> nieuwsbrief > 2002 - nr 2
MEDEDELINGEN
Bijdrage jaar 2002
De oproep tot hernieuwing van de ledenbijdrage werd door zowat tweederde van de leden stante pede beantwoord. Even positief bleek de mate waarin gehoor gegeven werd aan de oproep de bijdrage spontaan op te trekken tot 25 EUR. Wie in regel is met zijn bijdrage
ontving ondertussen reeds zijn exemplaar van de Nieuwsbrief via de post.
Ter herinnering voor de "nalatigen": de minimumbijdrage bedraagt 20 EUR. In ruil daarvoor ontvangt u naast het nieuwe jaarboek uiteraard ook de vier nummers van de
Nieuwsbrief.
Het volgende nummer van de Nieuwsbrief - het colloquiumnummer - zal alleen nog worden toegestuurd aan wie in regel is met de bijdrage.
Derde colloquium Joris van Severen
Op zaterdag 21 september 2002 zal op het Domein Ruytershove, Manegemstraat 37, 8870 Izegem het 3e
Colloquium Joris van Severen doorgaan, waarop de navolgende thema's omtrent het "sociaal project" van het Verdinaso aan bod zullen komen:
* Van syndicalisme naar corporatisme. De rol van Juul Declercq in de jaren
1925-1932, door drs. Romain Vanlandschoot, historicus.
* De bronnen van het solidarisme en het corporatisme van Joris van Severen, door drs. Frank Judo, historicus en jurist.
* De parallellen tussen het nationaalsolidarisme van Joris van Severen het het "nationale socialisme" van Hendrik de Man, door drs. Edwin Truyens, advocaat en voorzitter Vormingsinstituut Wies Moens.
Moderator: Vik Eggermont, eindredacteur maandblad Delta.
Het volgende nummer van de Nieuwsbrief Joris van Severen zal volledig in het teken staan van het aanstaande colloquium.
Le meurtre de Joris van Severen
De aanstaande bedevaart naar de graven van Joris van Severen en Jan Rijckoort te Abbeville - op 25 mei - met aansluitend - om 16.30 uur - de jaarlijkse herdenking in de abdijkerk te Steenbrugge/Assebroek, leek ons een passende gelegenheid om de aandacht te vestigen op het door weinigen gekende ooggetuigenverslag van het drama van 20 mei 1940 als te boek gesteld door een zekere Marcel Bourgeois. We brengen het in dit nummer in de oorspronkelijke versie van de Franstalige auteur.
Op zaterdag 25 mei legt de vzw Abbeville een bus in met haltes te Lier, Antwerpen, Gentbrugge en Brugge (kostprijs 15 EUR); na de bedevaart stevent de bus af op de abdijkerk te Stenbrugge/Assebroek voor de herdenkingsmis ingericht door de Stichting Joris van Severen. Na de mis is er gelegenheid tot een warme maaltijd (10 EUR). Alle info: Vik Eggermont/Ekeren (tel. 03-645 6712), Paul
Meeus/Turnhout (tel. 014-423 726) of Paul Seynaeve/Izegem (tel. 051-311 749).
Interesse?
Wie interesse heeft voor nummers van de Dinasopers - Hier Dinaso!, De Dinaso-student, Recht en Trouw, Jongdinaso, L'Ordre Thiois, Pays-Bas
Belgiques, e.a.m. - vindt verderop in dit nummer de lijst van de beschikbare uitgaven waarover het Documentatiecentrum Joris van Severen te Aartselaar thans nog beschikt. Het succes van onze deelname aan de Geschiedkundige Boekenbeurs van 9/10 februari jl. heeft de lijst drastisch ingekort.
Jaarboek 5 (2001)
Een meer dan geslaagde voortzetting: het Jaarboek Joris van Severen, deel V, - zo luidt de titel van een uigebreide recensie in
Vivat academia, het tijdschrift van het Verbond van Vlaamse Academici (nr. 113, 4e trimester 2001, p. 250-253). Ook hier besteedt de recensent, lic. hist. Peter van Windekens, het meeste aandacht aan de bijdrage van drs. Bart de Wever; aan de overige bijdragen wordt evenwel ook behoorlijk wat aandacht besteed.
Bormshuis-Broederband jg. 39, nr. 1, bracht een uitgebreide recentie van de hand van Luc Dieudonné, waarbij het colloquiumreferaat van drs. De Wever eveneens het leeuwenaandeel opeist en waarbij de recensent niet ten onrechte enkele kritische opmerkingen formuleert.
Signalement
Een tragische minnares. Rachel Baes, Joris van Severen, Paul Léautaud en de surrealisten. Zo luidt de titel van het zopas - op 22 maart jl. - voorgestelde boek van de Bruggeling Patrick Spriet, dat verscheen bij uitgeverij Van Halewyck. We komen er uiteraard op terug in ons volgend nummer.
Inhoudsoverzicht Jaarboek Joris van Severen 6
Ook ons zesde jaarboek brengt opnieuw een reeks bijdragen tot de studie omtrent Joris van Severen, zijn persoon, zijn gedachten, zijn invloed en zijn werk. Andermaal komen op elk van deze terreinen totnogtoe on- of onderbelichte aspecten aan bod.
