gehouden werd door onderdrukkende staatsstructuren. Met de inzet van heel zijn persoonlijkheid heeft hij daarvoor geleefd, tot de dood toe.

Zeventig jaar na zijn dood blijft hij leven. Hij blijft leven in het hart van veel mensen. Zijn geest blijft hen bezielen. Zijn zin voor orde, zijn streven naar waarheid, zijn misprijzen voor alledaagsheid en kleinzieligheid, zijn hoogstaande levensstijl, zijn ruime blik die over grenzen heen kon kijken, zijn onvoorwaardelijke trouw aan zijn Vlaamse, zijn Nederlandse volk.

De geest van Joris van Severen roept ons op om bewust te blijven van ons groot verleden, maar om er ook niet aan vast te zitten. Hij roept ons op om naar de toekomst te kijken en binnen het groeiende Europa de nieuwe mogelijkheden te zien en te baat te nemen.

Laten we dan, op dit Pinksterfeest bidden dat Gods Geest alle ontreddering en kleinmoedigheid uit ons hart weg zou nemen, dat Hij ons offervaardig zou maken, dienstbaar en vol mededogen; dat Hij ons hart bedacht zou maken op recht en gerechtigheid, dat Hij ons geestdriftig en stoutmoedig zou maken om in de geest en naar het woord en voorbeeld van Joris van Severen ons in te zetten voor het welzijn van Vlaanderen, voor het heil der Nederlanden. Dat wij vindingrijk zouden zijn, bekwaam en sterk om een nieuwe wereld uit te bouwen waar geen oorlog en geen haat meer zijn, maar vrede en vriendschap in Jezus' naam.
 

Abbeville 2010


Vik Eggermont

Wij staan hier voor de graftombe van Joris van Severen en Jan Rijckoort. Dit graf bevat nog slechts enkele luttele resten stof van wat ooit de leider was van een politieke formatie zoals de Nederlanden er voorheen nooit een gekend hadden. Slechts enkele luttele stoffelijke resten. Méér niet.

En nu zal ik iets zeggen dat mogelijk schokkend overkomt. Deze resten stof van de dode Van Severen interesseren ons geen zier. De dode Van Severen, dat is een zaak tussen hem zelf en zijn Schepper. En daar is ons menselijk begrip te klein voor.

Maar wie ons wél interesseert, dat is de LEVENDE Joris van Severen, die ofschoon tot stof vergaan, ons nog altijd bezielt en de weg toont. De Van Severen die ons toeriep dat: “in het duistere gewoel der zich thans in razend tempo ontwikkelende gebeurtenissen en der hals over kop opgeworpen vraagstukken”, onze “allereerste en aller-dringendste nood“ er een was “aan klaarheid en rustig inzicht”. Bemerkt gij ook hoe actueel die woorden nog altijd zijn?

Ik weet dat sommigen daarop zullen antwoorden dat hij als staatsman tenslotte nooit zijn doel bereikt heeft. Wat inderdaad onloochenbaar waar is. Nog erger: zij zullen ons wijzen, soms zelfs met een pervers genoegen, op zijn kleine kanten, zijn talrijke menselijke tekortkomingen.

Maar diezelfde geesten houden er in hun bekrompenheid dan geen rekening mee dat elke mens naast een concreet, een materieel vaderland, met zijn grenzen, instellingen en wat nog meer, nog zo iets heeft als een geestelijk vaderland. Een geestelijk vaderland waarin hij zich geborgen voelt, waarin zijn geest zich vrij ontplooien en ontwikkelen kan om tenslotte thuis te komen bij God, “bron van alle recht en alle orde”.

In tijden als deze wordt het pas duidelijk wat het betekent een verleden en een innerlijk erfgoed te hebben, dat onafhankelijk is van toeval of wisselende tijdsomstandigheden. Het besef door een geestelijke overlevering gedragen te worden die eeuwen terug gaat, geeft iemand, dwars door alle tijdelijke moeilijkheden heen, het zekere gevoel van geborgenheid.

Van Severen heeft dit zéér goed begrepen toen hij ons voorhield:

·        dat de staat slechts een middel was, weliswaar een noodzakelijk middel, maar geen doel op zich;

·        dat in het centrum van het leven de mens staat, en dat het leven culmineert in de persoonlijke vervolmaking van ieder van ons.

En dát in een tijd, beste vrienden, dat leiders van grote mogendheden hun volk voorhielden dat de staat, het ras of de klasse het middelpunt en het enige doel van het menselijke bestaan waren. “Du bist nichts, dein Volk ist alles”, of: “het bloed van de Goelag is meststof voor de toekomst van de klasse.”

Wij vragen hier aan dit graf, aan deze graftombe, die slechts enkele luttele stoffelijke resten bewaart, om de kracht te vinden om ons dát geestelijk vaderland van Van Severen eigen te maken. Die kracht zal ons maken tot wat wij als mens zijn.

