> nieuwsbrief > 10e jaargang,  nr. 3/2006

Inhoud



Mededelingen


Hernieuwen ledenbijdrage 2006

Voor wie tot op heden verstek gaf verwijzen we naar het ‘kopje’ verderop in deze mededelingen omtrent ons nieuwe – reeds het 10e – jaarboek. Wie totnogtoe naliet zijn bijdrage te vereffenen kan dit alsnog doen. Zie de desbetreffende ‘link’ op deze webpagina’s.

Jaarboek Joris van Severen – deel 10

Verderop in dit nummer stellen wij onze jongste jaarboekpublicatie voor. Voor wie vooralsnog naliet in te tekenen: dit kan nog tot uiterlijk einde juli aan de ledenprijs van 25 €. Vanaf 1 augustus geldt de boekhandelprijs van 30 €. Voor zover de voorraad nog strekt kunnen wij de laattijdige intekenaars ook nog, als bijgift, een exemplaar bezorgen van de nieuwe brochure Andermaal terugdenken aan en vooruit denken met Joris van Severen, van de hand van Rudy Pauwels.

Gebleven is de adel

Recent verscheen van de hand van Erik Verstraete, de dichtbundel Gebleven is de adel. De titel is ontleend aan het aan Joris van Severen gewijde gedicht De adel van zijn geest, dat aanvangt met “Terzij de tijdsgeest, de adel is gebleven…”, dat ons Jaarboek Joris van Severen 5 (2001) afsloot. Gebleven is de adel telt 64 pp. en kreeg een waarlijk aristocratische vormgeving. De bundel kan besteld worden door betaling van 22 Eur (incl. verzendkosten) op rekening 409-99599291-21 van WKW, Zwartezusterstraat 26, 2000 Antwerpen.

Cruyce van Bourgonje

Onder dit ‘kopje’ las u in de vorige Nieuwsbrief een aankondiging van de herdenkingsplechtigheid van 20 mei j.l. te Brugge. De inrichters deelden ons mee dat deze jaarlijkse plechtigheid een initiatief is van het Abbeville Comité en dat de herdenkingssteen aangebracht is aan wat in feite het Bourgoensche Cruyse heet in de Wollestraat 35. Van het inrichtend comité maken deel uit: Tom Alewaert, Marc de Vriese, Raymond Reynaert, Luc Seynaeve, Guido van In en Gaby Warris.

‘De Gemeenschap’

Van de hand van onze gewaardeerde medewerker prof. em. Dr. Piet Tommissen verscheen in Het Verbond (18e jg., nr. 4, april 2006, pp. 3-21) een boeiende bijdrage over de tijdens de Tweede Wereldoorlog door wijlen pater Bonifaas Luykx in het leven geroepen jongerengroep De Gemeenschap. Daaruit blijkt dat deze groep in niet weinig geïnspireerd werd door de ideeën van Joris van Severen en het Verdinaso; terwijl er overigens verhoudingsgewijs nogal wat oud-Dinaso’s bij betrokken waren. De Gemeenschap kreeg geen lemma in de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Des te verdienstelijker derhalve deze opsporingen van de auteur die daarmee de herinnering aan ook dit neo-Dinaso-initiatief boekstaafde.

Mijn herwaardering van waarden

Zo luidt de titel van wat Henk van Gelre zijn “geestelijke autobiografie” noemt. Hij besteedt daarin grote hoofdstukken aan o.m. Léon Bloy, Pieter van der Meer de Walcheren en de Nederlandse katholieke jongerenbeweging van destijds, waarvan nogal wat prominenten de eerste en belangrijkste kern vormden van het Verdinaso-Nederland. Naast o.m. Ernest Michel, Henri Bruning (en diens jong gestorven broer Gerard Bruning) komen ook Wouter Lutkie en diens maandblad Aristo uitvoerig te sprake.

Mijn herwaardering van waarden is een uitgave van Aspekt, Amersfoorstraat 27, NL 3769 AD Soesterberg (ISBN 90-5911-112-5).

 

Brugge 20 mei 2006

De sobere plechtigheid ingericht door het Brugse Abbeville Comité, aan het poorthuis van het Bourgoensche Cruyse, het voormalige woonhuis van Joris van Severen, kende een waardig verloop. Aan de persmap ontlenen we verderop in deze Nieuwsbrief het beklijvend getuigenis van mevrouw Gaby Lijnkamp-Warris, de toen jongste en thans laatste overlevende van het drama van 20 mei te Abbeville.

Nieuw was dat ditmaal ook het Brugse Stadsbestuur vertegenwoordigd werd door twee afgevaardigden en dat een schepen – SP-signatuur - namens de Stad Brugge een krans aanbracht nabij de gedenksteen die herinnert aan de vier Bruggelingen die te Abbeville om het leven gebracht werden.

 

Prachtige affiche

Hieronder tonen wij de lezer een zwart-wit-afdruk van de prachtige kleurenaffiche, destijds ontworpen door Emiel van Dooren voor en manifestatie van het Verdinaso in 1937. De originele grote affiche meet 110 cm x 75 cm. en is in zeer goede staat. Een van onze leden biedt ze te koop aan voor 150 €. Ons secretariaat bemiddelt graag. Belangstelling? Neem dan per kerende contact op (zie gegevens secretariaat). PM: onnodig nog te bieden: de afiiche vond ondertussen een koper binnen het ledenbestand van het Studiecentrum.

 

 

 

 

 

 

 

 


 


Jaarboek Joris van Severen – deel 10 (2006)


Een blik op de inhoudstafel van dit tiende jaarboek laat opnieuw een wel zeer verscheiden inhoud vermoeden. En dit is inderdaad ook het geval. We ontmoeten er Joris van Severen – en zijn beweging - zowel in de intieme als in de openbare sferen van hun bestaan. Komen achtereenvolgens onder de schijnwerper te staan:

·        De Stichting Joris van Severen, die instaat voor de jaarlijkse herdenkingsmis in de abdij van Steenbrugge te Assebroek, richt daarnaast sporadisch een causerie in over een thema dat kadert binnen haar doelstellingen. In 2003 voerde Vik Eggermont daar het woord. Zijn causerie droeg de titel Joris van Severen als opvoeder en het Verdinaso als vormingsbeweging. Aan de hand van getuigenissen toont hij aan hoezeer beide omschrijvingen adequaat weergeven waar het Joris van Severen om te doen was en op welke wijze hij in zijn opzet slaagde.

·        Daarop aansluitend volgt het tweede en afsluitende deel van Romain Vanlandschoots diepgravende studie Van syndicalisme naar corporatisme: Juul Declercq (1897-1955). De lange weg vanACV naar Verdinaso 1918-1932. Hierin staat vanzelfsprekend de werkzaamheid van Juul Declercq centraal, maar we vernemen tevens langs welke soms grillige wegen Joris van Severen zijn invloed uitoefende, hoe hij ideëel evolueerde en deze evolutie uiteindelijk gestalte gaf in een eigen formatie: het Verdinaso.

