> nieuwsbrief > 2005 - nr 2
Inhoud
Bijdrage 2005 - andermaal
Onze leden gaven in ruime mate spontaan gehoor aan de oproep tot hernieuwing van de ledenbijdragen. Wie dit nog niet deed krijgt daartoe nog de gelegenheid tot 15 april. Zoals gezegd brengen we in 2005- in plaats van een traditioneel jaarboek - de integrale publicatie van de oorlogsdagboeken 1914-1918 van Joris van Severen. Meer toelichting daarbij verderop in dit nummer. Als lid van het Studiecentrum Joris van Severen krijgt u deze omvangrijke uitgave - mits vóórintekening tot 15 april - thuis toegestuurd voor slechts 32 Eur (verzendkosten inclusief). Na die datum geldt de boekhandelprijs van 42,50 Eur. De penningmeester rekent op een vlotte hernieuwing van de nog “achterstallige” ledenbijdragen. Over uw aanvullende voordelen als lid verneemt u verder in dit nummer meer informatie.
Bedevaart Abbeville 21 mei 2005
We verwijzen voor alle praktische info met betrekking tot de bedevaart - opstapplaatsen busreis, herdenkingsmis, maaltijd - naar de folder ten behoeve van onze leden (die u op eenvoudig verzoek toegestuurd krijgt).
Aanrader
Wie om een of andere reden niet in de mogelijkheid verkeert deel te nemen aan de bedevaart naar de graven van Joris van Severen en Jan Rijckoort te Abbeville, kan niettemin de herinnering aan de Brugse slachtoffers memoreren op dezelfde 21 mei. Aan de gedenkplaat onder het poortgebouw van het Cruyce van Bourgogne - Van Severens voormalig woonhuis - Wollestraat 39 te Brugge, vindt om 11.00 uur voormiddag de stilaan traditie geworden korte herdenkingsplechtigheid plaats.
Het programma voorziet o.m. een bloemenhulde en een korte toespraak door mevr. Gaby Warris, de laatste overlevende van de moordpartij te Abbeville op 20 mei 1940.
Signalementen
Met de regelmaat van een klok vormen de figuur van Joris van Severen en zijn Verdinaso het onderwerp van licenciaatsverhadelingen. Uit de jongste oogst signaleren wij een tweetal recente studies:
Met Edmond Camerlynck (1915-1970), zwerver doorheen de erfenis van Joris van Severen (RUG, 2001) schreef diens kleinzoon Dieter Camerlynck de ‘intellectuele biografie’ van zijn grootvader. Edmond, advocaat te Ieper treedt er uit te voorschijn als een fervente volgeling van Joris van Severen en - na WO.II - van Louis Gueuning. Als vriend van de Frans-Vlaamse voorman Jean Marie Gantois lag hij - als secretaris van de Vereniging ZANNEKIN - mee aan de basis van het overbrengen van diens omvangrijke bibliotheek naar Vlaanderen; ze vond naderhand binnen de KUL-Kortrijk een onderkomen. Edmond was ook de man die destijds volksvertegenwoordiger H. Lahaye inschakelde teneinde eerherstel te bekomen voor Joris van Severen en zijn lotgenoten te Abbeville (zie terzake onze Nieuwsbrief 1/2001, pp. 6-7 en 2/2001, p. 10.)
In Het Nieuwe Europa. De Europese gedachte bij de Nieuwe Orde en de collaboratiebewegingen in Vlaanderen (1931-1944) (RUG, 2003) besteedt Tom Cobbaert voornamelijk in het eerste deel van zijn studie (pp. 26-38) aandacht aan Van Severens beweging. In zijn afrondend Algemeen Besluit komt hij tot de vaststelling: “In de periode 1931-1941 merkten we vooral het Verdinaso op als een beweging dat er een uitgebreid Europees discours op nahield.” Deze studie is voor belangstellende beschikbaar op internet. Adres: <http://tom.bekegem.be/doc/inhetnieuweeuropa.pdf>
Tentoonstelling Bormshuis
Van 19 maart tot en met 25 juni loopt in het Bormshuis, Volkstraat 30, te Antwerpen, andermaal een thematentoonstelling. Onder het motto Niet vergeten… wordt o.m. de uitgebreide collectie doodsprentjes van Lode van Dessel in de kijker gesteld. De tentoonstelling kan bezocht worden elke dinsdag en vrijdag van 14.30 tot 16.30 uur en op zaterdag van 10.00 tot 16.00 uur.
“Die vervloekte Oorlog!”
Oorlogsdagboek 1914-’18 van Joris van Severen
Sedert 1997 publiceert onze vereniging jaarlijks het Jaarboek Joris van Severen. Dit jaar zijn we aan de 9e editie toe. Zoals reeds medegedeeld in het vorige nummer van deze Nieuwsbrief wordt het jaarboek 2005 evenwel geen jaarboek als de vorige, waarin telkens een aantal bijdragen gebundeld werden rond de persoon, de gedachten, de invloed en het werk van Joris van Severen (zoals de ondertitel van de jaarboekenreeks luidt). Na een jarenlange voorbereiding publiceren we in april a.s. immers de Oorlogsdagboeken 1914-1918 van Joris van Severen zelf. De op stapel staande uitgave kreeg als titel Die vervloekte oorlog. De op het vlak van de Eerste Wereldoorlog uiterst beslagen Danïel Vanacker - we verwijzen terzake slechts naar zijn baanbrekende studies over De Frontbeweging en Het Activistisch avontuur - verzorgde de inleiding en de annotaties van onze nieuwe uitgave.
Gezien het belang van deze bronnenuitgave en in het perspectief van een zo ruim mogelijke verspreiding via het boekhandelscircuit, sloegen we de handen in elkaar met de Uitgeverij Pelckmans te Kapellen, die tevens zal instaan voor de materiële realisatie van het boek. In de boekhandel zal de verkoopprijs 42,50 EUR bedragen. De uitgave zal in samenwerking met het Ieperse Stadsbestuur, officieel voorgesteld worden in het historische Kruitmagazijn te Ieper op zaterdag 23 april a.s. Onze leden ontvangen hieromtrent een persoonlijke uitnodiging.
De oorlogsdagboeken van Joris van Severen vormen een wel zeer atypisch oorlogsdagboek. Behorend tot de klasse ’14 werd Van Severen einde september 1914 gemobiliseerd. Na zijn opleiding kwam hij aan het IJzerfront terecht. Hij vond er vrienden terug uit zijn studententijd als Karel de Schaepdrijver en Herman de Guchtenaere en ten huize van zijn verre verwante Marie Elisabeth Belpaire, wiens ‘Swiss Cottage’ een intellectuele oase vormde achter het front, maakte hij kennis en sloot hij vriendschap met tal van personen die ook later nog een belangrijke rol zouden spelen in de samenleving. In Alveringem vond hij veel steun en soelaas bij Cyriel Verschaeve. De lichtontvlambare adolescent Joris van Severen (°1894) begaf zich overigens ook op amoureuze paden. In vaak penibele frontomstandigheden en in de soms al even oncomfortabele locaties tijdens de periodes van aflossing las hij massa’s boeken over de meest diverse onderwerpen, waarvoor zijn vaak uitgebreide lectuurnotities getuigen.