* Van de hand van Joris van Severen zelf, zijn de fragmenten uit zijn jeugddagboek - anno 1911 - waardoor ons een blik wordt gegund op de collegestudent en de ideële thema's die hem toen bezighielden. Ze getuigen van zijn idealistische ingesteldheid en de drang om deelachtig te worden aan het verwezenlijken van die hooggestemde idealen.
* Daniël Vanacker verrast ons andermaal met een bijdrage over Joris van Severen tijdens de Eerste Wereldoorlog, en wel over
Joris' betrekkingen met Marie Elisabeth Belpaire. Hij betreedt daarmee eens te meer onontgonnen terrein, waardoor we - naast "de moeder van de Vlaamse Beweging" - ook enkele zeer sensibele aspecten van Van Severens persoonlijkheid leren kennen.
* Mede als antwoord op het aan Van Severen gewijde Canvasprogramma onder de titel De leider van Wakken besteedt Rudy Pauwels
in een korte bijdrage aandacht aan het dandyisme dat Van Severen kenmerkte of dat hem in elk geval toegeschreven wordt. Hij deelt dit epitheton met o.m. Ernst Jünger (1895-1998) die niet slechts als leeftijdgenoot tegenover hem stond in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog, maar al evenzeer als hijzelf gegrepen was door het esprit van de Franse denkwereld. Er zijn overigens méér parallellen tussen beide levens te trekken.
* Met de bijdrage van Sam van Clemen over de rol van Jef van Bilsen in de uitbouw van
de Leuvense studentenafdeling van het Verdinaso zitten we meteen ruim een decennium verder en volop in het leven van Van Severens beweging. Ook hier betreedt de auteur onontgonnen terrein dat meteen ook een nieuwe invalshoek brengt op de evolutie die uiteindelijk tot de teloorgang van het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond heeft geleid.
* Joris van Severen en Leopold III. Ook zij behoorden welhaast tot dezelfde generatie en hun beider denkwereld kende heelwat affiniteiten. Wellicht heeft slechts de moordpartij van Abbeville voorkomen dat ze elkaar ook daadwerkelijk vonden op het terrein van de praktische politiek. Deze bijdrage van
Rudy Pauwels vormt de schriftelijke neerslag van zijn colloquiumreferaat (Wakken, 16 september 2000) dat nog niet aan publicatie toekwam.
* In de daarop aansluitende bijdrage behandelt Maurits Cailliau we enkele aspecten van
de evolutie van Van Severens beweging na het drama van Abbeville. Deze bijdrage besteedt voornamelijk aandacht aan de rol van Emiel Thiers en van Louis Gueuning in hun pogingen het aftakelingsproces van de beweging om te buigen.
* De laatste bijdrage van dit jaarboek is van getuigende aard. André
Belmans, over wiens vooraanstaande rol in Van Severens beweging - en later in deze van Louis Gueuning - het laatste woord nog niet gezegd is, kan terecht gelden als een kroongetuige. De wijze waarop hij
de staatsmansvisie van Joris van Severen ziet en er getuigenis over aflegt, reikt verder dan het louter historische terrein. In deze optiek zijn de persoon en de ideeën van Joris van Severen voorwaar nog niet aan een "historiografisch schrijn" toe.
* Ook dit nieuwe jaarboek sluit andermaal af met een poëtische noot. Een antigeluid ditmaal, waaruit blijkt dat ook Noordnederlandse "flaminganten" als een Steven Barends Van Severens nieuwe marsrichting moeilijk konden verteren.
Het zesde jaarboek telt 208 pagina's en is ruim geïllustreerd. Tot bij het verschijnen - medio mei - geldt de ledenbijdrage t.b.v. 20 EUR als vóórintekenprijs. Na verschijnen geldt de boekhandelsprijs van 23 EUR te verhogen met 3 EUR verzendkosten.
Bertrand de Jouvenel op heterdaad betrapt
Piet Tommissen, Grimbergen
Bertrand de Jouvenel (1903-1987) was er zich terdege van bewust zelf aan de basis te hebben gelegen van twijfels t.a.v. zijn politieke orthodoxie tijdens het interbellum: "Si, comme je le pense quelquefois, la malveillance m'attribue à moi aussi un rôle dans la Collaboration,..., je devrai l'accepter comme une juste épreuve" (p. 467). Toch heeft hij in 1984 een proces aangespannen tegen de bekende én omstreden Israëlische historicus Zeev Sternhell (°1935), proces dat op twee punten in zijn voor- en op één punt in zijn nadeel beslecht werd. De klacht die door het gerecht niet weerhouden werd sloeg terug op Sternhells insinuaties over De Jouvenels (vermeend?) fascisme: zelfs indien hij geen fascist geweest zou zijn, zelfs dan kon en mocht Sternhell het tegendeel geloven, aangezien de definitie van fascisme erg rekbaar is. Is het niet curieus dat De Jouvenel tegenover Joris van Severen (1891-1940) hetzelfde heeft gedaan wat hij Sternhell aanwreef? Inderdaad, in het eerste deel van zijn
herinneringen1 heeft hij het over een verblijf in België dat, afgaande op de context waarin het ter sprake komt, tussen 1935 en 1937 heeft
plaatsgegrepen.2 Drie ontmoetingen hebben toen op hem indruk gemaakt: "la plus intéressante" met de historicus Henri Pirenne (1862-1935), "la plus informante" met de industriëel Max-Léo Gérard (1897-1955) en "la plus curieuse" met Joris van Severen, "chef des Dinasos, c'est-à-dire des fascistes flamand". Van Severens uitspraak "Je déteste les hitlériens" leek hem "intéressant plutôt que bizarre", want "il n'y a aucune raison pour qu'il ait de la sympathie pour ceux qui se soucient de la force de leur nation, qui peut devenir menaçante pour la sienne." De Jouvenel besluit als volgt: "Et effectivement, Hitler eut l'intention d'annexer le pays flamand dont Van Severen se croyait le champion. Je ne sais ce qu'il a fait durant la guerre, et ce qu'il est devenu" (p. 223). Dat hij Van Severen een bezoek heeft gebracht is niet verwonderlijk in het licht van een 3 april 1938 gedateerd dagboekfragment dat Rachel Baes (1912-1983) in haar boek Joris van Severen, une âme op p. 136 meedeelt: "Hier encore j'ai reçu le nouveau livre de Bertrand de Jouvenel dédicacé de la manière suivante: 'A Van Severen, qui m'a fait aimer et comprendre les Flandres, hommage de très vive sympathie' cela m'a fait grand plaisir."
