Ook ons zesde jaarboek brengt opnieuw een reeks bijdragen tot de studie omtrent
Joris van Severen, zijn persoon, zijn gedachten, zijn invloed en zijn werk.
Andermaal komen op elk van deze terreinen totnogtoe on- of onderbelichte
aspecten aan bod.
Van
de hand van Joris van Severen zelf, zijn de fragmenten uit zijn jeugddagboek
- anno 1911 - waardoor ons een blik wordt gegund op de collegestudent en de ideële
thema's die hem toen bezighielden.
Ze getuigen van zijn idealistische ingesteldheid en de
drang om deelachtig te worden aan het verwezenlijken van die hooggestemde
idealen.
Daniël Vanacker verrast ons andermaal met een
bijdrage over Joris van Severen tijdens de Eerste Wereldoorlog, en wel over
Joris' betrekkingen met Marie Elisabeth Belpaire. Hij betreedt
daarmee eens te meer onontgonnen terrein, waardoor we - naast "de moeder
van de Vlaamse Beweging" - ook enkele zeer sensibele aspecten van Van
Severens persoonlijkheid leren kennen.
Mede als antwoord op het aan Van Severen gewijde
Canvas-programma onder de titel De leider van Wakken besteedt Rudy
Pauwels in een korte bijdrage aandacht aan het dandyisme dat
Van Severen kenmerkte of dat hem in elk geval toegeschreven wordt. Hij deelt dit
epitheton met o.m. Ernst Jünger (1895-1998) die niet slechts als leeftijdgenoot
tegenover hem stond in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog, maar al
evenzeer als hijzelf gegrepen was door het esprit van de Franse
denkwereld. Er zijn overigens méér parallellen tussen beide levens te trekken.
Met de bijdrage van Sam van Clemen over de rol
van Jef van Bilsen in de uitbouw van de Leuvense studentenafdeling van
het Verdinaso zitten we meteen ruim een decennium verder en volop in het
leven van Van Severens beweging. Ook hier betreedt de auteur onontgonnen terrein
dat meteen ook een nieuwe invalshoek brengt op de evolutie die uiteindelijk tot
de teloorgang van het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond heeft geleid.
Joris van Severen en Leopold III. Ook zij
behoorden welhaast tot dezelfde generatie en hun beider denkwereld kende heelwat
affiniteiten. Wellicht heeft slechts de moordpartij van Abbeville voorkomen dat
ze elkaar ook daadwerkelijk vonden op het terrein van de praktische politiek.
Deze bijdrage van Rudy Pauwels vormt de schriftelijke neerslag van zijn
colloquiumreferaat (Wakken, 16 september 2000) dat nog niet aan publicatie
toekwam.
In de daarop aansluitende bijdrage behandelt Maurits
Cailliau enkele aspecten van de evolutie van Van Severens beweging na het
drama van Abbeville. Deze bijdrage besteedt voornamelijk aandacht aan de
rol van Emiel Thiers en van Louis Gueuning in hun pogingen het aftakelingsproces
van de beweging om te buigen.
De laatste bijdrage van dit jaarboek is van getuigende aard. André Belmans, over wiens vooraanstaande rol in Van Severens beweging - en later in deze van Louis Gueuning - het laatste woord nog niet gezegd is, kan terecht gelden als een kroongetuige. De wijze waarop hij de staatsmansvisie van Joris van Severen ziet en er getuigenis over aflegt, reikt verder dan het louter historische terrein. In deze optiek zijn de persoon en de ideeën van Joris van Severen voorwaar nog niet aan een "historiografisch schrijn" toe.
Ook dit nieuwe jaarboek sluit andermaal af met een poëtische
noot. Een antigeluid ditmaal, waaruit blijkt dat ook Noordnederlandse
"flaminganten" als een Steven Barends Van Severens nieuwe marsrichting
moeilijk konden verteren.
Het zesde jaarboek telt 208 pagina's en is ruim geïllustreerd.
Tot bij het verschijnen - medio mei - geldt de ledenbijdrage t.b.v. 20 EUR als vóórintekenprijs.
Na verschijnen geldt de boekhandelsprijs van 23 EUR te verhogen met 3 EUR
verzendkosten.