Over al deze aspecten brengt hij in zijn oorlogsdagboeken onbevangen verslag uit, verwoordt hij zijn twijfels, trekt hij van leer tegen het militarisme en getuigt hij voor zijn flamingantische ingesteldheid en zijn betrokkenheid bij de Frontbeweging. In zijn dagboeken kan de lezer al deze verhaallijnen chronologisch reconstrueren, samen uiteraard met het verloop van het oorlogsgebeuren en wat daaromtrent vanuit internationaal perspectief tot in de loopgraven doordrong. In die jaren zag Joris van Severen zich veeleer als kunstenaar-in-spe dan wel als toekomstig politicus. Veel van wat hij noteerde vormde in zijn ogen de embryonale gegevens voor later literair werk.
Die vervloekte oorlog bevat de integrale en geannoteerde versie van Van Severens oorlogsdagboeken. Deze omvangrijke uitgave (ca. 540 pp., formaat 24,3 x 15) kan onze vereniging u bij wijze van vóórintekening aanbieden voor de speciale ledenprijs van 32 EUR (verzendkosten inclusief). De vóórintekenaars zullen bovendien uitgenodigd worden tot de officiële voorstelling van het boek te Ieper op 23 april a.s. Als extraatje ontvangen ze ook de in 2005 nog te verschijnen nummers van onze driemaandelijkse Nieuwsbrief Joris van Severen. Omwille van praktische redenen dienen we de vóórintekeningen definitief af te sluiten op 15 april. Na deze datum geldt de boekhandelprijs van 42,50 EUR, (te verhogen met de verzendkosten).
Verder in dit nummer schetst Rudy Pauwels in De “Generatie van het vuur” beknopt de intellectuele leefwereld van de generatie die in de jaren van de Eerste Wereldoorlog tot volwassenheid kwam en eerst in de jaren van het interbellum volop aan het woord zou komen. De auteur werkte dit thema op de hem kenmerkende erudiete wijze breder en dieper uit in een essay met als titel Een twintigjarige in de Grote Oorlog. Overwegingen bij de lectuur van de Oorlogsdagboeken van Joris van Severen. Onze leden ontvangen dit essay onder brochurevorm als extra-uitgave samen met het 9e jaarboek Die vervloekte oorlog.
Maurits Cailliau
De “Generatie van het Vuur”
Rudy Pauwels, St.-Martens-Latem
Paul Valéry beschreef de mensen die de geschiedenis van de “Grote Oorlog” maakten als volgt: “Nous sommes une génération très infortunée à laquelle est échu de voir coincider le moment de son passage dans la vie avec l’arrivée de ces grands et effrayants événements dont la résonance empliratoute notre vie.” “Ces grands et effrayants événements.” Valéry vroeg zich toen af wat deze oorlog zou betekenen voor de Grieks-Romeins-Christelijke beschaving, van waaruit de grote Europese levensstromen ontstaan waren: “L’Europe deviendrait-elle ce qu’elle est en réalité: un petit cap du continent asiatique?” (Valéry in zijn La crise de l’esprit (1919). Wie thans op de voor-bije eeuw en de aanloop daarnaar - “l’Entente Cordiale” - terugziet beseft pas nu ten volle wat de wezenlijke betekenis was van Valérys bezorgdheid.
Twee jaar voor hem, in 1917, had Oswald Spengler zijn Der Untergang des Abendlandes geschreven. Een jaar na Valéry, in 1920, had Albert Deman-geon Le Déclin de l’Europe uitgegeven. Van de hand van Albert Thibaudet verscheen toen Discussion moderne. Enkele jaren daarna, in 1931, handhaven Robert Aron en Arnaud Dandieu een vergelijkbare toonzetting in hun Décadence de la nation française. Daniel Halévy volgt in hun spoor met zijn Décadence de la liberté en Benjamin Crémieux vat het gehele intellectuele discours van die jaren samen in zijn Inquiétude et reconstruction.
Pierre Teilhard de Chardin zou met een geheel nieuwe visie - “L’homme explore et prend possession de son propre univers” - tegen dit pessimisme opkomen. “L’humanité ‘planétaire’, les grands mouvements ‘collectifs’, la mystique ‘évolutioniste’.” “Dieu n’a pas abandonné sa création aux mains destructeurs.” Met zijn antwoord op het “Modernisme” van die dagen zou Teilhard die andere grote mystieke dichter worden; een “schrijver voor altijd” voor wie behoren tot zijn geestelijke familie. In zijn Ecrits du temps de la guerre (1916-1919) tekende hij zo treffend de sfeer waarbinnen ook Joris van Severen toen geestelijk vertoefde.
Vanaf dan zal de geest van de jaren twintig vervangen worden door wat later “de geest van de jaren dertig” zal genoemd worden. De 20e eeuw werd ingezet met de “Grote Oorlog” en deze vormde de afsluit van het tijdperk dat aangevangen was met de Franse Revolutie, die zelf de toegangspoort tot de 19e eeuw was geweest. Deze evolutie werd ondermeer beschreven door Harold Rosenberg in zijn La tradition du nouveau, (Ed. Minuit, 1962) en later ook door Hans Blumenberg in La légitimité des Temps modernes, (Ed. Gallimard, 1999) en door Jules Ferry in zijn vergelijkende studie tussen de Franse Revolutie en de ineenstorting van het Sovjetimperium. “La génération dont la résonance de ces événements remplira toute la vie.” De gene-ratie van wie twintig jaar oud was in 1914… Degenen die het levenslicht zagen tussen de jaren 1880 en 1900...
Het was de generatie van Joris van Severen, geboren in 1894. Hij zal de “Grote Oorlog” - door zijn generatie niet zonder reden steeds met hoofdletters geschreven - meemaken aan de IJzer, en dit praktisch vanaf het begin tot aan het einde, en over die cruciale jaren een dagboek bijhouden.
De “twintiger jaren” worden voor hem de jaren waarin hij - in 1921 - het maandblad Ter Waarheid lanceert en vier jaren volhoudt. In november van datzelfde jaar 1921 wordt hij tot volksvertegenwoordiger verkozen; hij blijft het tot in 1929. Om hem gedurende die jaren te begrijpen herleze men De l’Alsace a la Flandre (1930) van René Gillouin.
De “dertiger jaren” zullen hem op andere “nieuwe” wegen leiden; het zijn de jaren van de oprichting - op 6 oktober 1931 - van het Verbond van Dietse Nationaalsolidaristen. Dit Verdinaso was oorspronkelijk Groot-Nederlands, maar groeide vanaf 1934 uit tot wat nadien terecht een eerste prototype van een bezielde Benelux was. De beweging stond vanaf die jaren geleidelijk maar onvoorwaardelijk, zo nationaal als internationaal, achter de politiek van koning Leopold III, de politiek van de Nationale Zelfstandigheid - wat de fysische uitschakeling van Van Severen en Rijckoort zou verklaren te Abbeville op 20 mei 1940.
Als voorbereiding tot de voorstelling te Ieper in april a.s. van het oorlogsdagboek van Joris van Severen - dat Die vervloekte oorlog tot titel kreeg - blijft de lectuur van volgende benaderingen van die periode nuttig; temeer daar uit de literaire belangstellingswereld van Joris van Severen blijkt hoe-zeer de daarin behandelde auteurs hem beïnvloed hebben:
Pierre Colin (ed.), Intellectuels chrétiens et esprit des Années 1920, (Ed. du Cerf, 1997);Jean-Louis Loubet del Bayle, Les non-conformistes des années ’30, (Ed. du Seuil, 2001, ISBN 2-02-048701-2); Eliane Tonnet-Lacroix, Après-Guerre et Sensibilités litteraires (1919-1924), (Publication de la Sorbonne, 1991, ISBN 2-85944-206-5).
