> nieuwsbrief > JAAR 2005- nr. 1
Inhoud
Bijdrage
2005
Na een jarenlange voorbereiding is het dan eindelijk zo ver: in 2005 brengen wij – in
plaats van een traditioneel jaarboek – de integrale publicatie van de
oorlogsdagboeken 1914-1918 van Joris van Severen. Daniël Vanacker staat in voor
de algemene inleiding en de annotaties van het +/- 550 pagina’s tellende werk
dat onder de titel Die vervloekte oorlog!
ook in de boekhandel
verkrijgbaar zal zijn. Daartoe heeft ons Studiecentrum samengewerkt met de
uitgeverij Pelckmans te Kapellen. In de boekhandel zal de verkoopprijs 42,50 Eur
belopen. Als lid van het Studiecentrum Joris van Severen krijgt u het thuis
toegestuurd voor slechts 32 Eur (verzendkosten inclusief) over te maken
op rekening 000-1705814-69 t.n.v. Studiecentrum Joris van Severen te 8900 Ieper. Naast dit
omvangrijke oorlogsdagboek ontvangt u als lid uiteraard ook nog de vier edities
van de Nieuwsbrief Joris van Severen. De penningmeester rekent op een
vlotte hernieuwing van uw ledenbijdrage.
Die
vervloekte oorlog! – die
tevens de vermelding “9e Jaarboek Joris van Severen” zal
dragen – zal, met medewerking van het Ieperse Gemeentebestuur, voorgesteld
worden in het historische Kruitmagazijn te Ieper op zaterdag 23 april
2005. Onze leden zullen uiteraard op deze voorstelling (waarvan nadere gegevens
en programma in onze volgende Nieuwsbrief) uitgenodigd worden Noteer
thans alvast de datum van dit gebeuren.
België
bevrijd…
Onder redactie
van Dirk Musschoot verscheen bij Lannoo het kijkboek België bevrijd –
verteld door wie er toen bij was. Een van de 20 getuigen die er toen bij
waren en hier aan het woord komen is onze Nieuwsbrief-medewerker Alfons
van Opstal, die in zijn rubriek Herinneringen de tijd van toen treffend
weet te evoceren. Fons zou Fons niet zijn indien hij ook van deze gelegenheid
geen gebruik zou gemaakt hebben om zijn wedervaren op het einde van WO.II te
kaderen binnen een terugblik op wat er aan vooraf ging, n.l. zijn inzet in het
Verdinaso en zijn trouw aan de persoon en de ideeën van Joris van Severen. De
in zijn relaas ingelaste kadertekst over Joris van Severen nemen we over in de
rubriek Sprokkels. Zijn inbreng in genoemde uitgave kreeg o.m. twee
foto’s uit zijn Dinaso-jaren als illustratie.
Museum Hugo
Verriest-Joris van Severen
Aanvang 2005 verliest de
vzw Wakken Herdenkt de locatie waarbinnen haar museumcollecties onderdak
vonden. Samen met het gemeentebestuur wordt intensief gezocht naar een
oplossing. Onder meer ook in dit perspectief nam de gemeente een optie op de
aankoop van een verlaten hoevegebouw in het provinciaal natuurdomein Baliekouter.
Mocht dit kunnen gerealiseerd worden, dan zou het te restaureren hoevegebouw
ook ruimte bieden voor de museumcollecties. Een en ander vergt een perspectief
van op z’n minst twee jaar ter realisatie van het project. We houden onze
lezers op de hoogte
Archiefopbouw
Na het overlijden van Jef
Werkers werden ook het laatste te Aartselaar berustende archiefmateriaal naar
Leuven overgebracht. In afwachting van de eindinventarisatie van het Leuvense Archief
Joris van Severen – en de openstelling van het fonds voor
navorsingdoeleinden, beschikt ons Studiecentrum Joris van Severen te
Ieper over een zogenaamd schaduwarchief van de collecties die voorheen te
Aartselaar konden geconsulteerd worden. Dit schaduwarchief staat o.m. ter
beschikking van de medewerkers aan het Jaarboek Joris van Severen. Het
werd ondertussen elektronisch geïnventariseerd in databases met een voorlopig
totaal van meer dan 2500 samenvattende records.
Naast dit goede nieuws
omtrent het samenbrengen binnen één fonds van de archieven bereiken ons
niettemin steeds weer geruchten volgens dewelke nog heel wat archiefmateriaal
betreffende het Verdinaso in privaatbezit zou berusten. Het grote gevaar dat
deze deelarchieven vroeg of laat voorgoed verloren gaan is reëel. Ons Studiecentrum
Joris van Severen doet in principe niet aan archiefopbouw. Het wil evenwel
graag als doorgeefluik dienst doen teneinde alle relevant materiaal naar het Archief
Joris van Severen van de Leuvense universiteit te loodsen. Aarzel in dit
verband niet contact op te nemen met ons secretariaat.
“Ter Waarheid over
Joris van Severen”
Een van onze lezers is
aan het opruimen van zijn archief toe. Hij vond 21 afleveringen van het
tijdschrift Ter Waarheid over Joris van Severen, dat Jef Werkers in de
jaren tachtig uitgaf. Hij wil ze verkopen. Misschien heeft iemand uit onze
lezerskring er belangstelling voor?
Het gaat om de volgende
nummers: 1983 (1,2,4), 1984 (1,2,3,4), 1986 (1,3,4), 1987 (1,2,3,4), 1989
(1,2,3), 1990 (1,2/3,4), 1991 (1).
Belangstellenden kunnen
rechtstreeks contact opnemen met Patrick Spriet, te Brugge. Patrick.Spriet@brugge.be
“Die vervloekte Oorlog!”
