> nieuwsbrief > 9e jaargang, nr. 3/2005
Inhoud
Bijdrage 2005 – laatste oproep
Zoals gezegd brengen we in 2005– in plaats van een traditioneel jaarboek – de integrale publicatie van de oorlogsdagboeken 1914-1918 van Joris van Severen. Meer toelichting daarbij verderop in dit nummer. Als lid van het Studiecentrum Joris van Severen krijgt u deze omvangrijke uitgave thuis toegestuurd voor slechts 32 Eur (verzendkosten inclusief), i.p.v. de boekhandelprijs van 42,50 Eur. De penningmeester kan deze gereduceerde bijdrage evenwel nog slechts toestaan tot uiterlijk 30 juli e.k. Na die datum geldt ook voor de “achterstalligen” de boekhandelprijs.
Signalementen - rechtzetting
In ons vorig nummer verwezen we naar de thesis van Tom Cobbaert De Europese gedachte bij de Nieuwe Orde en de collaboratiebewegingen in Vlaanderen. Foutief werd daar vermeldt dat het een studie was die aan de RUG voorgedragen werd. De auteur studeerde evenwel aan de KUL, waar prof. dr. P. Pasture zijn promotor was. De studie is ondertussen ook op een andere webpagina na te slaan, n.l. http://tomc.be/doc/inhetnieuweeuropa.pdf
Signalementen
Radio 1 heeft een programma waarin ‘feiten van de dag’ gememoreerd worden en waarop luisteraars telefonisch kunnen inspelen. Op vrijdag 20 mei j.l. werd daarbij herinnerd aan wat op 20 mei 1940 te Abbeville gebeurde. O.m. Mich van Opstal en Gaby Warris droegen er met hun telefonische inbreng toe bij de moord op Joris van Severen en zijn lotgenoten binnen het historisch kader te duiden. Klara, de klassieke zender, besteedde in ‘Klara in Veurne’ dan weer op 15 mei aandacht aan het oorlogsdagboek Die vervloekte oorlog van Joris van Severen. Hierin kwamen Daniël Vanacker en Romain Vanlandschoot aan het woord. In ’t Pallieterke van 25 mei lazen we ondertussen een eerste recensie gewijd aan Die vervloekte oorlog, ons 9e Jaarboek Joris van Severen. Ook in het jongste nummer van de KFV-Mededelingen werd aandacht besteed aan de voorstelling van Die vervloekte oorlog.
Herdenking 20 mei
Uit de persmap van het Brugse Abbeville Comité publiceren we verder in dit nummer de toespraak van Mevr. Gaby Lijnkamp-Warris naar aanleiding van de jaarlijkse herdenking van de Brugse slachtoffers – dit jaar op 21 mei – aan het Cruyce van Bourgonje, het voormalige woonhuis van Joris van Severen. Verder ook de toespraak gehouden aan het graf te Abbeville n.a.v. de 54e bedevaart, ingericht door de vzw. Abbeville, en tenslotte de beklijvende homilie van de E.H. Wilfried Pauwels tijdens de herdenkingsmis te Steenbrugge/Assebroek, ingericht door de Brugse Stichting Joris van Severen.
Raamtheater - Antwerpen
“Samen met Bruno de Vuyst schreef Walter Tillemans een theaterstuk over een merkwaardig drietal: Joris van Severen, zijn vriendin Rachel Baes en haar man sterreporter Robert Leurquin. Via deze drie personages willen de auteurs een stuk Vlaamse, Belgische en zelfs Europese geschiedenis reflecteren.” Aldus ’t Pallieterke van 8 juni 2005, p. 12.
“Die vervloekte Oorlog!” Oorlogsdagboek 1914-1918 van Joris van Severen
Sedert 1997 publiceert onze vereniging jaarlijks het Jaarboek Joris van Severen. Dit jaar zijn we aan de 9e editie toe. Zoals reeds medegedeeld in het vorige nummer van deze Nieuwsbrief werd het jaarboek 2005 evenwel geen jaarboek als de vorige, waarin telkens een aantal bijdragen gebundeld werden rond de persoon, de gedachten, de invloed en het werk van Joris van Severen (zoals de ondertitel van de jaarboekenreeks luidt). Na een jarenlange voorbereiding publiceerden we in april a.s. immers de Oorlogsdagboeken 1914-1918 van Joris van Severen zelf. De uitgave draagt als titel Die vervloekte oorlog. De op het vlak van de Eerste Wereldoorlog uiterst beslagen Danïel Vanacker – we verwijzen terzake slechts naar zijn baanbrekende studies over De Frontbeweging en Het Activistisch avontuur – verzorgde de inleiding en de annotaties van onze nieuwe uitgave. De uitgave werd in samenwerking met het Ieperse Stadsbestuur, officieel voorgesteld in het historische Kruitmagazijn te Ieper op zaterdag 23 april j.l..
De oorlogsdagboeken van Joris van Severen vormen een wel zeer atypisch oorlogsdagboek. Behorend tot de klasse ’14 werd Van Severen einde september 1914 gemobiliseerd. Na zijn opleiding kwam hij aan het IJzerfront terecht. Hij vond er vrienden terug uit zijn studententijd als Karel de Schaepdrijver en Herman de Guchtenaere en ten huize van zijn verre verwante Marie Elisabeth Belpaire, wiens ‘Swiss Cottage’ een intellectuele oase vormde achter het front, maakte hij kennis en sloot hij vriendschap met tal van personen die ook later nog een belangrijke rol zouden spelen in de samenleving. In Alveringem vond hij veel steun en soelaas bij Cyriel Verschaeve. De lichtontvlambare adolescent Joris van Severen (°1894) begaf zich overigens ook op amoureuze paden. In vaak penibele frontomstandigheden en in de soms al even oncomfortabele locaties tijdens de periodes van aflossing las hij massa’s boeken over de meest diverse onderwerpen, waarvoor zijn vaak uitgebreide lectuurnotities getuigen.
Over al deze aspecten brengt hij in zijn oorlogsdagboeken onbevangen verslag uit, verwoordt hij zijn twijfels, trekt hij van leer tegen het militarisme en getuigt hij voor zijn flamingantische ingesteldheid en zijn betrokkenheid bij de Frontbeweging. In zijn dagboeken kan de lezer al deze verhaallijnen chronologisch reconstrueren, samen uiteraard met het verloop van het oorlogsgebeuren en wat daaromtrent vanuit internationaal perspectief tot in de loopgraven doordrong. In die jaren zag Joris van Severen zich veeleer als kunstenaar-in-spe dan wel als toekomstig politicus. Veel van wat hij noteerde vormde in zijn ogen de embryonale gegevens voor later literair werk.
Die vervloekte oorlog bevat de integrale en geannoteerde versie van Van Severens oorlogsdagboeken. Deze omvangrijke uitgave (ca. 536 pp., formaat 24,5 x 16 x 4 cm) konden wij onze leden aanbieden voor de speciale ledenprijs van 32 EUR (verzendkosten inbegrepen). Als extraatje ontvingen ze ook de brochure Een twintigjarige in de Grote Oorlog. Overwegingen bij de lectuur van de Oorlogsdagboeken van Joris van Severen, van de hand van Rudy Pauwels. Uiteraard ontvangen ze ook de in 2005 nog te verschijnen nummers van onze driemaandelijkse Nieuwsbrief Joris van Severen. Omwille van praktische redenen dienden we de vóórintekeningen af te sluiten op 15 april. Na deze datum geldt de boekhandelprijs van 42,50 EUR, (te verhogen met 4 EUR verzendkosten).