Abstractie makend van een vrij dubieuze bewering in het citaat en van het feit dat hij zich probleemloos over Van Severens lot had kunnen laten informeren, staan we hier voor een dubbele moeilijkheid: wat verstond De Jouvenel onder fascisme? hoe is zijn gewijzigde houding ten opzichte van Van Severen te verklaren? Ik onthou me van commentaar, ben evenwel van oordeel dat het tijd wordt aan Van Severens Franstalige contacten (b.v. ook met Gonzague de Reynold) en dito neigingen (b.v. het surrealisme) ernstig aandacht te besteden. Voorts lijkt me een studie van de beoordeling van Van Severen in de wetenschappelijke literatuur over het fascisme een geschikte manier om met een kankerend vooroordeel op te ruimen.
____________________
1 B. de Jouvenel, Un voyageur dans le siècle. 1935-1945, Parijs, Lafont, 1979, 493 p. Naar dit boek werd ook reeds verwezen middels een recensie in onze
Nieuwsbrief, nr. 4/2001, p. 22.
2 Dank zij Van Severens bewaard gebleven agenda kennen we de precieze datum van deze ontmoeting. Op 15 maart 1935 noteerde hij: "Voormiddag en noenmaal met Bertrand de Jouvenel en Mme Didier" en op 28 maart: "Artikel Bertrand de Jouvenel verschijnt in 'Le Petit Journal'."
Joris van Severen versus Patrice Lumumba
Rudy Pauwels, St.-Martens-Latem
Politiek België heeft officieel pardon gevraagd voor de wijze waarop het Patrice Lumumba heeft "getransfereerd" naar een zekere dood in een hem vijandig land.
Komt er nu ook een officieel pardon voor de wijze waarop de rechtsstaat België gedurende de meidagen van 1940 landgenoten heeft getransfereerd naar hun dood in een oorlogvoerend land, waar zij als "spionnen" werden gebrandmerkt?
Wordt er nu een officieel pardon gevraagd voor wat zonder meer een oorlogsmisdaad dient genoemd, waarvan Belgische staatsburgers het slachtoffer werden, nadat zij zonder nog de minste Belgische begeleiding, niet anders dan vogelvrij waren verklaard?
De herinnering aan Joris van Severen, zuiver gebleven bij wie hem tot op de datum van zijn dood gevolgd hadden; de herinnering aan Jan Rijckoort die hem toen niet alleen liet gaan, zoals elk van zijn getrouwen in zijn plaats ook zou gedaan hebben, maakt dat met misprijzen kan voorbijgegaan worden aan iedere vorm van holle officiële schaamte waaraan niet het geringste menselijk schaamtegevoel ten grondslag ligt.
De vrijheid waarvoor hij met zijn dood koos, in de hoop een einde te stellen aan de verdere voltrekking van het noodlot op zijn lotgenoten, verheft Joris van Severen ver boven de banale moord die op hem werd gepleegd en de vlucht voor verantwoordelijkheid waarin dit mogelijk is geweest.
Wie hij was in het aanschijn van de hem toegemeten dood heeft voor altijd bevestigd wie hij is geweest in het licht van zijn leven, dat meerdere "gaaf geblevene" heeft getekend.
Geen grootser grafschrift kan de eerbied verwoorden die verschuldigd blijft aan een mens, die aristocratisch dit is humanior is geweest in de volle, rijke zin van een kort, maar vrij en fier, bewust bestaan.
In memoriam
Enkele weken voor hij 97 zou worden overleed in het AZ-Stuivenberg te Antwerpen de kranige oud DMO-militant Victor Neyns (5 januari 1905-11 december 2001). Fier herinnerde hij er aan dat hij "onder vendelleider Jan Maes gediend had".
Antwerpenaar maar wiens wortels in West-Vlaanderen lagen, was hij niet alleen een trouw Abbevillebedevaarder, hij bleef tot voor vier jaar een regelmatig medewerker aan het Joris van Severencentrum te Aartselaar. Onder zijn initialen V.N. schreef hij over Zestig jaar geleden in
Ter Waarheid over Joris van Severen.
