> nieuwsbrief > 2001 nr 3

Inhoud:

Mededelingen
Jaarboek Joris van Severen 5
Nog: De Leider van Wakken
Spreken over Joris van Severen
Herinneringen
Sprokkels

 

Mededelingen
Hernieuwen bijdrage jaar 2001
Samen met de gedrukte versie van deze Nieuwsbrief ontvingen de toegetreden leden de 5e editie van ons Jaarboek Joris van Severen. Wie deze Nieuwsbrief afzonderlijk ontving wist meteen dat we z'n bijdrage (minimum 800 BEF) nog niet mochten boeken.

De schaduw van de leider
Zo betitelde drs. Bart de Wever zijn referaat op het Tweede colloquium Joris van Severen. Deze titel werd overigens behouden bij de publicatie van het referaat in het jongste Jaarboek Joris van Severen. Dit referaat zal eerstdaags ook - aangevuld - gepubliceerd worden in Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis. De aanvullingen betreffen recente vondsten in de archieven van het Parket-Generaal, i.c. allerlei verslagen van de Belgische veiligheidsdiensten. Daaruit blijkt dat de "neo-Dinaso"-organisaties door Big Brother goed in de gaten gehouden - en dus als ernstig beschouwd - werden. We komen hierop uiteraard nog terug.

Jaarboek Joris van Severen 5 (2001)

Het - einde mei verschenen - vijfde jaarboek brengt andermaal een aantal gedegen bijdragen die Joris van Severen en zijn beweging tot onderwerp hebben. Daaronder ook drie van de vier referaten die gehouden werden op het in 2000 te Wakken gehouden Tweede colloquium Joris van Severen. Het nieuwe jaarboek groeide aldus andermaal uit tot 208 p. en is ruim geïllustreerd. We overlopen kort de inhoud:

* Aan het IJzerfront maakte Joris van Severen kennis en sloot hij vriendschap met de man die in latere jarer een beroemde cosmoloog - en de vader van de oerknaltheorie - zou worden. In Het absolute geloof van Georges Lemaître belicht Daniël Vanacker, op basis van Van Severens Oorlogsdagboek en de bewaard gebleven correspondentie hun verhouding. Lemaître zette er o.m. zijn op de Genesis gebaseerde theorie uiteen omtrent het ontstaan van de cosmos, maar was ook Van Severens vertrouweling in z'n worsteling met geloof en moraal.

* Tijdens dezelfde oorlogsjaren ontmoette Joris van Severen ook een  oudecollegevriend terug, die later onder het pseudoniem Paul Méral bekend en berucht zou worden. In "C'est plus qu'une amitié, notre supérieure et extrême unité". De brieven van Herman de Guchtenaere aan Joris van Severen zoekt Kurt Ravyts naar de raakvlakken waarop die vriendschap kon gedeien. Ook hij maakte daarbij gebruik van Van Severens Oorlogsdagboek en de bewaard gebleven correspondentie. Daaruit maakt de lezer andermaal kennis met onvermoede aspecten van Van Severens rijke persoonlijkheid.

* Met de bijdrage van Maurits Duyck Van Keizer Karel tot Joris van Severen. De idee van de zeventien Provinciën krijgen we lezing van het eerste in deze bundel opgenomen colloquiumreferaat. In feite sloot het colloquium daarmee aan op de herdenkingen n.a.v. het Keizer Kareljaar. Vertrekkend van diens Pragmatieke Sanctie - volgens dewelke alle Nederlanden voor altijd één dienden te blijven - overloopt de auteur de voorbije eeuwen, op zoek naar sporen die deze eenheid beklemtoonden en schraagden. Het zijn er beduidend méér dan onze lessen Geschiedenis ons bijgebracht hebben.

* Een tweede colloquiumreferaat behandelde Joris van Severen en Duitsland.Drs. Luc Pauwels onderzocht Van Severens appreciatie van Duitsland en de Duitse cultuur doorheen de verschillende stadia van zijn leven. Vanaf het IJzerfront tot aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog; vanaf zijn bewondering voor Goethe en Nietzsche tot aan zijn afkeer voor Hitler, loopt een lange weg. Cruciaal in verband met dit laatste is wel het in 1935 door Bertrand de Jouvenel van Van Severen afgenomen interview, waarin hij onverbloemd verklaarde de Hilerianen te verafschuwen.

* In het derde en langste colloquiumreferaat komt drs. Bart de Wever aan het woord. Hij betitelde zijn inbreng met De schaduw van de Leider. Joris van Severen en het na-oorlogs Vlaams-nationalisme. Van hem vernemen we op welke wijze en door middel van welke initiatieven Van Severens gedachtengoed verder leefde na de Tweede Wereldoorlog - en dit zowel in wat de auteur de "Belgicistische" vleugel heet, als op het Vlaams-nationalistische podium. Het is een bijdrage die de nodige stof tot discussie bevat en bij menigeen wel ambivalente gevoelens zal oproepen. Ze geeft niettemin op een correcte wijze de huidige stand van het wetenschappelijke historisch onderzoek weer.