Wie de vorige jaren reeds lid was kan, bij wijze van uitzondering op deze regel, het jaarboek alsnog verwerven – en dit tot uiterlijk 31 juli 2005 – voor de ledenprijs van 32 EUR. De brochure van de hand van R. Pauwels wordt bijgeleverd voor zover de voorraad strekt.
Bij de voorstelling van “Die vervloekte oorlog”
Vik Eggermont, Ekeren
Dat de uitgave van Joris van Severens Oorlogsdagboeken voorgesteld wordt in de stad Ieper zal wel niemand die met de geschiedenis van de 20e eeuw vertrouwd is verbazen. Geen stad kan daar méér aanspraak op maken, omdat er wellicht geen stad in Westelijk Europa is die zò tot de verbeelding – ware het maar verbeelding! – spreekt als Ieper, wanneer we het hebben over de Eerste Wereldoorlog, die nog altijd in de volksmond voortleeft als de “Grote Oorlog”. Ook al was zijn broertje uit 1939-1945 minstens even gruwelijk, zo niet erger. Tenzij misschien de tragische stad Verdun de concurrent van Ieper zou zijn, met daartussen als bloederige ‘trait-d’union’: de Somme, Vimy, de Chemin des Dames en het Argonnenwoud.Verdun: eeuwenlang de invalspoort van Frankrijk, Ieper: gelegen in een gemakkelijk toegankelijk gebied, waar eeuwenlang de legers van de grote continentale mogendheden, slag leverden om de delta van drie grote Europese stromen onder controle te krijgen of te houden. Drie stromen, Schelde, Maas en Rijn, die later zulke belangrijke rol zouden spelen in de politieke gedachtewereld van Van Severen.
Wat die Grote Oorlog in werkelijkheid betekende, weten we al sinds wij in onze jonge jaren Im Westen nichts Neues van Erich Maria Remarque lazen, of recentelijk de Oorlogsbrieven van Unteroffizier Carl Heller, uitgegeven in 2003. Zij staan in schril contrast met de holle heldenpathos, die hier en daar in bepaalde kringen nog voortleeft, waar de vijand met enkele goedgerichte strategische zetten, meestal aan de herbergtoog, in een mum van tijd wordt verslagen.
Het is het verhaal van duizenden vervuilde, uitgeputte, hongerige en op het randje van de insubordinatie balancerende soldaten, aan weerszijden van de linies. Een verhaal van pijn en lijden, van honger en waanzin, een heel ander beeld dan dat van de “champagne-met-aardbeien drinkende” toeschouwer.
Terecht kan en moét men zich de vraag stellen wat de bijdrage zou geweest zijn aan onze cultuur van al die miljoenen jonge gesneuvelden als hun creativiteit zich ten volle had kunnen uiten.
Dat tijdgenoten van de gebeurtenissen die volgden op de moordende schoten in de straten van Sarajewo hierin het einde van een tijdperk zagen is normaal. Het betreft hier een algemeen, menselijk aanvoelen met een eeuwigheidswaarde. Tussen een middeleeuwse poorter die de stank van de pest of de rook van zijn door soldeniers platgebrande stad nog in de neusgaten heeft en de soldaat in de loopgraven rond Ieper, die moest leven tussen ratten, drek en in ontbinding verkerende lichamen, is fundamenteel geen verschil. De wereld rondom hen stort in en van de nieuwe wereld, zo die er al komt, weet men nog niets. Sir Edward Grey, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, verwoordde het in 1914 vlijmscherp: “The lamps are going out all over Europe and we shall not see them lit again in our lifetime.”
Maar, het was wel in dié wereld dat Joris van Severen zijn dagboeken schreef. Hij, de beginnende universitair, die pas het beschermende college verlaten had, zò weggeplukt uit een welstellende burgerlijke familie van het West-Vlaamse platteland, dat door de grote gedachtestromingen die Europa beroerden, onaangeraakt scheen. Vier jaar later zou Europa een geheel ander aanschijn vertonen. De wereld was ten gronde veranderd.
Het is in dit perspectief dat we zijn geschriften dienen te lezen. Hij behoorde, zoals één van ons het onlangs in een artikel nog uitdrukte tot “de generatie van het vuur” Ik ben me er ten volle van bewust dat ik hiermede nog geen woord gerept heb over zijn Oorlogsdagboeken zelf, noch over hun litteraire, historische en eventueel politieke waarde. Ik heb dit bewust nagelaten omdat ik weet dat anderen dit uitgebreider en met oneindig veel meer kennis van zaken zullen doen.
Inleiding tot de voorstelling van “Die vervloekte oorlog”
Daniël Vanacker, Gent
Joris van Severen stapte tien jaar geleden mijn leven binnen in de gedaante van zijn neef Rudy Pauwels, notaris in Deinze. Deze oordeelde toen dat de tijd rijp was om het privé-archief van Van Severen voor wetenschappelijk onderzoek open te stellen. Dat archief had hij steeds met veel zorg en piëteit bewaard en zelf grondig bestudeerd.
Vrouwe Fortuna zorgde ervoor dat ik als eerste toegang kreeg tot de bovenverdieping van zijn kantoor. Ik ben Rudy Pauwels nog steeds dankbaar voor zijn gastvrijheid en zijn vertrouwen. De speurtocht door de oude papieren van de jonge Van Severen was voor mij een echte ontdekkingsreis. Het archief bevatte niet alleen waardevolle informatie over kapelaan Cyriel Verschaeve, wiens Oorlogsindrukken ik toen aan het verwerken was, maar ook over tal van andere interessante figuren, zoals Georges Lemaître, die later wereldnaam zou maken als uitvinder van de Big Bang. En natuurlijk ook over de complexe persoonlijkheid van Joris zelf.
Omdat het schoonschrift van de jonge Joris nogal moeilijk leesbaar was, koos ik voor de korte pijn. Ik besloot het hele dagboek en alle relevante correspondentie meteen uit te tikken op mijn PC. Elektronische kopies circuleerden de volgende jaren in beperkte kring en inspireerden diverse bijdragen in het jaarboek van het Studiecentrum Joris van Severen.
De redactie en vooral haar onvermoeibare secretaris Maurits Cailliau bleven er steeds van dromen het dagboek uit te geven. Gezien de omvang van dit document was dit niet eenvoudig. Uiteindelijk slaagden ze erin een overeenkomst af te sluiten met de Uitgeverij Pelckmans. Op vraag van het Studiecentrum keek ik de teksten nog eens grondig na, schreef een inleiding en sprokkelde voetnoten. Het resultaat ligt vandaag in de boekhandel, meer dan 500 bladzijden dik.
