> nieuwsbrief > 2006 - nr 2

Inhoud

Mededelingen

Hernieuwen ledenbijdrage 2006

Als steeds werd door de overgrote meerderheid vlot gevolg gegeven aan ons verzoek tot hernieuwing van de ledenbijdrage. De weinigen die totnogtoe verstek gaven kregen ondertussen een herinneringsbrief in de bus.

Bedevaart Abbeville en herdenkingsmis te Steenbrugge

De jaarlijkse bedevaart naar de graven van Joris van Severen en Jan Rijckoort te Abbeville, met daarop aansluitend de herdenkingsmis te Steenbrugge /Assebroek, vindt dit jaar plaats op zaterdag 27 mei. De folder m.b.t. de praktische schikkingen wordt u op verzoek graag toegestuurd.

Cruyce van Bourgonje

De jaarlijkse herdenkingsplechtigheid voor de Brugse slachtoffers van 20 mei 1940 te Abbeville, ingericht door Mevr. Lynkamp-Warris – de enige nog overlevende van het bloedbad – vindt plaats op zaterdag 20 mei om 11.00 uur, dag op dag 66 jaar na de feiten, aan het voormalige woonhuis van Joris van Severen, het Cruyce van Bourgonje, Wollestraat te Brugge.

Jaarboek Joris van Severen – deel 10

Het nieuwe Jaarboek Joris van Severen zal ook dit jaar stipt einde mei verschijnen (en ondermeer verkrijgbaar zijn n.a.v. de herdenking van 27 mei te Steenbrugge). Eens temeer kunnen wij onze leden bovendien verblijden met een toegift: de brochure (36 pp.) Andermaal terugdenken aan en vooruitdenken met Joris van Severen, van de hand van Rudy Pauwels.

Archief Joris van Severen KU-Leuven

 

Recent schonk onze vzw-voorzitter Vik Eggermont aan het archief een houten bas-reliëf met de beeltenis van Joris van Severen. Het is een werkje van Herman Cornelis en ontstond in 1947. Het zal toegevoegd worden aan de collectie museale voorwerpen in het fonds Joris van Severen.

 

Comité Wakken Herdenkt

Ingevolge de beslissingen van de Algemene Vergadering 2005 van onze vzw zal voortaan opnieuw een vertegenwoordiger van Wakken Herdenkt zetelen binnen onze Raad van Bestuur. Het Wakkense Comité duidde recent de heer Roger de Rijcke aan als opvolger van dr. Roland Bekaert. Daarmee zijn opnieuw alle initiatieven rond de geestelijke nalatenschap van Joris van Severen vertegenwoordigd binnen ons bestuur.

Recensies ‘Die vervloekte oorlog’

Ook in het elektronische tijdschrift Identiteit verscheen, van de hand van Bruno Daems, een zeer lezenswaardige recensie van Die vervloekte oorlog.

 

Een nieuw lid maken?

 

Ons secretariaat helpt u graag! U bezorgt ons naam en adres van enkele vrienden of kennissen en wij sturen met uw groeten:

·                                Onze kennismakingsfolder

·                                Een exemplaar van onze jongste Nieuwsbrief Joris van Severen

·                                Een begeleidende brief.

Doen! Met onze hartelijke dank voor uw gewaardeerde medewerking. 

Indien de bestemmeling effectief tot lidmaatschap besluit, dan ontvangen zowel u als hij/zij, respectievelijk bij wijze van dank en kennismaking, een exemplaar van onze uitgave:  Joris van Severen. Een Apologie van de hand van Rudy Pauwels

 

Het Verdinaso gezien vanuit de optiek van Schakels

Dr. Piet Tommissen, Ukkel

In 1982-83 had ik de bedoeling een monografie te wijden aan leven, werk en betekenis van Victor Leemans (1901-1971) en ben toen bij heel wat tijdgenoten mijn licht gaan opsteken, o.m. bij Leo Magits. Tijdens een gesprek dat ik op 12 augustus 1983 te zijnen huize met deze socialistische voorman voerde, bracht hij het mij totaal onbekende maandblad ‘Schakels’ ter sprake. Bij het afscheid nemen vertrouwde mijn gesprekspartner me de jaargangen in bruikleen toe. Ik heb er fotokopies van gemaakt en die laten inbinden, zodat ik de originelen op 23 september 1983 kon restitueren. - Onlangs zat ik mijn ersatzcollectie te doorbladeren, op zoek naar mogelijke teksten i.v.m. Rabindranath Tagore (1861-1941). Het was ogenschijnlijk vergeefse moeite. Ik zeg wel ‘ogenschijnlijk’, want in plaats van wat ik zocht en niet vond, stiet ik op een paar uitlatingen over het Verdinaso. Ze leken me dermate interessant (of moet ik zeggen: symptomatisch?), dat ik gemeend heb er enige ruchtbaarheid te moeten aan geven. Ziedaar de ontstaansgeschiedenis van de onderstaande tekst: hopelijk ren ik geen open deuren in, d. i. werd het onderwerp niet reeds behandeld.1. - Te noteren dat ik de citaten aan de moderne spelling aanpas.

In 1928 werd in Nederland het ANAV, d.i. het Algemeen Nederlandsch Arbeidersverbond, opgericht. De initiatiefnemers - de naar Nederland uitgeweken oud-activist Pieter J. Ursi (1877-1937) schijnt de primus inter pares te zijn geweest2 - stond een tweevoudige taak voor ogen, te weten “een bijzondere, namelijk deze ten aanzien van het nationale vraagstuk in Vlaanderen en het verband hiermede, de verhouding tussen Noord- en Zuid-Nederland, en een algemene, namelijk deze ten aanzien van de culturele verdieping van het socialisme.”3 Een jaar nadien (nov. 1929) werd het maandblad Schakels gelanceerd. De ondertitel Socialistisch maandschrift (later: maandblad) voor Noord- en Zuid-Nederland wijst minstens op sympathie voor de Groot-Nederlandse visie. De periodiek hield het tot in mei 1935 vol; als hoofdredacteurs fungeerden ononderbroken Leo Magits (1899-1990) en Jef Rens (1905-1985), twee linksgeoriënteerde Vlamingen van formaat.

Wat de impact van de nieuwe periodiek op het publiek betreft waarvoor het bestemd was, kan ik kort zijn: de auteurs van de meeste artikels waren intellectuelen en belangstelling voor hun proza vanwege de arbeiders was er nauwelijks (er is sprake van een paar honderd abonnees!). Desniettemin was het inhoudelijk een merkwaardig maandblad. Ik verwijs naar de uitvoerige studies die gewijd werden aan Jean Jaurès (1859-1914), aan het Catalaans nationalisme, aan de ideeën van Hendrik de Man (1885-1953). Ook naar de Friese kroniek in welhaast elke aflevering, naar de lange boekbesprekingen [meestal van de hand van Achilles Mussche (1896-1974)4] en naar de vele artikels over het nationalisme, het pacifisme, de religie in het algemeen en het religieus socialisme in het bijzonder. Bovendien werd kleur bekend t.a.v. tijdsgebonden prangende vraagstukken, zoals het alcoholisme en de grote beurskrach van 1929.

