> nieuwsbrief > 2009 - nr 3

Inhoud

Mededelingen


Hernieuwen ledenbijdrage 2009

Wie totnogtoe naliet zijn bijdrage voor het lopende jaar te vereffenen krijgt hierbij – tot uiterlijk 30 juli - de kans dit alsnog te doen tegen de gewone voorwaarden, hetzij 25€. Na 30 juli geldt voor ons 13e jaarboek onherroepelijk de boekhandelprijs van 30€.

Zaterdag 16 mei 2009 aan het Bourgoensche Cruyse

Spijtig genoeg was het de wederzijdse actoren dit jaar niet gelukt om hun agenda’s op elkaar af te stemmen. We bedoelen enerzijds de Stichting Joris van Severen (inrichters van de herdenkingsmis in de kapel van het Slot van Male en het bezoek aan het dubbelgraf te Abbeville, dit jaar respectievelijk op 9 en 10 mei) en anderzijds het Brugse Abbeville Comité (sinds enkele jaren inrichter van het herdenkingsmoment aan de herinneringsplaat in de toegangspoort tot het Bourgoensche Cruyse vlakbij de voormalige woning van Joris van Severen, dit jaar op 16 mei).

Daardoor dienden de belangstellenden – voor 99% hetzelfde publiek – zich spijtig genoeg op 2 achtereenvolgende zaterdagen Bruggewaarts te begeven; de ene keer om ’s namiddags in Male, de andere keer om ’s voormiddags in de Wollestraat present te geven! Is het dan zo moeilijk “de violen te stemmen”?

Over Male en Abbeville valt meer te lezen verderop in dit nummer. Voor wat betreft de plechtigheid van 16 mei: ook hier kunnen de inrichters op een geslaagd initiatief terugblikken. Een initiatief dat zelfs de plaatselijke overheden niet langer onopgemerkt laten voorbijgaan en waaraan ze met spreker en bloemenhulde wensen te participeren. Voor het eerst gaf dit jaar ook de West-Vlaamse provinciegouverneur acte de présence bij de plechtigheid – voor ingewijden overigens niet verwonderlijk: hij stond wel reeds vaker aan het dubbelgraf te Abbeville.

De voorzitter van de Stichting Joris van Severen maakt ook deel uit van het Abbeville Comité. Hij lijkt ons de juiste man op de juiste plaats om dat noodzakelijke stemmen van de violen te bepleiten.

Herdenkingsdata 2010

Zowel de herdenkingsplechtigheid aan het Bourgoensche Cruyse (in de voormiddag) als de jaarmis in de kapel van het Slot van Male (in de namiddag) zullen in 2010 doorgaan op zaterdag 22 mei 2010. Het bezoek aan het dubbelgraf van Joris van Severen en Jan Rijckoort te Abbeville is gepland op zondag 23 mei. In 2010 zal het precies 70 jaar geleden zijn dat het drama van Abbeville zich afspeelde.

Jean Mabire, ami sincère des Pays Thios

Na het overlijden van dit Normandisch boegbeeld kwam een “Association des Amis de Jean Mabire (AAJM)” tot stand, die een mooi verzorgde Nieuwsbrief publiceert.In het jongste nummer 22 – lente 2009 – lezen we o.m. een getuigenis van Roeland Raes over zijn betrekkingen met Mabire. Daaruit blijkt diens geboeid zijn door de persoonlijkheid van Joris van Severen. Een passende fotomontage met foto van Joris van Severen en het Verdinaso-embleem illustreert het geheel.


Homilie Herdenkingsmis - Male 9 mei 2009


Gijs van Ryckeghem

Een beeld kun je van veel kanten bekijken. Naargelang de lichtinval of het standpunt dat je inneemt krijgt het beeld een ander uitzicht. Zo ontdek je veel facetten van een zelfde kunstwerk. Als de apostel Johannes ons een beeld van Christus wil schetsen, dan vindt hij dat hij dat onmogelijk in één keer kan doen: hij heeft er een heel boek, een heel evangelie voor nodig. In dat boek bekijkt hij Jezus telkens weer vanuit een ander gezichtspunt en elke keer belicht hij een ander facet van de wonderbare persoonlijkheid van Jezus.

Zo wordt Jezus in het ene hoofdstuk "het licht van de wereld" genoemd. In een ander "het levende water". Dan weer "het brood des levens". In het evangelie van vorige week werd Jezus als "de goede herder" voorgesteld, en vandaag legt Johannes Jezus deze woorden in de mond: "Ik ben de ware wijnstok"

Alleen mensen die met Jezus verbonden leven, zegt Johannes, zoals ranken verbonden zijn met de wijnstok, alleen die zullen vruchten voortbrengen. Jezus staat met heel zijn wezen zozeer in God geworteld, dat wij alleen door Hem met de bron van ons leven verbonden kunnen worden. In en door Jezus worden wij met God en tezelfdertijd met elkaar verbonden. Daarom komen wij als Christenen regelmatig samen om verbonden te kunnen leven met Jezus en om ons één te weten met elkaar.