Het dagboek leert hoe Joris van Severen het uitbreken van WO I ervoer, hoe hij de oorlog beleefde en overleefde. Een groot deel ervan is gewijd aan zijn intieme relatie met twee dames. Ik moet eerlijk toegeven: aanvankelijk vond ik die “vrouwenhistories” maar niks. Wanneer ik de uitvoerige verslagen las van de gesprekken die Joris met zijn Katia en zijn Germaine voerde, dacht ik: “Verdorie, hij had beter zijn discussies met Adiel Debeuckelaere op papier gezet.”
Maar toen de vraag rees of we het integrale dagboek zouden uitgeven, met inbegrip van de amoureuze perikelen, heb ik me bedacht. Ik heb al tientallen dagboeken en memoires van frontsoldaten gelezen. Vrouwen komen er nooit of zelden in ter sprake. Dat is niet normaal. Het kan toch niet dat meer dan 100.000 Belgische soldaten vier jaar lang samen op het einde van de oorlog zaten te wachten op dat kleine lapje vaderland “bachten de Kupe” zonder dat de afwezigheid van hun eigen vrouw of de schaarste aan andere vrouwen problemen schiep.
Verschaeve sprak er met Van Severen over op 18 mei 1918. Hij zei hem: “Deze oorlog is gans zedeloos geworden. Geen staat, geen regering mag haar volk in de toestand laten waar ons leger sinds vijf jaar aan ’t bederven ligt. Duizenden jongemannen die in de jaren zijn waar de natuurstuwing het hevigst is, worden in de onmogelijkheid gesteld die natuurstuwing op wettige wijze haar gang te laten gaan en zo tot zedeloosheid gedreven, zedeloosheid die daarbij nog werd aangewakkerd. “Ik geloof”, zegt Ver-schaeve, “ik ben niet zeker, maar ik geloof dat God menige zonde op dat gebied bedreven niet aanrekent.” Die avond besloot Joris van Severen zijn notities met de woorden “Vervloekte oorlog”.
Ik ken geen enkel oorlogsdagboek dat zo uitvoerig de behoefte aan een vrouw en de twijfel van een verliefde jongeman analyseert als het dagboek van Joris van Severen. Daarom vormt het een uniek egodocument. Alleen vrees ik dat Joris’ houding niet erg representatief is. Hoewel ik niet goed thuis ben in de psychologie van de Vlaams-katholieke student uit het begin van de 20e eeuw, heb ik de indruk dat Joris’ houding terzake sterk bepaald werd door zijn favoriete lectuur. Volgens mij had hij te veel boeken gelezen, vooral “slechte” boeken, zoals de passionele romans van de Italiaan Gabriele d’Annunzio. Die boeken gaan over kunstenaars die zich in buitenechtelijke relaties storten die van meet af aan tot mislukken gedoemd zijn.
In zijn eigen liefdesleven gedroeg Joris zich als een personage dat uit zijn boekenkast weggelopen was. De gesprekken die hij voerde, waren dialogen uit een van de romans of theaterstukken die hij zelf ooit zou schrijven. Uiteraard ging hij er ook van uit dat zijn relaties op de klippen zouden lopen, wat dan ook gebeurde. Dat is mijn interpretatie. Maar misschien zijn er onder u grotere kenners van deze materie. Ik ben benieuwd naar hun oordeel.
Impressies bij de lectuur van het Oorlogsdagboek van Joris van Severen
Maurits Cailliau
Zo luidde de titel van het referaat van de heer Piet Chielens, coördinator van het In Flanders Fields-museum, bij de voorstelling van Die vervloekte Oorlog. Wij hopen dit referaat in een van de volgende Jaarboeken Joris van Severen te kunnen publiceren.
Niet onterecht stelde spreker dat wie slechts kennis neemt van het oorlogsdagboek van Joris van Severen, als het ware op het verkeerde been gezet wordt met betrekking tot de ontwikkeling van de persoonlijkheid van Joris van Severen. Van zijn geestelijke evolutie in de jaren van het interbellum vertelt het oorlogsdagboek uiteraard niets. Over zijn naoorlogse politieke werkzaamheid en de wegen van de conservatieve revolutie die hij insloeg evenmin. Misschien ware het nuttig geweest indien de inleiding van Daniël Vanacker hieraan, zij het summier, enkele pagina’s had besteedt. Nu komt b.v. de naam van het Verdinaso – zijn levenswerk - slechts éénenkele maal aan bod (op de achterkaft).
Anderzijds is het natuurlijk een evidentie dat de publicatie van Die vervloekte oorlog kadert in de jaarboekenreeks van ons Studiecentrum. In de aan het oorlogsdagboek voorafgaande acht jaarboeken kwamen de jaren van het interbellum reeds vaker aan bod; in de nog op stapel staande jaarboeken zal dit vanzelfsprekend evenzeer het geval zijn. Ook op onze colloquia zal deze thematiek uiteraard en vanzelfsprekend nog vaker aan bod komen!
Heeft Joris van Severen invloed van Georges Sorel ondergaan?
Piet Tommissen, Ukkel
Dat ik de titel van deze bescheiden bijdrage als een vraag ingekleed heb heeft zo zijn reden. Inderdaad kan ik geen sluitende argumenten aanvoeren om te bevestigen of te ontkennen dat die invloed bestaan heeft. Onlangs omzeilde ik - om het met de woorden te zeggen van de Russische romancier Ivan Turgeniev (1818-1883), één van de aanspraakmakers op het vaderschap van het uit onze woordenschat niet weg te denken begrip ‘nihilisme’ – de kaap van de 80 lentes en op die leeftijd smeedt men liefst geen plannen meer hoe groot de bekoring ook weze. De bijdrage werd daarom geschreven in de hoop dat een jongere vorser zou nagaan of Van Severen al dan niet door Sorel beïnvloed is geworden. Ik ben van mening dat een grondig onderzoek de moeite waard is, temeer daar meteen naar mogelijke invloed zowel van Georges Valois (pseudoniem van Georges Gressent, 1878-1945) als van de ‘Clarté’-beweging kan gespeurd worden.
Wat mij betreft mag iedereen over Ward Hermans (1897-1992), ooit lid van het Verdinaso en vooral bekend geworden als de man van de destijds furore makende documenten van Utrecht (1929), denken wat hij wil. Maar niemand kan ontkennen dat hij zeer belezen en met het geestesleven van zijn tijd vrij goed vertrouwd was. Men denke slechts aan zijn opstellenbundel De Avondland-Idee & Vlaanderen, die zowel qua titel als qua inhoud invloed verraadt van Oswald Spengler (1880-1936).1 Dat opus en een paar andere geschriften van Hermans gelezen hebbende werd mijn nieuwsgierigheid gewekt toen ik in een vergeeld nummer van het maandblad De nieuwe Dag op een artikel van zijn hand stiet.2 Het handelt over de geëngageerde literatuur. Ofschoon het als zodanig een kritische analyse verdient, beperk ik me hier evenwel tot de vaststelling dat tot twee keer toe gewezen wordt op de invloed die Georges Sorel (1847-1922) op Van Severen zou uitgeoefend hebben.
