> nieuwsbrief > 10e jaargang, nr. 3/2006
Inhoud
Mededelingen
Hernieuwen
ledenbijdrage 2006
Voor
wie tot op heden verstek gaf
verwijzen we naar het ‘kopje’ verderop in deze mededelingen
omtrent ons nieuwe
– reeds het 10e – jaarboek. Wie totnogtoe naliet zijn
bijdrage te vereffenen kan
dit alsnog doen. Zie de desbetreffende ‘link’ op deze
webpagina’s.
Jaarboek
Joris van Severen – deel 10
Verderop in dit nummer stellen wij onze jongste jaarboekpublicatie voor. Voor wie vooralsnog naliet in te tekenen: dit kan nog tot uiterlijk einde juli aan de ledenprijs van 25 €. Vanaf 1 augustus geldt de boekhandelprijs van 30 €. Voor zover de voorraad nog strekt kunnen wij de laattijdige intekenaars ook nog, als bijgift, een exemplaar bezorgen van de nieuwe brochure Andermaal terugdenken aan en vooruit denken met Joris van Severen, van de hand van Rudy Pauwels.
Gebleven
is de adel
Recent
verscheen van de hand van
Cruyce van Bourgonje
Onder dit
‘kopje’ las u in de vorige Nieuwsbrief een
aankondiging van de herdenkingsplechtigheid van 20 mei j.l. te Brugge.
De inrichters
deelden ons mee dat deze jaarlijkse plechtigheid een initiatief is van
het Abbeville
Comité en dat de herdenkingssteen aangebracht is aan wat in
feite het Bourgoensche
Cruyse heet in de Wollestraat 35. Van het inrichtend comité
maken deel uit:
Tom Alewaert, Marc de Vriese, Raymond Reynaert,
‘De
Gemeenschap’
Van de hand van onze gewaardeerde medewerker prof. em. Dr. Piet Tommissen verscheen in Het Verbond (18e jg., nr. 4, april 2006, pp. 3-21) een boeiende bijdrage over de tijdens de Tweede Wereldoorlog door wijlen pater Bonifaas Luykx in het leven geroepen jongerengroep De Gemeenschap. Daaruit blijkt dat deze groep in niet weinig geïnspireerd werd door de ideeën van Joris van Severen en het Verdinaso; terwijl er overigens verhoudingsgewijs nogal wat oud-Dinaso’s bij betrokken waren. De Gemeenschap kreeg geen lemma in de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Des te verdienstelijker derhalve deze opsporingen van de auteur die daarmee de herinnering aan ook dit neo-Dinaso-initiatief boekstaafde.
Mijn herwaardering van waarden
Zo luidt de titel van wat Henk van Gelre zijn “geestelijke autobiografie” noemt. Hij besteedt daarin grote hoofdstukken aan o.m. Léon Bloy, Pieter van der Meer de Walcheren en de Nederlandse katholieke jongerenbeweging van destijds, waarvan nogal wat prominenten de eerste en belangrijkste kern vormden van het Verdinaso-Nederland. Naast o.m. Ernest Michel, Henri Bruning (en diens jong gestorven broer Gerard Bruning) komen ook Wouter Lutkie en diens maandblad Aristo uitvoerig te sprake.
Mijn herwaardering van waarden is een uitgave van Aspekt, Amersfoorstraat 27, NL 3769 AD Soesterberg (ISBN 90-5911-112-5).
Brugge 20 mei 2006
De sobere plechtigheid ingericht door het Brugse Abbeville Comité, aan het poorthuis van het Bourgoensche Cruyse, het voormalige woonhuis van Joris van Severen, kende een waardig verloop. Aan de persmap ontlenen we verderop in deze Nieuwsbrief het beklijvend getuigenis van mevrouw Gaby Lijnkamp-Warris, de toen jongste en thans laatste overlevende van het drama van 20 mei te Abbeville.
Nieuw was dat ditmaal ook het Brugse Stadsbestuur vertegenwoordigd werd door twee afgevaardigden en dat een schepen – SP-signatuur - namens de Stad Brugge een krans aanbracht nabij de gedenksteen die herinnert aan de vier Bruggelingen die te Abbeville om het leven gebracht werden.
Prachtige affiche
Hieronder tonen
wij de
lezer een zwart-wit-afdruk van de prachtige kleurenaffiche, destijds
ontworpen
door Emiel van Dooren voor en manifestatie van het Verdinaso in 1937.
De
originele grote affiche meet 110 cm x 75 cm. en is in zeer goede staat.
Een van onze leden biedt
ze te koop aan voor 150 €. Ons secretariaat bemiddelt graag.
Belangstelling? Neem dan per kerende contact op (zie gegevens
secretariaat). PM: onnodig nog te bieden: de afiiche vond ondertussen
een koper binnen het ledenbestand van het Studiecentrum.
Jaarboek
Joris van Severen – deel 10 (2006)
Een
blik op de inhoudstafel van dit tiende
jaarboek laat opnieuw een wel zeer verscheiden inhoud vermoeden. En dit
is
inderdaad ook het geval. We ontmoeten er Joris van Severen – en
zijn beweging -
zowel in de intieme als in de openbare sferen van hun bestaan. Komen
achtereenvolgens onder de schijnwerper te staan:
·
De Stichting Joris van Severen,
die
instaat voor de jaarlijkse herdenkingsmis in de abdij van Steenbrugge
te
Assebroek, richt daarnaast sporadisch een causerie in over een thema
dat kadert
binnen haar doelstellingen. In 2003 voerde
· Daarop aansluitend volgt het tweede en afsluitende deel van Romain Vanlandschoots diepgravende studie Van syndicalisme naar corporatisme: Juul Declercq (1897-1955). De lange weg vanACV naar Verdinaso 1918-1932. Hierin staat vanzelfsprekend de werkzaamheid van Juul Declercq centraal, maar we vernemen tevens langs welke soms grillige wegen Joris van Severen zijn invloed uitoefende, hoe hij ideëel evolueerde en deze evolutie uiteindelijk gestalte gaf in een eigen formatie: het Verdinaso.
