|
|
|
|
E-post
Voortaan is het secretariaat van ons Studie- en Coördinatiecentrum ook langs electronische weg bereikbaar op het e-postadres: secretariaat@jorisvanseveren.org. Er wordt ook gewerkt aan een eigen heempagina of home page, waarop o.m. de electronische versie van onze Nieuwsbrief zal kunnen geraadpleegd worden. Van zodra deze beschikbaar is worden de coördinaten meegedeeld via de gedrukte versie van de Nieuwsbrief.
Het magische jaar 2000 nodigt uit om achterom te kijken. Het nodigt uit om vergeving te vragen of verontschuldigingen aan te bieden voor wat verkeerd is gelopen. Voor de moord op Joris van Severen, Jan Rijckoort en de andere slachtoffers echter heeft zich tot op vandaag niemand verontschuldigd. En de kans dat dit nog ooit gebeurt is klein. Maar wij zijn vandaag niet door Limburg, Brabant, Vlaanderen, Artesië en Picardië gereisd om verontschuldigingen te vragen of te eisen. Wij vragen niets. Wij eisen niets.
Wij staan hier omdat wij hier moeten staan. Wij zijn naar hier gekomen om iets te ontvangen. De vraag is: wat? Wat hebben Joris van Severen en Jan Rijckoort ons vandaag nog te bieden? Zij die respectievelijk 45 en 50 jaar oud stierven en dus reeds langer dood zijn dan zij geleefd hebben.
Wat wij van hen vandaag ontvangen is een boodschap. Op 4 augustus 1935 verklaarde Van Severen: "Ik zal de strijd voeren tot de zege of tot ik erbij val." Hij heeft woord gehouden. Daarom klinkt zijn boodschap precies hier zo sterk. Omdat zijn tragische dood aan de Somme een onverdiend maar waardig slot is van een te kort maar intens leven dat een blijvende boodschap in zich draagt.
Het grafschrift dat in het zwarte graniet is gebeiteld, is van de hand van Louis Gueuning. Het toont aan dat hij de boodschap heeft begrepen. Hij heeft ze uiterst kernachtig samengevat. Joris van Severen, Novii Belgii conditor, Pater Patriae, Joris van Severen, grondlegger van de Nieuwe Nederlanden, Vader des Vaderlands. Jan Rijckoort, insignis fortitudine ac fide miles, Jan Rijckoort, uitermate moedig en trouw soldaat.
Doorheen zijn rusteloos zoeken is hem een opdracht duidelijk geworden. Namelijk leiding geven aan mensen die in hun leven en in de gemeenschappen die rond hen liggen - gezin, werkmidden of school, buurt en parochie, provincie en vaderland - de noodzakelijke orde willen scheppen om een zinvol leven te leiden. De kern van zijn levenszoektocht ligt besloten in het ene woord: Orde. Want ordo ducit ad deum, Orde leidt naar God, naar het absolute, naar de eindbestemming van elke mens. Het is vanuit deze overtuiging dat dit grafmonument werd bekroond met een kruis.
De maatschappelijke actie van Joris van Severen was erop gericht om voor de mensen in de Lage Landen de beste voorwaarden te scheppen voor "de opgang naar de volmaking hunner zedelijke persoonlijkheid; in het scheppen en in stand houden van de goede verhoudingen, welke veilig stellen voor eenieder: de mogelijkheid tot bereiking van zijn eindbestemming, zijn eeuwig goed: God, bron van alle recht en van alle Orde." Om dat te verwezenlijken heeft hij het Verdinaso opgericht. In de woelige tijden van het interbellum heeft hij zich scherp gekeerd tegen ideologieën, partijen en krachten die aanstuurden op verdeeldheid. De verdeeldheid heeft hij bestreden zowel op staatkundig als op sociaal-economisch vlak. Want zei Van Severen: "Het volk kan niet leven in sociaal-economische wanorde, zoals er geen sociaal-economische orde kan worden gevestigd in een verscheurd en versplinterd volk."
Het was zijn droom om het sociaal-economische leven in de Nieuwe Nederlanden in te richten volgens een organische solidariteit van werkgevers en werknemers, van bedrijven en beroepen, om op rechtvaardige wijze te voorzien in de bevrediging van de redelijke behoeften van de volksgemeenschap. Het Verdinaso wilde - zo staat het in zijn programma - "gedaan maken met elk productie-systeem dat uitsluitend is gericht op winstbejag". En in de Nieuwe Nederlanden dient het doel van de economische bedrijvigheid te zijn: "het verzekeren voor al de leden der volksgemeenschap van een menswaardig bestaan, als middel tot hun persoonlijke volmaking, tot het veroveren van de hogere goederen van Ziel en Geest". Hiertoe vormen medezeggenschap en medebezit van de werknemers centrale instrumenten.