Ik citeer: (a): “Wanneer men het proces maakt van de geëngageerde literatuur, moet men in Vlaanderen onvermijdelijk denken aan een biezonder typisch voorbeeld: dit van Joris van Severen, van de linksgerichte groep ‘Clarté’ via Ter Waarheid, langzaam evoluerend naar rechts onder invloed der filosofie van Sorel en de bellettrie van Maurras. Hier heeft men, in een notendop, heel de tragiek van een strijdend Vlaming, omzeggens van huis uit veroordeeld om op het verkeerde front te sterven. En, totale deernis van deze tragiek, te vallen onder de kogels van een volk, dat hem naar geest en gevoel meer verwant was dan dit van Goethe en Humboldt.”; (b): “Eens inspireerde Sorel het prefascisme. Mussolini komt van daar. En we zegden het reeds: ook van Severen.”3 Er dient bijgezegd dat Hermans een retour van de theorieën van Sorel ontwaarde: “Wie Sorels invloed heeft gekend op de generatie van tussen twee wereldoorlogen, weet maar al te goed wat dit betekent. Het is het geweld in dienst van de gedachte. De gedachte die niet tot werkelijkheid kan worden zonder de daad van het geweld.”4
Wat Hermans over de ontwikkelingsgang van Van Severen schrijft is overigens ook op zijn eigen evolutie en , zoals hij terecht schrijft, op die van heel wat van zijn tijdgenoten van toepassing. Na Wereldoorlog 1 voltrok zich namelijk in West-Europa een proces dat men ideologische inversie zou kunnen noemen: iemand die door de linkse parolen werd aangelokt kon in een latere levensfase naar rechts opschuiven, en omgekeerd.5 Zo is geweten dat Sorel en enkele prominente aanhangers van de Clarté-beweging6 in een volgende fase de zwenking naar rechts hebben voltrokken. 6
Vik Eggermont (°1929) schrijft dat Van Severen zich interesseerde voor leidinggevende figuren van linkse signatuur - hij vernoemt Karl Liebknecht (1871-1919), Rosa Luxemburg (1870-1919) en Henriette Roland Holst (1869-1952), maar had tevens Gustav Landauer (1870-1919) kunnen vermelden7 - en dat in zijnen hoofde “een zekere welwillende en begrijpende belangstelling” t.a.v. het communisme niet kan ontkend worden.8 Mocht dit laatste kloppen, dan is die belangstelling m.i. een rechtstreeks gevolg van de impact van de Clarté-groep.
Doch niet die ideologische inversie staat hier centraal, wèl de vraag of Sorel Joris van Severen beïnvloed heeft, zoals Hermans suggereert. Het is geen retorische vraag, want Sorels geschriften en ideeën hebben een grote resonantie gehad. Percy Wyndham Lewis (1882-1957), de Engelse avant-gardistische schilder, dichter, essayist en vader van het vorticisme9, getuigde anno 1926 in een toen veel gelezen werk: Sorel is the key to all contem-porary political thought.10 Bijna vijf decennia geleden bevestigde Armin Mohler (1920-2000) deze zienswijze: “Er (sc. Sorel) ist zweifellos derjenige Franzose, der in den verflossenen achzig Jahren den tiefsten geistigen Ein-fluss auf die Welt ausübte - auch wenn dieser Einfluss oft seltsame Umwege ging.”11
Wat Van Severen betreft vindt men de enige indicaties waarover we beschikken in de gedrukt voorliggende ingekorte versie van de licentiaatverhandeling die Luc Pauwels (°1940) anno 1998 aan de KUL verdedigde en die door de jury ad hoc hoog gequoteerd werd: citaten uit Combat en de aanwezigheid in Van Severens bibliotheek van enkele werken van en over Sorel.12 Volstaat zulks om van invloed te mogen gewagen? Ik betwijfel het. Volgens mij is een indicatie nog lang geen bewijs. Er zou moeten worden nagegaan of Sorels interpretatie van het begrip mythe, van de rol van het geweld e.a.m., in voordrachten en/of teksten van Van Severen aantoonbaar is.
Het spreekt vanzelf dat die redenering ook opgaat voor Valois en Clarté. Dankzij L. Pauwels weten we dat Valois tot zijn lievelingsauteurs behoord heeft13, maar is een echo van die belangstelling in Van Severens geschriften terug te vinden? Clarté vertoonde internationale allures en had niet enkel in Belgische Franstalige14 doch evenzeer in Antwerpse middens aanhangers.15 Dixit Hermans vond Van Severen het gelijknamig tijdschrift “sympathiek”.16 Maar andermaal rijst het probleem of het al dan niet bij vrijblijvende curiositeit gebleven is. Afgaande op de bevindingen van Kurt Ravyts (°1968) blijkt zulks niet het geval te zijn geweest.17
Summa summarum: moge een jonge vorser zich over deze boeiende problematiek ontfermen!17 Meer zelfs, moge hij het te bestuderen veld verruimen, door rekening te houden met strekkingen en namen die Rudy Pauwels (°1932) citeert!18
1 W. Hermans, De Avondland-Idee & Vlaanderen, Turnhout, Drukkerij Lityca, 1927, 117 p., n° 1 in de reeks ‘Vragen van dezen tijd’.
2 (a) W. Hermans, Bestiarium van de literatuur. Een halve eeuw literair-politiek engagement, in: De nieuwe Dag, 3ejg., nr. 11, april 1967, pp. 38-41. De titel is voorzeker ontleend aan deze van een boek uit 1920 vol parodieën (bijna uitsluitend) van de hand van Franz Blei (1871-1942): Das grosse Bestiarium der Literatur (heruit-gave bezorgd door Rolf-Peter Baacke), Hamburg: Europaische Verlagsanstalt, 1995, 418 p.
(b) Over het maandblad, vgl. Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, deel 2 = G-Q, p. 2204.
3 W. Hermans, art. cit. (vt 2 punt a), p. 38 resp. p. 40.
4 W. Hermans, art. cit. (vt 2 punt a), p. 39.
5 Voor nadere bijzonderheden, vgl. Jean Pierre Faye (°1925), Langages totalitaires. Critique de la raison! Critique de I’économie narrative, Paris, Hermann, 1972, VIII-771 p. Voor een grondige kritiek van dit opus, vgl. mijn studie J.P. Faye’s critiek van de narratieve economie, pp. 13-6 1 in: P. Tommissen, Anti-totalitair denken in Frankrijk, Brussel: EHSAL, 1984, 155 p., n° 55-56-57 in de reeks ‘Eclectica’.
6 Tijdens Wereldoorlog I werd door Henri Barbusse (1873-1935) en enkele vrienden een internationaal tijdschrift geconcipiëerd en op 22 juli 1916 in de (communistische) krant L’Humanité in het door talrijke literatoren ondertekend manifest ‘Contre la paix injuste’ aangekondigd. Inderdaad verscheen op 11 oktober 1919 het eerste nummer van Clarté. - Bulletin français de l’ Internationale de la pensée. Dit bulletin (of zo men wil: deze krant) moest de plaats ruimen voor een heus tijdschrift met dezelfde naam doch zonder de ondertitel; het werd uitgegeven door Barbusse en Paul Vaillant-Couturier (1892-1937) en verscheen voor het eerst op 19 november 1921 als een ‘revue de critique communiste’. Drie jaar lang ijverden de medewerkers voor een Westerse revolutie volgens het Russisch model en kantten zich tegen de cultuur en de waarden van de Westerse bourgeois. Van 1924 af maakten literaire en artistieke avant-gardegroepen de dienst uit. Clarté hield in december 1927 op te bestaan.