Ook het Verdinaso kwam enkele keren aan bod. Wel te verstaan het Verdinaso van de eerste, of laten we zeggen: van de vroegperiode.

Het begon allemaal erg onschuldig via een ondertekende tekst, die mij niet terstond opgevallen is, omdat hij op de voorlaatste pagina van het nummer van mei 1931 (2e jg. nr. 7, p. 15) afgedrukt stond en bovendien omkaderd was, waardoor de indruk werd gewekt dat het een publicitair inseraat betrof. Bij nader toezien bleek het een belangrijke oproep te zijn, die ik integraal wil meedelen:

“Wij en de solidaristen

Zoals onze lezers weten, hechten wij het grootste belang aan de politieke en syndicale actie van sommige Vlaamse Nationalisten die, bijzonderlijk in het West-Vlaamse, propaganda voeren voor de ‘Nationaal-Solidaristische’ ‘Volksstaat’.

Teneinde mogelijke misverstanden uit de weg te ruimen en alleen die verschillen te doen voortbestaan, die volkomen wezenlijk zijn, stellen wij voor aan de leider van bovengenoemde groep, Joris van Severen, oud-volksvertegenwoordiger voor Tielt-Roeselare, om een openbaar debat met ons aan te gaan, b.v. in de loop van deze zomer. Voor het front der bewuste volksmensen hopen wij principieel en ernstig over onze beginselen te kunnen strijden.

Leve Vlaanderen! Leve het Socialisme!

Voor het Alg. Ned. Arbeiders Verbond:

              Hk Brugmans, Secr.”

Brugmans (cf. infra) liet het daar niet bij. Dat blijkt uit twee documenten die de heer M. Cailliau, na een eerste versie van mijn artikel te hebben gelezen, uit het zogeheten Schaduwarchief (van het Studiecentrum Joris van Severen) opdiepte. Op 4 juni 1931 maakte hij [Brugmans] de leider van het Verdinaso op zijn oproep opmerkzaam; hij stelde voor het tegensprekelijk debat op vrijdagavond 24 juli 1931, daags voor het van start gaan van de Dietse Landdag, te laten plaatsgrijpen. In zijn kaartschrijven van 17 juni 1931 herinnerde hij Van Severen aan zijn voorstel. De twee missiven zijn ondertekend met “Diets-Socialistische groet”. Van een antwoord van Van Severen is geen spoor te vinden. Mits uit te gaan van de hypothese dat die debatavond niet plaatsgegrepen heeft, worden de bitse reacties in Schakels begrijpelijk.

De toon werd gezet in een lezersbrief van Ursi die, omdat hij in de Amsterdamse krant Het Volk maar gedeeltelijk kon worden meegedeeld, in Schakels integraal werd afgedrukt. In deze brief werd de Nederlandse lezers gevraagd geen overijlde conclusies te trekken uit een net voordien in Bergen-op-Zoom plaatsgegrepen bijeenkomst “tussen deze Vlaamse nationaalsolidaristen [i.c. medestanders van Van Severen en Moens] en een groep Noord-Nederlandse fascisten”. Het zou een jammerlijke vergissing zijn “de gehele Vlaamse, Vlaams-nationalistische, Groot-Nederlandse of Dietse beweging met fascistische smet te beladen”, want “Met fascisme hebben deze bewegingen of beweging als zodanig niets te maken.” Moens en Van Seve-ren, mitsgaders een stel katholieke volgelingen, zijn “tot het z.g. fascisme overgelopen, een fascisme dat zij echter betitelen als solidarisme en waardoor zij ook hun katholieke oorsprong niet ontrouw worden.” En “Dat zij thans aansluiting zoeken met Noord-Nederlandse fascistische elementen ... heeft als zodanig met de Groot-Nederlandse of Dietse beweging niets te maken.” Overigens ware het fout te menen “dat de heren Moens en Van Severen grote aanhang in Vlaanderen voor hun nationaalsolidaristische liefhebberij hebben gevonden.”5

Iets later citeerde de redactie uit “een alleszins lezenswaardige polemiek” in het Amsterdamse studentenweekblad Propria Cures “over het Groot-Nederlands vraagstuk” tussen een Nederlandse student en een medewerker van Schakels. Die medewerker had zijn opponent de vraag voorgelegd of hij: “... waarlijk meer waarde [hechtte] aan een blad als de West-Vlaming (orgaan der Vlaamse fascisto-solidaristen. Red.), dat in de leuze Groot-Nederland nog zal stikken, maar dat met even Groot-Nederlandse geestverwanten uit het Noorden zelfs niet samenwerkt, ...”6 De precisering tussen de haakjes stamt uiteraard van de redactie van Schakels.

Ofschoon die precisering er hoegenaamd geen aanleiding toe gaf, werd ze kort daarop in een heus artikel door Hk. Brugmans nader toegelicht. Dit artikel verdient onze algehele aandacht want hij had de bovenstaande oproep tot een debat gelanceerd. Na Wereldoorlog II heeft Hendrik Brugmans (1906-1997) een grote rol gespeeld in de eerste fase van het Europa-in-wording, o.m. in zijn hoedanigheid van rector van het in Brugge gevestigd Europacollege. Over zijn positieve ingesteldheid ten overstaan van Vlaanderen kan niet de minste twijfel bestaan, zomin als over zijn tot het culturele beperkte Groot-Nederlandse overtuiging - nog toen noch later.7

In het bewuste artikel riep Brugmans op tot frontvorming tegen het nationaal-solidarisme8, maar voor wie niet over jaargang 1928 van de West-Vlaming beschikt (zoals ik), stelt zich een probleem: de auteur baseert zich namelijk op verschillende artikels en vermeldt slechts de initialen van één auteur, n.l. J.d.L. vermoedelijk Jef de Langhe (1907-1998)]. Hoe dan ook, iemand moet over het Finse Lappo-fascisme het volgende neergepend hebben: “Inzake klaarheid van doelstelling, laat het programma der Lappo-lieden nog altijd veel te wensen over. In alle geval verwerpen zij de parlementaire democratie en willen ze een volledige omvorming van de Staat. Hun officieel blad, de Aktivist, eist dat men het communisme eenvoudig de nek afwringe en dat men de laatste sporen van socialisme uitroeie.” Het is moeilijk aan te nemen dat deze medewerker heeft willen suggereren dat het Verdinaso voor de Joden en marxisten hetzelfde lot in petto had. Brugmans deed evenwel alsof hij van het tegendeel overtuigd was: “In Schakels, het Socialistisch huis van de toekomstige gehangenen, zal ik daarom spreken van het solidaristisch koord.” Te dien einde stelde hij de vraag: “Wat willen de Dinaso’s?” Zijn antwoord luidde: “Zij willen een staat die zij de ‘organocratische’ noemen.”, ergo een “regering van het organische beginsel”. Doch met die vertaling in klare mensentaal “komen we ... geen stap vooruit.”