Bij het ter perse gaan van deze Nieuwsbrief vernemen we het overlijden van Rogier de Smet
(16 juni 1912-24 maart 2002). Rogier de Smet was destijds de West-Vlaamse verantwoordelijke voor het corporatiewezen van het Verdinaso. Hij behoorde tot de Brugse intimi van Joris van Severen. Rogier lag ook aan de basis van de Brugse Stichting Joris van Severen, die het initiatief nam tot de jaarlijkse herdenkingsmis voor Joris van Severen en zijn lotgenoten, in de abdijkerk van Steenbrugge.
Le meurtre de Joris van Severen
Marcel Bourgeois
Omtrent de omstandigheden die tot de dood van Joris van Severen geleid hebben bestaat er heel wat literatuur. Zo o.m. het hoofdstuk
Die van Abbeville
in Wij Verdachten
van René Lagrou, het piëteitsvolle De tragische dood van Joris van Severen en Jan Rijckoort
van F. van Berckel (alias Theo Hosten), en het getuigenis van de enige nog overlevende van het drama, Gaby Warris,
Het bloedbad
van Abbeville - 20 mei 1940, naast uiteraard de lijvige studie Dossier
Abbeville van Carlos Vlaemynck. Totnogtoe onbekend - we vonden het alvast in geen enkele bibliografie terzake terug - is
L'ile des
Ombres1 van Marcel Bourgeois, waarvan het hoofdstuk XVI (p. 121-129) als titel draagt
Le meurtre de Van Severen. We brengen de meest treffende passages van deze tekst in deze Nieuwsbrief en danken Carlos van Louwe, die ons dit merkwaardig document bezorgde.
Maurits Cailliau
Puisque je parle des meurtres et des assassinats commis par les gardesmobiles et gendarmes, je voudrais vous parler de meurtre de Van Severen, prisonnier secret.
Le récit qui van suivre est celui d'un honorable commerçant hollandais, témoin acculaire, Mr. W.E.
Ekkema2 , arrêté le 18 mai 40, sous l'inculpation de "Amitiés avec rexistes".
Ce récit fut fait au mois de juillet 1940, par le précité, et sa place se trouve dans mon livre afin qu'on n'oubli jamais comment fut assassiné ce brave Van Severen, homme de coeur et d'une droiture sans pareille.
Je laisse la parole à M. W.E. Ekkema:
"Je fus arrêté, le 13 mei, mais ne restai que quelques heures à Saint-Gilles; le même jour, je fus incorporé dans un convoi de 'suspects' et transféré à la prison de Bruges.
Réception de circonstances: visages contre le mur de la cour. Nous fûmes ensuite écroués, trois hommes par cellule, 'pour que le temps passe plus vitte', comme on nous dit aimablement. Mais nous étions encore en Belgique et, dès lors, notre traitement avait encore un semblant d'humanité... Bien entendu, la nourriture était insuffisante et détestable... Des questions d'hygiène le plus élémentaires, mieux vaut ne pas parler.
Cela dura ainsi jusqu'au 15 mai. De grand matin, ce jour-là, on vint nous retirer de nos cellules et nous fûmes confiés à une équipe de gendarmes, qui avait pour mission de nous conduire en France. Il faut ici que j'insiste tout particulièrement sur la conduite de ces Messieurs.
Alors que la plupart d'entre nous se trouvaient entassés, menottes aux mains, dans les autocars, ces bourreaux s'amusaient à nous distribuer des coups de matraque et cela sans la moindre raison; en plus de cela, ils semblaient éprouver une joie particulière en nous décrivant, à l'avance et avec force détails, le sort qui allait être le nôtre: à la fin de tout, devait se trouver bien sûr la mort...
Notre route nous conduisut par Ostende et La Panne, en France, et une halte fut faite à Dunkerque, où nous fûmes exposés, dans une cour de caserne, à une populace en délire. Messieurs les gendarmes nous présentaient aux Français, en nous traitant de dangereux espions 'parachutistes', etc... On devine l'accueil. En fin de compte, on nous donna quand même un peu d'eau et de quoi manger.
C'est là aussi que Léon Degrelle fut séparé de notre convoi et retenu à Dunkerque. Il avait une attitude fière et s'en fût, tête haute, entre quatre soldats français. Nous craignions le pire pour lui à ce moment.
Puis ke voyage continua jusqu'à Béthune, où, une fois de plus, nous fûmes écroués à la prison; c'est là que les gendarmes belges tinrent à nous remettre 'dignement' aux mains de Autorités françaises.
Une bordée d'injures de la plus basse espèce nous fut adressée; les coups de matraque pleuvaient et même les coups de crosse. Ensuite, on nous enleva tout ce que nous possédions: portemonnaie, portefeuilles, montres, bagues, stylos, etc., et l'on nous arracha littéralement cravates et cols, puis on nous fit dévêtir entièrement et, dans cet état, nous fûmes littéralement jetés dans de sombres cellules.
On nous laissa ainsi entièrement nus pendant de longs moments. Ce n'est qu'à la tombée de la nuit, qu'on nous jeta notre chemise, et ce fut tout. La nourriture, dans cette prison, était infecte, le morceau de pain que je recevais chaque jour, était sali par un crachat du surveillant et accompagné d'un juron.
