> jaarboek > Jaarboek Joris van Severen 16 (2012)

In deze zopas verschenen jaarboekaflevering komt Joris van Severen andermaal zelf aan het woord. Na in 2009 zijn dagboeknotities van 12 november tot einde 1918 (zijn oorlogsdagboek Die vervloekte oorlog eindigde met de Wapenstilstand op 11 november 1918) en in 2010 zijn dagboek over 1919 integraal gepubliceerd te hebben, vangen we dit jaar de publicatie aan van de dagboeknotities van het jaar 1920. In deze jaarboekeditie komen de maanden januari tot en met april 1920 aan bod.

Gezien de omvang van het dagboek 1920 zagen we ons verplicht het geheel over meerdere jaarboeken op te delen. Ook deze dagboekbladzijden documenteren en illustreren overigens in heel wat de aanloop tot wat uiteindelijk zijn tijdschrift Ter Waarheid zou worden en waarover hij het al op 15 januari 1920 in zijn dagboek heeft. Een week later, bij een bezoek aan Cyriel Verschaeve, wordt hij gesterkt in zijn overtuiging dat de katholieke godsdienst de solide basis dient te vormen voor de maatschappelijke opbouw.

Ook uit deze bladzijden van 1920 blijkt weer hoezeer Van Severen de toenmalige actualiteit opvolgde – en zich grondig kon ergeren aan de mediocriteit van zijn medestrijders binnen de Vlaamse Beweging.

Maar ook zijn getormenteerde liefdesrelatie met Germaine Duccobu biedt in dit tijdsbestek stof tot menige zelfbespiegeling, waarbij zijn lectuur vaak de confronterende bron vormt.

Romain Vanlandschoots jaarboekbijdragen kunnen met steeds meer recht beschouwd worden als even zoveel luiken van wat terecht als “een verfijnde biografie” mag omschreven worden over de cruciale jaren waarbinnen Van Severens omslag “van links naar rechts” zich voltrok. In zijn vervolgluik over het jaar 1923 richt de auteur de schijnwerpers daarbij evenzeer op de parlementair als op de tenor binnen de toenmalige Vlaamse beweging, die Van Severen toen onmiskenbaar was. Maar vooral zijn diepgaande ontleding van Van Severens intellectuele ontwikkelingsgang, zoals deze weerspiegeld werd in zijn maandblad Ter Waarheid wekt bewondering voor de acribie waarmee de auteur zijn stof beheerst. Met “Wij willen een principiële politiek voeren” voegt de auteur daarmee andermaal een diepgravend hoofdstuk toe aan zijn verfijnde biografie.

In Henri Bruning: van katholiek literator tot geëngageerd solidarist schetst Sjors Remmereswaal in een breed exposé de Werdegang van de Noord-Nederlandse Dinaso-voorman die, als exponent bij uitstek van zijn katholieke jongerengeneratie, de weg vond naar Joris van Severen en zijn beweging. En met hem mensen als Ernest Michel en Ernst Voorhoeve. De vraag waarom ze zich bij het Verdinaso aansloten krijgt een gedegen antwoord. Een andere vraag blijft open: deze waarom de vele andere jongkatholieken, die vanuit eenzelfde geestesingesteldheid ageerden, dat niet deden?

 

In het laatste essay van dit zestiende jaarboek komt andermaal Ruud Bruijns aan het woord. Hij gaat de evolutie na van Joris van Severens socialisme tussen 1914 en 1924. Volgens de auteur fungeerde het gegeven van de Russische revolutie voor Van Severen veeleer als een klankbord dat hem eerder confronteerde met de bolsjewistische methode dan wel met de bolsjewistische theorie. Die methode sprak hem aan; de marxistische theorie helemaal niet.

Het dit jaarboek afsluitend gedicht We zijn nog met veertig stamt andermaal van Hendrik Carette. Een beklijvend vers uit zijn recent bekroonde nieuwe bundel.

Tot zover een inhoudsoverzicht van ons 16e jaarboek, dat over 26 pagina’s verspreid geïllustreerd is met niet minder dan 56 tekstondersteunende illustraties.

_______________

N.a.v. Joris van Severen – zijn persoon, zijn gedachten, zijn invloed, zijn werk – jaarboek 16 (2012). Gen., ill., 208 pp., ISBN 9789076057149, Ledenprijs 29€; boekhandelprijs 35€.