Jef van Bilsen geïnterviewd
Piet Tommissen, Ukkel
D
ankzij de vlijt van de heren Sam van Clemen (°1970) en Lieven Saerens beschikken we over aardig wat op Jef van Bilsen (1913-1996) terugslaande biografische gegevens.1 Ongetwijfeld zullen in de toekomst nog gaatjes gedicht en/of bepaalde interpretaties kunnen bijgestuurd worden, doch voor dergelijk ‘precisiewerk’ acht ik me zelf onbevoegd. Wel kan ik de ter zake bevoegde vorsers op een document vergasten waarin - op zijn zachtst uitgedrukt - verrassende reflecties, uitspraken en oordeelvellingen van Jef van Bilsen voorkomen.Toen mijn student Robert Landuyt me begin 1974 kwam vinden met de vraag hem een onderwerp voor zijn licentiaatsverhandeling te suggereren, heb ik hem voorgesteld het economisch denken in Vlaamse kringen van rechtse signatuur tijdens het Interbellum te onderzoeken. De heer Landuyt was enthousiast maar begon te aarzelen nadat enkele collegae het thema in verband brachten met de collaboratie! Uiteindelijk is hij toch aan de slag gegaan. Hij beperkte er zich niet toe boeken te lezen en tijdschriften door te nemen, doch contacteerde tevens een stel bevoorrechte getuigen (of medespelers zo men wil): Hendrik Borginon (1890-1985), Lode Claes (1913-1997), professor Gaston Eyskens (1905-1988) en ... Jef van Bilsen.2 Ze kregen zes vragen voorgelegd en alle vier hebben ze deze beantwoord. Enkel Van Bilsen wenste dat mondeling te doen en bovendien inzage te krijgen van het uitgeschreven verslag van het op 23 december 1975 afgenomen interview - wat gebeurd is.
De in aanmerking komende enquêtevragen luidden als volgt:
A. “Wat verstond men tijdens de periode 1919-1939 in Vlaanderen onder ‘Rechtse stromingen’? Welke partijen, bewegingen, middens, tendensen werden daarbij in het bijzonder geviseerd? Acht U die tijdsgebonden beoordeling thans nog relevant? Indien ja (of neen), waarom?”
B. “De belangstelling van de Vlaamse rechtsgeoriënteerde leiders ging tijdens de periode 1919-1939 hoofdzakelijk naar het politieke uit (vb. eenheidsstaat versus federalisme - Dietse staat versus Boergondische staat); in mindere mate waren zij begaan met het sociale (nochtans invloed van Strackes brochure ‘Arm Vlaanderen’); bepaald stiefmoederlijk behandelden zij het economische (concrete aspecten als het Limburgse mijnbekken en de verwording van de financiële wereld niet te na gesproken). - Is deze werkhypothese volgens U juist? Zo niet dient ze geamendeerd of totaal vervangen te worden? In dit laatste geval rijst echter de vraag hoe Uzelf dan de toestand zag, respectievelijk. thans ziet?”
C. “Tussen de beide wereldoorlogen speelde de corporatieve gedachte in Vlaamse rechtse middens een grote rol. - Kunt U die stelling onderschrijven? Acht U ze overdreven? Welke standpunten nam U persoonlijk ter zake in?”
D. “Terwijl zich aanvankelijk de nawerking deed gevoelen van het denken van Lodewijk de Raet, veranderde een en ander van het ogenblik af dat Victor Leemans nieuwe economische ideeën (Sombart) uit Duitsland introduceerde. - Is die zienswijze juist? Hoe groot kan de invloed van Leemans in jonge, universitaire middens zijn geweest?”
E. “Retrospectief beschouwd werd in Vlaanderen links door rechts beïnvloed. Dat geldt insgelijks voor een aantal economische standpunten. - Hoe beoordeelt U die bewering (cf. het geval De Man).”
F. “Hoe evolueerde de toestand aan de universiteiten? Bedoeld wordt: de studie van de economie in wat men toen misprijzend het ‘handelskot’ noemde? Welke figuren droegen bij tot de opwaardering van dit denken (Miry, Eyskens)? Oefenden zij invloed op de ‘rechtse stromingen’ uit?”
Alvorens het kwestieuze interview af te drukken dient vermeld dat de heer Landuyt, in aanleuning bij de typologie van de Nederlandse politicoloog Isaac Lipschits (°1930)3, in het eerste deel van zijn opus4, het onderscheid tussen rechts en links tot vier koppels van tegenstellingen herleid heeft: conservatief versus progressief, klerikaal versus antiklerikaal, kapitalisme versus socialisme, dictatuur versus democratie.
Ook moet ik er nog op wijzen dat ik het interview ‘tel quel’ afdruk, d. i. zonder evidente taalfouten, stilistische slordigheden en/of storende zinsconstructies te verbeteren; dergelijke feilen zijn nu eenmaal inherent aan eender welk interview heet van de naald. Voorts weze aangestipt dat de voetnoten van mijn hand zijn, maar ik heb aan duiding bij bepaalde personen (b.v. priester Daens, pater Stracke, Charles Maurras, Victor Leemans) en dito gebeurtenissen (b.v. het tweede Vaticaans Concilie, de Vlaamse Concentratie in 1936) verzaakt, daar ik me realiseerde dat elke lezer van de ‘Nieuwsbrief’ weet waar het in die specifieke gevallen over gaat.
Vr.: Professor, ik dank U voor dit onderhoud. Gezien ik op dit ogenblik reeds tot een eerste versie ben gekomen over de inhoud van Rechts en Links ware het misschien best dat ik U even kort uiteenzet wat men, volgens mij, zou kunnen verstaan onder deze termen en dat U daarbij aansluitend uw mening daarover zou uitspreken. (Vervolgens geeft de interviewer een bondige samenvatting van het viervoudig onderscheid i.v.m. Links en Rechts in Hst. I van Deel I).
A.: Ik ben het gedeeltelijk eens met uw viervoudige indeling. Het is natuurlijk moeilijk zich helemaal in te werken in een periode uit het verleden en het grote gevaar is dat men toch iets van wat men nu denkt daarin projecteert. Uw viervoudig onderscheid is natuurlijk zeer interessant, zeer goed, maar het zou moeten iets genuanceerd worden, waarschijnlijk voor nu, maar zeker voor die periode.
Eerst en vooral conservatief-progressief: als men in de klassieke parlementaire partijenverhoudingen kijkt is het ongetwijfeld juist: Links is progressief, Rechts is conservatief. Niettemin zat in wat men het Rechtse kamp noemde het DAENSISME, in zekere mate; men kan het er van losmaken en uw opstelling behouden maar dan zet je DAENS Links; dan heb je moeilijkheden met uw confessioneel-anti-confessioneel.
Anderzijds was een opstelling zoals die van het Verdinaso ongetwijfeld Rechts, maar veranderingsgezind. Verderop zeg je ergens “elitair”5 - volledig akkoord - maar voor het radicaal, bijna revolutionair, wegdringen van de heersende elite en vervanging door een nieuwe elite; in die zin revolutionair en niet conservatief, Rechts is dus minder dààr zeker anders dan conservatief. Ik denk dat zich dat in andere landen ook heeft gerepercuteerd waar het fascisme dan meer uitgesproken vormen heeft aangenomen; het is waarschijnlijk conservatief gebleven in Spanje en enkele andere landen. Het Verdinaso had trouwens uit zijn Vlaams-nationalistische aanloop onthouden dat heel dat Belgische establishment moest afgebroken worden en vervangen door een nieuwe elite.
