Inhoud:
Mededelingen
Jaarboek Joris van Severen 5
Nog: De Leider van Wakken
Spreken over Joris van Severen
Herinneringen
Sprokkels
Mededelingen
Hernieuwen bijdrage jaar 2001
Samen met de gedrukte versie van deze Nieuwsbrief ontvingen
de toegetreden leden de 5e editie van ons Jaarboek Joris van Severen.
Wie deze Nieuwsbrief afzonderlijk ontving wist meteen dat we z'n
bijdrage (minimum 800 BEF) nog niet mochten boeken.
De schaduw van de leider
Zo betitelde drs. Bart de Wever zijn referaat op het Tweede colloquium
Joris van Severen. Deze titel werd overigens behouden bij de publicatie
van het referaat in het jongste Jaarboek Joris van Severen. Dit
referaat zal eerstdaags ook - aangevuld - gepubliceerd worden in Belgisch
Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis. De aanvullingen betreffen recente
vondsten in de archieven van het Parket-Generaal, i.c. allerlei verslagen
van de Belgische veiligheidsdiensten. Daaruit blijkt dat de "neo-Dinaso"-organisaties
door Big Brother goed in de gaten gehouden - en dus als ernstig beschouwd
- werden. We komen hierop uiteraard nog terug.
Jaarboek Joris van Severen 5 (2001)
Het - einde mei verschenen - vijfde jaarboek brengt andermaal een aantal
gedegen bijdragen die Joris van Severen en zijn beweging tot onderwerp
hebben. Daaronder ook drie van de vier referaten die gehouden werden op
het in 2000 te Wakken gehouden Tweede colloquium Joris van Severen.
Het nieuwe jaarboek groeide aldus andermaal uit tot 208 p. en is ruim geïllustreerd.
We overlopen kort de inhoud:
* Aan het IJzerfront maakte Joris van Severen kennis en sloot hij vriendschap met de man die in latere jarer een beroemde cosmoloog - en de vader van de oerknaltheorie - zou worden. In Het absolute geloof van Georges Lemaître belicht Daniël Vanacker, op basis van Van Severens Oorlogsdagboek en de bewaard gebleven correspondentie hun verhouding. Lemaître zette er o.m. zijn op de Genesis gebaseerde theorie uiteen omtrent het ontstaan van de cosmos, maar was ook Van Severens vertrouweling in z'n worsteling met geloof en moraal.
* Tijdens dezelfde oorlogsjaren ontmoette Joris van Severen ook een oudecollegevriend terug, die later onder het pseudoniem Paul Méral bekend en berucht zou worden. In "C'est plus qu'une amitié, notre supérieure et extrême unité". De brieven van Herman de Guchtenaere aan Joris van Severen zoekt Kurt Ravyts naar de raakvlakken waarop die vriendschap kon gedeien. Ook hij maakte daarbij gebruik van Van Severens Oorlogsdagboek en de bewaard gebleven correspondentie. Daaruit maakt de lezer andermaal kennis met onvermoede aspecten van Van Severens rijke persoonlijkheid.
* Met de bijdrage van Maurits Duyck Van Keizer Karel tot Joris van Severen. De idee van de zeventien Provinciën krijgen we lezing van het eerste in deze bundel opgenomen colloquiumreferaat. In feite sloot het colloquium daarmee aan op de herdenkingen n.a.v. het Keizer Kareljaar. Vertrekkend van diens Pragmatieke Sanctie - volgens dewelke alle Nederlanden voor altijd één dienden te blijven - overloopt de auteur de voorbije eeuwen, op zoek naar sporen die deze eenheid beklemtoonden en schraagden. Het zijn er beduidend méér dan onze lessen Geschiedenis ons bijgebracht hebben.
* Een tweede colloquiumreferaat behandelde Joris van Severen en Duitsland.Drs. Luc Pauwels onderzocht Van Severens appreciatie van Duitsland en de Duitse cultuur doorheen de verschillende stadia van zijn leven. Vanaf het IJzerfront tot aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog; vanaf zijn bewondering voor Goethe en Nietzsche tot aan zijn afkeer voor Hitler, loopt een lange weg. Cruciaal in verband met dit laatste is wel het in 1935 door Bertrand de Jouvenel van Van Severen afgenomen interview, waarin hij onverbloemd verklaarde de Hilerianen te verafschuwen.
* In het derde en langste colloquiumreferaat komt drs. Bart de Wever aan het woord. Hij betitelde zijn inbreng met De schaduw van de Leider. Joris van Severen en het na-oorlogs Vlaams-nationalisme. Van hem vernemen we op welke wijze en door middel van welke initiatieven Van Severens gedachtengoed verder leefde na de Tweede Wereldoorlog - en dit zowel in wat de auteur de "Belgicistische" vleugel heet, als op het Vlaams-nationalistische podium. Het is een bijdrage die de nodige stof tot discussie bevat en bij menigeen wel ambivalente gevoelens zal oproepen. Ze geeft niettemin op een correcte wijze de huidige stand van het wetenschappelijke historisch onderzoek weer.