Wij die hier vandaag samengekomen zijn voelen dat we niet alleen staan met onze Vlaamse en Nederlandse overtuiging en inzet: er staan mensen naast ons die denken en voelen en hopen zoals wij en dan ervaren wij wat Anton van Wilderode zei van de Vlaamse IJzersoldaten: "Vast en voor immer sloot hen de band van éénzelfde liefde voor éénzelfde land." In ons samenzijn vandaag weten we ons ook en meer dan anders verbonden met iemand die ons, nu haast 70 jaar geleden ontvallen is: Joris van Severen.

Hij was een mens zoals wij, een mens met goede kanten en met fouten, met hoogten en met laagten, maar hij was door alles heen een mens die rusteloos zocht naar de zin van het leven, naar schoonmenselijkheid, naar zielenadel.

In een wereld die verscheurd werd door oorlog en wapengeweld heeft hij gezocht naar vrede. In een mensengemeenschap die aan verwarring ten prooi viel kwam hij op voor orde.

Waar oppervlakkigheid dreigde werkte hij aan levensverdieping. Onechtheid en leugen bestreed hij met zijn streven ‘Ter Waarheid’. Tegenover gemeenheid en banaliteit stelde hij een hoogstaande levensstijl.

Waar hij zag dat zijn Vlaamse volk door een staat stiefmoederlijk werd behandeld, kwam hij op voor recht en gerechtigheid. Bewust van de nadelen die de historische verscheuring en verdeeldheid voor de Nederlanden meebracht, ijverde hij met vuur voor een nieuwe verbondenheid.

Aan dit leven van zoeken en inzet, van droom en daad kwam al te vroeg en al te tragisch een einde. Hij stierf welbewust, bekommerd om zijn lotgenoten en naar de woorden van Rodenbach: 'Weer u scherp en eind als een soldaat’.

Voor ons, die hier samen zijn komt zijn beeld voor ogen en zijn geest leeft in ons midden, als herinnering en oproep. Ik ben ervan overtuigd dat de figuur van Joris van Severen het leven van ieder van ons op een of andere manier heeft beïnvloed en zin heeft helpen geven, en ongetwijfeld blijft iets van zijn bezieling, van zijn droom en inzet in ieder van ons leven. Wanneer wij de waarden die zijn leven gekenmerkt hebben hooghouden en eensgezind verbonden blijven met elkaar, dan zal zijn droom niet sterven en zal ook onze inzet vruchten dragen voor ons Vlaamse, voor ons Nederlandse volk.

 Het prachtige bloemstuk van de Stichting Joris van Severen, dat op 10 mei jongstleden het dubbelgraf te Abbeville sierde (foto Pol Verstraete)

 

Bezinning aan het graf te Abbeville, 10 mei 2009


Vik Eggermont

Telkens als wij hier voor dit sobere, maar door architect Maurits van Cauwelaert en beeldhouwer Roel D’Haese, zo mooi ontworpen grafmonument staan, is het alsof wij door een groot venster kijken. Vóór ons, in de diepte, de grijze contouren van de stad Abbeville; nog verder in de diepte de vallei van de Somme, vooral bij warm weer versluierd door een ietwat blauwgetinte waas.

Dat beeld laat ons onwillekeurig denken aan de onvergetelijke rust en sereniteit die wij ook terug vinden bij onze Oud-Nederlandse meesters. Ook zij schilderden hun figuren dikwijls op de voorgrond van arcadische landschappen, gevuld met witte en blauwe bloemen en gele akelei. Ook de bergen die zij in hun verbeelding zagen, bleven dikwijls omfloerst door een ietwat blauwgetinte waas. Zij waren trouwens de eersten in de schilderkunst van het Westen die het landschap als decoratief element gebruikten. Nog vóór de Italianen. Hans Memling met zijn gratie, die uit het Rijnland kwam, de statige Jan van Eyck, vermoedelijk uit Limburg, en dan een hele rits epigonen: Hugo van der Goes met zijn “Aanbidding” en zijn Portinari-triptiek, Dirk Bouts, Gerard David, Geertgen-tot-Sint-Jans met zijn Opwekking van Lazarus… Zij lieten ons allemaal mee genieten van landschappen, bekeken doorheen een reusachtig venster.

Het ligt niet in mijn bedoeling hier een les in kunstgeschiedenis te geven, helemaal niet. Ik wil enkel een vergelijking maken. Ook wij kijken hier voor ons als het ware door een venster naar een landschap. Een werkelijk, haast tastbaar landschap. Maar tezelfdertijd en véél belangrijker ook een symbolisch landschap. Joris van Severen liet ons doorheen “zijn” venster mee kijken naar een nieuwe wereld, die hij in zijn geest geschilderd had, vóór andere Europeanen er ooit aan dachten. Hij ontwierp door zijn werk en de leer die het omgaf, het landschap van een nieuwe samenleving, van een nieuwe beschaving, waarvan de grondpijlers bestonden uit oprechte overtuiging, intellectuele eerlijkheid en offerbereidheid, pijlers die scherp afstaken tegen de politieke verloedering, de lichtzinnigheid, de onverantwoordelijkheid, de teloorgang van elke moraal van het partijenregime van zijn dagen. En… wie durft beweren dat het thans beter is geworden?

