> nieuwsbrief > 2002 - nr 1
MEDEDELINGEN
Bijdrage jaar 2002
Met dit nummer van de Nieuwsbrief vatten we reeds de 6e jaargang aan. Straks
- tegen einde mei - verschijnt ook ons 6e Jaarboek Joris van Severen; u
vindt een voorlopig overzicht van de even rijke als verscheiden inhoud
verderop in dit nummer. Het jaar 2002 wordt ook het jaar van het Derde
colloquium Joris van Severen - dat zal doorgaan te Izegem op zaterdag 21
september a.s.
De jaarwisseling leidt ons ook binnen in het tijdperk van de Euro.
Teineinde het voor de penningmeester eenvoudig te houden leek het ons verantwoord
om de minimumbijdrage af te ronden op 20 EUR (hetzij 6 BEF meer dan voorheen).
Daarvoor ontvangt u naast het nieuwe jaarboek uiteraard ook de vier nummers
van de Nieuwsbrief.
Voor het welslagen van ons opzet blijven we, als voorheen, uiteraard
aangewezen op de generositeit van de groeiende schaar van belangstellenden,
die spontaan gehoor blijven geven aan ons verzoek om de bijdrage naar boven
af te ronden tot het ronde bedrag van 25 EUR (hetzij luttele 8 BEF meer
dan voorheen). We hopen ook dit jaar op hun engagement te mogen rekenen.
Onze introductiefolder is t.g.v. die Euro aan herdruk toe. U krijgt
hem als bijlage bij de volgende Nieuwsbrief toegestuurd. Vanzelfsprekend
hoeft dit geen beletsel te zijn om nu reeds mogelijke belangstellenden
uit uw vrienden- of kennisenkring, die wellicht slechts een duwtje in de
rug behoeven, attent te maken op ons bestaan. Hoe breder onze kring wordt,
hoe ruimer onze armslag en onze mogelijkheden.
Interesse?
Wie interesse heeft voor nummers van de Dinasopers Hier Dinaso!,
De Dinaso-student, Recht en Trouw, Jongdinaso, L'Ordre Thiois, Pays-Bas
Belgiques - neme contact op met het Documentatiecentrum Joris van Severen,
G. Gezellestraat 18 te 2360 Aartselaar. De lijst van de beschikbare uitgaven
vindt u uitgebreid in de volgende Nieuwsbrief. Er wordt een kleine vergoeding gevraagd. Verder in deze
Nieuwsbrief vindt men een overzicht van wat in het Documentiecentrum nog
ontbreekt.
Hendrik Elias-Joris van Severen
"Natuurlijk - schrijft een lezer - was ik in de vorige Nieuwsbrief
het meest getroffen door de brief van Elias, die 'bezieling une âme'
al dadelijk gaat verwarren met psychologie (psychei) en aldus de buitengewone
complexiteit van Joris van Severen verwijst naar het werkterrein van de
jonge Van Acker! Elias moet echter zelf besluiten dat Van Severen een merkwaardige
verschijning was! Dat het verwijt dat hij 'bij vergissing in de politiek
terecht kwam' juist door ... Elias moet gemaakt worden, die een zeer grote
verantwoordelijkheid draagt voor wat er in Vlaanderen gebeurde tijdens
de Tweede Wereldoorlog, Elias die 'ziende' toch voor- en doorging, verre
van openlijk terug te krabbelen! Joris van Severen was tenminste zo moedig
voor te houden - aan wie hem gevolgd waren - waar en wanneer hij een verkeerde
leiding had gegeven." (R.P., St.-Martens-Latem)
Nog: "De schaduw van de leider"
Verder in deze Nieuwsbrief leest u het wederwoord van drs. Bart de Wever
m.b.t. de reacties op zijn jaarboekbijdrage als vertolkt in ons vorig nummer.
Deze bijdrage trok ook de aandacht van Paul van Caeneghem, die er in het
maandblad Meervoud (nr. 69 - september 2001) 2 pagina's aan besteedde,
waarbij vooral de rol van Staf Vermeire extra belicht werd. In z'n recensie
van het 5e jaarboek (in Wetenschappelijke Tijdingen, sept. 2001) zette
ook Lode Wils de verdiensten van Bart de Wevers bijdrage in het licht.
Ook in Kort Manifest (nr. 110, september-oktober 2001) gaat de meeste aandacht
van de resencent Edwin Truyens naar Dewevers bijdrage. Deze bijdrage werd
tevens, engszins bijgewerkt, maar zonder illustraties, overgenomen in het
jongste nr. van het Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis (30e
jg., nr. 1-2, pp. 177-252). Ook bij de resensie in Delta (37 jg., nr. 8,
pp. 20-21) wordt voor deze bijdrage de meeste plaats ingeruimd.
Derde colloquium Joris van Severen
Izegem 21 september 2002. Domein Ruytershove, Manegemstraat 37, 8870 Izegem.
De navolgende thema's omtrent het "sociaal project" van het Verdinaso zullen
aan bod komen:
-
Van syndicalisme naar corporatisme. De rol van Juul Declercq in de jaren
1925-1932, door drs. Romain Vanlandschoot.