* Dichter en journalist Eric Verstraete was op 20 mei 2000 voor het eerst aanwezig op de herdenking te Abbeville. Aan de diepe indruk die de bedevaart op hem naliet, ontsproot zijn gedicht De adel van zijn geest. De redactie vond het een aangrijpend en waardig sluitstuk voor dit 5e jaarboek.

Het nieuwe jaarboek (ISBN 90-76057-05-2) kan nog tot einde juni tegen de ledenprijs van 800 BEF besteld worden. Vanaf 15 juli geldt de boekhandelsprijs, hetzij 900 BEF (+ 100 BEF verzendkosten). Bestellingen: postrekening 000-1705814-69 t.n. van het Studie- en Coördinatiecentrum Joris van Severen, Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper.

Nog: de leider van Wakken
Rudy Pauwels, St.-Martens Latem

De makers van dit TV-programma stelden centraal dat Joris van Severen een "dandy", misschien de enige "dandy" in het Vlaanderen van die tijd was. Dat velen, die het bij de "Monnik-Ridder" houden, zich geërgerd gevoeld hebben, was te voorzien. Dat de "experten" Romain Vanlandschoot en Bruno de Wever niet eens begrepen hebben wat nu precies het thema van die uitzending was en zich andermaal hopeloos belachelijk hebben gemaakt, is ten-slotte hun zaak, niet die van de beeldmakers - die in hem getroffen waren door het raadsel van "l'ésprit français", dat in de Nederlanden samenliep met "Brits flegma", zodat zelfs de zonde esthetische waarde kreeg. Een opinie geeft men slechts in aangelegenheden die men terdege kent. Beide genoemde opiniemakers bewezen Joris van Severen nooit gekend te hebben in zijn essentie. En dat was inderdaad die "dandy", zoals hij door Anton Moonen in zijn Kleine Encyclopedie (1) wordt getypeerd. Voeg daarbij de Talleyrand van Francoeur (2) en het basiswerk van Georges Blin Stendhal et les problèmes de la personnalité (3). Uit een en ander blijkt welke Grand Seigneur, zoals eens de Belgische eerste-minister Théo Lefèvre hem noemde, Joris van Severen geweest is. Waarom hij imponeerde en domineerde, ook al hield hij afstand als het moest en waar het moest. "Une assurance de grand seigneur" - "L'élégance de ses manières, son caractère indélibile de Grand Seigneur: le savoir, le savoir-vivre, le savoir-faire, et le faire-savoir. Met andere woorden: het doen aanvoelen van zijn ànders zijn! Het was ook dit wat Rachèle Baes over hem heeft getuigd: "Hij was ànders! La perfection d'un aristocrate, la simplicité, le comme-il-faut de ses manières, la richesse littéraire, en plus le mot juste de sa conversation." Ik besluit met een woord van Talleyrand, aangehaald door Lamartine: "Je veux que longtemps après moi, on continue à discuter sur ce que j'ai été, sur ce que j'ai pensé et sur ce que j'ai voulu." Mochten de mensen die verleden jaar naar Abbeville gingen zich misschien bedrogen gevoeld hebben door de TV-mensen die toen met hen optrokken, deze bedenkingen in overweging willen nemen. Ze zijn voor rekening van wellicht een van de laatsten die, hoewel hij nauwelijks de persoon van Joris van Severen gekend heeft, toch nog duidelijk de sfeer waarin zijn leven zich heeft afgespeeld, doorleefd hebben.
___________________
1 Anton Moonen, Kleine Encyclopedie, Ambo, 2001. ISBN 90 263 17018.
2 Francoeur, Talleyrand, Trèfle, Parijs, 1999, ISBN 2 95 13135 1 9.
3 Georges Blin, Stendhal et les problèmes de la personalité, Libr. Corti, Parijs, 2001, ISBN 2 7143 0597 0.

Spreken over Joris van Severen
Rudy Pauwels, St.-Martens-Latem

"L'essentiel n'est pas qu'à travers les innombrables accidents de le vie et les agitations de l'histoire nous soyons épargnés par la faveur des hommes ou par la grâce des choses; l'essentiel est que nous agissions selon notre idéal, que nous donnions notre force d'un jour à ce que nous croyons la justice et QUE NOUS FASSIONS OEUVRE D'HOMMES en attendant d'être couchés à jamais dans le silence et dans la nuit." (Jean Jaurès, vermoord op 31 juli 1914)

U hebt mij gevraagd om over Joris van Severen te spreken(*) voor de laatste personen die de tijd en de maatschappij kunnen begrijpen waarin hij leefde, dacht en ageerde. Ziehier:

Ten eerste. Joris van Severen is de enige leider geweest die, steeds boven-nationaal denkend, die maatschappij juist heeft gezien en juist heeft voor-gehouden wat diende gedaan te worden wanneer België en wanneer de Nederlanden in een nieuwe wereldoorlog zouden betrokken worden.
Hij deed het eenmaal in 1934, wanneer hij meende ingezien te hebben dat "Vlaanderen" de macht kon noch wilde grijpen en dus langs loyale wegen tot de macht moest komen. Vanuit internationaal oogpunt stond Groot-Nederland gelijk aan de opdeling van België. De vereniging van de aloude, lotsverbonden en aldus sterke Nederlanden, diende ons antwoord te zijn tegenover het machtsdenken van welke van onze buren ook. De politiek van de "nieuwe marsrichting" beoogde precies dit antwoord te zijn.
Hij deed het een tweede maal, toen hij aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, aan zijn medestanders het voorbeeld van koning Leopold III als boegbeeld en, zoals later gebleken is, als testament meegaf. Getrouwen als Emiel Thiers hadden het begrepen en trokken de kaart van de koning: de afwachtende houding, gesteund op waarborgen die de uiteindelijke zelfstandigheid van de Nederlanden moesten verzekeren.
Indien deze dubbele boodschap begrepen ware geworden, was aan een verstandig en door de ervaringen van de Eerste Wereldoorlog geleerd volk, de gruwel van de collaboratie en de daaruit voortvloeiende epuratie wellicht bespaard gebleven. Dàt is Joris van Severen geweest en dàt is alleen Joris van Severen geweest! "Men" heeft het niet gehoord. "Men" heeft het niet willen horen.

Ten tweede. Joris van Severen is de 20e mei 1940 te Abbeville "zijn" dood ingegaan. Vrijwillig! Om zijn lotgenoten te beschermen. Jan Rijckoort, van het communisme naar het nationaalsolidarisme overgegaan, is hem daarbij gevolgd. Vrijwillig! Om zijn leider niet alleen te laten. Op het ultieme moment kiest ieder soldaat - beide waren IJzersoldaten - wat alleen hij en niet de "burger", als het hoogste van van leven beschouwt: zinvol sterven!
Van Severen en Rijckoort hebben ons aldus leren te sterven! Dat is de tweede, de eeuwige les geweest die deze twee Dinaso's ons gegeven hebben. Met hen werd het beeld vernietigd van de "democratische politieker" van toen die, wanneer de nood het hoogst is - nog alleen de vlucht kent, denkend aan het behoud van het eigen vege lijf, en radeloos staande tegenover zijn verantwoordelijkheid.
Welke rechtsstaat levert zijn onderdanen aan de vreemde uit? Welke Nacht und Nebel wordt goedgepraat door het spreekwoordelijke "Nood breekt wet"? Aldus stijgen Joris van Severen en Jan Rijckoort boven hun werkelijke moordenaars uit. Wanneer namen onteerd werden zijn het niet de hunne. Hun graf te Abbeville blijft een eeuwige aanklacht in onze geschiedenis.

Ten derde. Joris van Severen was voor de Nederlanden een leermeester. Zoals hij leerde te sterven, leerde hij te leven. Hij was geen kamergeleerde. Zijn Verdinaso was geen soort Orde van de Prince, maar droom én daad, zoals Arthur de Bruyne het heeft gezien. Wat Van Severen voor zichzelf, voor zijn eigen leven behield, gaf hij door aan degene die hij in geweten wist te vertegenwoordigen. Wanneer hij oordeelde dat een andere weg diende ingeslagen te worden, hield hij dit, eerlijk en onomwonden, aan zijn getrouwen voor. Hierin was hij andermaal de enige!

Ten vierde. Joris van Severen: une âme, een ziel! Rachel Baes drukte het - terecht - aldus uit: een ziel; een bezielde! Hij gaf - hij alleen gaf - een droombeeld mee dat zo groots was dat het een eigen mystiek werd. Een droombeeld dat sommigen blijft begeesteren, welke ook de tijdsomstandigheden zijn, hoe ook de maatschappij evolueert. Wie hem, in de Nederlanden, begreep, wie hem aanvoelde, kon leven, zijn leven uitbouwen tot iets dat de moeite waard is. Wie nu naar Joris van Severen terug gaat kan leven, leeft! Hij heeft zijn ultieme antwoord, hij overstijgt het leven zoals het zich dagdagelijks aandient. Hij leeft onder voorwaarden die slechts rekening houden met de hoogste levensnormen, waartoe ook het volkseigene behoort, het werkelijk volkseigene, zoals het doorheen de eeuwen gevormd tot ons komt. Hij weet wat zelfrespect betekent en kan verantwoorden waarom hij het respect van de anderen voor ons Nederlands erfgoed afdwingt.
Joris van Severen kwam daartoe door voor zichzelf enkele grondbeginselen te weerhouden waaraan hij rotsvast vasthield. Door van die grondbeginselen uit te gaan en er naar terug te gaan, naargelang de tijdsomstandigheden om een antwoord vroegen. Die grondbeginselen waren:

1. de katholieke overtuiging die hij persoonlijk aankleefde, midden het christelijk geloof dat zijn beweging kenmerkte: God, bron van recht en orde. In de lijn van het neothomisme van zijn tijd, streefden de katholieke sociale acties het solidarisme na als vooropgesteld in de sociale encyclieken Rerum Novarum en Quadragessimo Anno.

2. De mens, in het licht van zijn goddelijke oorsprong en bestemming. Die oorsprong en die bestemming voor ogen, diende voor eenieder een levenswijze doordrongen van levenswaarden uitgebouwd te worden, waarbij elkeen, met Gods genade en de hem gegeven mogelijkheden, zijn plaats in het geheel en mede daardoor zijn levensvervulling vinden kon.