·        De volgende bijdragen vormen de acta van ons 4e Colloquium Joris van Severen dat plaats vond in de abdij te Zevenkerken op 9 oktober 2004. Geopend wordt met het Ten geleide uitgesproken door Vik Eggermont, de huidige voorzitter van het Studiecentrum Joris van Severen. Hierin roept hij vooreerst de herinnering op aan en de verdiensten van zijn voorganger Jef Werkers, die ons kwam te ontvallen op 25 mei 2004. Hij refereert tevens ook naar de banden van Joris van Severen met de abdij van Zevenkerken.

·        In Joris van Severen en de Sint-Andriesabdij van Zevenkerken gaat Kurt Ravyts dieper in op dit gegeven. Hij schetst het ontstaan en de belangrijke rol van deze Benedictijnerabdij en de eraan verbonden abdijschool en staat uitgebreid stil bij de aldaar op 22 november 1936 gehouden conferentie over De rol van de adel in deze tijd. Op uitnodiging van Dom Emmanuel de Nève nam ook Joris van Severen deel aan deze gesprekken met vertegenwoordigers van de aristocratie.

·        Daniël Vanacker, die instond voor inleiding en annotaties van Van Severens oorlogsdagboek Die vervloekte oorlog, sprak op het colloquium over Joris van Severen en de Frontbeweging. In de betreffende historiografie heerste hieromtrent nogal behoorlijk wat onduidelijkheid. De auteur komt tot het besluit dat Joris van Severens rol binnen de organisatie eerder beperkt bleef. Zijn rol bestond vooral in de invloed die hij op zijn onmiddellijke omgeving uitoefende. Dit doet onwillekeurig denken aan het thema opvoeden, als door Vik Eggermont geschetst in zijn inleidende bijdrage.

·        Op het terrein van de Van Severenstudie werd totnogtoe bijzonder weinig aandacht besteed aan de rol van Van Severen in het Belgisch parlement. Paul Meeus brengt daar verandering in met zijn studie over de Parlementaire initiatieven en tussenkomsten van Joris van Severen in de Kamer van Volksvertegenwoordigers 1921-1929. Vooral op basis van de Parlementaire Handelingen van de betrokken jaren bracht hij die werkzaamheid minutieus in kaart. Hij staat daarbij vanzelfsprekend uitgebreid stil bij de “brandrede” van 29 november 1928, toen Van Severen in een striemend – in het Frans gehouden – betoog zijn weerzin ten overstaan van het heersend bestel verwoordde.

·        “Lest but not least” kwam Bart Coppein aan het woord. In Het Archief en het Fonds Joris van Severen in het Universiteitsarchief te Leuven brengt hij een Status Quaestionis van de door hem verrichte werkzaamheden op het vlak van inventarisatie. Hij schetst uitgebreid de voorgeschiedenis en de wijze waarop het Fonds Joris van Severen tot stand kwam. Uit zijn relaas onthouden we vooral hoeveel hij binnen de hem toegestane beperkte termijn wist te realiseren. Op termijn zullen als deze werkzaamheden resulteren in een Gesammtinventar. In afwachting daarvan zullen in 2006 twee door hem afgeronde inventarissen, respectievelijk van het Fonds en het Archief Joris van Severen gepubliceerd worden.

·        In het traditiegetrouwe het jaarboek afsluitende gedicht komt andermaal Hendrik Carette aan het woord met een impressie rond de kiosk te Abbeville.

______________________

N.a.v. Jaarboek Joris van Severen 10 (2006); uitgegeven door het Studiecentrum Joris van Severen. Gen., 208 pp., ISBN 90-76057-09-5. Ledenprijs: 25 €; niet-leden: 30 € (+ 3 € verzendkosten).

 

Herdenking van de slachtoffers van het Bloedbad van Abbeville


Gaby Lijnkamp-Warris, St;-Kruis-Brugge

66 jaar geleden heb ik als jong meisje mijn eerste ervaring over de gruwelen van een oorlog beleefd.

Na een gelukkige jeugd hier in Brugge, met fijne vrienden, lieve ouders en grootouders, vond ik mij op 10 mei 1940 opeens geconfronteerd met haat, onrechtvaardigheid, brutaliteit. Uit huis gehaald met mijn moeder en grootmoeder, afgevoerd naar het politiebureau in de Hoogstraat, geen eten, geen drinken en nog minder een verhoor of een reden van onze aanhouding.

Om 5 uur overgebracht naar de gevangenis van “t’ Pandreitje” waar wij brutaal werden aangepakt, en nog altijd zonder uitleg of verhoor.

Na 5 dagen ingeladen in bussen en op transport gezet naar Frankrijk met bestemming de gevangenis van Bethune. Een ongemeen slechte behandeling met nog altijd geen verhoor, integendeel, daar vroeg men ons waarvoor wij opgepakt waren, met de vraag van: “Est-ce-que ils sont devenu fou la en Belgique?”

Vijf dagen later ging het transport verder naar Abbeville waar de gevangenis vol zat. Franse militairen, onder wiens bewaking wij stonden, stopten ons toen maar met zijn allen in de kelder van de nabij gelegen muziekkiosk.

78 mensen, waaronder 3 vrouwen, als haringen in een ton gedrukt, nog steeds zonder eten of drinken in een verzengende hitte, en terplekke hun behoeften moeten doen!

Op 20 mei is Abbeville tot 3 maal toe de hele nacht zwaar gebombardeerd, waardoor een enorme angst ontstond

Op zeker ogenblik wordt het keldergat opengegooid en een luitenant met trommelrevolver in de hand, daalde de trapjes af en vroeg naar 4 man van goede wil. Denkende dat het om voedsel of drinken ging, meldden zich direct 4 Italianen.

Amper buiten, klonken er schoten. Daarna schreeuwde de luitenant: “Les 4 suivantes”. Toen brak er grote paniek uit. De een na de ander werd uit de kiosk gejaagd.

De Bruggelingen Van Severen, Rijckoort en Caestecker volgden omdat langer wachten geen zin had.

Bij het naar buiten gaan van de kiosk struikelde mijn grootmoeder. Als 61-jarige vrouw werd zij ruw bij de arm getrokken door de luitenant. Zij werd met bajonetsteken afgemaakt en met een geweerkolf de linker schedel ingeslagen.

Mijn moeder riep toen, kom laat ons bidden. Iedereen, van welke godsdienst ook knielde neer en na het ‘Amen’ was er een doodse stilte.

Toen verscheen er een andere officier die ons verzocht om hem te volgen. Er zou niet meer geschoten worden. Zo verlieten wij te voet Abbeville richting Rouen, waar wij in groepen verdeeld werden. Mijn moeder en ik kwamen in een kamp waar vele Joden en Spanjaarden zaten. Na 4 dagen kwam een Franse Generaal in uniform, samen met een Inspecteur en een Commissaris van de Belgische Veiligheidsdienst om ons uit de toestand te bevrijden. De Franse generaal bood ons, namens de Franse regering, zijn verontschuldigingen aan voor alles wat gebeurde.