Integendeel zelfs, want de ‘journalist’ van de West-Vlaming voegde eraan toe dat “het solidarisme zich geen andere organisatie kan denken (in welke bezitsverhoudingen dan ook), dan één die wordt opgelegd van bovenaf, door een ‘Leider’.” Een stelling waarop stupide beweringen volgden, die de zaak waarvoor ze geschreven werden, enkel maar konden schaden.

Inderdaad, Brugmans maakte een onderscheid tussen de evidente armoede aan gedachten en de (uit een in het nummer van 26 maart 1932 verschenen artikel afgeleide) rijkdom aan haat. Hij herinnerde de vrijzinnigen, de christenen en de socialisten respectievelijk aan de brandstapels van de Inquisitie, aan de Bijbel, aan het “activisme van de bom” tegen het Pruisisch dwangregime (1890). Zijn artikel mondde uit in een eloge van “het vrije, rode Vlaanderen”. Het kan derhalve worden geïnterpreteerd als een afwijzing van het solidarisme op grond van een hartstochtelijk geloof in het socialisme.

In een latere aflevering van Schakels werd onder de titel “Dinaso-revolutie” een op de frontpagina van Hier Dinaso! van 10 juni 1933 geblokletterd citaat uit het pleidooi van de Duitse politieke publicist Hans Zehrer (1899-1966)9 voor een conservatieve revolutie afgedrukt met dit veelzeggend besluit: “Ziezo, dat weten we weer!”10 Voorzeker zonder de minste bijbedoeling sluit bij deze conclusie een merkwaardig artikel van L. Magits aan. Ziehier de quintessentie ervan: geplaatst voor een dilemma en ontredderd door een tegenvallende politieke conjunctuur voltrok de Vlaams-nationale voorhoede de ruk naar rechts en ontpopte zich, bij gebrek aan een sociaal programma, tot een voorhoede van sociale reactie: “Voor het verschrikkelijke ‘marxisme’ is daar geen plaats.”11

Middelerwijl was in Schakels verwezen naar de in de vrije tribune van het tijdschrift Brussel (juni 1934) opgenomen tekst van een lid van het Verdi-naso, waarin deze zin voorkomt: “Wat beoogt het solidarisme? Juist de tegenstelling tussen uitbuiters en uitgebuitenen te doen verdwijnen.” De redactie van Schakels haakte daarop in onder de titel “De Onnozelen! “: “Waar de solidaristen hun doel menen te kunnen bereiken door in een grootse gevoelsuitstorting uitbuiters en uitgebuitenen te verzoenen, voeren de socialisten een dagelijkse strijd die op alle gebieden van het maatschappelijk en menselijk leven een nieuwe mens in een nieuwe maatschappij moet mogelijk maken. De enen bouwen op de toevallige hartstocht van het ogenblik, de anderen op het ideaal in de maatschappelijke werkelijkheid.”12

Omdat plaatsgebrek hem had verplicht een stuk van dit artikel te laten vallen, schreef Magits een uitvoerigere studie waarvan enkel twee onderdelen verschenen zijn, want het maandblad zag zich gedwongen zijn verschijnen te staken. Weerom gaat het om lezenswaardige artikels. In de onderhavige context interesseert ons evenwel alleen deze passus: “Met het ‘Dinaso’, de meest ostentatieve vertegenwoordiger van de ‘rechtse’zwenking, blijkt het niet voor de wind te gaan. Een crisis is hier uitgebroken. Het in den beginne voor de jeugd zo aanlokkelijk gestelde radicalisme op zuiver nationaal terrein werd opgegeven. Het Groot-Nederlandse ideaal van Van Severen heeft een bedenkelijke Belgicistische inslag gekregen, waardoor niet alleen de besten onder zijn medewerkers het ‘Dinaso’ hebben verlaten, maar ook zijn werfkracht onder de Vlaams-nationalistische jongeren, op verzet schijnt te stuiten. Het ‘Dinaso’ zou over het hoogtepunt van zijn ontwikkeling reeds heen zijn. Zal de sociale zijde van zijn programma het winnen op de zuiver nationale en [moet wel zijn: ‘of’ - nota PT] zal het verworden tot een vulgaire Belgische fascistische groepering?”13

Vermits ik enkel wenste te attenderen op een stel significante oordeelvellingen over het Verdinaso in een m.i. te weinig bekend en nochtans hoogstaand maandblad van zowel linkse als nationalistische signatuur zijn commentaar en/of nabeschouwingen in se overbodig. Toch kan ik het niet over mijn hart krijgen over twee fundamentele punten te zwijgen. Primo, is op het Verdinaso van de eerste periode het epitheton ‘fascistisch’ van toepassing? Ik ben geneigd even genuanceerd te antwoorden als Luc Pauwels (°1940): “Ja en neen.”14 Maar ik vind een genuanceerd antwoord zonder passende toelichting een gemakkelijkheidoplossing. - Secundo, volgens de redactie van Schakels beogen (of moet ik zeggen: beoogden?) de socialisten “een nieuwe mens in een nieuwe maatschappij” mogelijk te maken (cf. supra). Onafgezien van de onhandige inkleding van het project veroorloof ik me de vraag of Van Severen ook van een nieuwe mens gedroomd heeft?15 Misschien ga ik binnen afzienbare tijd nader op die mogelijkheid in.

Noten

1 Er bestaat een onuitgegeven licentiaatsverhandeling die ik niet kon raadplegen; cf. M. Derez, Schakels. Socialistisch maandschrift voor Noord- en Zuid-Nederland 1929-1935, Leuven: KUL, 1981.

2 Over de merkwaardige levensloop van deze man heeft de heer Magits, die hem als een soort van pleegvader beschouwde, me tijdens ons tweede gesprek uitvoerig ingelicht.

3 “Een grote taak”, in Schakels, 1e jg., nr. 5, feb. 1930, pp. 1-2; het citaat aldaar p. 1. - Zeer belangrijk is voorts de lange redactionele stellingname “Noch Hollands, noch Vlaams”, in Schakels, 3e jg., nr. 9, juli 1932, p. 1.

4 Mussche, ooit een compagnon de route van Van Severen, waagde zich ook wel eens op politiek terrein; cf Schakels, 6e jg., nr. 1, jan. 1935, pp. 14-15: “Nationaal-socialistisch geschiedenisonderwijs. De leidersgedachte, de heldengedachte”.

5 P.J. Ursi, “Vlaamse nationalisten in verbond met fascisten”, in Schakels, 3e jg., nr. 5, jan. 1932, pp. 8-9.

6 Cf. Schakels, 3e jg., nr. 6, april 1932, p. 14. Zoals bekend zwaaide Joris van Severen sinds 1928 de scepter over het nationalistisch weekblad De West-Vlaming, dat van 6 oktober 1931 af het blad van het net opgerichte Verdinaso werd. In de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, deel 3, p. 3706 (slotregel) heet het m.i. foutief dat het blad met ingang van 1 januari 1932 werd omgedoopt tot Hier Dinaso!; dat gebeurde in werkelijkheid in december 1932.