3. Dit veronderstelde een polis, een gemenebest, waarin de mens bewijzen kon zichzelf te kunnen zijn.
Welke ook de vreemde overheersers, welke ook de vloedgolven, die de Lage Landen bij de Zee tijdelijk overspoelden, steeds kwam dat zichzelf zijn terug: het merkteken van de Nederlanden, hun wezenskenmerk, verderbouwend op hun erfdeel en uitgeboetseerd in een bijzondere wijze van leven en een bijzondere wijze van denken, aanvoelen en uiten in kunstvormen.
Het was de reden waarom Joris van Severen de Vroomheid als eerste en laatste Schoonheid aantrof in het gehele volk, in de gehele geschiedenis van het volk der Nederlanden. Deze tederheid en, zelfs in het gruwelijke, het begaan-zijn met de andere om de vroomheid van het bestaan en het uiteinde-lijk aanvaarden ervan. Naast de overmoed en de uitdaging van een Rubens, de ootmoed in de gebroken glimlach van een Rembrandt. Naast de schittering van de Primitieven, naast het goddelijk licht van Geertjen tot Sint-Jans, het reeds geheel door de ogen van God geziene wereldspel van Bruegel en Bosch.

Dat was het wat Joris van Severen tot een man maakte die geen kompleksen had en, integendeel, fier was op zijn volk, trots was op dat volk. Maar dit zelfrespekt verhinderde hem niet open te staan voor datgene wat andere volkeren te bieden hadden, zonder dat hij van hen lessen diende te aanvaarden. Dit typeert nog steeds wie werkelijk bij Van Severen te rade gaat! Alles bekijken als in een prisma, waarin onnoemelijk veel facetten steeds andere en nieuwe beelden vertonen naarmate men erin doordringt.
De zeldzame man of vrouw die in deze tijd en maatschappij bij hem te rade gaan - net zo zeldzaam als zij in zijn tijd en zijn maatschappij waren - leren met en door hem wat het zeggen wil Nederlander te zijn. Fiere en zelfstandige Nederlander, tijdelijk vertegenwoordiger van een eigen, eigen-aardig, volk, dat zich over verdelende grenzen heen, en trots taalverschillen, uitstrekt: van de Kwinte tot de Dollart. Hoe lang zullen die grenzen en taalverschillen overigens nog belang hebben? Het Nederlandse geesteskenmerk evenwel zal blijven.

Hiermee is meteen gezegd dat Joris van Severen, en datgene wat zijn beweging onder zijn leiding werd, geen enkele reden gaven om met het odium beladen te worden van om het even welk totalitarisme dat de jaren van het Interbellum - en nog lang daarna: de Berlijnse Muur viel eerst in 1989! - teisterde. Niet van het uitheemse, want Franse totalitarisme belichaamd door een Robbespierre; niet van het uitheemse Sovjettotalitarisme van Lenin en Stalin, dat in het Franse zijn wortels had; en evenmin van het Duitse nationaal-socialisme van een Hitler dat, in tegenstelling tot het Russische, steunde op het "ras" in plaats van op de "klasse". Evenmin tenslotte van het steeds op de feitelijkheden en wisselende kansen afgestemde Italiaanse fascistische model, dat zijn stichter Mussolini zelf terecht niet-exporteerbaar had genoemd.

Ongetwijfeld zagen Joris van Severen en zijn beweging evenmin nog veel heil in het besluiteloze en machteloze parlementaire demokratisme van hun tijd. Ze waren toen niet alleen bij hun zoektocht naar een oligarchisch model dat gesteund zou worden op een werkelijke autoriteit met, niet te vergeten, een werkelijke inspraak van het volk langs zijn corporaties - de moderne vorm van de aloude gildewezen. De Prins in zijn Raden. Het Volk in zijn Staten! Was de geschiedenis van de Nederlanden ooit anders geweest dan een dergelijk samenspel tussen vorst en volk? Waren de reeds aangehaalde encyclieken en hun voorgeschiedenis van Syllabus errorum en Aeterni patris daarvan geen moderne vertalingen?
Zonder twijfel liepen het uiterlijk voorkomen, de geschreven en gesproken taal, parallel met wat in die jaren epochemachend was en als nieuw overkwam. Van Severen zelf bracht meer soberheid en eenvoud in zijn beweging, naar het voorbeeld van de Jezuïeten. Het voorkomen van zijn Verbond kenmerkte zich door een eigenaardige stijl, die niet de stijl was van het hysterisch massaspektakel waarin de mens zich geborgen voelt maar uiteindelijk zichzelf verliest. Het kenmerk van zijn Verbond werd dit van een vormingsbeweging, waarin studie en bezinning de boventoon voerden, en waarin hij overtuigde enkelingen samenbracht. Enkelingen die, ieder voor zich, verantwoordelijkheid konden dragen ten overstaan van zichzelf en de gemeenschap. De nieuwe richting (1934) betekende een vaarwel aan de revolutionaire "staat in de staat", ten gunste van een hogere "staatszin", d.w.z. ten bate van het algemeen belang, waartoe elkeen gewetensvol zijn verantwoordelijkheid diende op te nemen.

