Ten geleide bij het Jaarboek Joris van Severen 2018
Met deze
aflevering zijn we aan het 22e Jaarboek Joris van Severen
toe. Vooreerst brengt Romain
Vanlandschoot de slotbijdrage van zijn reeks die terecht
een verfijnde biografie van Joris van Severen genoemd kan
worden. Met dit tweede afsluitende deel “Wij beleven de mislukking
van het parlementarisme’ – Joris van Severen 1926 – mei 1927,
sluit de auteur het decennium 1917-1927 af. Toen was het voor
iedereen duidelijk geworden dat Van Severen de Rubicon voor goed
overstak en vanaf dan zijn eigen weg zou gaan.
Dat Joris van Severen
gedurende zijn ganse actieve politieke leven zowat voortdurend
in geldnood verkeerde bij het realiseren van zijn plannen en het
financieren van zijn publicaties – als De West-Vlaming en
later Hier Dinaso! -
is algemeen bekend. Dat hij daarbij, als de nood weer eens te
hoog werd, beroep kon doen op kapitaalkrachtige medestanders is
dit evenzeer. Met De
briefwisseling van Lodewijk Masfranckx met Joris van Severen
(1929-1936) brengt Kristof
Papin een van die mecenassen ter sprake wiens naam
sindsdien tussen de plooien van de geschiedenis gevallen is.
Uit een recent in
Duitsland verschenen studie rond de Conservatieve Revolutie en
de figuur van de Oostenrijkse denker Othmar Spann, blijkt dat er
dwarsverbanden bestonden tussen zijn kringen en het Verdinaso. Maurits Cailliau poogt
in Het
Nationaalsolidarisme versus het Nationaalsocialisme in de
optiek van Othmar Spann deze verbanden ietwat op te
helderen, mede door het schetsen van Spanns maatschappelijke
inzichten en leer.
‘Le Sud’ was een
Franstalige weekblad dat in de jaren ’30 verscheen onder de
redactie van een naam die in de literatuur rond het Verdinaso
wel eens vaker opduikt. Kristof
Papin speurde na hoe dat feitelijk zat met de sympathieën
van de hoofdredacteur ten overstaan van Joris van Severen en
zijn beweging. In Het
Iepers weekblad ‘Le Sud’ van Charles van Renynghe de Voxvrie
en diens verhouding tot het Verdinaso (1934-1939) maken we
daarmee nader kennis
Het
toeval wil dat recent in het Centraal Museum te Utrecht - van 18
november 2017 tot 18 maart 2018 - een fel opgemerkte
tentoonstelling liep, met als thema De wereld van Pyke Koch,
met aankondiging in volgende bewoordingen: “In de
tentoonstelling wordt Kochs werk getoond in de context van dat
van zijn tijdgenoten (…). Daarnaast schetsen korte
documentaires, samengesteld door Ad van Liempt, tijdsbeelden. Op
deze manier beoogt de tentoonstelling een dieper inzicht te
geven, zowel in Kochs kunstenaarschap als in de politieke
complexiteit van het Interbellum, de periode tussen de beide
Wereldoorlogen. En daarmee ook Kochs bekentenis tot het fascisme
in perspectief te zetten en bij te dragen aan de nuancering van
het debat over ‘goed’ of ‘fout’ dat sinds 1945 niet is verstomd
(…).” Pieter Jan
Verstraete had deze kunstschilder – en Nederlandse Dinaso
- al eerder in het vizier, zoals blijkt uit zijn Pyke Koch: een fenomeen.
Onze enige kennis
omtrent het reilen en zeilen van het Verdinaso onder de
taalgrens waren we tot nog toe verschuldigd aan de
licentiaatsthesis van Patricia Janssens aan de Luikse
universiteit. Ruud
Bruijns brengt omtrent dit onderwerp nieuw licht van onder
de korenmaat met zijn Het
Verdinaso en de Romaanse gouwen. Daarin gaat hij ook na in
hoever de ideeën van Joris van Severen ook een voedingsbodem
vonden bij mensen uit de Rex-beweging en het Légion National.
Indien
er een publicist is die met kop en schouders boven de anderen
uitsteekt, waar het er op aankwam leven en werkzaamheid van
Joris van Severen en diens beweging in de kijker te stellen, dan
wel Arthur de Bruyne (1912-1992). En indien er een tijdschrift
is die steeds bereid was z’n kolommen daarvoor open te stellen,
dan was dit ’t
Pallieterke. De jaarboekredactie heeft die bijdragen –
hopelijk zonder al te veel hiaten – opgelijst in Arthur de Bruyne over Joris
van Severen.
Tot
nog toe kwamen twee toneelstukken over Joris van Severen tot
stand. Het eerste was dit van Antoon van Vlemmeren Joris van Severen,
documentair drama, dat in 1994 door het Roeselaarse Gudrun
Comité meermaals opgevoerd werd binnen de unieke locatie van het
theater in de Lakebosschen en later ook in het Cultureel Centrum
te Wakken. Het vormt de omvangrijkste bijdrage tot dit jaarboek.
Een
tweede toneelstuk, met Bruno de Vuyst en Walter Tillemans als
auteurs, over Joris van Severen werd in 2005 – met als titel De nacht leek wel een
verzinsel - door het Antwerpse Raamtheater op de planken
gebracht.
Afsluitend
komt Aleidis Dierick aan het woord met het gedicht Abbeville.
Tombe van Joris van Severen.
Ook voor deze editie van
ons jaarboek konden we andermaal rekenen op de gewaardeerde
medewerking van Frederic van Waeijenberge als onmisbare
tekstcorrector.
Errata: op p. 58, 3e
alinea staat foutief Herman
van Goethem vermeld als de pleger van het voorwoord bij de
studie van Maria de Langhe. Dat moet uiteraard diens vader Fernand van Goethem
zijn! Herman is eerst in 1958 geboren.
Omvang: 208 pagina's.
Prijs: leden Studiecentrum Joris van Severen: 29 € -
Niet-leden: 35 €
ISBN: 9789076057217