7 L. Pauwels, De ideologische evolutie van Joris van Severen (1894-1940). Een hermeneutische benadering, leper, Studie- en Coördinatiecentrum Joris van Severen, 1999, 272 p., Jaarboek’ 3 van dat centrum; cf. p. 164 en p.2l6.
8 V. Eggermont, Ter Waarheid, aanzet tot een inhoudsanalyse, pp. 23-40 in: Gedenkboek Joris van Severen 1894-1994, Aartselaar: Nationaal Studie- en Documentatie-centrum Joris van Severen, 1994, 352 p.; cf. p. 38.
9 VgI. o.m.: Wyndham Lewis et le vorticisme. Paris, Centre Georges Pompidou. 1982. 188 p., in de reeks ‘Cahiers pour un temps’
10 W. Lewis, The Art of Being Ruled. Santa Rosa, Black Sparrow Press, (1926) 1989 (een door Reed Way Dasenbrock bezorgde voorbeeldige heruitgave), 463 p., cf. p. 119.
11 A. Mohler, Die französische Rechte. Vom Kampf um Frankreichs Ideologienpanzer. München, Isar Verlag, 1958, 86 p., nr 3 in de reeks ‘Konservative Schriften-reihe’; cf. p. 44.
12 L. Pauwels, op. cit. (vt 7), p. 164 en 216.
13 L. Pauwels, op. cit. (vt 7), p. 199 en p 239. Op p. 217 vernemen we voorts dat zich in de bibliotheek 15 werken van Valois bevonden.
14 De spilfiguur was niemand minder dan Paul Colin (1890-1943)! Vgl. o.m. Ernst Leonardy, Die internationale Debatte um den Pazifismus im Rahmen der ‘Clarté’-Bewegung 1919-1921. Beiträge aus Frankreich, Deutschland und Belgien, pp. 155-189 in: E. Leonardy en Hubert Roland (eds.), Deutsch-belgische Beziehungen im kulturellen und literarischen Bereich 1890-1940, Frankfurt a.M., Lang, 1999, 289 p., nr. 36 in de reeks ‘Studien and Dokumente zur Geschichte der Romanischen Literaturen’; cf. pp. 175-179: Paul Colin als Vermittler deutscher Kultur an die Romania und als Propagandist der ‘Clarté’-Bewegung in Deutschland.
15 1k denk o.m. aan het door RogerAvermaete (l893-1988) e.a. in Antwerpen uitgegeven tijdschrift Lumière. Cf. R. Avermaete, L’aventure de ‘Lumière’, Brussel, Arcade, 1969, 187 p.
16 W. Hermans, art. cit. (vt 2 punt a), p. 39.
17 K. Ravyts, Joris van Severen en de avant-garde in de spiegel van ‘Ter Waarheid’ (1921-1924), pp. 45-63-74: 3. De invloed van Paul Colins l’Art Libre.
18 R. Pauwels, Organisch solidarisme. Corporatisme: toen, in deze Nieuwsbrief Joris van Severen, 6e jg., 3e trimester 2002, pp. 15-21 (cf. vooral pp. 18-19).
“Trouw Dietsch” - Het Dietsch Studenten Verbond”
Ruud Bruijns
Het is niet bij velen bekend, maar tijdens het Interbellum bestond er ook in Noord-Nederland een breed gedragen opvatting dat de Noord- en Zuid-Nederland tot een land samengesmeed diende te worden. Er is tot nu nog maar weinig onderzoek naar verricht, maar met deze publicatie over het Dietsch Studenten Verbond wordt er meer duidelijkheid geschapen over het draagvlak van de zogeheten ‘Groot-Nederlandse gedachte’.
Het boekje van circa 60 pagina’s over het DSV schept een mooi sfeerbeeld van de Groot-Nederlandse studentenactie in Noord-Nederland in de periode 1922 tot 1941. Het onderwerp is namelijk te omvangrijk en verdient zeker nadere studie, maar dit werk is een mooie eerste aanzet naar een meer uitgebreide en diepere studie van de Groot-Nederlandse beweging.
Door middel van levendige anekdotes en nooit eerder gepubliceerde foto’s komt uit deze voorlopige studie een beeld naar voren van een in de academische wereld breed gedragen ‘Groot-Nederlandse’ overtuiging. Het werkje geeft ook goed de tijdgeest weer tijdens het Interbellum en is daarom des te interessanter. Het geeft een scherper beeld van het verleden en dat is immers het doel van geschiedvorsing. Dit boek is dan ook warm aanbevolen!
Ook de rol van Joris van Severen en het Verdinaso bij de ontwikkelingen binnen het DSV komen ter sprake. Het boekje is voorlopig alleen te verkrijgen via de redactie van het maandblad Delta en via onze Nieuwsbrief. De prijs van dit unieke werkje beloopt 9 Euro, exclusief verzendkosten. Als u een bericht met uw naam en adres stuurt naar onze redactie, dan krijgt u deze unieke studie zo spoedig mogelijk in huis. Aarzel niet want de oplage is beperkt!
N.a.v. Willem Voorthuysen, Trouw Dietsch – het Diets Studenten Verbond (1922-1941), Uitgave Decus Maiorum, Amsterdam, 2005 – 60 p., ill., 9 Eur + verzendkosten (België 1,50 Eur, Nederland 4,20 Eur). Verkrijgbaar via ons secretariaat, Paddevijverstraat 2, B. 8900 Ieper. Betaling op rekening 000-1705814-69 t.n.v. Studiecentrum Joris van Severen, 8900 Ieper.
Abbeville, 21 mei 2005 - Bezinning bij het graf
Alain Mouton, Hellebecq
65 jaar geleden, kende ons continent een tweede heropflakkering van wat historici ondertussen de Europese burgeroorlog gaan noemen. Begonnen in 1914 met een eerste strijd tussen de grootmachten sluimerde die na het Verdrag van Versailles verder tot de tweede wereldbrand die in 1939 uitbrak. Een van de dieptepunten van die verwarde periode vond hier in Abbeville plaats. Op 20 mei 1940 werden onschuldige mensen, zonder enig vorm van proces, door Franse soldaten afgemaakt. Mensen die door een toevallige omstandigheid een verzameling vormden van wat het echte Europa was. Mensen van verschillende afkomst en overtuiging weliswaar maar allemaal echte Europeanen die elk op hun eigen manier wilden werken aan een betere wereld. Onder hen ook Joris van Severen en Jan Ryckoort.
Zoveel decennia na de feiten kunnen we nog altijd niet begrijpen waarom de slachtoffers door de Belgische overheid aan een vreemde mogendheid werden overgeleverd. Wie vandaag de dag zijn ergernis uit over onze huidige gezagsdragers kan zich misschien troosten met het feit dat de regering Pierlot die in 1940 aan de macht was, nog slechter of op zijn minst even slecht was dan pakweg onze huidige regering.
Periodes vergelijken is een hachelijke zaak maar er zijn toch een aantal parallellen te trekken om even terug gaan in de tijd. De regering die in 1940 naar Londen vluchtte was enkel geïnteresseerd in het redden van het eigen hachje, was compleet verziekt door het partijenregime, nam een loopje met de grondwet en werd verafschuwd door de bevolking. Zien we hier geen gelijkenis met 2005? Men durft niet eens naar de kiezer stappen. Het systeem houdt zichzelf in stand. Het waren in 1940 vergelijkbare personen die Van Severen en de zijnen de dood hebben ingejaagd. Mensen zonder ruggengraat, zonder stijl, zonder plichtsbesef.