Elite, maar nieuwe mensen. Die nieuwe mensen moesten ordevol zijn enz., ... Ze waren mentaal Rechts, maar ze waren een nieuwe elite, en dat lijkt me enigszins in tegenspraak met de zuivere interpretatie van het begrip conservatief. En ik geloof dat dit teruggevonden wordt in wat men het fascisme in de brede zin noemt. Ook bij de liberale Italiaanse denker PARETO, die een elite-theoreticus was en een invloed had op MUSSOLINI6, heeft men ook de idee van een nieuwe elite, een veranderen van elite; elitair wil niet zeggen conservatief.
Bij de revolutionaire extra-parlementaire groeperingen in België betekende Rechts dus tegelijkertijd elitair, maar veranderingsgezind. Op het einde was het Verdinaso wel aan het evolueren naar “Rechts-rechts”; sedert de nieuwe marsrichting en het aanvaarden van de Belgische structuur zocht men bondgenoten in het establishment: graaf Louis DE LICHTERVELDE, baron NOTHOMB, prinsen, enz... betoonden hun belangstelling en sommigen sloten zelfs aan (prinses DE CROY, graaf D’ASPREMONT-LYNDEN). Ik denk dus dat men op het einde zeer sterk aan het afglijden was naar conservatief Rechts.
Ten tweede: confessioneel en aconfessioneel: daarin heb je ook de nogal harde, wilde opstelling die ik me duidelijk herinner in de hele Vlaams-nationale, radicale beweging - en niet alleen in het Verdinaso - in die periode en die “anti-bisschoppen” was; men noemde zich “rooms-katholiek” uit oppositie tegen de bisschoppelijke hiërarchie, interventie in de politiek aan de kant van de Rechtse tegenstrever en duidelijke vijand van onze Rechtse beweging. Maar ook onder de toenmalige jongeren leefde er een actieve beweging die enigszins zou kunnen afgeschilderd worden als een verre voorloper van wat er sinds het tweede Vaticaans concilie in de kerk is omgegaan: liturgische vernieuwing, en dergelijke, dat zat er allemaal vaagjes in - ook in Nederland. Ook de morele afranseling - door de Paus ditmaal - van de AKVS’ers, bij hun bedevaart, staat in die tegenstelling. Er is in het ongetwijfeld confessionele dus ook ingebouwd een opstandige strekking die enigszins een nuance bijbrengt in het onderscheid confessioneel-aconfessioneel.
Uw derde onderscheid: totalitair-democratisch, dat is geloof ik juist. Totalitair zou nochtans beter vervangen worden door “autoritair”. Mensen als Van Severen en geestesgenoten verwierpen de notie “totalitair”; ze predikten steeds maar over gezag, orde, gezag komt van boven. Dit is dus een nuance: de interpretatie van die tijd over zichzelf.
Het vierde onderscheid is er een heel gevaarlijk: economisch liberalisme. Ik vraag me af of er in België niet twee vlakken zijn: het ene van de klassieke politieke opstellingen in België met de Linkse en Rechtse partijen; en voor uw onderscheid confessioneel-aconfessioneel zaten de liberalen dan bij de Linksen. De liberalen waren echter conservatieven, want het liberalisme was een verworvenheid en moest gehandhaafd blijven; de socialisten-planisten7 zijn daarentegen Links. Reken je dan ook zaken als Verdinaso, en andere bij Rechts, dan waren die anti-liberaal; ik vraag me af...
Vr.: Mag ik even onderbreken, professor? ... LIPSET gebruikt in zijn analyse ook het “centrum”, op basis van de sociale lagen. Volgens hem waren aldus de liberalen de democratische exponent in het centrum en de fascisten waren er de extremistische exponent. Deze sociale laag voor het centrum zou vooral de middenstand bevatten.8
A.: Ik geloof dat je zeer juist bent. Een kleine nuancering is dat de eerste springlading voor het fascisme en nationaal-socialisme en ook voor het Vlaams-nationalisme in de oudstrijders lag; in Vlaanderen had dat dan weer een bijzondere nuance, want het Frontisme was veranderingsgezind, niet conservatief. Maar sociologisch waren zij in het centrum.
Als je “middenstand” zegt, moet dat wel even genuanceerd worden: dat is dan wat de Amerikanen in hun analyses noemen “lower middle class” en “middle middle class”. En ik herinner mij duidelijk dat die “lower middle class” in het Verdinaso zat, die gaf ook een zeer populair karakter aan de rekrutering. Daar zaten ook bourgeois en intellectuelen bij, maar veel “lower middle class”: zelfstandige bakkertjes, kappers, zelfstandige taxichauffeurs, enz. Dat zijn mensen die het éérst getroffen worden door een crisis; een gevoelige massa die betrekkelijk belangrijk en talrijk kan zijn (denk b.v. aan de invloed van de vrachtrijders bij de val van ALLENDE in Chili).9
Vr.: Anderzijds werd er veel kritiek geleverd op de visie van LIPSET: het Fascisme werd steeds als uiterst Rechts aanzien! Ik heb daar een oplossing voor trachten te geven door een “wegzwenking” uit het centrum van de fascisten naar de rechterzijde en de democraten en liberalen naar de linkerzijde. 10
A.: Misschien deze supplementaire noot i.v.m. de bestudeerde periode. Nu stormt ongeveer iedereen naar het centrum: men is centrum-Rechts of centrum-Links, behoudens marginalen. In de toenmalige periode was het begrip centrum in het bewustzijn van de mensen heel vaag en niet gecatalogeerd. Men stelde zich toen Links of Rechts op, men kleedde er zich naar, droeg het uniform. De “Revolution von Rechts” maakte toen op onze Vlaamse studentengeneratie - waartoe ik behoorde - een diepe indruk.11
Men koos tussen Rechts en Links. Nu kiest men waarschijnlijk ook, maar men beweert dat men centrum is. In de psychologie van de mensen van toen bestond de centrumidee niet.
Vr.: Ik heb aan verschillende vooraanstaande personen gevraagd om mij hun persoonlijke visie op Links en Rechts te kennen te geven, meer in het bijzonder dan voor de tussenoorlogse periode in Vlaanderen. Kan U dit ook even verwoorden?
A.: Voor die periode zou mijn antwoord zijn: er zijn twee betekenissen van het begrip “Rechts”.
De ene houdt verband met wat men parlementair noemt “de Rechterzijde”, wat een heel bepaald tafereel is dat iedereen kent; het betekent hier: conservatief, behoudsgezind, het kapitalisme. Maar met dien verstande dat de liberale partij in die periode objectief helemaal Rechts was, met haar gevoelsleven en in sommige opstellingen zat zij nog helemaal Links. Met het schoolvraagstuk stond zij duidelijk Links; bij sociale vraagstukken - zoals tijdens de crisis - stond ze duidelijk Rechts. Maar in het politieke jargon van het toenmalige België noemde zij zichzelf Links en werd ze gerekend tot de Linkerzijde. Daarom is er een groot onderscheid tussen de nieuwe, jongere, toenmalige revolutionaire stromingen, die zich uitten in knokploegen van Links en Rechts en die alle twee radicaal veranderingsgezind waren en het verschil tussen Linker- en Rechterzijde neergelegd in het parlementair systeem.
Vr.: Dan komen we tot de tweede vraag op het enquêteformulier. Meent U dat de werkhypothese die we daar hebben vooropgesteld inderdaad juist is?