* Dichter en journalist Eric Verstraete was op 20 mei 2000 voor het eerst aanwezig op de herdenking te Abbeville. Aan de diepe indruk die de bedevaart op hem naliet, ontsproot zijn gedicht De adel van zijn geest. De redactie vond het een aangrijpend en waardig sluitstuk voor dit 5e jaarboek.
Het nieuwe jaarboek (ISBN 90-76057-05-2) kan nog tot einde juni tegen
de ledenprijs van 800 BEF besteld worden. Vanaf 15 juli geldt de boekhandelsprijs,
hetzij 900 BEF (+ 100 BEF verzendkosten). Bestellingen: postrekening 000-1705814-69
t.n. van het Studie- en Coördinatiecentrum Joris van Severen, Paddevijverstraat
2, 8900 Ieper.
Nog: de leider van Wakken
Rudy Pauwels, St.-Martens Latem
De makers van dit TV-programma stelden centraal dat Joris van Severen
een "dandy", misschien de enige "dandy" in het Vlaanderen van die tijd
was. Dat velen, die het bij de "Monnik-Ridder" houden, zich geërgerd
gevoeld hebben, was te voorzien. Dat de "experten" Romain Vanlandschoot
en Bruno de Wever niet eens begrepen hebben wat nu precies het thema van
die uitzending was en zich andermaal hopeloos belachelijk hebben gemaakt,
is ten-slotte hun zaak, niet die van de beeldmakers - die in hem getroffen
waren door het raadsel van "l'ésprit français", dat in de
Nederlanden samenliep met "Brits flegma", zodat zelfs de zonde esthetische
waarde kreeg. Een opinie geeft men slechts in aangelegenheden die men terdege
kent. Beide genoemde opiniemakers bewezen Joris van Severen nooit gekend
te hebben in zijn essentie. En dat was inderdaad die "dandy", zoals hij
door Anton Moonen in zijn Kleine Encyclopedie (1)
wordt getypeerd. Voeg daarbij de Talleyrand van Francoeur (2)
en het basiswerk van Georges Blin Stendhal et les problèmes de la
personnalité (3). Uit een en
ander blijkt welke Grand Seigneur, zoals eens de Belgische eerste-minister
Théo Lefèvre hem noemde, Joris van Severen geweest is. Waarom
hij imponeerde en domineerde, ook al hield hij afstand als het moest en
waar het moest. "Une assurance de grand seigneur" - "L'élégance
de ses manières, son caractère indélibile de Grand
Seigneur: le savoir, le savoir-vivre, le savoir-faire, et le faire-savoir.
Met andere woorden: het doen aanvoelen van zijn ànders zijn! Het
was ook dit wat Rachèle Baes over hem heeft getuigd: "Hij was ànders!
La perfection d'un aristocrate, la simplicité, le comme-il-faut
de ses manières, la richesse littéraire, en plus le mot juste
de sa conversation." Ik besluit met een woord van Talleyrand, aangehaald
door Lamartine: "Je veux que longtemps après moi, on continue à
discuter sur ce que j'ai été, sur ce que j'ai pensé
et sur ce que j'ai voulu." Mochten de mensen die verleden jaar naar Abbeville
gingen zich misschien bedrogen gevoeld hebben door de TV-mensen die toen
met hen optrokken, deze bedenkingen in overweging willen nemen. Ze zijn
voor rekening van wellicht een van de laatsten die, hoewel hij nauwelijks
de persoon van Joris van Severen gekend heeft, toch nog duidelijk de sfeer
waarin zijn leven zich heeft afgespeeld, doorleefd hebben.
___________________
1 Anton Moonen, Kleine
Encyclopedie, Ambo, 2001. ISBN 90 263 17018.
2 Francoeur, Talleyrand,
Trèfle, Parijs, 1999, ISBN 2 95 13135 1 9.
3 Georges Blin, Stendhal
et les problèmes de la personalité, Libr. Corti, Parijs,
2001, ISBN 2 7143 0597 0.