Onder de 21 vermoorden bevonden zich 4 Italianen, 1 Canadees, 2 Nederlanders, 1 Hongaar, 1 Oostenrijkse Jood, 4 Duitsers en 8 landgenoten, waaronder de reeds vermelde Bruggelingen. Een diepgaand historisch onderzoek, onder meer door de betreurde Dr. Carlos Vlamynck uit onze stad, heeft aangetoond dat er geen enkele smet rustte op de 4 vermoorde stadsgenoten, die op het moment van hun aanhouding alle 4 in Brugge woonden.

Vorig jaar werden overal verontschuldigingen uitgesproken door Autoriteiten voor de slachtoffers van deze waanzinnige oorlog. Ik vraag mij nog steeds af waarom dit nog altijd niet kan voor mensen uit het eigen land, voor die 21 mensen die nu 66 jaar geleden van hun leven werden beroofd, als gevolg van totaal onverantwoorde en foute beslissingen.. Daarom herdenken wij allen hier aanwezig, maar ook de velen die tot hun spijt niet aanwezig konden zijn, de vier stadsgenoten, maar ook hun medeslachtoffers en medegevangenen die samen met mij de vele doodsangsten en ellende hebben doorstaan in de gevangenissen en in de beruchte kiosk van Abbeville.

Mijnheer de Burgemeester, als net 18 jaar geworden jong meisje was ik er de jongste gevangene. Wat ik heb meegemaakt grenst aan het ongelooflijke en heeft mijn hele leven diep getekend, en getraumatiseerd.

Fouten zijn er om te erkennen, niet om deze te verdoezelen, wat men nu nog steeds probeert te doen.

Daarom ben ik al diegenen die hier vandaag aanwezig zijn zeer dankbaar voor hun medevoelen en medeleven.

Ik heb niet het eeuwig leven. Ik vraag alleen, en hoop dat u ze blijvend zult gedenken, en dat hun vreselijke lijdensweg doorheen de geschiedenis zal bewaard worden.

Tien jaar geleden is om deze reden de Commissie Ad hoc opgericht met de bedoeling om de slachtoffers nooit te vergeten, maar ook als een blijvende aanklacht tegen een onzinnige oorlog die altijd gemeen, gruwelijk en mensonterend is en blijft.

Samen met het Abbeville Comité – dat uit voormelde commissie ontstond -  blijft deze herinneringssteen voor mij, de families van de andere 21 slachtoffers en de overlevenden, het symbool voor VREDE — VERDRAAGZAAMHEID en vooral NOOIT MEER OORLOG.

Mag ik u nu allen om een moment van stilte vragen.

Ik dank u voor uw aandacht.

 

Boodschap Abbeville 2006


Alain Mouton

66 jaar geleden vond hier, beneden in de stad een drama plaats. Tijdens het laatste grote conflict dat heel Europa in zijn greep had leekt het of deze stad, aan de uithoek van de Nederlanden, een Armageddon doormaakte. In de strijd tussen Britten, Fransen en Duitsers, tijdens een van de meest dramatische periodes van het begin van WO II  werden grote delen van de stad verwoest.

Temidden van dit oorlogsgeweld werd ook een misdaad gepleegd. Op 20 mei arriveerde een konvooi van voor de Belgische overheid ‘verdachte’ personen in Abbeville. Een verzameling van Vlaams-nationalisten, rexisten maar ook joden en communisten die op bevel van de regering was gearresteerd en naar Frankrijk werd gevoerd.  Tijdens een zwaar bombardement werden de gevangenen in de kelder van een muziekkiosk gedreven. Een aantal onder hen werd door Franse soldaten koelbloedig neergeschoten. Hierbij lieten ook Joris Van Severen, de leider van het Verdinaso, en zijn naaste medewerker Jan Rijckoort het leven. Een misdaad die ons nog altijd tot nadenken stelt. En wel om verschillende redenen.

We leven vandaag in een tijd dat voor elke gebeurtenis, elk evenement een verantwoordelijke moet worden gevonden. Liefst van al probeert men een hele gemeenschap verantwoordelijk te stellen. Alsof het individu, alsof de persoon geen verantwoordelijkheid meer mag of kan dragen. Zonder pessimist te zijn geeft dit een zekere tijdsgeest weer. Verantwoordelijkheid wordt op anderen afgeschoven, groepen krijgen de schuld. Daarmee is de kous af en hoeft men niet langer na te denken over de ware oorzaken van een gebeurtenis of voorval. Echter, over de verantwoordelijken van het bloedbad in Abbeville is eigenlijk nooit meer echt gepraat geweest. Zou men indertijd een onderzoekscommissie hebben opgericht? In elk geval zou een diepgaand onderzoek zeer hinderlijk zijn geweest voor velen. Anno 2006 zouden we natuurlijk kunnen stellen dat het geen of weinig zin meer heeft om naar dat verleden te refereren. De tijden zijn veranderd. Ook de wereld rondom ons. Dat klopt voor een groot stuk.

Europa lijkt – voorlopig toch - een relatief vredige plaats. En het soort regeringen dat aan de basis liggen van beslissingen die geleid hebben tot het bloedbad van Abbeville hebben nog altijd veel macht, maar op tal van domeinen neemt hun invloed af. De staatsmacht verwasemt, zeker in België.

Terugkijkend moeten we ons echter een aantal vragen stellen. Joris van Severen en Jan Rijckoort stierven hier een wrede en gewelddadige dood. Is het niet opvallend dat veel van de figuren die de geschiedenis van de Nederlanden bepaald hebben en naar een eenheid hebben gestreefd een gewelddadige door hebben gekend. Is dit toeval? De vraag stellen is ze beantwoorden. Joris van Severen had zijn voorgangers die op een dramatische manier en in hun strijd om de eenheid van onze gewesten er het loodje bij moesten neerleggen. Karel de Goede, Jacob Van Artevelde, Karel De Stoute, de graven Egmont en Hoorne, Willem van Oranje,…

Die gebeurtenissen stemmen ons tot nadenken. Blijkbaar is de geschiedenis van dit kerngebied in Europa altijd gekenmerkt geweest door dramatiek en tragedie. Ook al heeft dit gebied een rijke geschiedenis achter de rug. In de late Middeleeuwen waren de Nederlanden het meest welvarende gebied van Europa. Ondanks de door conflicten geteisterde geschiedenis en het feit dat ze over verschillende Europese landen verspreid zijn behoren de Nederlanden echter vandaag de dag nog altijd tot de meest welvarende gewesten.