Zijn, écht zijn! En dat is niet de titulatuur van een hoog ambt of dito functie op uw naamkaartje hebben staan prijken. Of op uw doodsbrief.

Vrienden, samen zij wij getuigen van de ineenstorting van een wereld. En geloof mij, het is geen fraai beeld. Maar u bent ook de bevoorrechte getuigen van de dageraad van een nieuwe beschaving, waaraan jullie geroepen zijn mee te bouwen en die Joris van Severen ons door zijn dood heeft verdiend. Zijn dood was als het ware de handtekening onder zijn levenswerk.

 

Jongerenbezinning aan het graf van Joris van Severen


Dit jaar, is het 70 jaar geleden dat Joris van Severen te Abbeville, op de zuidgrens van de oude Nederlanden, door Franse soldaten in paniek vermoord werd, hielden jongeren uit de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden een waardige bezinning aan zijn graf te Abbeville. De wijze waarop zij getuigenis aflegden valt na te lezen in Confiteor, het tijdschrift van Kasper, en ook op hun webpagina’s (www.kasper-gent.org). Bij die gelegenheid sprak ook Vik Eggermont, de voorzitter van ons Studie-centrum, die jongeren toe en bracht Jean Pierre Destrebecq hen een boodschap vanuit de Romaanse gouwen. U leest navolgende hun beide toespraken. Inleidend ook nog de bewust Franstalig gehouden toespraak namens Kasper.

 

Toespraak namens Kasper


On nous a demandé de formuler une réponse à la question suivante: “Joris van Severen, que peut-il signifier pour la jeunesse d’aujourd’hui?” A ce moment, camarades, nous nous rappelions le trajet que nous avons parcouru pendant la naissance de notre mouvement, puisque nous avons trouvé une réponse en créant une nouvelle réunion de camarades.

Nous avons discerné un malaise profond qui rongeait notre communauté et nos possibilités à nous développer. Désormais nous nous rendions compte de l’impossibilité à résoudre ces problèmes au moyen de fausses pistes trop fréquentées par les mouvements réactionnaires nationalistes, par le nationalisme pour l’argent et par les politiques politiciennes bornées. En vue de cette problématique, nous étions en train de chercher une solution nouvelle et radicale. Et voilà Joris van Severen. Car même à sa propre époque, Joris van Severen a développé des idées révolutionnaires qui rendaient toutes les parties stupéfaites. Aussie aujourd’hui ses idees originele restend d’importance.

Mais, chers amis, il faut que nous soyons honnêtes au début de notre exposition, en nous demandant pourquoi nous faisons cette exposition en Français? Nous avons fait ce choix consciemment dans l’esprit de Joris van Severen, parce qu’il avait déjà conclu de bonne heure –et voilà pourquoi sa nouveauté – il avait conclu que le mouvement Flamand défectueux et immobile n’aurait en n’aura jamais d’avenir dans l’Europe de demain. Et il a pris la décision de reprendre une modèle viable, le bastion des Pays-Bas bourguignons.

Dans ses pensées nous pouvons reconnaître un homme qui faisait preuve d’une ouverture pragmatique et d’un pouvoir à créer des synthèses. Comme le peuvent d’abord la vaste quantité et diversité d’œuvres politiques et littéraires qu’il a consulté, puis son propre travail intellectuel dans ses publications en enfin le fait qu’il a osé de défier et de questionner l’ordre consensuel. Une telle attitude critique et audacieuse ne mérite que notre admiration.

Il y a quelques-uns qui reprochent un comportement superficiel et capricieux à Joris van Severen justement dans l’intérêt de cette attitude. Il n’en est rien, car nous pouvons discerner un personnage prêt à tenir parole et à appliquer ses paroles dans ses actions. Et tout cela malgré toutes les critiques qu’il aurait et aura reçu. Un prophète ne se fait jamais entendre par son propre pays.

Tout ce que nous avons déjà dit rappelle un effort continuel d’un personnage indépendant pour atteindre la perfection morale et intellectuelle, et tout cela sans se rendre compte des facteurs externes et séduisants, comme la vile soif du gain d’un capitalisme amoral, comme l’espoir d’une position dans un système parlementaire parasite, comme une manipulation sans scrupules des masses inconscientes. Notre jeunesse ne veut qu’essayer à reprendre cette attitude vraiment noble et par conséquence, à éviter ces trois démons avec vigilance: un nationalisme engendré par l’appât qui tente à développer son pouvoir par des constructions impénétrables et des réformes d’état.

Bref, les Pays-Bas comme modèle politique, une ouverture d’esprit capable à créer une synthèse morale en un état solidariste viable, ces trois idéaux forment l’héritage de Joris van Severen, un héritage qui peut inspirer jusqu’aujourd’hui notre jeunesse à former un nouveau et honnête idéal. Voilà pourquoi je veux conclure mes mots avec le dicton.