Spreken over Joris van Severen
Rudy Pauwels, St.-Martens-Latem
"L'essentiel n'est pas qu'à travers les innombrables accidents de le vie et les agitations de l'histoire nous soyons épargnés par la faveur des hommes ou par la grâce des choses; l'essentiel est que nous agissions selon notre idéal, que nous donnions notre force d'un jour à ce que nous croyons la justice et QUE NOUS FASSIONS OEUVRE D'HOMMES en attendant d'être couchés à jamais dans le silence et dans la nuit." (Jean Jaurès, vermoord op 31 juli 1914)
U hebt mij gevraagd om over Joris van Severen te spreken(*) voor de laatste personen die de tijd en de maatschappij kunnen begrijpen waarin hij leefde, dacht en ageerde. Ziehier:
Ten eerste. Joris van Severen is de enige leider geweest die,
steeds boven-nationaal denkend, die maatschappij juist heeft gezien en
juist heeft voor-gehouden wat diende gedaan te worden wanneer België
en wanneer de Nederlanden in een nieuwe wereldoorlog zouden betrokken worden.
Hij deed het eenmaal in 1934, wanneer hij meende ingezien te hebben
dat "Vlaanderen" de macht kon noch wilde grijpen en dus langs loyale wegen
tot de macht moest komen. Vanuit internationaal oogpunt stond Groot-Nederland
gelijk aan de opdeling van België. De vereniging van de aloude, lotsverbonden
en aldus sterke Nederlanden, diende ons antwoord te zijn tegenover het
machtsdenken van welke van onze buren ook. De politiek van de "nieuwe marsrichting"
beoogde precies dit antwoord te zijn.
Hij deed het een tweede maal, toen hij aan de vooravond van de Tweede
Wereldoorlog, aan zijn medestanders het voorbeeld van koning Leopold III
als boegbeeld en, zoals later gebleken is, als testament meegaf. Getrouwen
als Emiel Thiers hadden het begrepen en trokken de kaart van de koning:
de afwachtende houding, gesteund op waarborgen die de uiteindelijke zelfstandigheid
van de Nederlanden moesten verzekeren.
Indien deze dubbele boodschap begrepen ware geworden, was aan een verstandig
en door de ervaringen van de Eerste Wereldoorlog geleerd volk, de gruwel
van de collaboratie en de daaruit voortvloeiende epuratie wellicht bespaard
gebleven. Dàt is Joris van Severen geweest en dàt is alleen
Joris van Severen geweest! "Men" heeft het niet gehoord. "Men" heeft het
niet willen horen.
Ten tweede. Joris van Severen is de 20e mei 1940 te Abbeville
"zijn" dood ingegaan. Vrijwillig! Om zijn lotgenoten te beschermen. Jan
Rijckoort, van het communisme naar het nationaalsolidarisme overgegaan,
is hem daarbij gevolgd. Vrijwillig! Om zijn leider niet alleen te laten.
Op het ultieme moment kiest ieder soldaat - beide waren IJzersoldaten -
wat alleen hij en niet de "burger", als het hoogste van van leven beschouwt:
zinvol sterven!
Van Severen en Rijckoort hebben ons aldus leren te sterven! Dat is
de tweede, de eeuwige les geweest die deze twee Dinaso's ons gegeven hebben.
Met hen werd het beeld vernietigd van de "democratische politieker" van
toen die, wanneer de nood het hoogst is - nog alleen de vlucht kent, denkend
aan het behoud van het eigen vege lijf, en radeloos staande tegenover zijn
verantwoordelijkheid.
Welke rechtsstaat levert zijn onderdanen aan de vreemde uit? Welke
Nacht und Nebel wordt goedgepraat door het spreekwoordelijke "Nood breekt
wet"? Aldus stijgen Joris van Severen en Jan Rijckoort boven hun werkelijke
moordenaars uit. Wanneer namen onteerd werden zijn het niet de hunne. Hun
graf te Abbeville blijft een eeuwige aanklacht in onze geschiedenis.
Ten derde. Joris van Severen was voor de Nederlanden een leermeester. Zoals hij leerde te sterven, leerde hij te leven. Hij was geen kamergeleerde. Zijn Verdinaso was geen soort Orde van de Prince, maar droom én daad, zoals Arthur de Bruyne het heeft gezien. Wat Van Severen voor zichzelf, voor zijn eigen leven behield, gaf hij door aan degene die hij in geweten wist te vertegenwoordigen. Wanneer hij oordeelde dat een andere weg diende ingeslagen te worden, hield hij dit, eerlijk en onomwonden, aan zijn getrouwen voor. Hierin was hij andermaal de enige!