·
De volgende bijdragen vormen de acta
van
ons 4e Colloquium Joris van Severen dat plaats vond in de
abdij te
Zevenkerken op 9 oktober 2004. Geopend wordt met het Ten geleide
uitgesproken
door
·
In Joris van Severen
en de
Sint-Andriesabdij
van Zevenkerken gaat
·
·
Op het terrein van de Van
Severenstudie werd
totnogtoe bijzonder weinig aandacht besteed aan de rol van Van Severen
in het
Belgisch parlement.
·
“Lest but not least” kwam
· In het traditiegetrouwe het jaarboek afsluitende gedicht komt andermaal Hendrik Carette aan het woord met een impressie rond de kiosk te Abbeville.
______________________
N.a.v. Jaarboek Joris van Severen 10 (2006); uitgegeven door het Studiecentrum Joris van Severen. Gen., 208 pp., ISBN 90-76057-09-5. Ledenprijs: 25 €; niet-leden: 30 € (+ 3 € verzendkosten).
Herdenking
van de slachtoffers van het Bloedbad
van Abbeville
Gaby Lijnkamp-Warris, St;-Kruis-Brugge
66 jaar geleden heb ik als jong meisje mijn eerste ervaring over de gruwelen van een oorlog beleefd.
Na een gelukkige jeugd hier in Brugge, met fijne vrienden, lieve ouders en grootouders, vond ik mij op 10 mei 1940 opeens geconfronteerd met haat, onrechtvaardigheid, brutaliteit. Uit huis gehaald met mijn moeder en grootmoeder, afgevoerd naar het politiebureau in de Hoogstraat, geen eten, geen drinken en nog minder een verhoor of een reden van onze aanhouding.
Om 5 uur overgebracht naar de gevangenis van “t’ Pandreitje” waar wij brutaal werden aangepakt, en nog altijd zonder uitleg of verhoor.
Na 5 dagen ingeladen in bussen en op transport gezet naar Frankrijk met bestemming de gevangenis van Bethune. Een ongemeen slechte behandeling met nog altijd geen verhoor, integendeel, daar vroeg men ons waarvoor wij opgepakt waren, met de vraag van: “Est-ce-que ils sont devenu fou la en Belgique?”
Vijf dagen later ging het transport verder naar Abbeville waar de gevangenis vol zat. Franse militairen, onder wiens bewaking wij stonden, stopten ons toen maar met zijn allen in de kelder van de nabij gelegen muziekkiosk.
78 mensen, waaronder 3 vrouwen, als haringen in een ton gedrukt, nog steeds zonder eten of drinken in een verzengende hitte, en terplekke hun behoeften moeten doen!
Op 20 mei is Abbeville tot 3 maal toe de hele nacht zwaar gebombardeerd, waardoor een enorme angst ontstond
Op zeker ogenblik wordt het keldergat opengegooid en een luitenant met trommelrevolver in de hand, daalde de trapjes af en vroeg naar 4 man van goede wil. Denkende dat het om voedsel of drinken ging, meldden zich direct 4 Italianen.
Amper buiten, klonken er schoten. Daarna schreeuwde de luitenant: “Les 4 suivantes”. Toen brak er grote paniek uit. De een na de ander werd uit de kiosk gejaagd.
De Bruggelingen Van Severen, Rijckoort en Caestecker volgden omdat langer wachten geen zin had.
Bij het naar buiten gaan van de kiosk struikelde mijn grootmoeder. Als 61-jarige vrouw werd zij ruw bij de arm getrokken door de luitenant. Zij werd met bajonetsteken afgemaakt en met een geweerkolf de linker schedel ingeslagen.
Mijn moeder riep toen, kom laat ons bidden. Iedereen, van welke godsdienst ook knielde neer en na het ‘Amen’ was er een doodse stilte.
Toen verscheen er een andere officier die ons verzocht om hem te volgen. Er zou niet meer geschoten worden. Zo verlieten wij te voet Abbeville richting Rouen, waar wij in groepen verdeeld werden. Mijn moeder en ik kwamen in een kamp waar vele Joden en Spanjaarden zaten. Na 4 dagen kwam een Franse Generaal in uniform, samen met een Inspecteur en een Commissaris van de Belgische Veiligheidsdienst om ons uit de toestand te bevrijden. De Franse generaal bood ons, namens de Franse regering, zijn verontschuldigingen aan voor alles wat gebeurde.
Onder de 21 vermoorden
bevonden
zich 4 Italianen, 1 Canadees, 2 Nederlanders, 1 Hongaar, 1 Oostenrijkse
Jood, 4
Duitsers en 8 landgenoten, waaronder de reeds vermelde Bruggelingen.
Een
diepgaand historisch onderzoek, onder meer door de betreurde Dr. Carlos
Vlamynck
uit onze stad, heeft aangetoond dat er geen enkele smet rustte op de 4
vermoorde stadsgenoten, die op het moment van hun aanhouding alle
Vorig jaar werden overal verontschuldigingen uitgesproken door Autoriteiten voor de slachtoffers van deze waanzinnige oorlog. Ik vraag mij nog steeds af waarom dit nog altijd niet kan voor mensen uit het eigen land, voor die 21 mensen die nu 66 jaar geleden van hun leven werden beroofd, als gevolg van totaal onverantwoorde en foute beslissingen.. Daarom herdenken wij allen hier aanwezig, maar ook de velen die tot hun spijt niet aanwezig konden zijn, de vier stadsgenoten, maar ook hun medeslachtoffers en medegevangenen die samen met mij de vele doodsangsten en ellende hebben doorstaan in de gevangenissen en in de beruchte kiosk van Abbeville.