Een andere bedenking die we ons hier moeten maken is hoe het komt dat twee generaties na de gebeurtenissen in Abbeville er nog altijd mensen zijn die elk jaar hiernaartoe komen. De vraag werd reeds gesteld in 1987 toen een videoreportage gemaakt werd over de bedevaart. Wie in 1940 geboren werd is nu al grootvader of grootmoeder geworden. Toch blijft  Van Severen tot de verbeelding spreken. Meer dan andere figuren in de Vlaamse Beweging leeft hij in de herinnering voort. Een zoektocht op internet levert voor Van Severen meer dan 29.000 antwoorden op. Ter vergelijking: voor August Borms, die andere icoon van de Vlaamse beweging, zijn er dat 21.000. Andere personen halen veel lagere scores.

Wat blijft fascineren? Het personage? Dwepen met figuren is niet meer van deze tijd. De sterke indruk die Van Severen nalaat heeft te maken met het feit dat sommige van zijn ideeën nog altijd actueel zijn. Denken we maar aan de huidige discussie om de Benelux-verdrag te vernieuwen, de discussie over de macht van de particratie. De discussie over onze rol in Europa ook. Het zijn slechts enkele voorbeelden. De blijvende fascinatie kan niemand ontkennen. Hij staat voor iets of voor een bepaald principe. Dat heeft mensen er jarenlang van overtuigd om naar hier te komen.

Hij waarschuwde ook voor de ondermijning van de grondvesten waarop een samenleving of een beschaving zijn gebouwd. Het is opvallend dat men anno 2006 nog altijd discussieert over wat al dan niet tot de grondvesten van de Westerse beschaving hoort. Terwijl iedereen die een beetje historisch besef heeft weet dat die grondvesten zich in onze Keltische, Grieks-Romeinse en joods-christelijke cultuur situeren. Of men het nu graag wil of niet.

Van Severen waarschuwde ervoor dat de ondermijning van een samenleving intern gebeurt. beschaving brengt vaak haar eigen grafdelvers voort. We stellen onszelf voortdurend in vraag en willen blijkbaar vertrappelen wat we hebben opgebouwd.

Zetten we daarmee stappen vooruit?

Het is een vraag die we ons moeten stellen. Dit is op deze plaats altijd op een serene en ingetogen manier gebeurd. Een constante in meer dan 50 jaar bedevaarten. Ook in de jaren ’50 toen hier verschillende bussen over de wegen van Artesië en Picardië naar hier kwamen. Een opvallend unicum ook in de brede Vlaamse en Nederlandse Beweging. Geen vlaggen, geen uniformen, geen strijdliederen. Kortom: geen nationalistische Vlaamse kermis. Daar is Vlaanderen vaak ziek aan geweest. En het draagt nog altijd mee. Maar op dit kerkhof van Abbeville heeft het zich nooit gemanifesteerd. Leden van het Verdinaso hebben zich daar nooit toe laten verleiden en keken met gemengde gevoelens naar de manier waarop men in de zuidelijke  Nederlanden probeerde problemen aan te pakken. Zoals Lode Claes ooit zei over Vlaanderen: “De geste komt in de plaats van de strijd. Dit is het enige land waar cultuur, liederen en gedichten niet alleen zoals overal tot strijd aanzetten of de strijd begeleiden, maar de strijd zelf vervangen."

 

Homilie Abdij Steenbrugge 2006


Cyriel Moeyaert, pr.

Het Rijk Gods waar we ons als gelovigen voor inzetten is een rijk van gerechtigheid en vrede, van liefde en dienstbaarheid. We zijn nog heel ver af van een rechtvaardige wereld, waar de mensen naar waarde beoordeeld en bejegend dienen te worden. Bepaald in dit land is het onrecht ons volk aangedaan even oud als die 176 jaar dat  ons land oud is, en er is nog geen eind aan gekomen.

Maar telkens opnieuw hebben rechtgeaarde mensen met een edele inborst zich met woord en daad tegen dat onrecht verzet, vaak tot hun eigen nadeel; ze werden er zelfs dikwijls om bestraft. Jezus zegt over hen: “Zalig, gelukkig  die vervolging lijden om de rechtvaardigheid.” Dat maakt ons leven rijk en zinvol en menswaardig.

Terecht kunnen we ons blijvend laten inspireren door mensen zoals Joris van Severen. Z’n hele leven lang was hij een bezield en gedreven mens. Het bleef niet bij een vaag idealisme. Hij zette zich ook metterdaad in voor echte vrijheid, rechtvaardigheid en solidariteit in de wereld en bepaald in de Nederlanden van de Kwinte tot de Dollart. Die droom over een vrij en solidair land aan de Noordzee heeft hij nooit opgegeven. Daar voelden de bewuste Zuid-Vlamingen en bepaald de Zuid-Vlaamse Jeugd zich door gesterkt en bemoedigd. In volle oorlog trokken  jongeren naar Abbeville naar het graf van Van Severen en brachten hem hun dankbare hulde, onder het zingen van hun Vlaamse liederen, blij dat ze niet, zoals zo dikwijls over het hoofd gezien  waren.

Joris was een diep gelovig mens die, zoals blijkt uit z’n dagboek, een intens inwendig leven leidde. Hij liet zich al vroeg bezielen door heel wat gelovige, radicale denkers, o.a. door Léon Bloy, die uiterst radicale christelijke auteur, die later ook Pieter van der Meer de Walcheren sterk beïnvloedde en zelfs tot bekering bracht. Hij noemde Bloy een heilige. Joris was soms intens geboeid door het mysterie van de schepping en voerde zelfs eens een gesprek  met de grote wetenschapper, ontdekker van ‘big bang’, Lemaître. In z’n dagboek treft en verbaast hij ons door z’n diepe uitingen van godsgeloof en hij komt ertoe om zelfs exegetische werken te raadplegen.

Maar hij beleefde ook metterdaad z’n christendom, bepaald in het verdedigen van z’n als Vlamingen onderdrukte en misprezen medesoldaten. Hij werd gedegradeerd en naar het strafkamp van Auvours verwezen omdat hij in het bezit gevonden werd van de overigens veeleer brave brief aan de koning, die toen 85 jaar onrecht en achterstelling aan de kaak stelde en de elementairste rechten voor Vlaanderen en bepaald voor de Vlaamse soldaten afsmeekte. Zelfs dat werd hem als een misdaad aangerekend.

Het ging in die open brief om de taalonderdrukking en miskenning die meteen na rebellie van 1830 in de onrechtmatige staat ingevoerd waren. We lijden nog altijd onder wat toen gebeurd is: Brussel, dat een Nederlandse stad was, werd stelselmatig verfranst. Het had een Nederlandse hoofdstad kunnen worden, een Nederlands cultuurcentrum. Het hele voortgezette en hoger onderwijs werd verfranst. Was dat niet gebeurd en hadden we vanaf 1830, zoals tevoren sinds 1815, ons gebrek aan goede taalbeheersing, waaronder we nog altijd lijden, net als Groningers en Drentenaars al lang overwonnen. Dan was onze letterkunde al vroeger tot bloei gekomen. Dan hadden we een hele reeks auteurs niet voor onze literatuur verloren: Maeterlinck, Verhaeren, Van Ghelderode, Charles de Coster, enz. Gezelles protest tegen die onrechtvaardige toestanden was veeleer braaf maar toch sterk genoeg om een Verriest en een Rodenbach tot luider protest te laten opkomen.