Ten vierde. Joris van Severen: une âme, een ziel! Rachel
Baes drukte het - terecht - aldus uit: een ziel; een bezielde! Hij gaf
- hij alleen gaf - een droombeeld mee dat zo groots was dat het een eigen
mystiek werd. Een droombeeld dat sommigen blijft begeesteren, welke ook
de tijdsomstandigheden zijn, hoe ook de maatschappij evolueert. Wie hem,
in de Nederlanden, begreep, wie hem aanvoelde, kon leven, zijn leven uitbouwen
tot iets dat de moeite waard is. Wie nu naar Joris van Severen terug gaat
kan leven, leeft! Hij heeft zijn ultieme antwoord, hij overstijgt het leven
zoals het zich dagdagelijks aandient. Hij leeft onder voorwaarden die slechts
rekening houden met de hoogste levensnormen, waartoe ook het volkseigene
behoort, het werkelijk volkseigene, zoals het doorheen de eeuwen gevormd
tot ons komt. Hij weet wat zelfrespect betekent en kan verantwoorden waarom
hij het respect van de anderen voor ons Nederlands erfgoed afdwingt.
Joris van Severen kwam daartoe door voor zichzelf enkele grondbeginselen
te weerhouden waaraan hij rotsvast vasthield. Door van die grondbeginselen
uit te gaan en er naar terug te gaan, naargelang de tijdsomstandigheden
om een antwoord vroegen. Die grondbeginselen waren:
1. de katholieke overtuiging die hij persoonlijk aankleefde, midden het christelijk geloof dat zijn beweging kenmerkte: God, bron van recht en orde. In de lijn van het neothomisme van zijn tijd, streefden de katholieke sociale acties het solidarisme na als vooropgesteld in de sociale encyclieken Rerum Novarum en Quadragessimo Anno.
2. De mens, in het licht van zijn goddelijke oorsprong en bestemming. Die oorsprong en die bestemming voor ogen, diende voor eenieder een levenswijze doordrongen van levenswaarden uitgebouwd te worden, waarbij elkeen, met Gods genade en de hem gegeven mogelijkheden, zijn plaats in het geheel en mede daardoor zijn levensvervulling vinden kon.
3. Dit veronderstelde een polis, een gemenebest, waarin de mens bewijzen
kon zichzelf te kunnen zijn.
Welke ook de vreemde overheersers, welke ook de vloedgolven, die de
Lage Landen bij de Zee tijdelijk overspoelden, steeds kwam dat zichzelf
zijn terug: het merkteken van de Nederlanden, hun wezenskenmerk, verderbouwend
op hun erfdeel en uitgeboetseerd in een bijzondere wijze van leven en een
bijzondere wijze van denken, aanvoelen en uiten in kunstvormen.
Het was de reden waarom Joris van Severen de Vroomheid als eerste en
laatste Schoonheid aantrof in het gehele volk, in de gehele geschiedenis
van het volk der Nederlanden. Deze tederheid en, zelfs in het gruwelijke,
het begaan-zijn met de andere om de vroomheid van het bestaan en het uiteinde-lijk
aanvaarden ervan. Naast de overmoed en de uitdaging van een Rubens, de
ootmoed in de gebroken glimlach van een Rembrandt. Naast de schittering
van de Primitieven, naast het goddelijk licht van Geertjen tot Sint-Jans,
het reeds geheel door de ogen van God geziene wereldspel van Bruegel en
Bosch.
Dat was het wat Joris van Severen tot een man maakte die geen kompleksen
had en, integendeel, fier was op zijn volk, trots was op dat volk. Maar
dit zelfrespekt verhinderde hem niet open te staan voor datgene wat andere
volkeren te bieden hadden, zonder dat hij van hen lessen diende te aanvaarden.
Dit typeert nog steeds wie werkelijk bij Van Severen te rade gaat! Alles
bekijken als in een prisma, waarin onnoemelijk veel facetten steeds andere
en nieuwe beelden vertonen naarmate men erin doordringt.
De zeldzame man of vrouw die in deze tijd en maatschappij bij hem te
rade gaan - net zo zeldzaam als zij in zijn tijd en zijn maatschappij waren
- leren met en door hem wat het zeggen wil Nederlander te zijn. Fiere en
zelfstandige Nederlander, tijdelijk vertegenwoordiger van een eigen, eigen-aardig,
volk, dat zich over verdelende grenzen heen, en trots taalverschillen,
uitstrekt: van de Kwinte tot de Dollart. Hoe lang zullen die grenzen en
taalverschillen overigens nog belang hebben? Het Nederlandse geesteskenmerk
evenwel zal blijven.
Hiermee is meteen gezegd dat Joris van Severen, en datgene wat zijn beweging onder zijn leiding werd, geen enkele reden gaven om met het odium beladen te worden van om het even welk totalitarisme dat de jaren van het Interbellum - en nog lang daarna: de Berlijnse Muur viel eerst in 1989! - teisterde. Niet van het uitheemse, want Franse totalitarisme belichaamd door een Robbespierre; niet van het uitheemse Sovjettotalitarisme van Lenin en Stalin, dat in het Franse zijn wortels had; en evenmin van het Duitse nationaal-socialisme van een Hitler dat, in tegenstelling tot het Russische, steunde op het "ras" in plaats van op de "klasse". Evenmin tenslotte van het steeds op de feitelijkheden en wisselende kansen afgestemde Italiaanse fascistische model, dat zijn stichter Mussolini zelf terecht niet-exporteerbaar had genoemd.