-
De bronnen van het solidarisme en het corporatisme van Joris van Severen,
door drs. Frank Judo.
-
De parallellen tussen het nationaalsolidarisme van Joris van Severen het het "nationale socialisme" van Hendrik de
Man, (referaathouder nog open).
Moderator: Vik Eggermont, eindredacteur maandblad Delta.
Rechtzetting
In de Nieuwsbrief 4/2001 brachten we een recensie van de studie van Antoon
van Severen over De ondergang van het Verdinaso, uitgegeven door de Stichting
Joris van Severen te Brugge. De aankoopprijs bedraagt niet 300 BEF (zoals
foutief vermeld) maar wel 400 BEF + 50 BEF verzendkosten, hetzij in totaal
450 BEF. Het rekeningnummer van de Stichting is: 465-0226721-64, p/a Meensesteenweg
191, 8870 Izegem.
Aan de zijde van Joris van Severen
Alfons van Opstal - de auteur van onze rubriek Herinneringen - de laatste
vendelleider van de Dinaso Militanten Orde die nog in leven is, vertelde
op 29 november jl. te Wijnegem over de meest boeiende episodes in het Verdinaso
en zijn avonturen aan de zijde van Joris van Severen. Hij bestede tevens
bijzondere aandacht aan het sociale programma van het Verdinaso. Aansluitend
werd een compilatie vertoond met de meest typische beelden uit de verschillende
landdagfilmen. Bron: Ledenblad van de Delta-Stichting, nr. 33, november
2001.
Vroegere jaarboeken
De Jaarboeken Joris van Severen 1 en 2 zijn onherroepelijk uitverkocht.
Van de jaarboeken 3, 4 en 5 beschikken we momenteel nog over een geringe
restoplage. Voor nieuwe leden geldt vanzelfsprekend ook voor deze vroegere
jaarboeken de ledenprijs, hetzij 20 EUR per deel.
Hendrik de Man
Op zaterdag 17 november j.l. ging te Antwerpen de studiedag door ingericht
door de Vereniging voor de Studie van het Werk van Hendrik de Man. Onze
vzw nam er met een viertal personen aan deel. O. Boehme hield er een boeiende
lezing over Een linkse Revolutie van rechts? De tekst van deze lezing werd
ondertussen gepubliceerd in het Bulletin (nr. 27, november 2001) van de
vereniging. Het tweetalige Bulletin in A4-formaat omvat 96 p. waarin o.m.
een kritische recensie van de Zwitserse historicus Michel Brèlaz
over A propos de Léopold III, "Pour l'histoire. Sur quelques épisodes
de mon règne", de onlangs ook in het Nederlands, onder de titel
Kroongetuige. Over de grote gebeurtenissen tijdens mijn koningschap, verschenen
memoires van Leopold III. Verdere inlichtingen omtrent deze vereniging
en haar Bulletin: Johny Anthoons, Krawatenstraat 97, 3470 Kortenaken.
Inhoudsopgave Jaarboek Joris van Severen 6
Ten geleide |
Maurits Cailliau |
Jeugddagboek 1911 van Joris van Severen |
Inleiding en annotaties Maurits Cailliau |
Mamieke en haar Georges
De relaties tussen juffrouw Belpaire en Joris van Severen |
Daniël Vanacker |
Joris van Severen, een "dandy" in Vlaanderen |
Rudy Pauwels |
Jef van Bilsen als hoofdman van de Leuvense studentenafdeling van het
Verdinaso |
Sam van Clemen |
Twee tijdgenoten:
Joris van Severen en Leopold III |
Rudy Pauwels |
Het einde van het Verdinaso
en wat er op volgde tijdens WO.II (1) |
Maurits Cailliau |
Aan mijn kinderen. Henri Bruning getuigt |
Henri Bruning |
De staatkundige visie van Joris van Severen |
André Belmans |
De Schaduw van de Leider - andermaal
Bart de Wever, Berchem
Bij deze wil ik reageren op uw jongste Nieuwsbrief. Daarin werd zonder
veel commentaar een bijzonder kritische bijdrage opgenomen over het artikel
van mijn hand - De Schaduw van de Leider - dat verscheen in de laatste
editie van uw jaarboek (Jaarboek Joris van Severen, dl. 5, 2001). Graag
wil ik de zaken duidelijk stellen:
-
De bijdrage kwam er op verzoek van uw vereniging. Ook de publicatie ervan
in het jaarboek was een beslissing van uw vereniging.
-
De opgegeven vraagstelling betrof de impact van Van Severen op het naoorlogs
Vlaamsnationalisme, in het bijzonder dan de partijpolitiek. Het artikel
gaat dus alleen daarover, en dus niet over Van Severen noch over alle facetten
van zijn geestelijke erfenis na de Tweede Wereldoorlog.
-
De bewering dat ik de feiten zou geselecteerd hebben in functie van een
vooraf bepaalde conclusie, is werkelijk onwaar. Het is niet omdat de conclusie
van het stuk niet goed valt, dat men meteen de auteur moet gaan verdacht
maken. Als historicus kan men alleen een wedersamenstelling maken van de
historische werkelijkheid zoals die naar voren komt uit de studie van de
beschikbare bronnen en daar vervolgens een persoonlijke conclusie bij formuleren.