Maar zo stelde hij ook: "Het zogenaamde sociale vraagstuk, zowel als het zogenaamde economische vraagstuk, zijn geenszins te scheiden van het volkse of nationale vraagstuk." Van Severen raakte als één van de eersten overtuigd van de noodzaak om in Noord-West Europa te bundelen wat samen hoort: de Lage Landen, het stroomgebied van Schelde, Maas en de monding van de Rijn, de aloude XVII Provinciën. Dit graf is getooid met twee Nederlandse leeuwen van de hand van beeldhouwer Jan D'Haese. De leeuwen dragen in hun hand een bundel van 17 pijlen: de XVII Provinciën. Niet samengeperst tot een steriele eenheidsworst. Maar gebundeld in hun rijke verscheidenheid aan landschappen, tradities, talen en regionale identiteiten.
Het is deze boodschap van een lotsverbonden gemeenschap van de Lage Landen, gebouwd op respect voor de persoon, op eenheid in de verscheidenheid, op complementariteit en op solidariteit die wij vandaag ontvangen aan het graf van Joris Van Severen, Novi Belgii conditor.
Er mag geen misverstand bestaan over de 'soldaten' die Joris van Severen voor ogen stonden. "Wij zijn vijand van het geweld" zegt hij, "omdat, op enkele uiterst zeldzame uitzondering na, het geweld altijd meer verwoest dan het opbouwt en tenslotte zijn eigen verwoestingen moet heropbouwen, door zichzelf te verloochenen en zijn eigen tragische vergissingen brutaal of beschaamd weg te vagen. ... Wij zijn de gezworen vijanden van alle geweld, van alle zogenaamde massa-vertoon, en van alle bluff, omdat wij zijn de mannen van Dietse orde." Dag op dag één jaar voor zijn dood verklaart hij op 20 mei 1939: "De harde grootheid van die taak ten volle beseffende houdt het Verdinaso noch van lawaai, noch van bluf, noch van schijnsuccessen. Te diep en bijgevolg te ernstig is zijn liefde voor dit ongelukkige volk om tot zulke middelen zijn toevlucht te nemen of dat te kunnen verdragen."
Bij de laatste mars van de DMO door Brussel - de schaduw van de grote wereldbrand hing reeds over Europa - heeft iemand het woord "priesterlijke mannen" in de mond genomen om de soldaten van Joris van Severen te beschrijven. Een ets van de kunstenaar en oud-Dinaso, Jef Goethals, zet op één rij: de monnik, de soldaat en de kunstenaar. Wanneer het grafschrift Jan Rijckoort met de titel 'miles' kroont, moet men dit in het volgende kader zien: de mens van de Nieuwe Nederlanden is de persoon die bezinnend, strijdend en scheppend vorm en inhoud geeft aan het leven en de hem omringende wereld.
Of zoals Joris van Severen op 22 augustus 1936 verklaarde: "De strijd die voor de deur staat zal niet worden uitgevochten door redenaars, maar hij zal worden uitgevochten door soldaten. Door soldaten in de echte, grote, edele zin van het woord: mannen die trouw en tuchtvol hun gehele leven in dienst stellen van hun volk en hun vaderland." Kort tevoren klonk het uit zijn mond: "De strijd die wij voeren wordt meer en meer gevoerd volgens militaire methode, in een geest van waarachtige, aristocratie, scheppende een stijl die de stijl aan het worden is van de nieuwe Dietser: sober zelfbewustzijn, onbevangen fierheid kordate oprechtheid, correctheid en beleefdheid, en, door dit alles, een imponerende en veroverende levenshouding.
Het is deze boodschap van de monnik, de soldaat en de kunstenaar die wij vandaag ontvangen aan het graf van Jan Rijckoort, insignis fortitudine ac fide miles.
Niet door te praten of te dreigen, niet door te slaan of te intrigeren, niet door te stoken of te manipuleren. Het antwoord vinden we bij Joris van Severen: door te dienen. "De leer van het Verdinaso en zijn gehele streven wordt beheerst door het beginsel: dienst aan het leven, dienst aan de menselijke persoon", zo zegt hij.