J'ai séjourné ainsi, à Béthune, jusqu'au soir du 19 mai. Nouveau transport... Notre convoi comportait 74 hommes et 4 femmes... Cette fois-ci, nous fûmes escortés par des gardesmobiles français, qui nous traitérent avec peu de ménagement. Via Saint-Pol, nous arrivâmes, tard dans la soirée, à Abbeville. A la prison, un seul surveillant restait, qui refusa de recevoir un groupe aussi nombreux... On décida alors de nous enfermer dans le kiosque à musique se trouvant sur la Grand'Place.
Le journée qui allait suivre est à classer parmi les cauchemars le plus affreux qu'un être humain puisse jamais avoir à subir. La nuit se traîna, longue et froide, dans une sorte de cave où rien n'avait été prévu pour abriter des êtres humains.
Bien entendu, rien à boire, ni à manger... Pas la moindre hygiène; on me comprend - demi-mot, et il est aisé de se représenter la situation ainsi créée par la présence de quatre femmes. Trois d'entre elles étaient de la même famille: grand'mère, mère et fille: les deux dernières, hollandaises; la première, Belge, toutes trois de Bruges.
Je me suis entretenu longuement avec ces trois malheureuses, ainsi qu'avec Joris van Severen et Achille Marcel, et je pus ainsi me rendre compte que, de notre groupe de 74 personnes, 60 au moins ignoraient totalement le motif de leur arrestation.
Ici, apparaît clairement le monstreux manque de descernement avec lequel a opéré la Sûreté belge, pendant les premiers jours de la guerre. Une femme de soixante ans, soupçconnée de parachutisme, n'est-ce pas là une infamie?
Le landemain matin, commença le bombardement de la ville et cela dura jusqu'au soir. Plusieurs fois, notre cave fut violemment secouée par les éclatements des bombes, qui ne puvaient pas être éloignés de nous de plus de cinquante mètres. Cette cave n'avait rien de commun avec un abri; nous restions donc délibérément exposés. Vers cinq heures, un groupe de soldats, vint ouvrir la cave et réclama quatre hommes. Trois Italiens et un Belge, qui se trouvaient près de la porte, s'avancérent, heureux sans doute de pouvoir chercher de l'eau et un peu de pain. Ils ne se réjouirent pas longtemps.
Nous avions compris: on voulait lâchement nous assassiner, parce qu'on ne savait plus que faire de nous, parce que la ville était en feu et parce que qu'il fallait fuir.
Sidérés, nous avons jeté un regard au dehors et un spectacle affreux s'offrit à nos yeux: les corps de nos quatre camerades, étendus, morts, sur l'herbe.
Au hasard, cette ignoble soldatesque contraignit ainsi, à plussieurs reprises, quatre d'entre nous à sortir du caveau et à aller au-devant du trépas. Nos protestations, nos appels à l'hooneur de l'armée franàaise, notre exigence de voir au moins un ordre écrit, tout cela ne servit à rien.
Le bourreaux nous répondirent: 'Vous devez payer por les bombardements boches.'
Ansi donc, c'était des représailles contre des hommes et des femmes sans défense et n'ayant été ni jugés, ni condamnés, et qui neetaient, en grande majorité, même pas prévenus.
Je n'en dirai pas davantage. Nous n'avons été sauvés, les 57 survivants, que par le passage providentiel d'un lieutenant français qui, ayant entendu les coups de feu et nos cris, voulut voir ce qui se passait. Ce lieutenant a exigé de nos assassins la production d'un ordre écrit. Comme évidemment, une telle pièce n'existait pas, il a fait cesser les exécutions et a donné l'ordre à d'autres soldats de nous escorter jusqu'à Rouen.
Il avait cependant fallu attendre trois quarts d'heure, avant qu'enfin on vint nous prévenir que l'on ne tirerait plus sur nous. Vingt et une victimes innocentes étaient tombées sous les balles des assassins: parmi elles, se trouvait la veille grand'-mère déjà mentionnée ci-dessus, une femme de quatre-vingts ans.
Je connais plusieurs autres victimes. Je ne citerai ici que Joris van Severen, chef du mouvement Dinaso, et Jean Rijckoort, son collaborateur. L'honneur des soldats français restara à jamais souillé par ces crimes odieux.
Au soir de cette tragique journée du 20 mai, notre petit convoi qui, désormais, ne comptait plus que 57 unités, sortit à pieds d'Abbeville en feu. Deux journées de marche épuisante, quasi sans nouriture, au milieu de la misère sans nom de la population civile en fuite. (...)"
Je crois inutile de faire des commentaires sur la façon dont cet homme fut traité, mais je remarque que le même traitement fut infligé à tous. Etaitce un mot d'ordre? En tous cas, pour des gens qui ont la prétantion de porter au loin la civilisation française... Je vous laisse juges, lecteurs, de leur barbarie.
________________
1 De volledige titel van het boek van Marcel Bourgeois luidt: L'ile des Ombres. L'enfer du camp de Vernet. Choses
vues. Un reportage. Het werd in 1941 te Brussel uitgegeven door La mutuelle d'édition de la publicité et d'imprimerie.
2 Verderop in de tekst wordt de naam van deze getuige Hekkema gespeld. De volledige naam van deze Nederlandse zakenman was Wybo-Evert Hekkema.
Nationaal Documentatiecentrum Joris van Severen
Guido Gezellestraat 18
2630 Aartselaar
Tel. 03-887 47 90
Nu het Centrum zijn archief overbrengt naar de KU-Leuven en stilaan zijn werkzaamheden afbouwt, stelt het zijn dubbels en restanten ter beschikking van belangstellenden.
