Merkwaardige nevengedachte hierbij
rond de evolutie in deze binnen Vlaanderen en België: waar dat
stigmatiserende “goed-fout-paradigma” in Nederland aan het
wegebben blijkt te zijn, rukt het hier eerst echt op, zoals
bleek uit reacties in de jongste jaren van aanwezigheden van
politieke tegenstanders op oostfrontersfeestjes, verjaardagen
van oudgedienden en… colloquia van ons studiecentrum. “Er komt weer ruimte
voor een stigmatisering van een deel van de Vlaamse
Beweging”, poneerde historicus Bruno de Wever al in
1994 – overigens mede als gangmaker van die evolutie.
Dat de persoonlijkheid van Joris
van Severen ook heden ten dag nog jongeren weet te boeien
toont Guillaume Renier aan. Hij selecteerde Van Severens
oorlogsdagboek teneinde er in zijn studie zijn oefening in
historische kritiek mee te stofferen. Zijn oefening kreeg Joris
van Severen – verdwaald in “Die vervloekte oorlog” tot
titel. Deze scriptie valt uiteen in een drietal items:
vooreerst een beknopte biografie, waarna een contextuele
analyse van de oorlogsdagboeken, om te eindigen met een
‘casestudy’ over Van Severens katholicisme in wisselwerking
tot zijn liefde- en seksualiteitsbeleving.
“Wij beleven de mislukking van het
parlementarisme” - Joris van Severen: 1926-mei 1927. Aldus betitelde Romain
Vanlandschoot de afsluitende bijdrage van zijn verfijnde
biografie over het decennium 1917-1927 van Van Severens
politieke werkzaamheid. Mede omwille van de omvang leek het
ons aangewezen dit diepgravende essay over twee jaarboeken te
spreiden. In deze aflevering het eerste luik. Op het einde van
dit tijdsbestek blijkt overduidelijk dat Joris van Severen de
Rubicon definitief overgestoken had en vanaf dan voorgoed zijn
eigen weg ging in de richting van een staatsbestel waarin een
op autoritaire leest geschoeide orde heerst, gericht op de
realisatie van een Nederlands staatconcept en gebouwd op de
leer van het christelijke solidarisme.
“He was a Cold Shower
Fascist”: een Engelsman over Joris van Severen. Zo had in 1966 een toen naamloos
gebleven auteur Van Severen getypeerd in de boekenbijlage van
de gerenommeerde The
Times Literary Supplement. Pieter Jan Verstraete diepte
dat ergernis verwekkende - en menigeen toen een “koude douche”
bezorgende - artikel weer op en schept er – ook omtrent de
auteur - klaarheid over. Als bijlagen daarbij de originele
Engelstalige tekst en een proeve tot vertaling naar het
Nederlands.
De naam van Leo Poppe is niet weg
te denken uit de historiografie van het Verdinaso. En… evenmin
uit deze van de in de collaboratie verzeilde
oorlogsjeugdbeweging. In het najaar van 1982 zou hij daarover
komen vertellen binnen de Antwerpse debatclub, doch daar bleef
hij afwezig ten gevolge van zijn verplichtingen op het te
Brugge doorgaande congres van “Vlamingen in de Wereld”.
Persoonlijk hebben we op die avond met hem in Brugge kennis
gemaakt en samen hebben we dan mede in het gezelschap van zijn
oude vriend en DMO-lid Noël Dobbelaere, Van Severens woonhuis
het Cruyce van Bourgonje bezocht. Kristof Papin bracht die
voor de debatclub bedoelde lezing weer boven water en kadert
ze in de tijd van toen onder de titel Leo Poppes laatste
maanden van de collaboratie. Daaruit valt te leren wat
we eigenlijk als wisten, nl. dat Van Severens ideeën en
streven bleven doorwerken, ook bij diegenen die voor de
collaboratie opteerden.
Maurits Cailliau schets in Omtrent het Nationaal
Studie- en Documentatiecentrum Joris van Severen de
“stamboom” van wat organisatorisch voorafging aan ons huidige
Studiecentrum.
In 1965 hield Louis Gueuning zijn
25e herdenkingsrede voor Joris van Severen. Een traditie die
hij aangevangen had in 1941, in volle bezettingstijd. Ze kreeg
De Stijl, dàt is de Man
tot titel en blijft als bezinningstekst haar volle waarde
behouden.
Het afsluitend gedicht in deze
aflevering is andermaal van Herwig Verleyen. Met zijn Bezoek aan het graf van
Gaby Warris brengt hij een eresaluut aan de destijds
jongste aanwezige in de kiosk te Abbeville, die tot haar
laatste adem gestreden heeft voor eerherstel.