Zijn landschap was ver op zijn tijd vooruit. Op een moment dat over de Rijn een dwaze Taugenichts zegde “du bist nichts, dein Volk ist alles”, terwijl duizend mijlen verder naar het Oosten een gewetenloze dwingeland miljoenen mensen uithongerde, terechtstelde of minstens naar zijn Goelag verbande, penseelde hij ons een landschap dat ons vertelde dat de staat weliswaar een noodzakelijk middel was, maar toch maar een middel, méér niet.

 

 Joris van Severens ‘venster’ op de Sommevallei

Dat de gemeenschap waardevol en het verdedigen waard is, maar dat in het centrum van het leven toch steeds de mens, de persoon dient te staan. Hij was een der eersten om ons te vermanen voor een levensopvatting die de mens verminkt en hem onbeschermd overlevert aan de Moloch-staat. Hij was een der eersten die in een politiek programma, zijn programma, durfde herinneren aan de heilige eisen omtrent de persoon, die er aan durfde herinneren dat de persoon een einddoel heeft: “God, bron van alle recht en alle orde”. Ook toen, op dit scharniermoment van de grote “Auseinandersetzungen”, stond andermaal in onze gewesten een man op die Europa de weg wees.

Beste vrienden,

Als wij voor dit grafmonument staan, is het alsof wij in de donkere kamer van onze zorgenzware tijd staan, met zware overgordijnen die langzaam worden weggeschoven, waardoor het daglicht in de kamer dringt. En dan plots, in één ruk, wordt dat venster opengeworpen, baadt de kamer in het volle zonlicht en waait er de tot leven wekkende frisse wind van het volle leven door ons heen, die de oude rotheid, de oude voosheid voor goed verbant.

Laat onze trouw daarom sterk zijn als het graniet van dit grafmonument.

 

Het drama van Abbeville


Maurits Cailliau

Tim Trachet Het drama van AbbevilleIn het najaar van 2007 werd op Canvas, in de reeks ‘Keerpunt’ een VRT-documentaire vertoond over het bloedbad van 20 mei 1940, waarbij in het Noord-Franse stadje Abbeville 21 mensen geëxecuteerd werden. Ze behoorden tot de velen die in de chaos van de Duitse inval door de Belgische autoriteiten als 'staats-gevaarlijk' waren bestempeld. Tim Trachet, werkzaam als documentalist, stond in voor de historische research en het scenario van dit docudrama.

Naderhand stelde hij ook dit bloedstollende verhaal te boek onder de titel Het drama van Abbeville. Onder de 21 slachtoffers van het drama van Abbeville behoorden ook de Verdinaso-leider Joris van Severen en zijn strijdgenoot, de voormalige communist Jan Rijckoort.

De studies en getuigenissen over 20 mei 1940 te Abbeville vullen stilaan een kleine boekenplank, waarvan het lijvige Dossier Abbeville van Carlos Vlaemynck wel de hoofdbrok uitmaakt. Men zou dus de terechte vraag kunnen stellen: “waarom andermaal een boek daaraan gewijd?”

Het antwoord ligt voor de hand en geld evenzeer voor de zoveelste maal waarmee het drama in scène werd gebracht: het drama fascineert en grijpt de toeschouwer naar de keel; er is immers geen zinnige verklaring voor het gebeuren, geen verantwoording voor het zinloze geweld. Zo ook ervaart het de lezer van deze zoveelste versie van het reeds lang algemeen gekende verhaal.

Tim Trachet praat overigens zijn voorgangers niet alleen maar na; hij weet ook nieuwe - eigen – accenten te leggen. Maar ook hij komt niet tot de uiteindelijke afronding van het beeld, de puzzel blijft onafgewerkt voor wat betreft schuld en verantwoordelijkheden voor de gebeurtenissen op elk uur tussen 10 en 20 mei 1940.

De auteur besteedt ook aandacht aan de verdere lotgevallen van de overlevenden en van de rechtstreekse verantwoordelijken voor het aanrichten van het bloedbad. Ook de oprichting van het monumentale dubbelgraf van Van Severen en Rijckoort en de jaarlijkse bedevaarten naar het dubbelgraf worden gememoreerd. In zijn bibliografie verwijst Trachet overigens naar zijn briefwisseling met ondergetekende als bron in deze. Maar onterecht is zijn bewering (p. 146) als zou “lange tijd ook een delegatie van de Oranjejeugd, die teksten citeerde en een erehaag met vlaggen vormde.” Die erehaag aan weerszijden van het graf is er jarenlang geweest, die vlaggen waren er nooit, evenmin trouwens als uniformen!