A.: Daar ben ik het zeer, zeer duidelijk mee eens, met marginale nuances. In wat je noemt de radicale Rechtse middens, meen ik dat het Verdinaso het meest bekommerd was met de sociaal-economische veranderde orde; tenminste in zijn vocabularium: zo werd het gezegd. Achteraf bekeken vrees ik dat dit ver gegaan is en dat de polarisatie of attractiekracht lag waar jij ze legt. In de brochures, woorden, speeches werd uitvoerig gesproken over de corporatieve staat en andere ideeën die ook nooit zijn uitgediept geworden, omdat ze niet aan de werkelijke politieke behoeften beantwoordden.
Men zou ook kunnen wijzen op Lodewijk DE RAET, op Max LAMBERTY die in de Vlaamse beweging dat ontbrekende element hebben trachten in te voeren ook weer uw stelling bevestigt. Bij VAN SEVEREN persoonlijk leefden de ideeën van Pater STRACKE zeker; hij sprak dikwijls in beperkte kring over hem. STRACKE was een van zijn inspiratoren, een sterke figuur in de Jezuïetenopvoeding.
Er zaten ook elementen van Daensisme in. Ik weet ook niet goed hoe ik dat moet verklaren. Ik zie ze fysisch zitten, de neven van DAENS: de DELAFORTRIES, wier moeder een Daens was.12 Ze bleven DAENS verafgoden en hebben zich uit Daensisme - in hun interpretatie - in het Verdinaso gegooid. Maar ik heb nooit gemerkt dat ze daar een Daensistisch of Links accent hebben ingevoerd. Ik denk dat het mensen waren die niet beseft hebben dat ze in de antipode waren terechtgekomen en hun familiale afgod zijn blijven aanbidden. Ik zie op het eerste zicht geen figuren van Rechtse strekking die met het economische of sociaal-economische begaan waren. Ik geloof dat wie daar gevoelig voor was terecht kwam in het establishment.
In die tijd zich opstellen in het radicale Vlaamse kamp stond gelijk met zich uitsluiten. Zodat de mensen met meer economische bekommernis zich daar ver van hielden, misschien uit opportunisme, maar ook wel natuurlijkerwijze, denk ik.
Vr.: En dan de derde enquêtevraag: kan U de stelling onderschrijven dat tussen de beide wereldoorlogen de corporatieve gedachte een voorname rol speelde in Vlaamse Rechtse middens?
A.: Mijn gevoelen is dat bij VAN SEVEREN het politieke het meest nabije was: dat was zijn bekommernis. Hij heeft zich een ideologie geschapen op de maat van zijn tijd, hij heeft Links en Rechts inspiraties en invloeden ondergaan: MAURRAS, STRACKE, DAENS en anderen. De corporatieve staat is voor hem een rationeel antwoord geweest op de democratie, het socialisme en andere vormen. Hij was een rationalist en zocht een rationele oplossing. Tegenover iets waar hij zich tegen opstelde uit politiek standpunt moest hij een geheel, een sluitend systeem hebben. En mijn gevoel is dat hij dit systeem gezocht heeft, meer dan dat hij aan een sociaal-economische behoefte heeft willen beantwoorden. Hij is nooit uit die geschiedenis geraakt, tenzij met vage kopieën en citaten van wat men in het buitenland geschreven had. Daarentegen was hij zeer precies en zeer combatief op het politieke terrein. Dat bevestigt dus uw stelling nogmaals. Ik geloof niet dat er ergens - en als het ergens gebeurd was zou het in het Verdinaso geweest zijn en daar was het ook niet - men tot een eigen, uitgewerkt sociaal-economisch systeem is gekomen. Men was met zijn tijd antikapitalistisch in die Rechtse middens, vooral tegen het international kapitalisme (een beetje te vergelijken met het huidige anti-multinationals-gevoel).
Men was in de Vlaamse radicale groepen tegen het Belgisch kapitalisme omdat het Belgisch was en deel uitmaakte van het hele Belgische systeem dat men in de aanvang wou gaan bestrijden. Wat men in de plaats wou stellen, dat was dan vaag...
Het was vanuit het Verdinaso ook een manier om zich af te zetten tegen het klassieke, als negatief aanziene Vlaams-nationalisme dat anti-Belgisch was en in zijn houding anarchistisch, wanordelijk. Bij VAN SEVEREN moest alles ordelijk zijn: een nieuwe orde, een nieuwe mens. VAN SEVEREN was vooruit op zijn tijd in dat opzicht tegenover de andere flaminganten en hij heeft ze in hun negativisme achtergelaten. Zij dachten maar aan taalwetten; VAN SEVEREN wilde het land zelf heroprichten - en dus het andere land afbreken - en wilde daarin een heel nieuwe orde oprichten, die zou er zo en zo uitzien... en dan wist hij ook niet verder hoe het moest.
Vr.: Een bijkomend vraagje hierbij: denkt U dat het verschijnen van de Pauselijke Encycliek “Quadragesimo anno” een invloed heeft gehad op de evolutie in of de ontwikkeling van de corporatieve gedachte in Vlaamse Rechtse middens op dat ogenblik?
A.: Q.A. werd steeds geciteerd. Ik veronderstel dat het een element is geweest dat eerder een invloed had op de verantwoordelijke, andere generatie, bezorgd vanuit een intern kerkelijk standpunt. Ik zou er spontaan zelf niet aan gedacht hebben, maar ik denk dat het juist gezien is.
Vr.: De volgende vraag van de enquête over de beïnvloeding van Links door Rechts is in feite een vraag die mij werd gesuggereerd door mijn promotor, Prof Dr. Piet TOMMISSEN. Wat is Uw mening over deze stelling, Professor?
A.: Dit is een zeer originele stelling. Het lijkt mij een heel treffende illustratie van het verschil toen en nu. Nu definieert men zich vanuit het centrum of vanuit het Linkse. En misschien dat Links nu Rechts en zeker het centrum beïnvloedt.
Ik herinner mij toen enkele Linksen, waaronder de jonge Minister SPAAK die contact zocht en gehad heeft met VAN SEVEREN, een goed voorbeeld was. SPAAK en DE MAN hebben ooit een brochure uitgegeven, Le Socialisme national in 193913, meen ik. Ze waren sterk aangegrepen door die tendens. Vermoedelijk is ook het schrijven en werken van LEEMANS daarmee in betrekking te brengen. Hij heeft ook Rechtse ideeën in Vlaanderen verkocht en minstens ‘Linkser’ doorgegeven.
Je moet dit alles natuurlijk niet polariseren als je zegt ‘Rechts heeft Links beïnvloed.’. Ik geloof dat het juist is: wat toen in België leefde aan Links - DE MAN, de officiële socialistische partij - is beïnvloed door Rechts. Maar in het hele daartussen liggende gamma is er zeker ook een zelfde verschuiving geweest. De katholieke partij is zich Rechtser gaan opstellen in een aantal van haar mensen en groepen: radicaler in dat soort Rechts-revolutionaire zin: veranderingsgezind, maar Rechts. Zo b.v. de vroegere senator en minister DE BRUYNE, zo b.v. een groeiend aantal federalistisch gezinden en aangetrokken en door de Rechtse gedachtegang.
Iedereen wilde zich definiëren ten opzichte van Rechts. Nu wil iedereen zich definiëren ten opzichte van Links. Een ander goed voorbeeld hiervan is het volgende. Toen ik student was stond ik aan het hoofd van de Leuvense afdeling van het Verdinaso, waar ik dat alles van nabij heb meegemaakt. Nu sta ik daar kolossaal ver vanaf ik ben waarschijnlijk een van degenen die nu het verst verwijderd is van de visie van toen.