Ongetwijfeld zagen Joris van Severen en zijn beweging evenmin nog veel
heil in het besluiteloze en machteloze parlementaire demokratisme van hun
tijd. Ze waren toen niet alleen bij hun zoektocht naar een oligarchisch
model dat gesteund zou worden op een werkelijke autoriteit met, niet te
vergeten, een werkelijke inspraak van het volk langs zijn corporaties -
de moderne vorm van de aloude gildewezen. De Prins in zijn Raden. Het Volk
in zijn Staten! Was de geschiedenis van de Nederlanden ooit anders geweest
dan een dergelijk samenspel tussen vorst en volk? Waren de reeds aangehaalde
encyclieken en hun voorgeschiedenis van Syllabus errorum en Aeterni patris
daarvan geen moderne vertalingen?
Zonder twijfel liepen het uiterlijk voorkomen, de geschreven en gesproken
taal, parallel met wat in die jaren epochemachend was en als nieuw overkwam.
Van Severen zelf bracht meer soberheid en eenvoud in zijn beweging, naar
het voorbeeld van de Jezuïeten. Het voorkomen van zijn Verbond kenmerkte
zich door een eigenaardige stijl, die niet de stijl was van het hysterisch
massaspektakel waarin de mens zich geborgen voelt maar uiteindelijk zichzelf
verliest. Het kenmerk van zijn Verbond werd dit van een vormingsbeweging,
waarin studie en bezinning de boventoon voerden, en waarin hij overtuigde
enkelingen samenbracht. Enkelingen die, ieder voor zich, verantwoordelijkheid
konden dragen ten overstaan van zichzelf en de gemeenschap. De nieuwe richting
(1934) betekende een vaarwel aan de revolutionaire "staat in de staat",
ten gunste van een hogere "staatszin", d.w.z. ten bate van het algemeen
belang, waartoe elkeen gewetensvol zijn verantwoordelijkheid diende op
te nemen.
Hoe kon het dan toch gebeuren dat leden van dàt Verbond, reeds
kort na Van Severens verdwijnen, zo deerlijk vervielen in al wat hij hen
had leren verachten? De totale oorlogen van de twintigste eeuw waren evenzoveel
burgeroorlogen, die alleen nog het onderscheid huldigden van "wie niet
met mij is, is tegen mij". Het zwart-wit-denken vierde hoogtijdagen. De
klassieken wisten het al: "Wie de goden willen vernietigen, slaan zij met
blindheid." Wat Van Severen voor zichzelf met vallen en opstaan had geleerd,
heeft de groeitijd ontbeerd om het naar zijn beweging over te planten.
Met de snelheid waarmee zijn intellekt evolueerde en zich wist aan te passen
aan eisen van de tijd, konden vele van zijn medestanders moeilijk tred
houden. Zij luisterden wel naar zijn "bevel", zij hielden het voorbeeld
dat hij gaf voor ogen, maar toen hij wegviel bleven zij verweesd achter.
Op het ogenblik dat zij het meest nood hadden aan het klare woord van
wie voor hen stond - maar ook altijd naast hen had gestaan: de officier
met de soldatenschoenen uit de Eerste Wereldoorlog - was hij uitgeschakeld.
De koning die hij hen tot voorbeeld had gegeven, zweeg immers in krijgsgevangenschap.
In die situatie werd de doos van Pandora geopend. Er was geen bundelaar
meer wiens gezag door allen aanvaard werd. Sommigen vervielen in het oude
spoor, waar ze blijkbaar niet of maar moeilijk uitgeraakt waren. Was de
"nieuwe marsrichting" geen vergissing geweest die Van Severen met zijn
leven had betaald? Waren de gewapende neutraliteit en de trouw aan de koning
geen vergissingen geweest, waarvoor de rekening in Abbeville gepresenteerd
werd? Daagden er geen nieuwe contouren die de plaats van de Nederlanden
in het nieuwe Europa reeds afbakenden?