Ik heb altijd de overtuiging gehad dat men op termijn nooit baat heeft
bij positief of negatief gekleurde geschiedschrijving. Ik stel trouwens
vast dat het feitelijk verhaal dat ik breng, niet wordt aangevochten. Er
is zelfs enige waardering voor. Ik wil er in dit verband op wijzen dat
het leescomité van het Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis
het artikel met veel lof heeft onthaald.
-
Dat men het oneens is met de conclusie die ik formuleer na de wedersamenstelling
van de feiten, stoort me hoegenaamd niet. Een conclusie is per definitie
subjectief. Dat ze discussie losweekt, is een goede zaak. Maar de beschuldiging
van "moralisme" lijkt me wel ver gezocht.
Over Henri Bruning1
Raymund Bruning2, Gelselaar
(...) Jij3 schrijft "Zijn (Henri
Brunings) geloof richtte zich meer op de exclusieve verhouding tot
God dan op de relatie met de medemens, en kan daarom 'verticaal' genoemd
worden." Inderdaad, hij nam de kern en de basis van zijn geloof serieus
en als uitgangspunt. Wat er van een alleen maar 'horizontaal' geloof terecht
komt, wordt goed gedemonstreerd door wat er momenteel van het rijke roomse
leven en van de katholieke kerk in Nederland overgebleven is. Volgens mij
was dat verticalisme juist de betrouwbare basis van horizontalisme. Wat
kan een serieus beleefd geloof, dat stelt dat het eerste gebod gelijk is
aan het tweede gebod (hebt uw naaste lief als uzelf; wat gij dus wilt dat
de mensen u doen, doet dat ook aan hen) nu anders uitrichten dan de meest
uitgesproken horizontaliteit, dan vrede op aarde? Die horizontaliteit kwam
bij Henri Bruning volgens mij onmiskenbaar tot uitdrukking juist in zijn
politieke stellingname. Dat door jou genoemde onderscheid tussen natuurlijke
en bovennatuurlijke orde maakte hij, omdat de kerk volgens hem met die
horizontaliteit, met dat tot stand brengen van een menselijker maatschappij,
met de bestrijding van het kapitalisme en van het uitbuiten van de arbeider
die met name in de crisis van 1929 het slachtoffer van het kapitalisme
was geworden, geen consequente ernst maakte. Dat onderscheid maakte het
hem mogelijk te stellen, dat de kerk zich op dat natuurlijke gebied geen
gezag mocht aanmeten, tenzij wanneer het om zaken van geloof en zeden zou
gaan. De kerk had alleen zeggenschap op het bovennatuurlijk gebied. Daardoor
kon de gelovige op dat natuurlijke gebied zonder zich om de kerk te bekommeren,
zijn gang gaan en trachten te voorzien in datgene waarin de kerk tekort
schoot. "Daarom moest de mens streven naar een staat waarin zijn medemens
zal kunnen leven en werken en de kleine vreugden dezer aarde genieten.
Concreter dan dit citaat wordt het tijdelijk welzijn van de mens niet beschreven;
evenmin is Bruning duidelijk over hoe het heil van de maatschappij precies
moest worden nagestreefd." Wanneer jij stelt, dat Bruning lid werd van
het "als fascistisch te beschouwen" Verdinaso, dat "zich kenmerkte door
een militaristisch optreden", dan vrees ik dat je je baseert op literatuur
die het Verdinaso met deze karakteriseringen meteen in een bepaalde hoek
plaatst en daarmee uiteraard ook Brunings keuze voor die beweging. Maar
die keuze heeft Bruning nu juist gemaakt, omdat hij meende dat juist door
die beweging het heil van de maatschappij op de met zijn inzichten meest
overeenstemmende wijze werd nagestreefd. En wanneer jij schrijft: "Hierbij
was het gezag van een verantwoordelijke en dienstbare leidsman van groot
belang", dan was Joris van Severen in de ogen van Henri Bruning nu juist
bij uitstek die leider (en b.v. Mussert al helemaal niet). Of hij zich
daarmee grandioos vergist heeft of dat er voor die opvatting het een en
ander te zeggen is geweest, vereist een politiek-historisch onderzoek,
maar wanneer jij je tot het litterair-historische beperkt dan ontgaat je
deze volkomen voor de hand liggende oplossing voor de door jou geconstateerde
onduidelijkheid. Dààr lag de oorsprong van zijn "fascistische"
activiteiten. Als dat geen horizontalisme is... Dat draagt, denk ik, meer
bij tot de verduidelijking van zijn "fascisme" dan zijn "absolutisme".
Ondanks "de geringe geestelijke beweeglijkheid van het volk" heeft Henri
Bruning die strijd onverdroten voortgezet: toch ook een bewijs van de ernst
van zijn horizontaliteit.(...)
________________________
1 Henri Bruning (1900-1983)
trad aanvang 1934, samen met o.m. Ernest Michel en Ernst Voorhoeve, toe
tot het Verdinaso. Na WO.II werd hij als "fout" bestempeld en als paria
behandeld in de Nederlandse literaire wereld.