Mijnheer de Burgemeester, als net 18 jaar geworden jong meisje was ik er de jongste gevangene. Wat ik heb meegemaakt grenst aan het ongelooflijke en heeft mijn hele leven diep getekend, en getraumatiseerd.
Fouten zijn er om te erkennen, niet om deze te verdoezelen, wat men nu nog steeds probeert te doen.
Daarom ben ik al diegenen die hier vandaag aanwezig zijn zeer dankbaar voor hun medevoelen en medeleven.
Ik heb niet het eeuwig leven. Ik vraag alleen, en hoop dat u ze blijvend zult gedenken, en dat hun vreselijke lijdensweg doorheen de geschiedenis zal bewaard worden.
Tien jaar geleden is om deze reden de Commissie Ad hoc opgericht met de bedoeling om de slachtoffers nooit te vergeten, maar ook als een blijvende aanklacht tegen een onzinnige oorlog die altijd gemeen, gruwelijk en mensonterend is en blijft.
Samen met het Abbeville Comité – dat uit voormelde commissie ontstond - blijft deze herinneringssteen voor mij, de families van de andere 21 slachtoffers en de overlevenden, het symbool voor VREDE — VERDRAAGZAAMHEID en vooral NOOIT MEER OORLOG.
Mag ik u nu allen om een moment van stilte vragen.
Ik dank u voor uw aandacht.
Boodschap
Abbeville 2006
66 jaar geleden vond hier, beneden in de stad een drama
plaats. Tijdens
het laatste grote conflict dat heel Europa in zijn greep had leekt het
of deze
stad, aan de uithoek van de Nederlanden, een Armageddon doormaakte. In
de
strijd tussen Britten, Fransen en Duitsers, tijdens een van de meest
dramatische periodes van het begin van WO II
werden grote delen van de stad verwoest.
Temidden van dit oorlogsgeweld werd ook een misdaad
gepleegd. Op 20 mei
arriveerde een konvooi van voor de Belgische overheid
‘verdachte’ personen in
Abbeville. Een verzameling van Vlaams-nationalisten, rexisten maar ook
joden en
communisten die op bevel van de regering was gearresteerd en naar
Frankrijk
werd gevoerd. Tijdens een zwaar
bombardement werden de gevangenen in de kelder van een muziekkiosk
gedreven.
Een aantal onder hen werd door Franse soldaten koelbloedig
neergeschoten.
Hierbij lieten ook Joris Van Severen, de leider van het Verdinaso, en
zijn
naaste medewerker Jan Rijckoort het leven. Een misdaad die ons nog
altijd tot
nadenken stelt. En wel om verschillende redenen.
We leven vandaag in een tijd dat voor elke gebeurtenis,
elk evenement
een verantwoordelijke moet worden gevonden. Liefst van al probeert men
een hele
gemeenschap verantwoordelijk te stellen. Alsof het individu, alsof de
persoon
geen verantwoordelijkheid meer mag of kan dragen. Zonder pessimist te
zijn
geeft dit een zekere tijdsgeest weer. Verantwoordelijkheid wordt op
anderen
afgeschoven, groepen krijgen de schuld. Daarmee is de kous af en hoeft
men niet
langer na te denken over de ware oorzaken van een gebeurtenis of
voorval.
Echter, over de verantwoordelijken van het bloedbad in Abbeville is
eigenlijk
nooit meer echt gepraat geweest. Zou men indertijd een
onderzoekscommissie
hebben opgericht? In elk geval zou een diepgaand onderzoek zeer
hinderlijk zijn
geweest voor velen. Anno 2006 zouden we natuurlijk kunnen stellen dat
het geen
of weinig zin meer heeft om naar dat verleden te refereren. De tijden
zijn
veranderd. Ook de wereld rondom ons. Dat klopt voor een groot stuk.
Europa lijkt – voorlopig toch - een relatief
vredige plaats. En het
soort regeringen dat aan de basis liggen van beslissingen die geleid
hebben tot
het bloedbad van Abbeville hebben nog altijd veel macht, maar op tal
van
domeinen neemt hun invloed af. De staatsmacht verwasemt, zeker in
België.
Terugkijkend moeten we ons echter een aantal vragen
stellen. Joris van
Severen en Jan Rijckoort stierven hier een wrede en gewelddadige dood.
Is het
niet opvallend dat veel van de figuren die de geschiedenis van de
Nederlanden
bepaald hebben en naar een eenheid hebben gestreefd een gewelddadige
door
hebben gekend. Is dit toeval? De vraag stellen is ze beantwoorden.
Joris van
Severen had zijn voorgangers die op een dramatische manier en in hun
strijd om
de eenheid van onze gewesten er het loodje bij moesten neerleggen.
Karel de
Goede, Jacob Van Artevelde, Karel De Stoute, de graven Egmont en
Hoorne, Willem
van Oranje,…
Die gebeurtenissen stemmen ons tot nadenken. Blijkbaar is
de
geschiedenis van dit kerngebied in Europa altijd gekenmerkt geweest
door
dramatiek en tragedie. Ook al heeft dit gebied een rijke geschiedenis
achter de
rug. In de late Middeleeuwen waren de Nederlanden het meest welvarende
gebied
van Europa. Ondanks de door conflicten geteisterde geschiedenis en het
feit dat
ze over verschillende Europese landen verspreid zijn behoren de
Nederlanden
echter vandaag de dag nog altijd tot de meest welvarende gewesten.
Een andere bedenking die we ons hier moeten maken is hoe
het komt dat
twee generaties na de gebeurtenissen in Abbeville er nog altijd mensen
zijn die
elk jaar hiernaartoe komen. De vraag werd reeds gesteld in 1987 toen
een
videoreportage gemaakt werd over de bedevaart. Wie in 1940 geboren werd
is nu
al grootvader of grootmoeder geworden. Toch blijft
Van Severen tot de verbeelding spreken. Meer
dan andere figuren in de Vlaamse Beweging leeft hij in de herinnering
voort.