“Die vervloekte oorlog…! Het is een verzuchting die méér dan eens opduikt in het manuscript van Joris van Severens oorlogsdagboeken. Dit unieke document humain is een wel zeer atypisch oorlogsdagboek. Het oorlogsgebeuren vindt er als het ware plaats in de marge van wat de dagboekschrijver overkomt en hem waard schijnt gememoreerd te worden voor de toekomst. Zowel Daniël Vanacker als Kurt Ravyts hebben er reeds tal van gegevens uit geput voor hun degelijke en boeiende – en voor de Van Severen-studie vernieuwende – jaarboekbijdragen. In het aanbod aan nieuwe publicaties van de uitgeverij Pelckmans lezen we omtrent onze coproductie met de uitgeverij o.m.: “Opgeroepen als milicien van de lichting 1914 meldde student Joris van Severen zich op 23 september 1914 in Lier. Een week later vertrok hij met zijn kompanen naar Frankrijk. In maart 1915 moest hij als sergeant naar het IJzerfront. Hij klom op tot adjudant en luitenant. Twee keer werd hij als een verdacht element van het front weggestuurd – de tweede keer werd hij ook gedegradeerd.
Al die jaren hield Van Severen een dagboek bij. Zijn
notities vormen geen klassiek “soldatendagboek”. Het was er hem niet zozeer
om te doen feiten en feitjes te noteren. Hij wilde vooral, al schrijvend, zijn
eigen stemmingen en gevoelens analyseren. Joris besteedde daarbij nogal wat
aandacht aan zijn liefdesperikelen, vooral met Katia Innes-Taylor, een getrouwde
Engelse die voor een Canadese hulporganisatie in Veurne werkte. Het getob over
die relatie en zijn gesprekken met Katia bieden een uniek getuigenis over een
verliefde burgerzoon uit het begin van de vorige eeuw.
Het dagboek leert ook wat Joris
van Severen tijdens de oorlog las. Hij kocht en verslond stapels boeken, al
hielp die lectuur niet steeds om zijn geestelijk evenwicht te vinden,
integendeel. Joris liet zich telkens opnieuw sterk beïnvloeden door het laatste
boek dat hij gelezen had. Ten slotte vertellen de notities hoe Van Severen, die
zich bij het uitbreken van de oorlog als een antimilitarist beschouwde en dat
tot het einde bleef, aankeek tegen de oorlog en het leger.
De latere stichter en leider van
het Verdinaso komt uit het dagboek niet te voorschijn als een kopman van de
Vlaamse Beweging of een eminent denker, maar als een adolescent die, overdonderd
door de oorlogsgebeurtenissen en zijn eigen lotgevallen, aarzelend zijn weg
zoekt. Hij voelde zich gevangen in het keurslijf van de burgerlijke conventies
en ergerde zich dood aan de mentaliteit in het Belgische leger, maar stond in
beide gevallen machteloos.”
Vik
Eggermont, Ekeren
Mij
valt de eer te beurt dit vierde Colloquium als nieuwe voorzitter, na het
overlijden van de onvergetelijke Jef Werkers - waaraan onze vriend Frank Judo zo
dadelijk aandacht zal besteden - te openen.
Het
was Jef Werkers die acht jaar geleden in deze zaal als voorzitter het Eerste
Joris van Severen-colloquium opende, trouwens dezelfde zaal waarin op 22
november van het jaar 1936 een colloquium gehouden werd over De
rol van de adel in deze tijd waarop Joris van Severen, op uitnodiging van de
toenmalige abt Dom de Nève aanwezig was en het woord voerde. De brochure Adel - samenvatting van een bespreking(*) in de colloquiummap
herinnert aan dat gebeuren.
Ik
dank de leden-beheerders van het Studie Centrum Joris van Severen voor de
blijken van vertrouwen die ze daardoor in mijn nederig persoontje hebben
getoond. Ik zal pogen hun vertrouwen waard te zijn. En ik hoop dat wij op het
einde van deze dag zullen mogen getuigen dat wij toch weer een beetje dieper
ingedrongen zijn in de complexe persoon en het werk van Joris van Severen, die
een tragische maar vooral bevoorrechte getuige was van een periode, een eeuw die
een breuk betekende in onze Europese cultuurgeschiedenis.
Zijn
eeuw was inderdaad een eeuw van grote veranderingen op elk vlak van de
menselijke bedrijvigheid, toen wij voor de eerste keer geconfronteerd werden met
nieuwe en soms beangstigende vragen. Een tijd dat de ontwikkelingen op
wereldvlak ons in staat stellen tot duizelingwekkende prestaties, maar waarin
wij ook geconfronteerd worden met een nooit eerder geziene morele en
intellectuele verdwazing en decadentie. Het zal de taak van dit colloquium zijn
en waarschijnlijk nog meer van volgende colloquia om deze vragen te formuleren
en er een antwoord op te zoeken.
De
eerste constante is de vaststelling dat zijn leven blijvend getekend werd door
de waanzinnige Europese burgeroorlog van 1914-1918, waaruit hij, zoals zo velen,
totaal verweesd is teruggekeerd. Als frontsoldaat in de eerste plaats, maar
vooral ook als Vlaming die tijdens die jaren in de loopgraven werd gekleineerd
en vernederd, die moest toezien hoe zijn volk het nochtans beloofde recht niet
bekwam, maar integendeel waarin het als een vijand van België beschouwd werd.
Dit getekend-zijn was de
rechtstreekse oorzaak en aanleiding dat hij zich in de dertiger jaren
onvoorwaardelijk achter de gewapende en weerbare neutraliteitspolitiek van
Leopold lll en de Nederlandse vorstin Wilhelmina zou opstellen, in een
dramatische en tot mislukken gedoemde poging onze Lage Landen buiten de oorlog
te houden of, als zij er toch in betrokken zouden geraken, tenminste hun
gezamenlijke eigenheid te bewaren. Het werd hem niet in dank afgenomen, niet
door het regime en niet door zovele landgenoten die hem niet konden, of erger,
niet wilden begrijpen.