Op Trachets vraag: Er wordt algemeen gezegd dat er gedurende vele jaren regelmatig herdenkingsplechtigheden en dergelijke hebben plaatsgevonden door aanhangers van Van Severen in Abbeville, hetzij bij de kiosk, hetzij bij zijn graf. Ook in Abbeville weet men daarover te vertellen. Er is sprake van demonstraties in uniform,wat de plaatselijke bevolking niet erg kon appreciëren”, hebben we hem waarheidsgetrouw geïnformeerd vanuit onze eigen ervaring, nl.: “persoonlijk heb ik sedert het einde van de jaren '50 vrij regelmatig deelgenomen aan de Bedevaart naar Abbeville. Die bedevaarten werden in die jaren, wat de deelname betreft, succesvol ingericht door het Nationaal Studie- en Documentatiecentrum JvS (…). In al de jaren dat ik aan de bedevaart deelnam heb ik er nooit ook maar enige vorm van uniform ontwaard; daar werd overigens door Jef Werkers streng de hand aan gehouden: "noch vlaggen, noch uniformen" werden daar getolereerd. De bedevaarten (…) hadden steeds hetzelfde stramien. Er werd verzameld beneden aan het kerkhof en stoetsgewijze naar de zijingang gewandeld. Eens aan het graf legde men (…) een krans met rode rozen op het graf, werd het Wilhelmus gereciteerd en brachten de aanwezigen stilzwijgend hun individuele groet aan het graf. Daarop werd het kerkhof in stilte verlaten. In dit stramien kwam enige verandering toen Oranjejeugd er in groep (maar steeds in burger) aan ging deelnemen. Toen debiteerde een van die jongeren een korte bezinningstekst en vormden jongeren een "erehaag" aan weerszijden van het grafmonument.

Waarom de auteur in zijn voor het overige gedegen en sereen opgebouwde verhaal een dergelijke onnauwkeurigheid liet glippen – waarvan de onjuistheid door tientallen aanwezigen kan weerlegd worden – blijft ons een open vraag. Houden we het op een lapsus, die niemand hoeft te hinderen om zich dit verdienstelijke beokje aan te schaffen.

________________

N.a.v.: Tim Trachet, Het drama van Abbeville,Uitgeverij Houtekiet, 174 blz., 18,50 €.

 

In Memoriam


Te Oostende overleed op 23 mei 2009 Jan Debusschere (°14 oktober 1914). Hij was een zoon van Honoré Debusschere, een van de mecenassen van het Verdinaso.

Gerard Laton (°13 februari 1923) overleed te Gent op 26 januari 2009. Gerard was gehuwd met Gerarda Arfeuille, een telg uit de gekende Ieperse Dinasofamilie. (MvdB)

Te Antwerpen overleed op 21 maart 2009 Jan de Vriese (°Hamme 9 augustus 1925). Jan kreeg zijn nationalisme van huis uit mee; vanaf 1935 stond hij in het Jong-Dinaso. (MvdB)

 

Willem Melis – andermaal


Jan Creve

Bij het einde van de Eerste Wereldoorlog was Willem Melis 11 jaar. De familie was bemiddeld. Vader was handelaar in granen, veevoeders en meststoffen. Reeds voor de Eerste Wereldoorlog was er een schrijfmachine in huis. En in 1912 kocht de familie Melis als eerste in Kemzeke een auto. Maar het ouderlijk huis was vooral gevuld met boeken én verhalen.

Vader was een overtuigd Vlaams-nationalist én Groot-Nederlander. Zijn moeder was een Waals-Luxemburgse wiens Nederlandsonkundige vader uit hoofde van zijn douaniersberoep in het Waasland was terecht gekomen. De kermis in Kemzeke deed de rest.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren de ouders van Willem Melis lid van de Vlaams-nationalistische Bond van Jan Wannyn. En de piepjonge Willem ging zélf de boer op om handtekeningen te sprokkelen voor “de zelfstan-digheidsverklaring van Vlaanderen”. In Kemzeke alleen haalden ze méér dan honderd handtekeningen op, wat het dorp wel tot het meest activistische van Vlaanderen zal gemaakt hebben… Bij zijn grootmoeder en zijn Franstalige nonkels die intussen naar Sint-Niklaas verhuisd waren had men het ondertussen over ‘les sales activistes’. De Melissen kregen wegens hun activistische overtuiging na de oorlog een stukje volkswoede over zich. Maar ze wisten aan het ergste te ontsnappen.

Na de oorlog kwam Willem Melis terecht in het college te Sint-Niklaas. Hij werd er opgenomen in de Vlaamsgezinde Wase Studentengilde én in de heftige discussie tussen minimalisten en maximalisten. Zeg maar diegenen die nog geloofden in België en de radicalen die droomden van een zo zelfstandig mogelijk Vlaanderen.

Het is een periode van toenemende radicalisering en het AKVS (Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond) waar de Wase Studentengilde bij is aangesloten evolueert steeds meer in anti-Belgische zin. Als Melis in 1927 een AKVS-landdag wil organiseren in Sint-Niklaas krijgt hij zowel van het katholieke stadsbestuur als van de bisschop nul op rekest. 1927 is het jaar voordat de KSA (Katholieke Studenten Actie) tot stand komt, het meer gezagsgetrouwe antwoord op het in de ogen van de bisschoppen té Vlaamsgezinde AKVS. Maar de Landdag ging wel door. Zij het zonder gezongen mis of ontvangst op het stadhuis.