Een zoektocht op internet levert voor Van Severen meer dan 29.000
antwoorden
op. Ter vergelijking: voor August Borms, die andere icoon van de
Vlaamse
beweging, zijn er dat 21.000. Andere personen halen veel lagere scores.
Wat blijft fascineren? Het personage? Dwepen met figuren
is niet meer
van deze tijd. De sterke indruk die Van Severen nalaat heeft te maken
met het
feit dat sommige van zijn ideeën nog altijd actueel zijn. Denken
we maar aan de
huidige discussie om de Benelux-verdrag te vernieuwen, de discussie
over de
macht van de particratie. De discussie over onze rol in Europa ook. Het
zijn
slechts enkele voorbeelden. De blijvende fascinatie kan niemand
ontkennen. Hij
staat voor iets of voor een bepaald principe. Dat heeft mensen er
jarenlang van
overtuigd om naar hier te komen.
Hij waarschuwde ook voor de ondermijning van de
grondvesten waarop een
samenleving of een beschaving zijn gebouwd. Het is opvallend dat men
anno 2006
nog altijd discussieert over wat al dan niet tot de grondvesten van de
Westerse
beschaving hoort. Terwijl iedereen die een beetje historisch besef
heeft weet
dat die grondvesten zich in onze Keltische, Grieks-Romeinse en
joods-christelijke cultuur situeren. Of men het nu graag wil of niet.
Van Severen waarschuwde ervoor dat de ondermijning van
een samenleving
intern gebeurt. beschaving brengt vaak haar eigen grafdelvers voort. We
stellen
onszelf voortdurend in vraag en willen blijkbaar vertrappelen wat we
hebben
opgebouwd.
Zetten we daarmee stappen vooruit?
Het is een vraag die we ons moeten stellen. Dit is op
deze plaats altijd
op een serene en ingetogen manier gebeurd. Een constante in meer dan 50
jaar
bedevaarten. Ook in de jaren ’50 toen hier verschillende bussen
over de wegen
van Artesië en Picardië naar hier kwamen. Een opvallend
unicum ook in de brede
Vlaamse en Nederlandse Beweging. Geen vlaggen, geen uniformen, geen
strijdliederen. Kortom: geen nationalistische Vlaamse kermis. Daar is
Vlaanderen vaak ziek aan geweest. En het draagt nog altijd mee. Maar op
dit
kerkhof van Abbeville heeft het zich nooit gemanifesteerd. Leden van
het
Verdinaso hebben zich daar nooit toe laten verleiden en keken met
gemengde
gevoelens naar de manier waarop men in de zuidelijke
Nederlanden probeerde problemen aan te
pakken. Zoals Lode Claes ooit zei over Vlaanderen: “De geste komt
in de plaats
van de strijd. Dit is het enige land waar cultuur, liederen en
gedichten niet
alleen zoals overal tot strijd aanzetten of de strijd begeleiden, maar
de
strijd zelf vervangen."
Homilie
Abdij Steenbrugge 2006
Het Rijk Gods waar we ons als gelovigen voor inzetten is een rijk van gerechtigheid en vrede, van liefde en dienstbaarheid. We zijn nog heel ver af van een rechtvaardige wereld, waar de mensen naar waarde beoordeeld en bejegend dienen te worden. Bepaald in dit land is het onrecht ons volk aangedaan even oud als die 176 jaar dat ons land oud is, en er is nog geen eind aan gekomen.
Maar telkens opnieuw hebben rechtgeaarde mensen met een edele inborst zich met woord en daad tegen dat onrecht verzet, vaak tot hun eigen nadeel; ze werden er zelfs dikwijls om bestraft. Jezus zegt over hen: “Zalig, gelukkig die vervolging lijden om de rechtvaardigheid.” Dat maakt ons leven rijk en zinvol en menswaardig.
Terecht kunnen we ons blijvend laten inspireren door mensen zoals Joris van Severen. Z’n hele leven lang was hij een bezield en gedreven mens. Het bleef niet bij een vaag idealisme. Hij zette zich ook metterdaad in voor echte vrijheid, rechtvaardigheid en solidariteit in de wereld en bepaald in de Nederlanden van de Kwinte tot de Dollart. Die droom over een vrij en solidair land aan de Noordzee heeft hij nooit opgegeven. Daar voelden de bewuste Zuid-Vlamingen en bepaald de Zuid-Vlaamse Jeugd zich door gesterkt en bemoedigd. In volle oorlog trokken jongeren naar Abbeville naar het graf van Van Severen en brachten hem hun dankbare hulde, onder het zingen van hun Vlaamse liederen, blij dat ze niet, zoals zo dikwijls over het hoofd gezien waren.
Joris was een diep gelovig mens die, zoals blijkt uit z’n dagboek, een intens inwendig leven leidde. Hij liet zich al vroeg bezielen door heel wat gelovige, radicale denkers, o.a. door Léon Bloy, die uiterst radicale christelijke auteur, die later ook Pieter van der Meer de Walcheren sterk beïnvloedde en zelfs tot bekering bracht. Hij noemde Bloy een heilige. Joris was soms intens geboeid door het mysterie van de schepping en voerde zelfs eens een gesprek met de grote wetenschapper, ontdekker van ‘big bang’, Lemaître. In z’n dagboek treft en verbaast hij ons door z’n diepe uitingen van godsgeloof en hij komt ertoe om zelfs exegetische werken te raadplegen.
Maar hij beleefde ook metterdaad z’n christendom, bepaald in het verdedigen van z’n als Vlamingen onderdrukte en misprezen medesoldaten. Hij werd gedegradeerd en naar het strafkamp van Auvours verwezen omdat hij in het bezit gevonden werd van de overigens veeleer brave brief aan de koning, die toen 85 jaar onrecht en achterstelling aan de kaak stelde en de elementairste rechten voor Vlaanderen en bepaald voor de Vlaamse soldaten afsmeekte. Zelfs dat werd hem als een misdaad aangerekend.