Toen Pierre D’Ydewalle, toenmalig kabinetschef van Pierlot en later nog provinciegouverneur van West-Vlaanderen, in Londen aankwam stelden de daar verblijvende minister hem vragen over de sfeer bij de Belgische bevolking en hun houding tegenover de regering. Het antwoord was duidelijk: “Messieurs, on vous crache dessus” Heren, men spuwt op u.
Paul-Henri Spaak dacht tot eind 1944 dat hij zou worden terechtgesteld wegens hoogverraad indien hij naar België zou terugkeren. Het vervolg is bekend. Het was echter Leopold III die de baan moest ruimen, tegen de wil van een meerderheid van de bevolking in. Komt dit verhaal u bekend voor?
In tegenstelling tot zijn zoon - angsthaas Albert II - probeerde hij de grondwet na te leven. Hij zag ook in waar het met onze Zuid-Nederlandse gemeenschap naartoe ging. In zijn politiek testament van eind 1944 had hij duidelijk gesteld waarover het ging: een Franstalige minderheid die zich blijkbaar slechts met moeite openstelt voor de Vlaamse meerderheid en een blijvende arrogantie aan de dag legt. Ook deze analyse blijft actueel. Deze waarheid ventileren kostte Leopold III zijn troon. We hebben het hier al verschillende keren gezegd. Wie in onze geschiedenis de waarheid vertelt, krijgt snel het deksel op de neus.
Het is trouwens opvallend dat zij die zich ingezet hebben voor de Nederlanden, en aandacht hebben gehad voor het bewaren of bewerkstelligen van die eenheid, het vaak met het leven hebben bekocht. Jacob van Artevelde, Willem de Zwijger, Joris van Severen.
Al even opvallend is dat de herinnering aan hun daden levendig blijft. Meer dan 50 jaar geleden schreef André Godderis, een overtuigd Dinaso, het volgende: “Nu Joris van Severen en Jan Ryckoort in een graf rusten dat hun grootheid en de nationale betekenis waardig is, mag verhoopt worden dat vele getrouwen en bijzonder de jeugd van ons volk de weg naar dit graf zullen vinden.”
Ondertussen zijn de meeste oud-Dinaso’s niet langer onder ons. En wat de jongeren betreft: diegenen waar Godderis het over had hebben nu ook al grijze haren. En toch blijft de bedevaart plaatsvinden, jaar na jaar. Op een stille ingetogen manier die uniek is. Joris van Severen was een vijand van alle lawaaierigheid en drukdoenerij, voornamelijk wanneer het de doden betrof. Iedereen weet hoe scherp hij stelling genomen heeft tegenover de IJzerbedevaarten en het massavertoon waartoe zijn aanleiding gaven. Een bedevaart naar het graf van Joris van Severen en Jan Ryckoort heeft slechts zin in een sfeer van stilte en ingetogenheid. Men gaat erheen om te bidden en om zich te bezinnen. Niet om te zingen of om flink te gaan eten en drinken en Abbeville door rumoer in opschudding te brengen. Dat ware tegen de geest van Van Severen geweest.
Wat wij proberen na te streven, ook hier aan de uiterste zuidkant van de Nederlanden, is geen anachronisme. Wij zijn niet de laatsten van gisteren, maar ook niet de eersten van morgen, wat sommige onverbeterlijke optimisten of utopisten ook mogen beweren. Wat wij pogen te doen is diepmenselijk en draagt bij tot de vorming van een persoon. Wat wij proberen is het nastreven en ontwikkelen van een adellijke geest van voorname beleefdheid en van fiere zelfbeheersing. Zolang wij dit nastreven gaat de geest van Van Severen en het Verdinaso niet verloren.
Herdenkingstoespraak voor de 4 Brugse oorlogsslachtoffers
Op 10 mei was het precies 65 jaar geleden dat Duitse troepen ons land binnenvielen. Achttien dagen later capituleerde het Belgisch leger, een korte periode die lang genoeg was om het leven van vele landgenoten blijvend te tekenen.
Nu, in het jaar 2005, worden overal ter wereld herdenkingen van deze oorlogsgruwel gehouden. In maart l.l. was onze eerste minister in Israël om er de doden van Auschwitz te herdenken, maar ook om er zijn verontschuldigingen aan te bieden voor het onrecht aangedaan aan de Belgische Joden. U zag op de tv-stations de staatshoofden en staatslieden die een brandende kaars plaatsen op grafstenen van slachtoffers van de Holocaust. In Nederland wordt het groot bombardement door de geallieerden in 1940 herdacht.
Al deze herdenkingen brachten mee dat een aantal vroegere vijandige landen nu, eindelijk, wederzijds hun verontschuldigingen voor aangedane leed hebben aangeboden. Zo reiken vroegere vijanden elkaar de hand, niet om te vergeten, maar als een gebaar van vergeving. Met haat bouw je geen landen op, met blijvende gevoelens van “oog om oog; tand om tand” is vrede niet mogelijk.
Vandaag zijn we hier voor de tiende keer samen op deze plaats om 4 Brugse oorlogsslachtoffers van die onzinnige oorlog te herdenken. Op 10 mei 1940, eerste dag van de invasie, werden op bevel van de plaatselijke verantwoordelijken en nationale autoriteiten, willekeurige aanhoudingen verricht van wat men toen “verdachten” noemde. Voor sommigen was dat hun politieke, sociologische of andere overtuiging, zoals communisten. Vlaams-nationalisten, Joden en Verdinaso’s, maar ook buitenlanders die hier woon-den of toevallig op doorreis waren.
De Brugse politie hield een aantal mensen aan zonder enige verklaring of opgave van reden. Zij werden zonder verhoor opgesloten in het Pandreitje. Na 5 dagen in het ongewisse te zijn gelaten en na vernederingen en mishandelingen, werden zij afgevoerd naar de gevangenis van Bethune om vervolgens In de Noord-Franse stad Abbeville terecht te komen in de beruchte kiosk in het stadspark en er te worden overgedragen aan Franse militairen. 78 gevangen werden in de kelder van dit muziekpaviljoen gedumpt, dagenlang opeengepakt zonder voedsel of drinken in een verzengende hitte waar ze ter plekke hun behoeften moesten doen.
Op 20 mei 1940 doorstonden wij allemaal een vreselijke doodsangst wegens de zware bombardementen en de daarop volgende executies. Franse bewakers begonnen groepsgewijze gevangenen af te maken. In groepjes van vier werden zij uit de kelder gehaald en dan voor de kiosk meedogenloos neergeschoten. Mijn 61-jarige grootmoeder kreeg 5 bajonetsteken in de borst en is met een geweerkolf de schedel ingeslagen en stikte in haar bloed.