7 Een veelzeggend voorbeeld moge zulks illustreren. Toen Brugmans uitgenodigd werd om op 17 april 1933 te Delft op de ‘nationale volkshulde’ aan Willem de Zwijger te spreken, werd hem dat door de burgemeester belet. De tekst verscheen van lieverlede in Schakels, 4e jg., nr. 4-5, april-mei 1933, pp. 6-7: “Een verboden rede: Prins en Volk”.

8 Hk. Brugmans, “Front tegen het nationaalsolidarisme”, in Schakels, 3e jg., nr. 7-8, mei-juni 1932, pp. 7-8.

9 H. Zehrer gaf toen met succes het tijdschrift Die Tat uit; na Wereldoorlog II was hij hoofdredacteur van de krant Die Welt; cf. over hem Ebbo Demant (°1943), Von Schleicher zu Springer. Hans Zehrer als politischer Publizist, Mainz: v. Hase & Koehler, 1971, 363 p. - Zou het begrip ‘conservatieve revolutie’ via dit citaat in Hier Dinaso! en (zij het indirect) in Schakels in Vlaanderen zijn geïntroduceerd?

10 “Dinaso-Revolutie”, in Schakels, 4e jg., nr. 9, sept. 1933, p. 15.

11 L. Magits, “De ‘Revolutie van rechts’ en het Vlaams-nationalisme”, in Schakels, 5e jg., nr. 10-11-12, okt.-dec. 1934, pp. 2-3.

12 “De Onnozelen!”, in Schakels, 5e jg., nr. 5-6, mei-juni 1934, p. 6. - Hier is een verwijzing op haar plaats naar L. Pauwels, De ideologische evolutie van Joris van Severen, leper: Studie- en Coördinatiecentrum Joris van Severen, 1999, jaarboek 3 = 272 + 10 p.; cf. 161-166: “Solidarisme, nationaalsolidarisme”.

13 M. Magits, “De Vlaams-nationale beweging”, in Schakels, 6e jg., nr. 1,jan. 1935, pp. 2-3; cf. p. 2.

14 L. Pauwels, op. cit. (vt 12), pp. 80-81.

15 Het thema schijnt in te zijn; cf. Marie-Anne Matard-Bonucci en Pierre Milza, L’Homme nouveau dans l’Europe fasciste (1922-1945). Entre dictature et totalitarisme, Paris: Fayard, 2004, 365 p.

Joris van Severen in ‘t Raamtheater

Wie niet tot het Verdinaso behoorde noch enige andere band ermee heeft gehad, kan het onvoorwaardelijke aanzien dat de leider van zijn militanten tot der dood genoot, soms moeilijk begrijpen.Van aanbidding tot afkeer, maar steeds met een verbazend respect spreken vriend en vijand over deze figuur die mee het interbellum in dit land politiek kleurde.

Vanuit een eerdere anti-stelling vertrok toneelauteur Bruno de Vuyst bij het schrijven van zijn nieuwe stuk, gerealiseerd door het Antwerpse Raamtheater:’De nacht leek wel een verzinsel’ over ‘Joris Van Severen,Tintin en de Surrealiste’. Tintin is Robert Leurquin, de uitgever van Le XXe Siècle en de surrealiste is Rachel Baes, de Franstalige schilderes en ‘hartsgeliefde’ van Van Severen. De drie geesten van de ongewoon overledenen (Van Severen vermoord, Leurquin verdronken in het zwembad en Baes lag drie weken dood in haar Brugse woonst) komen terug samen en herbeleven hun geschiedenis.

De Vuyst schildert Leurquin, Hergés mentor af als een zwakkeling zonder ruggengraat, af en onderkruiperig en niet in staat zich te verzetten tegen de verhouding die zijn kunstzinnige, Nederlandsonkundige echtgenote aangaat met de leider van het Verdinaso.

Een man die nog liever een driehoeksverhouding duldt dan de onvermijdelijke scheiding zomaar te aanvaarden. Hij ondergaat hoe Van Severen zijn Rachel rond de vinger draait en haar in vervoering brengt dankzij zijn verfijnde aristocratische welbespraaktheid en afgeborstelde manieren, mondain genoeg en bovendien nog eens leider van een grote politieke beweging met relaties tot in de hoogste kringen van het land. Ze valt ervoor. De rol van ‘Tintin’ wordt naar mijn gevoel niet genoeg in de diepte vertolkt, door Marc Lauwreys die blijkbaar de persoon niet echt begrijpt.

Met videobeelden worden fragmenten van de optochten en landdagen getoond terwijl  Joris van Severen zijn mannen toespreekt. Een rol schitterend vertolkt door Erik Burke. Hij heeft zich bijzonder goed de figuur van deze leider ingeprent met de nodige studie eraan verbonden. Het moet me van het hart, wat men in dit stuk aan toespraken en inzichten van Van Severen naar voor brengt, spreekt me inhoudelijk zo sterk aan dat mijn niet al te sterke sympathie voor de man gegroeid is. Dit stuk, dat zeker niet de bedoeling heeft mensen wakker te maken voor het gedachtegoed van het nationaal-solidarisme, zou dus wel eens een averechts effect kunnen hebben.

De oppervlakkige, zelfingenomen Rachel Baes, niets snappend van politiek, laat staan van de denkwereld van haar Georges, wordt sprekend tot leven gebracht door Nora Tilley. Van Severen heeft in haar misschien een uitlaatklep gevonden waar hij de stoom van zijn politiek leiderschap kon laten ontsnappen.Twee uitersten die elkaar gevonden hadden zonder ooit tot één te versmelten. Een niet erg gezinstrouwe relatie...

De scènes zijn in een erg vlotte en knappe regie gegoten door regisseur Walter Tillemans die bovendien het stuk in een zeer gepast decor kon plaatsen. De volgens citaat ‘hardnekkige nostalgie naar een denkbeeldige orde uit een al even denkbeeldig verleden’, is misschien minder denkbeeldig en realistischer dan kan vermoed worden.

Of Joris van Severen en zijn Verdinaso het volledig bij het rechte einde hadden, laat ik hier in het midden, maar dat het Verbond van Diets Nationaal Solidaristen een unieke kracht en rechtlijnigheid vertegenwoordigde waar eerbied en waarde hoog in het vaandel werden gedragen, hebben vele Dina-so’s, ook na de moord op de leider en het ontbinden van het verbond in hun onvoorwaardelijke trouw bewezen. Mede dankzij dit ‘anti’-Verdinasostuk is mijn respect en begrip voor de politieke denkwereld van mijn vader, stichter van het Verdinaso in mijn stad en naaste medewerker van Van Severen, duidelijk gegroeid er sterker geworden. Ik kan de makers er alleen maar dankbaar voor zijn. 

Gunter Cauwenberghs

____________________

Recensie in ’t Pallieterke, 16 november 2005.

PM. Aanvullend op deze recensie met betrekking tot het nieuwe toneelstuk over Joris van Severen, brengen we aansluitend enkele overwegingen en commentaren, die meteen ook een antwoord vormen op menige vraag die klaarblijkelijk ook gerezen is bij de lectuur van Die vervloekte oorlog, het oorlogsdagboek van Joris van Severen.