Het ging in die open
brief om de
taalonderdrukking en miskenning die meteen na rebellie van
Dat wraakroepend onrecht ons volk aangedaan droeg toch één goede vrucht: ontelbaar zijn de belangloze idealisten die uit ons volk gegroeid zijn, en in hun verontwaardiging de moed hadden om tot hun eigen nadeel strijdbaar op te komen en recht te eisen. De eerst Nederlandse en later Vlaamse beweging die uit dat onrecht ontstaan is, werd gedragen door talloze intellectuelen, schrijvers en dichters, onderwijzers of kapelaans. Ze waren doorgaans niet te vinden in de hogere standen of de hogere geestelijkheid, want Vlaams- of Nederlandsgezinden raakten niet in die zogenaamd hogere regionen. Die idealisten hebben voor een edel doel geleefd: hun leven is niet vruchteloos geweest. Ze hebben gevochten en geleden voor menselijkheid en broederschap, solidair met de zwakken en verstotenen waarmee Christus zich vereenzelvigt. Hun leven was zeker niet leeg en tevergeefs. We zijn hun grote eerbied en dank verschuldigd.
Joris van Severen weet nog steeds tallozen te bezielen, een bezieling waar nog geen eind aan gekomen is. Het grote doel blijft; recht en rechtvaardigheid. Dat heeft hij nooit uit het oog verloren. Daarvoor zij n we hier samen om God te danken dat Hij met z’n Geest Van Severen geïnspireerd heeft tot dat idealisme en die zelfgave. Niets menselijks was hem vreemd, niemand is volmaakt, maar groot was z’n hart. Hij heeft zeker sporen nagelaten in Vlaanderen en de Nederlanden De Oude Nederlanden, de zeventien Provinciën, daar heeft hij altijd naartoe gestreefd.
Z’n dood in Abbeville getuigt van z’n adel en zelfopoffering. Hij bekocht z’n edelmoedigheid meteen met de dodelijke kogel van verdwaasde soldateska.
We danken God voor vurige bezielers zoals Joris, die nog altijd jonge mensen kunnen opwekken en inspireren tot een leven van geven , voor het volk en door het volk. Leven is geven. In deze eucharistie herdenken we Jezus, die ook trouw bleef tot het bittere, dodelijke eind, trouw aan z’n opdracht om op te komen voor liefde tot God en voor de medemens, voor z’n getuigenis van eeuwig leven, voor vrijheid en vrede, orde en recht , voor de minst bedeelden in de maatschappij.
Zo was Jezus, in wie ook Joris geloofd heeft. We nemen deel aan Jezus’ lichaam en bloed, aan z’n eigen Geest, en mocht dit deelnemen ook voor ons een kracht zijn die ons sterkt naar lichaam en ziel en ons geneest van elke zwakheid.
In
memoriam
We vernamen het
overlijden
eind februari
j.l. van Emiel de Florquin,
oud-Dinaso, geboren in 1915. Na de
Tweede
Wereldoorlog was hij een tijdlang CVP-schepen te Borgerhout.
Te Brussel overleed op 16 juni
2006
oud-Dinaso Roger de Buysscher, geboren
op 4 oktober 1920. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stond hij als lid van
de
geheime Orde Joris van Severen aan de zijde van Louis Gueuning; hij was
hij ook
van dichtbij betrokken bij diens naoorlogse initiatieven. Als architect
ontwierp hij tevens ook de grafsteen van Gueuning op het kerkhof te
Mainvault.
In de Nieuwsbrief Joris van Severen, 2e trimester 2006, pp.14-16, stelde Herman Meuleman, in zijn recensie van het toneelstuk De nacht leek wel een verzinsel een pertinente vraag: “Wanneer – in het stuk – door Robert Leurquin aan Joris van Severen verweten wordt dat zijn militanten door de Antwerpse jodenwijk marcheren ‘waar de angstige bewoners achter hun neergelaten rolluiken bang afwachten’ zouden we graag kunnen nagaan of dit op een historisch feit berust.”
Deze
vraag bleef nazinderen en ons in
hoge mate intrigeren. Immers: wanneer men dergelijke zinsnede leest,
dan
verschijnt onwillekeurig het beeld voor de geest van een gesloten
Dinaso-formatie die met de allure van een militair peloton opmarcheert.
Waar
haalden Walter Tillemans en Bruno de Vuyst, de auteurs van het
toneelstuk, hun
mosterd hieromtrent? We gingen te rade bij dé autoriteit ter
zake,
“Op zondagmiddag 23 april [1933], wandelden vijf geüniformeerde en met knuppels gewapende leden van de Dinaso Militie – allen tussen 18 en 25 jaar oud – ‘uitdagend’ door het [Antwerpse] jodenkwartier. Ze leken hun lokale reputatie van ‘gedegen vechtjassen’ alle eer te willen aandoen. Het liep echter anders af dan verwacht. De dinaso’s werden op een fluitconcert onthaald en op de hoek van de Vestingstraat en de Pelikaanstraat werden ze ‘door joden beetgepakt en duchtig afgeranseld’. Het liep zodanig uit de hand dat de politie met wapenstokken diende tussenbeide te komen om de dinaso’s te ontzetten, waarop ze naar het politiebureau werden geleid. Een uur later konden ze, onder politiebescherming, naar het dinasolokaal ontkomen. (…) Tot het dinaso-vijftal behoorden Gustaaf Vaniesbecq en René Bollaerts, beiden toekomstige ‘jodenjagers’.”1023 [p. 341] 2
“In
de periode 1933-1935 vonden we de
eerste sporen van anti-joodse relletjes. (…) Sprekend was het
‘defilé’ van
Gustaaf Vaniesbecq en René Bollaerts in het
‘jodenkwartier’, twee toekomstige
‘jodenjagers’ en toen nog lid van het Verdinaso.” [p.