Hoe kon het dan toch gebeuren dat leden van dàt Verbond, reeds kort na Van Severens verdwijnen, zo deerlijk vervielen in al wat hij hen had leren verachten? De totale oorlogen van de twintigste eeuw waren evenzoveel burgeroorlogen, die alleen nog het onderscheid huldigden van "wie niet met mij is, is tegen mij". Het zwart-wit-denken vierde hoogtijdagen. De klassieken wisten het al: "Wie de goden willen vernietigen, slaan zij met blindheid." Wat Van Severen voor zichzelf met vallen en opstaan had geleerd, heeft de groeitijd ontbeerd om het naar zijn beweging over te planten. Met de snelheid waarmee zijn intellekt evolueerde en zich wist aan te passen aan eisen van de tijd, konden vele van zijn medestanders moeilijk tred houden. Zij luisterden wel naar zijn "bevel", zij hielden het voorbeeld dat hij gaf voor ogen, maar toen hij wegviel bleven zij verweesd achter.
Op het ogenblik dat zij het meest nood hadden aan het klare woord van wie voor hen stond - maar ook altijd naast hen had gestaan: de officier met de soldatenschoenen uit de Eerste Wereldoorlog - was hij uitgeschakeld. De koning die hij hen tot voorbeeld had gegeven, zweeg immers in krijgsgevangenschap. In die situatie werd de doos van Pandora geopend. Er was geen bundelaar meer wiens gezag door allen aanvaard werd. Sommigen vervielen in het oude spoor, waar ze blijkbaar niet of maar moeilijk uitgeraakt waren. Was de "nieuwe marsrichting" geen vergissing geweest die Van Severen met zijn leven had betaald? Waren de gewapende neutraliteit en de trouw aan de koning geen vergissingen geweest, waarvoor de rekening in Abbeville gepresenteerd werd? Daagden er geen nieuwe contouren die de plaats van de Nederlanden in het nieuwe Europa reeds afbakenden?

Joris van Severen had voorvoeld dat velen van zijn getrouwen zijn evolutie maar ten dele hadden gevolgd, nog niet zo ver en met evenveel vooruitziendheid waren geëvolueerd. Hoewel hijzelf meer sereen geworden was, werd het eenzamer rondom hem. Hij werd beter begrepen door de Pays Bas-isten die de geschiedenis van de Nederlanden kenden, dan door het volk dat te ziek was om nog van een diepere levenswil te getuigen en genoegen nam met z'n minderwaardigheid, waarmee het zich in feite verzoend had. De tijd was te kort geweest om zijn leer en zijn burgerzin te laten erven. Aldus voltrok zich voor velen nogmaals het Nederlandse noodlot en werd het woord van Willem de Zwijger andermaal vergeten: te klein om verdeeld te blijven!
Wanneer zal men het overigens definitief inzien en er naar handelen? Is er voor onze landen een dringender vaststelling mogelijk, nu een volgende eeuw een totaal ander kaartbeeld zal brengen van Europa en van de wereld? In dit kaartbeeld zullen de Nederlanden in hun geheel een eigen plaats moeten zoeken en verwerven. Moge zij hun wezen en geschiedenis niet vergeten!
Joris van Severen heeft niet anders gedaan, in zijn tijd en in de maatschappij die de zijne waren. De denkwijze die hij hanteerde en tal van ervaringen die hij opdeed, kunnen daarbij ongetwijfeld nog bevruchtend werken. Daarbij lijkt het uitgangsbeginsel van Van Severens gedachten- en gevoelswereld mij blijvend en determinerend: niet negatief staan tegenover alles en nog wat, om niet het gevaar te lopen negatief te staan tegenover het leven zelf. Het leven dat vaak in kleinheid ("voosheid", noemde hij het) verkankert, maar ook groots en levenswaard kan zijn. Blijven zoeken naar oplossingen, positief ingesteld zijn, alles zoeken te "bemeesteren", zoals Van Severen het Hugo Verriest nazei in 1921: alles moet men koninklijk bemeesteren om zijn leven in schoonheid tot schoonheid op te bouwen. Heeft Van Severen ons aldus geen opperste menselijke boodschap voor alle tijden, ook die van diepste nood, meegegeven? Blijft niet de oude waarschuwing tot de Benaude Nederlanden van kracht, die Joris van Severen met zijn leven betaalde:

Helpt nu U zelf, zo helpt U God...
Rept fluks uw vrome handen...
_______________________
(*) Stramien van een voordracht gehouden te Roeselare op 12 april 1999 voor de Vlaamse Seniorenclub.