Etre, être vraiment ce que l’on est…


Jean-Pierre Destrebecq, Hainaut

Etre, être vraiment ce que l’on est appelé à être: là est l’essentiel d’une vie humaine.

Amis qui êtes jeunes encore. Ensemble, nous assistons à l’écroulement d’un monde. Et, croyez-moi, l’image n’est pas belle.

Mais vous êtes aussi les témoins privilégiés de l’aube d’une nouvelle civilisation, qu’ensemble vous allez contribuer à édifier et que, par sa mort, Joris van Severen a méritée. Sa mort signait l’œuvre de sa vie.

C’est pourquoi, en tant qu’homme âgé, je vous suis reconnaissant d’avoir voulu prendre part avec mes amis et moi, à cette commémoration.

Des mots me viennent à l’esprit, quelques mots seulement qui en disent plus long que de longues phrases.

Solitude, fidélité… Sangs mêlés.

Sacrifice d’une vie, de vies broyées par le rouage meurtrier de la bêtise, de la folie humaine.

C’était il y a septante ans… C’était hier, c’est aujourd’hui.

Faisons silence. Ici, en ce lieu, le silence parle plus encore que les paroles.


Ontleende Joris van Severen zijn corporatisme-concept aan Landauer? (*)


Piet Tommissen, Ukkel

Gustav Landauer

 

In enkele in de JvS-Nieuwsbrief verschenen artikels wordt betoogd dat Van Severen zijn idee van een corporatieve orde aan Franse denkers ontleend heeft: aldus Rudy Pauwels (1932-2008) op p. 18 in de aflevering van het 3de trimester 2002, en Frank Judo (°1970) op p. 12 in het nummer van het 4de kwartaal 2002. Dit standpunt staat in schril contrast met wat Luc Pauwels (°1940) drie jaar vroeger (1999) op p. 214 in zijn als jaarboek 3 van het Studie- en Coördinatiecentrum Joris van Severen gepubliceerde licentiaats-verhandeling geschreven had: Gustav Landauer (1870-1919) zou Van Severen op het spoor hebben gezet! Ik zelf heb in de Nieuwsbrief van het derde trimester 2005 Landauer ook terloops vernoemd (p. 12). Wie heeft het bij het rechte eind? Op die vraag ga ik trachten een voorzichtig antwoord te geven.

Ik zeg wel: “een voorzichtig antwoord’. Want het is niet omdat in iemands bibliotheek diverse publicaties van een bepaalde auteur staan (b.v. van Jules Verne of van Karl May) dat de bezitter ervan de invloed van die auteur ondergaan heeft. zomin als het ontbreken in die bibliotheek van publicaties van een andere auteur invloed van deze laatste a priori uitsluit.

Voorts ben ik van mening dat in een groot aantal gevallen de tijdsgeest zowel invloed in de hand kan werken als die invloed uitsluiten. In het onderhavig geval dient m.i. rekening te worden gehouden met het feit dat voor, tijdens en korte tijd na Wereldoorlog I ook in Vlaanderen (in eerste instantie in West- en Oost-Vlaanderen) het anarchisme een zekere aantrekkingskracht uitgeoefend heeft, b.v. op August Vermeylen (1872-1945). Men vergete ten andere niet dat de echtgenote van de Gentse hoogleraar Julius Mac Leod.(1857-1919), Florence Hélène Maertens, het opus magnum van Peter Kropotkin (1842-1921), de leider van één der dominerende anarchisten-‘scholen’, in het Nederlands heeft vertaald.1

Ook aan Van Severen is de anarchistische bekoring niet voorbijgegaan, zij het slechts gedurende een korte tijd. Men is derhalve geneigd te denken dat hij Landauer best schatplichtig kan geweest zijn. Landauer was daarenboven niet de eerste de beste en het valt op dat momenteel zowel in Duitsland2 als in Frankrijk3 werk van hem heruitgegeven, respectievelijk vertaald, en zijn gedachtegoed opnieuw onder de aandacht gebracht wordt.4

Ofschoon de van Joodse origine Landauer5 zijn universitaire studies niet beëindigde heeft hij een indrukwekkend aantal publicaties op zijn naam staan. Eerlijk gezegd: men staat verbaasd over de omvang van die productie. Hij vertaalde werk van meester Ekkehard (1260-1328) (1903), Oscar Wilde (1854-1900) (1904 en 1907; in samenwerking met zijn tweede echtgenote, Hedwig Lachmann (1865-1918), Kropotkin (1904), Bernard Shaw (1856-1950) (1908), Rabindranath Tagore (1861-1941) (1915; weerom in samenwerking met zijn tweede eegade) en Walt Whitman (1819-1892) (1919), schreef eigen boeken zoals Skepsis und Mystik (1903) en - op aandringen van zijn vriend, de bekende Joodse theoloog Martin Buber (1878-1965), Die Revolution (1907)6 - en publiceerde in een 50-tal tijd-schriften en kranten maar liefst meer dan 500 essays en artikels.