In 1926 had Melis zijn studies voor rechten aangevat te Leuven. Hij werd er – vanzelfsprekend voor een Vlaamsgezind student – lid van het KVHV (Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond). Later zelfs hoofdredacteur van het hoogstudentenblad Ons Leven. Maar in 1930 met de oprichting van de Nederlandstalige universiteit in Gent vertrok hij naar Gent waar hij eveneens een actieve rol speelde in het Vlaamsgezind studentenleven. De belangstelling van de jonge Melis ging verder dan Vlaanderen. Een jaar lang studeerde hij in Nancy.

De sympathieën van zijn nonkel Paul Orban voor Benito Mussolini – hij had er zelfs een enthousiaste brochure over geschreven - maakten dat hij erg goed op de hoogte was van wat er in Italië gebeurde. Maar ook de geschriften van de conservatief-katholieke Action Française volgde hij op de voet. Het waren dé revolutionaire stromingen van die tijd waar in kringen van jonge katholieke intellectuelen met veel belangstelling naar werd uitgekeken.

Zijn belangstelling voor Nederland leidde hem naar de Groot-Nederlandse Studentencongressen waar hij contact legde met gelijkgezinden. Katholieke jongeren en studenten, die in de chaos van de tijd eveneens op zoek waren naar vernieuwing. Velen van hen zou hij trouwens later opnieuw tegenkomen in de rangen van het Verdinaso.

Willem Melis studeert in 1931 af als doctor in de rechten en startte als stagiair bij zijn oom die een advocatenpraktijk had in Sint-Niklaas. Ondertussen was hij lid geworden van het Vlaamse Front – de zogenaamde Frontpartij – de partij van de radicale Vlaamsgezinden. Maar de opvattingen van die Vlaamsgezinden lagen – ook toen - soms ver uit elkaar.

En ondertussen hakten de dichter Wies Moens en Joris van Severen altijd maar harder in op het traditionele Vlaams-nationalisme dat ze be-sluitloosheid en onduidelijkheid verweten. Zij pleitten niet voor een of ander zelfstandig Vlaanderen maar voor een Diets Rijk - en geheel naar de mode van de tijd - onder een autoritair leiderschap. Ook Melis werd door die wervende gedachte aangetrokken. Het nieuw opgerichte VNV (Vlaams Na-tionaal Verbond) dat het Vlaamse Front moet vervangen boeide hem maar matig en hij werd lid van het Verdinaso. Het Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen. Hij werd gewestleider van het Waasland, later gouwleider voor Oost-Vlaanderen.

Maar Melis was er de man niet naar om zijn opvattingen op te sluiten in het keurslijf van een al te strakke organisatie. In tegenstelling met veel van zijn dinaso-vrienden bleef hij contacten onderhouden buiten het Verdinaso. Met vroegere VNV-vrienden, maar ook met meer gematigde flaminganten.

Is hij het die Van Severen uiteindelijk op de idee bracht van de nieuwe marsrichting? Feit is dat de fameuze koerswijziging waarbij het Verdinaso ging pleiten voor het herstel van de oude Bourgondische Nederlanden (dus met inbegrip van Wallonië en Luxemburg) voor het eerst in Kemzeke gelanceerd werd. Hier op de Voorhouthoeve in juli 1934. De flamingant Melis was ook een overtuigd aanhanger van die nieuwe marsrichting. Hij geloofde in de onlosmakelijke band tussen wat we gemakshalve België, Nederland, Luxemburg kunnen noemen. Maar ook in de verschillen die dit geheel van regio’s kenmerkt.

Zijn schrijverstalenten maakten hem uiteindelijk ook hoofdredacteur van Hier Dinaso! dat hij een nieuwe, veel minder grimmige, stijl aanmat. Maar Melis is té genuanceerd, té breeddenkend voor het strakke Verdinaso. In het begin van de oorlog probeert hij de beweging nog uit het colla-boratievaarwater te houden. Maar zijn poging mislukt ten dele en hij wordt zelfs uitgesloten door de tot collaboratie geneigde vleugel.

Zijn ervaringen met Hier Dinaso! komen hem goed van pas. Tijdens de oorlog leidt hij de pers en documentatiedienst van de Nationale Landbouw en Voedingscorporartie, de organisatie die instaat voor de landbouw-productie en voedingsdistributie. Hij was ook voorzitter van ‘Boerenhulp aan stadskinderen’ dat tegengewicht moest vormen voor de Kinderland-verschickung, georganiseerd door de al te Duitsgezinde DeVlag.

Dat alles werd hem na de oorlog zwaar aangerekend. Half oktober werd hij hier op de Voorhouthoeve aangehouden en hij bleef twee maanden opge-sloten. Die ervaring maakte van hem allesbehalve een verbitterd of ontgoocheld man. In de moeilijke jaren van de repressie hielp hij waar hij kon.

En hij werd in 1947 de eerste hoofdredacteur van de toen Vlaamsgezinde De Standaard. Zijn onafhankelijkheid en zin voor pluralisme werden echter maar matig gesmaakt. Melis was – en ik citeer – “te abstract van geest en te cultureel aangelegd”. Bovendien werd hij voor een katholiek dagblad “als niet katholiek genoeg beschouwd”. Hij werd later nog chef redactie van De Vlaamse Linie. Maar uiteindelijk nam hij opnieuw zijn ware roeping op: die van advocaat.