Dat wraakroepend onrecht ons volk aangedaan droeg toch één goede vrucht: ontelbaar zijn de belangloze idealisten die uit ons volk gegroeid zijn, en in hun verontwaardiging de moed hadden om tot hun eigen nadeel strijdbaar op te komen en recht te eisen. De eerst Nederlandse en later Vlaamse beweging die uit dat onrecht ontstaan is, werd gedragen door talloze intellectuelen, schrijvers en dichters, onderwijzers of kapelaans. Ze waren doorgaans niet te vinden in de hogere standen of de hogere geestelijkheid, want Vlaams- of Nederlandsgezinden raakten niet in die zogenaamd hogere regionen. Die idealisten hebben voor een edel doel geleefd: hun leven is niet vruchteloos geweest. Ze hebben gevochten en geleden voor menselijkheid en broederschap, solidair met de zwakken en verstotenen waarmee Christus zich vereenzelvigt. Hun leven was zeker niet leeg en tevergeefs. We zijn hun grote eerbied en dank verschuldigd.

Joris van Severen weet nog steeds  tallozen te bezielen, een bezieling waar nog geen eind aan gekomen is. Het grote doel blijft; recht en rechtvaardigheid. Dat heeft hij nooit uit het oog verloren. Daarvoor zij n we hier samen om God te danken dat Hij met z’n Geest Van Severen geïnspireerd heeft tot dat idealisme en die zelfgave. Niets menselijks was hem vreemd, niemand is volmaakt, maar groot was z’n hart. Hij heeft zeker sporen nagelaten in Vlaanderen en de Nederlanden  De Oude Nederlanden,  de zeventien Provinciën, daar heeft hij altijd naartoe gestreefd.

Z’n dood in Abbeville getuigt van z’n adel en zelfopoffering. Hij bekocht z’n edelmoedigheid meteen met de dodelijke kogel van verdwaasde soldateska.

We danken God voor vurige bezielers zoals Joris, die  nog altijd jonge mensen kunnen opwekken en inspireren tot een leven van geven , voor het volk en door het volk. Leven is geven. In deze eucharistie herdenken we Jezus, die ook trouw bleef tot het bittere, dodelijke eind, trouw aan z’n opdracht om op te komen voor liefde tot God en voor de medemens, voor z’n getuigenis van eeuwig leven, voor vrijheid en vrede, orde en recht , voor de minst bedeelden in de maatschappij.

Zo was Jezus, in wie ook Joris geloofd heeft. We nemen deel aan Jezus’ lichaam en bloed, aan z’n eigen Geest, en mocht dit deelnemen  ook voor ons een kracht zijn die ons sterkt naar lichaam en ziel en ons geneest van elke zwakheid.

 

In memoriam



We vernamen het overlijden eind februari j.l. van Emiel de Florquin, oud-Dinaso, geboren in 1915. Na de Tweede Wereldoorlog was hij een tijdlang CVP-schepen te Borgerhout.

 

Te Brussel overleed op 16 juni 2006 oud-Dinaso Roger de Buysscher, geboren op 4 oktober 1920. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stond hij als lid van de geheime Orde Joris van Severen aan de zijde van Louis Gueuning; hij was hij ook van dichtbij betrokken bij diens naoorlogse initiatieven. Als architect ontwierp hij tevens ook de grafsteen van Gueuning op het kerkhof te Mainvault.

 


Antisemitisme und kein Ende


Maurits Cailliau, Ieper

In de Nieuwsbrief Joris van Severen, 2e trimester 2006, pp.14-16, stelde Herman Meuleman, in zijn recensie van het toneelstuk De nacht leek wel een verzinsel een pertinente vraag: “Wanneer – in het stuk – door Robert Leurquin aan Joris van Severen verweten wordt dat zijn militanten door de Antwerpse jodenwijk marcheren ‘waar de angstige bewoners achter hun neergelaten rolluiken bang afwachten’ zouden we graag kunnen nagaan  of dit op een historisch feit berust.”

Deze vraag bleef nazinderen en ons in hoge mate intrigeren. Immers: wanneer men dergelijke zinsnede leest, dan verschijnt onwillekeurig het beeld voor de geest van een gesloten Dinaso-formatie die met de allure van een militair peloton opmarcheert. Waar haalden Walter Tillemans en Bruno de Vuyst, de auteurs van het toneelstuk, hun mosterd hieromtrent? We gingen te rade bij dé autoriteit ter zake, Lieven Saerens, de auteur van de omvangrijke studie Vreemdelingen in een wereldstad. Een geschiedenis van Antwerpen en zijn joodse bevolking (1880-1944).1 Omtrent relletjes tussen Dinaso’s en joden te Antwerpen verwees de auteur ons – waarvoor onze uitdrukkelijke dank voor zijn bereidwilligheid – naar een tweetal passages in zijn omvangrijke aangehaalde studie. We citeren ze in hun volledigheid:

“Op zondagmiddag 23 april [1933], wandelden vijf geüniformeerde en met knuppels gewapende leden van de Dinaso Militie – allen tussen 18 en 25 jaar oud – ‘uitdagend’ door het [Antwerpse] jodenkwartier. Ze leken hun lokale reputatie van ‘gedegen vechtjassen’ alle eer te willen aandoen. Het liep echter anders af dan verwacht. De dinaso’s werden op een fluitconcert onthaald en op de hoek van de Vestingstraat en de Pelikaanstraat werden ze ‘door joden beetgepakt en duchtig afgeranseld’. Het liep zodanig uit de hand dat de politie met wapenstokken diende tussenbeide te komen om de dinaso’s te ontzetten, waarop ze naar het politiebureau werden geleid. Een uur later konden ze, onder politiebescherming, naar het dinasolokaal ontkomen. (…) Tot het dinaso-vijftal behoorden Gustaaf Vaniesbecq en René Bollaerts, beiden toekomstige ‘jodenjagers’.”1023 [p. 341] 2

“In de periode 1933-1935 vonden we de eerste sporen van anti-joodse relletjes. (…) Sprekend was het ‘defilé’ van Gustaaf Vaniesbecq en René Bollaerts in het ‘jodenkwartier’, twee toekomstige ‘jodenjagers’ en toen nog lid van het Verdinaso.” [p. 351, in het samenvattend “besluit” van het voorafgaande hoofdstuk.]

Lieven Saerens was bovendien dermate behulpzaam dat hij ons ook voorstelde om zijn notities met betrekking tot het Antwerpse politie-PV omtrent de rel op 23 april 1933 ter beschikking te stellen.3

Zo blijkt nog maar eens hoezeer de dichterlijke vrijheid van toneelauteurs de realiteit weet te manipuleren en de toneelbezoeker op het verkeerde been zet, ergo, hoe de verbeeldingskracht de werkelijkheid geweld aandoet en een mythe in het leven roept die makkelijk een eigen leven gaat leiden.