De lijst van de beschikbare collecties en losse nummers vindt u hierbij. Onder de aanduiding "losse nummers" zitten soms meerdere exemplaren van hetzelfde nummer.
De lijst bevat verder ook een aantal brochures, restanten van tijdschriften en boeken. Daaronder ook de laatste exemplaren van het in 1994 gepubliceerde prestigieuze
Gedenkboek Joris van Severen, thans aangeboden tegen de geschenkprijs van 9 EUR (inclusief verzendkosten) i.p.v. de oorspronkelijke prijs van 1250 BEF.
Voor andere bestellingen dan dit Gedenkboek neemt men liefst vooraf contact op met het Centrum te Aartselaar, want hier geldt: "die eerst komt, eerst maalt". We delen u dan mee of het gewenste nog voorhanden is en reserveren het acht dagen. We verwachten ondertussen het aankoopbedrag, vermeerderd met de verzendkosten, op onze rekening 320-0464505-42. Voor aankoopbedragen vanaf 25 EUR worden geen verzendkosten aangerekend.
Ref EUR Omschrijving
899 9,00 Gedenkboek Joris van Severen, 1994.
900 130,00 Ter Waarheid, uitgegeven door Joris van Severen van 1921 tot
1924.
922 4,00 L. Delafortrie, Joris van Severen en de Nederlanden
(omslag beschadigd).
924 13,00 A. de Bruyne, Joris van Severen. Droom en Daad, 1e uitg., geb.
925 10,00 A. de Bruyne, Joris van Severen. Droom en Daad, 1e uitg., gen.
927 20,00 Rachel Baes, Joris van Severen. Une âme.
928 6,00 R. van den Bossche, Het Verdinaso en zijn katholieke achtergrond.
929 24,00 J. Gérard-Libois/J. Gotocitch, L'an 40. La Belgique occupée.
930 25,00 Ter Waarheid over Joris van Severen, uitgegeven van 1983 tot
1996, volledige reeks.
1002 7,50 Orde, jg. 1, 1938, 32 losse nummers.
1003 7,50 Orde!, jg. 1, 1938, voll. jg. met uitzondering van nr. 1.
1004 7,50 Idem 1003.
1006 12,50 Orde! (bijlage aan Hier Dinaso!, 1935-1936, 51
losse nummers.
1007 12,50 Orde! (bijlage aan Hier Dinaso!, 1937, 49 losse
nummers.
1009 12,50 Orde! (bijlage aan Hier Dinaso!, 1937, volledige
jg. ex. nrs. 3- 8-15-21-46-48-49-50. nummers.
1010 7,50 Orde! (bijlage aan Hier Dinaso!, 1938, 29 losse
nummers.
1011 7,50 De Dinaso-Student, jgn. 1 en 2, 1934-1936, 7 losse nrs.
1015 7,50 Dinaso-Jeugd, jg. 6, 1939, 12 losse nummers.
1016 5,00 Het blad van het VDC, voorheen Orde!, met op keerzijde Hier Dinaso!,
jg. 6, 1938, 11 losse nummers.
1026 2,50 Hier Dinaso!, jg. 1, 1951, 7 losse nummers.
1027 50,00 Jongdinaso, jgn. 1 - 5, 1933-38, 53 losse nummers.
1028 7,50 L'Ordre Thiois, jgn. 1-2, 1936-37, 12 losse nummers.
1031 7,50 Pays-Bas Belgiques, jg. 1, 1939, volledige jaargang.
1032 7,50 Pays-Bas Belgiques, jg. 1, 1939, 38 losse nummers.
1033 2,50 Pays-Bas Belgiques, jg. 2, 1940, 11 losse nummers.
1035 7,50 Recht en Trouw, jg. 1, 1938, volledige jaargang.
1036 5,00 Recht en Trouw, jg. 1, 1938, 20 losse nummers.
1039 1,25 Voici les Dinaso's, 1936, enig verschenen nummer.
Herinneringen....(15)
Alfons van Opstal, Schilde
Alfons van Opstal heeft in het Verdinaso en meer bepaald in de Dietse Militantenorde - en haar voorgangers - een belangrijke rol gespeeld. Onlangs zette hij zich aan het neerschrijven van zijn herinneringen aan de tijd van toen. We meenden er goed aan te doen fragmenten daarvan te publiceren. Zij dragen er immers toe bij die tijd te ontsluiten en toegankelijker te maken voor de jongere generaties.
Een volksvergadering te Lier
In tegenstelling tot veel andere steden en gemeenten, was te Lier het Vlaams Huis geen Dinasolokaal geworden. We waren er niettemin niet zonder onderdak. Dat was gelegen op de markt en heette sinds kort Het groen huis. Na de Nieuwe Marsrichting hadden we te Lier enkele leden verloren, die Ward Hermans waren gevolgd na zijn uitsluiting uit het Verdinaso. Ook candidaatleden, waaronder de gebroeders Spiessens - van de Vredesactie - hadden het laten afweten, mede als gevolg van negatieve persberichten die het steeds zo voorstelden als zouden wij het zijn die rellen uitlokten en geweld gebruikten. Een en ander bracht ons tot de overtuiging dat we wellicht bij middel van een volksvergadering het tij zouden kunnen keren.