Van Severen bleef daarbij
echter niet de verbitterde, ontgoochelde frontsoldaat. Hij had de moed op zoek
te gaan naar nieuwe horizonten, naar een nieuw zinvol leven voor zichzelf en
voor zijn volk. De stichting van het Verdinaso was daarvan een gevolg. Het was
een poging om opnieuw een eigen rol, ònze rol, te spelen in een Europa dat
voorheen zulke schitterende inbreng van Nederlands christelijk-humanisme had
ondergaan.
Een
tweede constante, een blijvende lijn in zijn al te kort leven, is zijn
volgehouden poging om van zijn leven een synthese te maken van het Europees
denken. Vol gebreken, natuurlijk, onvolmaakt, natuurlijk, zoals alles wat des
mensen is. En het is zeer de vraag of hij in 1940 al het eindpunt van zijn
denken bereikt had.
In
zijn persoonlijk leven, maar ook in het leven van het door hem geleid Verbond,
stellen wij een zoeken vast naar de waarden die de culturele verworvenheid van
het Westen uitmaken. Waarden die van godsdienstige oorsprong zijn: de
christelijke levens- en wereldbeschouwing. Waarden die de huidige politieke
dwergen van de Europese Unie weigeren op te nemen in de Europese grondwet. Zo
waar is het dat er generaties van dwaasheden zijn!
Dit was
hetgeen Joris van Severen en zijn volgelingen, ook als dezen zich daar niet
altijd of niet allemaal even duidelijk van bewust waren, fundamenteel afkerig
deden staan tegenover het “wetenschappelijk socialisme” dat leidde naar het
godloze internationalistisch totalitarisme van Lenin en Stalin, of tegenover het
paganisme van Hitler, basis van een al even nationaal-socialistisch
totalitarisme. Hij en zijn Verbond waren integendeel solidaristen, voor wie
godsdienst geen opium was, maar integendeel een levensnoodzakelijke realiteit,
die door de Franse schrijfster Balmary in haar werk La divine origine genoemd
werd: “cet extraordinaire invisible,
inaccompli, irrévelé de l’homme que la science ne saurait expliquer et
encore moins faire advenir.”
Moge dit colloquium ten volle slagen in zijn opzet.
______________
(*) Een
beperkt aantal exemplaren van de brochure Adel
– samenvatting van een bespreking is nog voorradig en wordt de lezer op eenvoudig verzoek
toegestuurd.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog verdedigde het Belgische leger vier jaar lang het onbezette gebied achter de IJzer. Begin 1917 ontstond achter het front een clandestiene Vlaamsgezinde organisatie, die nu als de Frontbeweging bekend staat. Omdat het om een geheime club ging, zijn er weinig rechtstreekse bronnen beschikbaar. Bovendien deden de gewezen kopstukken na de oorlog hun best om het hele verhaal zo geheimzinnig mogelijk te houden.
Veel studies beschouwen Joris van Severen als een van de kopstukken van de Frontbeweging. Hij zou de leiding in de 3e Legerdivisie gehad hebben, al dan niet samen met Jozef Simons. Over zijn precieze bijdrage wordt echter gezwegen. Op basis van het oorlogsdagboek van Joris van Severen, aangevuld met andere bronnen, kom ik tot de conclusie dat de Frontbeweging in de 3e Legerdivisie niet veel voorstelde, dat Joris van Severen misschien de leiding had in zijn divisie, maar weinig leiding gaf bij gebrek aan “basis”. En Jozef Simons had zeker niet de leiding in de 3e Legerdivisie omdat hij nooit van die afdeling deel uitmaakte.
Joris van Severen streefde ook niet naar een eersterangsrol in de Frontbeweging. Hij wilde de gewone soldaten wel Vlaamsbewust maken – net zoals hij, als officier, zijn soldaten wilde bewerken. Maar hij was te individualistisch ingesteld om zich te schikken naar de eisen van een organisatie. Bovendien voelde hij zich doorgaans verheven boven het niveau van zijn kompanen. Ten slotte geloofde hij dat het kunstenaarschap zijn ware roeping was en dat hij zich verdienstelijker kon maken door zijn geschriften en lezingen. Maar in de praktijk kwam daar weinig van terecht.
Had hij met zijn “spreken” ongetwijfeld invloed op de soldaten in zijn onmiddellijke omgeving, dan publiceerde hij nauwelijks. Voor zover ik weet, verscheen er tijdens de oorlog slechts één artikel van zijn hand, een in-memoriam voor Firmin de Veirman, een studentenleider uit Gent die in oktober 1914 gesneuveld was. Over deze bijdrage noteerde biograaf Antoon van Severen: “Het artikel is waarschijnlijk zeer snel geschreven en munt niet uit door soberheid” (Joris van Severen 1995, p. 119).
Die publicistische terughoudendheid is merkwaardig, want Joris van Severen had al vanaf de lente van 1915 contact met juffrouw Belpaire, verre familie van hem, die een van de steunpilaren was van het Vlaamsgezinde dagblad De Belgische Standaard, dat in De Panne uitkwam. Zijn vriendschap met juffrouw Belpaire maakte het hem overigens moeilijk om de zijde van de flamingantische studentenleiders te kiezen toen die de krant in handen wilden krijgen. Ten slotte sloten ze een akkoord met een ander dagblad, Ons Vaderland uit Calais. Joris’ bemiddelingspogingen haalden niets uit.