Hoe reageerde men binnen het Verdinaso zelf op de rel? In Hier Dinaso! van 29 april 1933 werd er uitgebreid aandacht aan besteed. Daar leest men o.m.: “500 Joden overvallen 5 Dinasomilitanten / Marxisten en Joden pogen het Dinaso-tehuis te bestormen.” Ook wordt verwezen naar het verslag van ene ‘Jamar’ over de rel in Volksgazet. Enige overdrijving, passend in de toenmalige propagandasfeer, zal in dit slagzinproza wellicht niet ontbroken hebben.4

Wat nu met de – door de toneelauteurs klaarblijkelijk op zijn minst uitvergrote – rel van 23 april 1933, die een verslag kreeg in de Volksgazet van de daaropvolgende dag? Met het verhaal van Saerens kan men onmiskenbaar meerdere kanten uit. Wat deden die vijf Dinaso’s in het jodenkwartier? Laten we ervan uitgaan dat het stelletje overjaarse pubers – alle tussen 18 en 25 jaar oud, zoals we zagen – wellicht de bedoeling hadden branieachtig te provoceren. Kwamen zij aan agressie ten overstaan van de joodse bewoners toe? Geenszins, met zijn vijven werden ze integendeel slachtoffers van agressieve joodse bewoners. Gebruikten ze hun knuppels teneinde zich tegen die agressie te verweren? Volksgazet, niet direct als Dinaso-minded bekend - om het eufemistisch uit te drukken – maakte er geen gewag van. Het waren integendeel de Antwerpse politiemannen die van hun wapenstok gebruik dienden te maken en op de joden dienden in te beuken teneinde het vijftal te ontzetten. De vijf werden wellicht veiligheidshalve meegenomen naar het politiebureau, maar na een uurtje, toen het agressiegevaar aan hun adres voldoende geweken was, op vrije voeten gesteld. Er werd uiteraard een proces-verbaal opgesteld. Wat leert dit ons?

Op pagina 351 van zijn studie komt Lieven Saerens, bij zijn samenvatting van het betreffende hoofdstuk, nog eens kort terug op de aanvangstijd van de anti-joodse hetzes te Antwerpen. We lezen weer de namen van de Dinaso’s Gustaaf Vaniesbecq en René Bollaerts, andermaal met de vermelding dat beiden zich tijdens de Tweede Wereldoorlog ontpopten tot fervente ‘jodenjagers’.5 Maar toen waren beiden reeds jarenlang “ex-dinaso’s” (naar de door Saerens gehanteerde terminologie). We konden niet precies achterhalen wanneer ze uit het Verdinaso verdwenen, maar het zal beslist niet veel later dan 1934 geweest zijn, toen Joris van Severen de Nieuwe Marsrichting afkondigde en de Dietse Militie herijkte tot Dinaso Militanten Orde. Sujetten als deze konden overigens vanaf toen volop soelaas vinden in de omstreeks die jaren als paddenstoelen opduikende fervent antisemitische haatformaties.

Met dat “door de Antwerpse jodenwijk marcheren – van Van Severens militanten - ‘waar de angstige bewoners achter hun neergelaten rolluiken bang afwachten’” – dixit de dichterlijke vrijheid toneelauteurs eigen - valt het in zijn ware context en proporties gezien, dus nogal mee. Het vijftal branieschoppers stonden overigens niet model voor het Verdinaso!

Noten

1 Lieven Saerens, Vreemdelingen in een wereldstad. Een geschiedenis van Antwerpen en zijn joodse bevolking (1880-1944) – Tielt, 2000, ISBN 90 209 41097.

2 Noot 1023 bij het citaat op p. 341 luidt als volgt: “Vlaamsche fascisten door joden afgeranseld te Antwerpen”, Volksgazet, 24 april 1933; SAA [Stadsarchief Antwerpen], MA nr. 27960, PV politie 6e Wijk, nr. 1514, april 1935; De notie ‘gedegen vechtjassen’ werd ontleend aan: [Jan] Creve, ‘Jef Missoorten, de Vlaamsche Militie en het Verdinaso’, p. 39 [Overdruk uit Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 57, 1998/1]. De drie overige branieschoppers waren Desiré de Jongh (°1908), Jules Debloudts (°1915) en Lode van der Borght (°1909). Hun namen komen overigens niet voor in het namenregister van Saerens omvangrijke studie omtrent het antisemitisme in Antwerpen.

3 In Saerens voetnoot 1023 (als hierboven geciteerd) zou dit PV van “april 1935 dateren; we veronderstellen dat het om een drukfout gaat en er “april 1933 dient gelezen te worden. De ons door L. Saerens in het vooruitzicht gestelde notities (uit het proces-verbaal) bleven totnogtoe achterwege ingevolge verhuisperikelen. Mocht blijken dat ze relevante gegevens bevatten, dan komen we erin een later stadium zeker op terug.

4 We beschikken helaas niet over de jaargang 1933 van Hier Dinaso! en baseren ons voor het aangehaalde citaat op de samenvatting als opgenomen in het door wijlen Jef Werkers uitgegeven repertorium nr. 62 met als titel Joris van Severen, het Verdinaso en de joden, Nationaal Studie- en Documentatiecentrum Joris van Severen, Aartselaar; z.j.

5 Lieven Saerens ging uitgebreid dieper in op hun ‘functioneren’ op dit vlak in zijn tweedelige bijdrage Gewone Vlamingen? De jodenjagers van de Vlaamse SS te Antwerpen, 1942, in Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, (SOMA) respectievelijk nr. 15 (pp. 289-313) en nr. 16 (pp. 11-55).

 

Herinneringen....(26)


Alfons van Opstal (†)

 Alfons van Opstal heeft in het Verdinaso en meer bepaald in de Dinaso Militantenorde – en haar voorgangers – een belangrijke rol gespeeld. Onlangs zette hij zich aan het neerschrijven van zijn herinneringen aan de tijd van toen. Hij overleed in oktober 2004. We meenden er goed aan te doen zijn reeks verder te zetten op basis van zijn manuscript. Zij draagt er immers toe bij die tijd te ontsluiten en toegankelijker te maken voor de jongere generaties.

Ward Hermans en René Lagrou

Ward was altijd reeds een uitbundige en vurige flamingant geweest, die met felle verbittering en wrok uit de Eerste Wereldoorlog gekomen was, waar men hem een tijdlang, bij wijze van represaille, naar een houthakkerskamp verbannen had.

Na de oorlog had hij een tijdlang geloofd en gehoopt dat het Vlaams-nationalisme via de partijpolitiek in staat zou blijken zijn doelstellingen te bereiken. Toen het Vlaams-nationalisme doodliep in de partijenstrijd verloor hij alle vertrouwen in die methode.