2 Raymund Bruning, zoon
van Henri, zoekt sinds enkele jaren tevergeefs naar een uitgever voor het
manuscript dat hij over zijn vader schreef. In afwachting daarvan publiceert
en polemizeert hij via internet. Bovenstaande tekst werd daaraan ontleend;
hij is te vinden op: http://rmndth.freeyellow.com. Verder is de site van
Raymund Bruning uiteraard ook te vinden via het zoekwoord "henri bruning",
waarbij o.m. verwezen wordt naar http:// home.iae.nl/users/tbruning, zijnde
de site opgezet door Theo Bruning, de andere zoon van Henri. Daar vindt
men o.m. een keuze uit de gedichten van Henri Bruning.
3 In deze tekst gaat hij
in op wat Hester Genefaas over Henri Bruning schreef in haar literair-historische
studie Verworpen tussen steen en stroom? Henri Bruning, Anton van Duinkerken
en Menno ter Braak over het christendom, in het Jaarboek katholiek documentatie
centrum 1997.
__________________________
In memoriam
Via Berkenkruis noteerden we nog volgende namen die we nog niet eerder
memoreerden: Sylvain Wuytack (16.9.1928-16.12.1998), was van in z'n prille
jeugd lid van het Jongdinaso. Dolf Lambersy (29.7.1913-4.11. 2000), die
als knaap een karaktervolle weerklank vond in de ideeën van Joris
van Severen en in de kadettenschool gevormd werd.
Dit najaar overleden de Kortrijkzaan Michel Neirynck en Marcel van Huffel
uit St.-Martens-Latem, medestichter van Abbeville vzw. Beiden zagen het
levenslicht in 1914, het jaar dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak.
MC
Een jaar na haar echtgenoot, vendelleider O. Spitaels (zie Nieuwsbrief,
2/01), overleed op 2 oktober 2001 Cecilia de Langhe, geboren te Gits op
15 maart 1912.
In september 1934, bij de stichting van het Verdivro (Verbond van Dietse
Vrouwen en Meisjes) werd zij door Joris van Severen tot leidster aangesteld.
Meteen richtte zij een oproep tot toetreding (Hier Dinaso!, 8 september
1934) en bleef in het Verbond actief tot het echtpaar naar het voormalige
Belgische Congo vertrok. In 1932 maakte zij twee potloodtekeningen van
Joris van Severen (Zie: Gedenkboek Joris van Severen, 1994, p. 44 en 45).
Zij werd in 1937 als leidster van het Verdivro opgevolgd door Jo Devil.
Te Edegem overleed op 12 november 2001 Paul Heyninck, destijds lid van
Jongdinaso. Als journalist speelde hij later een niet onbelangrijke rol
zowel in de dagbladpers (o.a. Gazet van Antwerpen) als in de beroepsgroeperingen
van de pers.
JW
Herinneringen....(14)
Alfons van Opstal, Schilde
Alfons van Opstal heeft in het Verdinaso en meer bepaald in de Dietse
Militantenorde - en haar voorgangers - een belangrijke rol gespeeld. Onlangs
zette hij zich aan het neerschrijven van zijn herinneringen aan de tijd
van toen. We meenden er goed aan te doen fragmenten daarvan te publiceren.
Zij dragen er immers toe bij die tijd te ontsluiten en toegankelijker te
maken voor de jongere generaties.
Waar kwamen ze vandaan?
Na onze overpeinzingen naar aanleiding van de bedevaart naar Abbeville
(in de Nieuwsbrief 4/01) vervolgen we thans ons relaas over onze herinneringen
aan de DMO. Vandaag stellen we ons de vraag: waar kwamen ze vandaan, onze
militanten?
Er waren in onze schaar (later vendel) groepen gebroeders, waaronder
de vier Moraels: Jan, Jef, Karel en Frans; verder ook Louis en Fons de
Wolf en hun stiefbroer Mon; Jos en Fons van Opstal, Louis en Remi Embrechts,
Staf en Fons van de Aa, Dolf en Fons Gillis. Niet te verwonderen dus dat
soms wel eens gezegd werd dat de DMO van de gouw Antwerpen een soort familiekwestie
was. Er waren immers ook nog Thieu, Harry en Leo Olyslagers, Jos, Noël,
Misse en Hector Baeyens, Fille en Vik Keersmaekers, Louis, Miel en Gaston
Bal, Jan en Rik Claes, René en L. Dom van Kontich, Nand, Jaak en
Gutte Dom van Nijlen, Fonne en Miel Royberghs van Berlaar, twee gebroeders
van Bornem.
Ook in andere gewesten trof men broederparen aan in de DMO: Vendelleider
Hendrik Verbeke en z'n broer, de gebroeders Buysse en Van Coillie, vader
Jef Vaes en z'n drie zoons in Hechtel/Limburg en nog wel andere meer. Het
is wel duidelijk dat onze DMO-eenheden door die verwantschappen niet alleen
familiaal, maar ook letterlijk een hechte en solidaire band vertoonden.
Zulks kwam vooral tot uiting in de onderlinge bezorgdheid voor elkaar in
de tijd dat de terreurgolf onze beweging teisterde.