Zijn engagement bleef. Een engagement dat vertrok vanuit de betrokkenheid en verworteldheid met zijn streek. Kemzeke - het Waasland. En de mensen – ook de gewone lieden – die het bewoonden. Hij werd niet geheel onterecht omschreven als ‘de Vader des Waaslands’.

Willem Melis was verknocht aan zijn streek, aan het Waasland, aan Vlaanderen. Maar navelstaarderij was hem vreemd. In die zin bleef hij ijveren voor Heel-Nederlandse integratie en was hij betrokken bij tal van grensoverschrijdende initiatieven. In die zin ook zijn geloof in een federaal geordend Europa. Eenheid en verscheidenheid waren voor hem steeds com-plementaire begrippen.

Persoonlijk heb ik geen herinneringen aan Willem Melis. Ik heb de man nooit persoonlijk gekend. Maar uit wat hij schreef, uit de indruk die hij tot op de dag van vandaag heeft nagelaten blijkt wat een bijzondere figuur hij was. Een seigneur. Een Vlaming, een Waaslander die het verdient om onder de aandacht gehouden te worden. Zeker in een land waar kwaliteit al te vaak verward wordt met (politieke) middelmatigheid.

_______________

Bron: voordracht gehouden n.a.v. de onthulling van de gedenkplaat aan de Voorhouthoeve – de voormalige woning van Willem Melis - op 29 juni 2008.

 

Over Tinels lied “Dietschland”


Anno 2007 werd besloten de Antwerpse professor Joris Gerits (°1943) een huldeboek aan te bieden, in de vorm van een aflevering van het bekende tijdschrift Revolver. Het is een origineel opus geworden. Inderdaad, kort voordien had de feesteling zijn memoires uitgegeven1 en zo kwam men op de gedachte meer dan 175 auteurs, academici, kunstenaars en specialisten te verzoeken er twee trefwoorden uit te kiezen en daar een voetnoot van circa 150 woorden aan te wijden. Gerits collega Ludo Simons (°1939), de zoon van Jozef Simons (1888-1948) - de auteur van het overbekende boek Eer Vlaanderen vergaat (1927) en de tekstschrijver van het lied Kempenland -, die zijn sporen heeft verdiend in de Taalunie, als conservator van het AMVC en als hoofdbibliothecaris van de vroegere UFSIA (thans UA), bovendien sinds 1997 lid is van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, opteerde voor de begrippen ‘degelpers’ en ‘Dietschland’. Dit laatste lemma nemen we over, met de instemming van professor Simons. Achter één naam hebben we ons veroorloofd tussen vierkante haakjes de levensdata mee te delen. Voorts hebben we een paar voetnoten voorzien.

Maurits Cailliau

Dietschland 2 (door Ludo Simons)


‘Dietschland’ wordt groot, of ‘Vlaand’ren’ wordt groot? Jef Tinel (1885-1972), neef van Edgar, en kapelmeester van het Verdinaso, schreef het lied in 1937 voor Jong-Dinaso; hij droeg het op aan zijn neef Erik, zoon van beeldhouwer Frans Tinel. De tekstdichter, Roger Lammens (1913-1977), is roemloos verdwenen (“terecht”, zegt Geert Buelens).3 De jonge Oostendenaar debuteerde in 1931 met ‘post-ekspressionistiese’ gedichten in De Tijdstroom.4 Tijdens de oorlog schreef hij andere verzen (“Hebt gij den wapenkreet gehoord?”) in het verkeerde blad, werd ‘hoofdstamheer’ in de verkeerde jeugdbeweging en belandde na de oorlog in het Klein Kasteelje, niet als asielzoeker.5 In recente liedboeken en in de liederendatabank van het Algemeen Nederlands Zangverbond staat alleen nog de variant ‘Vlaand’ren’. Zo werd het al gezongen in 1941 op het Vlaamsch-Nationaal Zangfeest in Brussel,6 zo stond het in De Vlaamsche Zanger, deel VII, 1942, samengesteld door Willem De Meyer.7 Maar de versie met ‘Dietschland’ is de ‘echte’.

Noten

1 J. Gerits, 365. Een dagboek, A’dam: Meulenhoff, 2007, 317 p.

2 L. Simons, “Dietschland”, in Revolver (Antwerpen), 35e jg., nr. 139 (“365 voetnoten voor Joris Gerits”), sept. 2007, p. 283.

3 G. Buelens (°1971), Van Ostaijen tot heden. Zijn invloed op de Vlaamse poëzie, Nijmegen: Vantilt, 2001, 1302 (!) p.; cf. p. 350.

4 Het “alles samen neo-romantische” (dixit Lieven Rens [1925-1983] tijdschrift De Tijdstroom verscheen van 1930 tot 1934; belangrijke medewerkers waren o.m. Pieter Geert Buckinx (1903-1987), André Demedts (1906-1992), Paul de Vree (1909-1982), René Verbeeck (1904-1979), Jan Vercammen (1906-1984).

5 Roger Lammens was voor W.O.II Jong-Dinasoleider geweest en bij de eenmaking van de jeugdbewegingen in de oorlogsjeugdbeweging NSJV terecht gekomen.