Zo blijkt nog maar eens hoezeer de dichterlijke vrijheid van toneelauteurs de realiteit weet te manipuleren en de toneelbezoeker op het verkeerde been zet, ergo, hoe de verbeeldingskracht de werkelijkheid geweld aandoet en een mythe in het leven roept die makkelijk een eigen leven gaat leiden.
Hoe reageerde men binnen het Verdinaso zelf op de rel? In Hier Dinaso! van 29 april 1933 werd er uitgebreid aandacht aan besteed. Daar leest men o.m.: “500 Joden overvallen 5 Dinasomilitanten / Marxisten en Joden pogen het Dinaso-tehuis te bestormen.” Ook wordt verwezen naar het verslag van ene ‘Jamar’ over de rel in Volksgazet. Enige overdrijving, passend in de toenmalige propagandasfeer, zal in dit slagzinproza wellicht niet ontbroken hebben.4
Wat nu met de – door de toneelauteurs klaarblijkelijk op zijn minst uitvergrote – rel van 23 april 1933, die een verslag kreeg in de Volksgazet van de daaropvolgende dag? Met het verhaal van Saerens kan men onmiskenbaar meerdere kanten uit. Wat deden die vijf Dinaso’s in het jodenkwartier? Laten we ervan uitgaan dat het stelletje overjaarse pubers – alle tussen 18 en 25 jaar oud, zoals we zagen – wellicht de bedoeling hadden branieachtig te provoceren. Kwamen zij aan agressie ten overstaan van de joodse bewoners toe? Geenszins, met zijn vijven werden ze integendeel slachtoffers van agressieve joodse bewoners. Gebruikten ze hun knuppels teneinde zich tegen die agressie te verweren? Volksgazet, niet direct als Dinaso-minded bekend - om het eufemistisch uit te drukken – maakte er geen gewag van. Het waren integendeel de Antwerpse politiemannen die van hun wapenstok gebruik dienden te maken en op de joden dienden in te beuken teneinde het vijftal te ontzetten. De vijf werden wellicht veiligheidshalve meegenomen naar het politiebureau, maar na een uurtje, toen het agressiegevaar aan hun adres voldoende geweken was, op vrije voeten gesteld. Er werd uiteraard een proces-verbaal opgesteld. Wat leert dit ons?
Op pagina 351 van zijn
studie komt
Met dat “door de Antwerpse jodenwijk marcheren – van Van Severens militanten - ‘waar de angstige bewoners achter hun neergelaten rolluiken bang afwachten’” – dixit de dichterlijke vrijheid toneelauteurs eigen - valt het in zijn ware context en proporties gezien, dus nogal mee. Het vijftal branieschoppers stonden overigens niet model voor het Verdinaso!
1
2 Noot 1023 bij
het citaat op p. 341 luidt
als volgt: “Vlaamsche fascisten door joden
afgeranseld te
Antwerpen”, Volksgazet, 24 april 1933; SAA [Stadsarchief
Antwerpen], MA nr.
27960, PV politie 6e Wijk, nr. 1514, april 1935; De notie
‘gedegen
vechtjassen’ werd ontleend aan: [Jan] Creve, ‘Jef
Missoorten, de Vlaamsche
Militie en het Verdinaso’, p. 39 [Overdruk uit Wetenschappelijke
Tijdingen, jg. 57, 1998/1]. De drie overige branieschoppers waren
Desiré de
Jongh (°1908), Jules Debloudts (°1915) en Lode van der Borght
(°1909). Hun
namen komen overigens niet voor in het namenregister van Saerens
omvangrijke
studie omtrent het antisemitisme in Antwerpen.
4
We beschikken helaas niet over de jaargang 1933 van Hier Dinaso! en
baseren ons voor het aangehaalde citaat op de samenvatting als
opgenomen in het
door wijlen Jef Werkers uitgegeven repertorium nr. 62 met als titel Joris
van Severen, het Verdinaso en de joden, Nationaal Studie- en
Documentatiecentrum Joris van Severen, Aartselaar; z.j.
5
Herinneringen....(26)
Alfons van Opstal
(†)
Ward Hermans en
René Lagrou
Ward was altijd
reeds een
uitbundige en vurige flamingant geweest, die met felle verbittering en
wrok uit
de Eerste Wereldoorlog gekomen was, waar men hem een tijdlang, bij
wijze van
represaille, naar een houthakkerskamp verbannen had.
Na de oorlog had hij een tijdlang geloofd en gehoopt dat het Vlaams-nationalisme via de partijpolitiek in staat zou blijken zijn doelstellingen te bereiken. Toen het Vlaams-nationalisme doodliep in de partijenstrijd verloor hij alle vertrouwen in die methode.
Met zijn avontuur rond de (vervalste) documenten omtrent het Frans-Belgisch geheim militair verdrag verloor hij veel aan vertrouwenswaardigheid. Niettemin zou Joris van Severen zijn oude wapenbroeder een kans geven. Ward Hermans ontbond zijn eigen formatie, trad toe tot het Verdinaso en trad ook enkele malen als spreker voor ons op.
Ward, die over een
scherpe pen
beschikte, was ook een gedreven schrijver. Dat hij daarbij al te vaak
over ijs
van een nacht ging, kon hem blijkbaar niet deren. Ooit had Joris van
Severen
gepoogd de publicatie van een schotschrift van Hermans te verhinderen
door de
copyrechten af te kopen, teneinde het manuscript verticaal te kunnen
klasseren.
Dat was hem niet gelukt. Het afkondigen van de “nieuwe
marsrichting” zinde
Hermans al evenmin; Van Severen sloot hem uit zijn verbond noch
vooraleer hij
ontslag kon nemen. Vanaf dan was Van Severen steeds weer de kop van jut
in
Hermans weekblad De Klauwaert.