Met zijn avontuur rond de (vervalste) documenten omtrent het Frans-Belgisch geheim militair verdrag verloor hij veel aan vertrouwenswaardigheid. Niettemin zou Joris van Severen zijn oude wapenbroeder een kans geven. Ward Hermans ontbond zijn eigen formatie, trad toe tot het Verdinaso en trad ook enkele malen als spreker voor ons op.

Ward, die over een scherpe pen beschikte, was ook een gedreven schrijver. Dat hij daarbij al te vaak over ijs van een nacht ging, kon hem blijkbaar niet deren. Ooit had Joris van Severen gepoogd de publicatie van een schotschrift van Hermans te verhinderen door de copyrechten af te kopen, teneinde het manuscript verticaal te kunnen klasseren. Dat was hem niet gelukt. Het afkondigen van de “nieuwe marsrichting” zinde Hermans al evenmin; Van Severen sloot hem uit zijn verbond noch vooraleer hij ontslag kon nemen. Vanaf dan was Van Severen steeds weer de kop van jut in Hermans weekblad De Klauwaert.

Ward Hermans kwam sterk onder de invloed van het in Duitsland pas aan de macht gekomen nationaalsocialisme en zocht contacten in die richting. Hij kreeg het voor elkaar om via de Duitse Arbeidsdienst enkele mensen van bij ons stage te laten lopen in Duitsland. Ook enkelen onder ons – als Miel G., Jan B., Frans de S., Jan S. en nog enkele - gaven gehoor aan die lokroep en lieten zich in Duitsland indoctrineren. Eens in verlof kwamen zij ons ontmoedigen door het succes van de Duitse SA te vergelijken met ons gesukkel om vooruit te komen. Met de jaren en bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zou blijken waartoe ze in feite opgeleid geworden waren!

Met de vorige alinea zijn we chronologisch even op de gang van zaken vooruit gelopen. We zagen hoe Ward Hermans na zijn verdwijnen uit het Verdinaso scherp te keer ging tegen het Verbond. Een parallel verhaal vormt dit van René Lagrou. Samen met Leo Scheere leidde Lagrou het KVV, waarvan ook enkelen onder ons lid waren geworden. Op ons aandringen kwam hij ertoe zijn groep te ontbinden. Dit gebeurde op een algemene ledenvergadering waarop Lagrou verkondigde: “Bij deze ontbind ik dan onze partij omdat de meeste leden aandringen op lidmaatschap van het Verdinaso. Persoonlijk ga ik mij melden als militant van de Dinaso-militie.” Zijn besluit vormde voor onze Antwerpse afdeling een hele aanwinst, maar buiten die grootstad telde zijn KVV vrijwel geen leden. René Lagrou hebben wij nooit op dienst gezien of lid geweten van de Dietse Militie. Hoe had dat ook gekunnen? Een “leider” kan toch niet weer “piot” worden!

De evolutie in deze toont wel aan hoe velen ons wisten hoog te schatten. En dat was de verdienste van Joris van Severen, die enkele honderden mensen in hechte trouw aan zich kon binden door de kracht van zijn persoonlijkheid, zijn optreden en zijn overtuigend programma.

Dat programma kende elke militant wel haast van buiten. Bij elke colportage werd telkens weer geroepen: “Leest ‘Hier Dinaso!’, strijdblad van de Dietse Nationaalsolidaristen. Steunt onze strijd tegen de verdeeldheid van ons volk door de politieke partijen; tegen de verdeeldheid van arbeiders en patroons op de bedrijven; voor de hereniging van de Nederlanden. Tegen de overheersing van het kapitaal; tegen het communisme en marxisme; voor de leuze ‘eigendom is dienst’; leert het Verdinaso kennen…”

Zo langzamerhand kwam de Dietse Militie tot wat Joris van Severen voor ogen stond, namelijk dragers en verkondigers te zijn van onze gedachten. Hoe vaker de incidenten, met het verloop van de tijd, achterwege bleven en de terreur ophield, des temeer konden wij ons op het uitdragen van deze gedachten toeleggen.

(vervolg in volgend nummer)

 

SPROKKELS


 

In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

 

De Nieuwe Orde

Het panorama van extreemrechts in Vlaanderen was tijdens haar ‘hoogdagen’ (1931-1944) op zijn minst veelkleurig te noemen. De aanzet werd gegeven door Joris van Severen die in 1931 het Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen (Verdinaso) oprichtte. In reactie op het succes die het Verdinaso kende bij de Vlaams-nationalistische jeugd gingen de Vlaams-nationale partijen een meer rechts-radicale weg bewandelen. In 1933 werd onder leiding van Staf de Clercq het Vlaams Nationaal Verbond (VNV) opgericht, dat in 1936 samen met Rex een klinkende verkiezingsoverwinning behaalde. Deze overwinning inspireerde Rex-leider Degrelle tot de oprichting van Rex-Vlaanderen en een samenwerkingsakkoord met het VNV. Het intellectuele weekblad Nieuw Vlaanderen pleitte eerder voor een samenwerking tussen het VNV en de katholieke partij om zo een christelijke en volkse orde in Vlaanderen op te bouwen.

Met de Duitse inval in 1940 en de moord op Joris van Severen was een groot deel van het extreemrechtse veld lange tijd gedestabiliseerd. In de lente van 1941 werden het Verdinaso en Rex-Vlaanderen opgenomen in de Eenheidsbeweging-VNV, die zich als enig zaligmakende beweging in Vlaanderen wilde profileren. De SS zorgde evenwel voor twee sterke concurrenten, de Algemeene SchutScharen Vlaanderen (ASSV) en de Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft (DeVlag) van Jef van de Wiele. De harde concurrentiestrijd tussen Hendrik Elias, die in 1942 de overleden Staf de Clercq opvolgde als leider van het VNV, en Jef van de Wiele werd beslecht in het voordeel van de DeVlag.

___________

[www.fondspascaldecroos.com/scriptiebank/2003/cobbaert.html]

 

Verdinasorekruten in… 1943

"Lebensborn Ardennen werd in maart 1943 in gebruik genomen. De kinderen kwamen vooral van Duitse soldatenvrouwen of Belgische vrouwen die een relatie hadden met Duitse soldaten, vrouwen van Vlaamse Verdinasorekruten en huurlingen van de Brigade Wallonie."

________________

Aldus een historische analfabeet met name Ayfer Erkul, in De Morgen, van 14.1.06, p. 18, in een artikel over Lebensborn in Wégimont.