Overigens kenden velen van ons elkaar reeds van de schoolbanken en
van de aan de DM en DMO voorafgegane jeugdbeweging en verweerformaties.
Het kwam ook voor dat we werkgezellen waren: op een fabriek te Edegem werkten
op een gegeven ogenblik Oskar van Keirsbilck, Fik de Vent, Jos de Sadelaer,
Frans van den Bogaert, Nest Neirinck, Leo de Sterck en ook Louis en Remi
Embrechts. Ze waren daar allen binnengeloodst door hun vroegere schaarleider
Jos van Opstal, die er het volle vertrouwen genoot van de fabriekseigenaar
David Hansen. Deze wist uit ervaring dat Dinaso's borg stonden voor toewijding
en vakbekwaamheid. Ook in de Werkhuizen van Boechout waren we met z'n gedrieën
in dienst en ook bij Gevaert telden we vele vakbekwame en toegewijde militanten.
Dat we niet toevallig een hechte politieke groep gingen vormen, kan
door het volgende geïllustreerd worden. In 1931 kwam er een trekkersgroep
tot stand geïnspireerd door Ernest van der Hallen uit Lier. Dat groepje
kreeg de lange naam Rooms-Katholiek-Diets Nationale Jeugdbeweging Wiking.
Meerdere onder hen waren toen reeds lid van het Verdinaso of het Nationaal
Arbeiders Syndicaat (NAS) o.a. Frans van Immerseel, Gust Lalieur,
Petrus van der Scheuren, Jos en Fons van Opstal, Jan Buyens, Jef Truyts
en ook nog Jef de Belder. Een paar jaar later waren vrijwel alle Wikings,
een uitzondering niet te na, lid van het Verdinaso, nl. Mark en Frans Calberson,
Stan Brughmans, Lode Gillis, Jef de Ceuster e.a.m.
Met dit soort verhalen stelt de lezer van vandaag zich wellicht de
vraag waarom de DMO uiteindelijk getalsmatig niet sterker stond. Maar dan
vergeet men het verhaal van de heersende staatsterreur, het beroepsverbod
en de familiale omstandigheden, die velen dwongen geheim lid te worden.
Een typisch voorbeeld daarvan vormt Stan Brughmans, later pater Romuald
en bibliothecaris in de abdij van Tongerlo. Stan was voorheen seminarist
geweest, maar moest omwille van gezondheidsredenen uittreden. In 1932 leidde
hij onze Wiking-fietstocht naar de Willem de Zwijgerhulde te Delft. Later
trad hij toe tot de DMO, vooraleer - in 1939 - monnik te worden te Tongerlo.
Tot aan z'n overlijden in '91 heeft hij trouw contact gehouden met al zijn
oude kameraden.
Ook het verhaal van Willem van de Broucke, Bruggeling van oorsprong,
is typisch. Met z'n schoonbroer Bert van Damme en Bert Lagrillière
maakte hij in het Waasland deel uit van de DM, later DMO. Willem was een
gewaardeerde steendrukker en vond een betrekking in een gespecialiseerde
Antwerpse drukkerij, waar hij in stond voor de illustraties. Tot in '35
deelde hij met ons het militantenleven. Zijn broer, pater-missionnaris
in Zuid-Afrika, haalde hem naar het land van de Boeren, waar hij aanstonds
aan de slag kon bij de uitgeverij die het blad Panorama uitgaf. In '39
werd hij door de Britten daar gemobiliseerd en kwam hij in de woestijnoorlog
in Duitse krijsgevangenschap. Het schip waarmee ze overgebracht werden
werd in de Middellandse Zee getorpedeerd en door de golven verzwolgen.
De zachtaardige en heerlijke kameraad Willem was niet meer.
Of neem, bij wijze van contrast, een Jos Geerts - een militiaan zonder
stijl of tucht, maar een ware vechtersbaas. Een uniform was aan hem niet
besteed en zeker geen laarzen. Door Jef Morael of Staf van der Aa werd
hij niettemin steeds op de hoogte gehouden van onze diensten, die hij van
op afstand - en met een ongeloofelijke flair voor dreigend gevaar - volgde.
In de tijd van de terreur deed hij regelmatig wacht in onze lokalen te
Antwerpen en in de Groene Burcht te Gent. In die omstandigheden kon rotsvast
op hem gerekend worden, maar toen de straatrellen ophielden is Jos uit
ons midden verdwenen.
Louis Embrechts, reeds 'n paar maal genoemd, woonde te Kontich maar
was van Tielen afkomstig. Hij was een van de eerste NAS-leden in onze gouw.
Door avondschool en zelfstudie had hij zich ontwikkeld tot een zeer spreekvaardig
iemand. Te Kontich bezocht hij zowel arbeiders als onderwijzers en wanneer
er met de burgemeester of de Rijkswachtcommandant moest onderhandeld worden,
dan was hij onze voortreffelijke pleitbezorger.