Nochtans heeft Landauer zijn bekendheid in eerste instantie aan zijn politieke standpunten te danken en gaat hij niet zonder reden als de belangrijkste Duitse theoreticus van het anarchisme door, weliswaar van een eigen variant, namelijk van een niet op geweld stoelend anarchisme, maar eentje met een libertaire samenleving én een cultureel socialisme als streefdoel. Het was Landauer niet om een revolutie van de samenleving, maar om de ‘Vergesellschaftung’ van de revolutie te doen. Te noteren dat hij zich distantieerde van het zionisme en dus ook van de posities die de Joodse vrienden die hem het naast stonden, o.m. Martin Buber, innamen.7

Wegens plaatsgebrek moet ik aan een proeve van synthese van die zienswijze verzaken.8 Toch ware het fout één aspect onvermeld te laten, te weten de gelijkenis van de kern van die synthese met de door Pierre-Joseph Proudhon (1809-1865) gelanceerde “anarchie positive”: “le plus haut degré d’ordre dans la société s’exprime par le plus haut degré de liberté individuelle”, of concreter uitgedrukt: elk individu “serait également et synonymement producteur et consommateur, citoyen et prince, administrateur et administré”.

Hoe dan ook, ik begrijp niet hoe Luc Pauwels op de gedachte gekomen is, te schrijven dat Van Severen bij Landauer “zijn eerste corporatistische ideeën opdeed”. En wel om drie redenen. Primo omdat hij enkel verwijst naar een door Severen op 24 januari 1920 [op p. 166 schrijft Pauwels verkeerdelijk ’14.1.1920’] in zijn dagboek overgeschreven lang excerpt uit de Franse vertaling van een aan Landauer gewijd artikel van Wilhelm Michel (1877-1942).9 Secundo omdat het in dat excerpt gaat over de mens Landauer - “een zuiverschoon mens en zuiver godsdienstig mens” -, echter niet over zijn ideeën. Tertio omdat de aan Landauer toegeschreven zinsnede [op p. 166 van L. Pauwels thesis] waarin het begrip corporaties voorkomt, in werkelijkheid ontleend is aan Le buisson ardent, het voorlaatste deel van Jean-Christophe, de bekende tiendelige roman fleuve van Romain Rolland (1866-1944), waarvan zich een exemplaar in Van Severens restbibliotheek bevindt.

Het bestaan van die Franse vertaling bewijst dat Landauer een bekende figuur was; hij correspondeerde o.m. met Frederik van Eeden (1860-1932) en Henriette Roland Holst-Van der Schalck (1869-1952) wijdde hem in 1931 een gans boek!10 Ik breng zijn grensoverschrijdende reputatie in verband met het feit dat hij, ofschoon uit de leiding van de tweede Beierse (dit keer: communistische) radenrepubliek geweerd, op 2 mei 1919 in de beruchte gevangenis Stadelheim door opgehitste rechtse soldaten brutaal vermoord werd. Over zijn einde11 werd ook in de buitenlandse pers gerapporteerd, wat de vertaling van Michels terugblik uitlegt.

Om terug te komen op Van Severen, die het Duits waarschijnlijk voldoende machtig was, is het best mogelijk dat hij reeds eerder de een of andere tekst van Landauer gelezen had. Het is ook mogelijk dat hij in een tot op heden niet gepubliceerde paragraaf andermaal op hem is teruggekomen. Tot nader order blijven dat hypothesen en om die reden heb ik het wijselijk geoordeeld in de eerste paragraaf te spreken over een “voorzichtig antwoord” op de in de titel geformuleerde vraag.

Noten

(*) De bibliografische hulp van de heren Cailliau en – vooral - Dr. Wim van der Elst was me uitermate nuttig bij het schrijven van deze bijdrage. Ik houd eraan deze helpers in de nood via deze weg voor die hulp te bedanken.

1 P. Kropotkine, Wederkerig dienstbetoon, een factor der evolutie, A’dam: Van Looy, 1904, 416 p.

2 Vgl. o.m. (a) G. Landauer, Auch die Vergangenheit ist Zukunfi. Essays zum Anarchismus (ed. door Siegbert Wolf [°1954], Frankfurt a. M.: Luchterhand, 1989, 301 p. (pp. 7-34: inleiding; pp. 273-282: noten; pp; 283-297: bibliografie; pp; 298-301 :chronologische biografie); (b) Zeit und Geist. Kulturkritische Schriften 1890-1919 (ed. door Rolf Kauffeldt en Michael Matzigkeit), Regensburg: Boer, 1997, 373 p. (pp 7-12: voorwoord ; pp. 305-323: foto’s; pp. 327-343: noten; pp. 345-354: chronologische biografie; pp. 355-370: bibliografische bijlagen).