Toen we rond halfacht de zaal betraden zag het er naar uit dat we met ons plan in de roos gemikt hadden. De zaal zat afgeladen vol. We ontwaarden echter al vlug een adder onder het gras in de persoon van Dore Sm., een socialistisch senator, die zich midden in de zaal geïnstalleerd had. Deze Isidoor had zeer veel invloed en we wisten dat hij op het vlak van noyauteren niet aan zijn proefstuk toe was. Totnogtoe had hij zijn kunnen terzake vooral aangewend ten overstaan van militanten uit de Kommunistische Partij die, eens overgelopen, zijn trouwste paladijnen werden.
Zijn aanwezigheid, in gezelschap van enkele andere ons bekende gezichten uit zijn entourage, verplichtten ons extra op onze hoede te zijn. Er kon voor ons - het 20-tal beschikbare Dinasomilitanten - dus geen sprake zijn om gewoon tussen de aanwezigen een plaatsje te zoeken. Zoals de zaken er voorstonden moesten we andermaal teruggrijpen naar onze defensieve methode, die er in bestond dat we ons opstelden tegen de muur in de lengterichting van de zaal. Bovendien maakten we gebruik van een al even beproefde truc: iedere aanwezige militant ging uitbundig alle mogelijke hele en halve bekenden begroeten teneinde zo de indruk te wekken dat onze aanwezige mankracht een veelvoud bedroeg van het schamele twintigtal geüniformeerden.
Stipt om 20.00 uur nam Miel van den Brande het woord om de vergadering in te leiden. Miel die voorheen luitenant van de Vlaamse Militie geweest was, was thans onze Lierse afdelingsdhoofdman. Hij was amper aan het woord toen, onder leiding van Dore Sm. een huilconcert op gang kwam. Toen het op zijn teken even stil werd in de zaal verkondigde hij dat zij onze Dinasovergadering in hun stad zouden beletten. Het zou er hier niet aan toegaan zoals in Duitsland, waar zijn socialistische partijgenoten het spreken belet werd door de nationaal-socialisten. Dore vergat tussendoor wel dat hij ondertussen de tactiek van de nazi's gewoon overnam! Erger was dat hij met die houding nogal wat bijval oogstte in de zaal.
Nadat Dore uitgeraasd was nam schaarleider Jan Morael het woord: "Vrienden, wij menen het goed met elkeen van onze volksgemeenschap en we hebben deze zaal gehuurd om u de gelegenheid te bieden kennis te maken met het Verdinaso en zijn programma." Maar opnieuw steeg gehuil en awoert-geroep vanuit de kliek onruststokers. Nu waarschuwde Jan: "Vrienden, binnen enkele minuten beginnen wij onze vergadering en ik verzoek degenen die niet gekomen zijn met vreedzame bedoelingen om de zaal te verlaten." Zijn oproep ontketende andermaal geroep en getier.
Zoals afgesproken doofde Jos van Opstal alle lichten in de zaal terwijl onze militanten zich in twee rijen vooraan de zaal tegenover de +/- 200 aanwezigen opstelden. De verrassing en verwarring in de zaal was kompleet. De plotselinge duisternis en de onrust over wat te gebeuren stond, bracht een gedrum naar de uitgang op dreef. In het gedrang werd de kolomkachel omver gestoten, terwijl de stoofbuis luid kletterend naar beneden stuiterde.
Zoals afgesproken gingen plotsklaps de lichten weer aan en na het fluitsignaal van de schaarleider begon ons handvol van 20 man de massa naar achteren te drijven. Een en ander ging uiteraard gepaard met krakende stoelen, waarbij de moedigste tegenstanders toch enige poging tot verweer ondernamen. Die handtastelijkheden werden door ons "en bloc" beantwoord, waarbij ook wel eens iemand letterlijk onder de voet gelopen werd. In minder dan geen tijd was de zaal ontruimd. Wie kwam om te luisteren werd door onze militanten, die zich ondertussen aan de ingang hadden opgesteld, binnengeleid. Ondertussen daagde ook de terhulp geroepen rijkswacht op. We werden met zijn allen gefouilleerd en drie van ons werden aangehouden. Tot onze verbazing bleken twee van de mannen die het proces-verbaal opstelden, de politiecommissaris en zijn politieassistent te zijn, die in de zaal aanwezig waren toen het tumult begon. Zij waren het die "politie, politie!" geroepen hadden. In het vuur van de strijd hadden ze, alhoewel in burger - en in hun functie aldus onherkenbaar - met revolver en matrak staan zwaaien. Dat ze daarmee in het aangezicht van onze stevig aaneengesloten kohorte een wel zeer gevaarlijk spel speelden, ontging hen blijkbaar. In hun frustratie lieten ze toe dat de rijkswachters ons in bedwang hielden en met de matrak afrosten. Eerst weken later, na de tussenkomst van Mr. S. Fleerackers, zou de commissaris zijn fout inzien en toegeven dat alle schuld voor het tumult bij de opruiers lag. Mr. Fleerackers mocht bij die gelegenheid bovendien een abonnement op Hier Dinaso!
noteren! Zes weken later kwamen de incidenten voor de rechtbank te Mechelen voor. Daarover méér in onze volgende aflevering.
SPROKKELS
In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.