Het programma van het Verdinaso past dit bijvoorbeeld toe op de eigendom. Tegenover de socialistische leuze "Eigendom is diefstal" huldigt het Verdinaso de leer: "Eigendom is dienst" - maar ook op de staat: "De staat is slechts in dienst van de persoonlijkheid. Alles in de wereld is daar tot dienst aan de mens."
Ook al is onze eigendom beperkt, en hebben wij geen greep op de staat, dan nog kunnen wij, waar wij staan, als echtgenoot en ouder, als werknemer of werkgever, als burger en als buurtbewoner, de mensen rondom ons dienen in de geest van de soldaat Jan Rijckoort om verder te bouwen aan de droom waarvan Joris van Severen de grondlegger is geweest. Wij worden daartoe aangespoord, indachtig het woord van Van Severen: "Tegenover het werkwoord 'trekken' stelt het Verdinaso het werkwoord 'dienen'." En hij voegt eraan toe: "En de Dinaso's kennen slechts één enkele vervoeging van dat werkwoord: 'de tegenwoordige tijd': ik dien, wij dienen."
Wij zijn hier omdat wij de gedachtenis aan en de geestelijke nalatenschap van Joris van Severen niet willen laten verloren gaan. Wij kunnen de boodschap van Joris van Severen en Jan Rijckoort bewaren in ons geheugen. Maar ze is pas vruchtbaar wanneer we ze integreren in ons leven, in volle vrijheid maar tuchtvol.
Over dit laatste zei Joris van Severen: "Tucht is meer dan eenvoudige gehoorzaamheid. Tucht is het helder begrijpen en blij aanvaarden der opgelegde taak en het uitvoeren van die taak alsof men ze zichzelf met vrije wil had opgelegd. Dit wil zeggen met een nauwgezetheid en een fierheid die bewijzen dat men het als zijn eer beschouwt die taak te volbrengen zoals het moet.
En over de vrijheid zei hij in 1936: "Wat wij Dinaso's onder vrijheid verstaan: meester worden over uw eigen zelf, te kunnen doen en te doen wat gij in geweten overtuigd zijt te moeten doen."
Op 16 september jl. was de vzw Wakken Herdenkt gastheer voor ons
2e colloquium. Van de 82 ingeschreven deelnemers daagden er 76 op; ze zullen
getuigen dat de afwezigen andermaal ongelijk hadden. Als moderator trad
prof. dr. Matthias Storme op, die in zijn slotwoord vaststelde dat uit
de verscheidenheid en het gehalte van de referaten bleek hoe zinvol initiatieven
als dit colloquium zijn. Ze openen perspectieven en belichten onvermoede
aspecten omtrent Joris van Severen en zijn beweging, waarover vaak al te
weinig geweten is.
In afwachting van de integrale publicatie van de referaten in het volgende
Jaarboek
Joris van Severen publiceren we hieronder alvast de syntheses van die
referaten. In het colloquiumnummer van de Nieuwsbrief werd reeds
de tekst van dr. Rudy Pauwels opgenomen; hieronder volgen de syntheses
van drs. Luc Pauwels, drs. Bart de Wever en Maurits Duyck.
Te Brasschaat overleed op 13 maart 2000 Roger Nagels. De in 1919 geboren Antwerpenaar was aanvankelijk gouwleider in de jeugdformatie van het Nationaal Legioen maar trad later toe tot het Verdinaso en nam weldra dienst in de DMO.
Alfons Standaert (Zomergem 1914-2000) was te Leuven, waar hij rechten
studeerde, actief in de studentenafdeling van het Verdinaso en tevens in
de Politieke Academie. Vermeldenswaard is het bezoek dat hij in oktober
1936 bracht aan graaf Lippens. Uit het verslag hierover aan Joris van Severen
vernemen we dat graaf Lippens graag Joris van Severen zou ontmoeten om
van gedachten te wisselen over hun gemeenschappelijke inzichten en de enigszins
afwijkende visie van de graaf over de te volgen strategie.