Vanaf die discussie in de zomer van 1915 bleef Joris van Severen contact houden met de Adiel Debeuckelaere, algemeen secretaris van het Katholiek Vlaamsch Hoogstudentenverbond, die de leiding van de Frontbeweging nam. Zo kreeg Joris de beroemde open brief aan koning Albert te horen vóór die op 11 juli 1917 verspreid werd. Nadat Joris tweemaal gestraft was – de eerste keer duidelijker als flamingant dan de tweede keer – verminderden zijn contacten met de leiders van de Frontbeweging en zijn inbreng. Wellicht was de verdachte Van Severen voor de organisatie een risico. Bovendien volgde hij hun revolutionaire ontwikkeling niet.
Ten slotte blijkt uit het oorlogsdagboek van Joris van Severen dat zijn gedachten tijdens de oorlog meestal elders zaten, met name bij zijn Engelse vriendin Katia Innes-Taylor – deze vrouw toonde overigens weinig begrip voor de Vlaamse strijd. Zijn voortdurende twijfel over die relatie kwam zijn Vlaamse daadkracht niet ten goede, ondanks zijn opstandige buien tegen de burgerlijke maatschappij en de militaire mentaliteit.
Daniël Vanacker werd in 1951 geboren in Oostende en groeide op in Nieuwpoort. Hij studeerde Germaanse filologie in Kortrijk en in Leuven en werkte net 30 jaar als journalist op de stadsredactie van De Gentenaar (VUM). Sinds eind vorig jaar is hij met brugpensioen. Hij publiceerde al drie boeken over de Vlaamse Beweging tijdens de Eerste Wereldoorlog: Het activistisch avontuur, de Oorlogsindrukken van Cyriel Verschaeve en De Frontbeweging. De afgelopen jaren leverde hij diverse bijdragen voor het Jaarboek Joris van Severen. In april 2005 verschijnt het oorlogsdagboek 1914-1918 van Joris van Severen, waarvan hij de editie verzorgde. Hij werkt ook aan een biografie van de Vlaams-liberale politicus Leo Augusteyns.
De literaire voorkeuren van Joris van Severen
Zoals ik reeds in de inleiding van mijn artikel over Joris van Severen en de avant-garde in de spiegel van Ter Waarheid (1921-1924)1 schreef wordt Van Severen bij talrijke historici en het grote publiek ook anno 2004 nog altijd gereduceerd tot de militaristische en fascistische leider van het anti-democratische en virulent antisemitische Verdinaso.2 Het Jaarboek Joris van Severen en het Studiecentrum Joris van Severen bewijzen nu echter reeds bijna tien jaar en dit in opvolging van het Nationaal Studie- en Coördinatiecentrum in Aartselaar, dat dit beeld op zijn zachtst gezegd best wordt bijgesteld en geven historici die naar volledigheid en objectiviteit streven volop de gelegenheid om ook een ‘andere’ Joris Van Severen te leren kennen.3
Dat er ook een ‘andere’ Van Severen bestond werd echter zelfs voor specialisten pas volledig duidelijk doorheen het beschikbaar worden van het privé-archief van Joris van Severen dat door zijn neef ere-notaris Rudy Pauwels, zoon van Jeanne van Severen, aan het universiteitsarchief van de Katholieke Universiteit Leuven werd geschonken. Sinds januari 2004 berust het volledige privé-archief van Joris van Severen in dit archief dat zich in de indrukwekkende Leuvense universiteitsbibliotheek bevindt.
Met dit onderzoek wilde ik opnieuw aanknopen bij mijn bijdrage uit 1997 over de invloed van Gabriele D’Annunzio en Leon Bloy op de jonge Joris van Severen tijdens de eerste wereldoorlog.4 Ik erkende toen voor mijn bronnen bijna volledig schatplichtig te zijn aan het Oorlogsdagboek van Van Severen, een mijns inziens bijzonder aangrijpend document waarin hij zijn diepste zieleroerselen maar ook meer intellectuele en literaire beschouwingen neerpende. Dit maal koos ik voor een bredere benadering waarbij ik zal proberen de lezer een beeld te geven van de literatuur die Joris van Severen tijdens de Eerste Wereldoorlog verzamelde en las. Zoals ik ook al in 1997 beklemtoonde is de receptie, verwerking en evaluatie van deze literatuur bij Van Severen altijd verweven met persoonlijke, subjectieve factoren. M.a.w. de omstandigheden, noodlottigheden, spanningsvelden, karakterschetsen, enz… die hij in verscheidene romans las koppelde hij vaak terug naar zijn eigen wedervaren en hiermee gepaard gaande gevoelens. In die zin voegt een belichten van de door Joris van Severen’ gelezen literatuur tijdens de Eerste Wereldoorlog ook opnieuw enkele tot nog toe vrijwel onbekend gebleven elementen toe aan zijn biografie. Kortom, literatuur speelde ook bij Joris van Severen een essentiële rol bij het tot stand komen van de grondlijnen van zijn persoonlijkheid.