Onder de 21 vermoorden waren er 4 Italianen, 1 Canadees, 2 Nederlanders, 1 Hongaar, 1 Oostenrijkse Jood, 4 Duitsers en 8 landgenoten,, waaronder 4 Bruggelingen met name Louis Caestecker, mijn grootmoeder Maria Ceute-rick, Jan Rijckoort en Joris van Severen. Diepgaand historisch onderzoek, onder meer van de betreurde dr. Carlos Vlamynck uit Brugge, heeft aangetoond dat er geen smet rustte op de vier vermoorde stadsgenoten, die op het ogenblik van hun aanhouding alle 4 in Brugge woonden.
Hef leven van de overige 57 gevangenen is gespaard gebleven door de tussenkomst van een Franse officier, die de moordpartij deed stopzetten. Een Franse generaal in gezelschap van een inspecteur en een commissaris van de Belgische Veiligheidsdiensten kwamen mijn moeder en mijzelf bevrijden en bood ons namens Frankrijk zijn verontschuldigingen aan.
Vandaag 60 jaar na het einde van de oorlog worden overal verontschuldigingen uitgesproken voor de slachtoffers van de onzinnige oorlog. Ik vraag mij daarbij iedere dag terug af, waarom kan dat dan ook niet in eigen land voor de eigen mensen, voor die 21 die nu 65 jaar geleden van hun leven werden beroofd als gevolg van totaal onverantwoorde en foute aanhoudingen.
Vandaag herdenken wij, en ik in het bijzonder, niet alleen de 4 stadsgenoten, maar ook alle andere vermoorden en medegevangenen, die samen met mij die doodsangsten, verdriet en ellende hebben doorstaan in die beruchte kiosk van Abbeville.
Mijnheer de vertegenwoordiger van de Minister [Bourgeois], geachte heer Burgemeester, als net 18 geworden jong meisje was ik er bij en tevens de jongste gevangene. Wat ik daar heb meegemaakt heeft mijn leven diep getekend. Nog steeds leef ik in een trauma. Fouten zijn er om te erkennen, niet om te verdoezelen. Ik herhaal, het moet toch mogelijk zijn op vandaag te erkennen dat de willekeurige aanhoudingen van 10 mei 1940 fout waren en zijn. Ik doe een oproep om samen, 65 jaar na dit drama, deze droevige bladzijde om te draaien en om mee te werken aan de noodzakelijke verzoening. Vrede, en zeker wereldvrede is enkel mogelijk door wederzijds begrip, goede verstandhouding en verdraagzaamheid.
Ik spreek de hoop uit dat ook de verenigingen en personen die tot op vandaag geen toenadering wensten, ons toch nog de hand willen reiken. Wij staan hier meer dan open voor.
Deze gedenksteen blijft voor mij en voor de familie van de andere slachtoffers symbool voor: VREDE - VERDRAAGZAAMHEID - NOOIT MEER OORLOG.
Vandaag wordt hier de “Last Post” geblazen ter herinnering aan de 4 Bruggelingen, maar ook aan de andere 24 vermoorden en aan allen die eenzelfde lijdensweg hebben afgelegd, en aan alle gesneuvelden en vermoorden waar ook ter wereld. Ik dank U voor uw aandacht.
NB. Mevrouw Gaby Lijnkamp Warris, is de laatste overlevende van het drama van 20 mei 1940.
Homilie Steenbrugge, 21 mei 2005
E.H. Wilfried Pauwels, Veurne
Wij zijn hier samen om God te danken voor een mens, die zich heel zijn leven ingezet heeft voor zijn volk. U bent op bedevaart gegaan naar zijn graf en u bent hier samen om hem voor Gods aanschijn, dank te zeggen. Eucharistia, dankzegging.
In een postmoderne tijd waarin alles moet kunnen en in een multiculturele maatschappij, waar alle culturen even goed zijn en openheid vereist is zoals de weekdieren aan het staketsel openstaan voor de stromingen van de zee. Zonder zich te herinneren wie ons volk heeft groot gemaakt? Zonder te wijzen op de plicht tegenover zijn gezin, zijn buurt, zijn land en zijn volk? Slechts wie zijn eigen cultuur eert en zijn eigen volk dient, kan aan een kleurloze wereld smaak geven. Joris van Severen heeft zijn volk gediend, met grote ideeën en met moedige daden. U hebt hem trouw de eer gebracht.
In een normaal land, zou voor Joris van Severen reeds lang een standbeeld zijn opgericht. Dat denk je als eenvoudig mens, maar dan zou zijn beeld prijken in de lijst van de grote Belgen als Hergé, Eddy Merckx en zelfs van koning Leopold III, van Bonaparte, of van Stalin, met een beeld geboetseerd en gegoten met het belastingsgeld van eenvoudige werkers. Grote mensen, eindigen aan het kruis of worden neergeschoten door dronken huurlingen. Met Van Severen is het niet anders gegaan.
In een normaal land zou Van Severen een plaats gekregen hebben in de galerij van de dienaars van hun volk, maar dan zou hij eindigen in de rij van grote Belgen, wier ijdele glorie bezongen wordt door betaalde ghostschrjvers en slaafse historici, die de heldendaden van hun numero uno aandikken.
In een normaal land zou de regering haar verontschuldiging aanbieden voor de moord op een van zijn geëerde burgers. Maar eerder hebben politici en historici het leven van Van Severen nagepluisd om te zien, of hij niet inciviek was, of er toch geen smet van totalitarisme of autoritarisme op zijn leven rustte en ze vergeten de geniale dienstbaarheid en de creatieve christen zin die deze man sierden.
Opgegroeid in het christelijke Arm Vlaanderen, met een Belpaire als grootmoeder en jezuïeten als leermeesters, had hij een christelijk wereldbeeld, waarin mensen hun talenten niet begraven, maar zich volledig inzetten in dienst van hun naaste. Hij was bereid offers te brengen in dienst van dat ideaal. Hij had een droom, zoals alle groten der aarde, zoals later Maarten Luther King, die aan zijn misprezen volk recht wilde doen, een droom zoals Johannes had, van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, een droom die Jezus van Nazareth had, om het Rijk van de liefdevolle God te vestigen, een liefdevolle wereld die eindeloos zou groeien als het mosterd zaad.
Zo droomde ook Van Severen ervan zijn Vlaamse volk groot te maken. Het arme Vlaanderen dat knechten en meiden leverde aan de francofone bourgeoisie en armoedige kompels aan de Waalse mijnen, dat het vunzig proletariaat van Flamins in de primitieve staalfabrieken liet werken en dat de oorlog aan de IJzer voorzag van 80% van het Belgisch kanonnenvoer. Hij had reeds het arme Vlaanderen zien groeien, zonder steun van een regering, maar met mensen als Hugo Verriest en Cyriel Verschaeve, Vlaanderen dat zijn zonen uitzond over heel de wereld om een boodschap van bevrijding te brengen, zonder nationale pretenties of winstbejag in rubberplantages en Union Minières, onderwijzers, “petits vicaires” en dokters, die opstonden uit de loopgraven van de IJzer en Vlaanderen vrij en groot.wilden zien. Aan het front te Stuivekenskerke toonde hij als officier zijn vriendschap en zijn christelijke eerbied voor zijn Vlaamse soldaten, voor “zijn jongens”. Het bevel voeren mocht alleen als dienst, indachtig het woord van de Heer Jezus: “bemin je naaste lijk jezelf”;- “Wie de eerste wil zijn moet de dienaar van allen worden”, vertolkt in het AVV-VVK en het “Nooit meer Oorlog!”