Een anekdote van een geheel andere aard, bij wijze van besluit. In
aflevering 12 hadden we het over de nachtwaker die te Edegem steeds een
van onze plakploegen volgde en soms zelfs vergezelde. Eens hebben we hem
verschalkt toen we ter hoogte van het kerkhof er dwarsdoorheen trokken
teneinde aldus vlugger de standplaats voor ons gerief te bereiken. Daarbij
dook Jos Geerts tussen de planken van een pas gedolven grafkuil (klaargemaakt
voor een aanstaande begrafenis). Toen de nachtwaker even later langs kwam
greep Jos diens been beet. Het paniekgehuil van mens en hond bereikte ons
honderd meter verder! Met z'n tweeën kwamen we op onze stappen terug
om het verhaal te aanhoren. De man kon er niet mee lachen, temeer daar
z'n belager ondertussen de biezen genomen had! De nachtwaker vergrootte
voortaan spontaan de afstand waarop hij ons volgde.
SPROKKELS
In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties
waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren
de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te
streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties
die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende
passages toe te sturen.
Joris van Severen en Rex
"(...) Car s'exprimait dans Le Soir (volé) et le milieu de la collaboration
belge une haine constante de la République française, fille
de la Révolution, spécifique également de la société
catholique d'outre-Quiévrain de ce temps. On allait jusqu'à
réclamer une modification des frontières: le nord de la France
devait revenir à la Belgique. Tendant la main aux nazis flamands,
le quotidien commémorait le 22 mei 1942 l'exécution deux
ans auparavant à Abbeville de l'activiste Joris van Severen: 'Le
mouvement rexiste a choisi cet anniversaire pour commémorer la mémoire
de ses morts, de ceux qui sont tombés au service du mouvement et
de ceux qui ont péri sur le Front de l'Est, dans la lutte contre
l'ennemi de notre civilisation.' Quant à Degrelle, il révait
d'une nouvelle Lotharingie qui eût englobé la Bourgogne. (...)"
_________________________
Maxime Benoît-Jeannin, Le mythe Hergé, Ed. Golias, p.
70.
Souvenirs d'un diplomate
"(...) Maurice Iweins(*) qui était (en janvier '41) toujours mon
chef de service, me proposa - et j'acceptai - de rédiger un bulletin
d'informations sous le couverture du Verdinaso. Ce mouvement politique
n'était pas encore compromis avec l'ennemi et il offrait l'avantage
d'être toléré par lui. Il disposait d'un local pratique
dans la partie étroite de l'avenue Louise et, pendant trois ou quarte
mois, nous parvînnes à sortir clandestinement un bulletin.
Outre les comptes rendus de presse officiel, il contenait des relevés
de nombreuses radios étrangères, alliées ou neutres.
Cela dura jusqu'en juil-let '41. Après l'invasion de la Russie,
la Gestapo soupçonna Maurice Iweins et l'interrogea plusierus fois.
Nous fûmes avertis juste à temps pour effacer nos traces.
Le secrétaire général du ministère de l'Interieur
Romsée offrit alors à Maurice Iweins de contunuer le service
sous sa couverture. Il estimait qu'il fallait que ses collègues
et lui, dont la plupart ne comprenaient pas l'allemand, ainsi que le Palais,
fussent tenus quotidiennement au courant, de ce qu'écrivaient les
occupants. Cet avis était partagé, me dit Maurice, par Van
Zuylen et Davignon. (...)"
(*) Iweins behoorde tot de adellijke kringen waarmee Joris van Severen
contacten onderhield.
____________________________
Baron Frédégand Cogels, Souvenirs d'un diplomate, Bruxelles,
1986, p. 70, ISBN. 2-87110-000-4.
La vocation européenne
"(...) L'un des Docteurs les plus méconnus [de la doctrine nationale]
est Joris van Severen. Les Belges pour qui se prodiguaient sa science et
son talent, ne rougissent pas de bouder sa mémoire. Confondant sa
doctrine et de moins pures, le vrai et la duperie, la trahison et le patriotisme,
des gens sans autre titre que leur bonne foi souillent d'un curieux anathème,
un grand souvenir. Ne nous étonnons pas outre mesure. Les thèses,
souvent établies, de Van Severen avaient inquiété
d'abord, et bientôt irrité une puissance étrangère.
Parmi nombre des faits qu'ignore le gros des Belges, il en est un digne
d'intérêt. Entendez l'attention perverse avec quoi l'Etranger
surveille notre agora. Cet intérêt ne laisse pas d'être
flatteur. Il devrait nous mettre en éveil, stimuler notre vigilance.
Hélas il n'en est rien. Notre inconscience nous épargne jusqu'à
l'inqueiétude. Elle nous fait traverser les siècles dans
le confort d'une fausse sécurité. Suggérées
par elle, des illusions nous font cortège. Distraits séduits,
nous marchons impavides parmi les forces aux aguets. Bien plus, ces chiennes
d'enfer hurlent-elles soudain, nos cris se joignent aux leurs. La jorbarderie
belge se perd dans l'infini.
Tel fut le sort que la sottise des uns, la perfidie des autres, réserva
aux thèses de Joris van Severen. Elles n'avaient pourtant rien de
subversif. Que tel ou tel propos frisât l'outrance, il se peut. L'ensemble
se tenait. A telle enseigne que, sauf erreur, personne n'en vint jamais
à bout.
En ordre principal, Van Severen prêchait un rapprochement avec
notre associée naturelle, la nation hollandaise. Beneluxien avant
la lettre, n'avait-il pas, en principe, raison?