Ook nu vormen de oorlogsdagboeken de belangrijkste bron voor deze bijdrage. De ‘oorlogslectuur’ van Van Severen werd naast mijn bijdrage over de invloed van Léon Bloy en Gabriele D’Annunzio enkel nog maar door Luc Pauwels van nabij onder de loupe genomen. Arthur de Bruyne beperkte zich in zijn bekende biografie Joris van Severen. Droom en daad tot de mededeling dat Van Severen tijdens de Eerste Wereldoorlog veel las en tot het opsommen van een aantal auteurs. Rachel Baes daarentegen, ging in Joris Van Severen. Une âme wel in op de literaire keuzes van Van Severen maar putte vrijwel uitsluitend uit Van Severens briefwisseling met Charles Gouzée de Harven met wie zij bevriend was.5
In zijn zeer gedegen licentiaatsthesis De ideologische evolutie van Joris van Severen (1894-1940).Een hermeneutische benadering behandelde Luc Pauwels echter op de eerste plaats de totale bibliotheek van Van Severen en splitste hij voor zijn onderzoek de lectuur uit de oorlogsdagboeken dus niet af. Boven bestudeerde hij deze bibliotheek en de oorlogslectuur vooral als bronnen voor de studie van Van Severens ideologie. Volgens Luc Pauwels werd de ideologie van Joris van Severen via het antimilitarisme vanaf einde 1916 uitgesproken links-revolutionair. Hij noemt het zelfs een “emotioneel bolsjewisme verbonden met Vlaams-nationale motieven”. Volgens Pauwels betreft het een “nationaal-revolutionaire” ideologie die vanaf 1922 om-zwaait naar ultramontaans katholicisme, enkele jaren later naar solidarisme en nationaalsolidarisme en in de jaren dertig zelfs naar politiek corporatisme.6
Ik ben het slechts ten dele eens
met de bevindingen van Luc Pauwels. Diens benadering was geen onderzoek naar de
literaire interesses van Joris van Severen an sich en zeker niet naar de
appreciatie en persoonlijke verwerking van Van Severen van deze literaire
keuzes. Mocht Luc Pauwels een meer gediversifieerde benadering hebben verkozen
dan zou hij hebben gemerkt dat van zeer duidelijke, uitgekristalliseerde
ideologische evoluties en breuklijnen bij Van Severen eigenlijk niet direct
sprake is. Ik zou het eerder accentverschillen noemen en wisselende uitingen van
een wezenlijk “eclectische” en
“caleidoscopische” persoonlijkheid. Wat hij dus in het begin van de
“Grote Oorlog” over zichzelf schreef bleef eigenlijk relevant in en
voor zijn verdere leven: “Echt en hevig
rechtzinnig revolutionair. Overgevoelig. Schrijnend lijdend aan liefdeloosheid
en nood aan een diepe vrouwenziel. Zo individualistisch en anarchist als het
maar zijn kan. En toch in mijzelf een behoefte voelend en een begeerte naar
orde, tucht, hiërarchie en sociale inrichting.
Geestelijke wildheid, primitiefheid, Dostojevski en vagebond. Maar diep
in mij meer de Goethiaansche orde, natuur die alle dingen juist meet en op haar
nodige plaats wil.
Socialistische armoedigheid, als een zwerver aangekleed en leven. En
toch ook begeerte naar een gentleman, aristocratisch, mooie klederdracht en
hoofse gemanierdheid.
Eenzame dromer en apostel, werkdadige Leider van een Beweging. Hooghartig misprijzen, pose en medelijden.”7. Deze zelfanalyse vormt als het ware een programma voor zijn verdere leven waarvan hij, mee evoluerend met de historische context, bepaalde facetten van beklemtoonde en realiseerde maar ook weer afbouwde. Hetzelfde persoonlijkheids-programma zien we ook weerspiegeld in zijn literaire keuzes tijdens de Eerste Wereldoorlog zoals ik ze tijdens deze uiteenzetting aan u presenteer.
______________________
1.
Ravyts, K., Joris van Severen en de avant-garde in de spiegel van Ter
Waarheid, in Jaarboek Joris van Severen 4, Ieper, 2000, pp.45-123.
2.
Illustratief is het artikel ‘Zwart
gaat moeilijk af’ van ene Dimitri Verhulst in De Morgen van 9 juli
2003. Dit artikel werd opgenomen in het boek
Hij was een zwarte dat naast de in 1946 geschreven gelijknamige
reportage van Louis Paul Boon ook teksten van literatuurwetenschapper en
Boon-biograaf Kris Humbeeck en historicus Chris van der Heijden bevat. Verhulst schrijft wanneer hem door zijn gesprekspartner
gevraagd wordt of hij weet wie Van Severen is volgende onzin : “Tenzij er een andere Joris van Severen is dan die kleine, magere man uit
Wakken die vaker van politieke overtuiging dan van onderbroek veranderde, die
een tijdschrift oprichtte waarin aanvankelijk nog socialisten publiceerden,
uiteindelijk het Verdinaso stichtte, ontroerd raakte bij de aanblik van jonge
knaapjes die met wimpeltjes en pennoentjes en trommeltjes voor hem paradeerden,
wiens geluk niet opkon als hij maar even Mussoliniaans kon salueren naar pakweg
een door duiven bescheten standbeeld van Willem van Oranje, en die ontgoocheld
was in vele fascistische partijen omdat ze niet ondemocratisch en antisemitisch
genoeg waren naar zijn gedacht, en die ze aan het begin van de grote wereldbrand
in Abbeville hebben omgebracht… tenzij er nog een andere Von, pardon, di
Severini is, weet ik over wie J. het heeft.”.
3.Die
‘andere’ Van Severen treedt sterk naar voor in de fascinerende biografie van
Rachel Baes, in 2002 gepubliceerd door de Brugse publicist Patrick Spriet, Een
tragische minnares. Rachel Baes, Joris van Severen, Paul Léautaud en de
surrealisten, Leuven, 2002.
4.
Ravyts, K., De invloed van Gabriele D’Annunzio en Léon Bloy op de
persoonlijkheid en de religiositeit van de jonge Joris van Severen, in Jaarboek
Joris van Severen, Ieper, 1997, pp.67-119.
5.
Ravyts, K., Joris van Severen en de avant-garde in de spiegel van Ter
Waarheid, in Jaarboek Joris van Severen 4, Ieper, 2000,
pp.45-123.
6.
Pauwels, L.. De ideologische evolutie van Joris van
Severen (1894-1940). Een hermeneutische benadering. Deel I, Leuven, 1998,
pp.264-267.