Ik heb toen VAN SEVEREN in betrekking gebracht met de Rechtse prof. VAN DER ESSEN en met de groep “Nieuw Vlaanderen”, waartoe in die tijd EYSKENS behoorde. Ik herinner me een hele, lange avond ten huize van wijlen professor Zegher VAN HEE. EYSKENS en VAN DE WEYER14 waren daar de hoofdfiguren. Zij hadden belangstelling voor het fenomeen, ze voelden zich aangetrokken, ze waren 50 à 60% akkoord en hun meningsverschillen waren niet doctrinair, maar meer op het tactische vlak. Zo o.m.: hoe ga je dit of dat verwezenlijken, hoe denk je aan de macht te komen. Sommige dachten: die radicale beweging moet zich ergens inschakelen in de klassieke electorale stroom of ze loopt verloren. EYSKENS is hier dus weer een bevestiging van uw stelling: ‘Rechts beïnvloedde Links’.
Vr.: Dan komen we tot de laatste vraag i.v.m. de studie van de economie aan de universiteit, meer bijzonder in het Leuvense ‘handelskot’.
A.: Ik heb in die tijd - student zijnde - prof. EYSKENS vrij goed gekend. Hij was te Leuven een van de hoogleraren die indruk op ons maakten. Maar ik heb nooit het Handelskot aanzien als een baken van studie van economie en van vooruitgang op dat gebied. Er was geen handelsfaculteit.
Vr.: In verband met het vorige nog een bijkomende vraag: waren er volgens U economische of sociaal-economische factoren aan te wijzen die het ontstaan van een Vlaamse Concentratie in 1936 in de weg stonden of ernstig belemmerden?
A.: Ik geloof niet dat het VNV zo duidelijk Rechts was als het Verdinaso (in de betekenis van toen). Het was eerder zoals het corporatisme voor het Verdinaso: een soort sieraad, maar waardoor men niet diep wordt bewogen. De eigenlijke stichter van het VNV was Tony HERBERT en niet Staf DE CLERCQ. HERBERT was sterk beïnvloed door het Verdinaso. Toen het Verdinaso de wind in de zeilen scheen te krijgen hebben een aantal Vlaamse nationalisten gemeend dat ze mee moesten varen met de stroom en ze in de moderne denkbeweging en stroming moesten deelnemen. Vanuit het Verdinaso, waarvan de aanhangers zich als de harden en voorlopers aanzagen, zag men het als een meer opportunistische nabootsing, een Ersatz, die men niet als sterk aanzag. Ik denk niet dat de tegenstelling en ware confrontatie op sociaal-economische stellingen berustten. Wel op politieke, in verband met de nagestreefde structurele hervorming van de Belgische Staat (van haar kant had de Katholieke Partij natuurlijk met de Kerk en met haar Franstalige vleugel af te rekenen).
Wellicht lag er op de achtergrond een economisch motief in die zin dat de verdedigers van de eenheid van een gecentraliseerd België (Katholieke Partij en Verdinaso) ook meteen de objectieve bondgenoten waren van het economisch establishment en de gevestigde economische machten, terwijl het federalistisch gerichte VNV op dat gebied een… ordeverstoorder was?
Noten
1 S. van Clemen, (a) De naoorlogse houding van Jef van Bilsen tegenover het Verdinsao, in: Nieuwsbrief Joris van Severen, 3e jg., nr. 2, 1999, pp. 7-9; (b) De inzet van Jef van Bilsen in het Verdinaso vanaf mei 1940, in: Jaarboek Joris van Severen 4, Ieper, 2000, pp. 163-188; (c) Jef van Bilsen als hoofdman van de Leuvense studentenafdeling van het Verdinaso (1932-1936), in Jaarboek Joris van Severen 6, Ieper, 2002, pp. 65-106. - L. Saerens, Inventaris archief Jef van Bilsen, Leuven, KADOC, 2002, 96 pp.; aldaar pp. 2-11: Inleiding.
2 R. Landuvt, op. cit. (vt 4), pp. 164-189. - Het heeft in de bedoeling gelegen nog andere ‘ingewijden’ te bevragen; vgl. aldaar p. 49: “Sommigen, waaronder ik in ‘t bijzonder Wies MOENS, Paul DE MONT en de onlangs overleden Gerard ROMSEE wil vermelden, hebben begrijpelijkerwijze doch helaas verstek moeten laten gaan wegens gezondheidsredenen.”
3 I. Lipschits, Links en rechts in de politiek, Meppel: Boom, 1969, 163 p. - Vgl. R. Landuyt, op. cit. (vt 4),pp. 13-14.
4 R. Landuyt, De houding van de tussenoorlogse rechtse stromingen in Vlaanderen ten aanzien van het economisch denken en het economisch gebeuren, Brussel: EHSAL, niet-gepubliceerde licentiaatsverhandeling (academiejaar 1975-76), 189 gepolycopiëerde pp. - Of zich een kopie van deze licentiaatsverhandeling in het KADOC bevindt, is me niet bekend.
5 R. Landuyt, op. cit. (vt 4). p. 59: “... evolueerde het Verdinaso meer en meer in een autoritaire en elitaire richting.” - Blijkbaar heeft Van Bilsen vooraf inzage gekregen van het eerste deel van de licentiaatsverhandeling van de heer Landuyt.
6 Interessant is de verwijzing naar de elitetheorie van de Italo-Zwitserse geleerde Vilfredo Pareto (1848-1923). Of Benito Mussolini (1883-1945), de latere Duce, in Lausanne bij Pareto college heeft gelopen is waarschijnlijk, echter niet met zekerheid bewezen.
7 Geviseerd wordt het planisme van Hendrik de Man (1885-1953). Over Van Bilsens vooroorlogse belangstelling voor de geschriften van en zijn kortstondige samenwerking (1940) met De Man, vgl. S. van Clemen, art. cit. (vt 1) punt a, p. 166 en pp. 177-178.
8 Seymour M. Lipset (°1922), Political Man. The Social Bases of Politics, New York: Doubleday. 1960, 432 p.; vgl. R. Landuyt, op. cit. (vt 4), pp. 29-30 en het schema p. 43.
9 De Chileense (socialistische) president Salvador Allende (1908-1973) werd door de militaire coup van Augusto Pinochet Ugarte (°1915) ‘onttroond’ en benam zich het leven.
10 R. Landuyt, op. cit. (vt 4), p. 40 en het schema p. 43.
11 Bedoeld wordt de invloed die de brochure van de Duitse socioloog Hans Freyer (1887-1969), Revolution von rechts, Jena: Diederichs, 1931, 73 p., op Leuvense studenten uitgeoefend heeft; vgl. o.m. Karel Devriendt (1910-1991), Terugblik op mijn studentenjaren, in: AKVS Schriften, nr. 28, april 1994, pp. 14-21.
12 Jozef (19l0-1959) en Luc Delafortrie (l912-1999) waren inderdaad lid van het Verdinaso.
13 Vermoedelijk bedoelde Van Bilsen: P.-H. Spaak & H. de Man, Pour un socialisme nouveau, Parijs/ Brussel: Eds Labor, 1937, 40 p.
14 Enkele indicaties over de contacten die Van Bilsen met Leuvense hoogleraren gehad heeft vindt de lezer in S. van Clemen, art. cit. (vt 1), punt c, 88-89.