Ward Hermans kwam sterk onder de invloed van het in Duitsland pas aan de macht gekomen nationaalsocialisme en zocht contacten in die richting. Hij kreeg het voor elkaar om via de Duitse Arbeidsdienst enkele mensen van bij ons stage te laten lopen in Duitsland. Ook enkelen onder ons – als Miel G., Jan B., Frans de S., Jan S. en nog enkele - gaven gehoor aan die lokroep en lieten zich in Duitsland indoctrineren. Eens in verlof kwamen zij ons ontmoedigen door het succes van de Duitse SA te vergelijken met ons gesukkel om vooruit te komen. Met de jaren en bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zou blijken waartoe ze in feite opgeleid geworden waren!
Met de vorige alinea zijn we chronologisch even op de gang van zaken vooruit gelopen. We zagen hoe Ward Hermans na zijn verdwijnen uit het Verdinaso scherp te keer ging tegen het Verbond. Een parallel verhaal vormt dit van René Lagrou. Samen met Leo Scheere leidde Lagrou het KVV, waarvan ook enkelen onder ons lid waren geworden. Op ons aandringen kwam hij ertoe zijn groep te ontbinden. Dit gebeurde op een algemene ledenvergadering waarop Lagrou verkondigde: “Bij deze ontbind ik dan onze partij omdat de meeste leden aandringen op lidmaatschap van het Verdinaso. Persoonlijk ga ik mij melden als militant van de Dinaso-militie.” Zijn besluit vormde voor onze Antwerpse afdeling een hele aanwinst, maar buiten die grootstad telde zijn KVV vrijwel geen leden. René Lagrou hebben wij nooit op dienst gezien of lid geweten van de Dietse Militie. Hoe had dat ook gekunnen? Een “leider” kan toch niet weer “piot” worden!
De evolutie in deze toont wel aan hoe velen ons wisten hoog te schatten. En dat was de verdienste van Joris van Severen, die enkele honderden mensen in hechte trouw aan zich kon binden door de kracht van zijn persoonlijkheid, zijn optreden en zijn overtuigend programma.
Dat programma kende elke militant wel haast van buiten. Bij elke colportage werd telkens weer geroepen: “Leest ‘Hier Dinaso!’, strijdblad van de Dietse Nationaalsolidaristen. Steunt onze strijd tegen de verdeeldheid van ons volk door de politieke partijen; tegen de verdeeldheid van arbeiders en patroons op de bedrijven; voor de hereniging van de Nederlanden. Tegen de overheersing van het kapitaal; tegen het communisme en marxisme; voor de leuze ‘eigendom is dienst’; leert het Verdinaso kennen…”
Zo langzamerhand kwam de Dietse Militie tot wat Joris van Severen voor ogen stond, namelijk dragers en verkondigers te zijn van onze gedachten. Hoe vaker de incidenten, met het verloop van de tijd, achterwege bleven en de terreur ophield, des temeer konden wij ons op het uitdragen van deze gedachten toeleggen.
(vervolg in volgend nummer)
SPROKKELS
In
deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente
publicaties
waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren
de
meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te
streven.
We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die
voor deze
rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages
toe te
sturen.
De Nieuwe Orde
Het panorama van extreemrechts
in
Vlaanderen was tijdens haar ‘hoogdagen’ (1931-1944) op zijn
minst veelkleurig
te noemen. De aanzet werd gegeven door Joris van Severen die in 1931
het
Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen (Verdinaso) oprichtte. In
reactie op
het succes die het Verdinaso kende bij de Vlaams-nationalistische jeugd
gingen
de Vlaams-nationale partijen een meer rechts-radicale weg bewandelen.
In 1933
werd onder leiding van Staf de Clercq het Vlaams Nationaal Verbond
(VNV)
opgericht, dat in 1936 samen met Rex een klinkende
verkiezingsoverwinning
behaalde. Deze overwinning inspireerde Rex-leider Degrelle tot de
oprichting
van Rex-Vlaanderen en een samenwerkingsakkoord met het VNV. Het
intellectuele
weekblad Nieuw Vlaanderen pleitte eerder voor een samenwerking
tussen
het VNV en de katholieke partij om zo een christelijke en volkse orde
in
Vlaanderen op te bouwen.
Met de Duitse inval in 1940 en
de moord
op Joris van Severen was een groot deel van het extreemrechtse veld
lange tijd
gedestabiliseerd. In de lente van 1941 werden het Verdinaso en
Rex-Vlaanderen
opgenomen in de Eenheidsbeweging-VNV, die zich als enig zaligmakende
beweging
in Vlaanderen wilde profileren. De SS zorgde evenwel voor twee sterke
concurrenten, de Algemeene SchutScharen Vlaanderen (ASSV) en de
Deutsch-Vlämische
Arbeitsgemeinschaft (DeVlag) van Jef van de Wiele. De harde
concurrentiestrijd
tussen Hendrik Elias, die in 1942 de overleden Staf de Clercq opvolgde
als
leider van het VNV, en Jef van de Wiele werd beslecht in het voordeel
van de
DeVlag.
___________
[www.fondspascaldecroos.com/scriptiebank/2003/cobbaert.html]
Verdinasorekruten in…
1943
"Lebensborn Ardennen werd in
maart
________________
Aldus een historische
analfabeet met name
Ayfer Erkul, in De Morgen, van 14.1.06, p.
Abbeville - eenmaal
(…) “Abbeville
bereiken we om 8.05 u en
na
______________
[blog.seniorennet.be/davids_reizen
–
101k-10 sept 2005] Voor wie het niet weten zou: het kerkhof waar Joris
van
Severen en Jan Rijckoort begraven werden is het Cimétière
de
Abbeville - andermaal
Wat de arrestaties door de
Staatsveiligheid op 10 mei 1940 betreft: Er bestonden twee
verschillende
lijsten van personen die opgepakt moesten worden: de ene lijst ingeval
van een
Duitse inval, de andere in geval van een geallieerde inval. België
wilde immers
absoluut neutraal zijn en hield ook rekening met een aanval vanuit
Frankrijk of
Groot-Brittannië.