7 Van Severen, A., Joris van Severen, het verhaal van een leven. Deel 1: Van 1894 tot 1929, Brugge, 1995, p.79.
Parlementaire
initiatieven en tussenkomsten van Joris van Severen in de Kamer van
volksvertegenwoordigers 1921 – 1929
Paul Meeus, Turnhout
Een chronologische analyse geeft een beeld van de werkzaamheden van Joris van Severen in het parlement in de periode 1921-1929. Maar meer ook niet. Het is niet doenbaar een graadmeter op te stellen van wat een actief parlementslid is. Bovendien zijn er geen vergelijkingen te trekken met de (ongeschreven) criteria die vandaag de dag geldig zijn. Niet alleen functioneert de Kamer als systeem totaal anders dan 80 jaar geleden, ook de parlementairen leggen op een andere wijze dan toen hun activiteiten aan de dag.
Er
zijn uit die tijd geen registers of statistieken voorhanden die een vergelijking
maken tussen de parlementsleden voor wat betreft het aantal tussenkomsten, het
aantal schriftelijke vragen, het aantal interpellaties.
Wat
Van Severen betreft, vermoeden wij dat hij geregeld aanwezig was. Uit meerdere
bronnen vernemen wij immers dat hij een appartement betrok in Schaarbeek om
dicht bij het parlement te wonen.
Globaal gezien zou men niettemin
kunnen stellen dat Van Severen geen al te grote ijver aan de dag legde en dat
hij slechts tussenkwam in de Kamer als het hem interesseerde. Op 19 februari
1923 noteert hij in zijn dagboek: “Mon mandat parlementaire? Faire
de la propagande nationale flamand mais le parlementarisme me dégoute… Vie
politique: vie de palabres – temps perdu en écoutant des bavardages – société
de gens vulgaires qu’au fond je méprise.”
In het najaar van 1924 werd in Van Severens kiesarrondissement
Roeselare-Tielt een enquête gehouden over de voor- en nadelen van een nieuwe
kandidatuur van Van Severen. Ook Romain Vanlandschoot stelt: “Zijn
parlementaire werk verwaarloosde hij echter tot groot ongenoegen van de
nationalistische kopstukken uit West-Vlaanderen.” Men bracht heel wat
kritiek uit op hem, maar men vond hem uiteindelijk toch onmisbaar omwille van
zijn radicale lijn. Van Severen komt inderdaad niet vaak tussen, maar is wel in
staat om scherpe en diepzinnige analyses aan zijn gehoor voor te leggen.
Bovendien is hij niet te beroerd om vlijmscherpe en radicale toespraken te
houden die zijn tegenstrevers shockeren. Wat zeker opvalt, is zijn
persoonlijke stijl. Arthur de Bruyne, die zeer weinig bronnen aanhaalt, maar nog
zeer veel van “horen zeggen” heeft, omschrijft hem als volgt: “Hij komt
steeds met een goedgevulde boekentas naar de Kamer, waar hij doorgaans niet
luistert naar de vele, vaak nutteloze woorden. Hij schrijft integendeel brieven,
en leest ‘Le nouveau siècle’, het blad van de Fransman Georges Valois, met
wiens ideeën hij dweept, en wiens geschriften hij bij intellectuele
strijdgenoten aanbeveelt – en ‘L’Action Française’, die (sic)
weldra zijn lijfblad wordt. Hij moet tal van tijdschriften over politiek en
literatuur bijhouden, en blijft zich interesseren aan de allerjongste stromingen
vooral op het gebied der
literatuur, en in de eerste plaats aan hetgeen er in Frankrijk verschijnt. Het
dadaïsme en het surrealisme prikkelen zijn belangstelling. Hij waagt zich af en
toe aan een Frans gedicht, en in gezelschap van goede vrienden kan hij urenlang
voorlezen uit of praten over Jean Cocteau, Apollinaire en Baudelaire. Tot
verbazing van menig Vlaams volksvertegenwoordiger, en niet minder van
Brusselaars en Walen, leest die ‘frontiste’ de nieuwste Franse romans, de
laatste Gide, Maurois en Elie Faure.
In de koffiekamer vraagt hij de duurste sigaren en verbluft menig
politiek tegenstander door zijn vlotte conversatie, in ’t Nederlands en in
’t Frans. Want hij kent goed Frans, en spreekt het graag.”
Dit citaat duidt aan dat Van Severen intellectueel niet lui was. Hij was
gedreven om aan de politieke actie die Vlaanderen volgens hem behoefde een
meerwaarde en een diepgang te geven. Zijn beschouwingen in De West-Vlaming bijvoorbeeld
getuigen van zijn intellectuele ijver om zijn politieke doelstellingen duidelijk
te maken en zijn politieke wil om ze (ooit) uit te voeren. Met het Verdinaso zal
hij later hiertoe een volgende stap zetten en aantonen dat zijn roeping
uiteindelijk niet in het parlement lag.
Ook inzake de werkzaamheden van de Frontpartij ligt nog terrein braak
voor verder historisch onderzoek, vooral aangaande de parlementaire activiteiten
van alle Kamerleden van de Frontpartij na 1925. Vrijwel alle bronnen maken hun
“evaluaties” tot aan de verkiezingen van 1925.
Paul Meeus, geboren 1957, Gehuwd en wonende te Turnhout, Gildenstraat 28. Opleiding: Onderwijzer met aanvullend diploma Hoger Opvoedkundige Studiën en getuigschrift Remedial Teaching. Professioneel: 16 jaar onderwijs (1979-1995) en sinds 1995 parlementair medewerker in de Kamer van volksvertegenwoordigers van de grootste er vertegenwoordigde partij. Publiceerde tal van artikels in diverse tijdschriften en brochures over onderwijs, opvoeding, het rooms-katholicisme, nationalisme en politiek. Medewerker aan het Studiecentrum Joris van Severen en het Jaarboek Joris van Severen.