Ook in Normandië en Bretagne
"(...) A l'issue de la Grande Guerre, les nationalistes [flamands] se regroupent au sein d'un mouvement frontiste qui réunit les anciens combattants révoltés du peu de cas par les francophones de leurs sacrifices. De ce font va naître quelques années plus tard le Vlaams Nationaal Verbond que va diriger l'instituteur Staf de Clercq et pour qui l'Etat unitaire belge doit disparaître au profit d'une nation thioise de langue néerlandaise regroupant la Flandre et la Hollande. Défendant une autre conception de la communauté flamande, existe depuis 1931 le Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen que dirige un authentique idéaliste, Joris van Severen surnommé le "seigneur pauvre" des Flandres. Van Severen prêche pour la renaissance des Dix-Sept provinces des Pays-Bas, comprenant les pays de la langue néerlandaise, mais aussi française comme la Wallonie, ou allemande comme le Luxembourg. Son mouvement n'est donc pas l'expression d'un nationalisme flamand étriqué mais plutôt celui d'un impérialisme thios. (...) La seconde guerre mondiale va agir comme une tempête et éparpiller les militants. Arrêté dès la 10 mai 1940 par les services belges, Joris van Severen est abattu par des réservistes français dix jours plus tard à Abbeville. (...)"
___________________
Johannes Lodewijk Vermeulen, Le Mouvement Flamand, un bel exemple de
continuité,
in: Ultiga, magazine pour un éveil culturel - Anjou, Bretagne, Maine, Normandie, nr. 10, 3e kwartaal 2001. Het artikel is geïllustreerd met foto's van o.m. Joris van Severen en de Dinasomilitie. Adres Ultiga: B.P. 50527, F. 35505 Vitré Cedex.
Getuigenis
"(...) Mais les six autres Belges sont de simple 'suspects'. Maria Ceuterick, - car il y a une femme parmi les victimes - a été arrêtée qu'elle habitait chez son gendre, accusé de sympathie pour les milieux nationalistes flamands. Lucien Monami et Louis Caestecker sont des communistes, internés à ce titre. René Wéry l'à été comme rexiste. Enfin Joris van Severen et Jan Ryckoort sont des figures politiques connues. Le premier est le 'leider' - le chef - du Verdinaso et, le second, son homme lige. Leur mouvement élitiste est de droite, voire d'extrême droite, frotté de fascisme. Il agit en dehors du cadre des partis établis et caresse le rève thiois d'une Grande Néerlande, regroupant les anciennes XVII Procinces au sein d'un Etat solidariste. L'idéologie Verdinaso ne peut que déplaire aux partisans de la démocratie parlementaire et de son inspiration libérale. Mais faire du 'leider' Van Severen, un agent de l'ennemi, peut-être le meneur d'une aile de la 'cinquième colonne', est mal le connaître et ignorer tous de son évolution vers un ralliement à la Belgique. (...) Il faut noter que Van Severen 'avait recommandé à ses partisans de faire leur devoir de soldat'. Et effectivement tous les membres du Verdinason mobilisés, ont fait correctement leur devoir sur le camp de bataille, ce qu'on ne peut pas dire de certains autres
flamands."
_________________________
Kolonel Jean Jamart, L'armée belge de France en 1940, privé-uitgave, p. 884.
Stem uit Nederland
(...) [Henri] Bruning was lid van het Verdinaso, het Verbond Van Diets Nationaal Solidaristen, een in België ontstane politieke beweging, opgericht door de intellectuele frontsoldaat uit de Eerste Wereldoorlog, Joris van Severen. In tegenstelling tot veel leiders van rechtse politieke bewegingen in die jaren in diverse Europese landen, was hij een intellectueel van grote belezenheid en cultuur, een Vlaming die Europees dacht. Zijn beweging was naar de aard van die tijd en gedacht vanuit de tekortkomingen van de democratie autoritair en tamelijk afwijkend van andere fascistisch-georiënteerde groeperingen, ondanks een aantal uiterlijke overeenkomsten als disciplinaire orde, geüniformeerde militanten en dergelijke. Een verschil was in elk geval dat Van Severen niet de minste sympathie koesterde voor het nazisme. Van Severen geloofde in elitaire kernen. Een deel van zijn aanhang vond hij onder studenten, ook in Nederland, waar het verbond dat een politiek voorstond waarin voor België en Nederland, zowel als voor de twee culturen, de Nederlandse en de Franse, plaats was, een vertakking had. (...)
___________________
Pierre H. Dubois, Hermetisch besterd. Litarair leven in jaren van onrust. Memoranda,
Den Haag, 1987, p. 43, ISBN 90 236 7483 9; momenteel in de ramsh bij De Slegte.
Felix Timmermans en Joris van Severen
"(...) Op 30 oktober publiceerde ene dr. Konrad Döhring in de Berliner Illustrierte Nachtausgabe een paginagrote reportage onder een titel in koeien van letters: 'Faschistischer Geist weht durch Flandern! Die Führer der flämischen und wallonischen Freiheitsbewegungen äussern sich über ihre Hoffningen'. En wie waren die leiders van de Vlaamse en Waalse 'Vrijheidsbewegingen'? Hun foto's stondern erbij, in deze volgorde: Felix Timmermans, Joris van Severen, Ward Hermans en de onbekende Waal August Ruscard! (...)"
_____________________
Gaston Durnez: Felix Timmermans. Een biografie, Lannoo, Tielt, 2000, p. 418. In deze turf van 820 p. komt Joris van Severen ook nog ter sprake op de pp. 312 en 556 e.v.