6 Was dit toen reeds een toegeven aan de eisen van de Duitse bezetter, voor wie de termen ‘Diets’ en ‘Dietsland’ alleen nog maar in een culturele context geduld werden? Mocht dit zo zijn, dan is het des te minder verklaarbaar waarom het ANZ deze oekaze van de bezetter na de oorlog bestendigde!

7 W. De Meyer (1899-1983) was in 1933 één der stichters van het Vlaamsch Nationaal Zangverbond en na W.O.II actief lid van het Algemeen Nederlands Zangverbond.


Het Verbond der Nationale Onafhankelijkheid - Ligue de l”Independance Nationale


In zijn bijdrage Werd Joris van Severen dan toch door de Franse inlichtingsdienst verhoord? in Nieuwsbrief Joris van Severen, 7e jg., nr. 3/2003, pp. 12-13, citeerde Carlos van Louwe uit een geheim Frans document dat recent uit het “fonds OSOBY” boven water kwam. Daarin werd Joris van Severen “secrétaire général de la legion nationaliste belge” genoemd.

Door deze formulering dacht de lezer ongetwijfeld aan het Legion Nationale, de Franstalige beweging van Paul Hoornaert. Men verwarde het Legion Nationale met de Ligue de l”Independance Nationale – in het Nederlands het Verbond der Nationale Onafhankelijkheid – dat door Pierre Nothomb en Joris van Severen opgestart werd eind 1939.

Werd deze spraakverwarring in de hand gewerkt door Belgische instanties? Het vermoeden is reëel. Intimi van Van Severen hadden er weet van dat kringen rond Camiel Huysmans, tijdens een eetmaal op een Flandriaboot, de uitschakeling van Van Severen overwogen hadden. Rachel Baes heeft de binding Huysmans-Delierneux vooropgesteld – en de bescherming (na een zedenzaak) en de bevordering (tot verantwoordelijke van de kampen voor opvang van vreemdelingen) die laatstgenoemde van eerstgenoemde genoot.

Komt ooit de gehele waarheid misschien nog aan het licht?”

 

Nicolas Bourgeois en Jean-Marie Gantois over Joris van Severen


Wido van Kaaster

In de jaren zeventig tot aan zijn dood in 1982 heb ik uitvoerig gecorrespondeerd met Meester Nicolas Bourgeois, een van de voormannen van het Vlaams Verbond in Frankrijk.

Op mijn vraag of hij Joris van Severen had gekend, antwoordde Bourgeois in een brief van 20 november 1975 het volgende:

“Ik heb Joris van Severen nooit persoonlijk ontmoet. Wat ik over Van Severen hoorde had ik van Jean-Marie Gantois die de man iets té reactionair en aristocratisch vond. Gantois vond de stijl van het Verdinaso te militaristisch om een populaire beweging in Vlaanderen te kunnen worden.”

Tijdens een interview dat enkele weken later volgde, verduidelijkte Bourgeois een en ander:

“De stijl van het Verdinaso was voor ons uiteraard niet bruikbaar. Verder, vergeet ook niet dat Gantois, boven alles, allergisch was  aan de invloed van  het denken van Maurras, “un ennemi de race”,  die hij ook meende waar te nemen bij van Severen. 

Hij verafschuwde Maurras en Pétain, en evenzeer Franco en Mussolini. Jean-Marie Gantois had het niet begrepen op de Latijnse invloeden en stijl. Voor het overige voelden wij ons natuurlijk zeer verwant met alle sympathisanten van de Nederlandse Gedachte.”

Noot: aan de verhouding Jean-Marie Gantois-Joris van Severen werd voorheen reeds aandacht besteed in onze Nieuwsbrief 2001/2, pp. 11-12.

 

SPROKKELS


 

In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

Abbeville, 20 mei 1940

Ces prisonniers, personne ne sait réellement qui ils sont, ni d’où ils viennent, ni d’ailleurs pourquoi ils sont là.

Il y a des Belges, surtout, mais surtout des Hollandais, des Italiens, des Allemands, des Polonais, des Tchèques, des Russes, un Danois, un Suisse. Un Canadien même, Robert Bell de Montréal, l’entraîneur de l’équipe nationale allemande de hockey sur glace.

Il y a des fascistes, des anarchistes, des communistes, des rexistes et des Dinaso. Une vieille femme et sa petite-fille. Un courtier en bourse et un moine bénédictin, Ludwig Wachter, en religion frère Thomas, du monastère de Cornéliemünster, à Aix-la-Chapelle. II y a des peintres en bâtiment italiens, des plombiers belges, des négociants en lingerie féminine, un juif hongrois, ancien de la police républicaine espagnole, un garçon de café italien réfugié politique, un maître-imprimeur, un coiffeur, un journaliste anti-fasciste.

Il y a un leader politique, un ingénieur scandinave, qui est avec une quasi-certitude un officier allemand des services d’espionnage, des prévenus de droit commun.

Le 10 mai, le gouvernement beige a fait arrêter des milliers de personnes qui, â des titres divers, lui paraissaient suspectes: sentiments pro-allemands, origine allemande ou italienne, espionnage, situation irrégulière, activité communiste, activité fasciste, toutes sortes de raisons, parfois contradictoires, ont été avancées.