Een
Status Quaestionis inzake het Archief en het Fonds
Joris van Severen in het Universiteitsarchief te Leuven
Samenvatting
van het referaat gehouden op 9 oktober 2004 in de Sint-Andriesabdij van
Zevenkerken ter gelegenheid van het vierde Joris van Severen-Colloquium
Het
fonds Van Severen bestaat uit zes groepen: 1. Archief van Joris van Severen /2.
Archieven van medestanders / 3. Verzamelde archiefbescheiden betreffende het
Verdinaso en de geledingen ervan / 4. Archieven en verzamelingen van personen en
verenigingen die het gedachtegoed van Joris van Severen na zijn dood bewaarden
en opkwamen voor zijn nagedachtenis / 5. Onderzoeksarchieven betreffende het
Verdinaso / 6. Verzamelingen en collecties betreffende Joris van Severen en het
Verdinaso.
Het
fonds is nagenoeg volledig samengesteld uit de schenkingen van Rudy Pauwels en
wijlen Jef Werkers. Joanna van Regenmortel inventariseerde in 1995 een deel van
het bezit van Jef Werkers. Isabelle Heyvaert
nam in 2001 het bezit van Rudy Pauwels voor haar rekening. Beide
inventarissen beperkten zich echter tot een intellectuele ordening. De fysieke
overdracht naar Leuven geschiedde pas in de periode 2001-2004. De hoofdopdracht
van ondergetekende bestond uit de definitieve inventarisatie, nummering en
verpakking van het archief van Joris van Severen. Tegelijk werd hem gevraagd
aanbevelingen te formuleren voor de ontsluiting van het overkoepelende fonds Van
Severen en zo mogelijk reeds een aantal archieven en verzamelingen te
inventariseren.
Het bestaande archiefschema werd geoptimaliseerd en de aangetroffen archiefstukken werden getoetst aan de beschrijvingen van de vroegere inventarissen van Van Regenmortel en Heyvaert. Een aantal ontbrekende archiefbescheiden werden alsnog naar Leuven overgebracht. De facto heeft dit geleid tot een geheel nieuwe inventaris. Het archief van Joris van Severen is op heden volledig geïnventariseerd, genummerd en verpakt. Het beslaat ca vier strekkende meter; de inventaris telt 1029 nummers. Tegelijk werd de bibliotheek van Joris van Severen gecontroleerd aan de hand van het tweede deel van de licentiaatsverhandeling van Luc Pauwels. In totaal werden – na overbrenging van een 150-tal nog bij notaris Pauwels aanwezige boeken – ca 850 boeken van de bibliotheek van Van Severen teruggevonden. Alle boeken werden genummerd en verpakt.
De
ontsluiting van de andere archieven en verzamelingen van het Fonds Joris van
Severen
Gezien
het korte tijdsbestek golden de aanwezigheid in Leuven, eventuele
voorafgaandelijke inventarisatie, het belang voor toekomstige onderzoekers, de
geschatte benodigde tijd voor de ontsluiting en de omvang als selectiecriteria.
Dientengevolge is ervoor gekozen om de archieven van Rachel Baes, Jef van Bilsen,
Jef François, Jan van Herck, het Genootschap Joris van Severen, Rudy Pauwels,
Luk Kongs en het Repertorium, Necrologium en de Bibliotheek van het NSDC te
inventariseren.
De
verdere ontsluiting van het fonds Van Severen moet eerder op de lange termijn
gesitueerd worden:
Bart Coppein, (°1980, Poperinge), ongehuwd.
Adres: Hoekjestraat 8, 8691 Stavele (Alveringem). E-mailadres:
bart_coppein@yahoo.com
Licentiaat Moderne
Geschiedenis, KUL en GGS Archivistiek
en Hedendaags Documentbeheer.
Wij
waren er al lang van op hoogte dat de gezondheidstoestand van Herman
Jansseune (Neuss a/Rhein, 22 mei 1922 – Malle, 8 september 2004) er erg op
achteruit ging. Toch trof zijn onverwacht en tragisch overlijden ons diep.
Tijdens een fietstochtje nauwelijks enkele meters van zijn woning, werd een
kleine onoplettendheid hem fataal: bij het oversteken de weg werd hij door een
auto dodelijk gegrepen.
Het
was dan ook daarom dat hij zijn blad “P.N.B.” (afgeleid van het “Point
n’est besoin…” van de grote Zwijger) in het leven riep en een maandelijks
debat organiseerde waarop de sociale problematiek telkens ruim aan bod kwam.
Voor het maandblad Delta heeft hij talrijke bijdragen hierover
geschreven. Hij was ook medestichter van ons Studiecentrum Joris van Severen.
Alhoewel Herman de gezegende leeftijd van 82 jaar bereikte, komt zijn ziekte en
vooral zijn tragische dood veel te vroeg. Mensen van zijn kaliber kan onze
wereld zo node missen. (VE)
Alfons van
Opstal (Beerse, 22.6.1912 –
Schilde, 22.10.2004), “Lid van het eerste uur van het Verdinaso en de
Dietse Militantenorde” – zoals zijn overlijdensbericht niet zonder trots
vermeldt – was een van de allerlaatste getuigen die het reilen en zeilen van
het Verbond van Joris van Severen van in het allerprilste begin heeft
meegemaakt. Hij behoorde ook tot de falanx die doorheen de naoorlogse decennia
mee aan de wieg stond van elk initiatief dat tot doel had de herinnering aan
Joris van Severen levend te houden en te getuigen voor diens grootse visie.