Jef Werkers
Koen Missoorten overleed in het H. Hartziekenhuis te Lier op 21 april 2000. Hij werd geboren te Antwerpen op 23 mei 1922 en trad toe tot het Jong-Dinaso vanaf de stichting in 1931. In 1940 werd hij leerling van de Junkerschule. Toen zijn vader Jef Missoorten - stichter en officier van de Vlaamse-, later Dietse Militie - een kritisch artikel schreef over Jef van de Wieles boek Op zoek naar een vaderland waarin hij de auteur als "de grote Zoeker" afschilderde, bedacht de bezetter hem met een gevangenisstraf. Ook voor Koen had dat artikel gevolgen: hij diende de Junkerschule te verlaten en werd naar het Oostfront gestuurd. (AvO)
Pieter Scharpé (Roeselare 1926-2000) overleed op 30 juli jl., is de idealen van zijn jeugd - hij stamde uit het Jongdinaso - doorheen zijn verdere trouw gebleven. Als voorzitter van de Roeselaarse Seniorenclub en als lid van de Brugse Stichting Joris van Severen was hij een toegewijd medewerker.
Dries Bombeke (geb. Gent 1925) overleed op 11 augustus jl. te Broechem. Dries was een rusteloze en sociaal bewogen geest, die tal van initiatieven ontplooide. Hij stamde niet voor niets uit de Vrijwillige Arbeidsdeienst voor Vlaanderen en was jarenlang een van de productiefste auteurs van het maandblad Delta.
Onder deze titel brengen we dit maal de bezinningstekst van Alfons van Opstal die voorgelezen werd tijdens de busreis naar Abbeville op 20 mei 2000.
Op deze 60e verjaardag van de moord op Joris van Severen en Jan Rijckoort,
kan ik niet anders dan nogmaals getuigen, over wat het voor hem en voor
ons betekende, toen hij ons als leider van het Verdinaso plechtig beloofde:
"Zo leid ik u naar de zege, als gij mij trouw blijft; ik in elk geval blijf
u trouw tot de dood." Niemand van ons kon toen weten dat aan zijn leven
slechts een paar jaar later op zulke dramatische wijze een einde zou komen.
Tien lange dagen heeft zijn laatste tocht geduurd, vanaf zijn aanhouding
te Brugge tot aan de kiosk te Abbeville.
Onbeschermd, door wie ook! Wij, zijn getrouwen, die ons sindsdien met
een soort schuldgevoel "militanten van het eerste uur" noemen, waren er
nooit toe gekomen om hem een persoonlijke beveiliging te garanderen. Te
zeer vertrouwend op de eerlijkheid van zijn streven, heeft hij dit zelf
ook nooit gewild. Niet in de terreurtijd van de eerste jaren, toen vrijwillige
ploegen elkaar aflosten om in te staan voor de bescherming van onze bedreigde
lokalen, en ook later niet, toen Jan Rijckoort lid werd van het DMO-kader
als politiek instructeur.
Iedereen kwam trouwens steeds onder de indruk van zijn waardige en
kalme houding. Ook de opgehitste massa's, waartussen hij glimlachend de
zaal binnenstapte om er een rede te houden. Blije fierheid doorzinderde
ons op die momenten, toen we bij zijn intrede luid skandeerden: "De Leiding!"
- en alle rumoer stil viel.
Met eenzelfde ontwapenende rust en glimlach verscheen hij ook tussen
de prille afdelingen van zijn verbond. Het was op de 1e landdag van het
Verdinaso, op zondag 10 juli 1932 te Roeselare, dat hij in de hem zo eigen
stijl de 17 punten van zijn programma afkondigde, het programma ter verwezenlijking
van de 17 provinciën dat het onze werd. Fier en diep bewogen stonden
we met onze standaard rondom hem geschaard, toen hij plechtig z'n rede
besloot met de sindsdien gevleugelde woorden: "Vandaag dreunt op de banen
van de geschiedenis de eerste stap van het marsbereide nieuwe Dietsland!"
Die woorden waren voor ons geen romantiek maar diepbewogen werkelijkheid,
die ons leven van dag tot dag diepgaander zou binden aan het zijne; en
waarin onze onbegrensde bereidheid gestalte zou krijgen. Men moet de tijd
van toen meegeleefd hebben om tenvolle te begrijpen hoeveel overtuiging
er doorklonk in liedteksten als:
De Wijze man, de Zwijger:
verraad sloeg beiden neer;
Verraad breekt Dietslands leider,
bij God, geen derde keer!
Die derde keer is er dan toch gekomen, op 20 mei 1940. Tegen alle
verwachtingen en logica in! Want we hadden sedert 15 maart 1932 - toen
de Antwerpse afdeling gesticht werd - een lange weg afgelegd. Toen immers
was onze Vlaamse Militie de Dietse Militie geworden. Van Severens aanwezigheid
op die dinsdagavond te Antwerpen was niet onopgemerkt voorbij gegaan. Met
de 45 man die we toen sterk waren hadden we 200 sociaal democraten en Roodfront-aanhangers
getrotseerd, en hem de gelegenheid geboden om in alle rust, op de hem eigen
glasheldere wijze, het Verdinaso-pro-gramma uiteen te zetten. Die avond
werd zowel voor ons als voor zijn verbond een keerpunt. De landdag te Roeselare
op 10 juli daaropvolgend had ons gesterkt in de juistheid van onze keuze.