Joris van Severen had voorvoeld dat velen van zijn getrouwen zijn evolutie
maar ten dele hadden gevolgd, nog niet zo ver en met evenveel vooruitziendheid
waren geëvolueerd. Hoewel hijzelf meer sereen geworden was, werd het
eenzamer rondom hem. Hij werd beter begrepen door de Pays Bas-isten die
de geschiedenis van de Nederlanden kenden, dan door het volk dat te ziek
was om nog van een diepere levenswil te getuigen en genoegen nam met z'n
minderwaardigheid, waarmee het zich in feite verzoend had. De tijd was
te kort geweest om zijn leer en zijn burgerzin te laten erven. Aldus voltrok
zich voor velen nogmaals het Nederlandse noodlot en werd het woord van
Willem de Zwijger andermaal vergeten: te klein om verdeeld te blijven!
Wanneer zal men het overigens definitief inzien en er naar handelen?
Is er voor onze landen een dringender vaststelling mogelijk, nu een volgende
eeuw een totaal ander kaartbeeld zal brengen van Europa en van de wereld?
In dit kaartbeeld zullen de Nederlanden in hun geheel een eigen plaats
moeten zoeken en verwerven. Moge zij hun wezen en geschiedenis niet vergeten!
Joris van Severen heeft niet anders gedaan, in zijn tijd en in de maatschappij
die de zijne waren. De denkwijze die hij hanteerde en tal van ervaringen
die hij opdeed, kunnen daarbij ongetwijfeld nog bevruchtend werken. Daarbij
lijkt het uitgangsbeginsel van Van Severens gedachten- en gevoelswereld
mij blijvend en determinerend: niet negatief staan tegenover alles en nog
wat, om niet het gevaar te lopen negatief te staan tegenover het leven
zelf. Het leven dat vaak in kleinheid ("voosheid", noemde hij het) verkankert,
maar ook groots en levenswaard kan zijn. Blijven zoeken naar oplossingen,
positief ingesteld zijn, alles zoeken te "bemeesteren", zoals Van Severen
het Hugo Verriest nazei in 1921: alles moet men koninklijk bemeesteren
om zijn leven in schoonheid tot schoonheid op te bouwen. Heeft Van Severen
ons aldus geen opperste menselijke boodschap voor alle tijden, ook die
van diepste nood, meegegeven? Blijft niet de oude waarschuwing tot de Benaude
Nederlanden van kracht, die Joris van Severen met zijn leven betaalde:
Helpt nu U zelf, zo helpt U God...
Rept fluks uw vrome handen...
_______________________
(*) Stramien van een
voordracht gehouden te Roeselare op 12 april 1999 voor de Vlaamse Seniorenclub.
Herinneringen....(12)
Alfons van Opstal, Schilde
Alfons van Opstal heeft in het Verdinaso en meer bepaald in de Dietse Militantenorde - en haar voorgangers - een belang-rijke rol gespeeld. Onlangs zette hij zich aan het neerschrijven van zijn herinneringen aan de tijd van toen. We meenden er goed aan te doen fragmenten daarvan te publiceren. Zij dragen er immers toe bij die tijd te ontsluiten en toegankelijker te maken voor de jongere generaties.Over propaganda
Een andere anekdote uit de tijd van de schilder- en plakwoede. In Kontich woonde een priester - onze proost van in de tijd vóór we door het aartsbisdom uit de KAJ gekegeld werden - die voor enkelen van ons de biechtvader gebleven was. Hij steunde trouwens regelmatig onze afdeling door telkens voor Landdag en volksvergaderingen steunkaarten te kopen. Ooit vroegen we hem steun voor een opdracht waarover we hem eerst achteraf concreet zouden kunnen inlichten. Toen we hem later gingen opbiechten dat we in Waarloos, langs de baan Antwerpen-Mechelen, andermaal publiciteit van "La Dernière Heure" vervangen hadden door de onze, weigerde hij ons de absolutie met het argument "dat we helemaal geen berouw toonden".
Marcel Verstraeten leerde ons linosnijden en aldus werden we drukkers
en publicisten tegelijk. We kochten zeer voordelig een partij oranje kwaliteitspapier
op afficheformaat 30 x 40 cm, zodat ons kenteken en onze leuzen er prachtig
op uitkwamen. Eens de affiches klaar zouden we beginnen met het "behangen"
van ons dorp Lint - een kleine gemeente tussen Lier en Kontich, waar we
in verhouding tot het inwonersaantal een sterke afdeling hadden. In Lint
ageerden niet minder dan tien militanten, alle officiële en kerkelijke
druk ten spijt.
Om te beginnen overplakten we het opschrift "Gemeentehuis Lint" op
de zijgevel met een breed uitgemeten "Dinaso". Een maand lang dacht iedere
vreemdeling die ons dorp vanuit Duffel, Hove of Lier binnenkwam dat dit
plaatsje de vreemde naam "Dinaso" droeg. Bovendien voorzagen we die morgen
elke boom en paal en verloren hoekje van een affiche met embleem en de
boodschap "Dinaso Orde!". Daarmee wilden we er de goegemeente op attent
maken dat er nogal wat Dinaso's in Lint thuis waren.