3 G. Landauer, La communauté par le retrait, et autres essais (ed. door Charles Daget), Paris: Eds du Sandre, 2009, 295 p. (pp. 7-32: inleiding; pp. 285-294: noten). Vgl. de recensie van Laurent Jeanpierre in de krant Le Monde (Paris) van 16 januari 2009.

4 Vgl. o.a. het anonieme Wikipedia-artikel: http:/nl.wikpedia.org./wiki/ Gustav Landauer, 11 p.

5 Ik vermeld Landauers Joodse afstamming, omdat zijn origine in zijn denken een beduidende rol heeft gespeeld. Het spijt me het bij die vaststelling te moeten laten.

6 In het Frans vertaald: La Révolution, Paris: Eds Champ libre, 1974, herdruk Cabriès (dépt. Bouches du Rhône): Sulliver, 2007, 208 p. Het is vermeldenswaard dat dit boek ingeleid wordt door co-vertaler Louis Janover [°1937], een erkende kenner van Karl Marx [1818-1883] en het marxisme, alsmede van het surrealisme): helaas stond deze vertaling niet ter mijner beschikking.

7 Vgl. Michael Löwy, “Le Messianisme romantique de Gustav Landauer”, in: Archives des sciences sociales des religions, (Paris), 60e jg., nr. 1, 1983, pp. 55-66.

8 Een overzichtelijke synthese bestaat trouwens al; vgl. Philippe Despoix, “De la science à l’histoire: l’antipolitique de Gustav Landauer”, in: Romantisme, (Paris), 25e jg., nr. 87, 1995, pp. 13-28.

9 a) Die vertaling verscheen in het tijdschrift L’Art libre van 15 januari 1920. deze revue werd tussen 1919 en 1922 door Paul Colin (1890-1943) in Brussel uitgegeven. Dat is niet van belang ontbloot wanneer men bedenkt dat Van Severen en Colin een interessante discussie hebben gevoerd in Van Severens tijdschrift Ter Waarheid, 1e jg., nrs 7, 8-9 en 10 (juli, aug.-sept. en okt. 1921). Er mag voorts niet vergeten worden dat Colin ook in Duitsland gestudeerd heeft en met het Duitse geestesleven uitstekend vertrouwd was. Vgl. o.m. Paul Aron (°1956), La littérature prolétarienne en Belgique francophone depuis 1900, Brussel: Labor, 1995, 222 p., nr. 29 in de reeks “Un livre/Une œuvre”, aldaar pp. 40-44.

b) De auteur en kenner van de grote dichter Friedrich Hölderlin (1770-1843) W. Michel moet voor Landauer een zwak hebben gehad; vgl. zijn brochure Essays über Gustav Landauer, Romain Rolland, Friedrich Hölderlin: die Metaphysik des Burgers, Hannover: Steegemann. 1920, 21 S.. nr. 33-33a in de reeks ‘Die Silbergaüle’. Het Landauer-essay werd gedeeltelijk overgenomen in Hansjörg Viesel (°1941), Die Münchner Räterepublik und die Schriftsteller. Literaten an der Wand, Frankfurt a. M.: Büchergilde Gutenberg. 1980. 831 p.: cf. pp. 314-3 17.

10 a) G. Landauer. Sein Lebensgang in Briefen (ed. door M. Buber), Frankfurt a.M.: Rütten & Loening Verlag, 1929, 2 delen = Vlll-459 en 440 p. In deze correspondentieboeken komt Van Eeden herhaaldelijk voor.

b) H. Roland Holst-Van der Schalck, Gustav Landauer. Zijn levensgang en levenswerk, Arnhem, Van Loghum Slaterus, 1931, 160 p., nr. 3 in de reeks ‘Religieus-economische vragen’.

11 Voor een bondig relaas van de feiten, vgl. vt 10 punt a), pp. 422-423.

Heel-Nederlander, Europeaan, heiden Vraaggesprekken met Luc Pauwels

 
In zijn zopas verschenen boek bundelt onze jaarboekmedewerker en vzw-lid Pieter Jan Verstraete diverse gesprekken die hij met Luc Pauwels voerde. Pieter Jan is trouwens ook de auteur van de recent bij de Nederlandse uitge-verij Aspekt verschenen biografie van Joris van Severen.

Luc Pauwels behaalde op gevorderde leeftijd een licentie als historicus met zijn thesis De ideologische evolutie van Joris van Severen. Een hermeneutische benadering, die onder boekvorm verscheen als ons 3e Jaarboek Joris van Severen. Hij was ook tot tweemaal toe referaathouder op onze colloquia gewijd aan Joris van Severen en is lid van de Raad van Bestuur van ons Studiecentrum.