Herinneringen....(12)
Alfons van Opstal, Schilde
 

Alfons van Opstal heeft in het Verdinaso en meer bepaald in de Dietse Militantenorde - en haar voorgangers - een belang-rijke rol gespeeld. Onlangs zette hij zich aan het neerschrijven van zijn herinneringen aan de tijd van toen. We meenden er goed aan te doen fragmenten daarvan te publiceren. Zij dragen er immers toe bij die tijd te ontsluiten en toegankelijker te maken voor de jongere generaties.
Over propaganda
De maanden vóór en vlak na de stichting van het Verdinaso droeg onze actie nog steeds het eerder ongeordende revolutionaire karakter van voorheen. De geest van de "wilde, wilde wacht" - zoals we zongen - werd slechts langzaam aan omgebogen in positieve zin. Vooralsnog voerde de emotionele verontwaardiging over al dan niet vermeend onrecht de boventoon. Het was niet steeds makkelijk om gelijkgestemden op het positieve spoor te brengen en de flamingantische grieventrommel te laten voor wat hij (waard) was.
Zo de anekdote die verhaalt over de weddenschap die wij met z'n vieren afsloten met twee kameraden die - ook al waren ze reeds lid van Juul De-clercqs NAS (Nationalistisch Arbeiders Syndicaat) - enigszins teleurgesteld bleken over ons gebrek aan flamingantische bezieling bij de klassieke manifestaties als betogingen, vlag- en Vlaams Huis-inhuldigingen en dergelijke.
De weddenschap betrof het overschilderen van reusachtige reclameplaten (4 x 6 meter). Ze stonden langs de spoorlijn Antwerpen-Brussel, van Hove tot Duffel, en voerden publiciteit met de leuzen "Liser le Soir", "La Libre Belgique", enz. We zouden ze overschilderen met "onze" publiciteit. Voor het eerste bord zouden onze uitdagers de verf betalen; indien we ook nog 'n tweede bord aanpakten konden we een compleet DM-uniform verdienen.
Klem van Loon (van Kontich) was schilder van beroep en nam het vakkundig aspect voor z'n rekening, samen met M. Verstraete (van Ursel, maar als student schilderkunst aan de Academie van Antwerpen aldaar op kot). Voor het aanbrengen van de dekkende en sneldrogende grondlaag kregen we assistentie van een paar kompanen. Om 11 uur 's avonds werden de nodige spullen - verfketels en ladders - ter plaatse gebracht en togen we aan het werk. Bij het gloren van de morgenzon kon alles definitief opdrogen en lazen de eerste treinreizigers tot hun verbazing de vernieuwde publiciteit waarbij in reuzeletters aangemaand werd: "Lees Hier Dinaso!, strijdblad der Diets Nationaal Solidaristen", met als toemaatje de afbeelding van het hoekige (eerste) Dinaso-embleem. Bij het afsluiten van de klus hadden we meer tijd besteed aan het wegwerken van alle sporen, dan met het aanbrengen van de publiciteit op zichzelf.
Onze uitdagers waren dusdanig opgetogen dat ze ons reeds voor dit eerste paneel 'n uniform vergoedden. Gewestleider Lode Raeymackers (Mechelen) liet ons weten dat aan onze stunt niet voorbijgezien werd door de treinreizigers. Commentaren als: "En zeggen dat het Verdinaso een arme groepering is" of "Die maken nogal propaganda met geld van Mussolini" bleven uiteraard niet achterwege. Wij van onze kant verheugden er ons op dat ons werk onaangeroerd bleef tot de betreffende "Agence R." opnieuw verhuurde. Drie kilometer verder stond nog 'n bord met publiciteit voor 'n Franstalige krant. Vooraleer het aan te pakken reden we om beurten wat nachtwachtrondes in die buurt. Eens zo ver gingen we andermaal "met geld uit het buitenland" aan de slag en verdienden we opnieuw 'n compleet uniform. Het bleek dat niemand onze piraterij kwalijk nam en gelukkig bleef ons arme weekblad gespaard van schadeclaims van de kant van de verhuurders; de naam "Agence R." hadden we eerbiedig onaangetast gelaten, zodat het leek dat zijzelf ons hun panelen hadden verhuurd.

Een andere anekdote uit de tijd van de schilder- en plakwoede. In Kontich woonde een priester - onze proost van in de tijd vóór we door het aartsbisdom uit de KAJ gekegeld werden - die voor enkelen van ons de biechtvader gebleven was. Hij steunde trouwens regelmatig onze afdeling door telkens voor Landdag en volksvergaderingen steunkaarten te kopen. Ooit vroegen we hem steun voor een opdracht waarover we hem eerst achteraf concreet zouden kunnen inlichten. Toen we hem later gingen opbiechten dat we in Waarloos, langs de baan Antwerpen-Mechelen, andermaal publiciteit van "La Dernière Heure" vervangen hadden door de onze, weigerde hij ons de absolutie met het argument "dat we helemaal geen berouw toonden".