Wanneer we zo met 'n twintigtal jonge kerels 's avonds en tot halverwege
de nacht aan het linodrukken - inkten, drukken, afnemen, drogen - gingen,
dan kregen we vrij vlot een behoorlijke stapel affiches afgewerkt. Na die
eerste Lintse plakkersnacht duurde het een volle week vooraleer de eerste
huiszoeking volgde. Op het adres van onze schaar- en celleider doken de
Vei-ligheidsagenten Block en De Smedt op; hun fenomenale buit bestond uit
2 wapenstokken van de DM, 'n alarmpistool en twee wandelstokken. De volgende
dag berichtten zowel de Gazet van Antwerpen als de Volksgazet en La Dernière
Heure over "de vangst van een wapendepot bij gekende nazi's"!
Met de actie in Lint waren we door onze papiervoorraad heen; sympathisanten
bezorgden ons een nieuwe stapel en we beoefenden opnieuw de drukkersstiel.
Met tussenpozen van 1 tot 3 weken hebben we toen ons gewest helemaal volgeplakt.
Feitelijk handelden we daarmee niet helemaal volgens de orderegels van
het Verdinaso maar er was ook het aspect van de voortdurende uitdaging
van politie en rijkswacht die naarstig op zoek toog naar ons drukkersatelier.
Het werd niet gevonden, ook al bevond het zich naast het huis van Jan Morael.
Daar hadden we op naam van een bekend politicus uit Edegem een garage met
kelder gehuurd. Vermeldenswaard voor onze Edegemse afdeling is zeker ook
dat de nachtwaker aldaar onze ploeg steeds, samen met z'n trouwe hond vergezelde,
toen we op plaktocht trokken. Zo'n ploeg bestond uit drie personen en we
trokken er steeds met zes of zeven ploegen tegelijk op uit. Op die manier
beperkten we de pakkans tot 'n minimum omdat we slechts 'n paar uur op
stap waren; bovendien werd dan slechts één ploeg geklist,
met 'n proces tot gevolg.
Hoe ook, het gehele gewest was reeds "behangen" toen gewestleider Paul
Persyn zich realiseerde "dat zulke ongeorganiseerde methoden" niet langer
getolereerd konden worden en ons verbood ermee verder te gaan.
NB: De BOB-agenten Block en De Smedt hebben zich in latere jaren tot
het Verdinaso bekend!
Sprokkels
In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.Een vreemd charisma
Père Ubu
"On en apprend tous les jours en lisant La Dernière Heure.
C'est ainsi que l'on nous révèle, à propos d'un néonazi
qui diffuse du materiel de propagande, 'qu'il réalise des T-shirts
d'extrême-droite avec des représentations de la Croix Celtique
ou encore le portrait de Joris van Severen, grande figure de la collaboration
flamande'.
Pauvre Joris!
On doute qu'il ait eu le temps de collaborer dans son kiosque d'Abbeville
d'où des soldats français l'ont sorti pour le fusiller dans
l'illégalité la plus totale, quelques jours après
le 10 mai 40! On peut également signaler à la DH que si certains
membres du mouvement Verdinaso, le mouvement de Joris van Severen, ont
collaboré avec l'ennemi, que d'autres se sont abstenus de toute
action politique et que d'autres encore sont entrés dans la résistance."
___________________
Uit: Père UBU, 28 september 2000
Cyriel Verschaeve
"Over de Dietse, Heel-Nederlandse toekomst staat hij in hoge mate op
één lijn met (...) Joris van Severen. Over de leden van het
Diets Eedverbond schreef hij met een warm hart: 'Een partij vormen ze niet,
politieke doeleinden streefden ze niet na maar ideologische. Intussen was
't maar goed dat nu reeds een keurbende van beste Vlamingen het Vlaamse
ideaal, dat Nederland is met zijn zeventien provinciën, ja met zeventien
tenminste, beleed en verkondigde.'"
_________________
A. Geschier, Cyriel Verschaeve, profeet of verdoold
priester, themanummer Revolte, maart 2000, p. 22.
Hoe België W.O.II overleefde
"Het Verdinaso en de communisten namen [in het neutraliteitsdebat anno
1939] speciale posities in. De oorsponkelijk erg anti-Belgische Van Severen
richtte in september 1939 een proclamatie tot zijn aanhangers, waarin trouw
aan de koning en strikte neutraliteit werd gevergd. (...)