Luc Pauwels is tevens de stichter en was decennialang de belangrijkste opinieschrijver van het tijdschrift Teksten, Kommentaren en Studies, thans TeKoS, dat als een van de voornaamste denktanks van het intellectuele rechtse en conservatieve Vlaanderen beschouwd mag worden. Zijn sterkste punt is dat hij aan de hand van flitsende ideeën en treffende voorbeelden, verschijnselen weet te benoemen en te analyseren, die bij de lezer als verrassend en vernieuwend overkomen.

Als tiener en jonge twintiger had Luc Pauwels een eigen inbreng in de Vlaams-nationale en Heel-Nederlandse jeugdbeweging. Meer dan eens getuigt hij van zichzelf dat hij een “Heel-Nederlandse nationalist” is. Als eminent kenner van het gedachtegoed van Joris van Severen leverde hij met zijn bovenvermelde licentiaatsthesis de proef op de som.

De door Pieter Jan Verstraete aan hem gewijde publicatie biedt alvast stof genoeg om kennis te maken met iemand die al sinds zijn tienerjaren bezig is met het verleden, het heden en de toekomst van onze Lage Landen bij de Zee.

De publicatie telt 80 pp. met 14 illustraties. Ze kan door de leden van ons Studiecentrum besteld worden door overboeking van 12.50 € (verzend-kosten inbegrepen) op rekeningnummer 462-7286791-52 van P.J. Ver-straete, Burgemeester Danneelsstraat 83, 8500 Kortrijk, met de vermelding: “Heel-Nederlander, Europeaan, heiden”.
 

In Memoriam


Willem Dirk Voorthuijsen (Amsterdam º6 juni 1923 – Amsterdam †14 mei 2010). Hij groeide op in een Amsterdamse Dinaso-familie. Hij omschreef het Verdinaso in Nederland als een chique club met veel intellectuelen. Zelf werd hij lid van het Dietsch Studentenverbond (DSV) en maakte de nadagen en ontbinding door de Duitse bezetter mee. Na de oorlog promoveerde hij in de economie en werkte hij in het bankwezen. Hij onderhield contact met dr. Arie Willemsen en gelijkgestemden. In de laatste jaren van zijn leven heeft hij zich wederom gecommitteerd aan de idealen van weleer en trad hij toe tot het bestuur van het Studiecentrum Joris van Severen. Hij was ook de auteur van de in 2005 verschenen studie Trouw Dietsch – het Dietsch Studentenverbond (1922-1941). (RB)

Willy Levecke, echtgenoot van mevrouw Margaretha Declercq, oudste dochter van wijlen Jules Declercq (Vlaams voorman 1897-1955 en medestichter van het Verdinaso). Willy werd geboren te De Panne op 19 december 1916 en is overleden te Oostende op 9 april 2010. "Zijn hart klopte voor Vlaanderen, voor de Kunst en de Klassieke muziek.” Willy was bijzonder Vlaamsgezind. Hij leerde zijn toekomstige echtgenote Margriet kennen op de landdag van het Verdinaso in het najaar 1938 te Gent. Op diezelfde landdag luisterde Willy naar redevoeringen van Joris van Severen en Jules Declercq. Het was de periode binnen het Verdinaso van de nieuwe marsrichting. Willy behoorde tot diegene die trouw bleven aan de Van Severen van de eerste marsrichting. Daarna had hij het moeilijk hem nog te volgen tijdens de nieuwe marsrichting. Hij prefereerde een zelfstandige Vlaamse staat boven een Vlaanderen binnen België als deel van de Nederlanden. Niettemin had hij voor van Severen waardering en respect. Willy was een man met een uiterst gedegen kennis op geschiedkundig vlak. Een bijzonder intellectueel iemand zonder “grote”diploma's. (LS)


Sprokkels

In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

Excuses

Aan het Cruyce van Bourgonje in de Wollestraat te Brugge vond onlangs de jaarlijkse herdenking plaats van de vier Brugse slachtoffers van de moordpartij te Abbeville: Louis Caestecker, Maria Ceuterick, Jan Rijckoort en Joris van Severen. Precies 70 jaar geleden – op 20 mei 1940 – werden 21 mensen uit een groep van 78 die opgesloten zaten in de muziekkiosk te Abbeville, vermoord door Franse soldaten.

Bijzondere aanwezige was Gaby Warris, de laatste overlevende van het bloedbad. Ze was destijds als 18-jarige met haar moeder en grootmoeder willekeurig opgepakt omdat men haar vader nergens vond… Ook een kleindochter van Jan Rijckoort woonde de plechtigheid bij.