Marcel Verstraeten leerde ons linosnijden en aldus werden we drukkers en publicisten tegelijk. We kochten zeer voordelig een partij oranje kwaliteitspapier op afficheformaat 30 x 40 cm, zodat ons kenteken en onze leuzen er prachtig op uitkwamen. Eens de affiches klaar zouden we beginnen met het "behangen" van ons dorp Lint - een kleine gemeente tussen Lier en Kontich, waar we in verhouding tot het inwonersaantal een sterke afdeling hadden. In Lint ageerden niet minder dan tien militanten, alle officiële en kerkelijke druk ten spijt.
Om te beginnen overplakten we het opschrift "Gemeentehuis Lint" op de zijgevel met een breed uitgemeten "Dinaso". Een maand lang dacht iedere vreemdeling die ons dorp vanuit Duffel, Hove of Lier binnenkwam dat dit plaatsje de vreemde naam "Dinaso" droeg. Bovendien voorzagen we die morgen elke boom en paal en verloren hoekje van een affiche met embleem en de boodschap "Dinaso Orde!". Daarmee wilden we er de goegemeente op attent maken dat er nogal wat Dinaso's in Lint thuis waren.
Wanneer we zo met 'n twintigtal jonge kerels 's avonds en tot halverwege de nacht aan het linodrukken - inkten, drukken, afnemen, drogen - gingen, dan kregen we vrij vlot een behoorlijke stapel affiches afgewerkt. Na die eerste Lintse plakkersnacht duurde het een volle week vooraleer de eerste huiszoeking volgde. Op het adres van onze schaar- en celleider doken de Vei-ligheidsagenten Block en De Smedt op; hun fenomenale buit bestond uit 2 wapenstokken van de DM, 'n alarmpistool en twee wandelstokken. De volgende dag berichtten zowel de Gazet van Antwerpen als de Volksgazet en La Dernière Heure over "de vangst van een wapendepot bij gekende nazi's"!
Met de actie in Lint waren we door onze papiervoorraad heen; sympathisanten bezorgden ons een nieuwe stapel en we beoefenden opnieuw de drukkersstiel. Met tussenpozen van 1 tot 3 weken hebben we toen ons gewest helemaal volgeplakt. Feitelijk handelden we daarmee niet helemaal volgens de orderegels van het Verdinaso maar er was ook het aspect van de voortdurende uitdaging van politie en rijkswacht die naarstig op zoek toog naar ons drukkersatelier. Het werd niet gevonden, ook al bevond het zich naast het huis van Jan Morael. Daar hadden we op naam van een bekend politicus uit Edegem een garage met kelder gehuurd. Vermeldenswaard voor onze Edegemse afdeling is zeker ook dat de nachtwaker aldaar onze ploeg steeds, samen met z'n trouwe hond vergezelde, toen we op plaktocht trokken. Zo'n ploeg bestond uit drie personen en we trokken er steeds met zes of zeven ploegen tegelijk op uit. Op die manier beperkten we de pakkans tot 'n minimum omdat we slechts 'n paar uur op stap waren; bovendien werd dan slechts één ploeg geklist, met 'n proces tot gevolg.
Hoe ook, het gehele gewest was reeds "behangen" toen gewestleider Paul Persyn zich realiseerde "dat zulke ongeorganiseerde methoden" niet langer getolereerd konden worden en ons verbood ermee verder te gaan.
NB: De BOB-agenten Block en De Smedt hebben zich in latere jaren tot het Verdinaso bekend!

Sprokkels
 

In deze rubriek verwijzen we zonder veel commentaar naar recente publicaties waarin Joris van Severen en/of het Verdinaso vermeld worden. We citeren de meest treffende passussen woordelijk zonder daarin volledigheid na te streven. We verzoeken onze lezers, met ons, uit te zien naar publicaties die voor deze rubriek 'stof' kunnen leveren en ons kopie van de betreffende passages toe te sturen.
Een vreemd charisma
"(...) Joris van Severen was ongetwijfeld een charismatisch figuur. Daarvan getuigen de vele portretten die diverse kunstenaars van hem gemaakt hebben en die bijna allemaal dezelfde karaktertrekken suggereren: een beschaafd man met een verzorgd uiterlijk, een idealist, ernstig en sober, die vastberaden in de toekomst kijkt. Dit beeld wordt nog steeds gekoesterd door een beperkte kring aanhangers (van wie de meesten hem niet of nauwelijks gekend hebben). Voor hen is Van Severen een rusteloze zoeker die steeds de moed had zijn nieuwe inzichten te propageren. Zijn pleidooi voor een herstel van de XVII Provinciën zien ze als een vertolking van de Beneluxgedachte.(...)"
____________
Daniël Vanacker, Een vreemd charisma, in: Muziek en Woord, november 2000, p. 21, n.a.v. de VRT-Canvas-programma Histories van 30 november 2000).

Père Ubu
"On en apprend tous les jours en lisant La Dernière Heure. C'est ainsi que l'on nous révèle, à propos d'un néonazi qui diffuse du materiel de propagande, 'qu'il réalise des T-shirts d'extrême-droite avec des représentations de la Croix Celtique ou encore le portrait de Joris van Severen, grande figure de la collaboration flamande'.
Pauvre Joris!
On doute qu'il ait eu le temps de collaborer dans son kiosque d'Abbeville d'où des soldats français l'ont sorti pour le fusiller dans l'illégalité la plus totale, quelques jours après le 10 mai 40! On peut également signaler à la DH que si certains membres du mouvement Verdinaso, le mouvement de Joris van Severen, ont collaboré avec l'ennemi, que d'autres se sont abstenus de toute action politique et que d'autres encore sont entrés dans la résistance."
___________________
Uit:  Père UBU, 28 september 2000

Cyriel Verschaeve
"Over de Dietse, Heel-Nederlandse toekomst staat hij in hoge mate op één lijn met (...) Joris van Severen. Over de leden van het Diets Eedverbond schreef hij met een warm hart: 'Een partij vormen ze niet, politieke doeleinden streefden ze niet na maar ideologische. Intussen was 't maar goed dat nu reeds een keurbende van beste Vlamingen het Vlaamse ideaal, dat Nederland is met zijn zeventien provinciën, ja met zeventien tenminste, beleed en verkondigde.'"
_________________
A. Geschier, Cyriel Verschaeve, profeet of verdoold priester, themanummer Revolte, maart 2000, p. 22.

