> jaarboek > 20 (2016)

Met deze aflevering zijn we aan het 20e Jaarboek Joris van Severen toe. Overlopen we even de ook dit keer wel zeer gevarieerde inhoud: In het vorige jaarboek brachten we postuum een bijdrage van Luc Delafortrie rond de omstandigheden die geleid hebben tot het einde van het Verdinaso in mei 1941. Twee dochters van Emiel Thiers – Hilde en Lutgart - ergerden zich niet zonder reden aan de ‘toonzetting’ van dat stuk. Aan de hand van hun toenmalige dagboeknotities zetten ze een en ander in dat verhaal omtrent Het einde van het Verdinaso recht.

In de aanloop tot ons jongste colloquium gaf de pers andermaal overvloedig blijk van haar gebrek aan historische kennis en onbegrip inzake de persoonlijkheid van Joris van Severen en het streven van het Verdinaso: de inhoudsloosheid van het “fascisme” als container-begrip vierde daarbij hoogtij. Maurits Cailliau doet in Fascisme und kein Ende? een poging om aan dit kennistekort te verhelpen en Van Severen en zijn beweging te situeren waar ze thuishoren – en dit mede op basis van de plaatsbepalingen die Joris van Severen zelf klaar en duidelijk verwoordde. Zoals een van onze auteurs het in zijn bijdrage stelt was er in de beginperiode van het Verdinaso ongetwijfeld enige fascinatie voor het fascisme – evenwel nooit identificatie! – doch vanaf 1934 werd ondubbelzinnig geopteerd voor een Heel-Nederlands revolutionair conservatisme, dat zich veeleer als een tegenpool ontwikkelde ten overstaan van het fascisme en het nationaalsocialisme.

Daarop aansluitend toont Ruud Bruijns in De Dinaso-militie in het historisch perspectief van het interbellum aan dat de militante politieke vormentaal inzake actie en agitatie in die jaren allesbehalve het kenmerk was van “rechtse” bewegingen en men veeleer dient te spreken van een gemeenschappelijke “stijl van de jaren dertig” die zowel “links’ als “rechts” het straatbeeld domineerde.

Dezelfde auteur brengt met zijn bijdrage Joris van Severen en Nederland een noodzakelijke inleiding tot de erop volgende uitgebreide studie. Van Severens eerste reizen naar het Noorden hadden in de eerste plaatst tot doel zijn oude vriendschapsbanden met verbannen frontkameraden aan te halen; eerst in latere jaren kwam Nederland als deel van de Nederlanden in zijn blikveld.

Michiel Wallaard wijdde zijn bachelor-scriptie als historicus aan In de ban van Joris van Severen – Ernest Michel, Henri Bruning en Ernst Voor-hoeve. In overleg met de auteur kan onze jaarboekredactie deze scriptietekst enigszins ingekort, tot een al met al nog lijvige jaar-boekbijdrage, publiceren. Het belang en de rol van deze drie Nederlandse Dinaso’s hoeft geen betoog. Meteen vernemen we tussendoor heel wat omtrent de Nederlandse Dinaso-scene en de rol die de “sublieme deserteur” Carlos van Sante daarbij gespeeld heeft.

Jaren geleden herinnerde Hector de Bruyne – onder pseudoniem H. van Becke aan de voorname rol die Joris van Severen gespeeld heeft. In Memoriam voor een leider is een eerder summiere beschouwing die het verdient aan de vergetelheid onttrokken te worden.

Hetzelfde geldt ook voor het korte opstel Omtrent Jan Ryckoort van Maurits Cailliau. Over de levensloop van Ryckoort en de rol die hij binnen het Verdinaso gespeeld heeft is overigens het laatste woord nog niet gezegd.

In het Jaarboek Joris van Severen van 2001 lazen we de schriftelijke neerslag van Bart de Wevers referaat op ons 2e colloquium, dat hij de titel De lange schaduw van de Leider meegegeven had. Dat hij daarmee niet alles gezegd – of geïnventariseerd – had moge blijken uit de omvangrijke studie van Filip Martens over De verloren erfenis van het Verdinaso – Een overzichtsgeschiedenis van het naoorlogse Heel-Neerlandisme en solidarisme.

Ook deze jaarboekaflevering sluit traditiegetrouw af met een gedicht, dit keer van de hand van de Aleidis Dierick en opgedragen aan haar vader Dinaso Renaat Verbruggen.