 

Abbeville - eenmaal

(…) “Abbeville bereiken we om 8.05 u en na 189 km gereden te hebben. Het is onze bedoeling hier uit te kijken naar de kiosk waarin bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog een groep, van Duitse sympathieën verdachte Belgen, werd opgesloten. Daaronder was onder andere de leider van het Verdinaso (Vereniging van Dietse nationaalsolidaristen) Joris van Severen. Door het bevel van een dronken Franse officier werd een grote groep, zonder enige vorm van proces, afgemaakt. Minstens drie onder hen hadden helemaal niets te maken met een of andere Duitse gezindheid. Later werden deze drie onschuldigen, waaronder een in Gent geboren vrouw, begraven op het Belgisch militair kerkhof in De Panne, onder een uniform militair zerkje... De kiosk kunnen we echter niet onmiddellijk vinden, zelfs niet na een aantal straten doorkruist te hebben. In een oude gids vonden we dat Joris van Severen zou begraven liggen op het kerkhof van Abbeville. Daar we de kiosk niet kunnen vinden laten we ook de speurtocht naar het kerkhof achterwege.”

______________

[blog.seniorennet.be/davids_reizen – 101k-10 sept 2005] Voor wie het niet weten zou: het kerkhof waar Joris van Severen en Jan Rijckoort begraven werden is het Cimétière de la Chapelle aan de Avenue de la Chapelle, ter hoogte van de bloemenhandel nr. 124.

 

Abbeville - andermaal

Wat de arrestaties door de Staatsveiligheid op 10 mei 1940 betreft: Er bestonden twee verschillende lijsten van personen die opgepakt moesten worden: de ene lijst ingeval van een Duitse inval, de andere in geval van een geallieerde inval. België wilde immers absoluut neutraal zijn en hield ook rekening met een aanval vanuit Frankrijk of Groot-Brittannië.

Blijkbaar zijn er in de verwarring op 10 mei enkele van die lijsten door elkaar geraakt. Het gevolg was dat ook onderdanen van geallieerde landen werden opgepakt. Dat blijkt uit de dodenlijst van Abbeville. Zoals je misschien weet, werden een aantal van de Belgische gevangenen door Franse soldaten in Abbeville vermoord (sommigen door kogels, anderen met de bajonet). Tussen de doden bevonden zich een Engelstalige Canadees, een Nederlandse vrouw, een Duitse katholieke monnik, een Hongaarse jood, een Tsjechische jood, een Brussels communistisch gemeenteraadslid en dinaso-leider Joris van Severen. De hele groep gevangenen die in Abbeville terecht was gekomen telde 79 personen. De samenstelling is aldus: 21 Belgen (waaronder een agent van de Britse geheime dienst!) en 58 niet-Belgen, namelijk 19 joden, 15 niet-joodse Duitsers, 9 Italianen (waaronder minstens 4, mogelijk 6, communistische tegenstanders van Mussolini), 6 Nederlanders (waaronder een 18-jarig meisje, haar moeder en haar grootmoeder - de grootmoeder werd met de bajonet afgemaakt), 3 Luxemburgers, 2 Zwitsers, een Spanjaard, een Deen, een Fransman en een Canadees. Canada, Frankrijk, Denemarken, Luxemburg waren geallieerde landen, Spanje en Zwitserland neutrale landen.

Na de oorlog heeft België zich nooit verontschuldigd, ook niet bij de getroffen geallieerde en neutrale landen. Het heeft bovendien geweigerd een onderzoek te openen naar het hoe en waarom van de arrestaties op 10 mei, en heeft zelfs geweigerd de lichamen te repatriëren van de 21 slachtoffers in Abbeville. De families die dat wensten hebben dit op eigen kosten moeten doen.

Het is eveneens onbekend hoeveel mensen uiteindelijk op 10 mei gearresteerd zijn. We weten alleen, uit een Duits rapport dat ik in een hoger bericht citeerde, dat het er in Antwerpen drieduizend waren. In Brussel zullen het er minstens evenveel geweest zijn. Ik schat dat het er in het hele land wellicht zo'n 10.000 waren.

Voorts is onbekend hoeveel doden er onder deze ongelukkigen vielen. We weten dat het er in Abbeville 21 waren, maar uit brieven, getuigenissen en memoires van mensen die op transport naar Frankrijk waren gezet, blijkt ook dat tijdens de transporten mensen zijn omgekomen. In L'An 1940 van Jules Gérard-Libois en José Gotovitch (Brussel: CRISP, 1971) vinden we op pag 114 volgend citaat uit zo'n ooggetuigenverslag: "We zaten in de blakende zon met 40 mensen, waaronder vrouwen en kinderen, in een hermetisch afgesloten wagon, waarin we dag en nacht moesten blijven. We leden honger, hadden geen lucht en leden vooral dorst. We werden 43 uur zonder water gelaten. We moesten de brutaliteiten ondergaan van de soldaten die het escorte begeleidden en in vele stations werden we bijna gelyncht door burgers die men had doen geloven dat we parachutisten en spionnen waren. Velen zijn onderweg gestorven."

_______________

Paul Beliën in een internetforumdiscussie op: kvb.net/item/674-109k

 

Broederband

“(…) Er werden [in mei ‘40] ook een beperkt aantal echte spionnen aangehouden maar ook al dan niet fascistisch gezinde Italianen, Rexisten, een aantal meestal uit Duitsland uitgeweken joden en tenslotte honderden Vlaams-nationalisten waaronder als meest bekende Reimond Tollenaere, Ward Hermans en August Borms. (…) De aangehoudenen werden in de meest slechte omstandigheden naar Frankrijk weggevoerd, sommigen mishandeld en in kampen en gevangenissen opgesloten. Een groep van een 70-tal aangehoudenen geraakte niet verder dan Abbeville en toen de Fransen met hen geen blijf meer wisten, begonnen ze hen uit te moorden. Onder hen was Joris van Severen en zijn medestander Jan Rijckoort. (…)”

___________________

Bob Maes, in Bormshuis-Broederband, september 2005.

 

Eén van de drie

“(…) Waarschijnlijk zijn er geen andere politieke leiders uit het Interbellum, behalve koning Leopold III en de socialistische ideoloog Hendrik de Man, die tot vandaag zo blijven fascineren én voor controverse zorgen als Van Severen. Die twee houdingen, sympathie en afkeer, hebben dan ook lange tijd de beeldvorming rond hem bepaald. Het maakt het er allemaal niet gemakkelijker op een historisch verantwoorde en genuanceerde kijk te krijgen, greep te krijgen op wie de man echt was. (…)”

_____________

Stijn Geudens: Die vervloekte oorlog. Het oorlogsdagboek van Joris van Severen, in Streven, oktober 2005, p. 814.

 

En ten slotte…

“(…) En tenslotte is er natuurlijk de kameraadschap tussen de soldaten die het ook in de moeilijkste omstandigheden voor elkaar blijven opnemen, zelfs met gevaar voor eigen leven. Van Severen werd door zijn soldaten op handen gedragen en omgekeerd was hijzelf ook oprecht bekommerd om het welzijn van zijn manschappen. Voor mij zijn het deze passages [in zijn oorlogsdagboek] die behoren tot de mooiste momenten van het [oorlogs]-dagboek [Die vervloekte oorlog] (…)”

______________

Stijn Geudens: Die vervloekte oorlog. Het oorlogsdagboek van Joris van Severen, in Streven, oktober 2005, p. 814.