Ons leidde voortaan nog slechts het inspirerend woord van Joris van Severen.
Voortaan kon de bezieling van het negativisme achterwege blijven; we hadden
immers zoveel positiefs om ons voor in te zetten. We leerden spontaan verantwoordelijkheid
te dragen en ons in dienstbaarheid in te zetten tot de groei van onze solidaristische
toekomstdroom.
Wij ervaarden het dagelijks uitdragen van ons nationaalsolidarisme
als een vaderlandse opstand tegen de democratische verwording en als de
aanzet tot een terugkeer naar orde. Het ging ons om een nieuwe politieke
cultuur - we noemden het een nieuwe orde - die ons volk in staat moest
stellen het democratisch verval om te buigen naar een zinvolle toekomst.
Wij waren jong en binnen onze rangen kon er alleen maar plaats zijn
voor mensen die er niet voor terugschrokken hun leven als een groots avontuur
te zien, bezield door de hartstocht van de strijd om een betere wereld.
Vaak verwees Joris van Severen naar de grootheid van ons Dietse verleden,
waaraan het aan heldhaftigheid voorwaar niet ontbrak. Hij wees er ons op
dat de geschiedenis niet geschreven werd door de massa's, maar wel door
kleine doelbewuste keurbenden onder kundige leiding. Zo'n dienende elite
wilden wij zijn, die onder zijn leiding - zo geloofden wij rotsvast - tot
taak had Dietsland te vestigen, een rijk van orde en vrede.
Van dag tot dag werd ons verbond alsmaar meer ervaren als een bedreiging
voor de "republiek der kameraden" die de macht in de staat geüsurpeerd
had en deze niet goedschiks wou afstaan. We werden met andere woorden een
gevaar voor het vigerend regime, dat ook koning Leopold III toen spottend
l'Ancien régime noemde. Kritiek, afgunst en vooral haat werden ons
deel.
In de verwarring en de angst van de eerste oorlogsdagen zou het regime
dan ook niet aarzelen zijn slag te slaan. De angst sloeg om in lafheid,
toen bange gezagsdragers er niet voor terugschrokken hun onderdanen slaafs
over te leveren aan het buitenland. Onder hen Joris van Severen en Jan
Rijckoort. De Franse Sûreté zou hun eerloosheid ten
bate nemen en de Endlösung voltrekken.
In die dagen stonden de meeste van onze militanten - naar zijn woord
- als "de besten onder de helm" aan het front; ze zouden eerst maanden
later ervaren wat hun leider overkomen was. Twijfel, verontwaardiging en
ook zelfverwijt, werden ons deel. Verweesd en gedesoriënteerd beleefden
wij het verdere verloop van de oorlog.
In een vertwijfelend pogen verzamelde de nog beschikbare rest van de
DMO zich op zekere dag te Brugge rond Van Severens Cruyce van Bourgondië,
waar ze elkaar terugvonden in een ontmoedigende klaagzang waarmee ze desondanks
getuigenis wilden afleggen:
"Mijn leider, teneergeslagen vinden we hier malkander weer, de mannen
van uw militie. Wij groeten u met dankbare gevoelens om wat gij ons hebt
laten beleven gedurende de periode uit ons leven dat gij in ons midden
waart, als onze leider, vader, leraar en officier. Het waren door u de
gelukkigste jaren van ons leven. Met een treurende groet - uit alle gewesten
- belijden wij ons geloof in u, in uw levensdoel en leer die wij hebben
uitgedragen, en beloven plechtig aan uw levenswerk verder te bouwen. Met
een dankbare huldegroet omdat gij aan ons leven inhoud hebt gegeven die
wij trachten door te geven; gestempeld zoals wij door u zijn met uw brandmerk.
Leider vaarwel!"
Ondertussen zijn zestig jaren voorbij gegaan. En nog steeds blijven
zijn en onze idealen omtrent de Lage Landen bezieling opwekken. Daarvoor
getuigt ook uw aanwezigheid rond deze dubbele graftombe van Joris van Severen
en Jan Rijckoort.