Blijkbaar zijn er in de
verwarring op 10
mei enkele van die lijsten door elkaar geraakt. Het gevolg was dat ook
onderdanen van geallieerde landen werden opgepakt. Dat blijkt uit de
dodenlijst
van Abbeville. Zoals je misschien weet, werden een aantal van de
Belgische
gevangenen door Franse soldaten in Abbeville vermoord (sommigen door
kogels,
anderen met de bajonet). Tussen de doden bevonden zich een Engelstalige
Canadees, een Nederlandse vrouw, een Duitse katholieke monnik, een
Hongaarse
jood, een Tsjechische jood, een Brussels communistisch gemeenteraadslid
en
dinaso-leider Joris van Severen. De hele groep gevangenen die in
Abbeville
terecht was gekomen telde 79 personen. De samenstelling is aldus: 21
Belgen
(waaronder een agent van de Britse geheime dienst!) en 58 niet-Belgen,
namelijk
19 joden, 15 niet-joodse Duitsers, 9 Italianen (waaronder minstens 4,
mogelijk
6, communistische tegenstanders van Mussolini), 6 Nederlanders
(waaronder een
18-jarig meisje, haar moeder en haar grootmoeder - de grootmoeder werd
met de
bajonet afgemaakt), 3 Luxemburgers, 2 Zwitsers, een Spanjaard, een
Deen, een
Fransman en een Canadees. Canada, Frankrijk, Denemarken, Luxemburg
waren
geallieerde landen, Spanje en Zwitserland neutrale landen.
Na de oorlog heeft België
zich nooit
verontschuldigd, ook niet bij de getroffen geallieerde en neutrale
landen. Het
heeft bovendien geweigerd een onderzoek te openen naar het hoe en
waarom van de
arrestaties op 10 mei, en heeft zelfs geweigerd de lichamen te
repatriëren van
de 21 slachtoffers in Abbeville. De families die dat wensten hebben dit
op
eigen kosten moeten doen.
Het is eveneens onbekend
hoeveel mensen
uiteindelijk op 10 mei gearresteerd zijn. We weten alleen, uit een
Duits
rapport dat ik in een hoger bericht citeerde, dat het er in Antwerpen
drieduizend waren. In Brussel zullen het er minstens evenveel geweest
zijn. Ik
schat dat het er in het hele land wellicht zo'n 10.000 waren.
Voorts is onbekend hoeveel
doden er onder
deze ongelukkigen vielen. We weten dat het er in Abbeville 21 waren,
maar uit
brieven, getuigenissen en memoires van mensen die op transport naar
Frankrijk
waren gezet, blijkt ook dat tijdens de transporten mensen zijn
omgekomen. In L'An
1940 van Jules Gérard-Libois en José Gotovitch
(Brussel: CRISP, 1971)
vinden we op pag 114 volgend citaat uit zo'n ooggetuigenverslag: "We
zaten
in de blakende zon met 40 mensen, waaronder vrouwen en kinderen, in een
hermetisch afgesloten wagon, waarin we dag en nacht moesten blijven. We
leden
honger, hadden geen lucht en leden vooral dorst. We werden 43 uur
zonder water
gelaten. We moesten de brutaliteiten ondergaan van de soldaten die het
escorte
begeleidden en in vele stations werden we bijna gelyncht door burgers
die men
had doen geloven dat we parachutisten en spionnen waren. Velen zijn
onderweg
gestorven."
_______________
Paul Beliën in een
internetforumdiscussie
op: kvb.net/item/674-109k
Broederband
“(…) Er werden
[in mei ‘40] ook een
beperkt aantal echte spionnen aangehouden maar ook al dan niet
fascistisch
gezinde Italianen, Rexisten, een aantal meestal uit Duitsland
uitgeweken joden
en tenslotte honderden Vlaams-nationalisten waaronder als meest bekende
Reimond
Tollenaere, Ward Hermans en August Borms. (…) De aangehoudenen
werden in de
meest slechte omstandigheden naar Frankrijk weggevoerd, sommigen
mishandeld en
in kampen en gevangenissen opgesloten. Een groep van een 70-tal
aangehoudenen
geraakte niet verder dan Abbeville en toen de Fransen met hen geen
blijf meer
wisten, begonnen ze hen uit te moorden. Onder hen was Joris van Severen
en zijn
medestander Jan Rijckoort. (…)”
___________________
Bob Maes, in Bormshuis-Broederband,
september
2005.
Eén van de drie
“(…)
Waarschijnlijk zijn er geen andere
politieke leiders uit het Interbellum, behalve koning Leopold III en de
socialistische ideoloog Hendrik de Man, die tot vandaag zo blijven
fascineren
én voor controverse zorgen als Van Severen. Die twee houdingen,
sympathie en
afkeer, hebben dan ook lange tijd de beeldvorming rond hem bepaald. Het
maakt
het er allemaal niet gemakkelijker op een historisch verantwoorde en
genuanceerde kijk te krijgen, greep te krijgen op wie de man echt was.
(…)”
_____________
Stijn Geudens: Die
vervloekte oorlog.
Het oorlogsdagboek van Joris van Severen, in Streven, oktober
2005,
p. 814.
En ten slotte…
“(…) En tenslotte
is er natuurlijk de
kameraadschap tussen de soldaten die het ook in de moeilijkste
omstandigheden
voor elkaar blijven opnemen, zelfs met gevaar voor eigen leven. Van
Severen
werd door zijn soldaten op handen gedragen en omgekeerd was hijzelf ook
oprecht
bekommerd om het welzijn van zijn manschappen. Voor mij zijn het deze
passages
[in zijn oorlogsdagboek] die behoren tot de mooiste momenten van het
[oorlogs]-dagboek [Die vervloekte oorlog] (…)”
______________
Stijn Geudens: Die
vervloekte oorlog.
Het oorlogsdagboek van Joris van Severen, in Streven, oktober
2005,
p. 814.