Nog omtrent “De nacht….”

Rudy Pauwels, Deurle

Voor wie Joris van Severen een ‘edelfascist’ en een politieke ‘windhaan’ blijft, kon een praatstuk rond zijn ‘leven, lijden en lusten’, zoals De nacht leek wel een verzinsel, gebracht in het Antwerpse Raamtheater, moeilijk genade vinden.

Dat overkwam o.m. Liv Laveyne en Jan de Smet in Knack van 11 januari j.l. Voor wie beter weet werd in het scenario van Bruno de Vuyst evenwel met Rachel Baes, haar echtgenoot Robert Leurquin en Joris van Severen, een beeld gebracht van de kunst-, de nationale- en de internationale wereld, zoals deze op het einde van het interbellum in België manifesteerden.

Bruno de Vuyst en Walter Tillemans hebben gebruik gemaakt van een aantal uitspraken ter gelegenheid van Verdinaso Landdagen, die aantonen hoe anders de figuren waren die tot leven gebracht werden in De nacht…; hoe ze in die mate vooruit liepen op hun tijd, dat zij ons thans nog veel te overwegen geven.

De tweede maal dat Joris van Severen op het toneel werd gebracht – een eerste maal gebeurde dit in 1994 met het drama van Antoon van Vlemmeren – toont aan dat het mysterie rondom Joris van Severen niet weggenomen of verminderd is, maar dat zijn “legende” stand houdt.

Joris van Severen blijft inspireren (*)

Herman Meuleman

De biografie van Arthur de Bruyne over Joris van Severen (Oranje-uitgaven 1961) deed prompt enkele romanschrijvers in de pen klimmen w.o. Piet van Aken (De Verraders) en Hugo Claus (De Verwondering). Zo ook kon het boek over Rachel Baes Een tragische minnares door Patrick Spriet, dat aanvang 2001 verscheen, niet zonder gevolg blijven.

De surrealistische titel De nacht eek wel een verzinsel geeft meteen de toon aan van de productie, waaraan 2 jaar gewerkt werd en die op 11 november in première ging in het Raamtheater in Antwerpen. Het is een ambitieus project. De uitzonderlijke persoonlijkheden waarom het draait zijn geen onbekenden:

Joris van Severen, zijn minnares de schilderes Rachel Baes, dochter van de gekende Brusselse schilder Emile Baes, en haar man Robert Leurquin, journalist van Le XXe Siècle. Bruno de Vuyst en Walter Tillemans die tekenen voor dit theaterstuk hebben hun materie wel zeer diep doorwrocht om tot dit opmerkelijke resultaat te kunnen komen.

Op voorwaarde dat de toeschouwer zich laat meegaan in de bewust door elkaar gehaalde tijdslijn - het stuk vangt aan met de dood van Rachel Baes in 1983, waarbij de postbode die haar ontdekt naadloos overgaat in de rol van haar man Robert Leurquin die al in 1953 stierf enz..- is dit stuk zeer genietbaar theater van hoog niveau. Nora Tilley speelt de niet onbevallige Baes, Marc Lauwrys is de realistische verslaggever van zijn tijd die Van Severens’ idealisme blijft kwalijk nemen én zijn goedgelovigheid.

“Hitler zal de neutraliteit van Nederland en België respecteren” herhaalt Van Severen meermaals wat op Leurquins’ hoongelach onthaald wordt. Was hij inderdaad een dubbelspion die wel beter wist? Erik Burke tenslotte heeft van nature het gesneden profiel zoals Van Severen ons door de geschiedenisboeken getoond wordt. Maar kenners zullen even schrikken als hij, hoog van op het toneel, zijn militanten toespreekt. Het stuk wil uiteraard geen historische reconstructie brengen maar de lengte van de acteur die verder uitstekend Joris van Severen gestalte geeft doet merkwaardig aan voor iedereen die weet dat hij eerder klein van gestalte was. Nog merkwaardiger is het pikzwarte DMO-uniform waarin we op het eerste gezicht eerder een veredelde uitgave zien van Anton Mussert (NSB) of Staf de Clercq (VNV). Daarover aangesproken reageert de directeur van het Raamtheater, die overigens verantwoordelijk was voor de kostuums, oprecht ontgoocheld: de kostuums werden speciaal ontworpen op basis van ... zwart/wit fotokopies, vandaar. Een kort bezoek aan het Van Severen-archief in Leuven ware verhelderend geweest. Regelmatig worden de acteurs onderbroken door videobeelden die de bizarre tijdslijn van het stuk verduidelijken. Ook de opnames van de Verdinaso-landdagen ontbreken daarbij niet.

Het is zeer de vraag of een modale toneelliefhebber, die niet thuis is in de politieke sfeer van het interbellum, meer opsteekt dan de onvermijdelijke verwijzingen naar de actualiteit van vandaag (we zijn in Antwerpen en de Gemeenteraadsverkiezingen staan voor de deur) met hints over vreemdelingenhaat, onverdraagzaamheid, etc. Wanneer in het stuk meer dan eens door Robert Leurquin aan Joris van Severen verweten wordt dat zijn mili-tanten door de Antwerpse Jodenwijk marcheren “waar de angstige bewoners achter hun neergelaten rolluiken bang afwachten” zouden we graag kunnen nagaan of dit op een historisch feit berust. Net zoals de hint dat Robert Leurquin, collega van de jonge Hergé bij Le Xxe Siècle, model zou gestaan heb-ben voor de intussen wereldberoepemde Tintin/Kuifjesfiguur. En zo blijven er vele vragen, maar alle om ter boeiendst.

Een starre hagiograaf van Van Severen blijve liever thuis want deze zal meer dan eens met verkrampte tenen bepaalde scènes zien en horen. Maar een onbevangen theaterliefhebber met een basiskennis van de dertiger jaren, en bij voorkeur na een introductie die op aanvraag door het Raamtheater verzorgd wordt, geniet van een hoogstaand stuk. In een groter land zou dergelijk stuk maanden op de agenda staan. Hier liep het slechts van 11 november tot 17 december. Jammer!

_______________

(*) Deze bijdrage van Herman Meuleman werd ontleend aan het Heel-Nederlands maandblad Delta, 42e jg., nr. 1/2006. 

Antwoord aan Joost Ballegeer

Rudy Pauwels, Deurle

Op een moment waarop in het Raamtheater te Antwerpen De nacht leek wel een verzinsel werd opgevoerd, verscheen bij de Kortrijkse Uitgeverij Groeninghe het boek De Vlamingen. Een volk zonder bovenlaag van de hand van Joost Ballegeer.1 Waar Bruno de Vuyst en Walter Tillemans een ‘Joris van Severen’ brachten die zijn toehoorders tijdens de landdagen van het Verdinaso verwelkomde als “burgers van het toekomstige Rijk der Nederlanden”, kreeg Joost Ballegeer het gedaan om de naam ‘Van Severen’… niet eens te vernoemen.

Toegegeven: deze auteur houdt zich bij de vraag: “Hoe slagen de Franstaligen erin om de Vlamingen – toch al veertig jaar economisch leidend in België – te blijven domineren?”