Straks negen jaar geleden was hij dan ook als vanzelfsprekend medestichter van
de vzw Abbeville en sindsdien konden wij met de regelmaat van een klok
putten uit zijn levendige Herinneringen die tot een vaste rubriek van
deze Nieuwsbrief uitgroeiden. Ook in de volgende nummers kunnen we nog
uit zijn manuscripten putten teneinde de tijd van toen waarheidsgetrouw te
evoceren. Naar zijn jongste exploot – zijn medewerking aan het boek België
bevrijd onder redactie van Dirk Musschoot verwezen we reeds in de rubriek
“mededelingen” van dit nummer. (MC)
Verdinaso
was een autoritaire beweging uit België, opgericht op 6 oktober 1931 door Joris
van Severen, dat via een rechts-revolutionaire actie een staats- en
maatschappijhervorming wilde doorvoeren. Het hield op te bestaan door een door
de Duitse bezetter opgelegde fusie met het Vlaams Nationaal Verbond tot de
Eenheidsbeweging-VNV in 1941.
Verdinaso
staat voor Verbond van Dietse Nationaalsolidaristen. Het
nationaalsolidarisme was een sociale maatschappijleer, gedistilleerd uit
verscheidene geschriften, o.a. de pauselijke encyclieken Rerum Novarum en
Quadragesimo Anno. Aldus stelde het Verdinaso zich anti-marxistisch en
antikapitalistisch op, en wenste een maatschappijhervorming in een organische
zin door te drukken gericht tegen liberalen, marxisten,
Het
Verdinaso raakte in de loop van zijn bestaan steeds meer los van de
aanvankelijke invloed die Mussolini en zijn fascisten hadden op de beweging.
Vanuit het nationaal-socialistische Duitsland werd zelfs met argwaan gekeken
naar de uitgesproken Heel-Nederlandse houding van het Verdinaso.
___________________
Ontleend – met illustratie –
aan WikipediA, een interactieve encyclopedie op internet
In Père Ubu, een Brusselse hebdomadaire indépendant sans publicité, verschijnt elke week een jeu d'histoire waarin 25 vragen worden gesteld omtrent gebeurtenissen die precies verjaren op de dag van verschijnen van het blad. In het nummer 702 van 16 september 2004 luidde vraag nr. 13 op pag. 20 als volgt: D'importantes perquisitions ont lieu en Belgique dans les locaux des trois principaux partis "fascistes". Évidemment chez Rex, au VNV... mais quel est le troisième?
Het jaar waarin die huiszoekingen plaatsvonden is niet vermeld, maar uit de vorige vraag (12) kan worden afgeleid dat het 1934 moet zijn geweest. Het antwoord (pag. 22) was: Le Verdinaso, un étrange mouvement dont le "chef" sera abattu illégalement en 1940 à Abbeville par des soldats français en déroute.
Rudy Bogaerts, de hoofdredacteur van Père Ubu, streeft objectiviteit na, ook in zijn berichtgeving over Vlaanderen en de Vlamingen. In de jeu d'histoire is echter geen ruimte om veel toelichting te geven. Het gebruik van aanhalingstekens bij het woord fascistes wijst toch in de goede richting. (Erik Martens)
Hendrik de Man - andermaal
"Hij (Hendrik de
Man) had bovendien contacten met koningin Elisabeth en koning Leopold en met
Joris van Severen, de leider van het Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen
(Verdinaso)” (p. 40). “Verdinasoleider Joris van Severen zag geen wezenlijk
verschil tussen zijn solidarisme en het socialisme van Delvo. Ook hij kantte
zich tegen de klassenstrijd en pleitte voor een sterk gezag. Hij vond zelfs dat
Delvo meer thuishoorde in het Verdinaso dan in
de BWP" (p. 46).
__________________
Frans van Campenhout, Edgard Delvo, van Marxist en demanist naar Vlaams-nationalist, Uitg. in eigen beheer, Dilbeek 2003, ISBN 90-801058-3-X.
België bevrijd…
“Joris van Severen werd
geboren op 19 juli 1894 in het West-Vlaamse Wak-ken. Hij studeerde in Gent, waar
hij zich snel als Vlaamsgezind profileerde. Tijdens de Eerste Wereldoorlog
raakte hij betrokken bij de Frontbeweging en na de oorlog ging hij radicaal
Vlaams denken. In 1921 werd hij voor het Vlaamse Front tot kamerlid gekozen voor
het arrondissement Roeselare-Tielt. In 1925 werd hij herverkozen. Van Severen
verloor zijn geloof in de democratie en zijn programma draaide steeds meer ronde
de Groot-Dietse gedachte, de corporatieve staatsordening en de verovering van de
macht door de vorming van milities. In 1929 werd hij niet herkozen.
Op 6 oktober 1931 stichtte hij het Verbond van Dietse Nationaalsolidaristen (Verdinaso). Zijn doel: een eind maken aan de onmacht van de Vlaams-nationalistische groeperingen en een rechts-revolutionaire staats- en maat-schappijhervorming invoeren. In 1934 veranderde hij van richting. Hij liet zijn anti-belgicisme varen en verdedigde een fascistische machtsovername. Bij de inval van de Duitsers werd Van Severen door de Staatsveiligheid aan-gehouden en overgebracht naar Abbeville in Frankrijk, waar hij op 20 mei 1940 werd doodgeschoten. Zijn dood betekende het begin van het einde van het Verdinaso. Sommige Dinaso’s gingen in de collaboratie, anderen in het verzet.”
________________
Dirk Musschoot (ed.), België bevrijd – verteld door wie er toen bij was, p. 26, als kadertekst bij de bijdrage van Alfons van Opstal op pp. 24-31.