Te Brugge werd Joris van Severen aangehouden, ondanks de nieuwe marsrichting
van 1939 [sic], waardoor het Verdinaso resoluut de trouw aan België
en de Koning had geproclameerd. Tussenkomsten op het hoogste niveau konden
niet baten. Hij bleef aangehouden.(...) Het konvooi dat uit Brugge vertrok,
de verdachten twee-aan-twee geboeid, waarbij Van Severen, had als bewaking
Belgische rijkswachters, die van hun bevelhebber 'Et surtout pas de pitié
pour ces crapules', meegekregen had. Het bevel werd met de matrak toegepast.
In Béthune komen Franse 'gardes mobiles' de rijkswachters aflossen.
(...)
Maandagnamiddag, na een zwaar bombardement, kwam voor 21 mensen het
einde. In groepjes 'vrijwilligers', zoals de Franse officier het eerst
noemde, moesten de slachtoffers buitengaan en werden neergeschoten. Van
Severen, met zijn medewerker Jan Ryckoort, trachtte te bemiddellen. Hij
ook werd neergeschoten. (...)
Om zich een beeld te geven van de woede en de verontwaardiging, opgewekt
door de wegvoeringen en vooral door de executie van Joris van Severen,
volstaat het hier enkele uittreksels te geven van een lezersbrief, gepubliceerd
in het Algemeen Nieuws van 1 augustus 1940, waarin Franz van Dorpe, die
vervolgens een belangrijke rol zal spelen in de verzetsbeweging tegen Duitsland,
J. van Bilsen, later eveneens in het verzet en toen luitenant-instructeur
in niet-bezet Frankrijk, citeert uit diens brief van 15 juni 1940:
'De regering hier heeft de wraakroepende moord (op Van Severen) door
een uit België toegevoerde 'Soir' vernomen, vijf dagen geleden. Minister
Spaak heeft onmiddellijk bij de Franse Minister van Buitenlandse Zaken
een démarche gedaan om uitleg te vragen. Tot op heden geen antwoord.'
Daarop haakt Van Dorpe in zijn lezersbrief in: Het is wat moois nu, hun
démarches! Men hoort ze reeds aandraven met het gekende 'nous n'avions
pas voulu cela'. Die Franse moordenaars, alles bij elkaar, zijn minder
schuldig dan de Belgische overheden, die deze man, zonder vorm van proces,
aan een vreemde soldateska hebben uitgeleverd. (...) De vrienden van Joris
van Severen hebben, onmiddellijk na de aanhouding, die op 10 mei gebeurde,
démarches aangewend om hem te verlossen. Doch tevergeefs. De démarches
van de heer Spaak komen nu te laat. Voor hem, en voor zijn regering, is
er geen genade meer... Ongetwijfeld zullen ook de lezers van uw geëerd
dagblad vernemen dat Joris van Severen ZAL GEWROKEN WORDEN.'
Het is dan ook niet moeilijk te begrijpen dat talrijke volgelingen
van Van Severen aanvankelijk de weg van een samenwerking met de bezetter
zullen inslaan en sommigen tot het uiterste zullen gaan.(...)
Het accentueren van de tucht [binnen het VNV] was het gevolg van de
concurrentie met het strakke Verdinaso van Joris van Severen, frontofficier
van W.O.I, die van zijn volgelingen 'soldaten' maakte.(...) Zijn Verdinaso
evolueerde echter in de loop der tijden en nam tijdens de mobilisatie van
1939 een erg Begicistisch standpunt in, waarbij elke Dinaso het bevel kreeg
met alle kracht België als soldaat te dienen. Dit standpunt heeft
niet kunnen beletten dat Van Severen, als één van de vele
weggevoerden, als een hond werd neergeschoten. (...)
In het Verdinaso, dat van de bezetter opnieuw mag werken, ontstaat
een machtsstrijd tussen een Dietse en Belgicistisch-royalistische vleugel
en een groep die in het Nationaal-socialisme van de nazi's het Nationaalsolidarisme
van Van Severen herkent.(...) De vrijheid van de beweging wordt echter
spoedig beperkt. Duitse druk dwingt het Verdinaso tot aansluiting bij het
VNV in mei 1941.(...)
Mei 1941 betekent daarnaast het einde van de acticiteiten van Hendrik
de Man. In de Unie voor Hand- en Geestesarbeiders, bedoeld als eenheidsor-ganisatie
voor de vroegere syndicaten, mocht hij geen rol spelen. Toen hij in mei
1941 een Nationale Bond Vlaanderen, met oud-Dinaso's wou oprichten, die
met een Parti Unique des Provinces Romanes van Poulet, De Becker en Daye,
een federale staat wou oprichten, kreeg hij [van de Militärverwaltung]
nul op het rekest.
____________________
Willem C.M. Meyers e.a., Hoe België W.O.II overleefde,
Reinaert Uitgaven, Brussel, 1975, p. 66-67, 117-118, 120-121, 207-208 en
211.