Hoe België W.O.II overleefde
"Het Verdinaso en de communisten namen [in het neutraliteitsdebat anno 1939] speciale posities in. De oorsponkelijk erg anti-Belgische Van Severen richtte in september 1939 een proclamatie tot zijn aanhangers, waarin trouw aan de koning en strikte neutraliteit werd gevergd. (...)
Te Brugge werd Joris van Severen aangehouden, ondanks de nieuwe marsrichting van 1939 [sic], waardoor het Verdinaso resoluut de trouw aan België en de Koning had geproclameerd. Tussenkomsten op het hoogste niveau konden niet baten. Hij bleef aangehouden.(...) Het konvooi dat uit Brugge vertrok, de verdachten twee-aan-twee geboeid, waarbij Van Severen, had als bewaking Belgische rijkswachters, die van hun bevelhebber 'Et surtout pas de pitié pour ces crapules', meegekregen had. Het bevel werd met de matrak toegepast. In Béthune komen Franse 'gardes mobiles' de rijkswachters aflossen. (...)
Maandagnamiddag, na een zwaar bombardement, kwam voor 21 mensen het einde. In groepjes 'vrijwilligers', zoals de Franse officier het eerst noemde, moesten de slachtoffers buitengaan en werden neergeschoten. Van Severen, met zijn medewerker Jan Ryckoort, trachtte te bemiddellen. Hij ook werd neergeschoten. (...)
Om zich een beeld te geven van de woede en de verontwaardiging, opgewekt door de wegvoeringen en vooral door de executie van Joris van Severen, volstaat het hier enkele uittreksels te geven van een lezersbrief, gepubliceerd in het Algemeen Nieuws van 1 augustus 1940, waarin Franz van Dorpe, die vervolgens een belangrijke rol zal spelen in de verzetsbeweging tegen Duitsland, J. van Bilsen, later eveneens in het verzet en toen luitenant-instructeur in niet-bezet Frankrijk, citeert uit diens brief van 15 juni 1940:
'De regering hier heeft de wraakroepende moord (op Van Severen) door een uit België toegevoerde 'Soir' vernomen, vijf dagen geleden. Minister Spaak heeft onmiddellijk bij de Franse Minister van Buitenlandse Zaken een démarche gedaan om uitleg te vragen. Tot op heden geen antwoord.'  Daarop haakt Van Dorpe in zijn lezersbrief in: Het is wat moois nu, hun démarches! Men hoort ze reeds aandraven met het gekende 'nous n'avions pas voulu cela'. Die Franse moordenaars, alles bij elkaar, zijn minder schuldig dan de Belgische overheden, die deze man, zonder vorm van proces, aan een vreemde soldateska hebben uitgeleverd. (...) De vrienden van Joris van Severen hebben, onmiddellijk na de aanhouding, die op 10 mei gebeurde, démarches aangewend om hem te verlossen. Doch tevergeefs. De démarches van de heer Spaak komen nu te laat. Voor hem, en voor zijn regering, is er geen genade meer... Ongetwijfeld zullen ook de lezers van uw geëerd dagblad vernemen dat Joris van Severen ZAL GEWROKEN WORDEN.'
Het is dan ook niet moeilijk te begrijpen dat talrijke volgelingen van Van Severen aanvankelijk de weg van een samenwerking met de bezetter zullen inslaan en sommigen tot het uiterste zullen gaan.(...)
Het accentueren van de tucht [binnen het VNV] was het gevolg van de concurrentie met het strakke Verdinaso van Joris van Severen, frontofficier van W.O.I, die van zijn volgelingen 'soldaten' maakte.(...) Zijn Verdinaso evolueerde echter in de loop der tijden en nam tijdens de mobilisatie van 1939 een erg Begicistisch standpunt in, waarbij elke Dinaso het bevel kreeg met alle kracht België als soldaat te dienen. Dit standpunt heeft niet kunnen beletten dat Van Severen, als één van de vele weggevoerden, als een hond werd neergeschoten. (...)
In het Verdinaso, dat van de bezetter opnieuw mag werken, ontstaat een machtsstrijd tussen een Dietse en Belgicistisch-royalistische vleugel en een groep die in het Nationaal-socialisme van de nazi's het Nationaalsolidarisme van Van Severen herkent.(...) De vrijheid van de beweging wordt echter spoedig beperkt. Duitse druk dwingt het Verdinaso tot aansluiting bij het VNV in mei 1941.(...)
Mei 1941 betekent daarnaast het einde van de acticiteiten van Hendrik de Man. In de Unie voor Hand- en Geestesarbeiders, bedoeld als eenheidsor-ganisatie voor de vroegere syndicaten, mocht hij geen rol spelen. Toen hij in mei 1941 een Nationale Bond Vlaanderen, met oud-Dinaso's wou oprichten, die met een Parti Unique des Provinces Romanes van Poulet, De Becker en Daye, een federale staat wou oprichten, kreeg hij [van de Militärverwaltung] nul op het rekest.
____________________
Willem C.M. Meyers e.a., Hoe België W.O.II overleefde, Reinaert Uitgaven, Brussel, 1975, p. 66-67, 117-118, 120-121, 207-208 en 211.