In een briljant voorwoord tot de Raamkrant 2 legt Marc Cnops naar mijn inzicht de juiste klemtoon met zijn aanhaling: “Iets niet noodzakelijk of waar of niet waar is. Het kan ook beide tegelijk zijn.”

En in de voorstelling van Die nacht leek wel een verzinsel, luidt het: “In drie levens (Joris van Severen-Erik Burke, Rachel Baes-Nora Tilley, Robert Leurquin-Marc Lauwrys) weerspiegelt zich, als in een gebroken spiegel, een stuk Vlaamse, Belgische en zelfs Europese geschiedenis. In ieder geval een stuk haast vergeten geschiedenis dat een verrassend en soms surrealistische kijk geeft op een constante in ons politiek leven: de hardnekkige nostalgie naar een denkbeeldige orde uit een al even denkbeeldig verleden.” (Einde citaat).

Geheel onze poging om, o.m. middels ons Studiecentrum, de essentie van Van Severens prioritaire en centraal geziene Paysbasisme niet verloren te laten gaan, komt aldus nogmaals tot uiting. Terugdenken aan – vooruitdenken met Joris van Severen blijft de noodzakelijke en juiste weg!

______________

1 Joost Ballegeer, De Vlamingen. Een volk zonder bovenlaag, 204 pp., Uitgeverij Groeninghe, Kortrijk, ISBN 90-77723-24-2. 19 Eur. Men vergelijke met Portraits de grandes familles van Pierre Stéphany, Ed. Racine, 2004 en de aanhaling uit Maximes van La Rochefoucauls: “Les grands noms abaissent, au lieu d’élever, ceux qui ne les savint pas soutenir.”

2 Marc Cnops, Waar of niet waar, in: Raamkrant, 27e jg., nr. 3, November 2005.

Joris van Severen en de Liefde

Rudy Pauwels, Deurle

“De natuur op een superieur niveau” (Schiller)

Enkele van de laatste nog levende tijd- en strijdgenoten, getrouwen van de leider van het Verdinaso, drukten er bij mij hun verwondering, zoniet hun ongenoegen over uit, dat ik de “legendevorming” rondom Joris van Severen genegen, medegewerkt zou hebben aan de benadering van zijn privé-leven.

“Benadering”, zestig jaar na zijn dood, ongetwijfeld; “ontluistering” evenwel nooit. Benadering in die zin dat dit aspect slechts volledig zal kunnen aangevoeld worden door wie mettertijd kennis zal kunnen nemen van de briefwisseling tussen hem en Rachel Baes, zoals die op heden nog ontoegankelijk is in het Museum en Archief van het Vlaams Cultuurleven (AMVC) te Antwerpen.

Om het liefdesleven van Joris van Severen te begrijpen, dient men m.i. de voorstelling te overwegen waarmede Bernard Pingaut La Princesse de Clèves van Madame de Lafayette, voor haar lezers van het jaar 2000 inleidt: ”La Princesse de Clèves montre l’effet ravageur de la passion dans une âme qui se veut maîtresse d’elle-même… Ici… l’analyse devient un moyen de progression et la substance même du récit.

Hoe duidelijk komt dit tot uiting in het inmiddels gepubliceerde oorlogsdagboek Die vervloekte oorlog van Joris van Severen:

L’obstacle réel qui sépare les amants n’est pas dans les circonstances extérieures: il est en eux, car on ne peut pas réellement posséder un autre être.” - “Cette passion dont je ferais toute ma félicité” wat is zij anders dan het “je n’ai que des sentiments violents et incertains dont je ne suis pas le maître… Il n’y a plus en moi ni de calme, ni de raison.”

Men leze haar eerste ontmoeting met de Duc de Nemours: “Il était difficile de n’étre pas surpris de le voir quand on ne l’avait jamais vu: elle aimera Nemours mais ne pourra l’épouser.”

Ik herinner mij een foto van de jonge Joris van Severen waarop hij, lezend, staat afgebeeld voor een kopie van Botticelli’s Geboorte van Venus (1490). Venus in de houding van een antiek standbeeld, nadat zij aan land is geblazen door de zachte adem van Zephir en Flora, terwijl een van de seizoenen haar een mantel omhangt.

Venus Aphrodite, symbool van de vrouwelijke schoonheid en de erotische liefde, de verfijndheid waarmede de “eeuwige vrouw” nog zou voorkomen bij Titiaan (1514) en Velasquez… Botticelli, de nieuwe lente, de nieuwe jeugd, na de verschrikkingen van de Grote Oorlog…

Joris van Severen was essentieel een kunstenaar. Hoe armzalig zijn levensomstandigheden en hoe lamentabel de wijze waarop hem in 1940 het leven ontnomen werd, steeds streefde hij ernaar zijn werelds bestaan tot een kunstwerk uit te bouwen, waarin zijn dichterlijke natuur een hoofdrol speelde.

Toen Jacques Brel Don Quichotte liet herleven in zijn onvergetelijke “comédie musicale” L’homme de la Mancha dacht ik terug aan Joris van Severen:

“Écoute-moi

Pauvre monde, insupportable monde

C’en est trop, tu es tombé trop bas

Tu es trop gris, tu es trop laid.

Abominable monde

Écoute moi.

Un chevalier te défie

Oui s’est moi: Don Quichotte

Seigneur de la Mancha

Pour toujours au service de l’homme

CAR J’AI L’HONNEUR D’ÊTRE MOI.”

Met daarop het antwoord van Sancho: ”Son seul suivant mais pour toujours et j’en suis fier.”

En dan Dulcinea, ”Ou par l’idée d’icelle, l’homme rebelle devient un Dieu” die waarschuwt: ”Il n’y a pas de Dulcinea, c’est un espoir fou. Malheur à qui peut préférer le verbe ‘ÊTRE’ au verbe ‘avoir’”, maar uitzingt:

Pourquoi, pourquoi voit-il pousser la rose

Là où la rose ne poussera pas?

Pourquoi veut-il toujours brûler sa vie?

Pourquoi suis-je tout attendrie?”

En dan het slot:

Pourquoi rêver tout ce qu’il rêve

Que je ne comprends pas?

Pourquoi ses yeux et pourquoi sa fièvre?

Pourquoi VEUT-IL QUE JE SUIS UNE REINE?

Pourquoi DONNE-T-IL QUAND LES AUTRES ME PRENNENT?

Pourquoi m’a-t-il ouvert les bras

et qu’attend-il de moi?”

Dit was het geheim van Joris van Severen: wie met hem omgingen tilde hij op tot het uiterste van hun mogelijkheden, tot het beste van henzelf. “Liefde” werd aldus een spirituele realiteit, een “kunst”, een esthetische verworvenheid, een originele “splendor”.

Men bedenke daarbij hoe heel de natuur van Joris van Severen “mystiek” was, in de lijn van de Laaglandse schoonheid en vroomheid. Men ervare daarbij de grondleggers van het Christendom. Paulus, de liefde voor de immers ook door God geschapen medemens en… Maria van Magdala!…

Jacqueline Dauxois schrijft over haar in Chemins d’Eternité: C’était il-y-a bientôt deux mille ans. La plus prodigeuse aventure d’amour du monde débouchait sur une tragédie qui surpasse toutes les autres: l’histoire de Dieu assassiné… et de la femme qui l’aima.”