Dit jaar was de herdenking anders dan vorige jaren. Naast vertegenwoordigers van het stadsbestuur en het provinciebestuur was er ook een afvaardiging met bloemenkrans van Stefaan de Clerck, minister van justitie (…). De geste van de minister van justitie dient zeker ook gezien en begrepen te worden als de langverwachte erkenning van overheidswege van de ongelofelijke blunder van de aanhouding en wegvoering van o.m. de genoemden.

Het Abbeville Comité was zeer tevreden dat na het Brugse stadsbestuur en het provinciebestuur – vorig jaar was de provinciegouverneur Paul Breyne persoonlijk aanwezig – nu ook de federale overheid aanwezig was, waarmee de overheden eindelijk de slachtpartij erkennen na vele jaren van stilzwijgen en het hoofd afwenden.

Bij de korte toespraken voor zo’n 100 aanwezigen sprak ook Tim Trachet, VRT-journalist die enkele jaren geleden een erg nauwkeurige en objectieve reportage over het bloedbad in Abbeville maakte en er nadien een degelijk boek over schreef.

Blijvend herdenken

Op diezelfde dag ’s namiddags vond in de Brugse abdij van Male ook de jaarmis plaats ter nagedachtenis van Joris van Severen en zijn lotgenoten. Dit was een initiatief van de Brugse Stichting Joris van Severen. Vele oude getrouwen waren ook hier weer op post. De biologische wet en de tijd zorgden er evenwel voor dat het momenteel herdenkingen zonder Dinaso’s zijn. De getuigen van toen zij zo goed als allemaal heengegaan.

Op de receptie nadien kon Pieter Jan Verstraete zijn nieuwste boek over Joris van Severen voorstellen. En ook het 14e Jaarboek Joris van Severen was vers van de pers ter beschikking.

Op zondag trok dan nog een groep mensen met wagens naar Abbeville voor een bescheiden en discreet herdenkingmoment en bloemenneerlegging bij het grafmonument van Joris van Severen en Jan Rijckoort.

Wat er zich destijds bij de aanvang van de Tweede Wereldoorlog in de muziekkiosk van het park te Abbeville afspeelde, toen de stad zwaar gebombardeerd werd, blijft duidelijk mensen beroeren. Het feit dat er zoveel boeken en tijdschriften aan gewijd zijn en dat er tot op de dag van vandaag ernstig historisch onderzoek naar gedaan wordt, toont aan dat dat verleden nog lang niet verwerkt is en dat het laatste woord er nog niet over gezegd is.

____________

Beide bovenstaande ‘sprokkels’ uit ’t Pallieterke, 9 juni 2010, p. 5

Pieter Huys

“(…) Pieter Huys (de recent overleden stichter van het maandblad Nucleus – nvdr) en ik waren het oneens over de “Vlaamse kwestie.” Pieters grootvader was een Vlaams-nationalist, maar zelf was hij ervan overtuigd geraakt, zoals Joris Van Severen, dat de Walen Franstalige Nederlanders waren. Toch heeft Pieter mij altijd gesteund en was hij een gewaardeerde proeflezer toen ik mijn boek A Throne in Belgium aan het schrijven was. Pieter was een “belgicist”, die, net zoals wijlen Lode Claes (via wie ik Pieter midden jaren tachtig leerde kennen) vond dat de Nederlands(talig)e demografische meerderheid in België zijn wil aan het land moest opleggen. We hebben het nog over de toekomst van België gehad tijdens ons laatste gesprek, vier dagen voor zijn onverwachte overlijden. Hij vertelde dat hij recent bij Herman Van Rompuy op bezoek was geweest en liet me weten wat de premier en de CD&V-top over de NV-A dachten, en hoe ervoor gezorgd zal worden dat die partij niets zal bereiken. (…)”

_____________

Bron: http://www.brusselsjournal.com/node/4012

 

 

Jaarboek Joris van Severen 14 (2010)


In deze jaarboekaflevering komt vooreerst Joris van Severen zelf aan het woord. Zijn oorlogsdagboek Die vervloekte oorlog eindigde op 11 november 1918, de dag van de Wapenstilstand. Vorig jaar namen we zijn dagboeknotities op van 12 november tot einde 1918. Dit jaar brengen we de integrale dagboeknotities van het jaar 1919. In dat jaar hervat hij zijn studies aan de Gentse universiteit – van eind mei tot eind juni - onderbroken echter door een nieuwe militaire inzet in de Nederrijnstreek. Ook deze dagboekbladzijden documenteren en illustreren overigens in heel wat de aanloop tot wat uiteindelijk zijn tijdschrift Ter Waarheid zou worden, zoals geschetst in het eerste deel van Romain Vanlandschoots bijdrage in ons jaarboek van twee jaar terug.