Een onverwacht (?) getuigenis
Luc Versteylen (*)
"Als grote bewonderaar van Joris van Severen, en doordrongen van de Groot-Dietse-gedachte, ben ik op mijn 15 jaar toegetreden tot het geheime VERDINASO. Ik heb op mijn 16e bij zijn opvolger [bedoeld is: volgeling, nvdr], Graaf Van Limburg Stirum, in het beukenbos van zijn kasteel, na het zingen van de 6e strofe van het Wilhelmus en onder de klanken van de 5e van Beethoven met volle overtuiging de 17 provincies één voor één fier bij name genoemd. Wij waren herkenbaar aan onze zwarte dassen. Toen wij moesten kiezen tussen onze priesterroeping en die 17 provincies hebben wij met z'n vijven dan maar voor de Jezuiten-provincie gekozen.
Ja, een partij kan een boodschap brengen in het leven van de mensen. Neen, de democratie is géén mallemolen, ze is ook héél gevaarlijk. De moordenste totalitaire regimes uit de geschiedenis, (tegen één daarvan ben ik trouwens als jong-VERDINASO in het verzet gegaan) zijn democratisch verkozen."
(*) [Aldus de “peetvader” van de groene beweging in Vlaanderen. Terug te vinden op : <http://forum.politics.be/showthread.php?t=30704> ]
In Memoriam
Op 30 januari j.l overleed te Gent theater- en kunstcriticus Jan d’Haese (°Aalst 17 maart 1922). Hij stamde uit een familie van Daensisten. Tijdens WO.II werkte hij voor de radio en trok hij als oorlogscorrespondent naar het Oostfront. Later publiceerde hij studies over o.m. Wies Moens, de keramist José Vermeersch en de schilders Octave Landuyt en Emile Claus. Aan de zogenaamde “moderne kunst” had hij geen boodschap. Toen we hem destijds vroegen een hoofdstuk te wijden aan Joris van Severen in de beeldende kunst, bestemd voor het gedenkboek Joris van Severen spreekt (1994), ging hij daar graag op in. In zijn rijk geïllustreerde bijdrage kwamen o.m. beeldhouw- en schilderwerken aan bod, maar ook de karikaturen over de Dinasoleider - van o.a. de gerenommeerde Frits van den Berghe ontsnapten niet aan zijn aandacht. Jan was dan ook een van onze trouwe leden.
In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.
Speleers
“(…) Op 2 augustus 1930 had in A’dam de Dietse Landdag plaats. (…) De dag daarop hield Van Severen in het West-Vlaamse provinciestadje Izegem een rede over de grondslagen van het Vlaams nationaal-solidarisme. Hij kreeg er de groep op zijn hand die zich in 1925 van de lokale christelijke arbeidersbeweging had afgescheurd: het was de start van een nieuwe politieke formatie. Niet veel later dan een jaar later, op 6 oktober 1931, zou hij de stichting bekend maken van het Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen, kortweg Verdinaso. Van Severen stelde het Groot-Neerlandisme als cultureel en politiek ideaal voor. Hij verbond dat Groot-Neerlandisme met antidemocratisch solidarisme en een militie. Zijn volgelingen, de Dinaso’s, wilden komaf maken met de liberaal-democratische geest en de liberaal-democratische vormen: het parlementarisme, de massademocratie en de partijenstaat. (…)
Speleers artikel - in het Vlaanderennummer van De Nieuwe Gids (1939) - was een reactie op de publicatie in boekvorm van de lezingen die in de winter 1937-1938 onder de titel De Vlaamse Beweging, België en de gebondenheid der Nederlanden. Nieuwe Richtlijnen in St.-Niklaas waren georganiseerd. Dat was een initiatief van advocaat en journalist Willem Melis, een van Van Severens belangrijkste medewerkers en hoofdredacteur van Hier Dinaso! Sinds 1934 was de autoritair-nationalistische beweging van Van Severen van het anti-belgicisme afgestapt. De nieuwe marsrichting, waarvan Melis een van de inspirators was geweest, was “een weloverwogen stap naar fascistische machtsverwerving binnen het Belgisch staatsbestel, met de vereniging van de Nederlanden als uiteindelijk doel”. Sindsdien had, tot afschuw van de Vlaams-nationalisten, de Belgische driekleur haar intrede gedaan op de Verdinaso-manifestaties. Van Severen kreeg nu toegang tot belgicistische en zelfs adellijke kringen, en voor zijn positieve opstelling ten aanzien van de Belgische staat konden ook Vlaamsgezinde politici uit de katholieke partij, voor wie hij geen electorale concurrent was, waardering opbrengen. (…)
Het Verdinaso en het VNV hadden in hun programma het solidarisme ingeschreven. In het Verdinaso was het volgens Speleers bij een vage algemene bewering zonder praktische uitwerking gebleven. (…) “De vage onbestudeerde, niet praktisch uitgewerkte formule van het solidarisme laat ons niet toe te besluiten dat we hier men een keerpunt in de Vlaamse beweging te doen hebben, alhoewel het solidarisme, als uitgangspunt tot een verdere ontwikkeling der sociaal-economische verhoudingen in de maatschappij, een betere en gezondere basis leggen kan dan de afgedane klassenstrijdgedachte, die juist in deze tegenwoordige tijd bewezen heeft welke gevaren ze in zich bergt voor de sociale orde in de staat, voor de staat zelve en voor het leven van al dezen die met een dictatuur van het proletariaat niet instemmen.” (…)
Pieter van der Meer de Walcherens Bekentenis, gedateerd 26 maart 1929 en geschreven onder de invloed van de toenemende oorlogsdreiging, was een pleidooi voor het behoud van de zelfstandigheid van de Nederlanden en het sluiten van een verbond tussen Nederland en België, “twee vrije landen, maar samenwerkend, hun krachten samenvoegend tot één grote kracht, elkaar steunend? Dat willen koningin Wilhelmina en koning Leopold toch ook? Ik woon ver van mijn land, ik ben niet meer in onmiddellijke beroering met alles wat er leeft en roert, maar ik ken toch België, ik ken Nederland. Ik heb wel gehoord en gelezen van Verdinaso. En uit de verte gezien acht ik de oplossing die het geeft de enig mogelijke, de dwingende. Daden moeten gesteld.” (…)
_____________
Joris Dedeurwaerder, Professor Speleers. Een biografie, Perspectief Uitgaven & Academia Press, Antwerpen/Gent, 2002, 900 pp. (aangehaald uit pp.: 499, 557, 562 en 565).
Breendonk I
"De bouw van de cellen wordt niet aan een firma toevertrouwd, uitgevoerd door enkele gevangenen zoals Henri Van Deuren, metselaar in het burgerleven, onder het toezicht van architect Armand Coppens. Het Verdinaso-lid Coppens voert sinds de bezetting als tijdelijk opzichter van de Stad Mechelen bouwwerken uit in Duitse kazernes. In Breendonk stoort hij zich weinig aan de verplichting het SS-uniform te moeten dragen. De hem toegewezen gevangenen behandelt hij als werklieden, niet als Häftlinge. Wyss, die hem te laks vindt, maant hij aan zich ‘met zijn eigen gevangenen te bemoeien’." (p. 63).
_____________
Patrick Nefors, Breendonk 1940-1945 met ondertitel De geschiedenis, uitgegeven door Standaard Uitgeverij, 2004.
Eerherstel
“(…) Ook minder bekend werk komt uitvoerig aan bod, wat zelfs een eerherstel met zich meebrengt voor een kunstenares als Rachel Baes. Deze surrealistische schilderes, minnares van Verdinaso-leider Joris van Severen, krijgt een eigen pagina toebedeeld. Voor het eerst krijgt ze een eigen ruimte in een naslagwerk van dit gehalte. (…)”
______________
Dirk Martens, Waar we groot in zijn, recensie in Het Nieuwsblad, 29 oktober 2004 van: Hans Vlieghe, Cyriel Stroo en Hilde van Gelder, Vlaamse Meesters - Zes eeuwen schilderkunst, Davidsfonds, Leuven, 2004.