In haar de verrukking van de mystiekers, mannen en vooral vrouwen, die opgaan in het lichaam van het goddelijke! Misschien zullen mijn in mij ontgoochelde vrienden, mij beter begrijpen door mijn wijze van aanvoelen, zoals het bij anderen moet zijn overgekomen.

Mogen zij dan ook teruggaan naar de lectuur van Joris van Severen: D’Annunzio, Stendhal, Flaubert, Baudelaire, en aan de hand van het boek Histoires d’amour van de psychoanaliste Julia Kristeva, gevolg geven aan de oproep van John Donne waarmede zij haar boek inleidt: ”Stand still, and I will read to thee, A Lecture, Love, in loves philosophy.”

“Wie der Zwist der Liebenden sind die Dissonanzen der Welt. Versohnung ist mitten in Streit und alles Getrennete findet sich wieder. Es scheiden und kehren im Herzen die Adern und einiges, ewiges, glühender Leben in alles.”(Holderlin, Hyperion)

Lectuurverwijzingen

Friedrich von Schiller, Brieven over de esthetische vorming van de mens; Tout Brel, Ed. Robert Laffont, 1998; Madame de Lafayette, La Princesse de Clèves, Ed. Gallimard, 2000; Jacqueline Dauxois, Marie Madeleine, in Chemin d’Eternité, Ed. Pygmalion/Gerard Wattelet, 1998; Julia Kristeva, Histoires d’amour, Ed. Denoël, 1983.

In memoriam

 

Op 14 november 2005 overleed Paul de Bois. Hij werd geboren op 3 april 1920. Paul was de jongste van de broers De Bois. Hij volgde zijn broers Bert, Fons, Jozef evenals ook hun zus Isa naar het Verdinaso. 

Hij volgde Grieks-Latijnse humaniora aan het St.-Stanislascollege te Berchem en was leerling, later begaafd pianist, aan het Antwerpse Conservatorium. In de ‘wondere zomer’ van 1940 koos hij de richting van Paul Persyn en later bekleedde hij een functie in de Landbouw- en Voedingscorporatie (samen met de Arbeidsdienst een van de vluchtheuvels waarin nogal wat Dinaso’s die buiten de collaboratie wenste te blijven een zinvolle taak vonden).

Paul bleef een alerte oud-Dinaso; herinneren we ons zijn reactie op het colloquiumreferaat van Bart de Wever over ‘De schaduw van de leider’ (als opgenomen in onze Nieuwsbrief Joris van Severen, nr. 4/2001, pp. 6-8).

Naast muziek (zijn grote passie) volgde hij ook 12 jaar bijbelexegese bij Peter Schmidt in Gent. Paul was een wijs mens met groot hart vol liefde. Een Vlaamse Nederlander met een open oog naar andere culturen. 

 

Men meldt ons ook het recente overlijden op 80-jarige leeftijd, van Karel de Gryse, oud-Dinaso woonachtig te Edegem en geboortig van Oostende. In dezelfde Leo Baekelandstraat aldaar woonde ook de reeds enkele jaren geleden overleden oud-Dinaso Piet Besteloot. Over beiden ontbreken ons nadere gegevens; mochten er onder onze lezers bekenden van deze overledenen zijn, dan vernamen wij van hen graag meer informatie over hen. 

 

We vernamen ook het overlijden het overlijden van Andre Michel (°2 augustus 1913 - †23.12.2005). Aanvankelijk militeerde de zeer gedreven Michel binnen de “gardes rexistes”, tot graaf Xavier de Grunne hem aanvang 1938 inlichtte over de fondsen die de Rex-leider uit Duitsland ontving. Michel diende stante pede zijn ontslag in. Eind 1938 maakte Michel kennis met Jacques Boseret, van wie hij het programma en de werkwijze van het Verdinaso leerde kennen. Het was voor hem de ontdekking van een “wereld” die aan zijn verwachtingen en verzuchtingen beantwoordde. Op 28 maart 1939 woonde hij in het Atrium te Brussel de conferentie bij van Joris van Severen. Deze kennismaking maakte van hem “een Dinaso voor altijd”. Toen Louis Gueuning de Romaanse gouwen opdeelde in een zestal omschrijvingen werd de streek van Charleroi toevertrouwd aan Michel. Via André Belmans vernam hij de moord op Joris van Severen en na getuige te zijn geweest van Gueunings toespraak op 22.9.40 sloot hij zich aan bij diens strekking, die leiden zou tot de geheime Orde Joris van Severen.

Bij de “bevrijding” werd hij evenals Gueuning aangehouden; waarbij hij door het straatrapaille zwaar mishandeld werd, met blijvend oogletsel tot gevolg. Beiden zouden ze uiteindelijk door het krijgsgerecht vrijgesproken worden. André Michel werd een van de meest getrouwe “compagnons de route” van Gueuning en zou hem bij al diens activiteiten dienstbaar zijn. Na het overlijden in 1971 van Gueuning werkte Michel in diens geest verder, o.a. als uitgever van het maandblad l’Accent (en zijn Nederlandstalige tegenhanger Kenmerk) (1973-2000) waarvoor hij de redactionele verantwoordelijkheid droeg.

 

Recent overleed ook Herman Paesmans (°16 juni 1913 - †9 maart 2006). Hij was een van die Oud’DMO’ers “fidèle jusq’â la besace”! en jarenlang medewerker, o.m. als penningmeester, van het Studie- en Documentatiecentrum Joris van Severen te Aartselaar. 

 

Persmededeling vzw Abbeville

 

Als vzw Abbeville proberen we, 66 jaar na de moord op Joris van Severen en Jan Rijckoort, de herinnering aan deze twee personen levend te houden. Onze taak bestaat er in: 1. de jaarlijkse bedevaart te organiseren en 2. in te staan voor het onderhoud van het grafmonument. 

Een opdracht waar we, naast tijd en energie, vooral financiële middelen nodig hebben. Door de demografische evolutie is het echter zo dat vooral dit laatste facet een zware opdracht wordt: de kosten van onderhoud lopen inderdaad hoog op. De ouderen,die Van Severen en/of zijn beweging nog gekend hebben, en die ons in het verleden altijd gul gesteund hebben, worden in onze rangen steeds zeldzamer, de jongeren zijn voorlopig nog niet in staat de opengevallen rangen op te vullen.

Vandaar dat de vzw Abbeville besloten heeft een beschermcomité op te richten. Dit comité zal bestaan uit mensen die een bijzondere en substantiële financiële bijdrage van minimum 50 euro per jaar schenken aan de vzw. Op die manier worden zij beschermheer van de vzw en treden de facto toe tot de gemeenschap van hen die het gedachtegoed van Van Severen en Rijckoort genegen zijn.