Pourquoi la Belgique s’est-elle débarrassée de certains prisonniers en les confiant aux gendarmes français de Béthune?

Règlements de comptes politiques? Décisions suba1ternes? Effets de panique devant l’avance allemande? En tous cas, ils sont là, hommes, femmes, jeunes filles et vieux messieurs, grelottants, assis sur le béton, dans un noir absolu.

Adossé au pilier central, émacié, la barbe non rase, abattu, silencieux, dans un complet bleu fripé, Joris van Severen.

Joris van Severen est le leader des Verdinaso, mouvement politique qui se veut un ordre, une élite, davantage qu’un parti. Davantage qu’un chef populaire, Van Severen est un visionnaire. Davantage que le pouvoir, son objectif est la renaissance du peuple thiois les Hollandais, Flamand,  Wallons, Luxembourgeois réunis par leur unité originelle profonde. Le pays thiois de Van Severen, c’est le pays réel de Maurras, traduit aux Pays-Bas. Et Van Severen, comme Maurras, est de culture chrétienne: élevé chez les jésuites, il est pieux, mais, â la différence de Maurras, il est ardemment catholique.

Nationaliste, élitiste, antiparlementaire, antisémite, royaliste, Van Severen se proclame avant tout pour l’unité de ce peuple thiois qu’il appelle, ce Bénélux qui naîtra dans quatre ans, tout en refusant naturellement cette compromettante paternité.

Trois partis belges, en 1940, semblent acquis au fascisme: le rexisme de Léon Degrelle, qui compte 21 membres au parlement, le VNV (Vlaams Nationaal Verbond) de Staf de Clercq, qui compte 16 parlementaires et le Verdinaso, de Joris van Severen, dont l’éclat des cérémonies de style hitlérien frappe fortement l’opinion. Les deux premiers seraient soutenus par “l’étranger.“

Degrelle, arrêté, sera, comme Van Severen, transmis aux autorités françaises et Staf de Clercq, qui, le 10 mai, avait pourtant donné l’ordre â ses partisans enrôlés de déserter en masse, et de ne pas tirer, sera libéré le soir même de son arrestation.

Esthète davantage que politique, peut-être sans génie et certainement sans style, moraliste, même moralisant, exigeant pour soi-même, courageux, ennemi des compromissions, Van Severen a le courage de dénoncer ce qu’il réprouve. Ascète au pays de la frite et de la bière, cet ancien député de Bruges n’est pas un leader populaire. Visionnaire hanté par un passé grandiose, le front immense, les lèvres dures, il a donné à son mouvement l’allure d’un ordre militaire, entre les Croisés et les troupes d’assaut de Hitler.

Vêtus d’uniformes couleur de gazon roussi, sac au dos, précédés de tambours de lansquenets et de fifres, les Dinasos faisaient d’interminables marches de jour et de nuit ; nul ne savait au juste pourquoi. “Je crois, écrit Léon Degrelle, qui l’a bien entendu connu, que Van Severen voyait dans cette vie dure et disciplinée un moyen de dégager ses sens d’une certaine médiocrité ventrue fort en honneur au pays de Breughel. Il veillait à donner à toutes les manifestations de ses adhérents un style de vie austère, rigide, presque glacial. Lorsqu’il faisait un discours, il était interdir d’applaudir. Cet homme avait un tempérament de grand maître de templiers.”

“Onverduitst, onverfranst“, ni Allemand, ni Français, mais Thiois, Van Severen, indiscutablement fasciste, n’est pourtant certainement pas nazi et encore moins pro-germanique. Des nazis, il a surtout emprunté les clichés esthétiques: chemises brunes et culottes de cheval, tambours, bannières et ceinturons. Catholique, loyal envers son roi, Van Severen ordonnera à ses fidèles qui sont nombreux, dès le 12 mars 1939, de servir avec dignité, volonté, austérité, simplicité dans l’armée belge contre l’envahisseur allemand.

Dans une note à Berlin du 2 août 1940, Reeder, chef de 1’administration militaire allemande d’occupation, analysant le parti Verdinaso, le définit comme politiquement douteux. Il interdira le mouvement en 1941.

Mais “dinaso” signifie “national-solidariste” et nazi “national-socialiste“ Nazi-Nazo, beaucoup se contenteront de l’amalgame, excuse absolutoire qui apaisera bien des consciences.

Personnage ambigu, qui peut dire ce qu’il eût fait dans la suite de la guerre? Eût-il suivi Degrelle, qui devint totalement nazi? Eût-il choisi la résistance? Comment savoir? Les Dinaso, désorientés, sans chef, s’éparpilleront bientôt aux quatre vents de l’époque: collaboration, résistance, attentisme, exil.

Le ministre de la Justice belge d’alors, P.E. Janson, qui mourra dans un camp nazi, déclarera au cours de l’été 40 au sénateur Nothomb, ami de Van Severen, que l’arrestation de ce dernier avait été faite par erreur par un fonctionnaire subalterne.

______________

Henri de Wailly, Le coup de Faux – l’assassinat d’une ville, Abbeville 1940, Editions Copernic, Parijs, 1980, pp. 81-84