Voor zijn christelijke droom zocht de geleerde Van Severen inspiratie bij de krachtige bekeerling Léon Bloy en bij de religieuze dichter Charles Péguy die in september 1914 sneuvelde. Op de Landdag in St-Kruis van l935 waarschuwde Van Severen reeds “voor het communistisch gevaar dat sinds de Franse Revolutie de christelijke beschaving van Europa bedreigde”. Tot het vallen van de muur der schande, bijna zestig jaar lang, kon die onterende kanker, met medeweten van Westerse politici, ongestraft de mensenrechten met de voeten treden.
In 1940 was Joris van Severen voor de Belgische Sûreté verdacht en werd tegen de regels van het volkerenrecht uitgeleverd aan een vreemde mogendheid, die geen weet had van mensenrechten. Een schandelijke moord door een dronken soldateska, zoals eertijds de soldaten dobbelden om het kleed van Christus en zoals opgehitste onverantwoordelijken Maarten Luther King en Ghandi zouden vermoorden.
Maar u, zijn getrouwen hebt hem geëerd. Niet met een postmoderne fuif op de graven van de IJzerhelden, niet met gesubsidieerde TV-reklame en schreeuwerige luidsprekers, maar met een bedevaart. Dankbaar biddend om de persoon van Joris van Severen, om zijn inzichten en zijn daden.
Maar, vrienden, dankbaarheid volstaat niet. De droom van Joris van Severen mag niet sterven met onze generatie, de boodschap van een christelijk Vlaams denker en leider moet naar de volgende generaties overgedragen worden. Het welvarende Vlaanderen heeft meer dan vroeger nood aan mensen met een ideaal en een droom. Vlaanderen heeft een rol te spelen in het nieuwe Europa, met zijn Joods-christelijke waarden, met zijn kathedralen van Stockholm tot Lissabon, zijn hospitalen van Beaune en het Brugse St.-Jan, en zijn universiteiten van Bologna tot Leuven.
Daarom vrienden, mag onze generatie, bij het begin van een nieuw millennium niet abdiceren Daarom bidden wij vandaag om niet te versagen, om aan jongeren onverwijld de boodschap door te geven, tot roem van ons volk, tot dienst van de mensen, tot eer van God.
In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.
Een klare kijk
"(…) Vlaanderen onderscheidt zich van de omringende gebieden - Wallonië met Léon Degrelle en Nederland met Anton Mussert - doordat het gros van de collaborateurs bij ons geen nazi's [sic] waren van het type Cyriel Verschaeve. Er waren fascisten bij van het Mussolinitype (115).
Het gros van de collaborateurs waren echter koppige naïevelingen of politieke ijdeltuiten in het kielzog van een Hendrik Elias of August Borms. (…)” En bij voetnoot (115) staat vermeld: "Die zaten in het Verdinaso van de in 1940 vermoorde Joris van Severen. Nogal wat van diens volgelingen zijn later in het verzet gegaan, sommigen in de collaboratie."
_______________________
Eddy A.M. Daniels, De open Samenleving en haar nieuwe vijanden", p. 137.
Nacht van de Geschiedenis
“(…) De onrechtvaardige behandeling tijdens de Eerste Wereldoorlog heeft bij vele frontsoldaten het Vlaamse bewustzijn wakker geschud. Twee politieke tendensen profileren zich. De minimalisten of belgicisten strijden voor een vervlaamsing (bestuur, gerecht, onderwijs, leger) binnen de Belgische staat. De maximalisten of Frontpartij zijn Vlaams-nationalisten die streven naar een zelfstandig Vlaanderen in een federaal België of naar een nieuw Groot-Nederland.
In 1931 valt de Frontpartij uiteen. Joris van Severen sticht het Verdinaso (Verbond van de Dietse Nationaal Solidaristen), laat zijn [anti-]belgicisme varen en streeft naar een herstel van de 17 provinciën d.i. Vlaanderen en Nederland onder een autoritair leiderschap. Twee jaar later bundelt Staf de Clercq alle Vlaams-nationalisten in het VNV (Vlaams Nationaal Verbond) dat in fascistisch vaarwater terecht komt en in 1941 met Nazi-Duitsland collaboreert. (…)”
_____________________
Herwig Callewaert, in de begeleidende tekst De woelige jaren dertig in Diksmuide en West-Europa, n.a.v. ‘De Nacht van de Geschiedenis’ op 22 maart j.l. te Diksmuide, waar Romain Vanlandschoot het thema uitvoerig en erudiet breder toelichtte.
Uit de Wils-school
“(…) Een afwijkende evolutie [dan het VNV en de NSB] maakte het Verdinaso door, een vereniging die gegroeid was uit de integralistisch-katholieke traditie van West-Vlaanderen. Ze had openlijk het gebruik van geweld voorgestaan voor de vernietiging van België en de vestiging van een fascistisch Groot-Nederland. Om aan de tegenmaatregelen van de regering te ontkomen beval haar leider, Joris van Severen, in 1934 een ‘nieuwe marsrichting’. Voortaan wilde hij de staat niet meer omverwerpen, maar hem vreedzaam veroveren. In de plaats van Groot-Nederland zou Heel-Nederland komen: de vereniging van Nederland, België met inbegrip van Wallonië, en Luxemburg, met behoud van hun dynastieën, in een antidemocratisch geheel. Dus een herstel van de Bourgondische Nederlanden uit de zestiende eeuw, of van, het Verenigd Koninkrijk van 1815-1830. Het Verdinaso kreeg ook enige aanhang onder Nederlandse katholieken en Franstalige Belgen. Aangezien het niet meet anti-Belgisch was; kreeg het geen steun uit Duitsland, in tegenstelling tot het VNV en Vlaams-nationalistische splintergroepen. (…)”
________________
Lode Wils, De Groot-Nederlandse beweging, in: Wetenschappelijke tijdingen, maart 2005, pp. 23-34.
Les archives Joris van Severen
Les archives du fonds Joris van Severen ont été depuis peu installées à Louvain sous les auspices de l’université. Au quatrième Colloque Joris van Severen. qui s’est tenu en octobre dernier à l’Abbaye Saint-André, près de Bruges, un état de ces archives a été dressé. Le Fonds rassemble six groupes d’archives: les archives personnelles de Joris van Severen, les archives de ses collaborateurs, divers éléments d’archives relatifs au mouvement Verdinaso et à ses adhérents, des archives et collections de personnes et d’associations qui se sont occupées de conserver la pensée de Joris van Severen après sa mort et de préserver sa mémoire, des archives de recherches relatives à Joris van Severen et des archives et collections relatives à Joris van Severen et au Verdinaso. On a procédé pour l’occasion à un nouvel inventaire de l’ensemble, désormais numéroté et emballé. Il occupe quatre mètres courants de rayons. On notera que la commune de Wakken, où Joris van Severen est né, affecte une ancienne ferme du domaine Baliekouter à un musée dédié â Joris van Severen et à Hugo Verriest.
___________________
Renaissance Européenne - Terre & Peuple, bannière Wallonie, nr. 63, 2e trimester 2005, p. 17.