De beschermheren worden uiteraard op de hoogte gehouden van het reilen en zeilen van de vzw. Hun naam zal op alle mededelingen eervol vermeld worden. Wenst u Beschermheer te worden? Doe dan snel uw storting op rekening 000-1722124-83 van de vzw Abbeville, met vermelding ‘Beschermheerschap 2006’.

Herinneringen....(25)

Alfons van Opstal (†)

Alfons van Opstal heeft in het Verdinaso en meer bepaald in de Dinaso Militantenorde – en haar voorgangers – een belangrijke rol gespeeld. Onlangs zette hij zich aan het neerschrijven van zijn herinneringen aan de tijd van toen. Hij overleed in oktober 2004. We meenden er goed aan te doen zijn reeks verder te zetten op basis van zijn manuscript. Zij draagt er immers toe bij die tijd te ontsluiten en toegankelijker te maken voor de jongere generaties.

De prille aanvang (5)

(…) Het [de persbelangstelling naar aanleiding van de herrie te Mechelen] maakte zelfs indruk tot in ons katholieke dorpje Lint, noteerden wij tot besluit van de vorige aflevering. Inderdaad:

Ons dorp: daar waren wij voorwaar geen onbekenden! Daar hadden de pastoor, de onderpastoor en de burgemeester het enkele jaren vroeger zeer druk met ons gehad. Zo lang was het immers nog niet geleden dat mijn broer en ik, onder druk van de franskiljonse pastoor uit de KAJ (Katholieke Arbeiders Jeugd) waren gezet. Via het bisdom om bleek die pastoor over nogal wat invloed te beschikken binnen het arrondissementeel bestuur van de KAJ. Mijn drie oudere broers waren reeds sinds jaar en dag enthousiaste volgelingen van priester - later Mgr. – Cardyn. Zij bewonderden in hem de man die zich inzette voor de arbeidersjeugd. We werden met z’n allen in Antwerpen en Lint gedreven leden van die beweging en hadden afdelingen ervan opgericht in Mortsel, Kontich, Edegem, Hove, Lint en Boechout. Cardyn had zich overigens ook lovend over het Daensisme uitgelaten. M’n broer Jozef werd in 1927, met algemeenheid van stemmen, voorzitter van de afdeling Lint. Ikzelf was op 17-jarige leeftijd voorzitter van de studiekring te Kontich. Om de twee maanden kwamen de 6 voorzitters en hun respectievelijke proosten samen te Kontich. De KAJ was, met haar leuze “de arbeidersjeugd aan Christus” op relatief korte tijd tot een massabeweging geworden. Waar aanvankelijk katholieke bladen als de Gazet van Antwerpen nog de spot gedreven hadden met de “dandy’s die zich met de sociale beweging wellen bemoeien”, werd nu het roer omgegooid: de katholieke jeugdbewegingen dienden voortaan ingeschakeld te worden ten gunste van de katholieke partij.

Daar hadden wij ons toen radicaal tegen verzet, temeer daar voortaan in het bestuur van elke KAJ-afdeling een propagandist van de katholieke vakbond moest opgenomen worden. De meeste van onze KAJ-afdelingen waren immers bij het NAS van Juul Declercq (het Verbond van Nationale Arbeiderssyndicaten, ook wel Nationalistisch Arbeiders Syndicaat genoemd, aangesloten. Ook enkele proosten kozen onze zijde en wensten de KAJ als louter “katholieke actie” behouden, zonder haar tot waterdrager van de partijpolitiek te zien verlagen.

Ons verzet deed al gauw “de kelk” overlopen en in 1929 vlogen wij – samen met de enkele klaarziende proosten - uit de KAJ. Dit had zo z’n weerslag in de parochie! Wij waren toch de gevierden, de initiatiefnemers van alles en nog wat, van zang- en toneelopvoeringen e.d.m. en bovendien de stichters en pioniers van de jeugdbeweging binnen onze dekenij! Het mocht allemaal niet baten. Wie zich als Vlaams-nationalist affirmeerde diende voortaan geweerd te worden. En zo kwam dan ons ontslag uit de KAJ, opgelegd vanuit het aartsbisdom Mechelen en eigenhandig ondertekend door Mgr. Van Roey.

We hebben het er vroeger reeds over gehad. Waar kwamen zij vandaan, de mannen van Joris van Severen? Voortgaande op onze eigen ervaringen kunnen wij die vraag beantwoorden met de verzekering: uit alle standen van de samenleving. En niet het minst uit de arbeidersstand. Het waren met zijn allen diep sociaalbewogen enkelingen, die de klassenstrijd definitief de rug hadden toegekeerd en dag na dag ijverden voor een werkelijk solidaristische gemeenschap. Het Verdinaso was dan ook zo helemaal ànders dan wat ze tot 1931 in de wereld van de politiek hadden gekend. En ze hadden er helemaal geen moeite mee om dat nieuw geluid niet als totaal nieuw te ervaren en er zich voor in te zetten.

 (vervolg in volgend nummer)

[In de vorige aflevering van deze rubriek werd de naam Cauwenberghs foutief als Cauwerghs gespeld. ]

SPROKKELS

 In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.

 

Lode Wils – andermaal 

“(…) Eine andere Entwicklung [dan VNV en NSB – nvdr.] nahm ‘Verdinaso’, eine Vereinigung, die aus der integralistisch-katholischen Tradition von Westflandern entstanden war. Der ‘Verbond van Dietsche Nationaal-Solidaristen’, wie seine vollständige Bezeichnung lautete, war offen für die Anwendung von Gewa1t zur Venichtung Belgiens und zur Begründung eines faschistischen gross-niederländischen Reiches eingetreten. Um den Gegenmassnahmen der Regierug zu entgehen, befahl der Führer dieser Organisation, Joris van Severen, im Jahr 1934 eine ‘neue Marschrichtung’. Von jetzt an wollte er den Staat nicht mehr umstürzen, sondem auf friedliche Weise erobern. Anstelle eines gross-niederländischen Reiches sollte ein pan-niederländisches Reich entstehen: In einem antidemokratischen und antisemitischen Gebilde sollten die Niederlande, Belgien unter Einschluss von Wallonien und Luxemburg unter Beibehaltung ihrer jeweiligen Dynastien vereinigt werden; hier ging es also um eine Wiederherstellung der Burgundischen Niederlande aus dem 16. Jahrhundert oder des Vereinigten Königreichs der Niederlande das zwischen 1815 und 1830 bestanden hatte. Einige seiner Anhänger rekrutierte ‘Verdinaso’ auch unter niederländischen Katholiken und frankophonen Belgiern. Da die Vereinigung mit der ‘neuen Marschrichtung’ von 1934 nicht mehr antibelgisch eingestellt war, erhielt sie keine Unterstützung aus Deutschland - im Gegensatz zum VNV und zu flämisch-nationalistischen Splittergruppen. (…)”

______________

Lode Wils, in: Die Grossniederländische Bewegung, in: Johannes Koll (Hrsg.), Nationale Bewegungen in Belgien.  Ein historischer Überblick, , p. 150-151. Waxmann Verlag, Munster, 2005. Reeks Niederlande Studien, Band 37. ISBN 3-8309-1465-2.