Uit de dagboekbladzijden van 1919 blijkt hoezeer Van Severen op de hoogte was van de toenmalige actualiteit. Soms beperken zijn notities zich tot geheugensteuntjes, maar vaak ook spuit hij breedvoerig zijn gal over het reilen en zeilen van zijn medestrijders binnen de Vlaamse Beweging – en tegen de Belgische on-staat.

Ook zijn getormenteerde liefdesrelatie met Germaine Duccobu biedt stof tot menige zelfbespiegeling, waarbij de “ups en downs” elkaar opvolgen als eb en vloed. Goethes “Himmelhoch jauchzend, Zum Tode betrübt, Glücklich ist die Seele die liebt” (Egmont) is nooit ver weg.

Alsnog blijvend, als reeds ingezet in zijn oorlogsdagboek Die vervloekte oorlog, blijkt zijn sympathie voor het bolsjewisme te zijn, dat hij ervaart als een bevrijdingsbeweging, als een alternatief voor, een afrekening met het kapitalisme en het imperialisme van de grootmachten. Hij ziet het bolsjewisme als “een slag van de grote slinger der rechtvaardigheid Gods, tegen de rijken. Daarom kan ik het niet bevechten, integendeel. Als men aan de kant van de armen staat, heeft men altijd gelijk” (4 juni 1919).

We zijn er ons van bewust dat ook deze dagboekbladzijden mogelijkheden te over bieden om bepaalde fragmenten uit hun context te isoleren (en aldus hun draagwijdte te vervalsen), teneinde er denigrerende commentaren over te spuien. Dit procedé – men zij het steeds indachtig – vertelt evenwel meestal méér over de geborneerdheid van de commentator dan wel over Joris van Severen zelf.

Aansluitend op Van Severens Dagboek 1919, waagt Maurits Cailliau zich aan een confronterende benadering van de verhouding tussen de dominicaan pater Julius Callewaert en Joris van Severen. Uitgangspunt daarbij is Calle-waerts essaybundel Aristocratie. Daarbij worden alle nog terug te vinden sporen onderzocht, waarbij echter meer gegist dan wel geconcludeerd kon worden.

Verder is dit veertiende jaarboek in hoge mate schatplichtig aan ons effectief bestuurslid, de historicus Ruud Bruijns. Als in de vorige jaarboeken spitst hij ook nu weer zijn aandacht toe op de Noord-Nederlandse tak van Van Severens beweging. Hij brengt ons vooreerst een grondige casestudie over de Utrechtse afdeling van het Verdinaso en vervolgens – als tegenhanger van wat Alain Mouton en Jef Werkers daaromtrent voor Vlaanderen/België publiceerden - een Nederlands luik over het Verdinaso-Nederland en zijn impact op de hogere maatschappelijke kringen aldaar. Dat daarbij niet voorbijgegaan kan worden aan de voorname rol van Ernst Voorhoeve in dit gebeuren hoeft geen betoog.

Aansluitend komt Henri Bruning (1900-1983) aan het woord. Hij kreeg recent ook zijn lemma op de internetencyclopedie Wikipedia, waar we over hem het volgende meegedeeld krijgen: “De katholieke schrijver Henri Bruning debuteert in 1924 met de dichtbundel De Sirkel. Sinds 1934 is hij actief in de katholiek-solidaristische beweging Verdinaso. Deze organisatie was in 1931 in Vlaanderen door Joris van Severen opgericht. (…) Regelmatig schrijft hij in De Christofore en hij staat vóór de Tweede Wereld-oorlog bekend als de schrijver van Subjectieve normen (1936) en Verworpen christendom (1938). Deze grootopgezette en geïnspireerde opstellen over actuele religieuze en culturele problemen maken van Bruning een der meest bezielde en toonaangevende schrijvers onder de jongere katholieke auteurs.” Einde citaat.

Omwille van zijn collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hem publicatieverbod opgelegd en trachtte men hem monddood te maken. In 1954 poogde Bruning de omerta rond zijn persoon te doorbreken met zijn essay Een ander spoor… in het belangwekkende tijdschrift Maatstaf. Daarin zet hij uiteen hoe en waarom ook in Nederland een vleugel van het Verdinaso in de collaboratie belandde. Maar vooral verduidelijkt Bruning in dit verhaal het hoe en waarom van zijn toetreding in 1934 tot het Verdinaso en de fascinatie die Joris van Severen en zijn beweging op hem uitgeoefend hebben. Zijn eersterangs-getuigenis meenden we u niet te mogen onthouden.

Het dit jaarboek afsluitend gedicht in Memoriam Joris van Severen werd ontleend aan de door Antoon van de Plaetse in 1942 uitgegeven verzamelbundel Het lied der Geuzen. De auteur Fernand Pauwels (pseudoniem Marnix van Gavere) was gehuwd met Jeanne van Severen, de zus van Joris.