Sans doute eut-il le tort d'axer en apparence ses dires et son action
sur une manière de germanisme. Cela ne fut pas sans déplaire
à beaucoup.
Quoi qu'il en fût, la doctrine de Van Severen ressortissait aux
réalités engrangées par Jottrand. La propagande étrangère
nous inspira une interprétation malsaine, mais tout à son
profit. (...)"
_______________________
Drion du Chapois, La vocation Européenes des Belges, Ed. Universitaires,
Bruxelles-Paris, 1958, pp. 26-27.
Familieportret
"(...) Niet alleen de bolsjewisten hadden hun Fellow-travellers. Ook de
fascisten vonden sympathisanten in andere landen, waarbij de meesten minder
naar Duitsland dan naar Italië keken. Zij werden bewogen door een
verwante aversie tegen de partijendemocratie en liberalisme, door gewond
nationaal bewustzijn, hunkering naar actie en eenheid met de daarbij behorende
bekende argumenten en ideeën. (..) Zo formeerden zich in Nederland
de NSB van Anton Mussert en het Zwart Front van Arnold Meijer, in België
de Rexisten onder Léon Degrelle en het Vlaamse Verdinaso van Joris
van Severen, in Engeland de fascisten van Oswald Mosley, in Frankrijk de
Croix de Feu-orde van De la Rocque en de Parti Populaire Français
van Jacques Doriot, in Spanje de Falange van José Primo de Rivera.
In Hongarije waren al in de jaren twintig door Szàlasi de Pijlkruisers
opgericht, later in Roemenië de IJzeren Garde van Codreanu, in Noorwegen
een fascistenpartij van Vidkun Quisling en in Finland de Lapuabeweging...
geen van allen massapartijen die als zodanig al een bedreiging voor het
bestel vormden, maar die over een kern van enkele duizenden fervente en
rumoerige aanhangers beschikten en in nette conservatieve kringen
en in het leger sympathisanten en geldschieters hadden. (...) Hun betekenis
en kansen op een doorbraak waren in landen met een zwak gevestigd parlementair
stelsel groter dan in West-Europa. Waar de sociale tegenstellingen het
scherpst waren en bijgevolg de angst voor het communisme het diepst zat,
genoten de fascisten als speerpunt tegen het verafschuwde goddeloze bolsjewisme
klerikale steun. Ook vooraanstaande politici en figuren uit de politieke
of culturele elites die niets in een overname van het fascisme voor het
eigen land zagen, uitten respect, ja bewondering voor de zo verbluffende
veranderingen die zowel de Italiaanse als de Duitse dictator teweegbrachten.
Dat een staatsman en oorlogsleider, een grand old man, met een reputatie
als Lloyd George, zonder urgente aanleiding zijn opwachting bij Hitler
maakte en de Führer prees voor zijn prestaties, dat zelfs diens latere
geharnaste tegenstander Winston Chruchill een moment lang zijn land in
een noodsituatie een dergelijke redder toewenste, zegt iets over de onzekerheid
die zich ook in een land met een dermate krachtig historisch zelfbewustzijn
en superioriteitsgevoel als Engeland in de vroege jaren dertig kon manifesteren.
(...)"
_____________________
H.W. von der Dunk, De verdwijnende hemel. Over de cultuur van Europa
in de twintigste eeuw, Meulenhoff, Amsterdam, 2000, dl. 2, pp. 123-124.
In goed gezelschap
"(...) Ach, Leopold III was geen democraat. Hij was een autoritaire vorst,
hij wilde besturen met een elite. Joris van Severen, de leider van het
Verdinaso, die dacht er net zo over. (...)"
___________________
Manu Ruys, in een interview afgenomen door Jef Coeck, in de Financieel-Economische
Tijd, 23 juni 2001, p. 1 en 14.
Er is geen reden
"(...) Spreken van een historisch pardon doet vragen rijzen: aan wie excuses
vragen of aanbieden? Er zijn genoeg onbesproken Vlamingen die dan meteen
zeggen: 'Heeft België zich verontschuldigd voor het onrecht dat het
Vlaamse volk werd aangedaan? Voor de koloniale wandaden van Leopold II?
Voor de moord op Joris van Severen? ...' (...)
_________________
Manu Ruys, in: Er is geen reden om België excuses aan te bieden,
in Doorbraak, nr. 7/2001, p. 3.
Journalistiek versus geschiedenis
"Vanaf 1931 marcheerden de groenhemden van de Dietse Militie van het Verdinaso
door de straten.. Die letters staan voor Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen.
Let wel: solidaristen, niet socialisten. Stichter en leider van het Verdinaso
wa de zeer belezen, intellectueel erg Frans gerichte Westvlaming Joris
van Severen. Het Verdinaso had, strak en autoritair als het was, veel succes
bij jonge katholieke intellectuelen, een elite die er bij voorbeeld niet
aan dàcht deel te nemen aan zoiets laags als verkiezingen. Een deel
zou later collaboreren, anderen zijn in het verzet terecht gekomen.