Het solidarisme
“(…) Het solidarisme werd voor de oorlog door de Italiaanse dictator Benito Mussolini uitgewerkt en kreeg met Joris van Severen (Verdinaso) een Vlaamse vertaling. Centraal in het solidarisme staat de nadruk op de organische samenhang van de maatschappij. Iedereen die tot hetzelfde volk behoort, beleeft een hecht gevoel van volksverbondenheid. Dit samenhorigheidsgevoel sluit belangentegenstellingen (zoals tussen werkgevers en werknemers) uit. Deze visie mondt uit in corporatisme: alle lagen van de bevolking dienen met elkaar samen te werken, aangezien ze per definitie dezelfde belangen nastreven. (…)”
__________________
Bart Brinckman in De Standaard, 6/7 november 2004, n.a.v. de “aanpassing” van het programma van het Vlaams Blok. Commentaar: de blijkbaar weinig verlichtte Standaard-verslaggever heeft klaarblijkelijk nog nooit gehoord van het solidarisme als sociale leer van de katholieke kerk, verwoord in de grote sociale encyclieken Rerum novarum en Quadragessimo anno.
Orde van den Prince
"Hij (oprichter Guido van Gheluwe) koos voor een gesloten clubformule waarbij de leden elkaar maandelijks zouden ontmoeten. Dat Van Gheluwe hiervoor opteerde mag niet verbazen. Zo was de grootvader van zijn echgenote nog lid geweest van het geheime genootschap Swighende Eede, dat in de tweede helft van de 19e eeuw door priester Hugo Verriest was opgericht. Tot na de eeuwwisseling was dit clubje zeer invloedrijk. Ook Verdinaso-leider Joris van Severen - Van Gheluwe had voor bepaalde van zijn ideeën bewondering - ijverde al voor de oorlog voor de creatie van een Vlaamse elite."
________
Jan Puype, De elite van België. Welkom in de club. Van Halewyck, Leuven, 2004, p.331.
Nog maar eens…
"In mijn ogen was Joris van Severen de grootste visionair die de Vlaamse Beweging ooit heeft gekend.’ Dat zegt VB-parlementslid Ortwin Depoortere in het recentste nummer van Vlaams Belang Magazine (…). Joris van Seve-ren (1894-1940) was de autoritaire leider van het in 1931 opgerichte Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen (Verdinaso), dat het Italiaanse fascisme van Mussolini als voorbeeld zag en een ondemocratisch maatschappijmodel voorstond.
‘Zou hij nog leven, had ik graag van gedachten gewisseld met Joris van Se-veren, leider van het Verdinaso.’ Zo antwoordt Depoortere (…) op de vraag 'Met wie zou u een onderhoudend gesprek willen hebben?'
Joris van Severen is al meer dan een halve eeuw morsdood. En toch blijft hij ook de jongere generaties begeesteren. Want die Depoortere is niet bepaald een oude zak die nog met een been in de collaboratie staat. 34 is [hij]. (…). Met een universitair diploma in de cultuurwetenschappen op zak belandt hij in 1995 als medewerker bij de senaatsfractie, twee jaar later wordt hij fractiesecretaris, sedert 2004 is hij volksvertegenwoordiger in de Kamer.
Joris van Severen had niet zo'n hoge pet op van parlementairen noch van heel dat parlementaire systeem, hoewel hij er tussen 1921 en 1929 zelf in zetelde. Maar Van Severen droomde van de absolute macht en richt in 1931 zijn Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen (Verdinaso) op. In zijn programma kantte het Verdinaso zich tegen de parlementaire democratie, de politieke partijen en de vakbonden. (…) Zegt Depoortere anno 2005: ‘In mijn ogen was hij de grootste visionair die de Vlaamse Beweging ooit heeft gekend. (…) Los van het tijdsgebonden aspect van militarisme, was hij [Van Severen] zijn tijd ver vooruit. Niet alleen bracht hij alle standen en rangen samen rond een ideologie, hij gaf zijn aanhangers ook een moedige levenshouding en stijl mee. Soberheid, trouw, tucht, orde en netheid zouden ook vandaag niet misstaan, me dunkt.’ (…) ‘Zijn voorbeeld, zijn onverbiddelijke trouw aan zijn beginselen, is ook nu nog actueel. Wij vergeten hem niet!’ luidde het. Joris van Severen, de man met wie het hier allemaal begon, had minder geluk. (…) Op 10 mei 1940 wordt Van Severen door de Belgische staatsveiligheid gearresteerd en samen met andere staatsgevaarlijke elementen, onder wie Léon Degrelle, op transport geplaatst naar Abbeville in Frankrijk. Op 20 mei 1940 wordt hij er door een dronken Franse soldaat doodgeschoten. Tot op de dag van vandaag wordt er elke jaar een bedevaart naar zijn graf in Abbeville gehouden (…).”
______________
Marc Spruyt, in De Morgen, 11 februari 2005.
“Het kan verkeren…” - wist reeds Bredero
“’Politiek, zegde Joris van Severen, voert men met zijn verstand, niet met zijn hart.’ Mochten de Vlaamsstrijdenden dit eindelijk begrijpen en er konsekwent naar handelen.”
______________
Slotzin ontleend aan een verkiezingspamflet uit de jaren ‘50 van de toenmalige CVP, waarin o.m. ook verwezen wordt naar de enige VU-parlementszetel van toen.
Falend historisch bewustzijn?
“(…) Joris Lannoo (1891-1971) was destijds lid van het Verdinaso. Hij leidde de uitgeverij Lannoo tot in de jaren zestig. Hoewel dit intussen toch al enkele decennia geleden is, geeft de uitgeverij de indruk dat de geest van Joris van Severen nog altijd rondwaart in de Kasteelstraat te Tielt. Zo richtte zij in 1993 een Franstalige afdeling op, Les Editions Racine, staat zij al jaren borg voor tal van royalistische publicaties en verschijnt menig boek zowel in het Nederlands als in het Frans. Nu heb ik het helemaal niet moeilijk met Van Severen, behoudens zijn belgicistische waanideeën. En in wezen wil ik de expansiedrift van Lannoo over de taalgrens heen toejuichen, maat ik betreur in hoge mate de Dinaso-achtige toewijding aan een voorbijgestreefde, antidemocratische en anti-nationalistische instelling als de monarchie én de compromissfeer die onvermijdelijk heerst ter wille van heel-Belgische publicaties. (…).”
________________
Edwin Truyens, in Kort Manifest, nr. 136, 2005, n.a.v. de recensie van: Roel Jacobs, Een geschiedenis van Brussel, Uitgeverij Lannoo, 2004. Teneinde een beter inzicht te krijgen in de geschiedenis van het nationaal bewustzijn binnen de Zuidelijke Nederlanden, raden wij de recensent dringend aan kennis te nemen van de studie van Johannes Koll, Die belgische Nation - Patriotismus und Nationalbewusstsein in den Südlichen Niederlanden im späten 18. Jahrhundert, verschenen bij Waxmann, Münster, als band 33 van de reeks Niederlande-Studien. Daaruit valt te leren hoe levendig het Nederlands bewustzijn was - zowel in de Franstalige als in de Nederlandstalige provincies van de Oostenrijkse Nederlanden - in de eeuwen die onmiddellijk aan 1830 voorafgingen!