Het Verdinaso was eerst uitgesproken anti-Belgisch. Van Severen, oudstrijder
van het IJzerfront, kamerlid voor de Frontpartij, had in 1928 op de tribune
van de Kamer uitgeroepen: 'La Belgique, qu'elle crève!'1
Maar in 1934 kondigde Van Severen de nieuwe marsrichting aan en de beweging
keerde zich beslist tégen elke vorm van Vlaamse afscheiding of zelfs
maar federalisme. Ze wilde samen met Wallonië, Luxemburg en Nederland
tot het herstel van de zeventien provinciën komen. Van Severen zelf
maakte een vreemde evolutie door. Tijdens en onmiddellijk na de Eerste
Wereldoorlog was hij links, internationalistisch en socialistisch geöriëenteerd,
vervolgens werd hij streng katholiek, steeds meer autoritair, vóór
een corporatistische staatsordening, uitgesproken anticommunistisch, zeer
Belgischgezind. Bij de Duitse inval werd hij samen met al het andere staatsgevaarlijke
tuig op transport naar Frankrijk gesteld. Communisten, fascisten, nationalisten,
gevluchte Duitse joden en allerlei mensen die niets te maken hadden met
wat dan ook, werden [op last van de Belgische overheid en niet op bevel
van de Duitsers]3 hun huis uitgesleurd en
op de trein gezet. In het Noordfranse stadje Abbeville werd Van Severen,
evenals vele anderen, door dronken2 Franse
soldaten zonder enige aanleiding doodgeschoten. (...)
_________________
Geert van Istandael, Het Belgisch labyrint, De Arbeiderspers, Amsterdam,
pp. 56-57, 7e druk (1990). ISBN 90 295 2296 8.
1 De onjuistheid van deze uitroep werd
reeds jaren geleden aangetoond. Zie J. Werkers, 'La Belgique? Qu'elle creve!',
in: Ter Waarheid over Joris van Severen, jg.3 (1985), nr.2, pp. 1-12.
2 De enige nog levende getuige van het
drama in de kiosk te Abbeville, stelt dat van dronkenschap bij de soldaten
geen sprake was. Zie: Gaby Warris, Het bloedbad van Abbeville, Hadewijch,
Antwerpen, 1994. ISBN 789052 402505.
3 De aanhaling [...] betreft een toevoeging
vanaf de 14e druk.
Kort en bondig
"(...) En marge de ce parti (VNV) et d'inspiration différente, le
Verdinaso (Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen) de Joris van Severen
ne cherchait pas à entrer à la Chambre; il rêvait d'une
reconstruction des Dix-Sept Provinces de Charles Quint."
___________________
George-Henri Dumont, Histoire de la Belgique, editie 2000-2001.
Louis Gueuning
"(...) En relation avec Joris van Severen, il se laisse tenter par le leader
du Verdinaso et adhère en 1939 au Verbond van Dietsch Nationaal-Solidaristen.
Comme certains ultra-conservateurs francophones, il se laisse séduite
par un discours qui montre que les Wallons et les Luxembourgeois ne sont
que des Francs romanisés. Fasciné par la pensée de
Van Severen (monarchisme, anticommunisme, sens de l'ordre et de la hiérarchie,
mélange de Maurras et de la Tour du Pin), Gueuning se retrouve à
la veille de la guerre Chef des Provinces romanes du Verdinaso. Il est
rejoint par une brochette d'aristocrates taraudés eux aussi par
la mythe bourguignon et se contente d'un vague provincialisme sur le plan
de la réforme de l'Etat. Doté d'un esprit brillant mais paradoxal,
il est à ce moment très loin du Mouvement wallon.(...)"
__________________
Alain Clare, Alain Colignon, Paul Delforge, in het lemma 'Gueuning Louis',
in de Encyclopédie du mouvement wallon, dl.2, p. 771. Uitgave Institut
J. Destrée, Charleroi, 2001.
Het Joris van Severencentrum
Guido Gezellestraat 18, 2360 Aartselaar
Tel. 03-887 47 90
ZOEKT
Om een volledig overzicht af te werken van wat Joris van Severen
in De West-Vlaming publiceerde ontbraken aanvankelijk een aantal nummers
van dat weekblad in onze collectie. Dank zij aankoop en medewerking van
enkele archieven en bibliotheken is de lijst zeer gekrompen. Toch blijven
er nog enkele lacunes:
jaargang 1924:
-
van 1 januari tot einde mei
-
nr. 145 van 5 juli
-
nr. 149 van 2 augustus
-
nr. 160 van 18 oktober
-
nr. 168 van 13 december
-
nr. 170 van 27 december
jaargang 1925:
-
van 1 januari tot einde maart
-
nr. 184 van 4 april
-
nr. 185 van 11 april
-
nr. 186 van 18 april
-
nr. 187 van 25 april
-
nr. 188 van 2 mei
-
nr. 189 van 9 mei
-
nr. 197 van 4 juli
jaargang 1928:
-
nr. 345 (is dat ooit verschenen?)
jaargang 1931:
-
nr. 511 van 18 juli
-
nr. 522 van 3 oktober
Desnoods volstaat een kopie van de artikels die Joris van Severen
in die nummers publiceerde. Alle onkosten worden graag vergoed.
|